Word abonnee
Meer

Hockey

Thierry Brinkman – Leven na het goud

Thierry Brinkman (30), aanvoerder van het Nederlands hockeyteam, bereikte vorige zomer zijn ultieme doel: hij won olympisch goud in Parijs. Na een week feestvreugde volgde er een nieuwe club, een huwelijksaanzoek, een verbouwing, de welbekende postolympische dip en een mentale zoektocht. Voor Helden Magazine nummer 77 spraken we Thierry en zijn verloofde Elke Boers in aanloop naar het EK hockey (8-17 augustus) in Duitsland. Thierry Brinkman Ga eens terug naar 8 augustus 2024, de dag van de olympische finale tegen Duitsland die jullie na 1-1 met shoot-outs wonnen. Thierry: “Als team hadden we al zoveel doorstaan sinds de Spelen van Tokio in 2021. De finaledag beleefden we op dezelfde manier als de andere dagen. We hadden hetzelfde dagprogramma, zaten in een toernooibubbel. Pas later beseften we de grootsheid van die wedstrijd. Gelukkig maar, anders waren we alleen maar nerveus geworden. De finale ging een beetje als in een roes voorbij. Ik probeerde die dag te observeren en voelen of iedereen er goed in zat en erop te letten dat niet iemand ineens andere dingen ging doen. Het hele toernooi hielden we ons vast aan bepaalde routines, dat moest op die finaledag niet anders zijn. En we probeerden een beetje ontspanning te vinden. Ik kan me nog herinneren dat ik vlak voor de wedstrijd Steijn van Heijningen, hij verving Tjep Hoedemakers die geblesseerd was uitgevallen, wat meer aandacht gaf voor de wedstrijd. Zijn eerste wedstrijd was meteen de olympische finale. En voor de shoot-outs probeerde ik keeper Pirmin Blaak op zijn gemak te stellen en vertrouwen te geven.” Voelde jij als aanvoerder extra spanning en verantwoordelijk? “Druk en verantwoordelijkheid voelde ik zeker. Het is de bedoeling dat de aanvoerder in een finale zijn niveau haalt en het team op sleeptouw neemt. Ik kende van iedere teamgenoot het persoonlijke verhaal en de weg die hij heeft moeten afleggen om het hoogst haalbare te bereiken. Vanaf de Spelen in Tokio in 2021 ben ik heel intensief met iedereen bezig geweest.” Wat kwam er op je af na het olympisch goud? “Toen kregen we de grootsheid van de Spelen pas mee, kwam binnen dat vier miljoen mensen de finale hadden gezien, en werden we gevraagd voor tv-programma’s. In het TeamNL-huis hebben wij de finale van de Nederlandse hockeyvrouwen gekeken, die een dag later was. We liepen daar rond als helden, dat gaf een extra dimensie aan het toernooi. Terug in Nederland was iedereen vrolijk, we genoten van de huldiging bij de koning en koningin en andere feesten. Maar na een week was het ook wel weer klaar. Het was lekker om tot rust te komen en op vakantie te gaan. Vrij snel daarna begon het seizoen weer en ging ik bij mijn nieuwe club Den Bosch aan de slag.” De Nederlandse hockeymannen hebben jarenlang in de schaduw gestaan van de vrouwen. Merk je dat dat sinds de Spelen anders is? “Ik denk dat elke hockeyliefhebber op dit moment geniet van het Nederlands mannenteam, van wat wij uitstralen. Dat is al een tijd zo bij de vrouwen, zij hebben denk ik nog wel meer fans.” Bij de vrouwen had je in het verleden boegbeelden als Fatima Moreira de Melo, Naomi van As en Ellen Hoog. Waarom heeft Thierry Brinkman nog niet de status zo’n hockey-overstijgend boegbeeld te zijn? “Tja, goeie vraag. Ik denk dat het puur met uitstraling te maken heeft. Bij Yibbi Jansen zie je nu gebeuren dat zij veel aandacht krijgt, zij is een boegbeeld aan het worden. Dat komt natuurlijk omdat ze heel goed kan hockeyen, maar ook voor een groot deel door haar uitstraling. Bij de mannen heeft Terrance Pieters ook wel die hockey-overstijgende uitstraling, hoewel hij de Spelen in Parijs miste.” Is jouw leven veranderd door die gouden medaille? “Als ik op een zaterdagmiddag door de stad loop, merk ik alleen dat ik vaker herkend word dan vroeger. En met carnaval werd ik veel aangesproken. Maar het komt niet in de buurt bij de bekendheid van voetballers, hoor.” Ben jij zelf veranderd? “Nee.” Elke Boers, zijn verloofde: “Van tevoren dacht je: als ik olympisch kampioen ben, dan heb ik alles wat ik hebben wil en krijg ik meer rust. Maar na drie maanden was alles weer zoals het ervoor was.” Thierry: “Ik heb twintig jaar lang gehockeyd met de hoop om op een dag die ultieme titel te winnen. Maar toen dat was gelukt, dacht ik: wat nu?” Lionel Messi Jij komt uit een sportief gezin. Jouw vader, oud-hockeyer Jacques Brinkman, won onder meer olympisch goud in 1996 en 2000, jongere broer Tim voetbalde op hoog niveau en ook zusje Julie was een hockeytalent. “We woonden in Bilthoven dicht bij school en de hockey- en voetbalclub. Als we middagpauze hadden, dan renden we naar het voetbal- of hockeyveld en na een uur renden we weer terug om nog twee uur op school te zitten. Als de school uit was, gingen we weer terug. Vaak met zijn drieën, maar vooral met mijn broertje. We sportten toen nog zonder enige verwachting.” Je kon er niet omheen dat je met jouw vader een voorbeeld had. “Ik heb daar nooit zo bij stil gestaan. In de jeugd hockeyde ik voor de lol, kwam bij de districtsteams en in de Nederlandse jeugdelftallen. Ik was wel goed, hoor, maar andere jongens waren beter. Ik kon destijds ook vrij goed voetballen, maar was heel klein en fysiek niet zo sterk. Toen ik tien was, werd ik desondanks aangenomen door de jeugdopleiding van FC Utrecht. Ik zei op jonge leeftijd al tegen mijn ouders dat ik het hoogst haalbare in een sport wilde bereiken. Met mijn ouders overlegde ik welke sport en welke wereld het best bij mij paste. Voetbal is een harde wereld, ik dacht dat hockey beter bij mij zou passen. En mijn ouders konden natuurlijk ook wel inschatten dat de kans om de top te halen in het hockey een stuk groter was dan met voetbal.” Jouw broertje Tim koos voor voetbal. Hij speelde jarenlang bij Ajax in de jeugd en daarna bij FC Utrecht. “Ik maakte het van dichtbij mee en denk dat ik meer moeite zou hebben gehad met de cultuur die bij voetbal hoort. Ik denk wel dat ik goed met het mentale gedeelte van het voetbal om had kunnen gaan. Bot gezegd kan ik ook schijt hebben aan alles. Maar het halen van de top in van het voetbal is extreem moeilijk, er zijn zoveel goede voetballers die het niet halen. Maar er zijn ook heel veel middelmatige voetballers die het mentaal zo goed op orde hebben, slim zijn, en ondanks dat ze kwalitatief vrij beperkt zijn toch tien jaar lang in de top meevoetballen. Het mentale deel had ik denk ik goed onder de knie gehad als voetballer, maar voor het fysieke gedeelte kwam ik tekort. Er werd vaak gezegd dat ik het van ons drieën minder van mijn talent moest hebben, maar meer van mijn karakter. Tim speelt nu bij de Ajax amateurs. Hij heeft één wedstrijd in het eerste gespeeld bij Utrecht. Het is logisch dat als je het net niet haalt, je voor een ander pad kiest en gaat werken.” Jij hebt altijd voor het hockey geleefd en drinkt ook geen alcohol, lazen we. “Dat vind ik altijd zo gevaarlijk om te zeggen. Ik drink echt weleens wat, hoor. Maar ik sta bij mijn teamgenoten bekend dat ik eerder niet mee uitga, dan wel. Ik kies mijn momenten. Ik kan zo drie, vier, vijf maanden niks drinken. En als ik dan een toernooi heb gehad, ga ik wel eens los. Zoals na Parijs. En dan vind ik het na een paar avonden ook wel weer mooi geweest.” Van wie heb jij dat karakter: jouw vader of moeder? “Van allebei. Mijn vader was een trainingsbeest, gaf nooit op. Als hij moe was, ging hij net nog even door. Dat heb ik van hem. Maar dat vastbijten in iets, daar herken ik ook mijn moeder in.” Jij was lang klein en hebt mannelijke geslachtshormonen toegediend gekregen, vertelde je eerder in Helden. “Toen ik veertien was, heb ik twee keer een periode van zes weken mannelijke geslachtshormonen ingespoten gekregen om vervroegd in de pubertijd te komen. Mijn botleeftijd liep tweeënhalf jaar achter bij mijn normale leeftijd en er was voorspeld dat ik tussen 1 meter 69 en 1 meter 72 zou worden. Door dat traject zou ik wat langer worden en iets sterker. Uiteindelijk ben ik 1 meter 75 geworden. Ik kreeg trouwens niet hetzelfde als Lionel Messi in zijn jeugd, hij kreeg groeihormonen toegediend.” Wat merkte jij vroeger van jouw bekende hockeyachternaam? “Toen ik jong was en bij SCHC speelde, werd er vaak gezegd: ‘Hé, dat is dat jochie, die ‘zoon van’.’ Toen had ik dat niet zo door. Pas later kreeg ik het meer in de gaten. Mijn vader was in die tijd ook coach bij heren 1. Maar ik heb er nooit echt last van gehad, hoor.” Komt dat ook omdat jij geen twijfelgeval was? “Vroeger had ik juist moeite om fysiek mee te komen bij het Nederlands team onder 16, maar toen was ik ook jonger dan de rest. Daarna was ik inderdaad geen twijfelgeval en dus was die achternaam geen groot ding. Je komt niet in het eerste van een hoofdklasseteam of een Nederlands jeugdelftal als je er niks van kan.” In 2015 maakte jij je debuut bij het Nederlands elftal. Jouw vader deed in die tijd spelersbeoordelingen en schreef columns voor de Telegraaf. Hoe vond jij dat? “Na het WK van 2014 in Den Haag kwam ik bij Oranje. Toen stopte mijn vader met beoordelingen geven. Dat hadden we ook besproken. Mijn vader was daarin heel duidelijk, hij wilde niet zijn eigen zoon gaan beoordelen in de media, dat zou ook niet goed zijn voor zijn geloofwaardigheid.” In zijn columns nam hij geen blad voor de mond. Zo stelde hij in 2017 dat de prestaties van Dafne Schippers ‘voer waren voor twijfels’ en viel iedereen over hem heen. En hij las in tv-programma De Oranjezomer persoonlijke appjes van jou voor tijdens de Spelen in Tokio. “Dat zijn misschien een paar dingen die eruit springen, maar die doen niet af aan de positieve kant van het hebben van een oud-tophockeyer als vader. Door mijn vader kreeg ik als jongetje veel dingen al vanzelf aangeleerd. Hoe houd ik mijn stick vast? Hoe sla ik?” Elke vult aan: “Als Jacques iets roept in de media, denkt niemand in de hockeywereld: Thierry vindt dat ook. Mensen die jou niet kennen hebben dat vooroordeel, maar jullie zijn zo anders, hebben een heel ander karakter. Als Jacques iets roept, komt het er soms botter uit dan hoe hij het daadwerkelijk bedoelt. Ik zie Jacques als een heel betrokken vader en een hele leuke schoonvader.” Coderen Jouw eerste Spelen waren die van Tokio, in 2021. Max Caldas was bondscoach en jullie verloren in de kwartfinale van Australië na shoot-outs. Jullie kregen veel kritiek; jullie vormden geen eenheid en er zou een bepaalde mentaliteit ontbreken. Na Tokio werd Jeroen Delmee bondscoach. “Het is zelden voorgekomen dat er na een toernooi zoveel veranderingen waren, er zoveel jongens gestopt zijn. Er kwam een heel nieuw team, een nieuwe staf, we begonnen weer op nul. Ik zag jongens bij het Nederlands team die ik tegen was gekomen in de hoofdklasse, maar die internationaal nog geen ervaring hadden. Met de jongens die wél in Tokio waren geweest, voerde Jeroen veel gesprekken over wat er mis was gegaan in Tokio, wat de status was van het Nederlands hockey en waar we heen wilden. Maar het grootste verschil was dus al aan de voorkant gemaakt. Met andere mensen en andere karakters gingen we het nieuwe traject in.” Er vond een cultuurverandering plaats. Wat was er anders dan voorheen? “Ik pas er altijd een beetje mee op om daar wat over te zeggen, want het gaat dan over jongens met wie ik lang heb gespeeld. Als er slecht gepresteerd is, dan mag dat worden benoemd. Maar er zijn ook fases geweest dat we een heel hoog niveau hebben gehaald met dat oude team. Daarin hebben ook echt heel goede hockeyers gespeeld. Alleen omdat er met dat team geen WK of Olympische Spelen gewonnen is, blijft bij veel mensen dat negatieve gevoel hangen. En ja, er waren ook zeker aspecten waarvan ik dacht: dit is niet oké. Dat zit hem vooral in het mentale aspect, de nieuwe jongens die er na Tokio bij kwamen, hadden een heel andere mentaliteit.” Delmee wees jou aan als aanvoerder. Hoe groot was jouw rol in die cultuurverandering? “Ik had voor die tijd dingen meegemaakt waarvan ik dacht: hier ben ik het niet mee eens, dat moet met het nieuwe team anders. Ik wist dat ik samen met een aantal jongens de kar moest gaan trekken, heb geprobeerd er veel impact op te hebben.” Onder Delmee wonnen de Nederlandse mannen voor het eerst in 24 jaar weer olympisch goud. Wat maakt hem zo’n goede coach? “Jeroen heeft een heel duidelijke tactische structuur neergezet. Samen met assistent Eric Verboom heeft hij spelers echt beter heeft gemaakt. Het is ook niet voor niets dat hij zelf als speler tot zijn 38ste is doorgegaan. Jeroen en Erik beleven hockey op iedere seconde van de dag. Toen wij in 2023 derde waren geworden op ons eerste WK met het nieuwe team onder Jeroen en Erik, was iedereen blij. We hadden feestgevierd, zaten moe op het vliegveld om naar huis te gaan. Jeroen en Erik zaten met zijn tweeën bij de gate op de laptop de wedstrijden al te analyseren, te coderen en een database op te stellen. Om vijf uur ‘s nachts...” Jeroen Delmee zei in een interview in De Telegraaf dat de jongens stil zijn als jij praat. Ben jij een natuurlijke leider? Thierry wordt emotioneel: “Het is een eervolle rol. Ik had in mijn hoofd een soort ideaalbeeld gecreëerd van een aanvoerder. Ik dacht: laat ik op het veld maar het goede voorbeeld geven door goed te spelen. Ik vond altijd dat de aanvoerder de beste speler moest zijn. En als hij dat niet was, hij vooral geen aanvoerder moest zijn. Gaandeweg leerde ik dat het ook heel belangrijk is om voor het team een inspiratie te zijn door het goede voorbeeld te geven, door dag in dag uit het perfecte gedrag te vertonen en dat te stimuleren bij anderen. De ploeg van Parijs kende ik door en door. Sommigen waren voor mij vooral teamgenoten, anderen ook vrienden. Ik merkte dat als je een hechtere band krijgt met jongens die ik voorheen meer als collega’s zag, ik dat ook in positieve zin voelde op het veld. Ik ben niet iemand die zichzelf complimenten geeft, maar ben wel trots op mezelf. Het meest trots ben ik op het veranderen van de teamdynamiek en -cultuur. Ik heb gemerkt wat dat met de prestaties kan doen. En dat heb ik zeker niet alleen gedaan. Dat hebben we met de staf en een grote groep jongens – onder wie Thijs van Dam, Jorrit Croon, Lars Balk, Jip Janssen, Joep de Mol, Jonas de Geus en Floris Wortelboer - gedaan.” Vuurtje Was en is er binnen het Nederlands team ook genoeg ruimte voor het mentale aspect? Thierry is even stil en zegt: “Te weinig. Er is in ons team zeker aandacht voor, maar het kan en moet misschien nog meer. We moeten niet onderschatten wat het behalen van een groot succes op mentaal vlak met een sporter kan doen. Voor 95 procent is het fantastisch. Maar er zit ook echt een andere kant aan die onderbelicht is in de topsport.” Keeper Pirmin Blaak vertelde eind 2024 over zijn mentale struggles in Helden en hoe moeilijk het olympische traject voor hem is geweest. Herken jij je dat? “Voor Pirmin was het lastig vanwege zijn positie, er kan maar één keeper opgesteld worden. Hij had moeite met die concurrentiestrijd. Bij veldspelers kun je natuurlijk nog een beetje schuiven en door wisselen. Topsport is keihard is. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En je hoeft het natuurlijk niet te doen, hè. Als je er klaar mee bent, dan is dat jouw goed recht. Je moet bikkelhard zijn. Het kost tijd voordat je je dat echt realiseert.” Je zei net dat je na het winnen van de olympische titel de gedachte kreeg: wat nu? Knikt: “Daar heb ik het met een paar jongens al een beetje over gehad. Voor de jonge jongens in Oranje is het anders, zij hebben bij wijze van spreken nog tien jaar te gaan. Ik niet. Het is een nieuw mentaal spel wat er op me af komt. Je weet van tevoren niet wat zo’n olympische titel met je doet.” En wat deed het met je? Thierry is even stil en slikt wat tranen weg: “Als je heel resultaatgericht bent, kun je denken: ik ga nu volle bak voor de wereldtitel, want die ontbreekt nog. Maar eigenlijk heb ik het ultieme al bereikt. Ik heb zo hard toegewerkt en -geleefd naar dat ultieme doel. Nu train ik nog steeds iedere dag, maar waar doe ik dat nog voor? Om dat nog een keer mee te mogen maken?” Elke: “Je wint iets waar je twintig jaar lang voor hebt gewerkt. Vervolgens vier je dat een week. Daarna heb je die medaille en gaat alles weer door alsof er niks is gebeurd.” Thierry: “Het helpt ook niet om te denken: het is wel goed zo, 95 procent geven is ook genoeg. Je moet er mentaal net zo in zitten als voor die gouden medaille, maar dat vraagt veel. Er zit bij mij nog veel emotionele lading op, omdat ik nog zoekende ben. Ik wil wel graag nog door tot en met de Spelen van LA in 2028 en weet: dan moet ik niet miepen, ik weet wat ervoor nodig is om de beste te worden. Maar er zit iets in mij waardoor het stroever gaat om mij weer helemaal over te geven aan het hockey. Ik spreek er over met Elke en ook met een mental coach. We moeten het er ook over hebben met het team. Ik denk dat je niet klakkeloos kunt beginnen aan een nieuwe cyclus. Dit gevoel wordt onderschat.” Elke: “Jij dacht: waarom voel ik me zo, ik ben olympisch kampioen, zit bij een nieuwe club, het gaat allemaal supergoed. Waarom kan ik niet naar het hockeyveld gaan met het gevoel: ik ga gewoon lekker trainen?” Thierry: “Het is een mentale zoektocht. Ik denk niet dat het erg is om dat uit te spreken. Nu is het zaak dat juist met mijn teamgenoten en coaches te gaan bespreken. We zien elkaar weer bij Oranje, maar dan zijn er ook veel nieuwe jongens bij. De jongens die wel in Parijs waren, hebben nog geen moment – een lunch, barbecue of wat dan ook – gehad waarop we konden terugblikken. Ik heb soms het idee dat daar een beetje een taboe op rust. Dat je als topsporter er meteen een streep onder moet zetten en denken aan je volgende doel. Ik voel me bijna schuldig om terug te blikken. Dat is misschien ook waar mijn emotie vandaan komt. Toch denk ik dat er meer jongens zijn uit de groep van Parijs die de behoefte voelen om terug te kijken, erover te praten. In mijn optiek is dat heel belangrijk als we over drie jaar nog een keer goud willen winnen. Als iedereen Parijs een plek kan geven en weer een manier vindt om dat vuurtje te laten branden, dan kan dat lukken. Ik denk dat veel teams dit onderwerp vermijden, omdat het emoties oproept.” Heb je jouw gevoel al met de bondscoach gedeeld? “Nog niet echt. Het was een onrustige fase, er zijn jongens – sommige tijdelijk - gestopt en sommigen – ik ook - speelden in de winter in India. Er is dus ook nog geen geschikt moment voor geweest. Dat komt hopelijk in aanloop naar het EK. Daar gaat wat mij betreft wel wat tijd in zitten en ik wil dat ook zorgvuldig aanpakken, want ik vind het niet alleen een interessant, maar ook heel belangrijk onderwerp. Ik wil met deze generatie nog meer successen behalen en daarvoor moet in mijn beleving dit heel goed besproken worden.” Herkent jouw vader jouw gevoel? Hij zat in een soortgelijke situatie na het goud op de Spelen van 1996 in Atlanta. “Weet ik niet, ik heb het er nog niet echt met hem over gehad. Het is ook al zo lang geleden voor hem. Hij zegt geregeld dat hun programma minder intensief was.” Elke, Jij hockeyt zelf ook in de hoofdklasse. Topsport en mentale struggles kunnen je als stel ook uit elkaar drijven... Elke: “Klopt, dat zou kunnen. Bij ons is dat gelukkig niet het geval. Ik ben juist heel benieuwd hoe het zal zijn als we straks niet meer hockeyen. Daarnaast helpt het denk ik ook dat Thierry en ik elkaar goed aanvullen. Thierry is super gestructureerd, ik kan me juist weer wat flexibeler opstellen en zorgen voor wat afleiding.” Praten jullie thuis veel over hockey? Thierry lachend: “Op dit moment gaat het vooral over de verbouwing van ons nieuwe huis. En natuurlijk gaat het ook over hockey, maar Elke begrijpt het ook goed als ik het er even niet over wil hebben.” Elke: “Simpel gezegd: wij vinden hockey gewoon heel leuk. Onze families zitten er diep in en we lopen allebei van jongs af aan rond op de club.” Ibiza Na negen jaar Bloemendaal koos je ruim voor de Spelen voor een nieuwe club: Den Bosch. “Ik heb proberen te voorspellen wat de Spelen met me zouden doen, welke uitkomst die ook had, en wat ik daarna nog zou willen. Na negen jaar Bloemendaal en de tweede olympische cyclus vond ik het ook tijd aan de toekomst buiten het hockey. Elke en ik wilden ons settelen. We woonden al een tijd in Amsterdam, maar weten allemaal hoe moeilijk het is om daar iets te kopen, iets op te bouwen. Ik hoef niet in een kasteel te wonen, maar iets met een schappelijke tuin zat er in Amsterdam niet in. Ik wilde blijven hockeyen, ook bij Oranje. Den Bosch is een goede stap geweest.” Meteen na de Spelen ging je voor Elke op je knieën. Had jij die ring al gekocht voor Parijs? Lachend: “Ja, ik had die ring al voor de Spelen gekocht. Ik ben heel goed bevriend met Jorrit Croon, lig altijd met hem op de kamer bij het Nederlands Elftal en lag ook met hem op de kamer in Parijs. Daar hebben we het al over het aanzoek gehad. Hij is een van mijn beste maten en heeft mij heel goed geholpen om alles voor te bereiden. Zijn vriendin Daantje is een goede vriendin van Elke. Na de Spelen gingen wij met zijn vieren naar Ibiza. Daantje, Jorrit en ik hadden met z’n drieën een plan bedacht. Ik ben hen heel dankbaar dat ze mij daarmee geholpen hebben en we dat ook samen hebben kunnen beleven.” Elke lachend: “En ik had niks in de gaten.” Waarom is Elke de vrouw van jouw dromen? Thierry kijkt Elke aan. “Ze houdt me met beide benen op de grond. Elke steunt me in alles en moet ook veel laten voor mij.
Thierry Brinkman (30), aanvoerder van het Nederlands hockeyteam, bereikte vorige zomer zijn ultieme doel: hij won olympisch goud in Parijs. Na een week feestvreugde volgde er een nieuwe club, een huwelijksaanzoek, een verbouwing, de welbekende postolympische dip en een mentale zoektocht. Voor Helden Magazine nummer 77 spraken we Thierry en zijn verloofde Elke Boers in aanloop naar het EK hockey (8-17 augustus) in Duitsland. Thierry Brinkman Ga eens terug naar 8 augustus 2024, de dag van de olympische finale tegen Duitsland die jullie na 1-1 met shoot-outs wonnen. Thierry: “Als team hadden we al zoveel doorstaan sinds de Spelen van Tokio in 2021. De finaledag beleefden we op dezelfde manier als de andere dagen. We hadden hetzelfde dagprogramma, zaten in een toernooibubbel. Pas later beseften we de grootsheid van die wedstrijd. Gelukkig maar, anders waren we alleen maar nerveus geworden. De finale ging een beetje als in een roes voorbij. Ik probeerde die dag te observeren en voelen of iedereen er goed in zat en erop te letten dat niet iemand ineens andere dingen ging doen. Het hele toernooi hielden we ons vast aan bepaalde routines, dat moest op die finaledag niet anders zijn. En we probeerden een beetje ontspanning te vinden. Ik kan me nog herinneren dat ik vlak voor de wedstrijd Steijn van Heijningen, hij verving Tjep Hoedemakers die geblesseerd was uitgevallen, wat meer aandacht gaf voor de wedstrijd. Zijn eerste wedstrijd was meteen de olympische finale. En voor de shoot-outs probeerde ik keeper Pirmin Blaak op zijn gemak te stellen en vertrouwen te geven.” Voelde jij als aanvoerder extra spanning en verantwoordelijk? “Druk en verantwoordelijkheid voelde ik zeker. Het is de bedoeling dat de aanvoerder in een finale zijn niveau haalt en het team op sleeptouw neemt. Ik kende van iedere teamgenoot het persoonlijke verhaal en de weg die hij heeft moeten afleggen om het hoogst haalbare te bereiken. Vanaf de Spelen in Tokio in 2021 ben ik heel intensief met iedereen bezig geweest.” Wat kwam er op je af na het olympisch goud? “Toen kregen we de grootsheid van de Spelen pas mee, kwam binnen dat vier miljoen mensen de finale hadden gezien, en werden we gevraagd voor tv-programma’s. In het TeamNL-huis hebben wij de finale van de Nederlandse hockeyvrouwen gekeken, die een dag later was. We liepen daar rond als helden, dat gaf een extra dimensie aan het toernooi. Terug in Nederland was iedereen vrolijk, we genoten van de huldiging bij de koning en koningin en andere feesten. Maar na een week was het ook wel weer klaar. Het was lekker om tot rust te komen en op vakantie te gaan. Vrij snel daarna begon het seizoen weer en ging ik bij mijn nieuwe club Den Bosch aan de slag.” De Nederlandse hockeymannen hebben jarenlang in de schaduw gestaan van de vrouwen. Merk je dat dat sinds de Spelen anders is? “Ik denk dat elke hockeyliefhebber op dit moment geniet van het Nederlands mannenteam, van wat wij uitstralen. Dat is al een tijd zo bij de vrouwen, zij hebben denk ik nog wel meer fans.” Bij de vrouwen had je in het verleden boegbeelden als Fatima Moreira de Melo, Naomi van As en Ellen Hoog. Waarom heeft Thierry Brinkman nog niet de status zo’n hockey-overstijgend boegbeeld te zijn? “Tja, goeie vraag. Ik denk dat het puur met uitstraling te maken heeft. Bij Yibbi Jansen zie je nu gebeuren dat zij veel aandacht krijgt, zij is een boegbeeld aan het worden. Dat komt natuurlijk omdat ze heel goed kan hockeyen, maar ook voor een groot deel door haar uitstraling. Bij de mannen heeft Terrance Pieters ook wel die hockey-overstijgende uitstraling, hoewel hij de Spelen in Parijs miste.” Is jouw leven veranderd door die gouden medaille? “Als ik op een zaterdagmiddag door de stad loop, merk ik alleen dat ik vaker herkend word dan vroeger. En met carnaval werd ik veel aangesproken. Maar het komt niet in de buurt bij de bekendheid van voetballers, hoor.” Ben jij zelf veranderd? “Nee.” Elke Boers, zijn verloofde: “Van tevoren dacht je: als ik olympisch kampioen ben, dan heb ik alles wat ik hebben wil en krijg ik meer rust. Maar na drie maanden was alles weer zoals het ervoor was.” Thierry: “Ik heb twintig jaar lang gehockeyd met de hoop om op een dag die ultieme titel te winnen. Maar toen dat was gelukt, dacht ik: wat nu?” Lionel Messi Jij komt uit een sportief gezin. Jouw vader, oud-hockeyer Jacques Brinkman, won onder meer olympisch goud in 1996 en 2000, jongere broer Tim voetbalde op hoog niveau en ook zusje Julie was een hockeytalent. “We woonden in Bilthoven dicht bij school en de hockey- en voetbalclub. Als we middagpauze hadden, dan renden we naar het voetbal- of hockeyveld en na een uur renden we weer terug om nog twee uur op school te zitten. Als de school uit was, gingen we weer terug. Vaak met zijn drieën, maar vooral met mijn broertje. We sportten toen nog zonder enige verwachting.” Je kon er niet omheen dat je met jouw vader een voorbeeld had. “Ik heb daar nooit zo bij stil gestaan. In de jeugd hockeyde ik voor de lol, kwam bij de districtsteams en in de Nederlandse jeugdelftallen. Ik was wel goed, hoor, maar andere jongens waren beter. Ik kon destijds ook vrij goed voetballen, maar was heel klein en fysiek niet zo sterk. Toen ik tien was, werd ik desondanks aangenomen door de jeugdopleiding van FC Utrecht. Ik zei op jonge leeftijd al tegen mijn ouders dat ik het hoogst haalbare in een sport wilde bereiken. Met mijn ouders overlegde ik welke sport en welke wereld het best bij mij paste. Voetbal is een harde wereld, ik dacht dat hockey beter bij mij zou passen. En mijn ouders konden natuurlijk ook wel inschatten dat de kans om de top te halen in het hockey een stuk groter was dan met voetbal.” Jouw broertje Tim koos voor voetbal. Hij speelde jarenlang bij Ajax in de jeugd en daarna bij FC Utrecht. “Ik maakte het van dichtbij mee en denk dat ik meer moeite zou hebben gehad met de cultuur die bij voetbal hoort. Ik denk wel dat ik goed met het mentale gedeelte van het voetbal om had kunnen gaan. Bot gezegd kan ik ook schijt hebben aan alles. Maar het halen van de top in van het voetbal is extreem moeilijk, er zijn zoveel goede voetballers die het niet halen. Maar er zijn ook heel veel middelmatige voetballers die het mentaal zo goed op orde hebben, slim zijn, en ondanks dat ze kwalitatief vrij beperkt zijn toch tien jaar lang in de top meevoetballen. Het mentale deel had ik denk ik goed onder de knie gehad als voetballer, maar voor het fysieke gedeelte kwam ik tekort. Er werd vaak gezegd dat ik het van ons drieën minder van mijn talent moest hebben, maar meer van mijn karakter. Tim speelt nu bij de Ajax amateurs. Hij heeft één wedstrijd in het eerste gespeeld bij Utrecht. Het is logisch dat als je het net niet haalt, je voor een ander pad kiest en gaat werken.” Jij hebt altijd voor het hockey geleefd en drinkt ook geen alcohol, lazen we. “Dat vind ik altijd zo gevaarlijk om te zeggen. Ik drink echt weleens wat, hoor. Maar ik sta bij mijn teamgenoten bekend dat ik eerder niet mee uitga, dan wel. Ik kies mijn momenten. Ik kan zo drie, vier, vijf maanden niks drinken. En als ik dan een toernooi heb gehad, ga ik wel eens los. Zoals na Parijs. En dan vind ik het na een paar avonden ook wel weer mooi geweest.” Van wie heb jij dat karakter: jouw vader of moeder? “Van allebei. Mijn vader was een trainingsbeest, gaf nooit op. Als hij moe was, ging hij net nog even door. Dat heb ik van hem. Maar dat vastbijten in iets, daar herken ik ook mijn moeder in.” Jij was lang klein en hebt mannelijke geslachtshormonen toegediend gekregen, vertelde je eerder in Helden. “Toen ik veertien was, heb ik twee keer een periode van zes weken mannelijke geslachtshormonen ingespoten gekregen om vervroegd in de pubertijd te komen. Mijn botleeftijd liep tweeënhalf jaar achter bij mijn normale leeftijd en er was voorspeld dat ik tussen 1 meter 69 en 1 meter 72 zou worden. Door dat traject zou ik wat langer worden en iets sterker. Uiteindelijk ben ik 1 meter 75 geworden. Ik kreeg trouwens niet hetzelfde als Lionel Messi in zijn jeugd, hij kreeg groeihormonen toegediend.” Wat merkte jij vroeger van jouw bekende hockeyachternaam? “Toen ik jong was en bij SCHC speelde, werd er vaak gezegd: ‘Hé, dat is dat jochie, die ‘zoon van’.’ Toen had ik dat niet zo door. Pas later kreeg ik het meer in de gaten. Mijn vader was in die tijd ook coach bij heren 1. Maar ik heb er nooit echt last van gehad, hoor.” Komt dat ook omdat jij geen twijfelgeval was? “Vroeger had ik juist moeite om fysiek mee te komen bij het Nederlands team onder 16, maar toen was ik ook jonger dan de rest. Daarna was ik inderdaad geen twijfelgeval en dus was die achternaam geen groot ding. Je komt niet in het eerste van een hoofdklasseteam of een Nederlands jeugdelftal als je er niks van kan.” In 2015 maakte jij je debuut bij het Nederlands elftal. Jouw vader deed in die tijd spelersbeoordelingen en schreef columns voor de Telegraaf. Hoe vond jij dat? “Na het WK van 2014 in Den Haag kwam ik bij Oranje. Toen stopte mijn vader met beoordelingen geven. Dat hadden we ook besproken. Mijn vader was daarin heel duidelijk, hij wilde niet zijn eigen zoon gaan beoordelen in de media, dat zou ook niet goed zijn voor zijn geloofwaardigheid.” In zijn columns nam hij geen blad voor de mond. Zo stelde hij in 2017 dat de prestaties van Dafne Schippers ‘voer waren voor twijfels’ en viel iedereen over hem heen. En hij las in tv-programma De Oranjezomer persoonlijke appjes van jou voor tijdens de Spelen in Tokio. “Dat zijn misschien een paar dingen die eruit springen, maar die doen niet af aan de positieve kant van het hebben van een oud-tophockeyer als vader. Door mijn vader kreeg ik als jongetje veel dingen al vanzelf aangeleerd. Hoe houd ik mijn stick vast? Hoe sla ik?” Elke vult aan: “Als Jacques iets roept in de media, denkt niemand in de hockeywereld: Thierry vindt dat ook. Mensen die jou niet kennen hebben dat vooroordeel, maar jullie zijn zo anders, hebben een heel ander karakter. Als Jacques iets roept, komt het er soms botter uit dan hoe hij het daadwerkelijk bedoelt. Ik zie Jacques als een heel betrokken vader en een hele leuke schoonvader.” Coderen Jouw eerste Spelen waren die van Tokio, in 2021. Max Caldas was bondscoach en jullie verloren in de kwartfinale van Australië na shoot-outs. Jullie kregen veel kritiek; jullie vormden geen eenheid en er zou een bepaalde mentaliteit ontbreken. Na Tokio werd Jeroen Delmee bondscoach. “Het is zelden voorgekomen dat er na een toernooi zoveel veranderingen waren, er zoveel jongens gestopt zijn. Er kwam een heel nieuw team, een nieuwe staf, we begonnen weer op nul. Ik zag jongens bij het Nederlands team die ik tegen was gekomen in de hoofdklasse, maar die internationaal nog geen ervaring hadden. Met de jongens die wél in Tokio waren geweest, voerde Jeroen veel gesprekken over wat er mis was gegaan in Tokio, wat de status was van het Nederlands hockey en waar we heen wilden. Maar het grootste verschil was dus al aan de voorkant gemaakt. Met andere mensen en andere karakters gingen we het nieuwe traject in.” Er vond een cultuurverandering plaats. Wat was er anders dan voorheen? “Ik pas er altijd een beetje mee op om daar wat over te zeggen, want het gaat dan over jongens met wie ik lang heb gespeeld. Als er slecht gepresteerd is, dan mag dat worden benoemd. Maar er zijn ook fases geweest dat we een heel hoog niveau hebben gehaald met dat oude team. Daarin hebben ook echt heel goede hockeyers gespeeld. Alleen omdat er met dat team geen WK of Olympische Spelen gewonnen is, blijft bij veel mensen dat negatieve gevoel hangen. En ja, er waren ook zeker aspecten waarvan ik dacht: dit is niet oké. Dat zit hem vooral in het mentale aspect, de nieuwe jongens die er na Tokio bij kwamen, hadden een heel andere mentaliteit.” Delmee wees jou aan als aanvoerder. Hoe groot was jouw rol in die cultuurverandering? “Ik had voor die tijd dingen meegemaakt waarvan ik dacht: hier ben ik het niet mee eens, dat moet met het nieuwe team anders. Ik wist dat ik samen met een aantal jongens de kar moest gaan trekken, heb geprobeerd er veel impact op te hebben.” Onder Delmee wonnen de Nederlandse mannen voor het eerst in 24 jaar weer olympisch goud. Wat maakt hem zo’n goede coach? “Jeroen heeft een heel duidelijke tactische structuur neergezet. Samen met assistent Eric Verboom heeft hij spelers echt beter heeft gemaakt. Het is ook niet voor niets dat hij zelf als speler tot zijn 38ste is doorgegaan. Jeroen en Erik beleven hockey op iedere seconde van de dag. Toen wij in 2023 derde waren geworden op ons eerste WK met het nieuwe team onder Jeroen en Erik, was iedereen blij. We hadden feestgevierd, zaten moe op het vliegveld om naar huis te gaan. Jeroen en Erik zaten met zijn tweeën bij de gate op de laptop de wedstrijden al te analyseren, te coderen en een database op te stellen. Om vijf uur ‘s nachts...” Jeroen Delmee zei in een interview in De Telegraaf dat de jongens stil zijn als jij praat. Ben jij een natuurlijke leider? Thierry wordt emotioneel: “Het is een eervolle rol. Ik had in mijn hoofd een soort ideaalbeeld gecreëerd van een aanvoerder. Ik dacht: laat ik op het veld maar het goede voorbeeld geven door goed te spelen. Ik vond altijd dat de aanvoerder de beste speler moest zijn. En als hij dat niet was, hij vooral geen aanvoerder moest zijn. Gaandeweg leerde ik dat het ook heel belangrijk is om voor het team een inspiratie te zijn door het goede voorbeeld te geven, door dag in dag uit het perfecte gedrag te vertonen en dat te stimuleren bij anderen. De ploeg van Parijs kende ik door en door. Sommigen waren voor mij vooral teamgenoten, anderen ook vrienden. Ik merkte dat als je een hechtere band krijgt met jongens die ik voorheen meer als collega’s zag, ik dat ook in positieve zin voelde op het veld. Ik ben niet iemand die zichzelf complimenten geeft, maar ben wel trots op mezelf. Het meest trots ben ik op het veranderen van de teamdynamiek en -cultuur. Ik heb gemerkt wat dat met de prestaties kan doen. En dat heb ik zeker niet alleen gedaan. Dat hebben we met de staf en een grote groep jongens – onder wie Thijs van Dam, Jorrit Croon, Lars Balk, Jip Janssen, Joep de Mol, Jonas de Geus en Floris Wortelboer - gedaan.” Vuurtje Was en is er binnen het Nederlands team ook genoeg ruimte voor het mentale aspect? Thierry is even stil en zegt: “Te weinig. Er is in ons team zeker aandacht voor, maar het kan en moet misschien nog meer. We moeten niet onderschatten wat het behalen van een groot succes op mentaal vlak met een sporter kan doen. Voor 95 procent is het fantastisch. Maar er zit ook echt een andere kant aan die onderbelicht is in de topsport.” Keeper Pirmin Blaak vertelde eind 2024 over zijn mentale struggles in Helden en hoe moeilijk het olympische traject voor hem is geweest. Herken jij je dat? “Voor Pirmin was het lastig vanwege zijn positie, er kan maar één keeper opgesteld worden. Hij had moeite met die concurrentiestrijd. Bij veldspelers kun je natuurlijk nog een beetje schuiven en door wisselen. Topsport is keihard is. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En je hoeft het natuurlijk niet te doen, hè. Als je er klaar mee bent, dan is dat jouw goed recht. Je moet bikkelhard zijn. Het kost tijd voordat je je dat echt realiseert.” Je zei net dat je na het winnen van de olympische titel de gedachte kreeg: wat nu? Knikt: “Daar heb ik het met een paar jongens al een beetje over gehad. Voor de jonge jongens in Oranje is het anders, zij hebben bij wijze van spreken nog tien jaar te gaan. Ik niet. Het is een nieuw mentaal spel wat er op me af komt. Je weet van tevoren niet wat zo’n olympische titel met je doet.” En wat deed het met je? Thierry is even stil en slikt wat tranen weg: “Als je heel resultaatgericht bent, kun je denken: ik ga nu volle bak voor de wereldtitel, want die ontbreekt nog. Maar eigenlijk heb ik het ultieme al bereikt. Ik heb zo hard toegewerkt en -geleefd naar dat ultieme doel. Nu train ik nog steeds iedere dag, maar waar doe ik dat nog voor? Om dat nog een keer mee te mogen maken?” Elke: “Je wint iets waar je twintig jaar lang voor hebt gewerkt. Vervolgens vier je dat een week. Daarna heb je die medaille en gaat alles weer door alsof er niks is gebeurd.” Thierry: “Het helpt ook niet om te denken: het is wel goed zo, 95 procent geven is ook genoeg. Je moet er mentaal net zo in zitten als voor die gouden medaille, maar dat vraagt veel. Er zit bij mij nog veel emotionele lading op, omdat ik nog zoekende ben. Ik wil wel graag nog door tot en met de Spelen van LA in 2028 en weet: dan moet ik niet miepen, ik weet wat ervoor nodig is om de beste te worden. Maar er zit iets in mij waardoor het stroever gaat om mij weer helemaal over te geven aan het hockey. Ik spreek er over met Elke en ook met een mental coach. We moeten het er ook over hebben met het team. Ik denk dat je niet klakkeloos kunt beginnen aan een nieuwe cyclus. Dit gevoel wordt onderschat.” Elke: “Jij dacht: waarom voel ik me zo, ik ben olympisch kampioen, zit bij een nieuwe club, het gaat allemaal supergoed. Waarom kan ik niet naar het hockeyveld gaan met het gevoel: ik ga gewoon lekker trainen?” Thierry: “Het is een mentale zoektocht. Ik denk niet dat het erg is om dat uit te spreken. Nu is het zaak dat juist met mijn teamgenoten en coaches te gaan bespreken. We zien elkaar weer bij Oranje, maar dan zijn er ook veel nieuwe jongens bij. De jongens die wel in Parijs waren, hebben nog geen moment – een lunch, barbecue of wat dan ook – gehad waarop we konden terugblikken. Ik heb soms het idee dat daar een beetje een taboe op rust. Dat je als topsporter er meteen een streep onder moet zetten en denken aan je volgende doel. Ik voel me bijna schuldig om terug te blikken. Dat is misschien ook waar mijn emotie vandaan komt. Toch denk ik dat er meer jongens zijn uit de groep van Parijs die de behoefte voelen om terug te kijken, erover te praten. In mijn optiek is dat heel belangrijk als we over drie jaar nog een keer goud willen winnen. Als iedereen Parijs een plek kan geven en weer een manier vindt om dat vuurtje te laten branden, dan kan dat lukken. Ik denk dat veel teams dit onderwerp vermijden, omdat het emoties oproept.” Heb je jouw gevoel al met de bondscoach gedeeld? “Nog niet echt. Het was een onrustige fase, er zijn jongens – sommige tijdelijk - gestopt en sommigen – ik ook - speelden in de winter in India. Er is dus ook nog geen geschikt moment voor geweest. Dat komt hopelijk in aanloop naar het EK. Daar gaat wat mij betreft wel wat tijd in zitten en ik wil dat ook zorgvuldig aanpakken, want ik vind het niet alleen een interessant, maar ook heel belangrijk onderwerp. Ik wil met deze generatie nog meer successen behalen en daarvoor moet in mijn beleving dit heel goed besproken worden.” Herkent jouw vader jouw gevoel? Hij zat in een soortgelijke situatie na het goud op de Spelen van 1996 in Atlanta. “Weet ik niet, ik heb het er nog niet echt met hem over gehad. Het is ook al zo lang geleden voor hem. Hij zegt geregeld dat hun programma minder intensief was.” Elke, Jij hockeyt zelf ook in de hoofdklasse. Topsport en mentale struggles kunnen je als stel ook uit elkaar drijven... Elke: “Klopt, dat zou kunnen. Bij ons is dat gelukkig niet het geval. Ik ben juist heel benieuwd hoe het zal zijn als we straks niet meer hockeyen. Daarnaast helpt het denk ik ook dat Thierry en ik elkaar goed aanvullen. Thierry is super gestructureerd, ik kan me juist weer wat flexibeler opstellen en zorgen voor wat afleiding.” Praten jullie thuis veel over hockey? Thierry lachend: “Op dit moment gaat het vooral over de verbouwing van ons nieuwe huis. En natuurlijk gaat het ook over hockey, maar Elke begrijpt het ook goed als ik het er even niet over wil hebben.” Elke: “Simpel gezegd: wij vinden hockey gewoon heel leuk. Onze families zitten er diep in en we lopen allebei van jongs af aan rond op de club.” Ibiza Na negen jaar Bloemendaal koos je ruim voor de Spelen voor een nieuwe club: Den Bosch. “Ik heb proberen te voorspellen wat de Spelen met me zouden doen, welke uitkomst die ook had, en wat ik daarna nog zou willen. Na negen jaar Bloemendaal en de tweede olympische cyclus vond ik het ook tijd aan de toekomst buiten het hockey. Elke en ik wilden ons settelen. We woonden al een tijd in Amsterdam, maar weten allemaal hoe moeilijk het is om daar iets te kopen, iets op te bouwen. Ik hoef niet in een kasteel te wonen, maar iets met een schappelijke tuin zat er in Amsterdam niet in. Ik wilde blijven hockeyen, ook bij Oranje. Den Bosch is een goede stap geweest.” Meteen na de Spelen ging je voor Elke op je knieën. Had jij die ring al gekocht voor Parijs? Lachend: “Ja, ik had die ring al voor de Spelen gekocht. Ik ben heel goed bevriend met Jorrit Croon, lig altijd met hem op de kamer bij het Nederlands Elftal en lag ook met hem op de kamer in Parijs. Daar hebben we het al over het aanzoek gehad. Hij is een van mijn beste maten en heeft mij heel goed geholpen om alles voor te bereiden. Zijn vriendin Daantje is een goede vriendin van Elke. Na de Spelen gingen wij met zijn vieren naar Ibiza. Daantje, Jorrit en ik hadden met z’n drieën een plan bedacht. Ik ben hen heel dankbaar dat ze mij daarmee geholpen hebben en we dat ook samen hebben kunnen beleven.” Elke lachend: “En ik had niks in de gaten.” Waarom is Elke de vrouw van jouw dromen? Thierry kijkt Elke aan. “Ze houdt me met beide benen op de grond. Elke steunt me in alles en moet ook veel laten voor mij.

MMA

Reinier de Ridder: ‘Het is veel meer dan elkaar de hersens inslaan’

Reinier de Ridder (34) is na Rico Verhoeven het nieuwe Nederlandse vechtsportende exportproduct. Hij veroverde twee wereldtitels in Mixed Martial Arts bij ONE en maakte eind vorig jaar de overstap naar UFC. De vader van twee jonge kinderen is hard bezig Amerika te veroveren. Een gesprek in Helden Magazine 78 over het vaderschap, het imago van zijn sport en Gucci-slippers. “Ik ben een lieve vader.” Reinier de Ridder Voor zijn vrouw blijft het elke keer weer spannend. Als haar man in actie komt, staat de televisie aan, maar ernaar kijken durft ze amper. Zodra de bel klinkt, werpt ze snel een blik om te zien of Reinier nog heel is. Ook zijn moeder hield haar hart vast als haar zoon moest vechten. “Ik snap heel goed dat het voor hen heftig is om te zien,” zegt Reinier de Ridder, die excelleert in misschien wel de bruutste sport ter wereld: Mixed Martial Arts, oftewel kooivechten. Zijn vader is zijn grootste fan, mist geen moment van de vechtsportcarrière van zijn zoon. Voor zijn zoon van zes en dochter van vier is het beter dat ze papa niet aan het werk zien. “Er is altijd een risico dat ik schade oploop. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat ze meemaken.” Naar wedstrijden gaan ze dus niet, maar ze weten dondersgoed wat hun vader doet. In de sportschool zijn ze geregeld te vinden. En sinds Reinier in Nederland steeds bekender wordt, merken zij dat ook. “Laatst hoorde ik ze spelen en riepen ze ineens ‘RdR, RdR, RdR’, mijn bijnaam.” 'Er is altijd een risico dat ik schade oploop in een gevecht. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat mijn kinderen meemaken' Thuis wordt er intussen ook al wat afgevochten. “Mijn zoontje is nu al aan het schaduwboksen, trapt tegen de bokszak, stoeit met zijn neefjes. Het zou me niets verbazen als hij straks in mijn voetsporen treedt. Aan de ene kant prachtig, aan de andere kant ook spannend. Mijn dochter is wat minder fanatiek, maar ik vind het wel belangrijk dat ook zij zich leert verdedigen. Vechtsport is niet alleen fysiek. Je leert er mentaal zoveel van. Je bouwt zelfvertrouwen op, wordt er weerbaar door. Dat gun ik ze allebei.” Ego Reinier stapte in november vorig jaar over naar UFC, de grootste vechtsportorganisatie ter wereld. Bij zijn debuut versloeg hij de Amerikaan Gerald Meerschaert en was de eerste Nederlander in acht jaar tijd die een overwinning boekte in het hoofdprogramma van de UFC. Ook de twee daaropvolgende gevechten won hij op indrukwekkende wijze. Helden Magazine nummer 78 Het eerste deel van het interview met Reinier de Ridder komt uit Helden Magazine nummer 78. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Reinier de Ridder (34) is na Rico Verhoeven het nieuwe Nederlandse vechtsportende exportproduct. Hij veroverde twee wereldtitels in Mixed Martial Arts bij ONE en maakte eind vorig jaar de overstap naar UFC. De vader van twee jonge kinderen is hard bezig Amerika te veroveren. Een gesprek in Helden Magazine 78 over het vaderschap, het imago van zijn sport en Gucci-slippers. “Ik ben een lieve vader.” Reinier de Ridder Voor zijn vrouw blijft het elke keer weer spannend. Als haar man in actie komt, staat de televisie aan, maar ernaar kijken durft ze amper. Zodra de bel klinkt, werpt ze snel een blik om te zien of Reinier nog heel is. Ook zijn moeder hield haar hart vast als haar zoon moest vechten. “Ik snap heel goed dat het voor hen heftig is om te zien,” zegt Reinier de Ridder, die excelleert in misschien wel de bruutste sport ter wereld: Mixed Martial Arts, oftewel kooivechten. Zijn vader is zijn grootste fan, mist geen moment van de vechtsportcarrière van zijn zoon. Voor zijn zoon van zes en dochter van vier is het beter dat ze papa niet aan het werk zien. “Er is altijd een risico dat ik schade oploop. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat ze meemaken.” Naar wedstrijden gaan ze dus niet, maar ze weten dondersgoed wat hun vader doet. In de sportschool zijn ze geregeld te vinden. En sinds Reinier in Nederland steeds bekender wordt, merken zij dat ook. “Laatst hoorde ik ze spelen en riepen ze ineens ‘RdR, RdR, RdR’, mijn bijnaam.” 'Er is altijd een risico dat ik schade oploop in een gevecht. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat mijn kinderen meemaken' Thuis wordt er intussen ook al wat afgevochten. “Mijn zoontje is nu al aan het schaduwboksen, trapt tegen de bokszak, stoeit met zijn neefjes. Het zou me niets verbazen als hij straks in mijn voetsporen treedt. Aan de ene kant prachtig, aan de andere kant ook spannend. Mijn dochter is wat minder fanatiek, maar ik vind het wel belangrijk dat ook zij zich leert verdedigen. Vechtsport is niet alleen fysiek. Je leert er mentaal zoveel van. Je bouwt zelfvertrouwen op, wordt er weerbaar door. Dat gun ik ze allebei.” Ego Reinier stapte in november vorig jaar over naar UFC, de grootste vechtsportorganisatie ter wereld. Bij zijn debuut versloeg hij de Amerikaan Gerald Meerschaert en was de eerste Nederlander in acht jaar tijd die een overwinning boekte in het hoofdprogramma van de UFC. Ook de twee daaropvolgende gevechten won hij op indrukwekkende wijze. Helden Magazine nummer 78 Het eerste deel van het interview met Reinier de Ridder komt uit Helden Magazine nummer 78. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.

Schaatsen

Love Game met Jesper de Jong en Pien Hersman

Met tennisser Jesper de Jong (25) en schaatsster Pien Hersman (21) is er een nieuw topsportkoppel bij. Pien timmert hard aan de weg op de 500 meter, Jesper kwam dit jaar de top 100 van de wereldranglijst binnen. Tussen de tennistoernooien en voorbereidingen op het olympisch schaatsseizoen door nodigden wij hen uit voor een shoot in Helden Magazine 78. Pien: ''De komende negen jaar staat sport bij ons op de eerste plaats.'' Jesper de Jong en Pien Hersman “Vind je mijn make-up mooi?” vraagt Pien Hersman aan haar vriend Jesper de Jong als ze is opgemaakt voor de fotoshoot. Pien: “Jij zei laatst nog dat ik een meme-hoofd had…” Jesper schiet in de lach. “Als jij geen mascara op hebt, dan zie je er heel anders uit.” Pien: “Ik vraag ook weleens: zie je iets anders aan me? Dan heb ik bijvoorbeeld geen eyeliner op en zeg jij: ‘Je haar zit anders.’” Jesper: “Ik heb er geen verstand van, maar het is nu hartstikke mooi.” Lachend: “Maar als je een wedstrijd hebt, vind ik vaak dat jij ‘tv make-up’ opdoet.” Pien: “Ik kom ook op tv, dus vind het ook fijn om er een beetje goed uit te zien. En het is een ook een ritueel geworden, lekker lang make-uppen voor een wedstrijd.” Jesper: “Je ziet er ook goed uit zonder tv make-up.” Datingapp Ruim een half jaar geleden ontmoetten de twee elkaar. Jesper: “We hebben een tijdje geleden een video opgenomen met oud-tennisster Lexie Stevens voor haar serie Lexie Vraagt van KNLTB TV. Pien en ik hadden een verhaal verzonnen over hoe we elkaar hebben leren kennen. We zeiden dat ik in november in Alkmaar een huis aan het bezichtigen was en Pien toevallig in de buurt was omdat haar beste vriendin er woont. Ik zei dat ik ze had zien lopen, maar niet zeker wist of het Pien was. En dat ik later in een story op Instagram inderdaad had gezien dat Pien in Alkmaar was en ik haar daarna een berichtje had gestuurd. Iedereen geloofde het, maar er klopte niks van dat verhaal. We kwamen elkaar tegen op een datingapp.” Pien: “Jij kwam weleens in het nieuws, ik wist dus wel wie jij was. Maar ik had daar nooit speciale gedachten bij, of zo.” Jesper: “Schaatsers als Joy Beune en Kjeld Nuis kende ik natuurlijk wel van naam, maar jou nog niet. Ik volgde het schaatsen niet. Ik stuurde jou het eerste berichtje.” Pien: “Ik was met twee vrienden. Je komt op die app ook allemaal voetballers tegen, een vriend is voetbalfan en vroeg of hij even mocht kijken. Ik keek mee en we zagen Jesper voorbijkomen. Ik riep: hem wil ik liken. Een kwartier later stuurde je me al een berichtje.” Jesper: “Mijn openingszin was dat er een tennis- en schaats collab moest komen. Die hebben we dus ook gehad met Lexie. Eerst gingen we tennissen, daarna schaatsen.” Kun jij een beetje schaatsen? Jesper: “Nou, best aardig.” En Pien, kun jij een beetje tennissen? Jesper lachend: “Nee.” Pien lachend: “Ik heb vroeger een stuk of vijf tennislessen gehad. Ik was te sterk, sloeg alle ballen uit. Jij kon ook niet goed schaatsen, hoor, maar ik had verwacht dat je nog slechter zou zijn.” Jesper: “Ik had weleens geschaatst in mijn leven, maar pootje over kan ik alleen de verkeerde kant op, dus met de klok mee.” Wat vinden jullie zo leuk aan elkaar? Jesper: “Pien is zo spontaan, houdt haar mond niet. We lachen heel veel met elkaar. En daarnaast ben je ook nog eens heel knap en lief. Het is een feestje om met jou te zijn.” Pien: “Het klikte meteen. Bij de eerste date al merkte ik dat jij heel oprecht bent, je hebt een fijne energie waar ik me meteen veilig bij voelde. Je doet je niet anders voor, bent heel zorgzaam en betrokken. Je bent ook superlief en we hebben dezelfde sarcastische humor. Ik kan mezelf zijn. Je hebt gewoon een goed hart.” Lachend: “Oké dat zijn wel weer genoeg lieve woorden.” Ze vervolgt: “En we denken over veel dingen hetzelfde, ook over de toekomst.” Jesper: “Laatst zeiden we nog tegen elkaar: hoe zonde is het als je heel erg verliefd bent, maar anders denkt over de toekomst en daarom uit elkaar gaat? Niet dat we nu al met kinderen bezig zijn, hoor, maar we hebben het er wel over.” Helden Magazine nummer 78 Het eerste deel van het duo-interview met Jesper de Jong en Pien Hersman komt uit Helden Magazine nummer 78. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Met tennisser Jesper de Jong (25) en schaatsster Pien Hersman (21) is er een nieuw topsportkoppel bij. Pien timmert hard aan de weg op de 500 meter, Jesper kwam dit jaar de top 100 van de wereldranglijst binnen. Tussen de tennistoernooien en voorbereidingen op het olympisch schaatsseizoen door nodigden wij hen uit voor een shoot in Helden Magazine 78. Pien: ''De komende negen jaar staat sport bij ons op de eerste plaats.'' Jesper de Jong en Pien Hersman “Vind je mijn make-up mooi?” vraagt Pien Hersman aan haar vriend Jesper de Jong als ze is opgemaakt voor de fotoshoot. Pien: “Jij zei laatst nog dat ik een meme-hoofd had…” Jesper schiet in de lach. “Als jij geen mascara op hebt, dan zie je er heel anders uit.” Pien: “Ik vraag ook weleens: zie je iets anders aan me? Dan heb ik bijvoorbeeld geen eyeliner op en zeg jij: ‘Je haar zit anders.’” Jesper: “Ik heb er geen verstand van, maar het is nu hartstikke mooi.” Lachend: “Maar als je een wedstrijd hebt, vind ik vaak dat jij ‘tv make-up’ opdoet.” Pien: “Ik kom ook op tv, dus vind het ook fijn om er een beetje goed uit te zien. En het is een ook een ritueel geworden, lekker lang make-uppen voor een wedstrijd.” Jesper: “Je ziet er ook goed uit zonder tv make-up.” Datingapp Ruim een half jaar geleden ontmoetten de twee elkaar. Jesper: “We hebben een tijdje geleden een video opgenomen met oud-tennisster Lexie Stevens voor haar serie Lexie Vraagt van KNLTB TV. Pien en ik hadden een verhaal verzonnen over hoe we elkaar hebben leren kennen. We zeiden dat ik in november in Alkmaar een huis aan het bezichtigen was en Pien toevallig in de buurt was omdat haar beste vriendin er woont. Ik zei dat ik ze had zien lopen, maar niet zeker wist of het Pien was. En dat ik later in een story op Instagram inderdaad had gezien dat Pien in Alkmaar was en ik haar daarna een berichtje had gestuurd. Iedereen geloofde het, maar er klopte niks van dat verhaal. We kwamen elkaar tegen op een datingapp.” Pien: “Jij kwam weleens in het nieuws, ik wist dus wel wie jij was. Maar ik had daar nooit speciale gedachten bij, of zo.” Jesper: “Schaatsers als Joy Beune en Kjeld Nuis kende ik natuurlijk wel van naam, maar jou nog niet. Ik volgde het schaatsen niet. Ik stuurde jou het eerste berichtje.” Pien: “Ik was met twee vrienden. Je komt op die app ook allemaal voetballers tegen, een vriend is voetbalfan en vroeg of hij even mocht kijken. Ik keek mee en we zagen Jesper voorbijkomen. Ik riep: hem wil ik liken. Een kwartier later stuurde je me al een berichtje.” Jesper: “Mijn openingszin was dat er een tennis- en schaats collab moest komen. Die hebben we dus ook gehad met Lexie. Eerst gingen we tennissen, daarna schaatsen.” Kun jij een beetje schaatsen? Jesper: “Nou, best aardig.” En Pien, kun jij een beetje tennissen? Jesper lachend: “Nee.” Pien lachend: “Ik heb vroeger een stuk of vijf tennislessen gehad. Ik was te sterk, sloeg alle ballen uit. Jij kon ook niet goed schaatsen, hoor, maar ik had verwacht dat je nog slechter zou zijn.” Jesper: “Ik had weleens geschaatst in mijn leven, maar pootje over kan ik alleen de verkeerde kant op, dus met de klok mee.” Wat vinden jullie zo leuk aan elkaar? Jesper: “Pien is zo spontaan, houdt haar mond niet. We lachen heel veel met elkaar. En daarnaast ben je ook nog eens heel knap en lief. Het is een feestje om met jou te zijn.” Pien: “Het klikte meteen. Bij de eerste date al merkte ik dat jij heel oprecht bent, je hebt een fijne energie waar ik me meteen veilig bij voelde. Je doet je niet anders voor, bent heel zorgzaam en betrokken. Je bent ook superlief en we hebben dezelfde sarcastische humor. Ik kan mezelf zijn. Je hebt gewoon een goed hart.” Lachend: “Oké dat zijn wel weer genoeg lieve woorden.” Ze vervolgt: “En we denken over veel dingen hetzelfde, ook over de toekomst.” Jesper: “Laatst zeiden we nog tegen elkaar: hoe zonde is het als je heel erg verliefd bent, maar anders denkt over de toekomst en daarom uit elkaar gaat? Niet dat we nu al met kinderen bezig zijn, hoor, maar we hebben het er wel over.” Helden Magazine nummer 78 Het eerste deel van het duo-interview met Jesper de Jong en Pien Hersman komt uit Helden Magazine nummer 78. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.

Tour de France

Roxane Knetemann: ‘Die achternaam kleeft toch een beetje aan me’

Roxane Knetemann (37) is sinds ze in 2019 stopte met wielrennen een graag geziene gast. Ze is wieleranalist en co-commentator van vrouwenkoersen bij de NOS, is geregeld te zien bij Vandaag Inside en ook andere tv-programma’s weten haar te vinden. In aanloop naar de Tour de France voor mannen en vrouwen leggen we haar stellingen voor in Helden Magazine nummer 77. “Ik kan beter lullen dan fietsen onder druk.” Roxane Knetemann Als ik Marianne Vos zie rijden, denk ik: zat ik ook nog maar op de fiets. “Nee. Ik kijk met heel veel bewondering naar Marianne, ze is mijn generatiegenoot en ploeggenoot bij Rabobank-Liv geweest. Ze is bijna 38, heeft de evolutie van haar sport de afgelopen twintig jaar meegemaakt. Er is meer geld in het vrouwenwielrennen, er zijn veel meer rensters, de top is breder, ploegen nemen de vrouwen veel serieuzer, er zijn betere training- en voedingsschema’s en er is een beter koersplan dan vroeger. Dat Marianne nu nog steeds meestrijdt om de overwinning, is dus bijzonder knap. Vorig jaar won ze Omloop het Nieuwsblad. Daarna won ze Dwars door Vlaanderen, haar 250e overwinning. Ik werd er emotioneel van, weet als geen ander dat ze niet alleen maar ups heeft gehad in haar carrière. Marianne is echt een koersdier. Ik was dat minder, maar sport nog wel iedere dag. Ik fiets nog zo’n twee keer per week en daarnaast loop ik hard. Sporten werkt therapeutisch voor mij. Ik sport wel op een andere manier dan vroeger, hoor. Ik hou het nu bij ‘comfortabel afzien’. Sinds drie jaar doe ik ook mee aan hardloopwedstrijdjes. Afgelopen winter heb ik de marathon van Valencia gelopen. Ik probeer het niet als een wedstrijd te zien, maar eerder als een uitdaging voor mezelf. Het is lastig om een nieuwe identiteit te vinden na de topsport. Fietsen was mijn passie, mijn grote liefde. En ik ga hier niet een verhaal ophangen dat het makkelijk is om te stoppen met je eerste liefde. Het is lastig om hetzelfde euforische gevoel in iets anders te vinden. Ik was 24 uur per dag topsporter en wat ben ik nu: wieleranalist of -commentator? Dat klinkt ook zo vaag. Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. 'Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen...' Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen… Als ex-topsporter moet je hard aan het werk en je nieuwe leven omarmen. Als je dat doet, dan ga je ook de mooie dingen inzien van niet-topsporter zijn.” Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het interview met Roxane Knetemann komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Roxane Knetemann (37) is sinds ze in 2019 stopte met wielrennen een graag geziene gast. Ze is wieleranalist en co-commentator van vrouwenkoersen bij de NOS, is geregeld te zien bij Vandaag Inside en ook andere tv-programma’s weten haar te vinden. In aanloop naar de Tour de France voor mannen en vrouwen leggen we haar stellingen voor in Helden Magazine nummer 77. “Ik kan beter lullen dan fietsen onder druk.” Roxane Knetemann Als ik Marianne Vos zie rijden, denk ik: zat ik ook nog maar op de fiets. “Nee. Ik kijk met heel veel bewondering naar Marianne, ze is mijn generatiegenoot en ploeggenoot bij Rabobank-Liv geweest. Ze is bijna 38, heeft de evolutie van haar sport de afgelopen twintig jaar meegemaakt. Er is meer geld in het vrouwenwielrennen, er zijn veel meer rensters, de top is breder, ploegen nemen de vrouwen veel serieuzer, er zijn betere training- en voedingsschema’s en er is een beter koersplan dan vroeger. Dat Marianne nu nog steeds meestrijdt om de overwinning, is dus bijzonder knap. Vorig jaar won ze Omloop het Nieuwsblad. Daarna won ze Dwars door Vlaanderen, haar 250e overwinning. Ik werd er emotioneel van, weet als geen ander dat ze niet alleen maar ups heeft gehad in haar carrière. Marianne is echt een koersdier. Ik was dat minder, maar sport nog wel iedere dag. Ik fiets nog zo’n twee keer per week en daarnaast loop ik hard. Sporten werkt therapeutisch voor mij. Ik sport wel op een andere manier dan vroeger, hoor. Ik hou het nu bij ‘comfortabel afzien’. Sinds drie jaar doe ik ook mee aan hardloopwedstrijdjes. Afgelopen winter heb ik de marathon van Valencia gelopen. Ik probeer het niet als een wedstrijd te zien, maar eerder als een uitdaging voor mezelf. Het is lastig om een nieuwe identiteit te vinden na de topsport. Fietsen was mijn passie, mijn grote liefde. En ik ga hier niet een verhaal ophangen dat het makkelijk is om te stoppen met je eerste liefde. Het is lastig om hetzelfde euforische gevoel in iets anders te vinden. Ik was 24 uur per dag topsporter en wat ben ik nu: wieleranalist of -commentator? Dat klinkt ook zo vaag. Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. 'Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen...' Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen… Als ex-topsporter moet je hard aan het werk en je nieuwe leven omarmen. Als je dat doet, dan ga je ook de mooie dingen inzien van niet-topsporter zijn.” Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het interview met Roxane Knetemann komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.

Tour de France

Anna van der Breggen is terug: ‘Ze wil weten of ze het nóg beter kan’

Het gonste al in het peloton vóór het persbericht eruitging, ruim een jaar geleden. Anna van der Breggen maakt haar rentree. De voormalig olympisch kampioene, wereldkampioene, Giro-winnares en ploegleidster, stapte opnieuw op de fiets. In het tenue van SD Worx, tussen de rensters die ze eerder nog coachte. “Anna is nu 34, ze was best jong toen ze stopte,” zegt Roxane Knetemann. “Ze had álles al gewonnen, zag geen uitdaging meer en keek uit naar een ander leven. Maar als ploegleidster heeft ze het vrouwenwielrennen echt zien veranderen. Er zijn meer wedstrijden, het niveau ligt hoger, en de vijver met talent is veel groter. Dat heeft haar getriggerd.” Van der Breggen zelf gaf aan weer plezier te hebben in het trainen, in het werken naar een doel. Maar volgens Knetemann zit er meer achter. “Fysiek en tactisch was Anna zó goed toen ze stopte, dat ze op een gegeven moment dacht: misschien kan ik het nóg beter. Ze heeft de transformatie van het vrouwenwielrennen gezien en misschien gedacht: ik was eigenlijk af en toe best wel aan het prutsen, als ik het vergelijk met wat ik nu zie.” En dus maakt ze zich op voor haar eerste Tour de France Femmes als renster. In 2021 bestond de Tour nog niet in de huidige vorm. Nu ligt er een parcours dat Van der Breggen aanspreekt. “Ze zag ook nieuwe wedstrijden op de kalender verschijnen,” zegt Knetemann. “Dan denk je: die heb ik nooit gereden, hoe zou ik het daarin doen?” Of ze meteen mee kan met de top? Dat is nog even afwachten. “Wat Demi Vollering nu laat zien, dat is fysiek echt nog wel een niveau hoger dan waar Anna nu zit,” zegt Knetemann. “Maar Anna weet natuurlijk álles van Demi. Ze was haar trainster. Ze kent haar kracht én haar valkuilen. Dat is een voordeel.” Tegelijkertijd, benadrukt ze, is koers geen theorie. “Demi is bij haar nieuwe ploeg FDJ zichtbaar gegroeid. Fysiek en mentaal. Ze is geen andere renster geworden, maar ze heeft zich wél doorontwikkeld. En ik zou niet gek opkijken als ze daar bewust aan heeft gewerkt, juist omdat ze weet dat Anna alles van haar weet.” En dan is er nog de rol van Lotte Kopecky. Ploeggenoot van Van der Breggen bij SD Worx, maar zelf ook ambitieus richting het eindklassement. “Als zij de handen ineenslaan, kunnen ze samen echt een pain in the ass zijn voor Vollering.” Voor Knetemann is de Tour dit jaar interessanter dan ooit. “Wat kan Anna? Wat kan Demi met haar nieuwe ploeg? En hoe ver komt Kopecky? Ik weet het niet. Maar dat maakt het juist zo mooi.”
Het gonste al in het peloton vóór het persbericht eruitging, ruim een jaar geleden. Anna van der Breggen maakt haar rentree. De voormalig olympisch kampioene, wereldkampioene, Giro-winnares en ploegleidster, stapte opnieuw op de fiets. In het tenue van SD Worx, tussen de rensters die ze eerder nog coachte. “Anna is nu 34, ze was best jong toen ze stopte,” zegt Roxane Knetemann. “Ze had álles al gewonnen, zag geen uitdaging meer en keek uit naar een ander leven. Maar als ploegleidster heeft ze het vrouwenwielrennen echt zien veranderen. Er zijn meer wedstrijden, het niveau ligt hoger, en de vijver met talent is veel groter. Dat heeft haar getriggerd.” Van der Breggen zelf gaf aan weer plezier te hebben in het trainen, in het werken naar een doel. Maar volgens Knetemann zit er meer achter. “Fysiek en tactisch was Anna zó goed toen ze stopte, dat ze op een gegeven moment dacht: misschien kan ik het nóg beter. Ze heeft de transformatie van het vrouwenwielrennen gezien en misschien gedacht: ik was eigenlijk af en toe best wel aan het prutsen, als ik het vergelijk met wat ik nu zie.” En dus maakt ze zich op voor haar eerste Tour de France Femmes als renster. In 2021 bestond de Tour nog niet in de huidige vorm. Nu ligt er een parcours dat Van der Breggen aanspreekt. “Ze zag ook nieuwe wedstrijden op de kalender verschijnen,” zegt Knetemann. “Dan denk je: die heb ik nooit gereden, hoe zou ik het daarin doen?” Of ze meteen mee kan met de top? Dat is nog even afwachten. “Wat Demi Vollering nu laat zien, dat is fysiek echt nog wel een niveau hoger dan waar Anna nu zit,” zegt Knetemann. “Maar Anna weet natuurlijk álles van Demi. Ze was haar trainster. Ze kent haar kracht én haar valkuilen. Dat is een voordeel.” Tegelijkertijd, benadrukt ze, is koers geen theorie. “Demi is bij haar nieuwe ploeg FDJ zichtbaar gegroeid. Fysiek en mentaal. Ze is geen andere renster geworden, maar ze heeft zich wél doorontwikkeld. En ik zou niet gek opkijken als ze daar bewust aan heeft gewerkt, juist omdat ze weet dat Anna alles van haar weet.” En dan is er nog de rol van Lotte Kopecky. Ploeggenoot van Van der Breggen bij SD Worx, maar zelf ook ambitieus richting het eindklassement. “Als zij de handen ineenslaan, kunnen ze samen echt een pain in the ass zijn voor Vollering.” Voor Knetemann is de Tour dit jaar interessanter dan ooit. “Wat kan Anna? Wat kan Demi met haar nieuwe ploeg? En hoe ver komt Kopecky? Ik weet het niet. Maar dat maakt het juist zo mooi.”

Tour de France

Demi Vollering: klaar voor de Tour de France Femmes

Een jaar geleden reed Demi Vollering nog in het paars van SD Worx. Ze was de grote favoriete voor de eindwinst van de Tour de France Femmes, maar werd geklopt door de Poolse Katarzyna Niewiadoma. Het was tijd voor Demi om een nieuwe stap te zetten. Een frisse start. “Fysiek is Demi de beste van het peloton,” zegt Roxane Knetemann, voormalig ploeggenote en wieleranalist. “Maar als het tactisch niet klopt, dan zie je haar rare dingen doen. Dan gaat ze forceren, jagen, verliezen.” Knetemann weet waar ze het over heeft. Ze stond met Vollering aan het begin van haar carrière bij Parkhotel Valkenburg. Ze zag het meisje uit Pijnacker groeien tot het gezicht van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En ook hoe dat gezicht in Nederland lang niet altijd met applaus werd begroet.Waarom wordt de ene topsporter met dezelfde kwaliteiten een ster en de ander niet? Dat is omdat je bij de ene wel een klik voelt en bij de ander niet. Ik denk dat Demi de gunfactor misschien een beetje kwijt is geraakt in Nederland. Bij Annemiek van Vleuten was die gunfactor juist heel groot. Dat komt door haar prestaties, maar ook door wat ze heeft meegemaakt en de manier waarop zij zich presenteerde in de media. Annemiek sloeg beter aan in Nederland, zij was de keizerin. En Demi werd de renster die aan de poten zaagde van de keizerin. Dat heeft ook een beetje in Demi’s nadeel gewerkt." “We zien op social media gebeuren dat Demi megageliefd is in het buitenland,” zegt Roxane. “Maar voor Nederlanders blaast ze misschien iets te hoog van de toren. Dat past niet bij onze ‘doe maar normaal’-mentaliteit. Daarom zijn wij hard voor haar. En als ze wint? Dan doen we er nog vaak wat lacherig over. Alsof het niet écht telt.” “Ik zag haar aan het begin van het seizoen al sterk rijden,” vertelt Roxane. “Ik appte haar. Ze antwoordde meteen: ‘Ik heb het echt naar mijn zin.’” Maar deze zomer is anders. Sinds januari rijdt Vollering voor FDJ–Suez, een Franse ploeg, een Franse omgeving, een frisse start. En vooral: een ploeg die volledig om haar heen gebouwd is. Geen gedeelde kopvrouwrol, geen tactische onduidelijkheid. "We zagen vorig jaar ook dat haar voormalig ploeggenoot Lotte Kopecky heel goed aardde in koersen waarin ze allebei voor de overwinning mochten gaan. Die tactiek bleek veel te vaag voor Demi. Zij heeft een ploeg met vijf rensters en een staf nodig die zich om haar heen bewegen. Dat gebeurt bij FDJ, daarom weet ik zeker dat ze er tot bloei komt", vertelde Knetemann.
Een jaar geleden reed Demi Vollering nog in het paars van SD Worx. Ze was de grote favoriete voor de eindwinst van de Tour de France Femmes, maar werd geklopt door de Poolse Katarzyna Niewiadoma. Het was tijd voor Demi om een nieuwe stap te zetten. Een frisse start. “Fysiek is Demi de beste van het peloton,” zegt Roxane Knetemann, voormalig ploeggenote en wieleranalist. “Maar als het tactisch niet klopt, dan zie je haar rare dingen doen. Dan gaat ze forceren, jagen, verliezen.” Knetemann weet waar ze het over heeft. Ze stond met Vollering aan het begin van haar carrière bij Parkhotel Valkenburg. Ze zag het meisje uit Pijnacker groeien tot het gezicht van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En ook hoe dat gezicht in Nederland lang niet altijd met applaus werd begroet.Waarom wordt de ene topsporter met dezelfde kwaliteiten een ster en de ander niet? Dat is omdat je bij de ene wel een klik voelt en bij de ander niet. Ik denk dat Demi de gunfactor misschien een beetje kwijt is geraakt in Nederland. Bij Annemiek van Vleuten was die gunfactor juist heel groot. Dat komt door haar prestaties, maar ook door wat ze heeft meegemaakt en de manier waarop zij zich presenteerde in de media. Annemiek sloeg beter aan in Nederland, zij was de keizerin. En Demi werd de renster die aan de poten zaagde van de keizerin. Dat heeft ook een beetje in Demi’s nadeel gewerkt." “We zien op social media gebeuren dat Demi megageliefd is in het buitenland,” zegt Roxane. “Maar voor Nederlanders blaast ze misschien iets te hoog van de toren. Dat past niet bij onze ‘doe maar normaal’-mentaliteit. Daarom zijn wij hard voor haar. En als ze wint? Dan doen we er nog vaak wat lacherig over. Alsof het niet écht telt.” “Ik zag haar aan het begin van het seizoen al sterk rijden,” vertelt Roxane. “Ik appte haar. Ze antwoordde meteen: ‘Ik heb het echt naar mijn zin.’” Maar deze zomer is anders. Sinds januari rijdt Vollering voor FDJ–Suez, een Franse ploeg, een Franse omgeving, een frisse start. En vooral: een ploeg die volledig om haar heen gebouwd is. Geen gedeelde kopvrouwrol, geen tactische onduidelijkheid. "We zagen vorig jaar ook dat haar voormalig ploeggenoot Lotte Kopecky heel goed aardde in koersen waarin ze allebei voor de overwinning mochten gaan. Die tactiek bleek veel te vaag voor Demi. Zij heeft een ploeg met vijf rensters en een staf nodig die zich om haar heen bewegen. Dat gebeurt bij FDJ, daarom weet ik zeker dat ze er tot bloei komt", vertelde Knetemann.

Tour de France

Prognose etappe 21: Pogacar wint de slotrit in het geel

De kans is groot dat de slotetappe van de Tour niet eindigt in een massasprint op de Champs-Élysées. Het zou zomaar kunnen dat Tadej Pogacar zijn Tourzege nog meer kleur gaat geven door ook in Parijs en in het geel te winnen. Nadat de Tour vorig jaar vanwege de Olympische Spelen in Parijs niet eindigde op de Champs-Élysées, maar in Nice, is de finish nu gewoon weer traditiegetrouw in de Franse hoofdstad. Zoals gewoonlijk zullen de eerste kilometers van 132 kilometer lange 21ste etappe die van start gaan in Mentes-La-Ville, waarschijnlijk in een slakkengang worden afgewerkt en is er tijd om bij te kletsen of zelfs al fietsend te proosten met champagne. Toch is de slotrit extra het bekijken waard. Met nog vijftig kilometer te gaan wordt Parijs bereikt. Daarna volgen drie rondjes van zeven kilometer over de Champs-Élysées. Maar daarna gaat het ineens richting de Côte de la Butte Montmartre, een kasseiklim van 1,1 kilometer tegen 5,9 procent. De klim richting de Sacré-Coeur zat vorig jaar ook in de olympische wegrace. Het zorgde voor spektakel, mooie plaatjes en heel veel fans langs de kant. Dus besloot de Tourorganisatie de beklimming ook in de slotrit op te nemen. Niet één, maar drie keer, als onderdeel van een bijna zeventien kilometer lange omloop door Parijs. De laatste keer dat de top van de Côte de la Butte Montmartre wordt bereikt, is het nog maar zes kilometer naar de streep op de Champs-Élysées. Deze rit leek op het lijf van Mathieu van der Poel geschreven, maar hij moest helaas eerder deze Tour afstappen vanwege een longontsteking. De kans is dus groot dat er met een traditie wordt gebroken, dat de Tour de France van 2025 niet zal eindigen met een massasprint. De kanshebbers van Helden *** Tadej Pogacar ** Wout van Aert * Biniam Girmay
De kans is groot dat de slotetappe van de Tour niet eindigt in een massasprint op de Champs-Élysées. Het zou zomaar kunnen dat Tadej Pogacar zijn Tourzege nog meer kleur gaat geven door ook in Parijs en in het geel te winnen. Nadat de Tour vorig jaar vanwege de Olympische Spelen in Parijs niet eindigde op de Champs-Élysées, maar in Nice, is de finish nu gewoon weer traditiegetrouw in de Franse hoofdstad. Zoals gewoonlijk zullen de eerste kilometers van 132 kilometer lange 21ste etappe die van start gaan in Mentes-La-Ville, waarschijnlijk in een slakkengang worden afgewerkt en is er tijd om bij te kletsen of zelfs al fietsend te proosten met champagne. Toch is de slotrit extra het bekijken waard. Met nog vijftig kilometer te gaan wordt Parijs bereikt. Daarna volgen drie rondjes van zeven kilometer over de Champs-Élysées. Maar daarna gaat het ineens richting de Côte de la Butte Montmartre, een kasseiklim van 1,1 kilometer tegen 5,9 procent. De klim richting de Sacré-Coeur zat vorig jaar ook in de olympische wegrace. Het zorgde voor spektakel, mooie plaatjes en heel veel fans langs de kant. Dus besloot de Tourorganisatie de beklimming ook in de slotrit op te nemen. Niet één, maar drie keer, als onderdeel van een bijna zeventien kilometer lange omloop door Parijs. De laatste keer dat de top van de Côte de la Butte Montmartre wordt bereikt, is het nog maar zes kilometer naar de streep op de Champs-Élysées. Deze rit leek op het lijf van Mathieu van der Poel geschreven, maar hij moest helaas eerder deze Tour afstappen vanwege een longontsteking. De kans is dus groot dat er met een traditie wordt gebroken, dat de Tour de France van 2025 niet zal eindigen met een massasprint. De kanshebbers van Helden *** Tadej Pogacar ** Wout van Aert * Biniam Girmay

Tour de France

Prognose etappe 20: ‘redt’ Wout van Aert de Tour voor Visma-Lease a Bike?

De aanvallers krijgen ook nog een kans deze Tour. Het klassement is gemaakt, de strijd om de groene trui en bolletjestrui is gestreden. De kans is dus groot dat een groep vrijbuiters met klimmersbenen alle ruimte krijgt. Een ideale rit voor types als Quinn Simmons, Ben Healy of Wout van Aert. Rit 20, een heuveletappe van 185 kilometer die van Nantua naar Pontarlier gaat, is de een na laatste kans voor ploegen zonder etappewinst om de Tour nog te ‘redden’. Zoals Visma- Lease a Bike, die deze Tour nog geen overwinningen heeft geboekt. Wout van Aert is de aangewezen man om daar in de twintigste etappe verandering in aan te brengen. Hoewel de echte bergen achter de rug liggen, moet er wel flink geklommen worden. Het begint met de Col de la Croix de la Serra (11,8 kilometer tegen 4.2 procent), gevolgd door de Côte de Valin (5,6 kilometer à 4,4 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (4,4 kilometer tegen 4,3 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (3,7 kilometer à 8,8 procent) en Côte de Longeville (3,4 kilometer tegen 5,5 procent). Na de laatste beklimming is het nog ongeveer twintig kilometer naar de streep en de laatste kilometers zijn vlak. De laatste winnaar in Pontarlier was overigens Erik Dekker in 2001. Normaal gesproken was dit ook een rit geweest voor Thymen Arensman, maar hij zal het rustig aan doen na de schitterende overwinning op La Plagne, 23 na Michael Boogerd, en zijn tweede ritzege deze Tour. De kanshebbers van Helden *** Wout van Aert ** Quinn Simmons * Ben Healy
De aanvallers krijgen ook nog een kans deze Tour. Het klassement is gemaakt, de strijd om de groene trui en bolletjestrui is gestreden. De kans is dus groot dat een groep vrijbuiters met klimmersbenen alle ruimte krijgt. Een ideale rit voor types als Quinn Simmons, Ben Healy of Wout van Aert. Rit 20, een heuveletappe van 185 kilometer die van Nantua naar Pontarlier gaat, is de een na laatste kans voor ploegen zonder etappewinst om de Tour nog te ‘redden’. Zoals Visma- Lease a Bike, die deze Tour nog geen overwinningen heeft geboekt. Wout van Aert is de aangewezen man om daar in de twintigste etappe verandering in aan te brengen. Hoewel de echte bergen achter de rug liggen, moet er wel flink geklommen worden. Het begint met de Col de la Croix de la Serra (11,8 kilometer tegen 4.2 procent), gevolgd door de Côte de Valin (5,6 kilometer à 4,4 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (4,4 kilometer tegen 4,3 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (3,7 kilometer à 8,8 procent) en Côte de Longeville (3,4 kilometer tegen 5,5 procent). Na de laatste beklimming is het nog ongeveer twintig kilometer naar de streep en de laatste kilometers zijn vlak. De laatste winnaar in Pontarlier was overigens Erik Dekker in 2001. Normaal gesproken was dit ook een rit geweest voor Thymen Arensman, maar hij zal het rustig aan doen na de schitterende overwinning op La Plagne, 23 na Michael Boogerd, en zijn tweede ritzege deze Tour. De kanshebbers van Helden *** Wout van Aert ** Quinn Simmons * Ben Healy

Tour de France

Prognose etappe 19: Arensman in de voetsporen van Boogerd

Michael Boogerd boekte in La Plagne de mooiste overwinning uit zijn carrière. Na een lange solo reed hij in 2002 in zijn eentje over de streep in het skidorp. Gaat Thymen Arensman hem dat 23 jaar na dato nadoen in La Plagne? De renner van Ineos kiest steeds de aanval in de bergetappes, won al een rit deze Tour en de kans is aannemelijk dat vluchters de ruimte krijgen omdat nummers één en twee Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard vooral naar elkaar kijken. De negentiende etappe – de tweede Alpenrit van de Tour de France van 2025 en de laatste bergetappe - is door een uitbraak van een besmettelijke dierziekte op het laatste moment ingekort van 130 naar 95 kilometer. Het vee met deze huidaandoening bevindt zich op de Col des Saisies (13,7 kilometer tegen 6,4 procent) die daardoor verboden gebied is geworden voor het peloton. De rit moest dus op de schop met het gevolg dat ook de Côte d’Héry-sur-Ugine (11,3 kilometer à 5,1 procent) uit het parkoers is gesloopt. Als gevolg daarvan gaat de etappe pas om half drie van start in Albertville en er zijn nog drie van de oorspronkelijke vijf beklimmingen over. De de Col du Pré (12,6 kilometer, gemiddeld stijgingspercentage van 7,7 procent, maar de laatste kilometer loopt 12 procent omhoog) is als eerste de beurt. Gevolgd door de Cormet de Roselend (5,9 kilometer klimmen tegen 6,3 procent). En daarna wacht de beklimming naar skidorp La Plagne. De slotklim is 19,1 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 7,2 procent. Het is voor de klassementsrenners de laatste echte kans om nog op te schuiven in het algemeen klassement. Wil Jonas Vingegaard nog wat aan zijn achterstand van inmiddels 4 minuten en 26 seconden op gele truidrager Tadej Pogacar doen? In etappe 18 - de vreemd verlopen koninginnenrit met aankomst op Col de la Loze die werd gewonnen door Ben O’Connor - lukte dat niet. De strijd om de bolletjestrui is ook nog niet beslist. Ook die trui is in bezit van Pogacar en ook daarin is Vingegaard best of the rest. De spannendste strijd is die om de witte trui én de derde plek. Florian Lipowitz is op dit moment nog de beste jongere, zakte er in rit 18 op de slotklim doorheen, en heeft nog slechts 22 tellen voorsprong op Oscar Onley, kopman van het Nederlandse Team Picnic PostNL. De kanshebbers van Helden *** Thymen Arensman ** Tadej Pogacar * Jonas Vingegaard
Michael Boogerd boekte in La Plagne de mooiste overwinning uit zijn carrière. Na een lange solo reed hij in 2002 in zijn eentje over de streep in het skidorp. Gaat Thymen Arensman hem dat 23 jaar na dato nadoen in La Plagne? De renner van Ineos kiest steeds de aanval in de bergetappes, won al een rit deze Tour en de kans is aannemelijk dat vluchters de ruimte krijgen omdat nummers één en twee Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard vooral naar elkaar kijken. De negentiende etappe – de tweede Alpenrit van de Tour de France van 2025 en de laatste bergetappe - is door een uitbraak van een besmettelijke dierziekte op het laatste moment ingekort van 130 naar 95 kilometer. Het vee met deze huidaandoening bevindt zich op de Col des Saisies (13,7 kilometer tegen 6,4 procent) die daardoor verboden gebied is geworden voor het peloton. De rit moest dus op de schop met het gevolg dat ook de Côte d’Héry-sur-Ugine (11,3 kilometer à 5,1 procent) uit het parkoers is gesloopt. Als gevolg daarvan gaat de etappe pas om half drie van start in Albertville en er zijn nog drie van de oorspronkelijke vijf beklimmingen over. De de Col du Pré (12,6 kilometer, gemiddeld stijgingspercentage van 7,7 procent, maar de laatste kilometer loopt 12 procent omhoog) is als eerste de beurt. Gevolgd door de Cormet de Roselend (5,9 kilometer klimmen tegen 6,3 procent). En daarna wacht de beklimming naar skidorp La Plagne. De slotklim is 19,1 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 7,2 procent. Het is voor de klassementsrenners de laatste echte kans om nog op te schuiven in het algemeen klassement. Wil Jonas Vingegaard nog wat aan zijn achterstand van inmiddels 4 minuten en 26 seconden op gele truidrager Tadej Pogacar doen? In etappe 18 - de vreemd verlopen koninginnenrit met aankomst op Col de la Loze die werd gewonnen door Ben O’Connor - lukte dat niet. De strijd om de bolletjestrui is ook nog niet beslist. Ook die trui is in bezit van Pogacar en ook daarin is Vingegaard best of the rest. De spannendste strijd is die om de witte trui én de derde plek. Florian Lipowitz is op dit moment nog de beste jongere, zakte er in rit 18 op de slotklim doorheen, en heeft nog slechts 22 tellen voorsprong op Oscar Onley, kopman van het Nederlandse Team Picnic PostNL. De kanshebbers van Helden *** Thymen Arensman ** Tadej Pogacar * Jonas Vingegaard

Tour de France

Tadej Pogacar versus Jonas Vingegaard

Tadej Pogacar is op zijn 26ste al een legende, laat winnen er vaak uitzien als een fluitje van een cent. Hij won vorig jaar de Tour de France en gaat dit jaar op voor zijn vierde eindzege. Dan moet hij Jonas Vingegaard verslaan, de 28-jarige Deen klopte Pogi en won de Tour in 2022 en 2023 en werd in 2021 en 2024 tweede. De wielerwereld maakt zich op voor aflevering 5 van Het Duel. Wij blikken in Helden Magazine nummer 77 vooruit met wieleranalisten en oud-renners Stef Clement, Tom Dumoulin en Karsten Kroon. Tadej Pogacar “Wij zeiden tegen elkaar: what the fuck, die jongen kan wel heel hard fietsen,” herinnert Tom Dumoulin zich nog de eerste echte kennismaking met Tadej Pogacar. Het was in de Tour de France van 2020 dat ze elkaar troffen. De Sloveen debuteerde op zijn 21ste in de Tour, was een jaar eerder in zijn eerste grote ronde al derde geworden in de Vuelta. Dumoulin, onder andere winnaar van de Giro in 2017 en tweede in de Tour én Giro in 2018, had net de overstap gemaakt naar Jumbo-Visma en zijn ploeggenoot Primoz Roglic leek de Tour te gaan winnen. Tijdens de tijdrit met aankomst op La Planche des Belles Filles op de voorlaatste dag verdedigde Roglic een voorsprong van 57 seconden op zijn negen jaar jongere landgenoot. Alles leek in kannen en kruiken. Dumoulin: “Pogacar was al gewaagd aan Primoz, maar die was bergop tot die tijdrit nog ietsje beter. Wij dachten: Primoz is een goede tijdrijder, op het einde van de tijdrit is er ook nog een klim en Primoz heeft een voorsprong van bijna een minuut. We rekenden ons al redelijk rijk. Maar Pogacar haalde snoeihard uit, versloeg Primoz en ook mij dik in die tijdrit.” Dumoulin: 'We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won in 2020. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan' De achterstand van 57 tellen op Roglic werd omgezet in een voorsprong van 59 seconden. Dumoulin werd die Tour zevende en was best of the rest op La Planche des Belles Filles. “We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won. Vijf jaar later kijken we er allang niet meer vanop dat hij dingen presteert die vooraf als onmogelijk beschouwd werden. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan.” Jonas Vingegaard Een paar weken later trof Dumoulin in het door de coronapandemie op z’n kop gezette seizoen ook Jonas Vingegaard, die in de Vuelta zijn debuut maakte in een grote ronde namens Jumbo-Visma. Dumoulin stapte na zeven etappes vermoeid af, Vingegaard werd 46ste in het eindklassement als knecht van winnaar Roglic. Een jaar later debuteerde de Deen in de Tour en greep de tweede plek nadat kopman Roglic afstapte. “De Vuelta van 2020 heb ik uit mijn geheugen verdrongen, ik weet niet eens meer dat Jonas meedeed,” lacht Dumoulin, die in 2022 na elf jaar stopte als prof en tegenwoordig, op zijn 34ste, wieleranalist is bij de NOS. “De eerste keer dat Vingegaard me opviel, was tijdens de Ronde van Polen in 2019, het jaar voordat we ploeggenoten werden.” Vingegaard pakte in Polen zijn eerste profzege en maakte voor het eerst naam. “Op het trainingskamp in december 2019 sukkelde Jonas met een blessure en daardoor hebben we weinig samen getraind of wedstrijden gereden. Hij zat toen nog niet echt bij de A-ploeg. Jonas was een talent, maar had destijds veel last van de druk en spanning die hij zichzelf oplegde. Het was bij hem zo erg, heeft hij weleens aangegeven, dat hij bijna niet kon eten van de spanning. Hij heeft zich op dat vlak zo ongelooflijk ontwikkeld, is nu veel meer een koele kikker. Ik vind dat heel bijzonder en mooi om te zien.” Meer over de Tour lezen? Wil je meer lezen over de Tour en de etappes uitgebreid bekijken? Klik dan hier voor een uitgebreide Tour-gids vol met informatie over de verschillende etappes van deze editie. Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het verhaal over Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele verhaal? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Tadej Pogacar is op zijn 26ste al een legende, laat winnen er vaak uitzien als een fluitje van een cent. Hij won vorig jaar de Tour de France en gaat dit jaar op voor zijn vierde eindzege. Dan moet hij Jonas Vingegaard verslaan, de 28-jarige Deen klopte Pogi en won de Tour in 2022 en 2023 en werd in 2021 en 2024 tweede. De wielerwereld maakt zich op voor aflevering 5 van Het Duel. Wij blikken in Helden Magazine nummer 77 vooruit met wieleranalisten en oud-renners Stef Clement, Tom Dumoulin en Karsten Kroon. Tadej Pogacar “Wij zeiden tegen elkaar: what the fuck, die jongen kan wel heel hard fietsen,” herinnert Tom Dumoulin zich nog de eerste echte kennismaking met Tadej Pogacar. Het was in de Tour de France van 2020 dat ze elkaar troffen. De Sloveen debuteerde op zijn 21ste in de Tour, was een jaar eerder in zijn eerste grote ronde al derde geworden in de Vuelta. Dumoulin, onder andere winnaar van de Giro in 2017 en tweede in de Tour én Giro in 2018, had net de overstap gemaakt naar Jumbo-Visma en zijn ploeggenoot Primoz Roglic leek de Tour te gaan winnen. Tijdens de tijdrit met aankomst op La Planche des Belles Filles op de voorlaatste dag verdedigde Roglic een voorsprong van 57 seconden op zijn negen jaar jongere landgenoot. Alles leek in kannen en kruiken. Dumoulin: “Pogacar was al gewaagd aan Primoz, maar die was bergop tot die tijdrit nog ietsje beter. Wij dachten: Primoz is een goede tijdrijder, op het einde van de tijdrit is er ook nog een klim en Primoz heeft een voorsprong van bijna een minuut. We rekenden ons al redelijk rijk. Maar Pogacar haalde snoeihard uit, versloeg Primoz en ook mij dik in die tijdrit.” Dumoulin: 'We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won in 2020. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan' De achterstand van 57 tellen op Roglic werd omgezet in een voorsprong van 59 seconden. Dumoulin werd die Tour zevende en was best of the rest op La Planche des Belles Filles. “We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won. Vijf jaar later kijken we er allang niet meer vanop dat hij dingen presteert die vooraf als onmogelijk beschouwd werden. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan.” Jonas Vingegaard Een paar weken later trof Dumoulin in het door de coronapandemie op z’n kop gezette seizoen ook Jonas Vingegaard, die in de Vuelta zijn debuut maakte in een grote ronde namens Jumbo-Visma. Dumoulin stapte na zeven etappes vermoeid af, Vingegaard werd 46ste in het eindklassement als knecht van winnaar Roglic. Een jaar later debuteerde de Deen in de Tour en greep de tweede plek nadat kopman Roglic afstapte. “De Vuelta van 2020 heb ik uit mijn geheugen verdrongen, ik weet niet eens meer dat Jonas meedeed,” lacht Dumoulin, die in 2022 na elf jaar stopte als prof en tegenwoordig, op zijn 34ste, wieleranalist is bij de NOS. “De eerste keer dat Vingegaard me opviel, was tijdens de Ronde van Polen in 2019, het jaar voordat we ploeggenoten werden.” Vingegaard pakte in Polen zijn eerste profzege en maakte voor het eerst naam. “Op het trainingskamp in december 2019 sukkelde Jonas met een blessure en daardoor hebben we weinig samen getraind of wedstrijden gereden. Hij zat toen nog niet echt bij de A-ploeg. Jonas was een talent, maar had destijds veel last van de druk en spanning die hij zichzelf oplegde. Het was bij hem zo erg, heeft hij weleens aangegeven, dat hij bijna niet kon eten van de spanning. Hij heeft zich op dat vlak zo ongelooflijk ontwikkeld, is nu veel meer een koele kikker. Ik vind dat heel bijzonder en mooi om te zien.” Meer over de Tour lezen? Wil je meer lezen over de Tour en de etappes uitgebreid bekijken? Klik dan hier voor een uitgebreide Tour-gids vol met informatie over de verschillende etappes van deze editie. Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het verhaal over Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele verhaal? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.