Word abonnee

Schaatsen

Irene Schouten: ‘3x goud, bizar toch?’

Jasper Faber

Schaatsen

Irene Schouten: ‘3x goud, bizar toch?’

door: Marlies van Cleeff
8 november 2022
29 tot 34 minuten lezen

Bijna alles wat Irene Schouten in 2022 aanraakte, veranderde in goud. Ze werd drievoudig olympisch kampioen op de Winterspelen in Beijing op de 3000 meter, de 5000 meter en de massastart, en vlak daarna nog ‘even’ wereldkampioen allround. Sinds deze zomer heeft de schaatsster ook nog eens een gouden ring om haar vinger. We blikken terug met onze Held van het jaar.

Tekst gaat verder onder de foto

Irene Schouten

Jij won alles dit jaar, inclusief de titel ‘mooiste sportvrouw van het jaar’, uitgeroepen door mannenblad FHM.
Irene lachend: “Er is veel veranderd, ik sta meer in de belang­ stelling dan een jaar geleden.”

We zien je in de ene na de andere mooie fotoshoot. Doen we jou daar een plezier mee?
“Ik vind het leuk om mooie foto’s van mezelf te hebben, maar vooral omdat ik daar later dan op kan terugkijken, zo van: toen zag ik er nog een stuk beter uit.”

Vliegen de verzoeken jou om de oren?
“Ik word geregeld door bedrijven gevraagd om presentaties te geven, dat vind ik leuk om te doen. Of merken willen dat ik iets promoot op Instagram, maar dat vind ik minder interessant. Dat gaat vooral om hoeveel volgers je hebt. Ik ben gaan schaat­ sen omdat ik wil winnen, niet om groot te zijn op Instagram. Bovendien is de jongere generatie veel makkelijker met social media. Ik moet altijd vragen: hoe werkt dit, hoe plaats ik dat ook alweer?”

‘Met Koningsdag was ik in Amsterdam. Het is best leuk als mensen me herkennen en een praatje maken, totdat ze drank op hebben…’

Wat is het verschil tussen Irene nu en die van twee jaar geleden?
“Ik ben een stuk zelfverzekerder geworden. De droom die ik als klein meisje had, is uitgekomen. Ik ben nog steeds dezelfde Irene, maar ik merk dat mensen om mij heen anders naar mij kijken. Er wordt meer tegen mij opgekeken. Laatst was ik aan het hardlopen. Een oud mannetje hield mij aan en zei dat hij zo van me heeft genoten deze winter en dat hij hoopt dat ik nog lang doorga. Dat zijn de leuke dingen. Met Koningsdag was ik in Amsterdam. Het is best leuk als mensen me herkennen en een praatje maken, totdat ze drank op hebben…”

Minder trainen

Irene’s zegereeks in 2022 begon met het Nederlands kampioen­ schap marathon op 1 januari, haar zesde nationale titel op rij. Daarna volgde de EK Afstanden waarbij ze de 3000 meter, massastart en ploegenachtervolging won. “Mijn succes­ sen voorafgaand aan de Spelen waren een tussenstap naar het grote doel: olympisch goud.

Goud winnen in Beijing zat altijd in mijn achterhoofd de afgelopen twee jaar, waar ik ook was. Het laatste jaar werd dat extreem. Als ik met vriendinnen naar het strand ging, dacht ik: ik moet oppassen als ik de zee inloop, want als ik een misstap maak of een schelpje in mijn voet krijg, dan kan ik twee dagen niet trainen.”Al jaren was Irene een klasse apart op de marathon en de massa start.

Op de massastart werd ze twee keer wereldkampioen en ze won vier jaar geleden olympisch brons op de Spelen in Pyeongchang. Maar sinds 2021 staat er ook geen maat op haar op de 3000 en 5000 meter. Ze werd de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 5000 meter, pakte tijdens de NK op beide afstanden de titel en reed twee baanrecords. “Pas na die wereldtitel op de 5000 meter wist ik: ik heb nu ook kans op olympisch goud. Die titel maakte mij zelfverzekerder, ik wist dat ik die meiden kon verslaan. Ik had geproefd van het succes, wilde meer. Dat heeft een groot verschil gemaakt. Mijn mindset is niet veranderd, ik wilde altijd al winnen, maar mijn gevoel werd na die titel wel anders.”

Irene werkt al jaren samen met Jillert Anema bij Team Zaan­ lander, een marathon­ en langebaanteam. Twee jaar geleden trok het team ook schaatstrainer Arjan Samplonius aan. “Jillert deed veel alleen. Onze toenmalige sponsor vroeg me naar mijn plannen. Ik zei: ik blijf graag bij de ploeg, maar je kunt geen vijftien schaatsers in je eentje trainen.

Het was nog twee jaar tot de Spelen, ik voelde dat de tijd begon te dringen en wilde er graag een trainer bij. Jillert was het ermee eens. Bij een andere ploeg kon Arjan meer verdienen, maar in onze ploeg zag hij wel veel potentie. Arjan kon ook veel leren van Jillert. De hele ploeg heeft uiteindelijk profijt gehad van zijn komst. Arjan had weer andere inzichten.”

Tekst gaat verder onder de foto

Irene Schouten

Welke waren dat?
“Fysiek was ik altijd al goed. Ik trainde altijd met de mannen mee en had dan nog het gevoel dat ik te weinig deed. Na een training had ik nog energie over. Ik dacht altijd dat ik meer moest geven, daar beter van zou worden. Toen Arjan erbij kwam, vond hij juist dat ik te veel trainde. Arjan zei: ‘Leuk, drie uur skeeleren, maar een 5000 meter duurt maar zeven minuten.’ Ik moest ervoor zorgen dat ik al mijn energie in zeven minuten op kon maken.

Ineens mocht ik maar anderhalf uur skeeleren. Mentaal was dat heel zwaar. De mannen uit mijn ploeg gingen na die anderhalf uur door, ik moest stoppen. Ook mocht ik minder lang wielrennen. Daardoor werd ik bergop ook minder sterk dan voorheen. Dat voelde tegenstrijdig. In de zomer voor­ dat ik wereldkampioen op de 5000 meter werd, dacht ik: dit gaat helemaal niet goed. Ik werd er enorm onzeker van. Maar toen de ijstrainingen begonnen, vloog ik weg. Ik werd dat jaar Nederlands kampioen op de 3000 en 5000 meter en wist: ik zit op de goede weg.”

Dat klinkt als de ideale stap: minder trainen, maar sneller schaatsen?
“Door de komst van Arjan ben ik ook technisch anders gaan schaatsen. Voorheen schaatste ik te gehaast. Fysiek kan je heel goed zijn, maar als je het technisch niet goed uitvoert, dan lukt het alsnog niet. Omdat wij een marathonploeg zijn, zie je dat geregeld terug bij ons. Veel marathonrijders zijn fysiek heel erg goed, maar technisch een stuk minder. Ik wist wel dat dat bij mij ook zo was, maar ik nam er nooit de tijd voor om mijn techniek aan te passen.

Dat veranderde ook met de komst van Arjan. Ik moest meer de tijd nemen voor mijn slagen. Wij werken niet met videobeelden, vooral met gevoel. Dan deed ik een oefening en vroeg Arjan: ‘Hoe voelt dit?’ Ik voelde vrij snel dat ik minder snel moe werd na die technische wijzigingen. Dankzij Arjan heb ik die laatste stap naar de top kunnen zet­ ten. De combinatie Arjan en Jillert werkt heel goed voor mij.”

Excuses

Als de te kloppen vrouw op de 3000 en 5000 meter en de mass start, reisde Irene in januari af naar Beijing. “Je kunt wel tegen jezelf zeggen: tijdens een NK voel ik ook druk, maar dat is zo’n andere druk dan op de Olympische Spelen. Tijdens de trainin­ gen in Beijing zag ik alle landen op mij letten. Of het nou de Italianen, Japanners of Canadezen waren: iedereen was mijn rondetijden aan het klokken.

Het scheelde dat ik de Spelen al eerder had meegemaakt, maar vier jaar geleden was ik niet de favoriet, in Beijing wel. Ik heb me afgesloten voor alles. Had alle social media van mijn telefoon verwijderd. Ik nam een ander telefoonnummer dat ik alleen met familie en vrienden deelde.”

Is er geprobeerd jou van je stuk te brengen?
“Niet door mijn concurrenten, maar de Nederlandse media probeerden dat wel.”
Dat had alles te maken met een achtdelige videoserie van DPG Media waarin Irene en Team Zaanlander waren gevolgd in aan­loop naar de Spelen. In een van die video’s bleek dat er wrijving was ontstaan in de achtervolgingsploeg.

“Tijdens de wereldbekerwedstrijd in Salt Lake City verliep de ploegenachtervolging niet super. De documentairemakers hadden hier beelden van en hadden het zo geknipt en geplakt dat zowel Ireen als ik er niet goed uitkwamen. Ik vond ook dat Ireen niet goed werd neergezet in die aflevering, maar persoonlijk had ik niks verkeerd gezegd. Er was aan mij gevraagd: ‘Denk je dat het goed komt met de ploegenachter­volging?’ Ik had in de video gezegd: het ligt eraan wie ze inzet­ten. Met de gedachte: als de bondscoach míj niet inzet, dan gaan ze ook niet winnen.

Eén journalist zette in de krant dat ik het over Ireen had, en alle kranten namen dat over. Ik had allang met Ireen contact gehad, wij gaan goed met elkaar om. Wij wilden juist samen veel trainen en gingen allebei voor goud. Wij organiseerden nota bene zelf onze trainingen, omdat de bondscoach maar niet doorkwam.”

Inmiddels ex-bondscoach Jan Coopmans was woest en reageerde in de media op de video. “Als hij dat niet had gedaan, was er niks aan de hand geweest. Ik moest mijn excuses aanbieden, terwijl ik dacht: waarvoor? Ik heb niks ver­keerd gezegd. Alle media wilden met me praten. Ik besloot alleen de NOS te woord te staan, want op tv konden ze mijn woorden niet verdraaien.

De volgende dag stond in De Telegraaf: ‘Irene is verhit en zenuwachtig, ze gaat ten onder aan de druk.’ Een vriendin van me had met de beste bedoelin­ gen dat artikel doorgestuurd… Ik vond het heftig om mee te maken en snapte het niet. Je wil toch fan zijn van de Neder­landse schaatsers in plaats van dat je ze van tevoren al de grond in boort? Maar de knop moest om, de 3000 meter kwam eraan, daar wilde ik me op focussen.”

Gave

Op de 3000 meter kwam Irene in de laatste rit in actie tegen de Italiaanse Francesca Lollobrigida. “Ik was heel zenuwachtig. De eerste twee rondjes gingen niet goed, ik moet er altijd even in komen. Na een paar rondjes lukte dat en ik wist: als ik zo door blijf gaan, dan red ik het. Tijdens de rit was ik alleen maar met mijn tegenstander bezig, niet met tijden. Van tevoren wist ik: Lollobrigida kan ik wel hebben, maar de rit voor ons reed de Canadese Isabelle Weidemann. Zij had de snelste tijd gereden. Het zou gaan tussen haar en mij.

Toen ik over de finish kwam, wist ik nog niet meteen dat ik had gewonnen. Maar toen ik de tijd zag, voelde ik zoveel ontlading. Er viel veel druk van me af. Ik was het meest blij met het goud op de 3000 meter. Het was de eerste afstand na die hele rel. Ik moest laten zien dat er niks aan de hand was, dat de media het fout hadden. Na het eerste goud waren ze ineens mijn beste vrienden. ‘Wat heb je gewel­dig geschaatst,’ hoorde ik, terwijl ik dacht: twee dagen geleden schreef je nog wat anders over me…”

Het was niemand eerder gelukt om in de laatste rit olympisch kampioen te worden.
“Dat kreeg ik ook te horen. En van die dingen als: wist je dat zoveel procent van de favorieten het niet haalt? Journalisten
zeiden dat, maar ik hoorde het ook als ik thuis naar de supermarkt ging. Eerst begreep ik nooit waar­ om topsporters een klein wereldje houden met weinig mensen om zich heen. En dat voetballers niet graag op plekken komen waar veel mensen zijn. Ze moeten met zoveel mensen praten die er geen verstand van hebben. Nu snap ik hen.”

Heb je de race vaak teruggekeken?
“Dat moet ik nog steeds doen. De andere races heb ik ook nog niet gezien, ik ben bang dat ik denk: shit, ik had zo de bocht in moeten gaan. Dat ik toch nog te kritisch op mezelf ben.”

Vijf dagen later volgde de 5000 meter, ze moest weer in de laatste rit tegen Lollobrigida. “Van vier wedstrijden schaatsen op de Spelen word je niet moe, hoor. Maar dat iedere keer weer opladen, daar ga je kapot aan. Weidemann was beter op de 5000 meter dan op de 3000 meter, dus dat was nog even gevaarlijk. Zij reed 6.48, ik dacht: dit is wel heel hard. Ik had dat nog maar een keer eerder gereden. Op gevoel heb ik mijn eigen rit opgebouwd, ik wist niet hoe ik ervoor stond. Maar in het laatste rondje zag ik dat er een groen balkje achter mijn naam stond. Normaal gesproken pak ik in die laatste ronde altijd veel tijd op de rest, ik wist dus wel dat het ging lukken.”

Irene vermorzelde haar concurrenten, reed 6.43,51 “Ik had ook nog een olympisch en Nederlands record gereden, daar was ik blij mee. De 3000 meter was weliswaar ook een olympisch record, maar ik had niet laten zien wat ik in me had. Nu had ik dat wel gedaan.”

Daarna stond de bewuste ploegenachtervolging op het programma. “Gelukkig was er tussen Ireen en mij niks aan de hand. Wij hadden tegen elkaar gezegd: ‘Wij weten hoe het zit.’ Maar we waren er wel mee bezig. Dan moesten we samen lachen in de training en dachten we: nu denken mensen vast dat wij aan het toneelspelen zijn. Ireen en ik wisten niet meer wat voor houding we moesten aannemen.”

Keek je door die negatieve lading ook een beetje tegen de ploegenachtervolging op?
“Nee. Ireen en ik waren zo goed in vorm. Zij had goud ge­ wonnen op de 1500 meter en ik op de 3000 en 5000 meter. Ik dacht: het moet lukken. We waren de beste combinatie, maar je moet ook nog samen kunnen rijden. Een maand eerder waren we nog Europees kampioen geworden, samen met Antoinette de Jong. Maar bij de ploegenachtervolging hoef je niet altijd drie van de beste rijders te hebben, je moet als team goed zijn. Bij ons liep het niet.”

In de halve finale verloor Nederland van Canada. In de wed­ strijd om het brons troefde Nederland Rusland af, met Marijke Groenewoud in plaats van Antoinette de Jong. “Eerst baalde ik heel erg van het brons, later dacht ik: die andere landen hebben er wél veel op getraind, logisch dat wij niet hebben gewonnen. Het heeft de KNSB ook wel de ogen geopend: misschien moet de bond concluderen dat voor Nederlanders de individuele afstanden het belangrijkst zijn. En als de bond de ploegen­ achtervolging wel belangrijk vindt, dan moeten we er ook echt voor gaan.”

Na het brons had Irene nog de mass start te gaan. Wederom was ze de torenhoge favoriet. Met nog vijf rondjes te gaan viel haar teamgenote Marijke Groenewoud. Irene moest het in haar een­ tje opknappen. “De mass start is nooit een zekerheidje. Je kunt de beste zijn en toch verliezen. Met Marijke had ik afgesproken dat zij de sprint zou aantrekken en ik er dan voorbij zou gaan. Dat kon niet meer, ik moest het zelf doen. De vraag is: wanneer ga je? Niet te vroeg, maar ook niet te laat. Die week had ik er best goed op geoefend, vooral op het aansnijden van de laatste bocht. Toen de Canadese Ivanie Blondin binnendoor ging met nog 200 meter te gaan, dacht half Nederland waarschijnlijk: Irene gaat het niet redden. Maar ik dacht: ik heb hem, mijn trainers en fysio’s wisten dat ook. We hadden zo goed op die bocht getraind.”

Toen had je de trilogie binnen. Hoe vaak moest jij je in je arm knijpen?
“Heel vaak. Nog steeds, hoor. Op de Spelen in 2018 keek ik met zoveel bewondering naar sporters die goud hadden gewon­ nen, ik dacht: wow: die hebben zo’n gave. Nu ben ik degene met die gave. Een gek gevoel. En dan drie keer goud op een Spelen, bizar toch?”

Je hebt de bijna onmogelijke prestatie van Yvonne van Gennip geëvenaard, die drie keer goud won op de Spelen in 1988. Heb je haar gesproken?
“Na de 5000 meter kwam ze naar me toe. Ze zei: ‘Nog eentje, hè?’ Het zijn nu wel heel andere tijden, hoor, met een ploegenachtervolging en mass start erbij. Dat had zij in die tijd niet. Vroeger keek ik tegen Yvonne op en het is nog steeds een gek idee dat mensen nu tegen mij opkijken. Als ik op de skeelerbaan in de buurt aan het trainen ben, komen er meisjes
met hun vader en moeder kijken. Een vader kwam een keer op me af en zei: ‘Misschien is het wel leuk om even te stoppen, al die meisjes willen met je op de foto.’ Ik stond daar op dat moment helemaal niet bij stil. Maar vroeger stond ik zelf ook naast de skeelerbaan naar Gretha Smit te kijken.”

Gave

Op de 3000 meter kwam Irene in de laatste rit in actie tegen de Italiaanse Francesca Lollobrigida. “Ik was heel zenuwachtig. De eerste twee rondjes gingen niet goed, ik moet er altijd even in komen. Na een paar rondjes lukte dat en ik wist: als ik zo door blijf gaan, dan red ik het. Tijdens de rit was ik alleen maar met mijn tegenstander bezig, niet met tijden. Van tevoren wist ik: Lollobrigida kan ik wel hebben, maar de rit voor ons reed de Canadese Isabelle Weidemann. Zij had de snelste tijd gereden. Het zou gaan tussen haar en mij. Toen ik over de finish kwam, wist ik nog niet meteen dat ik had gewonnen. Maar toen ik de tijd zag, voelde ik zoveel ontlading. Er viel veel druk van me af.

Ik was het meest blij met het goud op de 3000 meter. Het was de eerste afstand na die hele rel. Ik moest laten zien dat er niks aan de hand was, dat de media het fout hadden. Na het eerste goud waren ze ineens mijn beste vrienden. ‘Wat heb je geweldig geschaatst,’ hoorde ik, terwijl ik dacht: twee dagen geleden schreef je nog wat anders over me…”

Het was niemand eerder gelukt om in de laatste rit olympisch kampioen te worden. “Dat kreeg ik ook te horen. En van die dingen als: wist je dat zoveel procent van de favorieten het niet haalt? Journalisten zeiden dat, maar ik hoorde het ook als ik thuis naar de supermarkt ging. Eerst begreep ik nooit waar­ om topsporters een klein wereldje houden met weinig mensen om zich heen. En dat voetballers niet graag op plekken komen waar veel mensen zijn. Ze moeten met zoveel mensen praten die er geen verstand van hebben. Nu snap ik hen.”

Heb je de race vaak teruggekeken?
“Dat moet ik nog steeds doen. De andere races heb ik ook nog niet gezien, ik ben bang dat ik denk: shit, ik had zo de bocht in moeten gaan. Dat ik toch nog te kritisch op mezelf ben.”

Vijf dagen later volgde de 5000 meter, ze moest weer in de laatste rit tegen Lollobrigida. “Van vier wedstrijden schaatsen op de Spelen word je niet moe, hoor. Maar dat iedere keer weer opladen, daar ga je kapot aan. Weidemann was beter op de 5000 meter dan op de 3000 meter, dus dat was nog even gevaarlijk. Zij reed 6.48, ik dacht: dit is wel heel hard. Ik had dat nog maar een keer eerder gereden. Op gevoel heb ik mijn eigen rit opgebouwd, ik wist niet hoe ik ervoor stond. Maar in het laatste rondje zag ik dat er een groen balkje achter mijn naam stond. Normaal gesproken pak ik in die laatste ronde altijd veel tijd op de rest, ik wist dus wel dat het ging lukken.” Irene vermorzelde haar concurrenten, reed 6.43,51 “Ik had ook nog een olympisch en Nederlands record gereden, daar was ik blij mee. De 3000 meter was weliswaar ook een olympisch record, maar ik had niet laten zien wat ik in me had. Nu had ik dat wel gedaan.”

Daarna stond de bewuste ploegenachtervolging op het programma. “Gelukkig was er tussen Ireen en mij niks aan de hand. Wij hadden tegen elkaar gezegd: ‘Wij weten hoe het zit.’ Maar we waren er wel mee bezig. Dan moesten we samen lachen in de training en dachten we: nu denken mensen vast dat wij aan het toneelspelen zijn. Ireen en ik wisten niet meer wat voor houding we moesten aannemen.”

Keek je door die negatieve lading ook een beetje tegen de ploegenachtervolging op?
“Nee. Ireen en ik waren zo goed in vorm. Zij had goud ge­ wonnen op de 1500 meter en ik op de 3000 en 5000 meter. Ik dacht: het moet lukken. We waren de beste combinatie, maar je moet ook nog samen kunnen rijden. Een maand eerder
waren we nog Europees kampioen geworden, samen met Antoinette de Jong. Maar bij de ploegenachtervolging hoef je niet altijd drie van de beste rijders te hebben, je moet als team goed zijn. Bij ons liep het niet.”

In de halve finale verloor Nederland van Canada. In de wed­ strijd om het brons troefde Nederland Rusland af, met Marijke Groenewoud in plaats van Antoinette de Jong. “Eerst baalde ik heel erg van het brons, later dacht ik: die andere landen hebben er wél veel op getraind, logisch dat wij niet hebben gewonnen. Het heeft de KNSB ook wel de ogen geopend: misschien moet de bond concluderen dat voor Nederlanders de individuele afstanden het belangrijkst zijn. En als de bond de ploegen­ achtervolging wel belangrijk vindt, dan moeten we er ook echt voor gaan.”

Na het brons had Irene nog de mass start te gaan. Wederom was ze de torenhoge favoriet. Met nog vijf rondjes te gaan viel haar teamgenote Marijke Groenewoud. Irene moest het in haar een­ tje opknappen. “De mass start is nooit een zekerheidje. Je kunt de beste zijn en toch verliezen. Met Marijke had ik afgesproken dat zij de sprint zou aantrekken en ik er dan voorbij zou gaan. Dat kon niet meer, ik moest het zelf doen. De vraag is: wanneer ga je? Niet te vroeg, maar ook niet te laat. Die week had ik er best goed op geoefend, vooral op het aansnijden van de laatste bocht. Toen de Canadese Ivanie Blondin binnendoor ging met nog 200 meter te gaan, dacht half Nederland waarschijnlijk: Irene gaat het niet redden. Maar ik dacht: ik heb hem, mijn trainers en fysio’s wisten dat ook. We hadden zo goed op die bocht getraind.”

Toen had je de trilogie binnen. Hoe vaak moest jij je in je arm knijpen?
“Heel vaak. Nog steeds, hoor. Op de Spelen in 2018 keek ik met zoveel bewondering naar sporters die goud hadden gewon­ nen, ik dacht: wow: die hebben zo’n gave. Nu ben ik degene met die gave. Een gek gevoel. En dan drie keer goud op een Spelen, bizar toch?”

Je hebt de bijna onmogelijke prestatie van Yvonne van Gennip geëvenaard, die drie keer goud won op de Spelen in 1988. Heb je haar gesproken?
“Na de 5000 meter kwam ze naar me toe. Ze zei: ‘Nog eentje, hè?’ Het zijn nu wel heel andere tijden, hoor, met een ploegenachtervolging en massa start erbij. Dat had zij in die tijd niet. Vroeger keek ik tegen Yvonne op en het is nog steeds een gek idee dat mensen nu tegen mij opkijken. Als ik op de skeelerbaan in de buurt aan het trainen ben, komen er meisjes
met hun vader en moeder kijken. Een vader kwam een keer op me af en zei: ‘Misschien is het wel leuk om even te stoppen, al die meisjes willen met je op de foto.’ Ik stond daar op dat moment helemaal niet bij stil. Maar vroeger stond ik zelf ook naast de skeelerbaan naar Gretha Smit te kijken.”

Tanden

Na de Spelen volgde nog het WK allround in Hamar. “Jillert zei: ‘Alle grote schaatsers worden een keer wereldkampioen allround.’ Ik wilde daar per se bij horen. Ik wist dat als ik erop zou trainen, ik ver zou kunnen komen, maar ik had niet verwacht dat het meteen zou gaan lukken.”

Dat besef kwam toen ze de 500 en 1500 meter had gereden. Irene, specialist op de lange afstanden, wist de schade op de kortere afstanden te beperken. Haar grote concurrent, de Japanse Miho Takagi, ging aan de leiding na de eerste dag. “Miho reed de 500 meter in 38 seconden. Ik kan best snel zijn, maar heb een trage start. Ik kan veel als ik erop train, maar dat had ik niet gedaan, mijn focus lag op de Spelen. Die 500 meter reed ik voor mijn doen best goed, in 39 seconden.

Op de 1500 meter moest ik tegen Miho. Iedereen dacht: je moet dicht bij haar blijven, anders red je het niet. Maar Miho schoot bij de start al zover bij me vandaan. Ik probeerde haar bij te houden, maar werd te gehaast. Na twee ronden was ik bekaf. Ik reed op mijn tandvlees, er was een titel te verdelen. Na de1500 meter stond ik derde in het klassement, maar ik kon amper meer lopen.”

Heb jij ambities om die 1500 er ook bij te pakken?

“Soms denk ik daar weleens aan. Ik ben een keer vierde gewor­ den bij een wereldbekerwedstrijd, dat smaakte naar meer. Maar ik train er niet op en ik kan niet alles…” Op de tweede dag stelde ze haar wereldtitel veilig door zes seconden goed te maken op Takagi op de 5000 meter.

In Hamar was er in tegenstelling tot Beijing wel publiek aanwezig. Hoe mooi was het om je wereldtitel met je familie en vrienden te kunnen vieren?
“Mijn familie is opgegroeid met het WK allround. De oudere generatie is daar sowieso mee opgegroeid. Mijn man Dirkjan, mijn vader, schoonouders, fans uit het dorp, en zelfs de schoon­ ouders van mijn zus waren er. Het was de laatste wedstrijd van het seizoen, geweldig dat zij erbij konden zijn. Dirkjan rende naar beneden en vloog over het hek toen ik had gewonnen, het scheelde weinig of al zijn tanden lagen eruit.”

Na het WK moest je je nóg een keer opladen voor een wereldbekerfinale. Hoe deed je dat?
“Na afloop van het WK was. ik helemaal leeg. Ik weet nog dat ik in de auto zat naar een training en spontaan begon te huilen. Ik verontschul­digde me bij mijn trainers, zei: ik weet niet wat er met aan de hand is, hoor. Zij zeiden: ‘Neem rust, train maar niet, hopelijk heb je wat energie om een race te rijden. De 1500 meter had ik afgezegd, de 3000 meter reed ik wel. Ik won hem, maar iedereen zag: Irene kan niet meer.”

Fotomodel

Hoe reageerde jouw familie na die drie gouden medailles en de wereldtitel?
“Ze waren zo trots. Mijn vader, broers en zus hebben gezien hoe hard ik ervoor heb gewerkt de afgelopen jaren. In trainin­ gen verzaakte ik nooit. Zij weten dat ik er heel veel voor op heb gegeven.”

Het verhaal van de familie Schouten is bekend. Terwijl Irene en voorheen ook nog haar oudste broer Simon op wereld­ niveau schaatsten, werd er thuis in Andijk een internationaal opererend bloembollenbedrijf draaiende gehouden. Toen moeder Jolanda, de spil van het gezin, in november 2016 getroffen werd door een hersenbloeding, veranderden hun levens drastisch. De zorg kwam aan op vader Klaas en de kinderen, maar met de ambities van Irene werd ook rekening gehouden.

Voelde het ook als een opluchting omdat je het hebt kunnen waarmaken?
“Ja, zij hebben er zo aan bijgedragen. Als het in Beijing niet was gelukt, dan zou dat toch een teleurstelling zijn geweest, ook omdat zij zoveel voor mij hebben gedaan.”

We kennen jouw vader als een nuchtere man. Zei hij dat hij trots op je was?
“Ja, en toen ik thuis was, zag ik nog een filmpje van hem. Ze hadden met zijn allen in de kroeg op een groot scherm gekeken naar de 3000 meter. De race was klaar en het feest was begonnen, maar mijn vader stond nog in zijn eentje te kijken toen ik op het podium stond. Niemand keek, behalve mijn vader, met tranen in zijn ogen. Zo lief.”

Wat heeft je moeder ervan meegekregen?
“Twee jaar geleden kon ze nog zinnen zeggen en grap­ jes maken. Dan riep ze op de bank voor de tv: ‘Hup Irene, ik ben zo trots.’ Nu kan ze dat niet meer. Ze heeft een tijd in een verzorgingshuis gewoond, maar tijdens de coronapandemie mochten er geen mensen op bezoek komen en werd ze niet meer geprikkeld. Het ging steeds slechter met haar. We hebben met zijn allen besloten dat ze weer thuis moest wonen, bij mijn vader. Hij krijgt nu hulp van een mantelzorger. Het gaat nog steeds niet beter met haar, maar het is nog te vroeg om er iets over te zeggen. Nu ze thuis weer rust heeft, hopen we dat er vooruit­ gang komt. Mijn moeder heeft mijn medailles gezien, ik was haar ‘kampioen’. Maar de laatste tijd ben ik vooral haar model. Dan ziet ze een tijdschrift waar ik in sta, en roept ze: ‘Foto­ model.’”

Vergunningen

Wie denkt dat een wereldkampioen allround en drievou­dig olympisch kampioen het na het seizoen rustig aan kan doen, heeft het mis. “Vanaf april had ik bijna elke dag allerlei commerciële dingen op het programma staan of interviews. Familie en vrienden schoten er nog steeds bij in. Met de familie organiseren wij best veel feestjes. Vorig jaar had ik thuis afgesproken: na de Spelen ben ik overal bij. Bij ons in de buurt is er ieder jaar kermis, het feest waar we naar uitkijken. We organiseren voor de kermis altijd een borrel, daarna gaan we met zijn allen naar de kroeg. Ik had beloofd dat ik die borrel na de Spelen zou organiseren.” Lachend: “Uiteindelijk moest ik skeelerwedstrijden afzeggen, omdat ik die kermisborrel moest organiseren.”

Naast alle drukte stond er ook nog een bruiloft op het programma. Op 18 juni trouwden Irene en Dirkjan. “Het was fantastisch. Precies zoals ik me had voorgesteld. Met al mijn familie en vrienden in de tuin, en met veel bloemen om ons heen.”

Hoe heb jij in dit jaar ook nog een huwelijk kunnen organiseren?
“Ik heb in Beijing best wat geregeld. Ik had daar ’s avonds toch niks te doen, had geen social media en las geen kranten. We zouden bij mijn schoon­ouders in de tuin trouwen, er zou daar een tent worden geplaatst. Maar de versiering, de verlichting, wc’s, vergun­ningen… dat moest alle­maal nog geregeld worden. Dirkjan dacht: laat haar maar gaan, ze heeft anders niks te doen daar.”

Waarom is Dirkjan jouw droomman?
“Wij lijken op elkaar, hij komt ook uit West­ Friesland, we zijn allebei nuchter en sportief.
Mijn vader doet bepaalde dingen die ik heel irritant vind, Dirkjan doet die precies hetzelfde. Zo is hij heel makkelijk met spullen en hij staat altijd voor iedereen klaar. Dirkjan lijkt op mijn vader.” Lachend: “Ze zeggen toch ook altijd dat je iemand zoekt die op je vader lijkt?”

Ben jij ook beter gaan schaatsen sinds je met Dirkjan samen bent?
“Dirkjan heeft me gelukkiger gemaakt, misschien dat dat ook helpt op de ijsbaan. Door hem heb ik meer houvast gekregen. Na een zware training of een trainingskamp weet ik: er is iemand thuis die op me wacht. Bijna alle schaatsers wonen in Heerenveen, ik woon in Hoogkarspel. Hij weet dat ik veel moet reizen en laat mij in m’n waarde. Als ik laat thuiskom, weet hij: Irene is moe, ik moet haar even met rust laten.”

Jouw vader had geëist dat hij met jou mocht trouwen als hij binnen een uur een kar tulpen kon bossen. Is dat gelukt?
Lachend: “Als Dirkjan zich kwaad maakt, dan lukt hem dat ook nog. Hij is een harde werker. Soms werkt hij mee in de tulpenboerderij. Dirkjan heeft zijn eigen timmerbedrijf en is hartstikke druk, maar hij vindt het ook leuk om mijn broers, die het bedrijf van mijn vader hebben overgenomen, af en toe een dagje te helpen.”

Elfstedentocht

Valt er nog meer te wensen nu je alles hebt bereikt waar je van droomde?
“Ik weet: beter dan dit gaat niet zomaar gebeuren. Ik vind schaatsen nog steeds het leukste wat er is. Nu heb ik de Spelen van Milaan als doel. Ik wil blijven winnen, want heb een hekel aan verliezen. Dat is mijn motivatie, om te blijven winnen. En als het goed blijft gaan, kan ik al­ tijd nog die 1500 meter erbij doen… Maar als ik volgend jaar niet meer kan winnen en er geen lol meer aan beleef, dan stop ik. Dan heb ik een geweldige carrière gehad.”

Het is geen geheim dat jij graag nog eens de Elfstedentocht zou willen rijden en winnen.
“Als die er komt, dan zet ik daar alles voor opzij. En als die komt tijdens de Olympische Spelen in 2026, dan ga ik niet naar Italië.”

Je bent inmiddels tante. Lonkt huisje, boompje en dat beestje soms ook?
“Vorig jaar was ik totaal niet met kinderen bezig. Nu maak ik meer tijd voor mijn vriendinnen die kleintjes hebben, en mijn zus heeft een kindje gekregen. Als ik naar verjaardagen ga, sta ik tussen de kinderen.” Lachend: “Ineens ben ik in een andere fase terechtgekomen. Maar ik wil eerst nog schaatsen. Als dat niet meer gaat, dan ga ik voor het moederschap.”

Helden Magazine 64

Het eerste gedeelte van het verhaal van Irene Schouten komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Naast Schouten sier ook Virgil van Dijk de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal.

Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast liet Dylan van Baarle zien dat zijn tweede plek op het WK in 2021 geen toeval was en is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain.

Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd.

Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Delen: