Hockey
Thierry Brinkman (30), aanvoerder van het Nederlands hockeyteam, bereikte vorige zomer zijn ultieme doel: hij won olympisch goud in Parijs. Na een week feestvreugde volgde er een nieuwe club, een huwelijksaanzoek, een verbouwing, de welbekende postolympische dip en een mentale zoektocht. Voor Helden Magazine nummer 77 spraken we Thierry en zijn verloofde Elke Boers in aanloop naar het EK hockey (8-17 augustus) in Duitsland.
Thierry Brinkman
Ga eens terug naar 8 augustus 2024, de dag van de olympische finale tegen Duitsland die jullie na 1-1 met shoot-outs wonnen.
Thierry: “Als team hadden we al zoveel doorstaan sinds de Spelen van Tokio in 2021. De finaledag beleefden we op dezelfde manier als de andere dagen. We hadden hetzelfde dagprogramma, zaten in een toernooibubbel. Pas later beseften we de grootsheid van die wedstrijd. Gelukkig maar, anders waren we alleen maar nerveus geworden. De finale ging een beetje als in een roes voorbij. Ik probeerde die dag te observeren en voelen of iedereen er goed in zat en erop te letten dat niet iemand ineens andere dingen ging doen.
Het hele toernooi hielden we ons vast aan bepaalde routines, dat moest op die finaledag niet anders zijn. En we probeerden een beetje ontspanning te vinden. Ik kan me nog herinneren dat ik vlak voor de wedstrijd Steijn van Heijningen, hij verving Tjep Hoedemakers die geblesseerd was uitgevallen, wat meer aandacht gaf voor de wedstrijd. Zijn eerste wedstrijd was meteen de olympische finale. En voor de shoot-outs probeerde ik keeper Pirmin Blaak op zijn gemak te stellen en vertrouwen te geven.”
Voelde jij als aanvoerder extra spanning en verantwoordelijk?
“Druk en verantwoordelijkheid voelde ik zeker. Het is de bedoeling dat de aanvoerder in een finale zijn niveau haalt en het team op sleeptouw neemt. Ik kende van iedere teamgenoot het persoonlijke verhaal en de weg die hij heeft moeten afleggen om het hoogst haalbare te bereiken. Vanaf de Spelen in Tokio in 2021 ben ik heel intensief met iedereen bezig geweest.”
Wat kwam er op je af na het olympisch goud?
“Toen kregen we de grootsheid van de Spelen pas mee, kwam binnen dat vier miljoen mensen de finale hadden gezien, en werden we gevraagd voor tv-programma’s. In het TeamNL-huis hebben wij de finale van de Nederlandse hockeyvrouwen gekeken, die een dag later was. We liepen daar rond als helden, dat gaf een extra dimensie aan het toernooi.
Terug in Nederland was iedereen vrolijk, we genoten van de huldiging bij de koning en koningin en andere feesten. Maar na een week was het ook wel weer klaar. Het was lekker om tot rust te komen en op vakantie te gaan. Vrij snel daarna begon het seizoen weer en ging ik bij mijn nieuwe club Den Bosch aan de slag.”
De Nederlandse hockeymannen hebben jarenlang in de schaduw gestaan van de vrouwen. Merk je dat dat sinds de Spelen anders is?
“Ik denk dat elke hockeyliefhebber op dit moment geniet van het Nederlands mannenteam, van wat wij uitstralen. Dat is al een tijd zo bij de vrouwen, zij hebben denk ik nog wel meer fans.”
Bij de vrouwen had je in het verleden boegbeelden als Fatima Moreira de Melo, Naomi van As en Ellen Hoog. Waarom heeft Thierry Brinkman nog niet de status zo’n hockey-overstijgend boegbeeld te zijn?
“Tja, goeie vraag. Ik denk dat het puur met uitstraling te maken heeft. Bij Yibbi Jansen zie je nu gebeuren dat zij veel aandacht krijgt, zij is een boegbeeld aan het worden. Dat komt natuurlijk omdat ze heel goed kan hockeyen, maar ook voor een groot deel door haar uitstraling. Bij de mannen heeft Terrance Pieters ook wel die hockey-overstijgende uitstraling, hoewel hij de Spelen in Parijs miste.”
Is jouw leven veranderd door die gouden medaille?
“Als ik op een zaterdagmiddag door de stad loop, merk ik alleen dat ik vaker herkend word dan vroeger. En met carnaval werd ik veel aangesproken. Maar het komt niet in de buurt bij de bekendheid van voetballers, hoor.”
Ben jij zelf veranderd?
“Nee.”
Elke Boers, zijn verloofde: “Van tevoren dacht je: als ik olympisch kampioen ben, dan heb ik alles wat ik hebben wil en krijg ik meer rust. Maar na drie maanden was alles weer zoals het ervoor was.”
Thierry: “Ik heb twintig jaar lang gehockeyd met de hoop om op een dag die ultieme titel te winnen. Maar toen dat was gelukt, dacht ik: wat nu?”
Lionel Messi
Jij komt uit een sportief gezin. Jouw vader, oud-hockeyer Jacques Brinkman, won onder meer olympisch goud in 1996 en 2000, jongere broer Tim voetbalde op hoog niveau en ook zusje Julie was een hockeytalent.
“We woonden in Bilthoven dicht bij school en de hockey- en voetbalclub. Als we middagpauze hadden, dan renden we naar het voetbal- of hockeyveld en na een uur renden we weer terug om nog twee uur op school te zitten. Als de school uit was, gingen we weer terug. Vaak met zijn drieën, maar vooral met mijn broertje. We sportten toen nog zonder enige verwachting.”
Je kon er niet omheen dat je met jouw vader een voorbeeld had.
“Ik heb daar nooit zo bij stil gestaan. In de jeugd hockeyde ik voor de lol, kwam bij de districtsteams en in de Nederlandse jeugdelftallen. Ik was wel goed, hoor, maar andere jongens waren beter. Ik kon destijds ook vrij goed voetballen, maar was heel klein en fysiek niet zo sterk. Toen ik tien was, werd ik desondanks aangenomen door de jeugdopleiding van FC Utrecht.
Ik zei op jonge leeftijd al tegen mijn ouders dat ik het hoogst haalbare in een sport wilde bereiken. Met mijn ouders overlegde ik welke sport en welke wereld het best bij mij paste. Voetbal is een harde wereld, ik dacht dat hockey beter bij mij zou passen. En mijn ouders konden natuurlijk ook wel inschatten dat de kans om de top te halen in het hockey een stuk groter was dan met voetbal.”
Jouw broertje Tim koos voor voetbal. Hij speelde jarenlang bij Ajax in de jeugd en daarna bij FC Utrecht.
“Ik maakte het van dichtbij mee en denk dat ik meer moeite zou hebben gehad met de cultuur die bij voetbal hoort. Ik denk wel dat ik goed met het mentale gedeelte van het voetbal om had kunnen gaan. Bot gezegd kan ik ook schijt hebben aan alles. Maar het halen van de top in van het voetbal is extreem moeilijk, er zijn zoveel goede voetballers die het niet halen. Maar er zijn ook heel veel middelmatige voetballers die het mentaal zo goed op orde hebben, slim zijn, en ondanks dat ze kwalitatief vrij beperkt zijn toch tien jaar lang in de top meevoetballen.
Het mentale deel had ik denk ik goed onder de knie gehad als voetballer, maar voor het fysieke gedeelte kwam ik tekort. Er werd vaak gezegd dat ik het van ons drieën minder van mijn talent moest hebben, maar meer van mijn karakter. Tim speelt nu bij de Ajax amateurs. Hij heeft één wedstrijd in het eerste gespeeld bij Utrecht. Het is logisch dat als je het net niet haalt, je voor een ander pad kiest en gaat werken.”
Jij hebt altijd voor het hockey geleefd en drinkt ook geen alcohol, lazen we.
“Dat vind ik altijd zo gevaarlijk om te zeggen. Ik drink echt weleens wat, hoor. Maar ik sta bij mijn teamgenoten bekend dat ik eerder niet mee uitga, dan wel. Ik kies mijn momenten. Ik kan zo drie, vier, vijf maanden niks drinken. En als ik dan een toernooi heb gehad, ga ik wel eens los. Zoals na Parijs. En dan vind ik het na een paar avonden ook wel weer mooi geweest.”
Van wie heb jij dat karakter: jouw vader of moeder?
“Van allebei. Mijn vader was een trainingsbeest, gaf nooit op. Als hij moe was, ging hij net nog even door. Dat heb ik van hem. Maar dat vastbijten in iets, daar herken ik ook mijn moeder in.”
Jij was lang klein en hebt mannelijke geslachtshormonen toegediend gekregen, vertelde je eerder in Helden. “Toen ik veertien was, heb ik twee keer een periode van zes weken mannelijke geslachtshormonen ingespoten gekregen om vervroegd in de pubertijd te komen. Mijn botleeftijd liep tweeënhalf jaar achter bij mijn normale leeftijd en er was voorspeld dat ik tussen 1 meter 69 en 1 meter 72 zou worden. Door dat traject zou ik wat langer worden en iets sterker. Uiteindelijk ben ik 1 meter 75 geworden. Ik kreeg trouwens niet hetzelfde als Lionel Messi in zijn jeugd, hij kreeg groeihormonen toegediend.”
Wat merkte jij vroeger van jouw bekende hockeyachternaam?
“Toen ik jong was en bij SCHC speelde, werd er vaak gezegd: ‘Hé, dat is dat jochie, die ‘zoon van’.’ Toen had ik dat niet zo door. Pas later kreeg ik het meer in de gaten. Mijn vader was in die tijd ook coach bij heren 1. Maar ik heb er nooit echt last van gehad, hoor.”
Komt dat ook omdat jij geen twijfelgeval was?
“Vroeger had ik juist moeite om fysiek mee te komen bij het Nederlands team onder 16, maar toen was ik ook jonger dan de rest. Daarna was ik inderdaad geen twijfelgeval en dus was die achternaam geen groot ding. Je komt niet in het eerste van een hoofdklasseteam of een Nederlands jeugdelftal als je er niks van kan.”
In 2015 maakte jij je debuut bij het Nederlands elftal. Jouw vader deed in die tijd spelersbeoordelingen en schreef columns voor de Telegraaf. Hoe vond jij dat?
“Na het WK van 2014 in Den Haag kwam ik bij Oranje. Toen stopte mijn vader met beoordelingen geven. Dat hadden we ook besproken. Mijn vader was daarin heel duidelijk, hij wilde niet zijn eigen zoon gaan beoordelen in de media, dat zou ook niet goed zijn voor zijn geloofwaardigheid.”
In zijn columns nam hij geen blad voor de mond. Zo stelde hij in 2017 dat de prestaties van Dafne Schippers ‘voer waren voor twijfels’ en viel iedereen over hem heen. En hij las in tv-programma De Oranjezomer persoonlijke appjes van jou voor tijdens de Spelen in Tokio.
“Dat zijn misschien een paar dingen die eruit springen, maar die doen niet af aan de positieve kant van het hebben van een oud-tophockeyer als vader. Door mijn vader kreeg ik als jongetje veel dingen al vanzelf aangeleerd. Hoe houd ik mijn stick vast? Hoe sla ik?”
Elke vult aan: “Als Jacques iets roept in de media, denkt niemand in de hockeywereld: Thierry vindt dat ook. Mensen die jou niet kennen hebben dat vooroordeel, maar jullie zijn zo anders, hebben een heel ander karakter. Als Jacques iets roept, komt het er soms botter uit dan hoe hij het daadwerkelijk bedoelt. Ik zie Jacques als een heel betrokken vader en een hele leuke schoonvader.”
Coderen
Jouw eerste Spelen waren die van Tokio, in 2021. Max Caldas was bondscoach en jullie verloren in de kwartfinale van Australië na shoot-outs. Jullie kregen veel kritiek; jullie vormden geen eenheid en er zou een bepaalde mentaliteit ontbreken. Na Tokio werd Jeroen Delmee bondscoach.
“Het is zelden voorgekomen dat er na een toernooi zoveel veranderingen waren, er zoveel jongens gestopt zijn. Er kwam een heel nieuw team, een nieuwe staf, we begonnen weer op nul. Ik zag jongens bij het Nederlands team die ik tegen was gekomen in de hoofdklasse, maar die internationaal nog geen ervaring hadden. Met de jongens die wél in Tokio waren geweest, voerde Jeroen veel gesprekken over wat er mis was gegaan in Tokio, wat de status was van het Nederlands hockey en waar we heen wilden. Maar het grootste verschil was dus al aan de voorkant gemaakt. Met andere mensen en andere karakters gingen we het nieuwe traject in.”
Er vond een cultuurverandering plaats. Wat was er anders dan voorheen?
“Ik pas er altijd een beetje mee op om daar wat over te zeggen, want het gaat dan over jongens met wie ik lang heb gespeeld. Als er slecht gepresteerd is, dan mag dat worden benoemd. Maar er zijn ook fases geweest dat we een heel hoog niveau hebben gehaald met dat oude team. Daarin hebben ook echt heel goede hockeyers gespeeld. Alleen omdat er met dat team geen WK of Olympische Spelen gewonnen is, blijft bij veel mensen dat negatieve gevoel hangen. En ja, er waren ook zeker aspecten waarvan ik dacht: dit is niet oké. Dat zit hem vooral in het mentale aspect, de nieuwe jongens die er na Tokio bij kwamen, hadden een heel andere mentaliteit.”
Delmee wees jou aan als aanvoerder. Hoe groot was jouw rol in die cultuurverandering?
“Ik had voor die tijd dingen meegemaakt waarvan ik dacht: hier ben ik het niet mee eens, dat moet met het nieuwe team anders. Ik wist dat ik samen met een aantal jongens de kar moest gaan trekken, heb geprobeerd er veel impact op te hebben.”
Onder Delmee wonnen de Nederlandse mannen voor het eerst in 24 jaar weer olympisch goud. Wat maakt hem zo’n goede coach?
“Jeroen heeft een heel duidelijke tactische structuur neergezet. Samen met assistent Eric Verboom heeft hij spelers echt beter heeft gemaakt. Het is ook niet voor niets dat hij zelf als speler tot zijn 38ste is doorgegaan. Jeroen en Erik beleven hockey op iedere seconde van de dag. Toen wij in 2023 derde waren geworden op ons eerste WK met het nieuwe team onder Jeroen en Erik, was iedereen blij. We hadden feestgevierd, zaten moe op het vliegveld om naar huis te gaan. Jeroen en Erik zaten met zijn tweeën bij de gate op de laptop de wedstrijden al te analyseren, te coderen en een database op te stellen. Om vijf uur ‘s nachts...”
Jeroen Delmee zei in een interview in De Telegraaf dat de jongens stil zijn als jij praat. Ben jij een natuurlijke leider?
Thierry wordt emotioneel: “Het is een eervolle rol. Ik had in mijn hoofd een soort ideaalbeeld gecreëerd van een aanvoerder. Ik dacht: laat ik op het veld maar het goede voorbeeld geven door goed te spelen. Ik vond altijd dat de aanvoerder de beste speler moest zijn. En als hij dat niet was, hij vooral geen aanvoerder moest zijn. Gaandeweg leerde ik dat het ook heel belangrijk is om voor het team een inspiratie te zijn door het goede voorbeeld te geven, door dag in dag uit het perfecte gedrag te vertonen en dat te stimuleren bij anderen. De ploeg van Parijs kende ik door en door.
Sommigen waren voor mij vooral teamgenoten, anderen ook vrienden. Ik merkte dat als je een hechtere band krijgt met jongens die ik voorheen meer als collega’s zag, ik dat ook in positieve zin voelde op het veld. Ik ben niet iemand die zichzelf complimenten geeft, maar ben wel trots op mezelf. Het meest trots ben ik op het veranderen van de teamdynamiek en -cultuur. Ik heb gemerkt wat dat met de prestaties kan doen. En dat heb ik zeker niet alleen gedaan. Dat hebben we met de staf en een grote groep jongens – onder wie Thijs van Dam, Jorrit Croon, Lars Balk, Jip Janssen, Joep de Mol, Jonas de Geus en Floris Wortelboer - gedaan.”
Vuurtje
Was en is er binnen het Nederlands team ook genoeg ruimte voor het mentale aspect?
Thierry is even stil en zegt: “Te weinig. Er is in ons team zeker aandacht voor, maar het kan en moet misschien nog meer. We moeten niet onderschatten wat het behalen van een groot succes op mentaal vlak met een sporter kan doen. Voor 95 procent is het fantastisch. Maar er zit ook echt een andere kant aan die onderbelicht is in de topsport.”
Keeper Pirmin Blaak vertelde eind 2024 over zijn mentale struggles in Helden en hoe moeilijk het olympische traject voor hem is geweest. Herken jij je dat?
“Voor Pirmin was het lastig vanwege zijn positie, er kan maar één keeper opgesteld worden. Hij had moeite met die concurrentiestrijd. Bij veldspelers kun je natuurlijk nog een beetje schuiven en door wisselen. Topsport is keihard is. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En je hoeft het natuurlijk niet te doen, hè. Als je er klaar mee bent, dan is dat jouw goed recht. Je moet bikkelhard zijn. Het kost tijd voordat je je dat echt realiseert.”
Je zei net dat je na het winnen van de olympische titel de gedachte kreeg: wat nu?
Knikt: “Daar heb ik het met een paar jongens al een beetje over gehad. Voor de jonge jongens in Oranje is het anders, zij hebben bij wijze van spreken nog tien jaar te gaan. Ik niet. Het is een nieuw mentaal spel wat er op me af komt. Je weet van tevoren niet wat zo’n olympische titel met je doet.”
En wat deed het met je?
Thierry is even stil en slikt wat tranen weg: “Als je heel resultaatgericht bent, kun je denken: ik ga nu volle bak voor de wereldtitel, want die ontbreekt nog. Maar eigenlijk heb ik het ultieme al bereikt. Ik heb zo hard toegewerkt en -geleefd naar dat ultieme doel. Nu train ik nog steeds iedere dag, maar waar doe ik dat nog voor? Om dat nog een keer mee te mogen maken?”
Elke: “Je wint iets waar je twintig jaar lang voor hebt gewerkt. Vervolgens vier je dat een week. Daarna heb je die medaille en gaat alles weer door alsof er niks is gebeurd.”
Thierry: “Het helpt ook niet om te denken: het is wel goed zo, 95 procent geven is ook genoeg. Je moet er mentaal net zo in zitten als voor die gouden medaille, maar dat vraagt veel. Er zit bij mij nog veel emotionele lading op, omdat ik nog zoekende ben. Ik wil wel graag nog door tot en met de Spelen van LA in 2028 en weet: dan moet ik niet miepen, ik weet wat ervoor nodig is om de beste te worden. Maar er zit iets in mij waardoor het stroever gaat om mij weer helemaal over te geven aan het hockey. Ik spreek er over met Elke en ook met een mental coach. We moeten het er ook over hebben met het team. Ik denk dat je niet klakkeloos kunt beginnen aan een nieuwe cyclus. Dit gevoel wordt onderschat.”
Elke: “Jij dacht: waarom voel ik me zo, ik ben olympisch kampioen, zit bij een nieuwe club, het gaat allemaal supergoed. Waarom kan ik niet naar het hockeyveld gaan met het gevoel: ik ga gewoon lekker trainen?”
Thierry: “Het is een mentale zoektocht. Ik denk niet dat het erg is om dat uit te spreken. Nu is het zaak dat juist met mijn teamgenoten en coaches te gaan bespreken. We zien elkaar weer bij Oranje, maar dan zijn er ook veel nieuwe jongens bij. De jongens die wel in Parijs waren, hebben nog geen moment – een lunch, barbecue of wat dan ook – gehad waarop we konden terugblikken. Ik heb soms het idee dat daar een beetje een taboe op rust. Dat je als topsporter er meteen een streep onder moet zetten en denken aan je volgende doel. Ik voel me bijna schuldig om terug te blikken. Dat is misschien ook waar mijn emotie vandaan komt. Toch denk ik dat er meer jongens zijn uit de groep van Parijs die de behoefte voelen om terug te kijken, erover te praten. In mijn optiek is dat heel belangrijk als we over drie jaar nog een keer goud willen winnen. Als iedereen Parijs een plek kan geven en weer een manier vindt om dat vuurtje te laten branden, dan kan dat lukken. Ik denk dat veel teams dit onderwerp vermijden, omdat het emoties oproept.”
Heb je jouw gevoel al met de bondscoach gedeeld?
“Nog niet echt. Het was een onrustige fase, er zijn jongens – sommige tijdelijk - gestopt en sommigen – ik ook - speelden in de winter in India. Er is dus ook nog geen geschikt moment voor geweest. Dat komt hopelijk in aanloop naar het EK. Daar gaat wat mij betreft wel wat tijd in zitten en ik wil dat ook zorgvuldig aanpakken, want ik vind het niet alleen een interessant, maar ook heel belangrijk onderwerp. Ik wil met deze generatie nog meer successen behalen en daarvoor moet in mijn beleving dit heel goed besproken worden.”
Herkent jouw vader jouw gevoel? Hij zat in een soortgelijke situatie na het goud op de Spelen van 1996 in Atlanta.
“Weet ik niet, ik heb het er nog niet echt met hem over gehad. Het is ook al zo lang geleden voor hem. Hij zegt geregeld dat hun programma minder intensief was.”
Elke, Jij hockeyt zelf ook in de hoofdklasse. Topsport en mentale struggles kunnen je als stel ook uit elkaar drijven...
Elke: “Klopt, dat zou kunnen. Bij ons is dat gelukkig niet het geval. Ik ben juist heel benieuwd hoe het zal zijn als we straks niet meer hockeyen. Daarnaast helpt het denk ik ook dat Thierry en ik elkaar goed aanvullen. Thierry is super gestructureerd, ik kan me juist weer wat flexibeler opstellen en zorgen voor wat afleiding.”
Praten jullie thuis veel over hockey?
Thierry lachend: “Op dit moment gaat het vooral over de verbouwing van ons nieuwe huis. En natuurlijk gaat het ook over hockey, maar Elke begrijpt het ook goed als ik het er even niet over wil hebben.”
Elke: “Simpel gezegd: wij vinden hockey gewoon heel leuk. Onze families zitten er diep in en we lopen allebei van jongs af aan rond op de club.”
Ibiza
Na negen jaar Bloemendaal koos je ruim voor de Spelen voor een nieuwe club: Den Bosch.
“Ik heb proberen te voorspellen wat de Spelen met me zouden doen, welke uitkomst die ook had, en wat ik daarna nog zou willen. Na negen jaar Bloemendaal en de tweede olympische cyclus vond ik het ook tijd aan de toekomst buiten het hockey. Elke en ik wilden ons settelen. We woonden al een tijd in Amsterdam, maar weten allemaal hoe moeilijk het is om daar iets te kopen, iets op te bouwen. Ik hoef niet in een kasteel te wonen, maar iets met een schappelijke tuin zat er in Amsterdam niet in. Ik wilde blijven hockeyen, ook bij Oranje. Den Bosch is een goede stap geweest.”
Meteen na de Spelen ging je voor Elke op je knieën. Had jij die ring al gekocht voor Parijs?
Lachend: “Ja, ik had die ring al voor de Spelen gekocht. Ik ben heel goed bevriend met Jorrit Croon, lig altijd met hem op de kamer bij het Nederlands Elftal en lag ook met hem op de kamer in Parijs. Daar hebben we het al over het aanzoek gehad. Hij is een van mijn beste maten en heeft mij heel goed geholpen om alles voor te bereiden. Zijn vriendin Daantje is een goede vriendin van Elke. Na de Spelen gingen wij met zijn vieren naar Ibiza. Daantje, Jorrit en ik hadden met z’n drieën een plan bedacht. Ik ben hen heel dankbaar dat ze mij daarmee geholpen hebben en we dat ook samen hebben kunnen beleven.”
Elke lachend: “En ik had niks in de gaten.”
Waarom is Elke de vrouw van jouw dromen?
Thierry kijkt Elke aan. “Ze houdt me met beide benen op de grond. Elke steunt me in alles en moet ook veel laten voor mij.