Demi Vollering (24) is het boegbeeld van een nieuwe generatie Nederlandse wielrensters. De renster van SD Worx won Luik-Bastenaken-Luik en La Course, werd derde in de Giro Donna, vertegenwoordigde Nederland op de Spelen en is kanshebber op de wereldtitel (eind september in Leuven).
Ik ben het gezicht van een nieuwe generatie Nederlandse wielrensters
“Ik voel het niet zo, hoor, maar ik krijg de laatste tijd vaak dat stempel opgeplakt. Het is gelukkig ook niet zo dat ik het hele Nederlandse vrouwenwielrennen op m’n schouders hoef te dragen. Er zijn heel veel goede Nederlandse rensters. Kijk alleen al bij ons in de ploeg bij SD Worx, waarvoor ik sinds dit jaar rij. Amy Pieters, Chantal van den Broek-Blaak en Anna van der Breggen zijn stuk voor stuk geweldige rensters van wie ik veel leer.
Ik vraag alles aan hen, ben weleens bang dat ze gek van me worden. Bij Anna kan ik blijven aankloppen, ze heeft zoveel geduld en legt me alles altijd rustig uit. Voor het NK tijdrijden reed ik bijvoorbeeld met Anna het hele parkoers en bij elke bocht vroeg ik informatie. Zij is zo goed in tijdrijden, ik wilde weten hoe ze de bochten aansneed en waarom. Of ik ging in haar wiel zitten om precies de lijnen te rijden zoals Anna die reed. Al die informatie probeer ik op te slaan.
De laatste tijd val ik meer op door mijn resultaten. Met als hoogtepunt de overwinningen in Luik-Bastenaken-Luik en La Course dit jaar. Met Chantal heb ik goede gesprekken gevoerd over wat er gebeurt als ineens meer mensen naar me kijken en als de media me gaan volgen. We hadden het erover dat de Nederlandse media soms best hard kunnen zijn. Met Anna heb ik het daar ook weleens over. Zij houdt me voor dat ik me niet veel aan moet trekken van wat er wordt gezegd of geschreven. Zo is het ook. En een beetje kritiek op z’n tijd is ook niet erg, dat houdt me scherp.
Vorig jaar bij het NK werd gezegd dat ik nog niet goed genoeg was voor de absolute top. Dat sloeg ik op. Ik dacht: wacht maar. Vorig jaar werd ik derde in La Course en tijdens de wedstrijd kwam die opmerking naar boven borrelen toen ik het heel zwaar had. Ik dacht: mooi niet dat ze straks weer over me kunnen zeggen dat ik nog niet goed genoeg ben voor de top. Het was voor mij de motivatie om nog dieper te gaan.”
Ik had liever in de schoenen van Antoinette de Jong gestaan
“Nee. Ik heb met wielrennen mijn bestemming gevonden. Vijf jaar geleden stond ik tijdens de Olympische Spelen in Rio aan de voet van de Mont Ventoux met mijn schaatsvereniging, had ik nog de droom om als schaatser naar de Spelen te gaan. Veel wielrennen keek ik niet in die tijd. Tijdens de Spelen in Rio was ik vooral bezig met mijn neef Joost van der Burg die in 2016 als baanwielrenner meedeed. Hij kwam ten val op de ploegenachtervolging, vreselijk vond ik dat.
Joost en zijn zus Nancy, die nu voor Jumbo-Visma fietst, waren van jongs af aan mijn grote voorbeelden. Zij reden al op jonge leeftijd wedstrijden op de fiets en dat wilde ik ook. Vooral mijn nicht was mijn voorbeeld, niet voor niets noemde ik al mijn barbies Nancy. Ik kwam heel vaak bij mijn oom en tante over de vloer, zat daar elk weekend en in de vakanties. Ik ben zelf de oudste thuis, zij voelden als mijn oudere broer en zus van wie ik de kunst af kon kijken en ik keek echt tegen hen op.
In het begin reed ik wat dikkebandenraces, mocht van m’n ouders op m’n tiende bij de wielerclub waardoor ik in de weekenden toertochtjes met kinderen van mijn leeftijd kon rijden vanuit Pijnacker, waar ik vandaan kom.
Ik kom uit een gezin met vier kinderen, thuis staat veel in het teken van de bloemkwekerij van mijn vader en oom, waarin het vooral draait om snijhortensia’s. Tijd om met mij het land door te rijden voor wedstrijden op de racefiets was er niet. Daarom bleef het lang bij dikkebandenraces. En in de wintermaanden schaatste ik bij de ijsvereniging in de buurt.
Op mijn zestiende reed ik mijn eerste wedstrijden op de racefiets. Er werd al wel gezegd dat ik een goede techniek en het juiste postuur had, maar een trainer had ik niet. Ik kreeg wel een papiertje mee met wat trainingen, maar die vond ik niet zo interessant. Ik fietste twee keer in de week en dat was het. In vergelijking met mijn leeftijdgenoten stelde het niets voor.
De meeste tijd stak ik in het schaatsen, dat ging me veel beter af. In de zomer skeelerde ik ook veel. Mijn schaatstrainer was de eerste die me wat fietstraining gaf. Ik merkte meteen dat ik beter ging fietsen. Maar: ik kwam ineens niet meer in de buurt van mijn persoonlijke records op de schaats. Ik snapte er niets van, raakte gefrustreerd.
In die periode leerde ik mijn vriend Jan kennen. Hij was amateurwielrenner en nam me mee op fietstraining naar de Ardennen. Hij merkte dat ik snel herstelde na inspanningen en zei toen: ‘Volgens mij kun je beter voor het wielrennen kiezen. Ik denk dat je heel veel talent hebt.’
Ik was in het begin heel boos dat hij dat zei, wilde gewoon schaatsen en vond het leuk en we hadden zo’n mooie groep, dat wilde ik niet zomaar opgeven. We gingen zelfs in de zomer met elkaar op vakantie. Het was m’n lust en m’n leven. Ik riep altijd dat ik nooit zou stoppen met schaatsen. Bovendien: ik was al twintig, moest ik op die leeftijd nog volledig voor het wielrennen kiezen?
Maar ik zag ook in dat ik steeds beter begon te fietsen. Ik ging bij de Swabo-ploeg rijden en daar was Stefan van Klink mijn ploegleider. Hij werd mijn eerste echte fietstrainer, zei meteen: ‘Ik denk dat we van jou wel een profrenster en goede klimmer kunnen maken.’ Ik maakte met hem een doelenlijst voor het eerste, tweede, derde en vierde jaar. De doelen die ik voor mijn vierde jaar had opgeschreven, haalde ik al in m’n eerste jaar… Stefan liet me niet alleen maar wedstrijden op het vlakke rijden, maar ook in Zweden en Thüringen. Stond ik opeens op het podium.
Het klimwerk heeft mij altijd gelegen. Ik dacht vroeger altijd dat ik totaal geen sprintster was, maar de laatste tijd is duidelijk geworden dat na een flinke inspanning ik nog best explosief ben. Voor mij is het ideaal om een koers zwaar te maken. Na een zware inspanning ben ik vaak een van de snelste klimsters die nog over zijn. Toen ik bij het NK in 2018 en daarna in de Ardèche ook nog eens heel goed reed, kreeg ik ineens aanbiedingen van tal van profploegen. Ik koos voor Parkhotel Valkenburg.
Schaatsen vind ik nog steeds fantastisch. De snelheid op het ijs, vol gas de bocht in vliegen. Het lijkt me geweldig om technisch zo goed te kunnen schaatsen als Antoinette de Jong. Ik heb afgelopen jaar helaas helemaal niet op het ijs gestaan. Toen er hier in Nederland natuurijs lag, zat ik in Spanje. Daar baalde ik enorm van. Mijn collega Lonneke Uneken, die ook veel heeft geschaatst, en ik zaten constant op onze telefoons alle filmpjes van natuurijs te kijken. Wij fietsten vier uur lang in de zon, maar wij wilden juist lekker in de vrieskou zijn. Ik heb nog veel vriendinnen uit de tijd dat ik schaatste. Van onze groep is helaas niemand echt doorgebroken als schaatsster.”
‘Ik riep altijd dat ik nooit zou stoppen met schaatsen. Bovendien: ik was al twintig, moest ik op die leeftijd nog volledig voor het wielrennen kiezen?’
Ik ben goed, maar mijn zusje Bodine is nog veel beter
“Dat zou best kunnen. Bij Bodine ging vroeger altijd alles zo makkelijk. Mijn zusje heeft veel talent. Ze deed er niet eens haar best voor en toch won ze. Ze kwam over de finish en zei: ‘Ik had nog wel drie rondjes kunnen rijden.’ Ik dacht dan vaak: waarom fiets je dan niet anders, want dan kun je ook wegrijden en solo aankomen. Dat mentale deel is ook belangrijk als je de top wil halen, ik denk dat mijn zusje nog wel moet leren ergens hard voor te vechten.
Bodine is nu achttien, als ze bereid is om echt te gaan werken, dan kan ze ook heel ver komen. Vorig jaar is ze geslaagd voor de havo. Ze besloot daarna voor het vwo te gaan. Tegen mijn vriend Jan zei ze: ‘Ik heb nooit in mijn leven ergens hard voor moeten werken, nu ga ik dat eens doen: ik ga voor het vwo.’ Ik vind het mooi dat ze die inzichten krijgt.
Ik heb het er eigenlijk nooit over met mijn zusje hoe mooi het zou zijn om ooit samen in het peloton te rijden. Dat doe ik expres niet, want ik wil haar geen druk opleggen. Bovendien is het goed dat ze eerst haar school afmaakt. Maar laatst kwam Bodine er zelf een keer mee. We hadden het aan de eettafel over haar toekomst. Uit het niets zei ze: ‘Ik kan jou toch ook gaan helpen op de fiets? Misschien kan ik voor jou de sprint aan gaan trekken.’ Ik vond het leuk dat ze daar zelf mee kwam.
Bodine is de jongste bij ons thuis. Daarboven zit Nena, die ook heeft gefietst, maar een studie verpleegkunde is gaan doen. Vervolgens mijn broertje Jake, en ik ben de oudste. Een paar jaar geleden vlogen we elkaar nog weleens in de haren. Toen ik serieus begon met fietsen, zaten mijn zusjes allebei in de puberteit. Ze wilden niks van me weten, vonden het allemaal maar gedoe met mij.
Als ik me met hen bemoeide, vonden ze dat bloedirritant. Als ik er wat van zei dat ze een zak chips leeg zaten te vreten, dan riepen ze: ‘Als ik chips wil eten, dan eet ik chips!’ Mijn moeder zei vaak: ‘Probeer eens vriendinnen van elkaar te zijn.’ Dan zei ik dat ik het wel probeerde, maar dat die meiden het echt niet wilden. Bodine was een vervelende puber, zette zich echt tegen me af. Laatst zei ze: ‘Ik was in die tijd echt niet aardig tegen jou, hè?’
Nu is de band met Jake, Nena en Bodine heel goed. Ieder heeft z’n eigen ding, we zitten niet veel meer op elkaars lip. Heel veel hebben we het niet over fietsen als ik thuis ben, hoeft ook niet. We zijn een nuchter gezin. Ik merk wel dat ze heel trots op me zijn. Toen ik Luik-Bastenaken-Luik won, in april dit jaar, was iedereen zo blij. En ook toen ik hoorde dat ik bij de olympische ploeg zat. Nena en Bodine zaten met elkaar te kletsen toen ik het telefoontje van bondscoach Loes Gunnewijk kreeg en hoorde dat ik in Tokio de wegwedstrijd mocht rijden. Ik werd heel emotioneel. Mijn zusjes zagen me huilen en kwamen meteen naar me toe. Ze vroegen: ‘En? Je gaat, hè!’ Tussen mijn tranen door kon ik zeggen: ja, ik ga.
M’n zussen waren door het dolle heen. Zo mooi. Nu ik eraan denk, begin ik weer te huilen… Mijn zussen maakten er meteen een grap van, zeiden: ‘Je moet nu naar beneden gaan en tegen mama zeggen dat je niet gaat. Maar dan moet je wel blijven huilen, hè.’ Dat wilde ik wel proberen. Mijn moeder was de was aan het opvouwen toen ik zei dat ik niet naar de Spelen ging. Maar heel lang kon ik het toneelspel niet volhouden.
Toen ik m’n moeder vertelde dat ik naar Tokio ging, knuffelde ze me. En m’n zusjes deden dat ook. We waren allemaal zo blij. Daarna zeiden we tegen elkaar: ‘Kom, we gaan het papa vertellen.’ Ik liep de tuin in en mijn zusjes renden achter me aan.
Het raakt me nu nog zo omdat mijn grote droom uitkwam en dat het hele gezin er zo mooi op reageerde. Ik ben nooit zo goed met woorden, ook thuis niet. Dat heb ik van mijn vader. Mijn vader en ik voelen elkaar altijd heel goed aan. We zijn geen praters, meer binnenvetters, maar kunnen tegelijkertijd wel emotioneel worden. Bij mij komen de tranen als ik ergens heel bewust bij stil ga staan.
Toen ik Luik-Bastenaken-Luik won, zei ik tegen mezelf: niet aan papa en mama denken, want dan komen de tranen. De weg die ik heb afgelegd om te komen waar ik nu ben, emotioneert me. Na een overwinning denk ik snel aan mijn ouders, broer en zusjes, opa’s en oma’s en natuurlijk Jan. Als ik dan bedenk dat ze zo trots op mij zijn… Ja, dan komen de tranen.”
‘Toen ik Luik-Bastenaken-Luik won, zei ik: niet aan papa en mama denken, dan komen de tranen. De weg die ik heb afgelegd om te komen waar ik nu ben, emotioneert me’
Zonder mijn vriend Jan had ik nu in de bloemkwekerij van mijn vader gewerkt
“Dat zou best kunnen. Vanaf m’n twaalfde werkte ik al mee in de kas om een zakcentje te verdienen. Ik deed vaak de rotklusjes, zoals onkruid wieden. De interesse voor de natuur en liefde voor planten kreeg ik van jongs af aan mee. Na de middelbare school heb ik de opleiding Flower Design gedaan en ik heb in bloemenwinkels gewerkt. Boeketten maken vond ik heel leuk. Ik heb ook veel bruidsboeketten gemaakt.
Zoiets zou ik wel weer leuk vinden om te doen in de toekomst. Het bedrijf van mijn vader overnemen is een ander verhaal. Aan mijn vader zie ik hoeveel tijd en aandacht het kost, hij kan moeilijk weg, is dag en nacht bezig. Maar hoe het er bij ons thuis aan toeging, heeft me wel mede gevormd als mens en wielrenster. Mijn ouders zijn niet van het stilzitten, dus als mijn zusjes, broertje of ik even niets aan het doen waren, zei mijn moeder vaak: ‘Ga maar even onkruid wieden of vragen of je vader nog wat te doen heeft.’
Ik was al snel zelfstandig en nooit te beroerd om de handen uit de mouwen te steken. Ik zie van jongs af aan dat mijn ouders altijd hard aan het werk zijn zonder te zeuren. Dat neem je over. Toen het fietsen serieuzer werd, lag ik na een training geregeld op de bank. Dat was even wennen voor m’n ouders. Kwam m’n moeder zuchtend voorbij met de stofzuiger in de hand. Zei ze: ‘Heb je niets beters te doen?’ Mijn ouders begrepen niet zo goed dat je als sporter ook af en toe je rust moet pakken. Ze zeiden: ‘Rusten? Ga gewoon aan het werk, daar word je ook sterker van. Je bent nog jong, dus je kunt een hoop aan.’
Het wielrennen werd echt serieus toen Jan in m’n leven kwam. We leerden elkaar kennen via Instagram. Ik zag een foto van Zwitserland voorbijkomen. Ik heb de foto geliket, zonder te weten van wie die was en ik kreeg een like terug en dacht meteen: dat is een leuke jongen. We raakten aan de praat. Eerst vooral via Instagram en WhatsApp. Na een tijdje hadden we een echte date. Jan kon mij niet echt goed peilen.
Ik ben best rustig, praat niet heel veel uit mezelf, ben best verlegen. Er waren soms van die stiltes tijdens die eerste date. Jan is een makkelijke prater, wist niet precies wat die stiltes betekenden. Toen we weer naar huis gingen, gaven we elkaar een knuffel. Ik zei: tot de volgende keer. Ik schrok van m’n eigen opmerking, dacht meteen: misschien vond hij het helemaal niet leuk met me. Dus toen zei ik er snel achteraan: toch? Een volgende keer kwam er al snel. We waren allebei niet zo op zoek, kwamen net uit een relatie, maar we vonden elkaar zo leuk, dat we er al snel niet meer omheen konden.
Jan helpt me zo goed, kan heel goed praten en is ook mijn manager. Hij is ook iemand die me motiveert, ik heb soms toch die schop onder m’n kont nodig. Dankzij Jan heb ik dus de stap gemaakt om echt voor het wielrennen te gaan, vier jaar terug. Het was eng, want ik had ineens geen inkomen meer. Ik had wel gespaard, ben best zuinig en doe niet vaak grote uitgaven. Ik woonde thuis, dat scheelde. En Jan hielp met alles, had wel een inkomen. Door hem stond ik er niet alleen voor. Terugkijkend is het natuurlijk een geweldige stap geweest. Het is zo mooi dat we dit allemaal samen meemaken. Ik ben Jan zo dankbaar voor alle steun.”
Mijn geheim is de Zwitserse berglucht
“Misschien wel. Als ik bij Jan in Zwitserland ben geweest en daar heb getraind, merk ik dat ik meteen weer harder fiets. Ik kan daar in de bergen trainen en de schone lucht is natuurlijk ook heerlijk. Ik vind het ook zo relaxed daar. In Nederland ben ik veel meer afgeleid. Er zijn altijd afspraken. Als ik in Zwitserland ben, hoef ik verder niets. Kan ik trainen zonder afleiding. Daarna lekker rusten.
Ik neem vaak Flo, de hond, mee naar Zwitserland. Kan ik in de zomer nog een stukje lopen met de hond. In de winter gaat ze ook mee als Jan en ik gaan toerskiën. Dat heb ik daar ook helemaal opgepakt. Met ski’s lopen we dan eerst een berg op, om als we boven zijn samen naar beneden te skiën.
Jan komt uit Zeeland. Op onze eerste date zei hij meteen: ‘Ik ga wel ooit in Zwitserland wonen, want dat lijkt me zo mooi.’ Hij was er al meerdere keren geweest op vakantie. Ik heb hem aangemoedigd die stap te zetten. Jan is toen met zijn broer weer drie weken op vakantie gegaan naar Zwitserland, heeft rondgereisd en de Mont Blanc beklommen en tussendoor gesolliciteerd voor een baan als operatieassistent in het ziekenhuis in Luzern.
Hij was aangenomen, maar moest alleen nog een talencursus doen, omdat zijn Duits niet goed genoeg was. Toen we bijna een jaar een relatie hadden, is Jan naar Zwitserland verhuisd. Dat was in oktober 2017. We proberen elkaar zoveel mogelijk te zien. Jan werkt inmiddels in Basel als afdelingshoofd OK en studeert daarnaast. Hij werkt lange dagen doordeweeks en komt vaak in de weekenden naar Nederland. Of ik ga naar Jan toe op dagen dat hij vrij is.Voor mijn gevoel zijn we best vaak samen en als we samen zijn, hebben we ook echt tijd voor elkaar.
‘Het gaat nu allemaal heel goed, maar ik moet wel blijven presteren. Ik wil voorkomen dat ze van mij kunnen zeggen: ‘Die Demi was een eendagsvlieg’’
Ik zou in de toekomst heel graag samen in Zwitserland willen gaan wonen. Het leven daar trekt mij net wat meer dan hier. De bergen, de schoonheid, de rust. Als kind zou het me ook heel mooi lijken om in Zwitserland op te groeien. Dat is nog een extra reden om in de toekomst daar te gaan wonen… Ik vind het mooi om te zien dat de mensen in Zwitserland met het gezin in de weekenden de bergen in trekken. Om te sporten of lekker ergens te picknicken. Of ze nemen vlees mee en maken een vuurtje van hout dat er ligt. Dat ziet er altijd zo mooi en gezellig uit. Dat wil ik ook voor mijn kinderen.”
Nog zes jaar en dan ga ik Anna van der Breggen achterna
“Wat Anna allemaal heeft gewonnen: olympisch goud, wereldtitels, de Giro Rosa meerdere keren. Geweldig. Daar kan ik alleen maar van dromen. Anna stopt na dit seizoen op haar 31ste, voor mij begint het nu allemaal. Ik win wedstrijden en hoop dat de komende jaren zoveel mogelijk te blijven doen. Anna wordt ploegleidster bij SD Worx en heeft een kinderwens. Ik heb vroeger al veel training gegeven en vond dat heel leuk om te doen.
Ik vind het leuk om kinderen te inspireren en motiveren om te sporten en lekker buiten te zijn. Dat zou zomaar iets kunnen zijn voor mij over een paar jaar. Of zelf een ploegje opzetten. Het opleiden van rensters lijkt me heel tof. Ik help nu ook heel graag. Meiden met wie ik heb gefietst, vertel ik ook dat ze me altijd mogen bellen voor tips. En daar maken ze soms ook gebruik van.
Ik knijp mezelf in m’n arm wat ik allemaal meemaak. Soms sta ik er weleens bij stil, denk ik: goh, het is wel heel gaaf allemaal. Het gaat nu allemaal heel goed, maar ik moet wel blijven presteren. Ik wil voorkomen dat ze van mij kunnen zeggen: ‘Die Demi was een eendagsvlieg.’”
Helden Magazine
Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.