“Hij is de enige niet-Nederlandse sporter van wie ik ooit fan ben geweest. In 2003 ben ik met een vriend op de gok naar Wimbledon gegaan om Sjeng Schalken de kwartfinale te zien spelen.
Tegenstander was ene Roger Federer, die hem vlot met 6-3, 6-4, 6-4 versloeg, waar wij niet blij mee waren. Maar we hadden wél de opkomst van de grootste tennisser aller tijden gezien, want Federer zou dat jaar voor het eerst – van zeven keer – Wimbledon winnen.
Naarmate hij meer prijzen ging winnen, is mijn waardering meer en meer gaan groeien. Want na elke gewonnen Grand Slam-titel werd hij alleen maar hongeriger. Bij zijn zevende Wimbledon-titel juichte hij harder dan bij zijn eerste. Mooi om te zien, en verrassend voor mij dat ik fan kon zijn van iemand die alles al gewonnen had en hoopte dat die kampioen wéér wint.
En ik ben de enige niet; op Wimbledon is de helft van het publiek voor Federer als hij tegen Andy Murray, Schot en thuisfavoriet, speelt. Ongelofelijk! Gaandeweg is hij een perfect boegbeeld geworden voor de tennissport. Wat een tennisgeneratie mogen wij meemaken: Federer, Rafael Nadal en Novak Djokovic; misschien de drie beste spelers ooit.
Eenmaal ben ik Roger Federer tegen het lijf gelopen. Letterlijk. Hij ging trainen op een bijbaan van Wimbledon, met een cap diep over zijn ogen getrokken en zijn hoofd naar beneden om daar onopgemerkt en ongestoord te kunnen komen. Ik herkende hem pas na onze kleine fysieke botsing. Toch apart…”