Het thema van de maandag gepresenteerde Helden Magazine is familie. In het kader van ons thema interviewden we onder meer Klaas-Jan Huntelaar die een zeer sterkte band heeft met zijn familie. Het werd een geweldige familiedag met hem, zijn vrouw Maddy en hun drie kinderen.
Het is ongelooflijk hoeveel invloed familie heeft op de prestaties van een sporter. Meestal in positieve zin, zoals bij Epke Zonderland, Ron Vlaar, Klaas-Jan Huntelaar en Ireen Wüst. Maar het kan ook helemaal verkeerd uitpakken met familie en de bemoeienissen. Ouders die soms nog wel het beste met hun kinderen voor hebben, maar veel te ver gaan in hun drang de kinderen te laten presteren.
Aan de inzet van mijn ouders heeft het niet gelegen
Zelf kom ik uit het type 'zeer hechte familie'. Er gaat eigenlijk geen dag voorbij dat ik mijn ouders níet spreek. En ik ben inmiddels al veertig. Ik denk dat ik gezegend ben met die familieband. Als ik aan vroeger terugdenk, aan mijn jeugd als voetbalster van het Nederlands jeugdteam, als enig meisje in de hoogste jeugdelftallen van SC Buitenveldert en tennisster uit de nationale top 20, heb ik vooral goede herinneringen.
Hooguit een paar mindere, zoals toen voor het oog van mijn moeder in een van de eerste wedstrijden bij de vrouwen mijn knie voor bijna eeuwig doormidden werd geschopt, mijn geleerde moeder na mijn doordringende gehuil het veld inliep omdat de scheidsrechter liet doorspelen en de wedstrijd door mijn moeders optreden werd gestaakt.
Aan de inzet van mijn ouders heeft het niet gelegen. Altijd stonden ze voor me klaar om me weer naar een of andere uithoek in Nederland te brengen voor een training of een toernooi. Meestal waren dat leuke trips en lieten mijn ouders me weten vooral trots te zijn. Maar als ik een keer niet lekker speelde, dan begrepen ze daar weinig van en dachten ze dat ik mijn best niet deed. Uiteraard leverde dat wrijving en irritatie op.
Zie hier de eng dunne lijn tussen wat wel of niet goed is voor kinderen
Ook dacht mijn vader heel even dat ik een betere tennisser kon worden, dan ikzelf dacht. Laat ik het zo zeggen: ik wist altijd al dat ik nooit op Wimbledon zou schitteren. Frits wist dat natuurlijk ook, maar hoopte denk ik stiekem toch dat ik een jaartje fulltime zou gaan spelen, al was het alleen maar om het te kunnen ervaren. Al sprak hij dat nooit uit.
Op het Nederlands kampioenschap onder 16 jaar in 1990 wisten 62 ouders heel zeker dat hun dochter prof zou worden. En bij de 31 dochters waren daar ook geen twijfels over. Die waren er gelukkig wel bij mijn ouders en mij. Zij en ik wisten toen al heel zeker dat ik geen Steffi Graf zou worden.
Van al die andere meiden heeft uiteindelijk ook niemand op Wimbledon getennist. Van hen is een aantal later zelfs bij een psycholoog beland en er zijn er ook die niet of nauwelijks meer contact met hun ouders hebben. Sommigen hebben nooit meer een racket aangeraakt. Zie hier de eng dunne lijn tussen wat wel of niet goed is voor kinderen en voor de familieband.