Ik zou willen lachen, maar de lachspier zit op slot. Ik zou willen dansen, maar er klinkt geen muziek. Ik zou willen juichen, maar krijg mijn armen niet omhoog. Plat gezegd wordt ons leven dezer dagen grondig verpest door een despoetin met een ziekelijke hang naar macht. Nog platter gezegd, word ik dan weer blij van de sportwereld. Dat sport als metafoor van het leven in tijden van treurnis zorgt voor een beetje vreugde. Tegelijk heb ik in ruim vijftig jaar journalistiek ervaren hoe criminele wereldleiders de sport hebben misbruikt.
In 1978 versloegen Henk van Dorp en ik voor Vrij Nederland het wereldkampioenschap voetbal in het Argentinië van dictator Jorge Videla en ‘vader’ Jorge Zorreguieta. Op het moment dat het WK feestelijk werd geopend in hoofdstad Buenos Aires, sprak ik enige kilometers verder op het Plaza de Mayo de Dwaze Moeders, de wekelijks demonstrerende vrouwen die vreesden voor het leven van hun met geweld van huis gehaalde kinderen en kleinkinderen.
Twee jaar later, in 1980, liepen Henk en ik tijdens de Olympische Spelen van Moskou uren over het Rode Plein. We probeerden ons te informeren over het leven in een communistische dictatuur waarin Russen met een afwijkende mening naar de hel in de Goelag Archipel werden verbannen. Als we vorige eeuw voor ons werk in satellietstaten van de toenmalige Sovjet-Unie – landen als Polen, Tsjechoslowakije of de DDR – verbleven, stapte ik ’s ochtends rond half acht in een tram of trolleybus om de stad te zien ontwaken. Het voelde alsof in steden als Warschau, Praag en Oost- Berlijn nooit werd gelachen, alsof alleen maar somber kijkende vrouwen en mannen met broodtrommels op weg waren naar hun werk.
Tijdens de Koude Oorlog hadden Sovjet-leider Brezjnev, de Roemeense president Ceausescu en de Oost-Duitse dictator Honecker de waarde van sport ontdekt en promoveerden topsport tot het grootste propagandamiddel van hun zelfbenoemde heilstaat waar iedereen blij en niemand ongelukkig was. In de jacht op gouden medailles en daaraan gekoppelde roem voor de ‘alom geliefde’ communistische partijleiders werden vrouwelijke atleten blootgesteld aan dopingexperimenten, zoals het verplichte gebruik van mannelijke hormonen met baardgroei en onvruchtbaarheid tot gevolg.
Als scholier herinner ik me nog de Cubacrisis van 1962 toen een wereldoorlog dreigde als de Russische leider Chroesjtsjov zijn kernraketten op Cuba, vlak bij het Amerikaanse Florida, niet zou terugtrekken. Chroesjtsjov bond in.
Toen viel de Muur in 1989 en leken de Sovjet-satellietstaten zich langzaam los te maken van meer dan vijftig jaar staatsterreur. Met de Cubacrisis in het achterhoofd geloofde menig deskundige begin 2022 niet dat de Russische president Poetin de voormalige Sovjet-republiek Oekraïne zou binnenvallen. Zijn in vele ogen gestrooide zand doet veel pijn. In die actuele treurnis zorgen juist sporters voor een glimlach door hun verantwoordelijkheid te nemen, zich politiek te uiten en zich steeds meer bewust te zijn van hun invloed op jonge mensen.
We hadden al Black Lives Matter en spits Marcus Rashford van Manchester United als symbool voor sociale gelijkheid. Na de Russische inval toonden tientallen topsporters in de hele wereld, onder wie de beste voetballer van 2021 Robert Lewandowski, ten overvloede dat politiek en sport alles met elkaar te maken hebben. Eigenlijk zou je moeten zeggen: laat sport de sport, laat politiek de politiek. Maar als de politiek misdrijven pleegt, biedt de sport het noodzakelijke lichtpunt, is sport een wapen. Zodat we toch een beetje kunnen lachen, dansen en juichen.