Word abonnee

Column

Oorlog

Column

Oorlog

door: Derk Sauer
17 maart 2022
3 tot 8 minuten lezen

Sport en politiek hebben sinds jaar en dag een moeizame verhouding. Denk alleen maar aan de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn toen de zwarte atleet Jesse Owens tijdens een evenement dat de suprematie van blanke ariërs moest aantonen, vier gouden medailles won. En vorige maand nog zagen we hoe tijdens de opening van de Olympische Winterspelen de twee grootste dictators van dit moment, de Russische president Poetin en zijn Chinese evenknie Xi Jinping, vrolijk samen met IOC-baas Thomas Bach op de tribune in Peking zaten.

Vier dagen na de sluitingsceremonie startte Poetin zijn oorlog tegen Oekraïne en spoelden in plaats van juichende sporters beelden van gebombardeerde ziekenhuizen, vluchtende mensen en platgegooide woonwijken onze huiskamers binnen. Op amper twee dagen rijden van Nederland zien we tienduizenden vluchtelingen. We dachten dat steden bombarderen en oorlog iets van de vorige eeuw was. Helaas weten we inmiddels beter.

Een grote vraag is hoe sporters en met name sportbonden zich moeten opstellen in zo’n oorlog. Waar trekken zij de grens? Die trekken de meesten in elk geval niet bij Poetins partner in crime Loekasjenko, de dictator van buurland Belarus. Na het bloedig neerslaan van de vreedzame protesten aldaar bleven internationale sportbonden vrolijk wedstrijden tegen en in dat land organiseren.

Zelfs toen sporters uit Wit-Rusland zich openlijk uitspraken tegen Loekasjenko en daardoor in de gevangenis belandden, leidde dat niet tot een internationale sport-boycot. In Peking mocht Belarus in tegenstelling tot Rusland doodleuk onder eigen vlag deelnemen. Dat had wat Rusland betreft overigens alleen te maken met de talrijke dopingschandalen in de Russische sport.

Gelukkig is na de Russische inval in Oekraïne ook voor de sportwereld de grens bereikt. Het Russische voetbalelftal zal ontbreken bij het WK in de ook alweer zo leuke dictatuur Qatar, Russische sportteams zijn uit de diverse Europa Cups gestoten. De ontwikkeling dat Russische sportploegen nergens meer welkom zijn, juich ik van harte toe. Sport is immers een belangrijk onderdeel van Poetins soft power machine. Met de Russische inval in Oekraïne zijn zoveel grenzen doorbroken, dat zwijgen of wegkijken geen optie meer is, dat het tijd is voor alleen keiharde acties.

De vraag is natuurlijk wat te doen met individuele Russische sporters die veelal zelf net als heel veel Russen faliekant tegen deze oorlog zijn. Neem het voorbeeld van de Russische tennisser Andrej Roeblev die na het bereiken van de finale van het ATP-toernooi in Dubai ‘no war, please’ op de cameralens schreef. Dit zeer krachtige en moedige statement ging de wereld over. Ik denk dat Rusland meer van zulke statements nodig heeft, dat we moeten toejuichen dat sporters in dit soort tijden van grote crisis hun verantwoordelijkheid als rolmodel nemen.

Sporters zijn als geen ander in staat de publieke opinie te keren. Daarom ben ik ertegen om alle Russische sporters uit te sluiten. Geef de sporters die een duidelijk statement tegen de oorlog maken, juist een podium. Nodig ze uit. Zet hen in het zonnetje.

Want elke Rus die zich nu durft uit te spreken, is dapper en stelt zijn toekomst en carrière in de waagschaal. Zij spreken waar zoveel anderen hetzelfde denken, maar zich niet durven te uiten. Deze oorlog is namelijk de oorlog van Poetin en niet de oorlog van de Russen.

Delen: