Word abonnee

Column

Poetin

Column

Poetin

door: Peter Heerschop
17 maart 2022
3 tot 8 minuten lezen

Ik kom uit een echt voetbalgezin, uit de sloppenwijken van Bussum. Wij woonden naast de velden van SDO, Samenspel Doet Overwinnen, door tegenstanders overigens omgedoopt in Stinkende Dames Onderbroeken. Daarmee is de clou van dit verhaal eigenlijk al verteld, maar dat is niet erg.

Wij waren zeer verbonden met de club. Mijn vader was jeugdvoorzitter, mijn moeder runde de kantine, mijn broer en ik speelden in de vertegenwoordigende jeugdteams en later in het eerste en mijn zus moest komen kijken. Er was in die tijd nog geen meisjesvoetbal.

Wij waren de helft van de week op de club en werden ook extra geacht om ons te gedragen. Mijn vader en moeder waren ook teamleiders van de pupillen. We gingen op de fiets naar uitwedstrijden. Op de club werden de banden nog even allemaal goed opgepompt. Als er onderweg een lekke band was, werd die door mijn moeder geplakt, maar er werd wel bij gezegd dat we vanaf de D-pupillen – nu onder 12 – dat zelf moesten kunnen.

Aangekomen bij de tegenstander moesten we ons helemaal gedragen. Dus gedag zeggen wie je tegenkwam, tegenstander een prettige wedstrijd wensen en het ook echt menen. Kousen omhoog en shirt in de broek. Geen commentaar op de scheidsrechter. Als we gewonnen hadden niet respectloos zijn naar de tegenstander en als we verloren hadden niet meteen elkaar de schuld geven.

Scheidsrechter bedanken en niet lopen piepen dat de grensrechter van de andere ploeg heel partijdig was, want dat wist je nu eenmaal. Samen douchen en elkaar niet uitlachen als de één er ‘anders’ uitzag dan de ander. Na het douchen de kleedkamer netjes achterlaten.

Ook heel belangrijk: je blijft met je handen van de spullen van anderen af. En altijd vrolijk terug op de fiets. Als vrienden. Want het is uiteindelijk maar een spelletje. Mijn vader was ook nog eens zelfbenoemd consul. Er was toen nog geen kunstgras. Hij bracht ons respect voor het gras bij. Nou ja, dat ging best wel dwingend.

Vooral bij de warming-up. Niemand mocht dan op de keeper na in de doelgebieden komen. Anders zou het gras daar te snel weg zijn. Elke zaterdag en zondag hoorde ik hem roepen: “Uit die doelgebieden!” Ik heb keepers gezien die ook de hele wedstrijd minimaal zes meter voor hun doel stonden.

Samenspelen. Dat was het belangrijkst. Ik hield erg van pingelen. Maar als ik dat deed, zei mijn vader: “Neem jij anders de volgende keer je eigen bal mee?”

Samen spelen. Dat hoorde er ook bij. Met elkaar naar de wedstrijd toeleven. Altijd op trainingen aanwezig zijn. Hard trainen. Er mocht, nee, er moest ook gelachen worden. En als het met een speler in het team niet goed ging, dan ging het met het hele team niet goed. Dus hielpen we elkaar.

Heel raar, maar in die tijd stapte je ook niet voor een klein bedrag en een paar voetbalschoenen over naar een andere club. Je was met je vrienden en dat stemde tevreden. Alleen als je echt heel veel beter was, mocht je naar een ‘hogere’ club. Maar ook als dat gebeurde, bleef je één van ons.

Ik zat hieraan te denken toen de oorlog in Oekraïne begon. Ik dacht: op wat voor club heeft Poetin gezeten? Wat zeiden zijn vader en moeder? Ik bedoel: als hij bij ons op de club had gezeten, dan was dit nooit gebeurd. Zeker niet met mijn vader en moeder.

Delen: