Word abonnee
Meer

Atletiek

Armand Duplantis legt de lat steeds hoger

Het is een beeld dat de atletiekwereld inmiddels kent: een doodstil stadion dat Armand Duplantis ogenschijnlijk moeiteloos over een nieuwe recordhoogte ziet zweven. Polsstokhoogspringen was lange tijd een niche binnen de atletiek, maar dankzij de Amerikaanse Zweed kijken er plots miljoenen mensen naar. Zijn optredens zijn evenementen op zich geworden waarbij de vraag elke keer is of hij nóg hoger kan. Tijd voor ons om eens in zijn leven te duiken. Van knutselwerk naar wereldrecord Armand ‘Mondo’ Duplantis werd geboren op 10 november 1999 en groeide op in een sportief gezin in de Amerikaanse stad Lafayette. Zijn vader was polsstokhoogspringer voor de Verenigde Staten en zijn moeder, die Zweeds is, speelde volleybal en is een voormalig meerkamp-atlete. Aan goede genen geen gebrek . In de achtertuin van het ouderlijk huis bouwde zijn vader een polsstokinstallatie waar Armand als kind urenlang oefende. Zijn carrière werd een ware familieaangelegenheid. Vader Greg, die nog steeds zijn coach is, gaf hem tips en moeder Helena coachte hem op het gebied van fitness en kracht. Daarnaast keek de jonge Duplantis uren naar zijn favoriete polsstokhoogspringer: Renaud Lavillenie. Hij sprong op zijn achtste al hoger dan veel tieners en brak op 15-jarige leeftijd al meerdere jeugdwereldrecords. Ondanks dat hij opgroeide in de Verenigde Staten koos hij ervoor om op het internationale podium voor Zweden uit te komen. De familie bracht de zomers door in het thuisland van zijn moeder en daar merkte hij hoe belangrijk atletiek voor het land is. [caption id="attachment_21638" align="alignnone" width="2560"] Armand Duplantis verbreekt het wereldrecord en wint goud op de Spelen in Parijs[/caption] Vooruitblik op het WK Op vijftienjarige leeftijd sprong hij al hoger dan de meeste senioren. En toen hij in 2020 als 20-jarige het wereldrecord brak, werd duidelijk dat hij een zeldzaam talent was. Records verbreken deed hij inmiddels al meer dan twaalf keer, vaak maar met één centimeter ten opzichte van zijn vorige wereldrecord. Niet gek als je bedenkt dat hij per wereldrecord een ‘wereldecordbonus’ krijgt die kan oplopen tot 100.000 dollar. Op 12 augustus verbeterde hij, tijdens de Diamond League wedstrijd in Boedapast, voor het laatst zijn wereldrecord van 6,28 naar 6,29 meter. Het WK atletiek 2025 belooft opnieuw een podium te worden voor Duplantis. De concurrentie is er, maar eerlijk is eerlijk: niemand lijkt in de buurt te komen van zijn niveau. De vraag is niet zozeer of hij wint, maar hoeveel risico hij durft te nemen. Gaat hij opnieuw proberen zijn eigen wereldrecord aan te scherpen? Meer lezen? Sifan Hassan: 'Ik ben geen Super Woman' Femke Bol: 'Ik wist niet eens dat ik zo hard kon' Tim Montgomery: 'Ik wilde maar één ding: dood'
Het is een beeld dat de atletiekwereld inmiddels kent: een doodstil stadion dat Armand Duplantis ogenschijnlijk moeiteloos over een nieuwe recordhoogte ziet zweven. Polsstokhoogspringen was lange tijd een niche binnen de atletiek, maar dankzij de Amerikaanse Zweed kijken er plots miljoenen mensen naar. Zijn optredens zijn evenementen op zich geworden waarbij de vraag elke keer is of hij nóg hoger kan. Tijd voor ons om eens in zijn leven te duiken. Van knutselwerk naar wereldrecord Armand ‘Mondo’ Duplantis werd geboren op 10 november 1999 en groeide op in een sportief gezin in de Amerikaanse stad Lafayette. Zijn vader was polsstokhoogspringer voor de Verenigde Staten en zijn moeder, die Zweeds is, speelde volleybal en is een voormalig meerkamp-atlete. Aan goede genen geen gebrek . In de achtertuin van het ouderlijk huis bouwde zijn vader een polsstokinstallatie waar Armand als kind urenlang oefende. Zijn carrière werd een ware familieaangelegenheid. Vader Greg, die nog steeds zijn coach is, gaf hem tips en moeder Helena coachte hem op het gebied van fitness en kracht. Daarnaast keek de jonge Duplantis uren naar zijn favoriete polsstokhoogspringer: Renaud Lavillenie. Hij sprong op zijn achtste al hoger dan veel tieners en brak op 15-jarige leeftijd al meerdere jeugdwereldrecords. Ondanks dat hij opgroeide in de Verenigde Staten koos hij ervoor om op het internationale podium voor Zweden uit te komen. De familie bracht de zomers door in het thuisland van zijn moeder en daar merkte hij hoe belangrijk atletiek voor het land is. [caption id="attachment_21638" align="alignnone" width="2560"] Armand Duplantis verbreekt het wereldrecord en wint goud op de Spelen in Parijs[/caption] Vooruitblik op het WK Op vijftienjarige leeftijd sprong hij al hoger dan de meeste senioren. En toen hij in 2020 als 20-jarige het wereldrecord brak, werd duidelijk dat hij een zeldzaam talent was. Records verbreken deed hij inmiddels al meer dan twaalf keer, vaak maar met één centimeter ten opzichte van zijn vorige wereldrecord. Niet gek als je bedenkt dat hij per wereldrecord een ‘wereldecordbonus’ krijgt die kan oplopen tot 100.000 dollar. Op 12 augustus verbeterde hij, tijdens de Diamond League wedstrijd in Boedapast, voor het laatst zijn wereldrecord van 6,28 naar 6,29 meter. Het WK atletiek 2025 belooft opnieuw een podium te worden voor Duplantis. De concurrentie is er, maar eerlijk is eerlijk: niemand lijkt in de buurt te komen van zijn niveau. De vraag is niet zozeer of hij wint, maar hoeveel risico hij durft te nemen. Gaat hij opnieuw proberen zijn eigen wereldrecord aan te scherpen? Meer lezen? Sifan Hassan: 'Ik ben geen Super Woman' Femke Bol: 'Ik wist niet eens dat ik zo hard kon' Tim Montgomery: 'Ik wilde maar één ding: dood'

Atletiek

Tim Montgomery: ‘Ik wilde maar één ding: dood’

Hij liep twintig jaar terug het wereldrecord op de 100 meter en verdiende geld als water. Tim Montgomery (47) had alles. En raakte het ook allemaal kwijt. Geschorst vanwege doping en langdurig de gevangenis in vanwege fraude en drugsbezit. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Tegenover Helden deed hij in aanloop naar de WK atletiek van 2022 zijn verhaal. We blikken terug. Het is een doordeweekse ochtend. Tim Montgomery zit thuis aan de keukentafel in zijn woonplaats Gainesville, Florida. Normaal zou hij op dit vroege tijdstip al aanwezig zijn geweest op zijn eigen sportschool NUMA Speed om de eerste bezoekers welkom te heten en zijn trainingslessen voor te bereiden. Maar voor het interview zit hij liever in een rustige omgeving waar hij ongestoord kan praten over de talrijke misstappen die hij beging en over de bijzondere wendingen in zijn leven. In het gesprek met Montgomery is de lach nooit ver weg. De humor en de zelfspot hebben hem in de achterliggende moeilijke jaren overeind gehouden. De lach is voor hem een harnas, een wapen tegen de pijn, zegt hij. “Soms huil ik nog steeds, ’s nachts. Ik heb er een puinhoop van gemaakt. Mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik heb spijt, maar het is triest dat ik pas tot inkeer kwam toen het te laat was. Daar zal ik mee moeten leren leven. Tegelijkertijd ben ik gelukkig en dankbaar voor waar ik nu sta.” Want Montgomery heeft de 100 meter altijd gezien als een metafoor voor het leven. “Mijn ouders hebben me gemaakt en opgevoed, maar ik stond altijd in mijn eentje aan de startlijn. Het was mijn leven, het waren mijn keuzes. En dus was het mijn schuld dat dingen verkeerd zijn gelopen.” Na een valse start heeft Montgomery opnieuw plaatsgenomen in de blokken en is hij vastbesloten onderweg niet opnieuw te struikelen. “Ik wil mezelf eerst graag verontschuldigen,” trapt hij zelf het gesprek af, “tegenover alle kinderen die fan van mij waren, alle mensen die fan waren van de atletiek en dat misschien nog steeds zijn en alle mensen die in mij geloofden. Ik verontschuldig me omdat ik hun vertrouwen heb beschaamd en het verkeerde voorbeeld heb gegeven. Maar de atletiekorganisaties zijn net zo goed aan al deze mensen excuses verschuldigd. Want in de atletiek is niets georganiseerd. Het is ieder voor zich. En wanneer je als atleet mentaal kwetsbaar bent en de verkeerde mensen om je heen hebt, dan kan het snel verkeerd gaan. Zoals bij mij.” Donkere kant Eerst terug naar zijn spreekwoordelijke valse start. Oftewel, naar het vorige leven van Timothy Montgomery. Hij groeide op in Gaffney, South-Carolina, als zoon van een Vietnam-veteraan. Thuis stond discipline hoog in het vaandel, maar de jonge Tim hield toen al van living on the edge. Hij was vaak op straat te vinden, waar zijn natuurlijk snelheid iedereen opviel. Op zijn twaalfde rende hij voor geld tegen jongens die tweemaal zo oud waren. Zijn ‘agent’ was een drugshandelaar, die in Tim de ideale drugsbezorger zag. “Als de politie om de hoek kwam, rende ik weg met de drugs. Het was een spel voor ons: wij tegen de politie.” Op de atletiekbaan maakte hij op een sportieve manier furore. Hij kreeg een beurs en verhuisde naar de aansprekende universiteit van Norfolk State in Virginia. In 1994 haalde hij er de recordboeken door als eerste tiener op de 100 meter, weliswaar geholpen door iets te veel rugwind, binnen de magische grens van tien seconden te blijven. Hij liep 9,96. Twee jaar later had hij al olympisch zilver op zak, gewonnen in Atlanta als estafetteloper op de 4x100 meter. Zijn bekendheid nam toe en de lucratieve contracten kwamen binnen. Tim vat die periode bondig samen: “Van een trackstar werd ik een rockstar.” De kentering kwam in 1998. Geleid door grenzeloze ambitie maakte Tim de overstap naar de succesvolle trainingsgroep van coach Trevor Graham in North-Carolina, waar ook Marion Jones deel van uitmaakte. Hij keek om zich heen en wist niet wat hij zag. “Het opende mijn ogen. Ik zag wat ik al die jaren ervoor niet gezien had: de donkere kant van de atletiek. En toen mij de vraag werd gesteld of dit was wat ik ook wilde, zei ik volmondig: ja, ik wil.” Tim kwam via Graham in 2001 in contact met Victor Conte, de man die de geschiedenis in zou gaan als de man achter het BALCO-schandaal. BALCO was een Amerikaans laboratorium, opgericht door Conte, dat hoofdzakelijk aansprekende Amerikaanse sporters voorzag van de anabole steroïde THG (Tetrahydrogestrinon). THG werd ook wel ‘The Clear’ genoemd, als verwijzing naar het feit dat het toen nog niet traceerbaar was. Toen Tim werd benaderd door Conte voelde dat bijna als een voorrecht, als een blijk van erkenning, een teken dat hij serieus genomen werd. Tim hapte meteen toe. Er werd zelfs een project opgetuigd speciaal voor hem, project World Record, met Charlie Francis als speciale adviseur. Francis was de oud-coach van Ben Johnson, de atleet die in 1988 in een wereldrecord naar olympisch goud snelde in Seoul, maar zijn medaille al snel weer in moest leveren toen anabole steroïden in zijn urine werden aangetroffen. Tim: “Het maakte me niet uit of ik eraan zou sterven. Alles wat ik wilde was snelheid. Snelheid en macht.” In 2000 maakte hij deel uit van het gouden estafetteteam op de Spelen in Sydney, maar zijn sportieve hoogtepunt beleefde hij in september in 2002, toen hij bij de Grand Prix van Parijs met een tijd van 9,78 seconden het wereldrecord van zijn landgenoot Maurice Greene uit de boeken liep. Het record werd bekroond met een zoen voor de tv-camera’s van Marion Jones, die hen typeerde als het snelste koppel uit de geschiedenis. Met Jones had hij inmiddels een relatie. Een jaar later kregen ze een zoon, Monty. Mooier zou het niet meer worden. De donkere wolken kwamen in datzelfde jaar toen de BALCO-affaire aan het licht kwam en ook Montgomery van doping werd beschuldigd. In 2005 werd hij schuldig bevonden door het onafhankelijke Court of Arbitration in Lausanne en voor twee jaar geschorst. De behaalde titels en records werden hem afgenomen en Montgomery gooide de handdoek in de ring, als atleet. ‘Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had’ De geldverslindende juridische procedures voor zijn verdediging hadden hem nog dieper in de problemen gebracht. Tim had in zijn succesvolle jaren bovendien allesbehalve zuinig geleefd en geen financiële reserves opgebouwd. Vrienden wezen hem de weg naar het snelle geld. Tim keerde terug in het criminele circuit. Hij cashte ongedekte cheques en ging in de drugshandel. Voor beide vergrijpen werd hij gearresteerd en hij kreeg celstraffen opgelegd van in totaal bijna negen jaar. “Ik had gevraagd hoe ik snel en makkelijk aan veel geld kon komen. Het antwoord was: heroïne. Dus dat ging ik handelen. Zonder er verder over na te denken. Ik kwam pas tot inkeer toen ik werd gepakt en hoorde wat het spul allemaal deed en welke straf mij boven het hoofd hing. Toen wilde ik maar één ding: dood. Ik wilde er een eind aan maken.” Bijna vijf jaar bracht hij door achter tralies, in verschillende gevangenissen. Van plekken waar volgens hem bijna iedere dag wel een steekpartij of ander incident was, tot de minimaal beveiligde staatsgevangenis van Alabama. In oktober 2009 trad hij in de gevangenis in het huwelijk met Jamalee, de vrouw die na zijn scheiding van Marion Jones opnieuw in zijn leven was gekomen. De plechtigheid voltrok zich in het bijzijn van zijn kinderen en een selecte groep medegevangenen, in de meeste gevallen mensen die hij trainde. “Het was mooi. Er was muziek, er werd gedanst.” Lachend: “En daarna ging zij naar huis en ik niet.” Herboren Het nieuwe leven van Tim Montgomery begon in mei 2012, op de dag dat hij de gevangenis uitliep in Montgomery, het stadje in Alabama dat zijn naam draagt. Slechts 400 dollar had hij op zak, verdiend met het vegen van bladeren, zijn betaalde baantje tijdens zijn detentie. “Die dag was de mooiste dag van mijn leven. Dat was het echt. Het voelde alsof ik herboren was. Ik keerde terug in de maatschappij. Een nieuw leven, een tweede kans.” Hij laat bewust een korte pauze vallen. “En toen keerde ik met een harde klap terug in de realiteit.” Want een sprookje was het geenszins, zijn terugkeer in de maatschappij. “Ik kreeg een reclasseringsambtenaar toegewezen, die bij me thuiskwam en al mijn kasten en laden doorzocht. Die me erop wees dat ik voorwaardelijk vrij was, maar dat één foutje genoeg was om me weer terug in de gevangenis te krijgen. Ik had een meldingsplicht en droeg maandenlang een enkelband. Dat gevoel was verschrikkelijk.” Zijn ervaringen als topsprinter hielpen hem door die moeilijke periode heen. “Ik zag het als de eerste ronde op een groot toernooi. Die eerste ronde moest ik overleven om verder te komen. Ik moest kalm blijven, presteren en niet bang zijn. Op de atletiekbaan, maar ook in de gevangenis heb ik tegenstanders gehad die me probeerden te intimideren, die alles hadden gedaan om mij te verslaan. Die ervaringen hebben mij gemaakt tot de man die ik nu ben. Ik voelde me vaak als David, de herder die tegen leeuwen, beren en andere beesten had gevochten. Ik was voor niemand meer bang. Ook niet voor Goliath.” Tim ging eerst aan de slag in de bouw. “Ik weet nog dat ik op een ladder stond en voor een raam bezig was met het repareren van een dakgoot. De vrouw des huizes keek me vanachter het raam aan alsof ik een gluurder was.” Lachend: “Ik weet zeker dat ze niet wist dat ik Tim Montgomery was, voorheen de snelste man op de planeet.” Hij was er al snel achter dat dit werk niets voor hem was. Het alternatief beviel hem beter: hij ging privétrainingen geven in het park. Eerst aan één klant, voor 25 dollar per uur. Daarna aan twee. En vervolgens begon het te groeien. “Ik kwam op het juiste moment de goede mensen tegen. Mensen die in me durfden te investeren en in me geloofden. Ondanks alles. Het was als een sneeuwbal. Ik ben zo dankbaar voor waar ik nu sta en wie ik ben geworden.” Grote blur Alle ervaringen in het leven hebben hem gevormd. “Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik een geschenk ben. Ieder mens is bijzonder en waardevol, los van de records die hij of zij vestigt of van de prestaties die hij of zij levert. Ik heb in de gevangenis de tijd gehad om daarover na te denken. Het leven is kostbaar. Vroeger stond ik daar nooit bij stil. Ik leefde in het moment. Of zelfs dat niet eens. Ik ben op Olympische Spelen geweest, heb de mooiste steden ter wereld bezocht, heb records gelopen en medailles gewonnen. Maar in mijn hoofd was het één grote blur, een wazige massa. Ik vond alles vanzelfsprekend, kwam bij wedstrijden of toernooien vaak niet eens mijn kamer uit. Ik ging geen plekken bezichtigen, het interesseerde me niet. De eersteklas tickets, de vijfsterrenhotels, de dure horloges, ik vond het allemaal normaal. O man, ik zou graag terug in de tijd willen en alles over doen. Als mensen zeggen dat ze nergens spijt van hebben in hun leven, dan zijn ze niet goed bij hun hoofd. Ik heb van heel veel dingen spijt en probeer me weleens te herinneren hoe het er in Brussel, Zürich en Rome uitzag. Ik zou het je niet kunnen vertellen. Van Hengelo herinner ik me alleen dat het er koud en nat was, en dat ik in de modder naar de baan moest lopen. Maar geloof me, ik zou er graag weer heen willen en het nog eens willen meemaken. De modder en de regen.” ‘Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan. Ze waren zo trots. En later kregen ze alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die crimineel’ Wat is je grootste fout geweest? “Mijn grootste fout is geweest dat ik mensen geloofde die niet het beste met mij voor hadden. De coach is in het leven van een atleet de belangrijkste figuur. Die vertrouw je, die volg je blindelings. Alles wat hij op papier zet, moet een bijdrage leveren om van jou de snelste persoon ter wereld te maken. Dus als hij vindt dat je testosteron, epo, groeihormoon of THG moet gebruiken... Negen van de tien keer doe je dat dan. We denken allemaal van onszelf dat we een eigen wil hebben, maar die eigen wil heeft een limiet. Er is altijd wel iemand die jou zover kan krijgen dat je dingen doet die je eigenlijk niet zou moeten doen. Waarom? Omdat jouw wil niet sterk genoeg is. Dat was bij mij het geval. En ik betaal er de rest van mijn leven een prijs voor.” Zijn belangrijkste les is de naam van zijn sportschool geworden. NUMA Speed dus. NUMA staat voor Never Under My Ability. Oftewel, onderschat nooit je eigen mogelijkheden. “Je kunt meer dan je denkt. Dat geldt voor iedereen. Succes heeft met mentale gezondheid en toewijding te maken. Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had, er alles voor gedaan en gelaten had. Ieder moment in je leven, hoe kort of onbeduidend ook, is een kans om te leren. Ik heb onderschat wie ik zou kunnen worden. Je kunt meer dan je denkt. Je moet ervoor zorgen dat mensen je niet onderschatten en vooral jezelf niet onderschatten. Want als je in je hoofd denkt dat je iets niet kunt, dan zal het je ook niet lukken. Dat zinnetje, Never Underestimate My Ability, kwam in de gevangenis in mijn hoofd en is er nooit meer uitgegaan. NUMA staat in het Hebreeuws voor lucht, voor licht, en heeft voor mij een bijzondere betekenis. Dit is wat ik iedereen probeer mee te geven, van vijf- tot 78-jarigen.” Het prachtige complex van NUMA Speed, met zowel binnen als buitenfaciliteiten, is zijn grote trots. Het bewijs dat hij zijn tweede kans in het leven gegrepen heeft. “Als ik moet schatten is het nu zo’n 750.000 dollar waard. Niet slecht hè, voor iemand die met 400 dollar begonnen is...” Spijt Tim begeleidt bij NUMA Speed inmiddels zo’n 200 mensen. Van kinderen tot bejaarden. Van professionele sporters, met name American footballers uit de NFL, tot huisvrouwen. En van zakenmensen tot oudere mensen met kanker die beweging nodig hebben om sterker te worden. “Met hen wandel ik soms alleen, dan praten we en vertel ik hen mijn verhaal.” Er gaat een louterende werking uit van contact met mensen die hem om hulp vragen, ervaart hij. “Ik voel me bevoorrecht als ik voor mensen het verschil kan maken.” Zoals bij Max, een jongetje dat al sinds zijn vierde mank liep en altijd een brace droeg. Tim werkte met Max gedisciplineerd aan zijn kracht en flexibiliteit, maar vooral aan zijn zelfvertrouwen. “Het mooiste moment voor zowel Max als mij was dat hij weer zonder brace durfde te rennen.” Dit werk klinkt veel betekenisvoller dan wat je deed als actief atleet. Geeft het ook meer voldoening? “Honderd procent. Als topsporter denk je sowieso alleen maar aan jezelf. Ik won zoveel en stond zo vaak op het podium, dat het mij weinig meer deed. Dit doet alles met me. En weet je wat ik nog het mooiste van alles vind en waar ik het meest dankbaar voor ben? Dat deze mensen me vertrouwen. Ondanks alles. Laten we eerlijk zijn, als mensen mijn naam googlen, dan denken ze als eerste toch: mijn God, bij dat figuur moet ik zo ver mogelijk uit de buurt blijven. Weet je, vroeger vond ik Google geweldig. Als je op mijn naam zocht, kwam je mooie dingen tegen. Overwinningen, records. Het maakte me trots. Tegenwoordig is Google bepaald niet meer mijn vriend. Aan de andere kant is dat juist goed voor mij geweest. Het heeft me gedwongen erover te praten. Voordat ouders hun kinderen aan me toevertrouwen, willen ze weten hoe ik in het leven sta. Logisch. Met iedereen die bij mij komt trainen heb ik vooraf ook een intakegesprek en daarin leg ik alles op tafel. Daarna is het aan hen om te bepalen wat ze doen. Het maakt me nederig als mensen mij vervolgens toch in hun hart sluiten en vertrouwen. Mijn woord is voor hen bijna als de Bijbel. Want ze volgen mij, doen wat ik zeg. Vooraf was ik bang dat mensen me zouden zien als een monster, als een slecht persoon. En geloof me, er zijn genoeg mensen die me zo zagen of zien. Maar juist mensen die me hiervoor niet kenden, geven niet om wat er gebeurd is en beoordelen me op het hier en nu. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zie het ook als een wonder van God.” Ben je altijd gelovig geweest? “Mijn moeder was heel gelovig. Als kleine jongen moest ik van haar altijd mee naar de kerk en als ik stil zat en luisterde, kreeg ik na afloop een ijsje. Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan met alles wat ik gedaan heb. Je moet je voorstellen: in de goede jaren werden ze op straat altijd aangesproken over mijn prestaties. Ik was the fastest kid of the world en zij waren mijn ouders. Ze waren zo trots. En later kregen ze op straat alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die dopingzondaar, de drugsdealer, de crimineel. Ik probeer mijn ouders nu iedere dag te laten zien dat ik spijt heb en mijn leven heb gebeterd. Mijn fouten hadden ook niets met mijn opvoeding te maken. Ik was gedreven en te competitief en vooral te eigenwijs. Ik had mijn ouders om raad moeten vragen, maar dat heb ik nooit gedaan. En de mensen om me heen wezen me niet terecht als ik uit de bocht vloog. Als je succesvol bent, hoeft dat ook niet. Dan hoeft niemand je meer iets te vertellen. Althans, dat denk je dan. Daarom maken zoveel jonge sporters dezelfde fouten.” Eyeopener Zijn huwelijk met Jamalee heeft geen standgehouden. Tim is vader van vijf kinderen. Allen zijn ze in meer of mindere mate getalenteerd, getuige de tijden die ze lopen. En Monty, de zoon uit zijn eerdere huwelijk met Marion Jones, is volgens hem zelfs van de buitencategorie. Lachend: “Wat ze alle vijf gemeen hebben, is dat ze sneller willen zijn dan ik. Vroeg of laat wordt dat ruzie...” Met Monty heeft hij op dit moment geen contact, met zijn andere kinderen praat hij over de fouten die hij maakte. “Ik hoop dat zij leren van mijn fouten. Ze hebben hun eigen karakter en maken hun eigen keuzes. Ik weet niet wat ze ervoor over hebben om kampioen te worden, maar ik geef ze wel mee dat ze de goede dingen moeten doen. En dat als ze de verkeerde dingen doen, het vroeg of laat misgaat." Dat houdt hij ook de profsporters voor die hij bij NUMA Speed begeleidt. “Want ambitie maakt soms blind. En ik wil degene zijn die hen de ogen opent. De persoon die ik zelf in mijn carrière heb gemist.” Wat is nu nog jouw grootste doel in het leven? “Ik wil als coach succesvol zijn, met atleten winnen op de Olympische Spelen of een wereldrecord vestigen. Maar minstens zo belangrijk vind ik het om er te zijn voor mijn familie en mijn kinderen. Daarnaast wil ik jonge sporters helpen. Want zeker de atletieksport blijft een gevaarlijke en hypocriete wereld. Ook daarom ben ik nu zo openhartig. Mijn verhaal is hopelijk een eyeopener voor anderen.” Helden Magazine 62 Het verhaal van Tim Montgomery komt voort uit Helden Magazine 62. In deze dubbeldikke editie schittert naast Vivianne Miedema, Ruud Gullit op de cover. Gullit spreekt zich uit over Max Verstappen, Marco van Basten, Louis van Gaal, Erik ten Hag, Ronald Koeman, Virgil van Dijk, Memphis Depay en de Black Lives Matter-discussie. De Oranje Leeuwinnen gaan in Engeland proberen hun Europese titel van 2017 te prolongeren. In het EK vrouwenvoetbal gedeelte spraken we met Dominique Janssen, Jackie Groenen, Jill Roord & Lynn Wilms, Shanice van der Sanden en bondscoach Mark Parsons. In Helden Magazine 62 lees je nog meer interviews en reportages over voetbal. Een gesprek met Luis Sinisterra en zijn trotse moeder. Trainer en oud-voetballer Wim Jonk over Johan Cruijff, Louis van Gaal en Dennis Bergkamp, Molukse voetbalhelden Simon Tahamata & Jack Soumaru én keeper van landskampioen Ajax: Remko Pasveer. Ook spraken we de in korte tijd uitgegroeide boegbeeld van de Nederlandse atletiek: Femke Bol, blikken we samen met drievoudig olympisch kampioen, hockeyster Lidewij Welten en een gesprek met Thomas Dekker over een leven van vallen en opstaan. Daarnaast nemen we de carrière door van mountainbike pionier Bart Brentjes en is Jetze Plat een voorbeeld voor velen. Verder is Cees Bol sprinter bij Team DSM en is Lewis Hamilton de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Victoria Koblenko daarnaast interviewde Mister Nice Guy en marathonloper Björn Koreman én hockeyster Marijn Veen vertelt over de moeilijke tijd in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 62 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Hij liep twintig jaar terug het wereldrecord op de 100 meter en verdiende geld als water. Tim Montgomery (47) had alles. En raakte het ook allemaal kwijt. Geschorst vanwege doping en langdurig de gevangenis in vanwege fraude en drugsbezit. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Tegenover Helden deed hij in aanloop naar de WK atletiek van 2022 zijn verhaal. We blikken terug. Het is een doordeweekse ochtend. Tim Montgomery zit thuis aan de keukentafel in zijn woonplaats Gainesville, Florida. Normaal zou hij op dit vroege tijdstip al aanwezig zijn geweest op zijn eigen sportschool NUMA Speed om de eerste bezoekers welkom te heten en zijn trainingslessen voor te bereiden. Maar voor het interview zit hij liever in een rustige omgeving waar hij ongestoord kan praten over de talrijke misstappen die hij beging en over de bijzondere wendingen in zijn leven. In het gesprek met Montgomery is de lach nooit ver weg. De humor en de zelfspot hebben hem in de achterliggende moeilijke jaren overeind gehouden. De lach is voor hem een harnas, een wapen tegen de pijn, zegt hij. “Soms huil ik nog steeds, ’s nachts. Ik heb er een puinhoop van gemaakt. Mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik heb spijt, maar het is triest dat ik pas tot inkeer kwam toen het te laat was. Daar zal ik mee moeten leren leven. Tegelijkertijd ben ik gelukkig en dankbaar voor waar ik nu sta.” Want Montgomery heeft de 100 meter altijd gezien als een metafoor voor het leven. “Mijn ouders hebben me gemaakt en opgevoed, maar ik stond altijd in mijn eentje aan de startlijn. Het was mijn leven, het waren mijn keuzes. En dus was het mijn schuld dat dingen verkeerd zijn gelopen.” Na een valse start heeft Montgomery opnieuw plaatsgenomen in de blokken en is hij vastbesloten onderweg niet opnieuw te struikelen. “Ik wil mezelf eerst graag verontschuldigen,” trapt hij zelf het gesprek af, “tegenover alle kinderen die fan van mij waren, alle mensen die fan waren van de atletiek en dat misschien nog steeds zijn en alle mensen die in mij geloofden. Ik verontschuldig me omdat ik hun vertrouwen heb beschaamd en het verkeerde voorbeeld heb gegeven. Maar de atletiekorganisaties zijn net zo goed aan al deze mensen excuses verschuldigd. Want in de atletiek is niets georganiseerd. Het is ieder voor zich. En wanneer je als atleet mentaal kwetsbaar bent en de verkeerde mensen om je heen hebt, dan kan het snel verkeerd gaan. Zoals bij mij.” Donkere kant Eerst terug naar zijn spreekwoordelijke valse start. Oftewel, naar het vorige leven van Timothy Montgomery. Hij groeide op in Gaffney, South-Carolina, als zoon van een Vietnam-veteraan. Thuis stond discipline hoog in het vaandel, maar de jonge Tim hield toen al van living on the edge. Hij was vaak op straat te vinden, waar zijn natuurlijk snelheid iedereen opviel. Op zijn twaalfde rende hij voor geld tegen jongens die tweemaal zo oud waren. Zijn ‘agent’ was een drugshandelaar, die in Tim de ideale drugsbezorger zag. “Als de politie om de hoek kwam, rende ik weg met de drugs. Het was een spel voor ons: wij tegen de politie.” Op de atletiekbaan maakte hij op een sportieve manier furore. Hij kreeg een beurs en verhuisde naar de aansprekende universiteit van Norfolk State in Virginia. In 1994 haalde hij er de recordboeken door als eerste tiener op de 100 meter, weliswaar geholpen door iets te veel rugwind, binnen de magische grens van tien seconden te blijven. Hij liep 9,96. Twee jaar later had hij al olympisch zilver op zak, gewonnen in Atlanta als estafetteloper op de 4x100 meter. Zijn bekendheid nam toe en de lucratieve contracten kwamen binnen. Tim vat die periode bondig samen: “Van een trackstar werd ik een rockstar.” De kentering kwam in 1998. Geleid door grenzeloze ambitie maakte Tim de overstap naar de succesvolle trainingsgroep van coach Trevor Graham in North-Carolina, waar ook Marion Jones deel van uitmaakte. Hij keek om zich heen en wist niet wat hij zag. “Het opende mijn ogen. Ik zag wat ik al die jaren ervoor niet gezien had: de donkere kant van de atletiek. En toen mij de vraag werd gesteld of dit was wat ik ook wilde, zei ik volmondig: ja, ik wil.” Tim kwam via Graham in 2001 in contact met Victor Conte, de man die de geschiedenis in zou gaan als de man achter het BALCO-schandaal. BALCO was een Amerikaans laboratorium, opgericht door Conte, dat hoofdzakelijk aansprekende Amerikaanse sporters voorzag van de anabole steroïde THG (Tetrahydrogestrinon). THG werd ook wel ‘The Clear’ genoemd, als verwijzing naar het feit dat het toen nog niet traceerbaar was. Toen Tim werd benaderd door Conte voelde dat bijna als een voorrecht, als een blijk van erkenning, een teken dat hij serieus genomen werd. Tim hapte meteen toe. Er werd zelfs een project opgetuigd speciaal voor hem, project World Record, met Charlie Francis als speciale adviseur. Francis was de oud-coach van Ben Johnson, de atleet die in 1988 in een wereldrecord naar olympisch goud snelde in Seoul, maar zijn medaille al snel weer in moest leveren toen anabole steroïden in zijn urine werden aangetroffen. Tim: “Het maakte me niet uit of ik eraan zou sterven. Alles wat ik wilde was snelheid. Snelheid en macht.” In 2000 maakte hij deel uit van het gouden estafetteteam op de Spelen in Sydney, maar zijn sportieve hoogtepunt beleefde hij in september in 2002, toen hij bij de Grand Prix van Parijs met een tijd van 9,78 seconden het wereldrecord van zijn landgenoot Maurice Greene uit de boeken liep. Het record werd bekroond met een zoen voor de tv-camera’s van Marion Jones, die hen typeerde als het snelste koppel uit de geschiedenis. Met Jones had hij inmiddels een relatie. Een jaar later kregen ze een zoon, Monty. Mooier zou het niet meer worden. De donkere wolken kwamen in datzelfde jaar toen de BALCO-affaire aan het licht kwam en ook Montgomery van doping werd beschuldigd. In 2005 werd hij schuldig bevonden door het onafhankelijke Court of Arbitration in Lausanne en voor twee jaar geschorst. De behaalde titels en records werden hem afgenomen en Montgomery gooide de handdoek in de ring, als atleet. ‘Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had’ De geldverslindende juridische procedures voor zijn verdediging hadden hem nog dieper in de problemen gebracht. Tim had in zijn succesvolle jaren bovendien allesbehalve zuinig geleefd en geen financiële reserves opgebouwd. Vrienden wezen hem de weg naar het snelle geld. Tim keerde terug in het criminele circuit. Hij cashte ongedekte cheques en ging in de drugshandel. Voor beide vergrijpen werd hij gearresteerd en hij kreeg celstraffen opgelegd van in totaal bijna negen jaar. “Ik had gevraagd hoe ik snel en makkelijk aan veel geld kon komen. Het antwoord was: heroïne. Dus dat ging ik handelen. Zonder er verder over na te denken. Ik kwam pas tot inkeer toen ik werd gepakt en hoorde wat het spul allemaal deed en welke straf mij boven het hoofd hing. Toen wilde ik maar één ding: dood. Ik wilde er een eind aan maken.” Bijna vijf jaar bracht hij door achter tralies, in verschillende gevangenissen. Van plekken waar volgens hem bijna iedere dag wel een steekpartij of ander incident was, tot de minimaal beveiligde staatsgevangenis van Alabama. In oktober 2009 trad hij in de gevangenis in het huwelijk met Jamalee, de vrouw die na zijn scheiding van Marion Jones opnieuw in zijn leven was gekomen. De plechtigheid voltrok zich in het bijzijn van zijn kinderen en een selecte groep medegevangenen, in de meeste gevallen mensen die hij trainde. “Het was mooi. Er was muziek, er werd gedanst.” Lachend: “En daarna ging zij naar huis en ik niet.” Herboren Het nieuwe leven van Tim Montgomery begon in mei 2012, op de dag dat hij de gevangenis uitliep in Montgomery, het stadje in Alabama dat zijn naam draagt. Slechts 400 dollar had hij op zak, verdiend met het vegen van bladeren, zijn betaalde baantje tijdens zijn detentie. “Die dag was de mooiste dag van mijn leven. Dat was het echt. Het voelde alsof ik herboren was. Ik keerde terug in de maatschappij. Een nieuw leven, een tweede kans.” Hij laat bewust een korte pauze vallen. “En toen keerde ik met een harde klap terug in de realiteit.” Want een sprookje was het geenszins, zijn terugkeer in de maatschappij. “Ik kreeg een reclasseringsambtenaar toegewezen, die bij me thuiskwam en al mijn kasten en laden doorzocht. Die me erop wees dat ik voorwaardelijk vrij was, maar dat één foutje genoeg was om me weer terug in de gevangenis te krijgen. Ik had een meldingsplicht en droeg maandenlang een enkelband. Dat gevoel was verschrikkelijk.” Zijn ervaringen als topsprinter hielpen hem door die moeilijke periode heen. “Ik zag het als de eerste ronde op een groot toernooi. Die eerste ronde moest ik overleven om verder te komen. Ik moest kalm blijven, presteren en niet bang zijn. Op de atletiekbaan, maar ook in de gevangenis heb ik tegenstanders gehad die me probeerden te intimideren, die alles hadden gedaan om mij te verslaan. Die ervaringen hebben mij gemaakt tot de man die ik nu ben. Ik voelde me vaak als David, de herder die tegen leeuwen, beren en andere beesten had gevochten. Ik was voor niemand meer bang. Ook niet voor Goliath.” Tim ging eerst aan de slag in de bouw. “Ik weet nog dat ik op een ladder stond en voor een raam bezig was met het repareren van een dakgoot. De vrouw des huizes keek me vanachter het raam aan alsof ik een gluurder was.” Lachend: “Ik weet zeker dat ze niet wist dat ik Tim Montgomery was, voorheen de snelste man op de planeet.” Hij was er al snel achter dat dit werk niets voor hem was. Het alternatief beviel hem beter: hij ging privétrainingen geven in het park. Eerst aan één klant, voor 25 dollar per uur. Daarna aan twee. En vervolgens begon het te groeien. “Ik kwam op het juiste moment de goede mensen tegen. Mensen die in me durfden te investeren en in me geloofden. Ondanks alles. Het was als een sneeuwbal. Ik ben zo dankbaar voor waar ik nu sta en wie ik ben geworden.” Grote blur Alle ervaringen in het leven hebben hem gevormd. “Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik een geschenk ben. Ieder mens is bijzonder en waardevol, los van de records die hij of zij vestigt of van de prestaties die hij of zij levert. Ik heb in de gevangenis de tijd gehad om daarover na te denken. Het leven is kostbaar. Vroeger stond ik daar nooit bij stil. Ik leefde in het moment. Of zelfs dat niet eens. Ik ben op Olympische Spelen geweest, heb de mooiste steden ter wereld bezocht, heb records gelopen en medailles gewonnen. Maar in mijn hoofd was het één grote blur, een wazige massa. Ik vond alles vanzelfsprekend, kwam bij wedstrijden of toernooien vaak niet eens mijn kamer uit. Ik ging geen plekken bezichtigen, het interesseerde me niet. De eersteklas tickets, de vijfsterrenhotels, de dure horloges, ik vond het allemaal normaal. O man, ik zou graag terug in de tijd willen en alles over doen. Als mensen zeggen dat ze nergens spijt van hebben in hun leven, dan zijn ze niet goed bij hun hoofd. Ik heb van heel veel dingen spijt en probeer me weleens te herinneren hoe het er in Brussel, Zürich en Rome uitzag. Ik zou het je niet kunnen vertellen. Van Hengelo herinner ik me alleen dat het er koud en nat was, en dat ik in de modder naar de baan moest lopen. Maar geloof me, ik zou er graag weer heen willen en het nog eens willen meemaken. De modder en de regen.” ‘Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan. Ze waren zo trots. En later kregen ze alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die crimineel’ Wat is je grootste fout geweest? “Mijn grootste fout is geweest dat ik mensen geloofde die niet het beste met mij voor hadden. De coach is in het leven van een atleet de belangrijkste figuur. Die vertrouw je, die volg je blindelings. Alles wat hij op papier zet, moet een bijdrage leveren om van jou de snelste persoon ter wereld te maken. Dus als hij vindt dat je testosteron, epo, groeihormoon of THG moet gebruiken... Negen van de tien keer doe je dat dan. We denken allemaal van onszelf dat we een eigen wil hebben, maar die eigen wil heeft een limiet. Er is altijd wel iemand die jou zover kan krijgen dat je dingen doet die je eigenlijk niet zou moeten doen. Waarom? Omdat jouw wil niet sterk genoeg is. Dat was bij mij het geval. En ik betaal er de rest van mijn leven een prijs voor.” Zijn belangrijkste les is de naam van zijn sportschool geworden. NUMA Speed dus. NUMA staat voor Never Under My Ability. Oftewel, onderschat nooit je eigen mogelijkheden. “Je kunt meer dan je denkt. Dat geldt voor iedereen. Succes heeft met mentale gezondheid en toewijding te maken. Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had, er alles voor gedaan en gelaten had. Ieder moment in je leven, hoe kort of onbeduidend ook, is een kans om te leren. Ik heb onderschat wie ik zou kunnen worden. Je kunt meer dan je denkt. Je moet ervoor zorgen dat mensen je niet onderschatten en vooral jezelf niet onderschatten. Want als je in je hoofd denkt dat je iets niet kunt, dan zal het je ook niet lukken. Dat zinnetje, Never Underestimate My Ability, kwam in de gevangenis in mijn hoofd en is er nooit meer uitgegaan. NUMA staat in het Hebreeuws voor lucht, voor licht, en heeft voor mij een bijzondere betekenis. Dit is wat ik iedereen probeer mee te geven, van vijf- tot 78-jarigen.” Het prachtige complex van NUMA Speed, met zowel binnen als buitenfaciliteiten, is zijn grote trots. Het bewijs dat hij zijn tweede kans in het leven gegrepen heeft. “Als ik moet schatten is het nu zo’n 750.000 dollar waard. Niet slecht hè, voor iemand die met 400 dollar begonnen is...” Spijt Tim begeleidt bij NUMA Speed inmiddels zo’n 200 mensen. Van kinderen tot bejaarden. Van professionele sporters, met name American footballers uit de NFL, tot huisvrouwen. En van zakenmensen tot oudere mensen met kanker die beweging nodig hebben om sterker te worden. “Met hen wandel ik soms alleen, dan praten we en vertel ik hen mijn verhaal.” Er gaat een louterende werking uit van contact met mensen die hem om hulp vragen, ervaart hij. “Ik voel me bevoorrecht als ik voor mensen het verschil kan maken.” Zoals bij Max, een jongetje dat al sinds zijn vierde mank liep en altijd een brace droeg. Tim werkte met Max gedisciplineerd aan zijn kracht en flexibiliteit, maar vooral aan zijn zelfvertrouwen. “Het mooiste moment voor zowel Max als mij was dat hij weer zonder brace durfde te rennen.” Dit werk klinkt veel betekenisvoller dan wat je deed als actief atleet. Geeft het ook meer voldoening? “Honderd procent. Als topsporter denk je sowieso alleen maar aan jezelf. Ik won zoveel en stond zo vaak op het podium, dat het mij weinig meer deed. Dit doet alles met me. En weet je wat ik nog het mooiste van alles vind en waar ik het meest dankbaar voor ben? Dat deze mensen me vertrouwen. Ondanks alles. Laten we eerlijk zijn, als mensen mijn naam googlen, dan denken ze als eerste toch: mijn God, bij dat figuur moet ik zo ver mogelijk uit de buurt blijven. Weet je, vroeger vond ik Google geweldig. Als je op mijn naam zocht, kwam je mooie dingen tegen. Overwinningen, records. Het maakte me trots. Tegenwoordig is Google bepaald niet meer mijn vriend. Aan de andere kant is dat juist goed voor mij geweest. Het heeft me gedwongen erover te praten. Voordat ouders hun kinderen aan me toevertrouwen, willen ze weten hoe ik in het leven sta. Logisch. Met iedereen die bij mij komt trainen heb ik vooraf ook een intakegesprek en daarin leg ik alles op tafel. Daarna is het aan hen om te bepalen wat ze doen. Het maakt me nederig als mensen mij vervolgens toch in hun hart sluiten en vertrouwen. Mijn woord is voor hen bijna als de Bijbel. Want ze volgen mij, doen wat ik zeg. Vooraf was ik bang dat mensen me zouden zien als een monster, als een slecht persoon. En geloof me, er zijn genoeg mensen die me zo zagen of zien. Maar juist mensen die me hiervoor niet kenden, geven niet om wat er gebeurd is en beoordelen me op het hier en nu. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zie het ook als een wonder van God.” Ben je altijd gelovig geweest? “Mijn moeder was heel gelovig. Als kleine jongen moest ik van haar altijd mee naar de kerk en als ik stil zat en luisterde, kreeg ik na afloop een ijsje. Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan met alles wat ik gedaan heb. Je moet je voorstellen: in de goede jaren werden ze op straat altijd aangesproken over mijn prestaties. Ik was the fastest kid of the world en zij waren mijn ouders. Ze waren zo trots. En later kregen ze op straat alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die dopingzondaar, de drugsdealer, de crimineel. Ik probeer mijn ouders nu iedere dag te laten zien dat ik spijt heb en mijn leven heb gebeterd. Mijn fouten hadden ook niets met mijn opvoeding te maken. Ik was gedreven en te competitief en vooral te eigenwijs. Ik had mijn ouders om raad moeten vragen, maar dat heb ik nooit gedaan. En de mensen om me heen wezen me niet terecht als ik uit de bocht vloog. Als je succesvol bent, hoeft dat ook niet. Dan hoeft niemand je meer iets te vertellen. Althans, dat denk je dan. Daarom maken zoveel jonge sporters dezelfde fouten.” Eyeopener Zijn huwelijk met Jamalee heeft geen standgehouden. Tim is vader van vijf kinderen. Allen zijn ze in meer of mindere mate getalenteerd, getuige de tijden die ze lopen. En Monty, de zoon uit zijn eerdere huwelijk met Marion Jones, is volgens hem zelfs van de buitencategorie. Lachend: “Wat ze alle vijf gemeen hebben, is dat ze sneller willen zijn dan ik. Vroeg of laat wordt dat ruzie...” Met Monty heeft hij op dit moment geen contact, met zijn andere kinderen praat hij over de fouten die hij maakte. “Ik hoop dat zij leren van mijn fouten. Ze hebben hun eigen karakter en maken hun eigen keuzes. Ik weet niet wat ze ervoor over hebben om kampioen te worden, maar ik geef ze wel mee dat ze de goede dingen moeten doen. En dat als ze de verkeerde dingen doen, het vroeg of laat misgaat." Dat houdt hij ook de profsporters voor die hij bij NUMA Speed begeleidt. “Want ambitie maakt soms blind. En ik wil degene zijn die hen de ogen opent. De persoon die ik zelf in mijn carrière heb gemist.” Wat is nu nog jouw grootste doel in het leven? “Ik wil als coach succesvol zijn, met atleten winnen op de Olympische Spelen of een wereldrecord vestigen. Maar minstens zo belangrijk vind ik het om er te zijn voor mijn familie en mijn kinderen. Daarnaast wil ik jonge sporters helpen. Want zeker de atletieksport blijft een gevaarlijke en hypocriete wereld. Ook daarom ben ik nu zo openhartig. Mijn verhaal is hopelijk een eyeopener voor anderen.” Helden Magazine 62 Het verhaal van Tim Montgomery komt voort uit Helden Magazine 62. In deze dubbeldikke editie schittert naast Vivianne Miedema, Ruud Gullit op de cover. Gullit spreekt zich uit over Max Verstappen, Marco van Basten, Louis van Gaal, Erik ten Hag, Ronald Koeman, Virgil van Dijk, Memphis Depay en de Black Lives Matter-discussie. De Oranje Leeuwinnen gaan in Engeland proberen hun Europese titel van 2017 te prolongeren. In het EK vrouwenvoetbal gedeelte spraken we met Dominique Janssen, Jackie Groenen, Jill Roord & Lynn Wilms, Shanice van der Sanden en bondscoach Mark Parsons. In Helden Magazine 62 lees je nog meer interviews en reportages over voetbal. Een gesprek met Luis Sinisterra en zijn trotse moeder. Trainer en oud-voetballer Wim Jonk over Johan Cruijff, Louis van Gaal en Dennis Bergkamp, Molukse voetbalhelden Simon Tahamata & Jack Soumaru én keeper van landskampioen Ajax: Remko Pasveer. Ook spraken we de in korte tijd uitgegroeide boegbeeld van de Nederlandse atletiek: Femke Bol, blikken we samen met drievoudig olympisch kampioen, hockeyster Lidewij Welten en een gesprek met Thomas Dekker over een leven van vallen en opstaan. Daarnaast nemen we de carrière door van mountainbike pionier Bart Brentjes en is Jetze Plat een voorbeeld voor velen. Verder is Cees Bol sprinter bij Team DSM en is Lewis Hamilton de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Victoria Koblenko daarnaast interviewde Mister Nice Guy en marathonloper Björn Koreman én hockeyster Marijn Veen vertelt over de moeilijke tijd in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 62 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Atletiek

Hoe het kan dat de Nederlandse atletiek floreert

De Nederlandse atletiek De Nederlandse atletiek floreert als nooit tevoren. Met Femke Bol, Lieke Klaver en Sifan Hassan heeft het drie boegbeelden. In Helden Magazine nummer 72 vroegen we kenners Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc naar hun mening over de drie boegbeelden, de achtergrond van de successen en laten hen vooruitkijken. “Drie powervrouwen,” zegt atletenmanager Caroline Feith als ze Sifan Hassan, Lieke Klaver en Femke Bol moet typeren. De drie atletes zijn de boegbeelden van de Nederlandse atletiek, die floreert als nooit tevoren. “Stuk voor stuk heel sterke persoonlijkheden, echte rolmodellen ook,” vindt Feith, al enkele jaren de manager van onder anderen Femke. “Voor de Nederlandse atletiek is dit goud: drie zulke verschillende types die op verschillende onderdelen wereldwijd uitblinken. Zo’n situatie hebben we nog nooit gehad,” aldus Ellen van Langen, olympisch kampioen 800 meter in 1992 in Barcelona, tegenwoordig Event Director bij Global Sports Communication en toernooidirecteur bij de FBK Games en verschillende Diamond League-wedstrijden. “We hadden een paar jaar geleden natuurlijk Dafne Schippers. Sifan was er toen ook al, maar het draaide alleen maar om Dafne. Nu heb je drie meiden, elk met hun eigen profiel.” Een marketeer had het niet beter kunnen bedenken, stelt Gregory Sedoc, voormalig Europees indoorkampioen op de 60 meter horden, drie keer deelnemer aan de Spelen op de 110 meter horden en tegenwoordig bevlogen atletiekanalist bij de NOS. “Sifan heeft in Tokio al heel veel mensen geïnspireerd door de 1500, 5000 en 10.000 meter te lopen en daarop twee keer goud te winnen en brons te pakken op de 1500 meter na een val in de series. En dan ook nog haar verhaal erbij als meisje dat vluchtte uit haar geboorteland Ethiopië en in haar eentje in een land met een vreemde taal de weg omhoog vond. Dat is een sprookje. Sifan is een voorbeeld voor heel veel jongens en meisjes met een migratieachtergrond, voor kinderen met een kleurtje of uit aandachtswijken. Durf te dromen.” Van Langen: “Sifan is ook zo interessant omdat ze iedere keer heel bijzondere keuzes maakt. Ze heeft drie afstanden gecombineerd op de Spelen in Tokio en is daarna marathons gaan lopen. Op de meest high profile-marathon, die van Londen, maakte zij haar debuut en won meteen, terwijl de meeste atleten misschien een iets rustigere marathon voor hun debuut uitzoeken. Sifan vindt het ook niet erg als ze een keuze maakt die niet goed uitpakt. Zij denkt dan: dit is wat ik wil en dat heb ik in ieder geval geprobeerd.” Sedoc vergelijkt Lieke met schaatsster Jutta Leerdam. “Ze hebben niet alleen allebei een knap koppie en een grote schare fans op social media, maar ze hebben ook heel gespierde, goed getrainde lichamen. Ze zijn allebei imposant, groot en sterk. Wat ik van Lieke en Jutta ook allebei zo mooi vind, is dat ze allebei zo enorm gedreven zijn. In het tennis hadden we vroeger Anna Kournikova. Zij haalde de sponsorcontracten vooral binnen met haar looks. Bij Jutta en Lieke zie je dat ze in de eerste plaats topsporters zijn. Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede, succesvolle sporter kunt zijn. Op die manier is ze ook weer een inspiratie voor een generatie die juist iets te veel bezig is met alleen social media. Zij laat zien dat het heel goed te combineren is.” Sedoc: 'Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede sporter kunt zijn' En dan Femke. Ze won bij de vorige Spelen brons op de 400 meter horden, maar wint tegenwoordig zo’n beetje elke wedstrijd die ze loopt. Ze werd vorig jaar wereldkampioen op de 400 meter horden, nadat ze een jaar eerder ook al de Europese titel had gepakt. Ook de wereldtitel op de 400 meter indoor won ze, dus zonder horden, en liep het wereldrecord op die discipline. Sedoc: “Femke is de girl next door. Ze is een heel bescheiden meisje met vlechtjes, maar op de baan verandert ze in een beest. Femke straalt uit: het begint met plezier en probeer jezelf te verbazen. Als ik haar zie na de finish straalt ze keer op keer uit dat ze zelf ook niet kan geloven dat ze zo goed is. Die oprechte verbazing.” “Je gaat al heel snel naar de verschillen tussen die drie kijken, maar je moet juist ook naar de overeenkomsten kijken,” zegt Van Langen. “Ze weten alle drie heel goed wat ze willen en maken daarin hun eigen keuzes. Er is internationaal altijd heel veel belangstelling voor hen. Ik word er ook op aangesproken bij de toernooien die ik organiseer.” Bart Bennema zag ze alle drie binnenkomen op Papendal. Bennema was de trainer van onder anderen Dafne Schippers en hordeloopster Nadine Visser en is sinds een jaar werkzaam voor de Vlaamse atletiekliga. “Femke kwam met haar coach Bram Peters binnen en is daarna ook met Laurent Meuwly aan de slag gegaan, die haar adviseerde om ook de 400 meter horden te proberen. Lieke was in eerste instantie meer een sprintster, deed het heel aardig op de 200 meter. Rogier Ummels zei haar de 400 meter te proberen, ook zo’n goede zet. Succes op de 400 meter is maakbaarder dan de korte sprint, waarop succes veel meer genetisch bepaald is. Voor de 400 meter geldt: met goede training kun je ver komen. Sifan heeft bij Honoré Hoedt een heel goede basis gelegd, ging daarna naar Amerika en is daar nog veel beter geworden. Wat zij gepresteerd heeft, is bizar. Bij atletiek denk je dat het een sport is van specialisten, maar er is een enkeling die alles kan, zoals Sifan.’ Dafne-factor De huidige atletieksuccessen zijn begonnen met een beleid dat al jaren terug is uitgestippeld. Van Langen: “In mijn tijd waren het meer de eenlingen die er uitsprongen. Je was nog geen onderdeel van een systeem, moest het nog zelf uitzoeken. Dat klinkt wat oneerbiedig, de Atletiekunie was er wel, maar nu is de basis veel beter en groter. Femke, Lieke en Sifan hebben hun succes grotendeels aan zichzelf te danken, maar hebben wel het geluk in een omgeving te zitten waarin ze optimaal kunnen presteren. Lieke en Femke in het systeem van de Atletiekunie op Papendal, Sifan traint daarbuiten, maar krijgt wel de begeleiding, ook voor haar wordt het gefaciliteerd.” De stap van de atletiekbond om van Nieuwegein naar Papendal te verhuizen is essentieel geweest volgens Sedoc. Vanaf dat moment was er een fulltime programma, was niet langer elke atleet op zijn of haar eigen eilandje sport aan het bedrijven. Het laatste puzzelstukje was het geloof dat je als Nederlandse atleet ook kon meedoen om de medailles. “Dafne Schippers heeft de toon gezet, zij heeft echt de volgende fase ingeluid. Atleten als Nadine Visser en Anouk Vetter zijn in haar kielzog meegegaan. De Dafne-factor is zo belangrijk geweest. Femke Bol zag ook ineens dat je niet uit Amerika hoefde te komen om wereldkampioen te worden.” De naam van Dafne Schippers is genoemd. Ze won in 2013 WK-brons op de meerkamp en maakte daarna de overstap naar de sprint. In 2015 pakte ze goud op de 200 meter en zilver op de 100 meter bij het WK, gevolgd door olympisch zilver op de 200 meter in 2016 en de wereldtitel op de 200 meter en brons op de 100 meter bij het WK in 2017. Ook won ze nog vier keer goud, drie keer zilver en een keer brons op EK’s. Vorig jaar stopte ze met atletiek door een slepende rugblessure. [caption id="attachment_21634" align="alignnone" width="1080"] Dafne Schippers in een shoot voor Helden[/caption] Bart Bennema herinnert zich een gesprek dat hij had met collega-atletiektrainer Wigert Thunnissen toen Dafne nog erg jong was. “We zeiden tegen elkaar: ‘Wat zullen we nou doen? Dafne kan het allemaal.’ Wigert zei: ‘Ik zie haar ooit een medaille halen op de meerkamp, maar sprint gaat hem echt niet worden. Die kans is heel klein.’ Het niveau op de sprint was zo hoog en misschien dachten we dat ook omdat ze blank was. Wij waren in die tijd een beetje Calimero, dachten in Nederland: dat kunnen we niet. Dafne bewees: er kunnen mooie dingen gebeuren als je goed wordt begeleid en je het talent hebt. Eerst pakte ze als eerste Nederlandse meerkampster een WK-medaille en daarna veroverde ze als blank meisje de sprintwereld. Dafne is een voorbeeld geweest voor andere atleten.” Feith erkent dat Dafne heel belangrijk is geweest voor Femke. “Als je aan haar vraagt wie haar held is, dan zegt ze: ‘Dafne.’ Toen Femke de eerste keer op Papendal rondliep en Dafne zag, dacht ze: o mijn god, dat is Dafne in het echt. Als je dan zo iemand meemaakt, haar ziet trainen, dan kun je al snel denken: als zij het kan, waarom zou ik het dan niet kunnen? Femke bewonderde Dafne niet alleen, ze is ook door haar getriggerd. Dafne heeft laten zien: als je in jezelf gelooft, kun je alles bereiken.” Feith begeleidde in het verleden ook Churandy Martina en samen met Jos Hermens hielp ze Ellen van Langen. “Vóór Dafne werd het voor onmogelijk gehouden dat een Nederlander überhaupt een finale op het WK of de Olympische Spelen zou kunnen halen. We hebben natuurlijk de olympische titel van Ellen gehad op de 800 meter in 1992, maar daar is destijds te weinig mee gedaan. Daarvoor en daarna was het zo dat als aan de FBK Games in Hengelo een Nederlander meedeed, dat al uitzonderlijk was en de kans groot was dat hij of zij laatste zou worden. Het publiek kwam vooral om grootheden als Carl Lewis een keer van dichtbij te zien. Daarna is een goede structuur neergezet, zijn goede atletiekcoaches opgestaan en aangetrokken. Daardoor is de deur wel opengebleven toen Dafne en Churandy Martina die intrapten.” Topcoaches Vergeet de rol van Bart Bennema ook niet, zegt Feith er meteen bij. “Als Bart er niet was geweest, dan had Dafne misschien nooit de top gehaald. Dan was het vliegwiel misschien nooit op gang gekomen.” Bennema gaat terug naar 2008. “In die tijd waren er nog geen atletiekcoaches die fulltime met atletiek bezig, dat gebeurde meestal in de avonduren. Daar wilde men verandering in brengen. Mede ingezet door toenmalig bondscoach Charles van Commenée en NOC*NSF, dat geld beschikbaar stelde. Ik begreep waarom we eerder geen medailles hadden gewonnen, maar zag niet in waarom het niet zou lukken met de plannen die we hadden. De bond was bezig met centraliseren. Er waren drie fulltime coaches in dienst genomen. We hadden een aantal speerpuntonderdelen: meerkamp, de loopnummers op de middellange afstand en werpen. Werpen was vooral vanwege Rutger Smith. In de meerkamp waren ook al wat successen behaald, door onder anderen Remona Fransen, en vanuit de jeugd kwamen Dafne Schippers en Nadine Broersen eraan. Bram Som deed het leuk op de middellange afstanden onder Honoré Hoedt in die tijd, de voormalig coach van Sifan Hassan. Dit waren drie onderdelen waarvan we dachten dat ze maakbaar waren.” Bennema begon op Papendal als talentencoach, hij moest de talenten voor de meerkamp vinden, hen opleiden en vervolgens doorverwijzen naar hoofdcoach Ronald Vetter. Uiteindelijk werd Bennema fulltime coach van Dafne, omdat ze, nadat ze definitief voor de sprint koos, niet over wilde stappen naar een andere trainer. “De centralisering op Papendal heeft een olievlekwerking gehad. Vanuit atletiekverenigingen was er altijd een beetje weerstand, zo van: je pikt onze atleten in. Vooral veel coaches dachten: waarom zou mijn talent naar Papendal moeten, ik kan het hen toch ook leren? Maar een regionale coach kon niet bieden wat er in een professionele omgeving geboden kon worden. Nu snappen talenten en coaches: als een atleet verder wil komen, moet hij of zij naar Papendal. Inmiddels proberen ze op club of regioniveau ook te professionaliseren, omdat ze Papendal als voorbeeld zien. Papendal is de universiteit geworden van de atletiek. Alles was je nodig hebt om optimaal te kunnen presteren als atleet is aanwezig of kan geregeld worden. Er zijn fulltime coaches, een medische staf, mechanici, voedingsdeskundigen, noem maar op. En er is de mogelijkheid om altijd te kunnen trainen.” Een ander belangrijk aspect, stelt Sedoc, is dat atleten op Papendal trainen met hun concurrenten. “De competitie wordt ook in trainingen hoger, ze gebruiken elkaar om beter te worden. Lieke zegt ook geregeld in interviews: ‘Bij ons op de training is het niveau zo hoog dat we niet bang meer zijn om te starten bij een Diamond League-wedstrijd.’” Feith: “In een groep kun je elkaar stimuleren en van elkaar leren. Dat is de reden waarom we nu ook zo goed zijn op de 4x400 meter-estafette. Dat komt doordat ze continu met elkaar trainen.” Sedoc: “Ik denk geregeld: was ik in deze tijd maar atleet geweest. Zeker weten dat ik dan veel meer uit mijn talent had kunnen halen. Ik ging naar de Albert Heijn en kocht een pak Dubbelfris van een euro, want dat kon ik betalen. Ik deed mijn trainingen vroeg in de ochtend en mijn krachttraining op woensdag en donderdag in de avond. Er werd niets gemeten. Ik vermoed dat ik structureel overtraind was.” Door congressen te organiseren en kennis naar Nederland te halen is het niveau van coaches gestegen, zegt Bennema. “En door het halen van buitenlandse coaches, zoals Rana Reider en Laurent Meuwly, werd er ook nieuwe kennis binnengehaald. De jonge coaches ontwikkelen zich waardoor er doorstroming zal ontstaan en de huidige coaches ontwikkelen zich ook door.” Lachend: “De Nederlandse voetbalcoach was ooit een exportproduct. Misschien wordt de Nederlandse atletiekcoach dat nu ook wel.” Feith ervaart dat er heel anders tegen Nederlandse atleten wordt aangekeken in het buitenland. “Ik krijg ook heel vaak vragen van buitenlandse coaches: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ Dan zeg ik: ga maar eens een kijkje nemen op Papendal, dan heb je het antwoord. Ik had het net over de FBK Games. Op heel veel onderdelen doen tegenwoordig Nederlanders mee, ook voor de overwinning. Het publiek komt juist om hen aan te moedigen en van dichtbij te zien. Dat is een groot verschil met pakweg twintig jaar terug. De kinderen komen voor handtekeningen en foto’s van de Nederlandse atleten; heel leuk om te zien. Op EK’s, WK’s en de Spelen zijn er heel veel finaleplaatsen. Op de afgelopen Spelen acht medailles, had dat tien jaar geleden gezegd en je was voor gek verklaard.” Meeliften Femke, Lieke en Sifan zijn rolmodellen. De atletiek staat in Nederland op de kaart als nooit tevoren. Met drie van zulke boegbeelden is automatisch de interesse van kinderen gewekt. Het zorgt voor aanwas van jeugd bij atletiekverenigingen, wat hopelijk in de toekomst resulteert in nieuwe Femkes, Liekes en Sifans. Feith: “Dat was ook het geval met Churandy Martina. Hij zette de toon als Antilliaanse sprinter. Je ziet nu veel meer sprinters met een Antilliaanse achtergrond rondlopen, ook op Papendal. Er is nu een heel goede estafetteploeg op de 4x100 meter. Ik hoor nu dat bij atletiekverenigingen meisjes met hun haar in vlechtjes – net als Femke – zich aanmelden. Het rad draait al, toekomstige generaties kunnen meeliften. Er is een aanpak gevonden die werkt.” Van Langen: “Er is een heel goede basis in Nederland, maar uiteindelijk moeten er ook goede atleten zijn met het fysieke en mentale talent. Ze moeten ook de druk, het reizen en de vele wedstrijden aankunnen.” In een tijd van bewegingsarmoede bij de jeugd kunnen Femke, Lieke en Sifan ervoor zorgen dat kinderen gaan sporten. Feith: “Deze drie meiden zijn zich er terdege van bewust dat zij een gigantische invloed op de jeugd hebben. Zij kunnen ervoor zorgen dat ze niet alleen op TikTok zitten of gaan gamen. Die rolmodellen kunnen het verschil maken voor de jeugd. Ze kunnen laten zien dat de jeugd iets kan bereiken. Maar vergeet ook niet het belang van deskundig en enthousiast commentaar bij de tv-uitzendingen. Gregory steekt met zijn enthousiasme mensen aan. Ook kinderen denken dan: atletiek is leuk. Dat hij zo enthousiast aan het gillen was bij de wereldtitel van Dafne, dat was geweldig. Daar hebben mensen het nu nog over.” Met het oog op de toekomst kunnen er ook nog zaken beter, vindt Sedoc. “We hebben nu mooie successen bij de vrouwen, het 4x400 estafetteteam bij de mannen won ook op fantastische wijze zilver in Tokio. Maar nu Churandy Martina klaar is, zou het ook mooi zijn als er individuele successen bij de mannen komen. We hebben met Niels Laros een groot talent, dat is mooi. Er komen een paar goede hordelopers aan. En niet te vergeten sprinter Raphael Bouju. Het is wel belangrijk dat de mannen nu ook opkomen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat opkomende talenten niet op hun lauweren gaan rusten, dat ze denken dat het allemaal goedkomt omdat ze in een goed trainingsklimaat zitten.” Feith heeft ook een punt van zorg. “Ik hoor bij verenigingen dat het lastig is om vrijwilligers te vinden. Die heb je echt nodig. Een slag voor de nieuwe generatie die te maken is, is dat de talenten de goede begeleiding krijgen. Rolmodellen zijn er, aanwas is er. Maar wat doe je ermee? Ik hoop dat de bond daar een slag in kan maken. Zodat de kinderen van nu, jeugd van een jaar of zeven, de juiste begeleiding krijgen.” Sedoc is het daarmee eens. Op het gebied van scouting kan er nog een stap worden gemaakt om de successen van nu te continueren. “Er beoefenen op dit moment heel veel potentiële topatleten een andere sport. In het hockey, voetbal en volleybal zijn heel veel mensen die ook de nieuwe Femke Bol of Dafne Schippers hadden kunnen zijn, of die ook een heel goede verspringer of hoogspringer hadden kunnen zijn. De volgende stap is dat het talent dus herkend wordt. Maar niet alleen door mensen van de atletiekunie, bij een goede docent lichamelijke opvoeding begint ook talentherkenning. Dafne Schippers is aan atletiek gaan doen omdat haar gymleraar dat zei. We moeten ernaartoe dat gymdocenten oog gaan hebben voor wie goed kan hardlopen, springen, een bal kan gooien, of een goede oog-handcoördinatie heeft. En die leraar moet die kinderen stimuleren voor een sport te kiezen waar ze talent voor lijken te hebben.” Bennema: “De trainingsprogramma’s op Papendal staan als een huis en met de coaching en begeleiding van jong talent zit het daar goed. Maar bij die talenten zal niet iedere vijf jaar een Dafne, Femke, Sifan of Lieke zitten. Je kunt er wel voor zorgen dat het algemene niveau hoog blijft op verschillende onderdelen. Maar deze meiden zijn nog jong, hè, die zijn nog lang niet klaar. En daarna is het afwachten wat eraan komt. Als je maar een professioneel programma hebt, dan kunnen talenten zich blijven ontwikkelen. En als die basis er staat, kun je ook steeds innovatiever worden. Tegelijkertijd moeten ze niet vergeten gewoon hard te blijven trainen.” Helden Magazine nummer 72 Het verhaal over de Nederlandse atletiek boegbeelden komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Meer lezen? Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'
De Nederlandse atletiek De Nederlandse atletiek floreert als nooit tevoren. Met Femke Bol, Lieke Klaver en Sifan Hassan heeft het drie boegbeelden. In Helden Magazine nummer 72 vroegen we kenners Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc naar hun mening over de drie boegbeelden, de achtergrond van de successen en laten hen vooruitkijken. “Drie powervrouwen,” zegt atletenmanager Caroline Feith als ze Sifan Hassan, Lieke Klaver en Femke Bol moet typeren. De drie atletes zijn de boegbeelden van de Nederlandse atletiek, die floreert als nooit tevoren. “Stuk voor stuk heel sterke persoonlijkheden, echte rolmodellen ook,” vindt Feith, al enkele jaren de manager van onder anderen Femke. “Voor de Nederlandse atletiek is dit goud: drie zulke verschillende types die op verschillende onderdelen wereldwijd uitblinken. Zo’n situatie hebben we nog nooit gehad,” aldus Ellen van Langen, olympisch kampioen 800 meter in 1992 in Barcelona, tegenwoordig Event Director bij Global Sports Communication en toernooidirecteur bij de FBK Games en verschillende Diamond League-wedstrijden. “We hadden een paar jaar geleden natuurlijk Dafne Schippers. Sifan was er toen ook al, maar het draaide alleen maar om Dafne. Nu heb je drie meiden, elk met hun eigen profiel.” Een marketeer had het niet beter kunnen bedenken, stelt Gregory Sedoc, voormalig Europees indoorkampioen op de 60 meter horden, drie keer deelnemer aan de Spelen op de 110 meter horden en tegenwoordig bevlogen atletiekanalist bij de NOS. “Sifan heeft in Tokio al heel veel mensen geïnspireerd door de 1500, 5000 en 10.000 meter te lopen en daarop twee keer goud te winnen en brons te pakken op de 1500 meter na een val in de series. En dan ook nog haar verhaal erbij als meisje dat vluchtte uit haar geboorteland Ethiopië en in haar eentje in een land met een vreemde taal de weg omhoog vond. Dat is een sprookje. Sifan is een voorbeeld voor heel veel jongens en meisjes met een migratieachtergrond, voor kinderen met een kleurtje of uit aandachtswijken. Durf te dromen.” Van Langen: “Sifan is ook zo interessant omdat ze iedere keer heel bijzondere keuzes maakt. Ze heeft drie afstanden gecombineerd op de Spelen in Tokio en is daarna marathons gaan lopen. Op de meest high profile-marathon, die van Londen, maakte zij haar debuut en won meteen, terwijl de meeste atleten misschien een iets rustigere marathon voor hun debuut uitzoeken. Sifan vindt het ook niet erg als ze een keuze maakt die niet goed uitpakt. Zij denkt dan: dit is wat ik wil en dat heb ik in ieder geval geprobeerd.” Sedoc vergelijkt Lieke met schaatsster Jutta Leerdam. “Ze hebben niet alleen allebei een knap koppie en een grote schare fans op social media, maar ze hebben ook heel gespierde, goed getrainde lichamen. Ze zijn allebei imposant, groot en sterk. Wat ik van Lieke en Jutta ook allebei zo mooi vind, is dat ze allebei zo enorm gedreven zijn. In het tennis hadden we vroeger Anna Kournikova. Zij haalde de sponsorcontracten vooral binnen met haar looks. Bij Jutta en Lieke zie je dat ze in de eerste plaats topsporters zijn. Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede, succesvolle sporter kunt zijn. Op die manier is ze ook weer een inspiratie voor een generatie die juist iets te veel bezig is met alleen social media. Zij laat zien dat het heel goed te combineren is.” Sedoc: 'Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede sporter kunt zijn' En dan Femke. Ze won bij de vorige Spelen brons op de 400 meter horden, maar wint tegenwoordig zo’n beetje elke wedstrijd die ze loopt. Ze werd vorig jaar wereldkampioen op de 400 meter horden, nadat ze een jaar eerder ook al de Europese titel had gepakt. Ook de wereldtitel op de 400 meter indoor won ze, dus zonder horden, en liep het wereldrecord op die discipline. Sedoc: “Femke is de girl next door. Ze is een heel bescheiden meisje met vlechtjes, maar op de baan verandert ze in een beest. Femke straalt uit: het begint met plezier en probeer jezelf te verbazen. Als ik haar zie na de finish straalt ze keer op keer uit dat ze zelf ook niet kan geloven dat ze zo goed is. Die oprechte verbazing.” “Je gaat al heel snel naar de verschillen tussen die drie kijken, maar je moet juist ook naar de overeenkomsten kijken,” zegt Van Langen. “Ze weten alle drie heel goed wat ze willen en maken daarin hun eigen keuzes. Er is internationaal altijd heel veel belangstelling voor hen. Ik word er ook op aangesproken bij de toernooien die ik organiseer.” Bart Bennema zag ze alle drie binnenkomen op Papendal. Bennema was de trainer van onder anderen Dafne Schippers en hordeloopster Nadine Visser en is sinds een jaar werkzaam voor de Vlaamse atletiekliga. “Femke kwam met haar coach Bram Peters binnen en is daarna ook met Laurent Meuwly aan de slag gegaan, die haar adviseerde om ook de 400 meter horden te proberen. Lieke was in eerste instantie meer een sprintster, deed het heel aardig op de 200 meter. Rogier Ummels zei haar de 400 meter te proberen, ook zo’n goede zet. Succes op de 400 meter is maakbaarder dan de korte sprint, waarop succes veel meer genetisch bepaald is. Voor de 400 meter geldt: met goede training kun je ver komen. Sifan heeft bij Honoré Hoedt een heel goede basis gelegd, ging daarna naar Amerika en is daar nog veel beter geworden. Wat zij gepresteerd heeft, is bizar. Bij atletiek denk je dat het een sport is van specialisten, maar er is een enkeling die alles kan, zoals Sifan.’ Dafne-factor De huidige atletieksuccessen zijn begonnen met een beleid dat al jaren terug is uitgestippeld. Van Langen: “In mijn tijd waren het meer de eenlingen die er uitsprongen. Je was nog geen onderdeel van een systeem, moest het nog zelf uitzoeken. Dat klinkt wat oneerbiedig, de Atletiekunie was er wel, maar nu is de basis veel beter en groter. Femke, Lieke en Sifan hebben hun succes grotendeels aan zichzelf te danken, maar hebben wel het geluk in een omgeving te zitten waarin ze optimaal kunnen presteren. Lieke en Femke in het systeem van de Atletiekunie op Papendal, Sifan traint daarbuiten, maar krijgt wel de begeleiding, ook voor haar wordt het gefaciliteerd.” De stap van de atletiekbond om van Nieuwegein naar Papendal te verhuizen is essentieel geweest volgens Sedoc. Vanaf dat moment was er een fulltime programma, was niet langer elke atleet op zijn of haar eigen eilandje sport aan het bedrijven. Het laatste puzzelstukje was het geloof dat je als Nederlandse atleet ook kon meedoen om de medailles. “Dafne Schippers heeft de toon gezet, zij heeft echt de volgende fase ingeluid. Atleten als Nadine Visser en Anouk Vetter zijn in haar kielzog meegegaan. De Dafne-factor is zo belangrijk geweest. Femke Bol zag ook ineens dat je niet uit Amerika hoefde te komen om wereldkampioen te worden.” De naam van Dafne Schippers is genoemd. Ze won in 2013 WK-brons op de meerkamp en maakte daarna de overstap naar de sprint. In 2015 pakte ze goud op de 200 meter en zilver op de 100 meter bij het WK, gevolgd door olympisch zilver op de 200 meter in 2016 en de wereldtitel op de 200 meter en brons op de 100 meter bij het WK in 2017. Ook won ze nog vier keer goud, drie keer zilver en een keer brons op EK’s. Vorig jaar stopte ze met atletiek door een slepende rugblessure. [caption id="attachment_21634" align="alignnone" width="1080"] Dafne Schippers in een shoot voor Helden[/caption] Bart Bennema herinnert zich een gesprek dat hij had met collega-atletiektrainer Wigert Thunnissen toen Dafne nog erg jong was. “We zeiden tegen elkaar: ‘Wat zullen we nou doen? Dafne kan het allemaal.’ Wigert zei: ‘Ik zie haar ooit een medaille halen op de meerkamp, maar sprint gaat hem echt niet worden. Die kans is heel klein.’ Het niveau op de sprint was zo hoog en misschien dachten we dat ook omdat ze blank was. Wij waren in die tijd een beetje Calimero, dachten in Nederland: dat kunnen we niet. Dafne bewees: er kunnen mooie dingen gebeuren als je goed wordt begeleid en je het talent hebt. Eerst pakte ze als eerste Nederlandse meerkampster een WK-medaille en daarna veroverde ze als blank meisje de sprintwereld. Dafne is een voorbeeld geweest voor andere atleten.” Feith erkent dat Dafne heel belangrijk is geweest voor Femke. “Als je aan haar vraagt wie haar held is, dan zegt ze: ‘Dafne.’ Toen Femke de eerste keer op Papendal rondliep en Dafne zag, dacht ze: o mijn god, dat is Dafne in het echt. Als je dan zo iemand meemaakt, haar ziet trainen, dan kun je al snel denken: als zij het kan, waarom zou ik het dan niet kunnen? Femke bewonderde Dafne niet alleen, ze is ook door haar getriggerd. Dafne heeft laten zien: als je in jezelf gelooft, kun je alles bereiken.” Feith begeleidde in het verleden ook Churandy Martina en samen met Jos Hermens hielp ze Ellen van Langen. “Vóór Dafne werd het voor onmogelijk gehouden dat een Nederlander überhaupt een finale op het WK of de Olympische Spelen zou kunnen halen. We hebben natuurlijk de olympische titel van Ellen gehad op de 800 meter in 1992, maar daar is destijds te weinig mee gedaan. Daarvoor en daarna was het zo dat als aan de FBK Games in Hengelo een Nederlander meedeed, dat al uitzonderlijk was en de kans groot was dat hij of zij laatste zou worden. Het publiek kwam vooral om grootheden als Carl Lewis een keer van dichtbij te zien. Daarna is een goede structuur neergezet, zijn goede atletiekcoaches opgestaan en aangetrokken. Daardoor is de deur wel opengebleven toen Dafne en Churandy Martina die intrapten.” Topcoaches Vergeet de rol van Bart Bennema ook niet, zegt Feith er meteen bij. “Als Bart er niet was geweest, dan had Dafne misschien nooit de top gehaald. Dan was het vliegwiel misschien nooit op gang gekomen.” Bennema gaat terug naar 2008. “In die tijd waren er nog geen atletiekcoaches die fulltime met atletiek bezig, dat gebeurde meestal in de avonduren. Daar wilde men verandering in brengen. Mede ingezet door toenmalig bondscoach Charles van Commenée en NOC*NSF, dat geld beschikbaar stelde. Ik begreep waarom we eerder geen medailles hadden gewonnen, maar zag niet in waarom het niet zou lukken met de plannen die we hadden. De bond was bezig met centraliseren. Er waren drie fulltime coaches in dienst genomen. We hadden een aantal speerpuntonderdelen: meerkamp, de loopnummers op de middellange afstand en werpen. Werpen was vooral vanwege Rutger Smith. In de meerkamp waren ook al wat successen behaald, door onder anderen Remona Fransen, en vanuit de jeugd kwamen Dafne Schippers en Nadine Broersen eraan. Bram Som deed het leuk op de middellange afstanden onder Honoré Hoedt in die tijd, de voormalig coach van Sifan Hassan. Dit waren drie onderdelen waarvan we dachten dat ze maakbaar waren.” Bennema begon op Papendal als talentencoach, hij moest de talenten voor de meerkamp vinden, hen opleiden en vervolgens doorverwijzen naar hoofdcoach Ronald Vetter. Uiteindelijk werd Bennema fulltime coach van Dafne, omdat ze, nadat ze definitief voor de sprint koos, niet over wilde stappen naar een andere trainer. “De centralisering op Papendal heeft een olievlekwerking gehad. Vanuit atletiekverenigingen was er altijd een beetje weerstand, zo van: je pikt onze atleten in. Vooral veel coaches dachten: waarom zou mijn talent naar Papendal moeten, ik kan het hen toch ook leren? Maar een regionale coach kon niet bieden wat er in een professionele omgeving geboden kon worden. Nu snappen talenten en coaches: als een atleet verder wil komen, moet hij of zij naar Papendal. Inmiddels proberen ze op club of regioniveau ook te professionaliseren, omdat ze Papendal als voorbeeld zien. Papendal is de universiteit geworden van de atletiek. Alles was je nodig hebt om optimaal te kunnen presteren als atleet is aanwezig of kan geregeld worden. Er zijn fulltime coaches, een medische staf, mechanici, voedingsdeskundigen, noem maar op. En er is de mogelijkheid om altijd te kunnen trainen.” Een ander belangrijk aspect, stelt Sedoc, is dat atleten op Papendal trainen met hun concurrenten. “De competitie wordt ook in trainingen hoger, ze gebruiken elkaar om beter te worden. Lieke zegt ook geregeld in interviews: ‘Bij ons op de training is het niveau zo hoog dat we niet bang meer zijn om te starten bij een Diamond League-wedstrijd.’” Feith: “In een groep kun je elkaar stimuleren en van elkaar leren. Dat is de reden waarom we nu ook zo goed zijn op de 4x400 meter-estafette. Dat komt doordat ze continu met elkaar trainen.” Sedoc: “Ik denk geregeld: was ik in deze tijd maar atleet geweest. Zeker weten dat ik dan veel meer uit mijn talent had kunnen halen. Ik ging naar de Albert Heijn en kocht een pak Dubbelfris van een euro, want dat kon ik betalen. Ik deed mijn trainingen vroeg in de ochtend en mijn krachttraining op woensdag en donderdag in de avond. Er werd niets gemeten. Ik vermoed dat ik structureel overtraind was.” Door congressen te organiseren en kennis naar Nederland te halen is het niveau van coaches gestegen, zegt Bennema. “En door het halen van buitenlandse coaches, zoals Rana Reider en Laurent Meuwly, werd er ook nieuwe kennis binnengehaald. De jonge coaches ontwikkelen zich waardoor er doorstroming zal ontstaan en de huidige coaches ontwikkelen zich ook door.” Lachend: “De Nederlandse voetbalcoach was ooit een exportproduct. Misschien wordt de Nederlandse atletiekcoach dat nu ook wel.” Feith ervaart dat er heel anders tegen Nederlandse atleten wordt aangekeken in het buitenland. “Ik krijg ook heel vaak vragen van buitenlandse coaches: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ Dan zeg ik: ga maar eens een kijkje nemen op Papendal, dan heb je het antwoord. Ik had het net over de FBK Games. Op heel veel onderdelen doen tegenwoordig Nederlanders mee, ook voor de overwinning. Het publiek komt juist om hen aan te moedigen en van dichtbij te zien. Dat is een groot verschil met pakweg twintig jaar terug. De kinderen komen voor handtekeningen en foto’s van de Nederlandse atleten; heel leuk om te zien. Op EK’s, WK’s en de Spelen zijn er heel veel finaleplaatsen. Op de afgelopen Spelen acht medailles, had dat tien jaar geleden gezegd en je was voor gek verklaard.” Meeliften Femke, Lieke en Sifan zijn rolmodellen. De atletiek staat in Nederland op de kaart als nooit tevoren. Met drie van zulke boegbeelden is automatisch de interesse van kinderen gewekt. Het zorgt voor aanwas van jeugd bij atletiekverenigingen, wat hopelijk in de toekomst resulteert in nieuwe Femkes, Liekes en Sifans. Feith: “Dat was ook het geval met Churandy Martina. Hij zette de toon als Antilliaanse sprinter. Je ziet nu veel meer sprinters met een Antilliaanse achtergrond rondlopen, ook op Papendal. Er is nu een heel goede estafetteploeg op de 4x100 meter. Ik hoor nu dat bij atletiekverenigingen meisjes met hun haar in vlechtjes – net als Femke – zich aanmelden. Het rad draait al, toekomstige generaties kunnen meeliften. Er is een aanpak gevonden die werkt.” Van Langen: “Er is een heel goede basis in Nederland, maar uiteindelijk moeten er ook goede atleten zijn met het fysieke en mentale talent. Ze moeten ook de druk, het reizen en de vele wedstrijden aankunnen.” In een tijd van bewegingsarmoede bij de jeugd kunnen Femke, Lieke en Sifan ervoor zorgen dat kinderen gaan sporten. Feith: “Deze drie meiden zijn zich er terdege van bewust dat zij een gigantische invloed op de jeugd hebben. Zij kunnen ervoor zorgen dat ze niet alleen op TikTok zitten of gaan gamen. Die rolmodellen kunnen het verschil maken voor de jeugd. Ze kunnen laten zien dat de jeugd iets kan bereiken. Maar vergeet ook niet het belang van deskundig en enthousiast commentaar bij de tv-uitzendingen. Gregory steekt met zijn enthousiasme mensen aan. Ook kinderen denken dan: atletiek is leuk. Dat hij zo enthousiast aan het gillen was bij de wereldtitel van Dafne, dat was geweldig. Daar hebben mensen het nu nog over.” Met het oog op de toekomst kunnen er ook nog zaken beter, vindt Sedoc. “We hebben nu mooie successen bij de vrouwen, het 4x400 estafetteteam bij de mannen won ook op fantastische wijze zilver in Tokio. Maar nu Churandy Martina klaar is, zou het ook mooi zijn als er individuele successen bij de mannen komen. We hebben met Niels Laros een groot talent, dat is mooi. Er komen een paar goede hordelopers aan. En niet te vergeten sprinter Raphael Bouju. Het is wel belangrijk dat de mannen nu ook opkomen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat opkomende talenten niet op hun lauweren gaan rusten, dat ze denken dat het allemaal goedkomt omdat ze in een goed trainingsklimaat zitten.” Feith heeft ook een punt van zorg. “Ik hoor bij verenigingen dat het lastig is om vrijwilligers te vinden. Die heb je echt nodig. Een slag voor de nieuwe generatie die te maken is, is dat de talenten de goede begeleiding krijgen. Rolmodellen zijn er, aanwas is er. Maar wat doe je ermee? Ik hoop dat de bond daar een slag in kan maken. Zodat de kinderen van nu, jeugd van een jaar of zeven, de juiste begeleiding krijgen.” Sedoc is het daarmee eens. Op het gebied van scouting kan er nog een stap worden gemaakt om de successen van nu te continueren. “Er beoefenen op dit moment heel veel potentiële topatleten een andere sport. In het hockey, voetbal en volleybal zijn heel veel mensen die ook de nieuwe Femke Bol of Dafne Schippers hadden kunnen zijn, of die ook een heel goede verspringer of hoogspringer hadden kunnen zijn. De volgende stap is dat het talent dus herkend wordt. Maar niet alleen door mensen van de atletiekunie, bij een goede docent lichamelijke opvoeding begint ook talentherkenning. Dafne Schippers is aan atletiek gaan doen omdat haar gymleraar dat zei. We moeten ernaartoe dat gymdocenten oog gaan hebben voor wie goed kan hardlopen, springen, een bal kan gooien, of een goede oog-handcoördinatie heeft. En die leraar moet die kinderen stimuleren voor een sport te kiezen waar ze talent voor lijken te hebben.” Bennema: “De trainingsprogramma’s op Papendal staan als een huis en met de coaching en begeleiding van jong talent zit het daar goed. Maar bij die talenten zal niet iedere vijf jaar een Dafne, Femke, Sifan of Lieke zitten. Je kunt er wel voor zorgen dat het algemene niveau hoog blijft op verschillende onderdelen. Maar deze meiden zijn nog jong, hè, die zijn nog lang niet klaar. En daarna is het afwachten wat eraan komt. Als je maar een professioneel programma hebt, dan kunnen talenten zich blijven ontwikkelen. En als die basis er staat, kun je ook steeds innovatiever worden. Tegelijkertijd moeten ze niet vergeten gewoon hard te blijven trainen.” Helden Magazine nummer 72 Het verhaal over de Nederlandse atletiek boegbeelden komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Meer lezen? Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'

Voetbal

Jurriën Timber: ‘Als hij praat, luistert iedereen’

Jurriën Timber (24) maakte in 2023 een droomtransfer van Ajax naar Arsenal, maar liep in de allereerste Premier League-wedstrijd een zware kruisbandblessure op. Weg seizoen. In zijn tweede jaar in Londen speelde hij als vanouds. Zijn ploeg eindigde als tweede in de Premier League en haalde de halve finale van de Champions League. De international is klaar voor een nieuw seizoen én het WK volgende zomer. Johan Cruijff “Ik heb Johan Cruijff niet zien voetballen en ook niet als trainer meegemaakt, maar bij Ajax groeit iedere jonge voetballer op met zijn filosofie. De voetbalfilosofie van de club en de manier waarop ze willen spelen, komt grotendeels van hem. Als kind kreeg ik heel veel over Cruijff mee. Hij heeft zijn legacy achtergelaten in Amsterdam en wereldwijd.” Jurriën Timber mocht deze zomer op Curaçao zijn eigen Cruyff Court openen. Als prijs voor het feit dat hij in 2022 was gekozen als Talent van het Jaar – en tegelijkertijd Speler van het Jaar - van de Eredivisie. Dat hij beide prijzen won in één seizoen was voor het eerst in de geschiedenis van het Nederlandse voetbal. “Toen ik een paar jaar geleden die prijs in ontvangst nam, dacht ik: leuk, ik krijg een veldje op mijn naam. Ik besefte nog niet dat het zo speciaal zou zijn. Dat het ook nog op Curaçao was, maakte het extra bijzonder. De community daar kan heel goed een Cruyff Court gebruiken. Het voelt goed om iets terug te geven aan de plek waar mijn moeder is geboren en getogen en waar nog steeds heel veel familie van ons woont. Mijn broers Quinten en Dylan waren nog aan het revalideren van blessures, die waren helaas niet bij de opening, maar mijn oudere broers Shamier en Christopher waren er wel. Mijn moeder en oma waren er ook, en veel tantes, neven en nichten die daar nog wonen. Bijzonder om hen bij de opening te hebben en mooi om ze allemaal zo trots te zien.” Jurriën en zijn tweelingbroer Quinten Timber zijn niet geboren op Curaçao, maar in Utrecht. “Met zowel Utrecht als Curaçao voel ik veel verbondenheid. Op Curaçao liggen mijn roots. Het voelt als thuis, ondanks dat ik er nooit heb gewoond.” Moeder Marilyn “Mijn moeder heeft zoveel gedaan voor mij en mijn broers. Ze heeft uit liefde heel veel gelaten om ons op te kunnen voeden. En ze heeft altijd voor ons gebeden, in goede, maar ook in moeilijkere tijden. Ik zal haar voor altijd dankbaar zijn. Ze geniet van ons. Dat maakt ons blij.” Jurriën en Quinten groeiden op in de Bokkenbuurt in Utrecht, met oudere broers Christopher (35) - tevens zaakwaarnemer van de jongens -, Shamier (33) en Dylan (25). Zes jaar waren de jongens toen ze de Utrechtse club DVSU verruilden voor de jeugdopleiding van Feyenoord. Ook Dylan maakte de overstap, maar hield het na een paar jaar voor gezien en keerde terug naar Utrecht. Quinten en Jurriën voetbalden bij Feyenoord tot hun twaalfde, daarna maakten ze de overstap naar de jeugdopleiding van Ajax. Het is ook niet makkelijk voor haar om iedere keer heen en weer naar Londen te vliegen, toch komt ze geregeld en anders kijkt ze mijn wedstrijden op tv. We zijn nog steeds heel close met het gezin. “Iedere ochtend gingen we naar school in Utrecht. Zo’n drie keer per week bracht mijn moeder of een van mijn broers ons na school naar Rotterdam en haalde ons in de avond op. In het weekend brachten ze ons ook weer naar Feyenoord. Tussendoor waren ze aan het werk. Later werden we met een busje opgehaald om naar Feyenoord te gaan.” De familie Timber was een heel hecht gezin, zegt Jurriën. “Het is niet altijd even makkelijk geweest vroeger, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat we ook maar iets tekortkwamen. Ook mijn oudere broers hebben vol liefde voor ons gezorgd en ons opgevoed. Door hun harde werken hebben wij gekregen wat we nodig hadden.” Moeder Marilyn is de grootste fan van haar voetballende zonen. “Voordat wij voetbalden, had ze er niet zoveel mee. Op het moment dat zij drie of vier keer week wedstrijden ging kijken van ons drieën, begon ze fan te worden.” Dylan speelt inmiddels bij VVV Venlo, Quinten sinds 2022 bij Feyenoord, Jurriën bij Arsenal. Mijn moeder probeert alles te kijken, maar het is niet mogelijk om fysiek overal bij aanwezig te zijn. Het is ook niet makkelijk voor haar om iedere keer heen en weer naar Londen te vliegen, toch komt ze geregeld en anders kijkt ze mijn wedstrijden op tv. We zijn nog steeds heel close met het gezin. We proberen elkaar zo vaak mogelijk te zien en in de zomers gaan we met elkaar op vakantie.” [caption id="attachment_21605" align="alignnone" width="1080"] Jurriën voor de wedstrijd tegen West Ham United.[/caption] Virgil van Dijk “Virgil is écht de grote leider van het Nederlands elftal. Ik vind hem een van de beste spelers ter wereld, kan veel van hem le- ren; van zijn spel, maar ook hoe hij is als mens. Als je met hem traint, zie je zijn klasse. Hij is bij Liverpool ook teruggekomen na een zware kruisbandblessure en daarna weer op topniveau gekomen. Als Virgil praat, luistert iedereen. Hij geeft het perfecte voorbeeld als sportman; in hoe hij zich voorbereid op belangrijke wedstrijden en wat hij eist van zijn medespelers. Hij is in alles een leider. Virgil heeft mij ook veel adviezen gegeven voordat ik naar Londen kwam, we spraken over Engeland en de Premier League. Als we met Arsenal tegen Liverpool spelen, spreken we elkaar altijd wat langer. En als ik iets te vragen heb of zijn advies wil, dan app ik hem. We hebben een heel goede band.” Helden Magazine 78 Het eerste gedeelte van het verhaal over Jurriën Timber komt uit Helden Magazine 78. Wil je meer lezen? Abonneer je nu op Helden , schrijf je in voor de nieuwsbrief of haal het magazine in de winkel! Meer lezen? Ryan Gravenberch: van de hel naar de hemel Givairo Read: 'Dit is pas het begin' 
Jurriën Timber (24) maakte in 2023 een droomtransfer van Ajax naar Arsenal, maar liep in de allereerste Premier League-wedstrijd een zware kruisbandblessure op. Weg seizoen. In zijn tweede jaar in Londen speelde hij als vanouds. Zijn ploeg eindigde als tweede in de Premier League en haalde de halve finale van de Champions League. De international is klaar voor een nieuw seizoen én het WK volgende zomer. Johan Cruijff “Ik heb Johan Cruijff niet zien voetballen en ook niet als trainer meegemaakt, maar bij Ajax groeit iedere jonge voetballer op met zijn filosofie. De voetbalfilosofie van de club en de manier waarop ze willen spelen, komt grotendeels van hem. Als kind kreeg ik heel veel over Cruijff mee. Hij heeft zijn legacy achtergelaten in Amsterdam en wereldwijd.” Jurriën Timber mocht deze zomer op Curaçao zijn eigen Cruyff Court openen. Als prijs voor het feit dat hij in 2022 was gekozen als Talent van het Jaar – en tegelijkertijd Speler van het Jaar - van de Eredivisie. Dat hij beide prijzen won in één seizoen was voor het eerst in de geschiedenis van het Nederlandse voetbal. “Toen ik een paar jaar geleden die prijs in ontvangst nam, dacht ik: leuk, ik krijg een veldje op mijn naam. Ik besefte nog niet dat het zo speciaal zou zijn. Dat het ook nog op Curaçao was, maakte het extra bijzonder. De community daar kan heel goed een Cruyff Court gebruiken. Het voelt goed om iets terug te geven aan de plek waar mijn moeder is geboren en getogen en waar nog steeds heel veel familie van ons woont. Mijn broers Quinten en Dylan waren nog aan het revalideren van blessures, die waren helaas niet bij de opening, maar mijn oudere broers Shamier en Christopher waren er wel. Mijn moeder en oma waren er ook, en veel tantes, neven en nichten die daar nog wonen. Bijzonder om hen bij de opening te hebben en mooi om ze allemaal zo trots te zien.” Jurriën en zijn tweelingbroer Quinten Timber zijn niet geboren op Curaçao, maar in Utrecht. “Met zowel Utrecht als Curaçao voel ik veel verbondenheid. Op Curaçao liggen mijn roots. Het voelt als thuis, ondanks dat ik er nooit heb gewoond.” Moeder Marilyn “Mijn moeder heeft zoveel gedaan voor mij en mijn broers. Ze heeft uit liefde heel veel gelaten om ons op te kunnen voeden. En ze heeft altijd voor ons gebeden, in goede, maar ook in moeilijkere tijden. Ik zal haar voor altijd dankbaar zijn. Ze geniet van ons. Dat maakt ons blij.” Jurriën en Quinten groeiden op in de Bokkenbuurt in Utrecht, met oudere broers Christopher (35) - tevens zaakwaarnemer van de jongens -, Shamier (33) en Dylan (25). Zes jaar waren de jongens toen ze de Utrechtse club DVSU verruilden voor de jeugdopleiding van Feyenoord. Ook Dylan maakte de overstap, maar hield het na een paar jaar voor gezien en keerde terug naar Utrecht. Quinten en Jurriën voetbalden bij Feyenoord tot hun twaalfde, daarna maakten ze de overstap naar de jeugdopleiding van Ajax. Het is ook niet makkelijk voor haar om iedere keer heen en weer naar Londen te vliegen, toch komt ze geregeld en anders kijkt ze mijn wedstrijden op tv. We zijn nog steeds heel close met het gezin. “Iedere ochtend gingen we naar school in Utrecht. Zo’n drie keer per week bracht mijn moeder of een van mijn broers ons na school naar Rotterdam en haalde ons in de avond op. In het weekend brachten ze ons ook weer naar Feyenoord. Tussendoor waren ze aan het werk. Later werden we met een busje opgehaald om naar Feyenoord te gaan.” De familie Timber was een heel hecht gezin, zegt Jurriën. “Het is niet altijd even makkelijk geweest vroeger, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat we ook maar iets tekortkwamen. Ook mijn oudere broers hebben vol liefde voor ons gezorgd en ons opgevoed. Door hun harde werken hebben wij gekregen wat we nodig hadden.” Moeder Marilyn is de grootste fan van haar voetballende zonen. “Voordat wij voetbalden, had ze er niet zoveel mee. Op het moment dat zij drie of vier keer week wedstrijden ging kijken van ons drieën, begon ze fan te worden.” Dylan speelt inmiddels bij VVV Venlo, Quinten sinds 2022 bij Feyenoord, Jurriën bij Arsenal. Mijn moeder probeert alles te kijken, maar het is niet mogelijk om fysiek overal bij aanwezig te zijn. Het is ook niet makkelijk voor haar om iedere keer heen en weer naar Londen te vliegen, toch komt ze geregeld en anders kijkt ze mijn wedstrijden op tv. We zijn nog steeds heel close met het gezin. We proberen elkaar zo vaak mogelijk te zien en in de zomers gaan we met elkaar op vakantie.” [caption id="attachment_21605" align="alignnone" width="1080"] Jurriën voor de wedstrijd tegen West Ham United.[/caption] Virgil van Dijk “Virgil is écht de grote leider van het Nederlands elftal. Ik vind hem een van de beste spelers ter wereld, kan veel van hem le- ren; van zijn spel, maar ook hoe hij is als mens. Als je met hem traint, zie je zijn klasse. Hij is bij Liverpool ook teruggekomen na een zware kruisbandblessure en daarna weer op topniveau gekomen. Als Virgil praat, luistert iedereen. Hij geeft het perfecte voorbeeld als sportman; in hoe hij zich voorbereid op belangrijke wedstrijden en wat hij eist van zijn medespelers. Hij is in alles een leider. Virgil heeft mij ook veel adviezen gegeven voordat ik naar Londen kwam, we spraken over Engeland en de Premier League. Als we met Arsenal tegen Liverpool spelen, spreken we elkaar altijd wat langer. En als ik iets te vragen heb of zijn advies wil, dan app ik hem. We hebben een heel goede band.” Helden Magazine 78 Het eerste gedeelte van het verhaal over Jurriën Timber komt uit Helden Magazine 78. Wil je meer lezen? Abonneer je nu op Helden , schrijf je in voor de nieuwsbrief of haal het magazine in de winkel! Meer lezen? Ryan Gravenberch: van de hel naar de hemel Givairo Read: 'Dit is pas het begin' 

Wielrennen

Wout Poels: ‘Er zat heel veel achter die tranen’

Wout Poels (37) behoort al jarenlang tot het meubilair van het peloton. Hij was jarenlang meesterknecht van Tour-winnaars. 2023 was in meerdere opzichten een emotioneel jaar voor de renner van Bahrain Victorious. In de Tour de France won hij voor het eerst een etappe in een grote ronde. In de Vuelta flikte hij dat meteen nog een keer. Maar er was ook het overlijden van ploeggenoot Gino Mäder. In woonplaats Monaco blikt hij terug. De Tour-zege “Het was niet dat ik die ochtend van de vijftiende Tour-etappe al dacht; ik voel me goed en deze is voor mij. Integendeel. Ik was de dag ervoor heel diepgegaan, dus ik wist bij de start nog niet of ik een poging voor een ritzege zou kunnen opbrengen. Dat besluit viel pas in de koers, toen we met een vrij grote kopgroep bij de eerste klim aankwamen. Marc Soler reed bij ons weg, hem durfde ik nog wel te laten gaan. Maar toen Wout van Aert ook wegreed wist ik: oei, nu moet ik écht mee als ik ooit die rit wil winnen. 'Dat ik ook nog Van Aert versloeg in de Tour-etappe, maakte het een perfect scenario. Een beetje zoals een WK voetbal winnen door in de finale Argentinië te verslaan' Dus ik ging. Ik moet eerlijk zijn: als die inhaalslag nog honderd meter langer had geduurd, was het me niet gelukt. Ik kwam er echt maar net bij. Dat zijn van die momenten in de koers dat je denkt: poeh, nu heb ik wel een jasje uitgedaan, misschien was het wel te veel. Maar gelukkig herstel ik vaak weer snel en is de ander vaak net zo diepgegaan. Eerst waren we nog met zijn vieren op kop, maar doordat Krists Neilands viel en Soler heel slecht afdaalde, zaten alleen Van Aert en ik nog voorop. Van Aert ging echt hard, maar ik wist: ik hoef niet te lossen. Ik voelde me sterk. Op de fiets zat ik te rekenen. Als ik ooit van hem wilde winnen, was mijn enige kans om hem eraf te rijden op het steile stuk in de voorlaatste klim. Ik kende dat stuk al uit een proloog tijdens de Dauphiné. Daar reed ik toen ook goed. Alleen was het vanaf daar wel nog elf kilometer tot de finish, dus dat was niet ideaal. Uiteindelijk nam ik de beslissing om weg te sprinten in een split second. Ik dacht: ik ga gewoon en ik zie wel waar het schip strandt. Nadat ik weg was gereden, twijfelde ik eigenlijk meteen. Shit, dit was te vroeg, dacht ik. Ik pakte vrij snel vijftien of twintig seconden voorsprong, maar daarna ging het extreem langzaam naar een minuut. En het was wel Wout van Aert die ik in m’n nek had. Maar op een gegeven moment kwam ik toch een beetje in the zone terecht. Ik hoorde in m’n oortje dat ik steeds meer voorsprong pakte, toen ik achteromkeek en hem niet meer zag, gaf dat me vleugels. En ook om als koploper door zo’n mensenmassa te fietsen trouwens, zo’n euforisch gevoel is dat. Maar ik was absoluut nergens zeker van. Natuurlijk zag ik de wattages die ik trapte en ik wist dat het vrij lastig was om bij me te komen. Maar misschien hield Van Aert zich wel even in om in de laatste vijf kilometer een inhaalslag in te zetten? En ik wist überhaupt niet wat er in de koers achter me gebeurde, ik dacht: zal je net zien dat Tadej Pogacar of Jonas Vingegaard een superdag heeft. Ik hoorde door alle supporters mijn oortje ook niet meer goed, het laatste wat ik meekreeg was 1 minuut 20 voorsprong. Pas bij de allerlaatste bocht naar links wist ik zeker dat ik zou winnen. Dan komt die streep en de ontlading. Ik was zo blij, eindelijk was het gelukt om een Tour-etappe te winnen. Ik kon het niet geloven.” De droom “Mijn hele carrière flitste voorbij toen ik over de finish kwam. Het was letterlijk een droom die op dat moment uitkwam. Als je jong bent en je begint met fietsen dan is het eerste waar je wat betreft wielrennen mee in aanraking komt de Tour. Je hoort erover op de radio, ziet het op tv en kijkt mee met je ouders naar De avondetappe. Het begint met de droom ooit mee te mogen doen aan de Tour, maar als je op dat punt bent, wordt die ambitie groter en droom je over hoe geweldig het zou zijn om daar ooit een rit te winnen. Voor mij als klimmer was een bergrit winnen het ultieme. Ik had natuurlijk iedere Tour-rit geweldig gevonden. Maar dat ik uiteindelijk een lange etappe met heel veel hoogtemeters mocht winnen, maakte het extra bijzonder. En dat ik ook nog Wout van Aert versloeg, maakte het een perfect scenario. Een beetje zoals een WK voetbal winnen door in de finale Argentinië te verslaan.” Froome “Voorheen was ik in de Tour van 2016 het dichtst bij een overwinning. Het was een etappe met dezelfde aankomst als waar ik nu won. Ik reed toen voor Team Sky, als knecht van Chris Froome. Chris reed in het geel en we reden die dag met aardig wat man van onze ploeg vooraan. Ik hoorde Chris via de teamradio tegen de ploegleider zeggen: ‘Als we straks bij de slotklim zijn en Wout voelt zich goed, dan moet hij voor de ritzege gaan vandaag.’ De ploegleiding antwoordde dat ze dat risico liever niet namen, maar Chris ging daar tegenin. Hij vond dat we safe zaten, met zoveel man van Sky voorin. Ik was er klaar voor en voelde me ook echt sterk die dag. Maar toen begon het te regenen, waren er valpartijen en ook Chris was gevallen, waardoor ik logischerwijs bij hem moest blijven. Geraint Thomas heeft toen zijn fiets aan Chris afgegeven en ik heb hem een soort van naar boven geloodst zodat hij weinig tijd zou verliezen. Natuurlijk vond ik het jammer, maar ik was er niet kapot van. Bovendien kon ik ook oprecht genieten van wat ik die dag had betekend voor Chris. Ik had me er in die jaren sowieso bij neergelegd dat ik moest knechten. Toen ik naar Team Sky ging, wist ik dat dat van me werd verwacht. Anderen waren meer met mijn rol bezig, vonden dat ik voor eigen kansen moest gaan of zelfs voor het klassement. Maar ja, het is allemaal speculeren. Ik reed wel heel sterk toen, maar ik kon in mijn rol natuurlijk ook weleens een dagje rustig aan doen. Dus ik heb echt geen idee wat ik destijds als klassementsrenner had kunnen doen. En ja, ik denk wel dat ik toen een Tour-rit had kunnen winnen. Maar voor mij waren het geen frustrerende tijden, ik won ook andere koersen en etappes, hè? Het was vooral in de Tour of de Vuelta dat ik moest knechten. En die twee keer dat ik met Chris naar de Tour ging, was hij zo goed. Logisch dat de ploeg voor die strategie koos. Dus nee, het winnen van deze Tour-etappe zorgt niet dat ik met terugwerkende kracht baal.” Mijn vader “Maar ik dacht op die finishstreep ook aan mijn vader. Ik ben mijn vader al in 2012 verloren, maar op dat moment had ik zo graag gewild dat ik het met hem kon delen. Mijn vader heeft heel veel voor me betekend. Toen ik klein was, is hij altijd met mij naar alle koersen gereden. Maar ook mijn val in de Tour van 2012 schoot door mijn hoofd. Dat was in hetzelfde jaar dat mijn vader overleed. Het was een heftig jaar, vooral heel zielig voor mijn moeder. Die verloor in januari haar man en een paar maanden later lag haar zoon op de intensive care. Ik ben tegenwoordig eigenlijk nooit meer bezig met mijn ongeluk, hoe ernstig dat ook was. Ik had een gescheurde nier en milt, gebroken ribben en een klaplong, maar ik had het geluk dat ik nog jong was en een stuk naïever dan nu. Dus toen ik wat opknapte, ben ik er eigenlijk meteen vanuit gegaan dat het wel weer goed zou komen met me. En dat kwam het ook, alleen presteerde ik nog lang wisselvallig. Het heeft zeker twee jaar geduurd voordat ik weer op een stabiel niveau was. Maar omdat ik vind dat ik er goed mee weg ben gekomen, is het niet meer iets dat nog bij me speelt. Behalve op die finishlijn dan, toen kwam die val toch ineens voorbijflitsen. Maar de meest rauwe emotie die ik voelde, was vanwege Gino. Zijn dood had ik nog niet kunnen verwerken. Dat voelt nu nog steeds heel vers, het is nog niet eens een half jaar geleden. Al hoor je er tegenwoordig minder over. Dat is altijd met die dingen; in het begin is er heel veel aandacht voor, maar dat ebt best snel weg. Dat had ik eerder al meegemaakt met mijn vader. Als het net is gebeurd, is er veel aandacht, maar de buitenwereld gaat ook vrij snel weer over tot de orde van de dag. Terwijl je er zelf misschien nog mee aan het worstelen bent.” Mediacursus “Er zat dus heel veel achter die tranen bij mijn eerste interview na mijn etappeoverwinning. Alleen, na dat interview moest ik er nog een stuk of twintig. Dat mediacircus waar ik in terechtkwam, was niet normaal. In het begin was het wel even leuk, maar nadat ik tien keer hetzelfde verhaal had verteld, dacht ik: kon dit misschien niet gewoon in één keer? En na de tv-interviews moest ik nog naar een andere ruimte voor alle online-interviews. 'Nadat ik hem boos op zijn stuur zag slaan, wist ik dat ik hem had.' Ik verlangde naar een hotel, wilde lekker rusten, was moe. En al die tijd had ik nog niemand gesproken van mijn familie, omdat ik mijn telefoon niet bij me had. Op een gegeven moment wilde ik echt graag mijn vriendin spreken. Zij heeft nagenoeg hetzelfde telefoonnummer als ik, met alleen ergens achteraan één cijfer verschil. Dus ik zei tegen de persman: geef even je telefoon en zoek mijn nummer op, dan kan ik mijn vriendin bellen. Ik veranderde één cijfer en belde vervolgens dat nummer. Er werd opgenomen en ik riep meteen heel blij: hey, it’s me. Toen antwoordde er een Frans vrouwtje aan de andere kant van de lijn aarzelend: ‘Eh, who is ‘me’?’ Had ik toch het verkeerde nummer gebeld.” De Vuelta-zege “Op je 35ste je eerste Tour-etappe winnen, is vrij laat. Maar ik geloofde er altijd in dat het een keer moest lukken. Ik moest daar ook in blijven geloven, anders kon ik net zo goed meteen stoppen. Al besefte ik op een gegeven moment natuurlijk wel dat de meeste jaren als renner achter me liggen. Maar ook dit jaar geloofde ik er weer in. Ik zei voor de Tour tegen mijn vriend Reinier: ik wil eigenlijk nog wel in alle drie de grote rondes één rit winnen. Hij zei: ‘Oké, leuk, maar zou je dan niet eens beginnen met er gewoon eentje te winnen?’ Nadat ik die rit won in de Tour werd het natuurlijk vervolgens een extra grote ambitie om een Vuelta-rit te winnen. Net als toen ik in de Tour even dacht dat ik te vroeg wegreed bij Wout van Aert, dacht ik in de Vuelta op het moment dat Remco Evenepoel wegsprong: ah jammer. Ik had eigenlijk liever gehad dat er iemand anders wegsprong dan hij. Maar ik moest overschakelen op vertrouwen. Ik zei tegen mezelf: je hebt hard getraind, je voelt je goed, je rijdt de hele Vuelta al sterk, waarom ook niet? Die overwinning was ook fantastisch, ik was extreem blij. Ook in de Vuelta maakte het scenario het extra bijzonder. Dat ik de twintigste rit won, de laatste kans zeg maar, en dat ik uitgerekend van Evenepoel won in een sprint. Op de finish wist ik niet helemaal zeker of ik had gewonnen. Ik was vlak voor de streep weggesprongen, maar Evenepoel kwam in de laatste meters nog zo hard aan. Maar nadat ik hem boos op zijn stuur zag slaan, wist ik dat ik hem had.” Helden Magazine 69 Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee. Meer lezen? Opzoek naar de balans met Thymen Arensman Mathieu van der Poel: "Ik voel me toch ook oud worden" Lars en Marijn van den Berg: nieuwe dromen
Wout Poels (37) behoort al jarenlang tot het meubilair van het peloton. Hij was jarenlang meesterknecht van Tour-winnaars. 2023 was in meerdere opzichten een emotioneel jaar voor de renner van Bahrain Victorious. In de Tour de France won hij voor het eerst een etappe in een grote ronde. In de Vuelta flikte hij dat meteen nog een keer. Maar er was ook het overlijden van ploeggenoot Gino Mäder. In woonplaats Monaco blikt hij terug. De Tour-zege “Het was niet dat ik die ochtend van de vijftiende Tour-etappe al dacht; ik voel me goed en deze is voor mij. Integendeel. Ik was de dag ervoor heel diepgegaan, dus ik wist bij de start nog niet of ik een poging voor een ritzege zou kunnen opbrengen. Dat besluit viel pas in de koers, toen we met een vrij grote kopgroep bij de eerste klim aankwamen. Marc Soler reed bij ons weg, hem durfde ik nog wel te laten gaan. Maar toen Wout van Aert ook wegreed wist ik: oei, nu moet ik écht mee als ik ooit die rit wil winnen. 'Dat ik ook nog Van Aert versloeg in de Tour-etappe, maakte het een perfect scenario. Een beetje zoals een WK voetbal winnen door in de finale Argentinië te verslaan' Dus ik ging. Ik moet eerlijk zijn: als die inhaalslag nog honderd meter langer had geduurd, was het me niet gelukt. Ik kwam er echt maar net bij. Dat zijn van die momenten in de koers dat je denkt: poeh, nu heb ik wel een jasje uitgedaan, misschien was het wel te veel. Maar gelukkig herstel ik vaak weer snel en is de ander vaak net zo diepgegaan. Eerst waren we nog met zijn vieren op kop, maar doordat Krists Neilands viel en Soler heel slecht afdaalde, zaten alleen Van Aert en ik nog voorop. Van Aert ging echt hard, maar ik wist: ik hoef niet te lossen. Ik voelde me sterk. Op de fiets zat ik te rekenen. Als ik ooit van hem wilde winnen, was mijn enige kans om hem eraf te rijden op het steile stuk in de voorlaatste klim. Ik kende dat stuk al uit een proloog tijdens de Dauphiné. Daar reed ik toen ook goed. Alleen was het vanaf daar wel nog elf kilometer tot de finish, dus dat was niet ideaal. Uiteindelijk nam ik de beslissing om weg te sprinten in een split second. Ik dacht: ik ga gewoon en ik zie wel waar het schip strandt. Nadat ik weg was gereden, twijfelde ik eigenlijk meteen. Shit, dit was te vroeg, dacht ik. Ik pakte vrij snel vijftien of twintig seconden voorsprong, maar daarna ging het extreem langzaam naar een minuut. En het was wel Wout van Aert die ik in m’n nek had. Maar op een gegeven moment kwam ik toch een beetje in the zone terecht. Ik hoorde in m’n oortje dat ik steeds meer voorsprong pakte, toen ik achteromkeek en hem niet meer zag, gaf dat me vleugels. En ook om als koploper door zo’n mensenmassa te fietsen trouwens, zo’n euforisch gevoel is dat. Maar ik was absoluut nergens zeker van. Natuurlijk zag ik de wattages die ik trapte en ik wist dat het vrij lastig was om bij me te komen. Maar misschien hield Van Aert zich wel even in om in de laatste vijf kilometer een inhaalslag in te zetten? En ik wist überhaupt niet wat er in de koers achter me gebeurde, ik dacht: zal je net zien dat Tadej Pogacar of Jonas Vingegaard een superdag heeft. Ik hoorde door alle supporters mijn oortje ook niet meer goed, het laatste wat ik meekreeg was 1 minuut 20 voorsprong. Pas bij de allerlaatste bocht naar links wist ik zeker dat ik zou winnen. Dan komt die streep en de ontlading. Ik was zo blij, eindelijk was het gelukt om een Tour-etappe te winnen. Ik kon het niet geloven.” De droom “Mijn hele carrière flitste voorbij toen ik over de finish kwam. Het was letterlijk een droom die op dat moment uitkwam. Als je jong bent en je begint met fietsen dan is het eerste waar je wat betreft wielrennen mee in aanraking komt de Tour. Je hoort erover op de radio, ziet het op tv en kijkt mee met je ouders naar De avondetappe. Het begint met de droom ooit mee te mogen doen aan de Tour, maar als je op dat punt bent, wordt die ambitie groter en droom je over hoe geweldig het zou zijn om daar ooit een rit te winnen. Voor mij als klimmer was een bergrit winnen het ultieme. Ik had natuurlijk iedere Tour-rit geweldig gevonden. Maar dat ik uiteindelijk een lange etappe met heel veel hoogtemeters mocht winnen, maakte het extra bijzonder. En dat ik ook nog Wout van Aert versloeg, maakte het een perfect scenario. Een beetje zoals een WK voetbal winnen door in de finale Argentinië te verslaan.” Froome “Voorheen was ik in de Tour van 2016 het dichtst bij een overwinning. Het was een etappe met dezelfde aankomst als waar ik nu won. Ik reed toen voor Team Sky, als knecht van Chris Froome. Chris reed in het geel en we reden die dag met aardig wat man van onze ploeg vooraan. Ik hoorde Chris via de teamradio tegen de ploegleider zeggen: ‘Als we straks bij de slotklim zijn en Wout voelt zich goed, dan moet hij voor de ritzege gaan vandaag.’ De ploegleiding antwoordde dat ze dat risico liever niet namen, maar Chris ging daar tegenin. Hij vond dat we safe zaten, met zoveel man van Sky voorin. Ik was er klaar voor en voelde me ook echt sterk die dag. Maar toen begon het te regenen, waren er valpartijen en ook Chris was gevallen, waardoor ik logischerwijs bij hem moest blijven. Geraint Thomas heeft toen zijn fiets aan Chris afgegeven en ik heb hem een soort van naar boven geloodst zodat hij weinig tijd zou verliezen. Natuurlijk vond ik het jammer, maar ik was er niet kapot van. Bovendien kon ik ook oprecht genieten van wat ik die dag had betekend voor Chris. Ik had me er in die jaren sowieso bij neergelegd dat ik moest knechten. Toen ik naar Team Sky ging, wist ik dat dat van me werd verwacht. Anderen waren meer met mijn rol bezig, vonden dat ik voor eigen kansen moest gaan of zelfs voor het klassement. Maar ja, het is allemaal speculeren. Ik reed wel heel sterk toen, maar ik kon in mijn rol natuurlijk ook weleens een dagje rustig aan doen. Dus ik heb echt geen idee wat ik destijds als klassementsrenner had kunnen doen. En ja, ik denk wel dat ik toen een Tour-rit had kunnen winnen. Maar voor mij waren het geen frustrerende tijden, ik won ook andere koersen en etappes, hè? Het was vooral in de Tour of de Vuelta dat ik moest knechten. En die twee keer dat ik met Chris naar de Tour ging, was hij zo goed. Logisch dat de ploeg voor die strategie koos. Dus nee, het winnen van deze Tour-etappe zorgt niet dat ik met terugwerkende kracht baal.” Mijn vader “Maar ik dacht op die finishstreep ook aan mijn vader. Ik ben mijn vader al in 2012 verloren, maar op dat moment had ik zo graag gewild dat ik het met hem kon delen. Mijn vader heeft heel veel voor me betekend. Toen ik klein was, is hij altijd met mij naar alle koersen gereden. Maar ook mijn val in de Tour van 2012 schoot door mijn hoofd. Dat was in hetzelfde jaar dat mijn vader overleed. Het was een heftig jaar, vooral heel zielig voor mijn moeder. Die verloor in januari haar man en een paar maanden later lag haar zoon op de intensive care. Ik ben tegenwoordig eigenlijk nooit meer bezig met mijn ongeluk, hoe ernstig dat ook was. Ik had een gescheurde nier en milt, gebroken ribben en een klaplong, maar ik had het geluk dat ik nog jong was en een stuk naïever dan nu. Dus toen ik wat opknapte, ben ik er eigenlijk meteen vanuit gegaan dat het wel weer goed zou komen met me. En dat kwam het ook, alleen presteerde ik nog lang wisselvallig. Het heeft zeker twee jaar geduurd voordat ik weer op een stabiel niveau was. Maar omdat ik vind dat ik er goed mee weg ben gekomen, is het niet meer iets dat nog bij me speelt. Behalve op die finishlijn dan, toen kwam die val toch ineens voorbijflitsen. Maar de meest rauwe emotie die ik voelde, was vanwege Gino. Zijn dood had ik nog niet kunnen verwerken. Dat voelt nu nog steeds heel vers, het is nog niet eens een half jaar geleden. Al hoor je er tegenwoordig minder over. Dat is altijd met die dingen; in het begin is er heel veel aandacht voor, maar dat ebt best snel weg. Dat had ik eerder al meegemaakt met mijn vader. Als het net is gebeurd, is er veel aandacht, maar de buitenwereld gaat ook vrij snel weer over tot de orde van de dag. Terwijl je er zelf misschien nog mee aan het worstelen bent.” Mediacursus “Er zat dus heel veel achter die tranen bij mijn eerste interview na mijn etappeoverwinning. Alleen, na dat interview moest ik er nog een stuk of twintig. Dat mediacircus waar ik in terechtkwam, was niet normaal. In het begin was het wel even leuk, maar nadat ik tien keer hetzelfde verhaal had verteld, dacht ik: kon dit misschien niet gewoon in één keer? En na de tv-interviews moest ik nog naar een andere ruimte voor alle online-interviews. 'Nadat ik hem boos op zijn stuur zag slaan, wist ik dat ik hem had.' Ik verlangde naar een hotel, wilde lekker rusten, was moe. En al die tijd had ik nog niemand gesproken van mijn familie, omdat ik mijn telefoon niet bij me had. Op een gegeven moment wilde ik echt graag mijn vriendin spreken. Zij heeft nagenoeg hetzelfde telefoonnummer als ik, met alleen ergens achteraan één cijfer verschil. Dus ik zei tegen de persman: geef even je telefoon en zoek mijn nummer op, dan kan ik mijn vriendin bellen. Ik veranderde één cijfer en belde vervolgens dat nummer. Er werd opgenomen en ik riep meteen heel blij: hey, it’s me. Toen antwoordde er een Frans vrouwtje aan de andere kant van de lijn aarzelend: ‘Eh, who is ‘me’?’ Had ik toch het verkeerde nummer gebeld.” De Vuelta-zege “Op je 35ste je eerste Tour-etappe winnen, is vrij laat. Maar ik geloofde er altijd in dat het een keer moest lukken. Ik moest daar ook in blijven geloven, anders kon ik net zo goed meteen stoppen. Al besefte ik op een gegeven moment natuurlijk wel dat de meeste jaren als renner achter me liggen. Maar ook dit jaar geloofde ik er weer in. Ik zei voor de Tour tegen mijn vriend Reinier: ik wil eigenlijk nog wel in alle drie de grote rondes één rit winnen. Hij zei: ‘Oké, leuk, maar zou je dan niet eens beginnen met er gewoon eentje te winnen?’ Nadat ik die rit won in de Tour werd het natuurlijk vervolgens een extra grote ambitie om een Vuelta-rit te winnen. Net als toen ik in de Tour even dacht dat ik te vroeg wegreed bij Wout van Aert, dacht ik in de Vuelta op het moment dat Remco Evenepoel wegsprong: ah jammer. Ik had eigenlijk liever gehad dat er iemand anders wegsprong dan hij. Maar ik moest overschakelen op vertrouwen. Ik zei tegen mezelf: je hebt hard getraind, je voelt je goed, je rijdt de hele Vuelta al sterk, waarom ook niet? Die overwinning was ook fantastisch, ik was extreem blij. Ook in de Vuelta maakte het scenario het extra bijzonder. Dat ik de twintigste rit won, de laatste kans zeg maar, en dat ik uitgerekend van Evenepoel won in een sprint. Op de finish wist ik niet helemaal zeker of ik had gewonnen. Ik was vlak voor de streep weggesprongen, maar Evenepoel kwam in de laatste meters nog zo hard aan. Maar nadat ik hem boos op zijn stuur zag slaan, wist ik dat ik hem had.” Helden Magazine 69 Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee. Meer lezen? Opzoek naar de balans met Thymen Arensman Mathieu van der Poel: "Ik voel me toch ook oud worden" Lars en Marijn van den Berg: nieuwe dromen

Wielrennen

Dylan van Baarle: Via de hel naar de hemel

Met de overwinning in Parijs-Roubaix en tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen heeft Dylan van Baarle (30) het afgelopen jaar bewezen een van de beste klassieke renners van het moment te zijn. De grootste ploegen vochten voor zijn handtekening na de overwinning in De Hel van het Noorden. Uiteindelijk koos de Zuid-Hollander voor Jumbo-Visma. “Om opnieuw een stap te zetten.” In de wereld van de jetset van het prinsendom Monaco leeft hij een spartaans bestaan. Op een steenworp afstand van het paleis van prins Albert en Port de Fontvieille leeft Dylan van Baarle al enkele jaren in een appartement. Hij noemt de verhuizing naar de Côte d’Azur de beste investering die hij als wielrenner heeft gedaan. “Je kunt hier uitdagend in de binnenlanden trainen met lange en steile beklimmingen. Daarnaast wonen hier veel wereldklasse profs waar ik mee train. Automatisch dagen we elkaar uit, waardoor ook het niveau van de trainingen omhooggaat. Ik ben overtuigd dat de verhuizing naar Monaco een van de belangrijkste bouwstenen van de huidige successen is.” De ultieme beloning van die vele investeringen staat centraal op de eettafel in zijn appartement. De kassei is de trofee die de winnaar van Parijs-Roubaix krijgt. Het voordeel van deze plek op de eettafel is dat hij tig keren per dag terugdenkt aan de mooiste overwinning uit zijn loopbaan. “Ik ga in mijn huis zeker een plek inrichten waar deze trofee samen met mijn fiets en de kleding van die bijzondere dag komen te staan. Die herinnering wil ik mijn hele leven koesteren. Het eerste wat bovenkomt, zijn die laatste achttien kilometer die ik solo naar de overwinning reed. En vervolgens de emoties bij de mensen van mijn ploeg direct na de finish op het Vélodrome. Er zit zoveel symboliek in die kassei. Het is eigenlijk een negenjarig traject, waar ik als beginnend prof naar toe heb gewerkt. Dit was de ultieme droom. Al besef ik dankzij die overwinning nog meer dan voorheen dat er nog mooie jaren voor me liggen.” Kippenvel In je persconferentie direct na de overwinning in Roubaix gaf je al aan dat de sleutel van deze zege misschien wel lag in de motivatie die de zilveren medaille op het WK op de weg in Leuven eind 2021 je gaf. “Die tweede plek op het WK heeft mijn zelfvertrouwen een boost gegeven. Door die prestatie ben ik met een ander gevoel de winter ingegaan. Of het nu bewust of onbewust is, het zit in je systeem dat je ook op die lange afstand met ’s werelds besten kunt wedijveren. Die bevestiging heb ik richting dit voorjaar zeker goed in mijn oren geknoopt.” Toch verliep de aanloop naar het klassieke voorjaar niet echt goed. Knikt. “In de Ronde van de Algarve en Parijs-Nice was ik een beetje ziek. Eigenlijk was ik pas een week voor het Vlaamse voorjaar helemaal hersteld. Voor de E3 Prijs Harelbeke had ik geen idee hoe ik ervoor stond. Ik hield me vast aan de gedachte dat ik vorig jaar eigenlijk iets te vroeg in topconditie was. Dit jaar was de topvorm eigenlijk perfect getimed. Ik voelde me vier weken lang heel sterk.” In de Ronde van Vlaanderen sprintte je vanuit verloren positie in de laatste meters ineens voor de overwinning. “Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar waren gevlogen, waardoor ik met Valentin Madouas voor de derde plek koerste. In de laatste kilometer vielen die twee ineens min of meer stil voor ons. Het was een gekke ervaring dat toen in een split second de overwinning binnen bereik kwam. Ik had daar helemaal geen rekening meer mee gehouden. Ik was volledig gefocust op de derde plek. We wilden vooral de groep achter ons voorblijven. Een podiumplek in de Ronde van Vlaanderen was sowieso al een hoofdprijs voor mij. Het was dat Mathieu op tijd in de gaten had dat wij met een hogere snelheid naderden... Daardoor moest ik genoegen nemen met de tweede plek. Dat was geen teleurstelling, ik was zeer tevreden.” Afgelopen winter gaf je al aan dat je na het WK-zilver voor een podiumplek in een van de Monumenten wilde gaan. “Het was voor mij een enorme opluchting dat ik in Vlaanderen als tweede eindigde. Alle druk die ik me richting dit voorjaar had opgelegd, viel toen van mijn schouders. Ik streef al zo lang een podiumplaats in een van de grote voorjaarsklassiekers na. Eindelijk was ik daarin geslaagd.” Een betere opsteker voor Parijs-Roubaix kon je je niet wensen? “Natuurlijk gaf dat resultaat extra vertrouwen. Eigenlijk verliep die dag alles volgens het boekje. We zaten op alle kasseistroken waar we moesten zitten. Ik reed slechts één keer lek op een relatief gunstig moment. Ik hoefde geen trap te veel te doen, waardoor ik redelijk fris aan de finale kon beginnen. Op de vijfsterrenzone van Mons-en-Pévèle ging ik voor het eerst in de aanval. Het belangrijkste moment van de koers was toen ik op 27 kilometer van de streep op de strook van Cysoing-Bourghelles naar de drie koplopers Matej Mohoric, Yves Lampaert en Tom Devriendt reed. Dat ik vervolgens de wedstrijd wist te winnen na een solo van achttien kilometer was ongekend. Dit is de beloning waarvoor ik jarenlang altijd wat extra’s tijdens mijn trainingen heb gedaan. Ik rij Verder is het ook een beloning voor al het werk dat mijn moeder en mijn opa en oma hebben gedaan om mijn zusje Ashlynn en mij te laten fietsen. Mijn moeder heeft zich na haar scheiding zoveel ontzegd om ons deze kans te geven. Al haar geld ging op aan het fietsen, maar ook haar eigen sociale leven zette ze voor onze hobby op het tweede plan. Dan kan ik nu toch niet lui op de bank gaan zitten?” Hoe vaak heb je de beelden teruggekeken? “Eigenlijk pas één keer. Na Roubaix ben ik twee weken in Nederland geweest. Eenmaal terug in Monaco kon ik een avond niet slapen. Ik heb de hele wedstrijd toen teruggekeken tot bijna vier uur ’s nachts. Daarna kon ik ook nog moeilijk slapen...” Parijs-Roubaix wordt door veel kenners de mooiste klassieker genoemd. “Dat zeggen ze, hè. Ik heb alle grote mannen de laatste jaren in Roubaix zien winnen. Van Tom Boonen tot Fabian Cancellara en Niki Terpstra. Als ik die finales zag, dan kreeg ik al kippenvel. Wanneer je het vervolgens zelf flikt, is het helemaal speciaal. Er is na die zege veel op me af gekomen. Van onbekende mensen ontving ik berichten dat ze juichend en huilend voor de televisie zaten. Dat geeft aan hoe bijzonderlijk die wedstrijd is. Ik had nooit bij de start kunnen bedenken dat ik zoiets teweeg kon brengen.” Ook binnen je ploeg Ineos-Grenadiers liepen de emoties hoog op. Terwijl de ploeg met onder andere zeven Tour de France- zeges toch heel wat is gewend. “De ploeg had Parijs-Roubaix nog nooit gewonnen. Sterker, ze hebben nog nooit echt meegedaan voor de overwinning, terwijl deze klassieker heel hoog op hun bucketlist stond. In een tentje achter het podium kwamen Michal Kwiatkowski en Luke Rowe tot tranen toe geroerd naar binnen. En ook teammanager David Brailsford was helemaal door het dolle. De ‘Hell of the North’ betekent voor de ploeg bijzonder veel. Als je wereldwijd gaat kijken, dan heeft deze klassieker meer aanzien dan de Ronde van Vlaanderen of Luik-Bastenaken-Luik. Het is zo’n speciale wedstrijd.” Jumbo-Visma Parijs-Roubaix is je eerste grote klassieke zege, maar je mag geen eendagsvlieg worden genoemd. “Ik kom inderdaad niet ineens uit de lucht vallen. Ik heb vorig jaar al Dwars door Vlaanderen gewonnen. En in de Ronde van Vlaanderen ben ik al vijf keer bij de eerste tien geëindigd. Ik zet niet van die grote stappen in mijn loopbaan zoals Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel en Wout van Aert hebben gedaan, heb het met kleine stapjes moeten doen. Ik hoop die lijn tot aan het einde van mijn loopbaan door te trekken en ik blijf steeds op zoek naar punten waarin ik vooruitgang kan boeken. Wat dat betreft weet ik dat ik altijd in mezelf moet blijven investeren.” Ben je in het kasseienwerk niet al naar het niveau van Van der Poel en Van Aert gegroeid? “Op de sprint- en minuutwaardes zijn zij nog een stuk beter dan ik. Ik moet dus op een andere manier proberen te winnen. Zoals in Roubaix door in de aanval te gaan. Op een sprint hoef ik niet te wachten, dan weet ik zeker dat ik door die jongens word geklopt. Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat ik nog steeds vooruitgang kan boeken. Mijn streven is om een nog prominentere rol in de finales van de klassiekers te vervullen. Nu zit ik vaak nog net achter die grote mannen. Die stap hoop ik de komende jaren nog te zetten.” Hoe je je in de grote klassiekers profileert doet denken aan de grote dagen van de net gestopte Niki Terpstra. “Ik denk dat we in de Vlaamse klassiekers vergelijkbare renners zijn. We zijn allebei niet de snelsten, maar zijn wel taai en hebben de motor om lang in de finale mee te gaan. Qua resultaten zie je ook overeenkomsten. Allebei hebben we Dwars door Vlaanderen gewonnen door een solo van zo’n vijftig kilometer. En Vlaanderen en Roubaix zijn de grote klassiekers waar we ons profileren.” Na de zege in Roubaix kreeg je van de drie beste ploegen van de wereld Jumbo-Visma, Ineos-Grenadiers en UAE Emirates een aanbieding voor de komende jaren. “Ik denk dat die ploegen mijn kwaliteiten hebben gezien. Buiten de klassiekers ben ik ook een zeer stabiele renner die het hele jaar inzetbaar is en ook nog eens redelijk goed bergop rijdt. Natuurlijk is het tof als je ziet dat die ploegen om je handtekening vechten. Dat streelt zeker mijn ego. Daar doe ik het ook voor.” Wat gaf de doorslag om voor Jumbo-Visma te kiezen? “Ik heb nu vijf jaar voor Ineos-Grenadiers gereden. Ik dacht: als ik nu bijteken, dan blijf ik waarschijnlijk mijn hele carrière bij hetzelfde team. Of probeer ik nog ergens anders te kijken wat zij nog uit me kunnen halen? Jumbo-Visma heeft de laatste jaren een traject ingezet waarin je duidelijk ziet dat er een stijgende lijn inzit. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat het momenteel de beste ploeg in het peloton is. Ik ben benieuwd of zij mij nog beter kunnen maken. Een nieuwe omgeving met andere inzichten geeft vaak een impuls, terwijl ik de werkwijze van Ineos inmiddels wel ken en daar komt voor mij al veel routine bij kijken. Wat dat betreft zie ik deze overgang ook als een nieuwe uitdaging. Ik heb in het voorjaar lang nagedacht voordat ik een keuze voor een nieuwe ploeg maakte. Wanneer in het verleden mijn contract bij Ineos afliep, had ik niet echt de behoefte om met meer landgenoten in een ploeg te zitten. In die jaren was Jumbo-Visma ook nog niet de topploeg die het nu is. Van zo’n goed gestructureerde topploeg uit eigen land wil ik als Nederlander ook graag deel uitmaken. Nu leeft het gevoel van ‘thuiskomen’ ook veel sterker dan voorgaande jaren. Dat zal ook met de leeftijd te maken hebben. Ik heb natuurlijk al bij de opleidingsploeg van Rabobank gezeten en daar werkte ik destijds ook met trainer Mathieu Heijboer. Ik ben echt benieuwd wat hij de komende jaren nog uit mij kan halen.” Dat klinkt net als jouw keuze in 2018 voor Team Sky – voor- ganger van Ineos – dat in die jaren de sterkste ploeg was. “Ik heb mijn ogen altijd goed open, probeer alles wat ik zie in me op te nemen en daar zaken uit te filteren waar ik vooruitgang mee kan boeken. Destijds besefte ik al dat ik alleen maar beter kan worden door bij de beste ploeg van de wereld te rijden. Zo zag ik in mijn eerste jaar tijdens het trainingskamp voor de Tour de France op Tenerife wat Chris Froome en Geraint Thomas allemaal deden om top te zijn. Dat was voor mij een openbaring, waardoor ik besefte hoe hard je moet trainen en professioneel moet leven om daadwerkelijk iets te bereiken in de wielersport.” 'Ik heb tijdens het trainingskamp voor de Tour de France op Tenerife gezien wat Froome en Thomas allemaal deden om top te zijn. Dat was voor mij een openbaring' Op welk gebied kun jij nog sterker worden? “Ik kan heel veel arbeid en de lange afstanden goed aan. Nu is het vooral zaak om ook aan de explosieve intensiteit te werken. De dertig seconden tot een minuut power moet ik omhoog krijgen. Door intervaltrainingen hoop ik daar weer stappen in te zetten. Op het WK in september merkte ik dat ik op de steile beklimmingen weer sterker was. Een van mijn zwakke punten was dat ik op die cruciale plekken niet echt kon versnellen. Op het WK lukte dat wel. Dat is iets waar ik met Mathieu Heijboer aan wil werken. Ik blijf overigens in Monaco wonen, omdat dit een perfect trainingsgebied is.” Van Aert Jumbo-Visma heeft in ieder geval een sterker collectief voor de voorjaarsklassiekers dan Ineos. “Jumbo-Visma is een beetje als het QuickStep van vroeger. Met mannen als Wout van Aert, Christophe Laporte en Tiesj Benoot staat er een team dat een stempel op die wedstrijden kan drukken. Ik denk dat zo’n sterk collectief mijn kansen vergroot om te winnen. Het is immers belangrijk dat je met meer jongens in de finale zit. Bij Jumbo heb je die garantie, want er zijn zeker vijf renners die diep in de finale mee kunnen.” Het nadeel is dat je een plek in de schaduw van de absolute kopman Wout van Aert krijgt. “Ik zie dat niet als een nadeel. Het belangrijkste is dat Wout niet alleen zit. Dat was het afgelopen voorjaar, buiten de E3 Prijs, wel het geval. De collectieve meerderheid hebben wordt onze sleutel om die grote klassiekers te winnen. Mijn zwakte is mijn sprint, maar mijn kracht is dat ik weet hoe ik wedstrijden op een andere manier kan winnen. Na Roubaix heb ik met de ploegleiding van Jumbo nog eens gesproken over die rolverdeling. Wij weten dat Wout de kopman is en hij moest mijn komst ook zien zitten. Ook na Roubaix was hij nog altijd enthousiast over mijn komst. Dat geeft mij het vertrouwen dat we samen sterker zijn en dat we die kracht collectief kunnen uitspelen.” Het doet me denken aan de rolverdeling tussen Niki Terpstra en Tom Boonen bij QuickStep. “Precies. Ik denk dat ik nu in dezelfde situatie kom te zitten als Niki in zijn primetime. Boonen was toen ook de kopman, maar Niki heeft eveneens fantastische resultaten behaald. Aan de zijde van Wout van Aert ga ik de nodige kansen krijgen. Wout weet ook dat zijn kansen alleen maar groter worden als hij met twee of drie ploegmaten van voren zit. Dan hoeft hij niet overal op te reageren. Ik denk dat we er allemaal beter van worden.” Welk vertrouwen haal je uit je zege in Parijs-Roubaix voor de toekomst? “Vorig jaar haalde ik al veel motivatie uit mijn tweede plek op het WK in Leuven. Nu ga ik met nog meer vertrouwen de winter in richting het voorjaar van 2023. Dit jaar had ik als doel om op het podium te eindigen van een van die klassiekers. In de twee grootste Monumenten slaagde ik in die missie. Weet je, zo’n zege maakt de honger naar een nieuwe grote overwinning alleen maar groter. Zoals ik ook gemotiveerd raak als ik op de eettafel naar die kassei kijk. Je wilt zoiets opnieuw beleven. Het is nu een stuk realistischer, omdat ik weet dat het echt mogelijk is. Ik wil nu alleen maar meer winnen. Was ik dit voorjaar nog tevreden met een tweede of derde plek, nu kijk ik alleen naar de hoogste trede van het podium. Als je eenmaal aan het zoet van de overwinning hebt geproefd, wil je alleen maar meer.” Helden Magazine 64 Het verhaal van Dylan van Baarle komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde. In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal. Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain. Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Met de overwinning in Parijs-Roubaix en tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen heeft Dylan van Baarle (30) het afgelopen jaar bewezen een van de beste klassieke renners van het moment te zijn. De grootste ploegen vochten voor zijn handtekening na de overwinning in De Hel van het Noorden. Uiteindelijk koos de Zuid-Hollander voor Jumbo-Visma. “Om opnieuw een stap te zetten.” In de wereld van de jetset van het prinsendom Monaco leeft hij een spartaans bestaan. Op een steenworp afstand van het paleis van prins Albert en Port de Fontvieille leeft Dylan van Baarle al enkele jaren in een appartement. Hij noemt de verhuizing naar de Côte d’Azur de beste investering die hij als wielrenner heeft gedaan. “Je kunt hier uitdagend in de binnenlanden trainen met lange en steile beklimmingen. Daarnaast wonen hier veel wereldklasse profs waar ik mee train. Automatisch dagen we elkaar uit, waardoor ook het niveau van de trainingen omhooggaat. Ik ben overtuigd dat de verhuizing naar Monaco een van de belangrijkste bouwstenen van de huidige successen is.” De ultieme beloning van die vele investeringen staat centraal op de eettafel in zijn appartement. De kassei is de trofee die de winnaar van Parijs-Roubaix krijgt. Het voordeel van deze plek op de eettafel is dat hij tig keren per dag terugdenkt aan de mooiste overwinning uit zijn loopbaan. “Ik ga in mijn huis zeker een plek inrichten waar deze trofee samen met mijn fiets en de kleding van die bijzondere dag komen te staan. Die herinnering wil ik mijn hele leven koesteren. Het eerste wat bovenkomt, zijn die laatste achttien kilometer die ik solo naar de overwinning reed. En vervolgens de emoties bij de mensen van mijn ploeg direct na de finish op het Vélodrome. Er zit zoveel symboliek in die kassei. Het is eigenlijk een negenjarig traject, waar ik als beginnend prof naar toe heb gewerkt. Dit was de ultieme droom. Al besef ik dankzij die overwinning nog meer dan voorheen dat er nog mooie jaren voor me liggen.” Kippenvel In je persconferentie direct na de overwinning in Roubaix gaf je al aan dat de sleutel van deze zege misschien wel lag in de motivatie die de zilveren medaille op het WK op de weg in Leuven eind 2021 je gaf. “Die tweede plek op het WK heeft mijn zelfvertrouwen een boost gegeven. Door die prestatie ben ik met een ander gevoel de winter ingegaan. Of het nu bewust of onbewust is, het zit in je systeem dat je ook op die lange afstand met ’s werelds besten kunt wedijveren. Die bevestiging heb ik richting dit voorjaar zeker goed in mijn oren geknoopt.” Toch verliep de aanloop naar het klassieke voorjaar niet echt goed. Knikt. “In de Ronde van de Algarve en Parijs-Nice was ik een beetje ziek. Eigenlijk was ik pas een week voor het Vlaamse voorjaar helemaal hersteld. Voor de E3 Prijs Harelbeke had ik geen idee hoe ik ervoor stond. Ik hield me vast aan de gedachte dat ik vorig jaar eigenlijk iets te vroeg in topconditie was. Dit jaar was de topvorm eigenlijk perfect getimed. Ik voelde me vier weken lang heel sterk.” In de Ronde van Vlaanderen sprintte je vanuit verloren positie in de laatste meters ineens voor de overwinning. “Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar waren gevlogen, waardoor ik met Valentin Madouas voor de derde plek koerste. In de laatste kilometer vielen die twee ineens min of meer stil voor ons. Het was een gekke ervaring dat toen in een split second de overwinning binnen bereik kwam. Ik had daar helemaal geen rekening meer mee gehouden. Ik was volledig gefocust op de derde plek. We wilden vooral de groep achter ons voorblijven. Een podiumplek in de Ronde van Vlaanderen was sowieso al een hoofdprijs voor mij. Het was dat Mathieu op tijd in de gaten had dat wij met een hogere snelheid naderden... Daardoor moest ik genoegen nemen met de tweede plek. Dat was geen teleurstelling, ik was zeer tevreden.” Afgelopen winter gaf je al aan dat je na het WK-zilver voor een podiumplek in een van de Monumenten wilde gaan. “Het was voor mij een enorme opluchting dat ik in Vlaanderen als tweede eindigde. Alle druk die ik me richting dit voorjaar had opgelegd, viel toen van mijn schouders. Ik streef al zo lang een podiumplaats in een van de grote voorjaarsklassiekers na. Eindelijk was ik daarin geslaagd.” Een betere opsteker voor Parijs-Roubaix kon je je niet wensen? “Natuurlijk gaf dat resultaat extra vertrouwen. Eigenlijk verliep die dag alles volgens het boekje. We zaten op alle kasseistroken waar we moesten zitten. Ik reed slechts één keer lek op een relatief gunstig moment. Ik hoefde geen trap te veel te doen, waardoor ik redelijk fris aan de finale kon beginnen. Op de vijfsterrenzone van Mons-en-Pévèle ging ik voor het eerst in de aanval. Het belangrijkste moment van de koers was toen ik op 27 kilometer van de streep op de strook van Cysoing-Bourghelles naar de drie koplopers Matej Mohoric, Yves Lampaert en Tom Devriendt reed. Dat ik vervolgens de wedstrijd wist te winnen na een solo van achttien kilometer was ongekend. Dit is de beloning waarvoor ik jarenlang altijd wat extra’s tijdens mijn trainingen heb gedaan. Ik rij Verder is het ook een beloning voor al het werk dat mijn moeder en mijn opa en oma hebben gedaan om mijn zusje Ashlynn en mij te laten fietsen. Mijn moeder heeft zich na haar scheiding zoveel ontzegd om ons deze kans te geven. Al haar geld ging op aan het fietsen, maar ook haar eigen sociale leven zette ze voor onze hobby op het tweede plan. Dan kan ik nu toch niet lui op de bank gaan zitten?” Hoe vaak heb je de beelden teruggekeken? “Eigenlijk pas één keer. Na Roubaix ben ik twee weken in Nederland geweest. Eenmaal terug in Monaco kon ik een avond niet slapen. Ik heb de hele wedstrijd toen teruggekeken tot bijna vier uur ’s nachts. Daarna kon ik ook nog moeilijk slapen...” Parijs-Roubaix wordt door veel kenners de mooiste klassieker genoemd. “Dat zeggen ze, hè. Ik heb alle grote mannen de laatste jaren in Roubaix zien winnen. Van Tom Boonen tot Fabian Cancellara en Niki Terpstra. Als ik die finales zag, dan kreeg ik al kippenvel. Wanneer je het vervolgens zelf flikt, is het helemaal speciaal. Er is na die zege veel op me af gekomen. Van onbekende mensen ontving ik berichten dat ze juichend en huilend voor de televisie zaten. Dat geeft aan hoe bijzonderlijk die wedstrijd is. Ik had nooit bij de start kunnen bedenken dat ik zoiets teweeg kon brengen.” Ook binnen je ploeg Ineos-Grenadiers liepen de emoties hoog op. Terwijl de ploeg met onder andere zeven Tour de France- zeges toch heel wat is gewend. “De ploeg had Parijs-Roubaix nog nooit gewonnen. Sterker, ze hebben nog nooit echt meegedaan voor de overwinning, terwijl deze klassieker heel hoog op hun bucketlist stond. In een tentje achter het podium kwamen Michal Kwiatkowski en Luke Rowe tot tranen toe geroerd naar binnen. En ook teammanager David Brailsford was helemaal door het dolle. De ‘Hell of the North’ betekent voor de ploeg bijzonder veel. Als je wereldwijd gaat kijken, dan heeft deze klassieker meer aanzien dan de Ronde van Vlaanderen of Luik-Bastenaken-Luik. Het is zo’n speciale wedstrijd.” Jumbo-Visma Parijs-Roubaix is je eerste grote klassieke zege, maar je mag geen eendagsvlieg worden genoemd. “Ik kom inderdaad niet ineens uit de lucht vallen. Ik heb vorig jaar al Dwars door Vlaanderen gewonnen. En in de Ronde van Vlaanderen ben ik al vijf keer bij de eerste tien geëindigd. Ik zet niet van die grote stappen in mijn loopbaan zoals Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel en Wout van Aert hebben gedaan, heb het met kleine stapjes moeten doen. Ik hoop die lijn tot aan het einde van mijn loopbaan door te trekken en ik blijf steeds op zoek naar punten waarin ik vooruitgang kan boeken. Wat dat betreft weet ik dat ik altijd in mezelf moet blijven investeren.” Ben je in het kasseienwerk niet al naar het niveau van Van der Poel en Van Aert gegroeid? “Op de sprint- en minuutwaardes zijn zij nog een stuk beter dan ik. Ik moet dus op een andere manier proberen te winnen. Zoals in Roubaix door in de aanval te gaan. Op een sprint hoef ik niet te wachten, dan weet ik zeker dat ik door die jongens word geklopt. Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat ik nog steeds vooruitgang kan boeken. Mijn streven is om een nog prominentere rol in de finales van de klassiekers te vervullen. Nu zit ik vaak nog net achter die grote mannen. Die stap hoop ik de komende jaren nog te zetten.” Hoe je je in de grote klassiekers profileert doet denken aan de grote dagen van de net gestopte Niki Terpstra. “Ik denk dat we in de Vlaamse klassiekers vergelijkbare renners zijn. We zijn allebei niet de snelsten, maar zijn wel taai en hebben de motor om lang in de finale mee te gaan. Qua resultaten zie je ook overeenkomsten. Allebei hebben we Dwars door Vlaanderen gewonnen door een solo van zo’n vijftig kilometer. En Vlaanderen en Roubaix zijn de grote klassiekers waar we ons profileren.” Na de zege in Roubaix kreeg je van de drie beste ploegen van de wereld Jumbo-Visma, Ineos-Grenadiers en UAE Emirates een aanbieding voor de komende jaren. “Ik denk dat die ploegen mijn kwaliteiten hebben gezien. Buiten de klassiekers ben ik ook een zeer stabiele renner die het hele jaar inzetbaar is en ook nog eens redelijk goed bergop rijdt. Natuurlijk is het tof als je ziet dat die ploegen om je handtekening vechten. Dat streelt zeker mijn ego. Daar doe ik het ook voor.” Wat gaf de doorslag om voor Jumbo-Visma te kiezen? “Ik heb nu vijf jaar voor Ineos-Grenadiers gereden. Ik dacht: als ik nu bijteken, dan blijf ik waarschijnlijk mijn hele carrière bij hetzelfde team. Of probeer ik nog ergens anders te kijken wat zij nog uit me kunnen halen? Jumbo-Visma heeft de laatste jaren een traject ingezet waarin je duidelijk ziet dat er een stijgende lijn inzit. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat het momenteel de beste ploeg in het peloton is. Ik ben benieuwd of zij mij nog beter kunnen maken. Een nieuwe omgeving met andere inzichten geeft vaak een impuls, terwijl ik de werkwijze van Ineos inmiddels wel ken en daar komt voor mij al veel routine bij kijken. Wat dat betreft zie ik deze overgang ook als een nieuwe uitdaging. Ik heb in het voorjaar lang nagedacht voordat ik een keuze voor een nieuwe ploeg maakte. Wanneer in het verleden mijn contract bij Ineos afliep, had ik niet echt de behoefte om met meer landgenoten in een ploeg te zitten. In die jaren was Jumbo-Visma ook nog niet de topploeg die het nu is. Van zo’n goed gestructureerde topploeg uit eigen land wil ik als Nederlander ook graag deel uitmaken. Nu leeft het gevoel van ‘thuiskomen’ ook veel sterker dan voorgaande jaren. Dat zal ook met de leeftijd te maken hebben. Ik heb natuurlijk al bij de opleidingsploeg van Rabobank gezeten en daar werkte ik destijds ook met trainer Mathieu Heijboer. Ik ben echt benieuwd wat hij de komende jaren nog uit mij kan halen.” Dat klinkt net als jouw keuze in 2018 voor Team Sky – voor- ganger van Ineos – dat in die jaren de sterkste ploeg was. “Ik heb mijn ogen altijd goed open, probeer alles wat ik zie in me op te nemen en daar zaken uit te filteren waar ik vooruitgang mee kan boeken. Destijds besefte ik al dat ik alleen maar beter kan worden door bij de beste ploeg van de wereld te rijden. Zo zag ik in mijn eerste jaar tijdens het trainingskamp voor de Tour de France op Tenerife wat Chris Froome en Geraint Thomas allemaal deden om top te zijn. Dat was voor mij een openbaring, waardoor ik besefte hoe hard je moet trainen en professioneel moet leven om daadwerkelijk iets te bereiken in de wielersport.” 'Ik heb tijdens het trainingskamp voor de Tour de France op Tenerife gezien wat Froome en Thomas allemaal deden om top te zijn. Dat was voor mij een openbaring' Op welk gebied kun jij nog sterker worden? “Ik kan heel veel arbeid en de lange afstanden goed aan. Nu is het vooral zaak om ook aan de explosieve intensiteit te werken. De dertig seconden tot een minuut power moet ik omhoog krijgen. Door intervaltrainingen hoop ik daar weer stappen in te zetten. Op het WK in september merkte ik dat ik op de steile beklimmingen weer sterker was. Een van mijn zwakke punten was dat ik op die cruciale plekken niet echt kon versnellen. Op het WK lukte dat wel. Dat is iets waar ik met Mathieu Heijboer aan wil werken. Ik blijf overigens in Monaco wonen, omdat dit een perfect trainingsgebied is.” Van Aert Jumbo-Visma heeft in ieder geval een sterker collectief voor de voorjaarsklassiekers dan Ineos. “Jumbo-Visma is een beetje als het QuickStep van vroeger. Met mannen als Wout van Aert, Christophe Laporte en Tiesj Benoot staat er een team dat een stempel op die wedstrijden kan drukken. Ik denk dat zo’n sterk collectief mijn kansen vergroot om te winnen. Het is immers belangrijk dat je met meer jongens in de finale zit. Bij Jumbo heb je die garantie, want er zijn zeker vijf renners die diep in de finale mee kunnen.” Het nadeel is dat je een plek in de schaduw van de absolute kopman Wout van Aert krijgt. “Ik zie dat niet als een nadeel. Het belangrijkste is dat Wout niet alleen zit. Dat was het afgelopen voorjaar, buiten de E3 Prijs, wel het geval. De collectieve meerderheid hebben wordt onze sleutel om die grote klassiekers te winnen. Mijn zwakte is mijn sprint, maar mijn kracht is dat ik weet hoe ik wedstrijden op een andere manier kan winnen. Na Roubaix heb ik met de ploegleiding van Jumbo nog eens gesproken over die rolverdeling. Wij weten dat Wout de kopman is en hij moest mijn komst ook zien zitten. Ook na Roubaix was hij nog altijd enthousiast over mijn komst. Dat geeft mij het vertrouwen dat we samen sterker zijn en dat we die kracht collectief kunnen uitspelen.” Het doet me denken aan de rolverdeling tussen Niki Terpstra en Tom Boonen bij QuickStep. “Precies. Ik denk dat ik nu in dezelfde situatie kom te zitten als Niki in zijn primetime. Boonen was toen ook de kopman, maar Niki heeft eveneens fantastische resultaten behaald. Aan de zijde van Wout van Aert ga ik de nodige kansen krijgen. Wout weet ook dat zijn kansen alleen maar groter worden als hij met twee of drie ploegmaten van voren zit. Dan hoeft hij niet overal op te reageren. Ik denk dat we er allemaal beter van worden.” Welk vertrouwen haal je uit je zege in Parijs-Roubaix voor de toekomst? “Vorig jaar haalde ik al veel motivatie uit mijn tweede plek op het WK in Leuven. Nu ga ik met nog meer vertrouwen de winter in richting het voorjaar van 2023. Dit jaar had ik als doel om op het podium te eindigen van een van die klassiekers. In de twee grootste Monumenten slaagde ik in die missie. Weet je, zo’n zege maakt de honger naar een nieuwe grote overwinning alleen maar groter. Zoals ik ook gemotiveerd raak als ik op de eettafel naar die kassei kijk. Je wilt zoiets opnieuw beleven. Het is nu een stuk realistischer, omdat ik weet dat het echt mogelijk is. Ik wil nu alleen maar meer winnen. Was ik dit voorjaar nog tevreden met een tweede of derde plek, nu kijk ik alleen naar de hoogste trede van het podium. Als je eenmaal aan het zoet van de overwinning hebt geproefd, wil je alleen maar meer.” Helden Magazine 64 Het verhaal van Dylan van Baarle komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde. In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal. Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain. Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Sem Steijn: ‘Nou dat zorgde wel voor kippenvel’

Sem Steijn (23) stond als jonge voetballer van ADO Den Haag niet te boek als groot talent. Inmiddels is de middenvelder een van de smaakmakers van FC Twente en hard op weg topscorer van de eredivisie te worden. Een gesprek in Helden Magazine nummer 76 over zijn achternaam, vader Maurice, Ruud van Nistelrooij, Jari Litmanen en Ronald Koeman. Sem Steijn Je gaat als een trein bij FC Twente. Er moet veel gebeuren wil jij geen topscorer van de eredivisie worden. Heeft bondscoach Ronald Koeman je al gebeld? Lachend: “Nee, nog niet. Ik zat wel een keer dichtbij, oktober vorig jaar. Meneer Koeman zei dat hij erover na had gedacht om mij op te roepen voor het Nederlands elftal. Nou, dat zorgde wel even voor kippenvel. Vanaf het moment dat ik in het tweede elftal van ADO zat, werd het Nederlands elftal halen een groot doel. Ik probeer er niet te veel aan te denken. Ik heb er ook nog nooit bijgezeten, dus wil er niet te veel op hopen.” De concurrentie is groot op het middenveld van Oranje met concurrenten als Ryan Gravenberch, Tijjani Reijnders en Xavi Simons. Let jij extra op dat soort spelers? “Ik kijk heel graag naar Ryan. Hij werkt net als ik met Patrick Woerst, een individuele coach die zich focust op het bewustzijn van spelers. Van Patrick krijg ik geregeld beelden van Ryan te zien. Ik kan echt van zijn spel genieten. Patrick en ik zijn nu bezig met de zogenaamde no touch-turn; dan laat je de bal met je meelopen en je draait, zonder dat je de bal aanraakt en snelheid verliest. Dat kan Ryan als geen ander. Ik probeer dat ook toe te passen in wedstrijden en steeds vaker lukt het. Maar ik kijk ook graag naar Phil Foden en ik ben altijd een groot fan van Lionel Messi geweest.” Jouw vader Maurice Steijn, huidig trainer van Sparta, vergeleek jou eerder in Helden met Jari Litmanen en zei dat jij qua type voetballer een echte Ajax-speler bent. “Onze zaakwaarnemer Rodger Linse en mijn vader zeggen al heel lang dat Jari Litmanen en ik gelijkenissen vertonen. Rodger zei dat al toen ik nog een klein ventje was. Ik probeerde beelden van hem te vinden. Op YouTube had ik wel wat gezien, maar daar stond niet heel veel op. Na lang zoeken kwam ik op een andere site terecht, Footballia.net, waar je heel veel oude wedstrijden kunt terugkijken. "Zaakwaarnemer Rodger Linse en mijn vader zeggen al heel lang dat ik op Jari Litmanen lijk. Ik heb veel wedstrijden van hem teruggekeken en zag wel gelijkenissen" Ik heb veel wedstrijden van Litmanen teruggekeken en zag inderdaad wel gelijkenissen, bij het diep lopen bijvoorbeeld. “Ik snap dus wat Roger en mijn vader bedoelen, maar Jari Litmanen staat nog een trapje hoger op de trede dan Sem Steijn, hoor.” Heb je hem weleens ontmoet? “Nee, dat zou ik graag een keer willen. Ik zou dolgraag een keer met hem het veld oplopen.” Blonde vrouwen Hoe was jij als jongetje? “Een druk baasje, altijd in de weer met een bal. Als klein kind moesten mijn ouders de boel voor mij barricaderen. Ik klom continu op tafel om van alles te pakken. En ik liep dus altijd met een bal rond, van Beertje Paddington. Toevallig vertelde mijn moeder daar laatst over en liet een foto zien.” Op je tiende werd je opgenomen in de jeugdopleiding van ADO Den Haag. Wanneer had jij door dat je beter was dan andere kinderen? “Ik heb eerst bij GDA gespeeld in Den Haag en bij KMD in Wateringen. Daar werd ik gescout, we gingen met het hele gezin naar ADO. Op straat merkte ik dat kindjes bij mij in het team wilden. Ik mocht vaak met oudere jongens meedoen, omdat ik dingen met de bal deed die zij nog niet konden. Mijn vrienden hadden geen PlayStation of speelden er niet mee, wij waren altijd buiten. Laatst ben ik met mijn vriendengroep teruggegaan naar het pleintje om te voetballen. Ik werd herkend, maar er waren maar weinig kinderen op straat, dus we konden gewoon ons potje afmaken.” Over jou werd lang gezegd dat je niet een megatalent was. “Dat klopt, mensen hadden altijd twijfels over mij. Mijn achternaam speelde ook nog een rol. Ik heb altijd goals gemaakt, hoor, was elk jaar topscorer van de jeugdelftallen waarin ik speelde, maar was toch nooit het grote talent.” Was jouw achternaam een lust of een last? “Mijn achternaam voelde geregeld als een last, maar daardoor wilde ik juist aan mensen laten zien dat ik het eerste van ADO kon halen. Ik haalde er motivatie uit. Ik wilde laten zien dat ik beter was dan iedereen dacht. Er werd geregeld gesmoesd: waarom speelt die jongen bij ADO? Er waren geluiden dat ik alleen maar opgenomen was in de jeugdopleiding vanwege mijn vader.” "Er werd geregeld gesmoesd: waarom speelt die jongen bij ADO? Er waren geluiden dat ik alleen maar opgenomen was in de jeugdopleiding vanwege mijn vader" Hoe ging jouw vader daar mee om? “Mijn ouders vonden het heel leuk voor me dat ik het goed deed. Ze waren er trots op dat ik bij ADO mocht voetballen. Ze zijn altijd het hele land doorgereisd om bij mij te kijken en dat doen ze nog steeds.” Jouw vader was trainer bij ADO Den Haag, VVV-Venlo, Al-Wahda in Abu Dhabi, NAC, Sparta, Ajax, en is nu weer trainer bij Sparta. Heeft hij daar tijd voor? “Als Sparta en Twente niet tegelijk spelen, dan komt hij kijken.” Toen jouw vader in 2014 hoofdtrainer werd in Venlo, bleef jij met jouw moeder Priscilla en zus Biba achter in Den Haag. “Ik zat toen nog in de jeugdopleiding bij ADO en op school. Biba zat ook op school. Mijn vader reed drie jaar lang op en neer of sliep in hotels.” In Helden vertelde hij dat het gezin ook een moeilijke tijd heeft gehad. In jouw jeugd overleed jouw opa, de vader van jouw moeder, aan zelfdoding. Jij en jouw zus werden daar pas jaren later van op de hoogte gesteld. “Ik was heel jong toen dat gebeurde. In eerste instantie hebben mijn ouders ons inderdaad niks verteld. Jaren later vertelde mijn moeder het, ik was een jaar of twaalf. Ik kan me niet herinneren dat ik dat op dat moment als heel lastig heb ervaren. Ik was erg jong, maar voor mijn ouders en vooral voor mijn moeder blijft het een heel groot litteken.” In 2018 tekende je jouw eerste profcontract, bij ADO. Jouw vader had verlengd bij VVV en jij werd verhuurd aan die club. Jullie verhuisden naar Venlo, het gezin was herenigd en je vader werd jouw trainer. Hoe was het dat jouw vader ook je trainer was? “Ik heb een heel goede band met mijn vader en we kregen de kans om samen iedere dag op het veld te staan. Het was aan de ene kant dus heel mooi. Maar het was niet alleen maar rooskleurig. Ik was zestien, twijfelde ook veel in die tijd. Nam mijn vader mij er niet alleen bij omdat ik zijn zoon was? Was ik wel goed genoeg? Ik worstelde met die gevoelens. Soms zorgde dat voor aparte of vervelende situaties.” Wat voor situaties waren dat? “Het was niet zo dat ploeggenoten of anderen het vervelend von- den dat wij vader en zoon waren, hoor. Ik zat vooral mezelf in de weg. Maar ik kon het op voetbalgebied heel goed aan.” En thuis bespraken jullie samen nog een keer de training of wedstrijd? “In de jeugd deden we dat al. Dan had hij dingen gezien en bespraken we die na afloop. Ik had een soort privécoach, we spraken altijd over voetbal. Dat doen we nog steeds. We bellen na iedere wedstrijd en bespreken wat ik kan verbeteren.” Jouw vader heeft jou laten debuteren in de beker, op 25 september 2018 tegen Westlandia en in de eredivisie drie maan- den later tegen Feyenoord. Er zijn weinig spelers die kunnen zeggen dat ze onder hun vader hun debuut hebben gemaakt. “Daar staan we eigenlijk niet zo bij stil. We denken weleens aan die periode terug, hoor, hoe mooi het was om samen op het veld te staan. Net als dat we het nog geregeld hebben over het halve jaar daarna, toen we naar Al-Wahda gingen in Abu Dhabi. Een groot avontuur. Mijn vader en ik leefden twee maanden samen in een hotel, trainden iedere dag met elkaar, deden alles samen. Na twee maanden kwamen de dames. Zij vonden het er ook leuk, voor Biba was het wel lastig. Ze voelden zich er wel vrij. Ze hoefden alleen een hoofddoek te dragen in de moskee. Mannen keken op straat wel geregeld op, omdat ze er niet zo vaak blonde vrouwen zien. Maar de mensen waren er heel respectvol, het respect was wederzijds.” 'Er werd geregeld gesmoesd: waarom speelt die jongen bij ADO? Er waren geluiden dat ik alleen maar opgenomen was in de jeugdopleiding vanwege mijn vader.' Jouw vader werd daar na drie speelrondes al ontslagen... “Tja, dat kan gebeuren. Dat weet je als je daar heen gaat.” Jullie keerden weer terug naar Den Haag. Jij speelde er nog tweeënhalf seizoen, voordat je in 2022 een transfer maakte naar Twente. Voelde het moment dat jij het eerste haalde een beetje als een lange neus naar iedereen die aan jou twijfelde in de jeugd? “Mijn laatste seizoen bij ADO maakte ik mijn debuut in het eerste, vanaf dat moment mocht ik alles spelen. Die lange neus kwam pas toen ik mijn contract naar Twente had verdiend.” Had jij met jouw vader een stappenplan klaarliggen? “Niet echt. Al wist ik heel sterk dat als Twente zou komen, ik daarvoor wilde gaan. Er waren meerdere clubs die zich hadden gemeld, maar ik wilde op Twente wachten. Ik was nog nooit in de Grolsch Veste geweest, maar had een heel sterk gevoel bij de club. Ik wist dat Twente een fanatieke aanhang had. En de stap van ADO naar Twente leek mij een goede.” Xavi en Iniesta Ron Jans was op dat moment trainer bij FC Twente en haalde jou. “Het eerste jaar was een aanpassingsjaar. Ik heb dat jaar heel veel geleerd.” Er werd jou in die tijd verteld dat je jouw kijkgedrag in het veld moest verbeteren. “Ik heb er gesprekken over gevoerd met de trainer en ik ben er op vrije dagen ook mee aan de slag gegaan met Jeffrey de Visscher, de assistent-trainer, hoor. Maar ik wilde en zocht meer begeleiding. Ik was ook altijd al in het kijkgedrag geïnteresseerd, keek met verbazing naar middenvelders als Xavi en Andrés Iniesta. Ik snapte nooit hoe het kon dat ze zoveel tijd overhielden op het veld.” En toen kwam dat verlossende filmpje op het Jeugdjournaal... “Op het Jeugdjournaal zag ik een filmpje van iemand die in dat kijkgedrag gespecialiseerd was, die grote voetballers daarmee hielp. Er stond alleen geen naam bij. Ik kwam erachter dat het om Patrick Woerst ging, en benaderde hem. Hij begon met het analyseren van mijn wedstrijden om bepaalde patronen te achterhalen. Patrick kijkt naar mijn gedrag voordat de bal onderweg is, op het moment dat de bal onderweg is en hoe mijn body positioning daarbij is. Sta ik ingedraaid waardoor ik tegenstanders beter kan zien? Voordat de bal naar mij wordt gespeeld, kan ik kijken waar de ruimtes zijn. Maar ik kan ook nog een keer over mijn schouder kijken als de bal wordt gespeeld. Klopt de situatie dan nog? Dat kun je heel makkelijk trainen door bijvoorbeeld een tennisbal tegen de muur te gooien, weg te kijken, en weer te vangen. We bespreken al mijn wedstrijden, hebben wekelijks contact. Inmiddels train ik al twee jaar met hem.” Andere bekende voetballers als Ryan Gravenberch, Lutsharel Geertruida en Denzel Dumfries, trainen ook met hem en zijn ook lovend. Vragen ploeggenoten jou nooit om zijn nummer? “Nee.” Hoe vinden jouw trainers bij Twente het dat jij met hem traint? “Ze zijn ervan op de hoogte en vinden het prima. Die denken waarschijnlijk: Sem wordt er beter van, dus doe maar.” Naast Patrick Woerst riep je ook de hulp in van Ruud van Nistelrooij. Hoe kwam dat tot stand? “Ruud en ik hebben dezelfde zaakwaarnemer. Als kind keek ik daardoor altijd al naar Ruud en mijn vader zei ook altijd: ‘Let op de trap van Van Nistelrooij.’ Het was eigenlijk Ruuds idee. Hij had gezegd: ‘Ik heb een kwartiertje met Sem nodig.’ Dat hoefde je mij geen twee keer te zeggen. Ik heb twee keer met Ruud getraind, voordat hij in november vorig jaar trainer van Manchester United werd. Hij rolde een paar ballen naar me toe, keek gedetailleerd naar mijn trap, en gaf tips.” Heb je nu nog weleens contact met hem? “Af en toe. Hij appte me in februari nog voor de wedstrijd tegen Heerenveen, die in 3-3 eindigde. Hij schreef dat hij ging kijken en wenste me succes. En in mei vorig jaar kwam hij kijken tegen Volendam. Het werd 7-2 en ik scoorde drie keer. Er is een leuk shot dat hij met mijn vader op de tribune stond te juichen en ze elkaar een knuffel gaven.” Jij komt in het veld, maar ook erbuiten, heel steady over. Heb jij nu nog weleens twijfels, ervaar jij weleens druk? “Eigenlijk nooit. Ik ben nooit zenuwachtig voor een wedstrijd. Een van de weinige keren dat ik dat wel was, was in de Europa League, uit tegen Manchester United in september vorig jaar.” Moet je dan tien keer naar de wc voordat je het veld op gaat? Lachend: “Dat moet ik sowieso. Ik was in de bus ernaartoe meer gespannen dan normaal. Gelukkig was het snel over. Eén keer eerder heb ik dat gehad, bij mijn debuut in de Grolsch Veste. O ja, en voor mijn schoolexamen.” Heb je dat wel gehaald? “Ja, na de mavo ben ik gestopt, omdat we naar Abu Dhabi gingen. Ik had niet zoveel moeite met school, was geen vervelende leerling. Ik wilde het gewoon halen, zodat ik ervan af was. Ik was ook daarin best gedreven. En na de mavo wist ik: ik ga slagen als voetballer.” Je klinkt een beetje als de ideale schoonzoon... Lachend: “Nou, dat ben ik niet, hoor.” Wat is jouw rauwe randje dan? “Ik kan soms misschien wat opvliegerig zijn.” Botte dingen Analisten spreken lovend over jou. Ibrahim Afellay riep in december al dat jij de beste speler was van de eerste seizoenshelft. Pierre van Hooijdonk zei dat jij de beste traptechniek hebt van de hele eredivisie. Maar er is ook kritiek geweest op jouw voet- ballend vermogen. Krijg jij die commentaren mee? “Ik kijk er niet bewust naar, maar krijg het wel mee. Ik hoor en zie het voorbijkomen als er iets over mij is gezegd, op Instagram bijvoorbeeld.” Veel voetballers hebben een beetje een haat-liefdeverhouding met de aandacht die ze krijgen. Hoe is dat bij jou? “Ik heb ook weleens momenten gehad dat ik mijn Instagram eraf heb gegooid omdat ik er even geen zin meer in had. Ik hoef niet in de spotlights te staan. Of het nou positief of negatief is wat er gezegd wordt, ik heb liever dat er over anderen gesproken wordt dan over mij.” Ben je terughoudender geworden door de periode waarin jouw vader trainer was van Ajax, van juli 2023 tot zijn ontslag eind oktober 2023, en er als gezin veel op jullie af kwam? “Misschien een beetje. Ik was als voetballer al redelijk bekend, omdat het goed ging bij Twente. Maar voor Biba veranderde er veel. Zij ging in een dag van tweeduizend volgers op Instagram naar dertigduizend en kwam ineens op allerlei sites te staan. Het gezin werd wat bekender en daar zaten we allemaal niet op te wachten.” Toenmalig technisch directeur Sven Mislintat en jouw vader lagen niet op één lijn. Jouw vader kreeg met spelers te maken waar hij niet per se voor gekozen had. Zien jullie het als pure pech dat het niet is gelukt? “Als trainer kan het altijd fout gaan bij een club. Mijn vader is daar heel reëel in. Bij Ajax is het alleen niet op zijn manier fout gegaan, niet op de manier hoe hij dingen voor zich zag. Als hij de spelers had gekregen die hij wilde hebben en het was dan niet gelukt, dan had hij daar vrede mee kunnen hebben. Nu niet. Ik had het er ook wel moeilijk mee.” Werd jij daarmee geholpen door de club? “Ik had het zelf in die periode niet eens door dat ik er zo erg mee bezig was. Bij de club hadden mensen het wel door, soms werd er gezegd: ‘Sem, kom even mee en ga eens even zitten.’ Dat was heel fijn. Ook ploeggenoten toonden veel begrip.” Wat raakte jou het meest? “Dat er zulke botten dingen werden gezegd en geschreven in de media. Ik belde hem elke dag, wist wat er gaande was en wat wel en niet klopte.” Is het binnen het gezin nog een pijnlijk dossier? “Het was een droom dat mijn vader trainer werd van Ajax. Het is doodzone als je bedenkt hoe mooi het had kunnen worden. Maar het is allang afgesloten voor ons. Mijn vader gunt Ajax het beste en andersom ook. Onlangs was hij met mijn moeder twee dagen in Amsterdam. Dan komen mensen het terras af om met hem op de foto te gaan. Hij heeft nog steeds een warm gevoel bij Amsterdam en de club. Ook als hij in het stadion komt, wordt er leuk op hem gereageerd.” Meer lezen? Givairo Read: 'Dit is pas het begin' Bart Nieuwkoop: 'Ik wil ook gewoon voetballen'
Sem Steijn (23) stond als jonge voetballer van ADO Den Haag niet te boek als groot talent. Inmiddels is de middenvelder een van de smaakmakers van FC Twente en hard op weg topscorer van de eredivisie te worden. Een gesprek in Helden Magazine nummer 76 over zijn achternaam, vader Maurice, Ruud van Nistelrooij, Jari Litmanen en Ronald Koeman. Sem Steijn Je gaat als een trein bij FC Twente. Er moet veel gebeuren wil jij geen topscorer van de eredivisie worden. Heeft bondscoach Ronald Koeman je al gebeld? Lachend: “Nee, nog niet. Ik zat wel een keer dichtbij, oktober vorig jaar. Meneer Koeman zei dat hij erover na had gedacht om mij op te roepen voor het Nederlands elftal. Nou, dat zorgde wel even voor kippenvel. Vanaf het moment dat ik in het tweede elftal van ADO zat, werd het Nederlands elftal halen een groot doel. Ik probeer er niet te veel aan te denken. Ik heb er ook nog nooit bijgezeten, dus wil er niet te veel op hopen.” De concurrentie is groot op het middenveld van Oranje met concurrenten als Ryan Gravenberch, Tijjani Reijnders en Xavi Simons. Let jij extra op dat soort spelers? “Ik kijk heel graag naar Ryan. Hij werkt net als ik met Patrick Woerst, een individuele coach die zich focust op het bewustzijn van spelers. Van Patrick krijg ik geregeld beelden van Ryan te zien. Ik kan echt van zijn spel genieten. Patrick en ik zijn nu bezig met de zogenaamde no touch-turn; dan laat je de bal met je meelopen en je draait, zonder dat je de bal aanraakt en snelheid verliest. Dat kan Ryan als geen ander. Ik probeer dat ook toe te passen in wedstrijden en steeds vaker lukt het. Maar ik kijk ook graag naar Phil Foden en ik ben altijd een groot fan van Lionel Messi geweest.” Jouw vader Maurice Steijn, huidig trainer van Sparta, vergeleek jou eerder in Helden met Jari Litmanen en zei dat jij qua type voetballer een echte Ajax-speler bent. “Onze zaakwaarnemer Rodger Linse en mijn vader zeggen al heel lang dat Jari Litmanen en ik gelijkenissen vertonen. Rodger zei dat al toen ik nog een klein ventje was. Ik probeerde beelden van hem te vinden. Op YouTube had ik wel wat gezien, maar daar stond niet heel veel op. Na lang zoeken kwam ik op een andere site terecht, Footballia.net, waar je heel veel oude wedstrijden kunt terugkijken. "Zaakwaarnemer Rodger Linse en mijn vader zeggen al heel lang dat ik op Jari Litmanen lijk. Ik heb veel wedstrijden van hem teruggekeken en zag wel gelijkenissen" Ik heb veel wedstrijden van Litmanen teruggekeken en zag inderdaad wel gelijkenissen, bij het diep lopen bijvoorbeeld. “Ik snap dus wat Roger en mijn vader bedoelen, maar Jari Litmanen staat nog een trapje hoger op de trede dan Sem Steijn, hoor.” Heb je hem weleens ontmoet? “Nee, dat zou ik graag een keer willen. Ik zou dolgraag een keer met hem het veld oplopen.” Blonde vrouwen Hoe was jij als jongetje? “Een druk baasje, altijd in de weer met een bal. Als klein kind moesten mijn ouders de boel voor mij barricaderen. Ik klom continu op tafel om van alles te pakken. En ik liep dus altijd met een bal rond, van Beertje Paddington. Toevallig vertelde mijn moeder daar laatst over en liet een foto zien.” Op je tiende werd je opgenomen in de jeugdopleiding van ADO Den Haag. Wanneer had jij door dat je beter was dan andere kinderen? “Ik heb eerst bij GDA gespeeld in Den Haag en bij KMD in Wateringen. Daar werd ik gescout, we gingen met het hele gezin naar ADO. Op straat merkte ik dat kindjes bij mij in het team wilden. Ik mocht vaak met oudere jongens meedoen, omdat ik dingen met de bal deed die zij nog niet konden. Mijn vrienden hadden geen PlayStation of speelden er niet mee, wij waren altijd buiten. Laatst ben ik met mijn vriendengroep teruggegaan naar het pleintje om te voetballen. Ik werd herkend, maar er waren maar weinig kinderen op straat, dus we konden gewoon ons potje afmaken.” Over jou werd lang gezegd dat je niet een megatalent was. “Dat klopt, mensen hadden altijd twijfels over mij. Mijn achternaam speelde ook nog een rol. Ik heb altijd goals gemaakt, hoor, was elk jaar topscorer van de jeugdelftallen waarin ik speelde, maar was toch nooit het grote talent.” Was jouw achternaam een lust of een last? “Mijn achternaam voelde geregeld als een last, maar daardoor wilde ik juist aan mensen laten zien dat ik het eerste van ADO kon halen. Ik haalde er motivatie uit. Ik wilde laten zien dat ik beter was dan iedereen dacht. Er werd geregeld gesmoesd: waarom speelt die jongen bij ADO? Er waren geluiden dat ik alleen maar opgenomen was in de jeugdopleiding vanwege mijn vader.” "Er werd geregeld gesmoesd: waarom speelt die jongen bij ADO? Er waren geluiden dat ik alleen maar opgenomen was in de jeugdopleiding vanwege mijn vader" Hoe ging jouw vader daar mee om? “Mijn ouders vonden het heel leuk voor me dat ik het goed deed. Ze waren er trots op dat ik bij ADO mocht voetballen. Ze zijn altijd het hele land doorgereisd om bij mij te kijken en dat doen ze nog steeds.” Jouw vader was trainer bij ADO Den Haag, VVV-Venlo, Al-Wahda in Abu Dhabi, NAC, Sparta, Ajax, en is nu weer trainer bij Sparta. Heeft hij daar tijd voor? “Als Sparta en Twente niet tegelijk spelen, dan komt hij kijken.” Toen jouw vader in 2014 hoofdtrainer werd in Venlo, bleef jij met jouw moeder Priscilla en zus Biba achter in Den Haag. “Ik zat toen nog in de jeugdopleiding bij ADO en op school. Biba zat ook op school. Mijn vader reed drie jaar lang op en neer of sliep in hotels.” In Helden vertelde hij dat het gezin ook een moeilijke tijd heeft gehad. In jouw jeugd overleed jouw opa, de vader van jouw moeder, aan zelfdoding. Jij en jouw zus werden daar pas jaren later van op de hoogte gesteld. “Ik was heel jong toen dat gebeurde. In eerste instantie hebben mijn ouders ons inderdaad niks verteld. Jaren later vertelde mijn moeder het, ik was een jaar of twaalf. Ik kan me niet herinneren dat ik dat op dat moment als heel lastig heb ervaren. Ik was erg jong, maar voor mijn ouders en vooral voor mijn moeder blijft het een heel groot litteken.” In 2018 tekende je jouw eerste profcontract, bij ADO. Jouw vader had verlengd bij VVV en jij werd verhuurd aan die club. Jullie verhuisden naar Venlo, het gezin was herenigd en je vader werd jouw trainer. Hoe was het dat jouw vader ook je trainer was? “Ik heb een heel goede band met mijn vader en we kregen de kans om samen iedere dag op het veld te staan. Het was aan de ene kant dus heel mooi. Maar het was niet alleen maar rooskleurig. Ik was zestien, twijfelde ook veel in die tijd. Nam mijn vader mij er niet alleen bij omdat ik zijn zoon was? Was ik wel goed genoeg? Ik worstelde met die gevoelens. Soms zorgde dat voor aparte of vervelende situaties.” Wat voor situaties waren dat? “Het was niet zo dat ploeggenoten of anderen het vervelend von- den dat wij vader en zoon waren, hoor. Ik zat vooral mezelf in de weg. Maar ik kon het op voetbalgebied heel goed aan.” En thuis bespraken jullie samen nog een keer de training of wedstrijd? “In de jeugd deden we dat al. Dan had hij dingen gezien en bespraken we die na afloop. Ik had een soort privécoach, we spraken altijd over voetbal. Dat doen we nog steeds. We bellen na iedere wedstrijd en bespreken wat ik kan verbeteren.” Jouw vader heeft jou laten debuteren in de beker, op 25 september 2018 tegen Westlandia en in de eredivisie drie maan- den later tegen Feyenoord. Er zijn weinig spelers die kunnen zeggen dat ze onder hun vader hun debuut hebben gemaakt. “Daar staan we eigenlijk niet zo bij stil. We denken weleens aan die periode terug, hoor, hoe mooi het was om samen op het veld te staan. Net als dat we het nog geregeld hebben over het halve jaar daarna, toen we naar Al-Wahda gingen in Abu Dhabi. Een groot avontuur. Mijn vader en ik leefden twee maanden samen in een hotel, trainden iedere dag met elkaar, deden alles samen. Na twee maanden kwamen de dames. Zij vonden het er ook leuk, voor Biba was het wel lastig. Ze voelden zich er wel vrij. Ze hoefden alleen een hoofddoek te dragen in de moskee. Mannen keken op straat wel geregeld op, omdat ze er niet zo vaak blonde vrouwen zien. Maar de mensen waren er heel respectvol, het respect was wederzijds.” 'Er werd geregeld gesmoesd: waarom speelt die jongen bij ADO? Er waren geluiden dat ik alleen maar opgenomen was in de jeugdopleiding vanwege mijn vader.' Jouw vader werd daar na drie speelrondes al ontslagen... “Tja, dat kan gebeuren. Dat weet je als je daar heen gaat.” Jullie keerden weer terug naar Den Haag. Jij speelde er nog tweeënhalf seizoen, voordat je in 2022 een transfer maakte naar Twente. Voelde het moment dat jij het eerste haalde een beetje als een lange neus naar iedereen die aan jou twijfelde in de jeugd? “Mijn laatste seizoen bij ADO maakte ik mijn debuut in het eerste, vanaf dat moment mocht ik alles spelen. Die lange neus kwam pas toen ik mijn contract naar Twente had verdiend.” Had jij met jouw vader een stappenplan klaarliggen? “Niet echt. Al wist ik heel sterk dat als Twente zou komen, ik daarvoor wilde gaan. Er waren meerdere clubs die zich hadden gemeld, maar ik wilde op Twente wachten. Ik was nog nooit in de Grolsch Veste geweest, maar had een heel sterk gevoel bij de club. Ik wist dat Twente een fanatieke aanhang had. En de stap van ADO naar Twente leek mij een goede.” Xavi en Iniesta Ron Jans was op dat moment trainer bij FC Twente en haalde jou. “Het eerste jaar was een aanpassingsjaar. Ik heb dat jaar heel veel geleerd.” Er werd jou in die tijd verteld dat je jouw kijkgedrag in het veld moest verbeteren. “Ik heb er gesprekken over gevoerd met de trainer en ik ben er op vrije dagen ook mee aan de slag gegaan met Jeffrey de Visscher, de assistent-trainer, hoor. Maar ik wilde en zocht meer begeleiding. Ik was ook altijd al in het kijkgedrag geïnteresseerd, keek met verbazing naar middenvelders als Xavi en Andrés Iniesta. Ik snapte nooit hoe het kon dat ze zoveel tijd overhielden op het veld.” En toen kwam dat verlossende filmpje op het Jeugdjournaal... “Op het Jeugdjournaal zag ik een filmpje van iemand die in dat kijkgedrag gespecialiseerd was, die grote voetballers daarmee hielp. Er stond alleen geen naam bij. Ik kwam erachter dat het om Patrick Woerst ging, en benaderde hem. Hij begon met het analyseren van mijn wedstrijden om bepaalde patronen te achterhalen. Patrick kijkt naar mijn gedrag voordat de bal onderweg is, op het moment dat de bal onderweg is en hoe mijn body positioning daarbij is. Sta ik ingedraaid waardoor ik tegenstanders beter kan zien? Voordat de bal naar mij wordt gespeeld, kan ik kijken waar de ruimtes zijn. Maar ik kan ook nog een keer over mijn schouder kijken als de bal wordt gespeeld. Klopt de situatie dan nog? Dat kun je heel makkelijk trainen door bijvoorbeeld een tennisbal tegen de muur te gooien, weg te kijken, en weer te vangen. We bespreken al mijn wedstrijden, hebben wekelijks contact. Inmiddels train ik al twee jaar met hem.” Andere bekende voetballers als Ryan Gravenberch, Lutsharel Geertruida en Denzel Dumfries, trainen ook met hem en zijn ook lovend. Vragen ploeggenoten jou nooit om zijn nummer? “Nee.” Hoe vinden jouw trainers bij Twente het dat jij met hem traint? “Ze zijn ervan op de hoogte en vinden het prima. Die denken waarschijnlijk: Sem wordt er beter van, dus doe maar.” Naast Patrick Woerst riep je ook de hulp in van Ruud van Nistelrooij. Hoe kwam dat tot stand? “Ruud en ik hebben dezelfde zaakwaarnemer. Als kind keek ik daardoor altijd al naar Ruud en mijn vader zei ook altijd: ‘Let op de trap van Van Nistelrooij.’ Het was eigenlijk Ruuds idee. Hij had gezegd: ‘Ik heb een kwartiertje met Sem nodig.’ Dat hoefde je mij geen twee keer te zeggen. Ik heb twee keer met Ruud getraind, voordat hij in november vorig jaar trainer van Manchester United werd. Hij rolde een paar ballen naar me toe, keek gedetailleerd naar mijn trap, en gaf tips.” Heb je nu nog weleens contact met hem? “Af en toe. Hij appte me in februari nog voor de wedstrijd tegen Heerenveen, die in 3-3 eindigde. Hij schreef dat hij ging kijken en wenste me succes. En in mei vorig jaar kwam hij kijken tegen Volendam. Het werd 7-2 en ik scoorde drie keer. Er is een leuk shot dat hij met mijn vader op de tribune stond te juichen en ze elkaar een knuffel gaven.” Jij komt in het veld, maar ook erbuiten, heel steady over. Heb jij nu nog weleens twijfels, ervaar jij weleens druk? “Eigenlijk nooit. Ik ben nooit zenuwachtig voor een wedstrijd. Een van de weinige keren dat ik dat wel was, was in de Europa League, uit tegen Manchester United in september vorig jaar.” Moet je dan tien keer naar de wc voordat je het veld op gaat? Lachend: “Dat moet ik sowieso. Ik was in de bus ernaartoe meer gespannen dan normaal. Gelukkig was het snel over. Eén keer eerder heb ik dat gehad, bij mijn debuut in de Grolsch Veste. O ja, en voor mijn schoolexamen.” Heb je dat wel gehaald? “Ja, na de mavo ben ik gestopt, omdat we naar Abu Dhabi gingen. Ik had niet zoveel moeite met school, was geen vervelende leerling. Ik wilde het gewoon halen, zodat ik ervan af was. Ik was ook daarin best gedreven. En na de mavo wist ik: ik ga slagen als voetballer.” Je klinkt een beetje als de ideale schoonzoon... Lachend: “Nou, dat ben ik niet, hoor.” Wat is jouw rauwe randje dan? “Ik kan soms misschien wat opvliegerig zijn.” Botte dingen Analisten spreken lovend over jou. Ibrahim Afellay riep in december al dat jij de beste speler was van de eerste seizoenshelft. Pierre van Hooijdonk zei dat jij de beste traptechniek hebt van de hele eredivisie. Maar er is ook kritiek geweest op jouw voet- ballend vermogen. Krijg jij die commentaren mee? “Ik kijk er niet bewust naar, maar krijg het wel mee. Ik hoor en zie het voorbijkomen als er iets over mij is gezegd, op Instagram bijvoorbeeld.” Veel voetballers hebben een beetje een haat-liefdeverhouding met de aandacht die ze krijgen. Hoe is dat bij jou? “Ik heb ook weleens momenten gehad dat ik mijn Instagram eraf heb gegooid omdat ik er even geen zin meer in had. Ik hoef niet in de spotlights te staan. Of het nou positief of negatief is wat er gezegd wordt, ik heb liever dat er over anderen gesproken wordt dan over mij.” Ben je terughoudender geworden door de periode waarin jouw vader trainer was van Ajax, van juli 2023 tot zijn ontslag eind oktober 2023, en er als gezin veel op jullie af kwam? “Misschien een beetje. Ik was als voetballer al redelijk bekend, omdat het goed ging bij Twente. Maar voor Biba veranderde er veel. Zij ging in een dag van tweeduizend volgers op Instagram naar dertigduizend en kwam ineens op allerlei sites te staan. Het gezin werd wat bekender en daar zaten we allemaal niet op te wachten.” Toenmalig technisch directeur Sven Mislintat en jouw vader lagen niet op één lijn. Jouw vader kreeg met spelers te maken waar hij niet per se voor gekozen had. Zien jullie het als pure pech dat het niet is gelukt? “Als trainer kan het altijd fout gaan bij een club. Mijn vader is daar heel reëel in. Bij Ajax is het alleen niet op zijn manier fout gegaan, niet op de manier hoe hij dingen voor zich zag. Als hij de spelers had gekregen die hij wilde hebben en het was dan niet gelukt, dan had hij daar vrede mee kunnen hebben. Nu niet. Ik had het er ook wel moeilijk mee.” Werd jij daarmee geholpen door de club? “Ik had het zelf in die periode niet eens door dat ik er zo erg mee bezig was. Bij de club hadden mensen het wel door, soms werd er gezegd: ‘Sem, kom even mee en ga eens even zitten.’ Dat was heel fijn. Ook ploeggenoten toonden veel begrip.” Wat raakte jou het meest? “Dat er zulke botten dingen werden gezegd en geschreven in de media. Ik belde hem elke dag, wist wat er gaande was en wat wel en niet klopte.” Is het binnen het gezin nog een pijnlijk dossier? “Het was een droom dat mijn vader trainer werd van Ajax. Het is doodzone als je bedenkt hoe mooi het had kunnen worden. Maar het is allang afgesloten voor ons. Mijn vader gunt Ajax het beste en andersom ook. Onlangs was hij met mijn moeder twee dagen in Amsterdam. Dan komen mensen het terras af om met hem op de foto te gaan. Hij heeft nog steeds een warm gevoel bij Amsterdam en de club. Ook als hij in het stadion komt, wordt er leuk op hem gereageerd.” Meer lezen? Givairo Read: 'Dit is pas het begin' Bart Nieuwkoop: 'Ik wil ook gewoon voetballen'

Formule 1

‘Oscar Piastri is niet te stoppen’

Het gaat snel met Oscar Piastri. De McLaren-coureur maakt grote kans om dit jaar Max Verstappen te onttronen als wereldkampioen in de Formule 1. Een portret van de 24-jarige Australiër in aanloop naar de Grand Prix van Zandvoort op 31 augustus. “Oscar is goed in wiskunde.” Als je niet beter zou weten, denk je dat hij een student is die naar de collegebanken gaat als hij het rennerskwartier binnenwandelt. Voorkomend, vrolijke oogopslag en altijd vergezeld van de onafscheidelijke rugtas. Over de boordradio hoor je hem nooit vloeken, gespierde taal rolt bij interviews zelden uit zijn mond. Oscar Piastri is volgens zijn manager Mark Webber nu eenmaal ‘wat gereserveerd’. Maar verre van saai, zo voegt hij er direct aan toe. “Oscar zit niet in de Formule 1 om de krantenkoppen te halen.” In Hongarije won Piastri op 21 juli 2024 zijn eerste Grand Prix in de Formule 1. En dat na slechts 35 races. Een jaar later – in aanloop naar de GP van België – staat de teller al op zeven Grand Prix- overwinningen en is hij leider in de tussenstand om de wereldtitel, vlak voor teamgenoot Lando Norris. Na vier wereldtitels op rij voor Max Verstappen en Red Bull, kan het bijna niet anders dan dat dit jaar de wereldtitel naar McLaren gaat. Zak Brown: ' Oscar heeft alles wat je graag van een courreur wil zien, maar niet altijd ziet. Oscar vertoont alle trekken van een toekomstig wereldkampioen.' GOEIE MENSEN McLaren besefte jaren geleden al dat de Australiër uitzonderlijk was, nadat hij in de opstapklassen drie kampioenschappen - Formule Renault Euro Cup, Formule 3 en Formule 2 - op rij had gewonnen. Alpine onderkende dat trouwens ook: dat team had hem in 2022 onder contract als test- en reservecoureur. Maar toen de Franse renstal Piastri een jaar later promotie aanbood, vertrok hij na een hoop juridisch getouwtrek naar McLaren. “Oscar is extreem snel, volwassen en technisch goed onderlegd,” vindt Brown, topman van McLaren. “Maar ook kalm,” voegt de Amerikaan eraan toe. “Oscar heeft alles wat je graag van een coureur wil zien, maar niet altijd ziet. Zijn racecraft en bandenmanage- ment zullen door ervaring alleen maar beter worden,” gelooft Brown. ”Oscar vertoont alle trekken van een toekomstig wereldkampioen.” Volgens Mark Webber, die Piastri inmiddels al ruim zes jaar begeleidt, was zijn landgenoot goed voorbereid op de taak die hem in de Formule 1 te wachten stond. “Het team is zo enorm vooruitgegaan. Voor Oscar is dit een geweldige ervaring, want hij weet dat je zeker in deze fase van je loopbaan niet altijd het juiste materiaal tot je beschikking hebt." Helden Magazine 78 Het eerste gedeelte van het verhaal over Oscar Piastri komt uit Helden Magazine 78. Wil je meer lezen? Abonneer je nu op Helden , schrijf je in voor de nieuwsbrief of haal het magazine in de winkel! Meer lezen? Tom Coronel: 'Max is een geboren straatvechter' Duizendpoot Lewis Hamilton: coureur, acteur, zanger, model & wereldverbeteraar Jan Lammers: mister Zandvoort
Het gaat snel met Oscar Piastri. De McLaren-coureur maakt grote kans om dit jaar Max Verstappen te onttronen als wereldkampioen in de Formule 1. Een portret van de 24-jarige Australiër in aanloop naar de Grand Prix van Zandvoort op 31 augustus. “Oscar is goed in wiskunde.” Als je niet beter zou weten, denk je dat hij een student is die naar de collegebanken gaat als hij het rennerskwartier binnenwandelt. Voorkomend, vrolijke oogopslag en altijd vergezeld van de onafscheidelijke rugtas. Over de boordradio hoor je hem nooit vloeken, gespierde taal rolt bij interviews zelden uit zijn mond. Oscar Piastri is volgens zijn manager Mark Webber nu eenmaal ‘wat gereserveerd’. Maar verre van saai, zo voegt hij er direct aan toe. “Oscar zit niet in de Formule 1 om de krantenkoppen te halen.” In Hongarije won Piastri op 21 juli 2024 zijn eerste Grand Prix in de Formule 1. En dat na slechts 35 races. Een jaar later – in aanloop naar de GP van België – staat de teller al op zeven Grand Prix- overwinningen en is hij leider in de tussenstand om de wereldtitel, vlak voor teamgenoot Lando Norris. Na vier wereldtitels op rij voor Max Verstappen en Red Bull, kan het bijna niet anders dan dat dit jaar de wereldtitel naar McLaren gaat. Zak Brown: ' Oscar heeft alles wat je graag van een courreur wil zien, maar niet altijd ziet. Oscar vertoont alle trekken van een toekomstig wereldkampioen.' GOEIE MENSEN McLaren besefte jaren geleden al dat de Australiër uitzonderlijk was, nadat hij in de opstapklassen drie kampioenschappen - Formule Renault Euro Cup, Formule 3 en Formule 2 - op rij had gewonnen. Alpine onderkende dat trouwens ook: dat team had hem in 2022 onder contract als test- en reservecoureur. Maar toen de Franse renstal Piastri een jaar later promotie aanbood, vertrok hij na een hoop juridisch getouwtrek naar McLaren. “Oscar is extreem snel, volwassen en technisch goed onderlegd,” vindt Brown, topman van McLaren. “Maar ook kalm,” voegt de Amerikaan eraan toe. “Oscar heeft alles wat je graag van een coureur wil zien, maar niet altijd ziet. Zijn racecraft en bandenmanage- ment zullen door ervaring alleen maar beter worden,” gelooft Brown. ”Oscar vertoont alle trekken van een toekomstig wereldkampioen.” Volgens Mark Webber, die Piastri inmiddels al ruim zes jaar begeleidt, was zijn landgenoot goed voorbereid op de taak die hem in de Formule 1 te wachten stond. “Het team is zo enorm vooruitgegaan. Voor Oscar is dit een geweldige ervaring, want hij weet dat je zeker in deze fase van je loopbaan niet altijd het juiste materiaal tot je beschikking hebt." Helden Magazine 78 Het eerste gedeelte van het verhaal over Oscar Piastri komt uit Helden Magazine 78. Wil je meer lezen? Abonneer je nu op Helden , schrijf je in voor de nieuwsbrief of haal het magazine in de winkel! Meer lezen? Tom Coronel: 'Max is een geboren straatvechter' Duizendpoot Lewis Hamilton: coureur, acteur, zanger, model & wereldverbeteraar Jan Lammers: mister Zandvoort

Wielrennen

Jonas Vingegaard: ‘Ik ben hongeriger dan ooit’

Jonas Vingegaard is bezig aan zijn jacht op het rood in de Vuelta a España. Nog nooit won hij de Spaanse grote ronde. Daar kan dit jaar weleens verandering inkomen. We keken voorafgaand aan de zomer vooruit met de analisten en met Jonas zelf. Toen Tom Dumoulin in de bizarre coronazomer van 2020 naast Jonas Vingegaard aan de start van de Vuelta stond, viel de Deen hem nauwelijks op. Dumoulin stapte na zeven etappes vermoeid af, Vingegaard eindigde onopvallend als 46ste. “De Vuelta van 2020 heb ik uit mijn geheugen verdrongen, ik weet niet eens meer dat Jonas meedeed,” blikt Dumoulin terug met een lach. De eerste keer dat Vingegaard wél indruk maakte bij Dumoulin, was in de Ronde van Polen in 2019. “Hij pakte daar zijn eerste profzege. Jonas was een talent, maar zat toen nog niet echt bij de A-ploeg. Op trainingskamp sukkelde hij met een blessure, waardoor we weinig samen reden. Hij had toen vooral moeite met de druk die hij zichzelf oplegde. Het was bij hem zo erg, dat hij bijna niet kon eten van de spanning. Dat hij zich daar zo ongelooflijk in heeft ontwikkeld, vind ik heel bijzonder om te zien. Nu is hij een koele kikker.” Een val die alles veranderde Toch blijft de mentale weerbaarheid van Jonas Vingegaard een terugkerend thema. In april 2024 sloeg het noodlot toe in de Ronde van Baskenland: een zware valpartij, een klaplong, meerdere ribbreuken en een gebroken sleutelbeen. Hij lag twaalf dagen in het ziekenhuis. “Het kan zomaar dat die val hem heeft veranderd als renner én als mens,” stelt Stef Clement. Vingegaard is bovenal familieman. Samen met zijn vrouw Trine Marie heeft hij dochter Frida (4) en zoontje Claus. “Met de komst van kinderen verandert je mindset,” zegt Clement. “Hij heeft zelf ook aangegeven dat de crash traumatisch was. Misschien speelt het mee dat de andere wonderkinderen in het peloton – Pogacar, Van der Poel en Evenepoel – nog geen kinderen hebben. Zij lijken onbevangener te koersen, met de volledige focus op de fiets.” Karsten Kroon ziet dezelfde worsteling. “Vingegaard kan fysiek gezien veel meer koersen dan hij nu doet, maar ik betwijfel of hij dat mentaal aankan. De druk die hij ervaart is enorm.” Hongeriger dan ooit Zelf spreekt Vingegaard openhartig over zijn valpartijen. “De hersenschudding in Parijs-Nice was vervelend, maar niet te vergelijken met de crash in het Baskenland. Zo zwaar was het niet, het motiveerde me alleen maar extra om goed te zijn in de Tour. Ik ben hongeriger dan ooit.” Sinds zijn doorbraak groeide de Deen uit tot de grote rivaal van Tadej Pogacar. Hij won de Tour in 2022 en 2023 en eindigde als tweede in 2021 en 2024. Toch voelt hij dat er nog rek zit in zijn ontwikkeling. “Voor de crash van vorig jaar was mijn power level heel goed. Door de val verloor ik veel spiermassa. Ik was wel licht, maar miste kracht in de Tour. Ik heb hard gewerkt om mijn spiermassa terug te krijgen. Het voelt alsof ik weer een stap heb gezet en dat is ook nodig als ik wil winnen. We passen elk jaar dingen aan qua materiaal en voorbereiding. Ik wil niet ingaan op de details, maar het ziet er veelbelovend uit.” Meer lezen? Thymen Arensman: opzoek naar de balans Mathieu van der Poel: 'Ik voel me toch ook oud worden'
Jonas Vingegaard is bezig aan zijn jacht op het rood in de Vuelta a España. Nog nooit won hij de Spaanse grote ronde. Daar kan dit jaar weleens verandering inkomen. We keken voorafgaand aan de zomer vooruit met de analisten en met Jonas zelf. Toen Tom Dumoulin in de bizarre coronazomer van 2020 naast Jonas Vingegaard aan de start van de Vuelta stond, viel de Deen hem nauwelijks op. Dumoulin stapte na zeven etappes vermoeid af, Vingegaard eindigde onopvallend als 46ste. “De Vuelta van 2020 heb ik uit mijn geheugen verdrongen, ik weet niet eens meer dat Jonas meedeed,” blikt Dumoulin terug met een lach. De eerste keer dat Vingegaard wél indruk maakte bij Dumoulin, was in de Ronde van Polen in 2019. “Hij pakte daar zijn eerste profzege. Jonas was een talent, maar zat toen nog niet echt bij de A-ploeg. Op trainingskamp sukkelde hij met een blessure, waardoor we weinig samen reden. Hij had toen vooral moeite met de druk die hij zichzelf oplegde. Het was bij hem zo erg, dat hij bijna niet kon eten van de spanning. Dat hij zich daar zo ongelooflijk in heeft ontwikkeld, vind ik heel bijzonder om te zien. Nu is hij een koele kikker.” Een val die alles veranderde Toch blijft de mentale weerbaarheid van Jonas Vingegaard een terugkerend thema. In april 2024 sloeg het noodlot toe in de Ronde van Baskenland: een zware valpartij, een klaplong, meerdere ribbreuken en een gebroken sleutelbeen. Hij lag twaalf dagen in het ziekenhuis. “Het kan zomaar dat die val hem heeft veranderd als renner én als mens,” stelt Stef Clement. Vingegaard is bovenal familieman. Samen met zijn vrouw Trine Marie heeft hij dochter Frida (4) en zoontje Claus. “Met de komst van kinderen verandert je mindset,” zegt Clement. “Hij heeft zelf ook aangegeven dat de crash traumatisch was. Misschien speelt het mee dat de andere wonderkinderen in het peloton – Pogacar, Van der Poel en Evenepoel – nog geen kinderen hebben. Zij lijken onbevangener te koersen, met de volledige focus op de fiets.” Karsten Kroon ziet dezelfde worsteling. “Vingegaard kan fysiek gezien veel meer koersen dan hij nu doet, maar ik betwijfel of hij dat mentaal aankan. De druk die hij ervaart is enorm.” Hongeriger dan ooit Zelf spreekt Vingegaard openhartig over zijn valpartijen. “De hersenschudding in Parijs-Nice was vervelend, maar niet te vergelijken met de crash in het Baskenland. Zo zwaar was het niet, het motiveerde me alleen maar extra om goed te zijn in de Tour. Ik ben hongeriger dan ooit.” Sinds zijn doorbraak groeide de Deen uit tot de grote rivaal van Tadej Pogacar. Hij won de Tour in 2022 en 2023 en eindigde als tweede in 2021 en 2024. Toch voelt hij dat er nog rek zit in zijn ontwikkeling. “Voor de crash van vorig jaar was mijn power level heel goed. Door de val verloor ik veel spiermassa. Ik was wel licht, maar miste kracht in de Tour. Ik heb hard gewerkt om mijn spiermassa terug te krijgen. Het voelt alsof ik weer een stap heb gezet en dat is ook nodig als ik wil winnen. We passen elk jaar dingen aan qua materiaal en voorbereiding. Ik wil niet ingaan op de details, maar het ziet er veelbelovend uit.” Meer lezen? Thymen Arensman: opzoek naar de balans Mathieu van der Poel: 'Ik voel me toch ook oud worden'

Volleybal

Nika Daalderop: ‘Ik kan een stresskip zijn, hoor’

Nika Daalderop (23) is een van de boegbeelden van het Nederlandse vrouwenvolleybal. We duiken drie jaar terug in de tijd. We legden Nika in aanloop naar het WK 2022 zeven stellingen voor.  Ik wil ook buiten het volleybalveld het nieuwe gezicht worden van mijn sport “Als het gebeurt, vind ik het prima, hoor, maar het is niet per se mijn ambitie om het gezicht van het volleybal te worden. Ik ben iemand die de kat uit de boom kijkt, hoef niet in de schijnwerpers te staan. Ik ben me er natuurlijk van bewust dat het er in deze tijd met sociale media een beetje bij hoort dat topsporters meer van zichzelf laten zien dan alleen het sportieve, maar ik ben niet heel bewust bezig met mijn imago. Sinds kort ben ik wat actiever op social media, deels ook op aandringen van mijn omgeving, omdat ze weten dat ik er veel meer uit zou kunnen halen. Ik kijk gewoon of ik het leuk vind en verdien er ook nog een beetje geld mee af en toe. Zitten mensen erop te wachten dat ik meer van mezelf laat zien dan volleyballen? Denk ik eigenlijk ook nooit zo over na... Misschien komt dat ook doordat ik zelf nooit een groot voorbeeld, held of heldin heb gehad. Ik zie volleybal nog steeds als een uit de hand gelopen hobby, zie het zeker niet als mijn werk. Toen ik klein was heb ik ook nooit de ambitie gehad om volleybalster te worden, ik vond het altijd gewoon heel leuk om te doen en ben er eigenlijk gewoon ingerold.” Ik snap heel goed dat Lonneke Sloetjes en ook een tijdje Celeste Plak genoeg hadden van volleyballen “Er zijn gesprekken tussen spelers en coaches met de internationale volleybalbond geweest om iets te doen aan de overvolle agenda. Uit steeds meer hoeken komen de signalen dat het echt te veel is. De resultaten van die gesprekken zien we nog niet echt. In de Nations League speelden we nu twaalf wedstrijden in korte tijd over de hele wereld en vorig jaar waren dat er vijftien... Je ziet nu steeds meer speelsters een sabbatical nemen, en ook op steeds jongere leeftijd. Celeste heeft een sabbatical genomen om zich weer op te laden. Lonneke besloot na eerst een pauze te hebben genomen helemaal met volleybal te stoppen. Dat is toch zorgelijk? Dat moet toch het signaal zijn dat er snel wat moet gebeuren? Ik kan die meiden die een pauze inlassen heel goed begrijpen, omdat het mentaal en fysiek zo zwaar is wat wij doen. We spelen week in week uit bij onze club en daarnaast, in de periode dat we eigenlijk op krachten zouden moeten komen, spelen we voor het nationaal team. De spelers die club en nationaal team combineren, hebben daardoor hooguit twee weken vakantie per jaar. Er is dus geen tijd om tot rust te komen, zowel mentaal als fysiek. Ik snap heel goed dat dat ritme je na een paar jaar opbreekt. 'Je ziet nu steeds meer speelsters een sabbatical nemen, en ook op steeds jongere leeftijd. Dat is toch zorgelijk?' Ik had al een tijdje last van een slijmbeursontsteking in mijn heup. Bij de club denken ze aan de korte termijn. Vaak sta je één of twee seizoenen onder contract en in die periode moet je presteren. Daar krijg je veel sneller te horen: ‘Speel maar even door een pijntje heen.’ Bij het nationaal team wordt er beter op ons gelet, daar wordt juist wel naar de langere termijn gekeken, krijgen we eerder rust voorgeschreven. Ik heb in aanloop naar het WK ook de Nations League gemist om voor het WK van die slijmbeursontsteking af te komen. En dan zijn er nog de hoge verwachtingen waar je altijd mee te maken hebt. Je voelt die druk. Ik heb de afgelopen jaren in Italië gespeeld, bij Firenze en Novara. Bijna bij elke training kwamen de bazen van de club kijken: de president, sponsors. Zelfs tijdens trainingen voelde ik die ogen die op me gericht waren. Daardoor ga je ook heel veel van jezelf eisen. Het is niet gek dat je daar een keer aan onderdoor gaat. Bij sommige teams heb je ook een mental coach. Ik heb die mentale hulp nog niet nodig gehad, maar dat kan altijd nog veranderen. Ik ga na het WK naar VakifBank, al jaren een van de beste clubs ter wereld. Lonneke heeft daar ook vier jaar gespeeld, tot en met 2019. Ze heeft mij gezegd dat het de mooiste en de zwaarste jaren van haar loopbaan zijn geweest. Ik heb nooit gemerkt dat het zo pittig voor haar was, dat heeft ze goed kunnen maskeren. Pas op het einde, tijdens het olympisch kwalificatietoernooi voor Tokio, merkte ik dat ze anders in het veld stond dan ik gewend was van haar. Ik kan ook een stresskip zijn, hoor. Vooral als ik, zoals nu, naar een nieuwe club ga. Ik heb altijd even tijd nodig, moet iedereen eerst wat beter leren kennen voordat ik me op de training losser kan gedragen. Ik heb Lonneke veel gesproken toen ik de keuze had om naar VakifBank te gaan. Ze zei tegen mij: ‘Niek, als ik het heb overleefd, dan kun jij dat zeker.’ Dat stelde me gerust.” In 2028 doe ik als beachvolleybalster mee aan de Spelen Lachend: “Een paar jaar geleden had ik hier ‘ja’ op gezegd. Ik heb het beachvolleybal lang gecombineerd met spelen in de zaal. Ik vond beachvolleyballen heel leuk. Met Joy Stubbe had ik al prijzen gewonnen, we werden twee jaar op rij Euro- pees kampioen onder de twintig jaar en werden Nederlands kampioen. Giovanni Guidetti, die toen bondscoach van de Nederlandse zaalploeg was, heeft gesprekken met me gevoerd in 2015. Hij wilde heel graag dat ik voor de zaal koos. Dat zo’n topcoach me vertelde dat ik het kon gaan maken in de zaal hielp natuurlijk wel. Ik was destijds zeventien, net klaar met school en besloot voor een buitenlandse club te spelen in de zaal. Ik dacht: ik probeer het gewoon een jaar. Als het niet bevalt, kan ik altijd weer terug naar het strand. Ik ben tevreden met de keuze die ik heb gemaakt. Uitein- delijk heb je in de zaal meer zekerheid, ook financieel. Neemt niet weg dat het beachvolleybal blijft trekken. Als ik stop in de zaal, denk ik dat ik weer ga beachvol- leyballen. Wanneer en op welk niveau dat is, weet ik niet. De hele sfeer om het beachvolleybal heen vind ik zo leuk. Je hebt veel meer contact met andere speelsters, je bepaalt ook meer zelf. Het is allemaal wat vrijer, in de zaal heb je te maken met een streng regime.” Ik heb even getwijfeld of ik naar VakifBank zou gaan, want de trainer daar, Giovanni Guidetti, wilde ik eigenlijk nooit meer zien “Ik zat net bij de ploeg, was in tegenstelling tot veel meiden die al langere tijd met veel succes met hem hadden gewerkt niet in shock toen Guidetti besloot te vertrekken. Ik vond het natuurlijk jammer dat hij ineens bondscoach van Turkije werd, want ik had heel graag met hem samen willen werken. Het Nederlands team was zo succesvol onder hem op de grote toernooien, pakte bijna een medaille op de Spelen in Rio. Na zijn vertrek stuurde Guidetti me af en toe een berichtje. Hij hield me dus in de gaten. Als ik goed had gespeeld, kreeg ik soms een appje van hem. Guidetti is tactisch zo sterk. Ik heb van andere speelsters begrepen dat hij alles ziet en weet. Hij voelt ook goed aan als iemand niet lekker in zijn vel zit, dan gaat hij even met die speelsters in gesprek. Daarnaast kan hij je ookh elemaal met de grond gelijk maken als het niet gaat zoals hij wil, dat heb ik ook gehoord. Het is voorgekomen dat meiden huilend wegliepen van de training.” Lachend: “Misschien dat ik Lonneke toch nog even bel om informatie over Guidetti in te winnen. Toen ik Lon belde om te vertellen dat ik was benaderd, zei ze: ‘Ik zou het meteen doen. Je gaat daar pas echt leren wat het spelletje inhoudt. De staf, de hele organisatie; alles is daar zo goed geregeld. Je gaat daar zoveel bijleren.’ 'Ik kan ook een stresskip zijn hoor' VakifBank toonde trouwens al eerder interesse. Tijdens mijn eerste jaar in Italië, bij Firenze, was ik geblesseerd. Ik had een stressfractuur, kon niet spelen en had daardoor best wat gedoe met de club. Het liep zo hoog op dat ik bijna weg moest omdat ik niet fit was. Bij VakifBank waren ze net op zoek naar een passer/loper, waardoor er even sprake van was dat ik toen al naar Turkije zou gaan. Ik was net twintig en kreeg meteen buikpijn bij de gedachte. Het voelde nog niet goed om toen al voor zo’n grote club te kiezen, en dat ook nog eens halverwege het seizoen. Bovendien was ik ook nog niet fit. Ik kreeg daar veel te veel stress van. Veel andere speelsters hadden de kans misschien wel aangegrepen, zouden het als een kans hebben gezien die je wellicht maar één keer in je leven krijgt, maar ik ben blij dat ik destijds besloot niet naar VakifBank te gaan. Ik heb voor de weg van de geleidelijkheid gekozen; eerst Firenze, daarna een stap omhoog binnen Italië naar Novara en nu de stap naar Turkije. Toen VakifBank me een paar maanden geleden vroeg, wist ik diep vanbinnen meteen dat ik nu wel ‘ja’ zou zeggen. Het lastige was dat ze me tijdens het seizoen al vroegen. Daarnaast had ik al gesprekken gevoerd met Novara over een langer verblijf. Iedereen vertelde me dat ze zo graag wilden dat ik bleef. Ik vond het heel moeilijk om hen teleur te stellen. Novara hoorde ook dat VakifBank me wilde hebben. Er werd een deadline gesteld, beide ploegen wilden weten waar ze aan toe waren. Die deadline verliep na een Champions League- wedstrijd die we met 3-0 verloren. Het was onze slechtste wedstrijd van het seizoen. En daarna moest ik ook nog eens vertellen dat ik weg zou gaan. Vreselijk. Mijn zaakwaarnemer vertelde het de club. De coach heeft daarna een week nauwelijks tegen me gesproken. Uiteindelijk begon hij er grappen over te maken, had hij de klap verwerkt. Bij Novara konden ze ook wel begrijpen dat ik voor VakifBank koos. Het is ook de enige club waarvoor ik Novara in wilde ruilen. Ik ga na het WK naar Turkije, dus pas in oktober. Guidetti heb ik sinds mijn besluit even kort gezien en gesproken. Hij was toen druk met het Turkse team, waar hij dus ook nog steeds coach van is. Ik weet dat hij het fijn vindt om met Nederlanders te werken. In tegenstelling tot sommige speelsters uit andere landen gedragen Nederlandse volleybalsters zich niet als diva’s. Ik ga elke dag keihard mijn best doen en hoop dat het dan goedkomt. En hopelijk helpt mijn overstap het Nederlands team ook verder.” Geef mij maar Amsterdam, dat is mooier dan Turkije of Italië “Het leven in Italië is ook prima en over Istanboel heb ik ook goede verhalen gehoord, maar er gaat niets boven Amsterdam, dat is mijn thuis. Ik ben geboren en opgegroeid in De Baarsjes met mijn zus Sarah en mijn ouders wonen daar nog steeds. Ik spreek niet met een Amsterdams accent, maar voel me wel Amsterdamse. Ik heb af en toe wel een beetje last van heimwee. Het zijn niet alleen mijn vriendinnen en familie in Amsterdam die ik mis, maar soms ook gewoon de stad zelf. Voor mij is Amsterdam ook: lekker op de fiets overal heen kunnen, gezellig langs vriendinnen of familie gaan of afspreken op een van de terrasjes die op elke hoek van de straat te vinden zijn.” Helden Magazine 63 Het eerste gedeelte van het verhaal van Nika Daalderop komt voort uit Helden Magazine 63. We duiken in de slipstream van Max Verstappen. Sportief directeur Jan Lammers bespreekt zijn mooiste momenten op het circuit en Atze Kerkhof weet hoe het is om teamgenoot van Max te zijn. In deze editie lees je een uitgebreid interview met de vrouwen in het leven van Abdelhak Nouri. Voor het eerst vertellen zijn moeder, zussen, schoonzussen en tante hun aangrijpende verhaal. Daarnaast heeft ook Kira Toussaint een bewogen tijd achter de rug. De zwemster verbrak een gepland huwelijk en vertrok naar Amerika. Ook spraken we met Davy Klaassen die zich op maakt voor een nieuw seizoen bij Ajax én een WK. Marcus Pedersen en Noor Omrani delen naast hun liefde voor de bal ook een hoofdkussen. Zijn broers Jens en Melle van ’t Wout klaar om de shorttrack wereld te veroveren. Jordan Teze speelde zich vorig jaar definitief in de kijker, Koen Bouwman won twee etappes en het bergklassement in de Giro én Ronald de Boer blikt terug op de Champions League-finale van 1995. Verder is Riemer van der Velde oud-voorzitter van sc Heerenveen. Een gesprek over onder meer de ontwikkelingen van zijn club en Abe Lenstra. Timothy Beck haalde als estafetteloper de Zomerspelen en was vlaggendrager bij de Winterspelen in 2010 én Victoria Koblenko spreekt met judoka Michael Korrel over zijn kwetsbare kant in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 63 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Nika Daalderop (23) is een van de boegbeelden van het Nederlandse vrouwenvolleybal. We duiken drie jaar terug in de tijd. We legden Nika in aanloop naar het WK 2022 zeven stellingen voor.  Ik wil ook buiten het volleybalveld het nieuwe gezicht worden van mijn sport “Als het gebeurt, vind ik het prima, hoor, maar het is niet per se mijn ambitie om het gezicht van het volleybal te worden. Ik ben iemand die de kat uit de boom kijkt, hoef niet in de schijnwerpers te staan. Ik ben me er natuurlijk van bewust dat het er in deze tijd met sociale media een beetje bij hoort dat topsporters meer van zichzelf laten zien dan alleen het sportieve, maar ik ben niet heel bewust bezig met mijn imago. Sinds kort ben ik wat actiever op social media, deels ook op aandringen van mijn omgeving, omdat ze weten dat ik er veel meer uit zou kunnen halen. Ik kijk gewoon of ik het leuk vind en verdien er ook nog een beetje geld mee af en toe. Zitten mensen erop te wachten dat ik meer van mezelf laat zien dan volleyballen? Denk ik eigenlijk ook nooit zo over na... Misschien komt dat ook doordat ik zelf nooit een groot voorbeeld, held of heldin heb gehad. Ik zie volleybal nog steeds als een uit de hand gelopen hobby, zie het zeker niet als mijn werk. Toen ik klein was heb ik ook nooit de ambitie gehad om volleybalster te worden, ik vond het altijd gewoon heel leuk om te doen en ben er eigenlijk gewoon ingerold.” Ik snap heel goed dat Lonneke Sloetjes en ook een tijdje Celeste Plak genoeg hadden van volleyballen “Er zijn gesprekken tussen spelers en coaches met de internationale volleybalbond geweest om iets te doen aan de overvolle agenda. Uit steeds meer hoeken komen de signalen dat het echt te veel is. De resultaten van die gesprekken zien we nog niet echt. In de Nations League speelden we nu twaalf wedstrijden in korte tijd over de hele wereld en vorig jaar waren dat er vijftien... Je ziet nu steeds meer speelsters een sabbatical nemen, en ook op steeds jongere leeftijd. Celeste heeft een sabbatical genomen om zich weer op te laden. Lonneke besloot na eerst een pauze te hebben genomen helemaal met volleybal te stoppen. Dat is toch zorgelijk? Dat moet toch het signaal zijn dat er snel wat moet gebeuren? Ik kan die meiden die een pauze inlassen heel goed begrijpen, omdat het mentaal en fysiek zo zwaar is wat wij doen. We spelen week in week uit bij onze club en daarnaast, in de periode dat we eigenlijk op krachten zouden moeten komen, spelen we voor het nationaal team. De spelers die club en nationaal team combineren, hebben daardoor hooguit twee weken vakantie per jaar. Er is dus geen tijd om tot rust te komen, zowel mentaal als fysiek. Ik snap heel goed dat dat ritme je na een paar jaar opbreekt. 'Je ziet nu steeds meer speelsters een sabbatical nemen, en ook op steeds jongere leeftijd. Dat is toch zorgelijk?' Ik had al een tijdje last van een slijmbeursontsteking in mijn heup. Bij de club denken ze aan de korte termijn. Vaak sta je één of twee seizoenen onder contract en in die periode moet je presteren. Daar krijg je veel sneller te horen: ‘Speel maar even door een pijntje heen.’ Bij het nationaal team wordt er beter op ons gelet, daar wordt juist wel naar de langere termijn gekeken, krijgen we eerder rust voorgeschreven. Ik heb in aanloop naar het WK ook de Nations League gemist om voor het WK van die slijmbeursontsteking af te komen. En dan zijn er nog de hoge verwachtingen waar je altijd mee te maken hebt. Je voelt die druk. Ik heb de afgelopen jaren in Italië gespeeld, bij Firenze en Novara. Bijna bij elke training kwamen de bazen van de club kijken: de president, sponsors. Zelfs tijdens trainingen voelde ik die ogen die op me gericht waren. Daardoor ga je ook heel veel van jezelf eisen. Het is niet gek dat je daar een keer aan onderdoor gaat. Bij sommige teams heb je ook een mental coach. Ik heb die mentale hulp nog niet nodig gehad, maar dat kan altijd nog veranderen. Ik ga na het WK naar VakifBank, al jaren een van de beste clubs ter wereld. Lonneke heeft daar ook vier jaar gespeeld, tot en met 2019. Ze heeft mij gezegd dat het de mooiste en de zwaarste jaren van haar loopbaan zijn geweest. Ik heb nooit gemerkt dat het zo pittig voor haar was, dat heeft ze goed kunnen maskeren. Pas op het einde, tijdens het olympisch kwalificatietoernooi voor Tokio, merkte ik dat ze anders in het veld stond dan ik gewend was van haar. Ik kan ook een stresskip zijn, hoor. Vooral als ik, zoals nu, naar een nieuwe club ga. Ik heb altijd even tijd nodig, moet iedereen eerst wat beter leren kennen voordat ik me op de training losser kan gedragen. Ik heb Lonneke veel gesproken toen ik de keuze had om naar VakifBank te gaan. Ze zei tegen mij: ‘Niek, als ik het heb overleefd, dan kun jij dat zeker.’ Dat stelde me gerust.” In 2028 doe ik als beachvolleybalster mee aan de Spelen Lachend: “Een paar jaar geleden had ik hier ‘ja’ op gezegd. Ik heb het beachvolleybal lang gecombineerd met spelen in de zaal. Ik vond beachvolleyballen heel leuk. Met Joy Stubbe had ik al prijzen gewonnen, we werden twee jaar op rij Euro- pees kampioen onder de twintig jaar en werden Nederlands kampioen. Giovanni Guidetti, die toen bondscoach van de Nederlandse zaalploeg was, heeft gesprekken met me gevoerd in 2015. Hij wilde heel graag dat ik voor de zaal koos. Dat zo’n topcoach me vertelde dat ik het kon gaan maken in de zaal hielp natuurlijk wel. Ik was destijds zeventien, net klaar met school en besloot voor een buitenlandse club te spelen in de zaal. Ik dacht: ik probeer het gewoon een jaar. Als het niet bevalt, kan ik altijd weer terug naar het strand. Ik ben tevreden met de keuze die ik heb gemaakt. Uitein- delijk heb je in de zaal meer zekerheid, ook financieel. Neemt niet weg dat het beachvolleybal blijft trekken. Als ik stop in de zaal, denk ik dat ik weer ga beachvol- leyballen. Wanneer en op welk niveau dat is, weet ik niet. De hele sfeer om het beachvolleybal heen vind ik zo leuk. Je hebt veel meer contact met andere speelsters, je bepaalt ook meer zelf. Het is allemaal wat vrijer, in de zaal heb je te maken met een streng regime.” Ik heb even getwijfeld of ik naar VakifBank zou gaan, want de trainer daar, Giovanni Guidetti, wilde ik eigenlijk nooit meer zien “Ik zat net bij de ploeg, was in tegenstelling tot veel meiden die al langere tijd met veel succes met hem hadden gewerkt niet in shock toen Guidetti besloot te vertrekken. Ik vond het natuurlijk jammer dat hij ineens bondscoach van Turkije werd, want ik had heel graag met hem samen willen werken. Het Nederlands team was zo succesvol onder hem op de grote toernooien, pakte bijna een medaille op de Spelen in Rio. Na zijn vertrek stuurde Guidetti me af en toe een berichtje. Hij hield me dus in de gaten. Als ik goed had gespeeld, kreeg ik soms een appje van hem. Guidetti is tactisch zo sterk. Ik heb van andere speelsters begrepen dat hij alles ziet en weet. Hij voelt ook goed aan als iemand niet lekker in zijn vel zit, dan gaat hij even met die speelsters in gesprek. Daarnaast kan hij je ookh elemaal met de grond gelijk maken als het niet gaat zoals hij wil, dat heb ik ook gehoord. Het is voorgekomen dat meiden huilend wegliepen van de training.” Lachend: “Misschien dat ik Lonneke toch nog even bel om informatie over Guidetti in te winnen. Toen ik Lon belde om te vertellen dat ik was benaderd, zei ze: ‘Ik zou het meteen doen. Je gaat daar pas echt leren wat het spelletje inhoudt. De staf, de hele organisatie; alles is daar zo goed geregeld. Je gaat daar zoveel bijleren.’ 'Ik kan ook een stresskip zijn hoor' VakifBank toonde trouwens al eerder interesse. Tijdens mijn eerste jaar in Italië, bij Firenze, was ik geblesseerd. Ik had een stressfractuur, kon niet spelen en had daardoor best wat gedoe met de club. Het liep zo hoog op dat ik bijna weg moest omdat ik niet fit was. Bij VakifBank waren ze net op zoek naar een passer/loper, waardoor er even sprake van was dat ik toen al naar Turkije zou gaan. Ik was net twintig en kreeg meteen buikpijn bij de gedachte. Het voelde nog niet goed om toen al voor zo’n grote club te kiezen, en dat ook nog eens halverwege het seizoen. Bovendien was ik ook nog niet fit. Ik kreeg daar veel te veel stress van. Veel andere speelsters hadden de kans misschien wel aangegrepen, zouden het als een kans hebben gezien die je wellicht maar één keer in je leven krijgt, maar ik ben blij dat ik destijds besloot niet naar VakifBank te gaan. Ik heb voor de weg van de geleidelijkheid gekozen; eerst Firenze, daarna een stap omhoog binnen Italië naar Novara en nu de stap naar Turkije. Toen VakifBank me een paar maanden geleden vroeg, wist ik diep vanbinnen meteen dat ik nu wel ‘ja’ zou zeggen. Het lastige was dat ze me tijdens het seizoen al vroegen. Daarnaast had ik al gesprekken gevoerd met Novara over een langer verblijf. Iedereen vertelde me dat ze zo graag wilden dat ik bleef. Ik vond het heel moeilijk om hen teleur te stellen. Novara hoorde ook dat VakifBank me wilde hebben. Er werd een deadline gesteld, beide ploegen wilden weten waar ze aan toe waren. Die deadline verliep na een Champions League- wedstrijd die we met 3-0 verloren. Het was onze slechtste wedstrijd van het seizoen. En daarna moest ik ook nog eens vertellen dat ik weg zou gaan. Vreselijk. Mijn zaakwaarnemer vertelde het de club. De coach heeft daarna een week nauwelijks tegen me gesproken. Uiteindelijk begon hij er grappen over te maken, had hij de klap verwerkt. Bij Novara konden ze ook wel begrijpen dat ik voor VakifBank koos. Het is ook de enige club waarvoor ik Novara in wilde ruilen. Ik ga na het WK naar Turkije, dus pas in oktober. Guidetti heb ik sinds mijn besluit even kort gezien en gesproken. Hij was toen druk met het Turkse team, waar hij dus ook nog steeds coach van is. Ik weet dat hij het fijn vindt om met Nederlanders te werken. In tegenstelling tot sommige speelsters uit andere landen gedragen Nederlandse volleybalsters zich niet als diva’s. Ik ga elke dag keihard mijn best doen en hoop dat het dan goedkomt. En hopelijk helpt mijn overstap het Nederlands team ook verder.” Geef mij maar Amsterdam, dat is mooier dan Turkije of Italië “Het leven in Italië is ook prima en over Istanboel heb ik ook goede verhalen gehoord, maar er gaat niets boven Amsterdam, dat is mijn thuis. Ik ben geboren en opgegroeid in De Baarsjes met mijn zus Sarah en mijn ouders wonen daar nog steeds. Ik spreek niet met een Amsterdams accent, maar voel me wel Amsterdamse. Ik heb af en toe wel een beetje last van heimwee. Het zijn niet alleen mijn vriendinnen en familie in Amsterdam die ik mis, maar soms ook gewoon de stad zelf. Voor mij is Amsterdam ook: lekker op de fiets overal heen kunnen, gezellig langs vriendinnen of familie gaan of afspreken op een van de terrasjes die op elke hoek van de straat te vinden zijn.” Helden Magazine 63 Het eerste gedeelte van het verhaal van Nika Daalderop komt voort uit Helden Magazine 63. We duiken in de slipstream van Max Verstappen. Sportief directeur Jan Lammers bespreekt zijn mooiste momenten op het circuit en Atze Kerkhof weet hoe het is om teamgenoot van Max te zijn. In deze editie lees je een uitgebreid interview met de vrouwen in het leven van Abdelhak Nouri. Voor het eerst vertellen zijn moeder, zussen, schoonzussen en tante hun aangrijpende verhaal. Daarnaast heeft ook Kira Toussaint een bewogen tijd achter de rug. De zwemster verbrak een gepland huwelijk en vertrok naar Amerika. Ook spraken we met Davy Klaassen die zich op maakt voor een nieuw seizoen bij Ajax én een WK. Marcus Pedersen en Noor Omrani delen naast hun liefde voor de bal ook een hoofdkussen. Zijn broers Jens en Melle van ’t Wout klaar om de shorttrack wereld te veroveren. Jordan Teze speelde zich vorig jaar definitief in de kijker, Koen Bouwman won twee etappes en het bergklassement in de Giro én Ronald de Boer blikt terug op de Champions League-finale van 1995. Verder is Riemer van der Velde oud-voorzitter van sc Heerenveen. Een gesprek over onder meer de ontwikkelingen van zijn club en Abe Lenstra. Timothy Beck haalde als estafetteloper de Zomerspelen en was vlaggendrager bij de Winterspelen in 2010 én Victoria Koblenko spreekt met judoka Michael Korrel over zijn kwetsbare kant in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 63 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.