Word abonnee

Hockey

‘Veranderingen hebben tijd nodig’

Dirk-Jan van Dijk

Hockey

‘Veranderingen hebben tijd nodig’

door: Marlies van Cleeff
18 maart 2021
11 tot 16 minuten lezen

De een wordt gediscrimineerd vanwege zijn geaardheid, de ander vanwege zijn huidskleur. Oud-korfbalinternational Casper Boom (40) en hockeyinternational Terrance Pieters (23) ontmoeten elkaar en spreken over uitsluiting, pijnlijke scheldwoorden en bewustwording.

Terrance: “Als vroeger de sinterklaasintocht was op de Almeerse Hockey Club, waar ik tot mijn twintigste heb gespeeld, en ik was met Heren 1 aan het trainen, riepen mensen: ‘Hé Terrance, waarom loop je niet even mee?’ Ik wilde niet laten zien dat het me iets deed.”
Casper: “Sprongen teamgenoten niet voor je in de bres?”
Terrance: “Op dat moment niet, maar andere incidenten hebben teamgenoten wel doorgehad. In café Het Paardje in Amsterdam kwamen altijd veel hockeyers. Ik liep er op een avond per ongeluk tegen een jongen aan. Hij riep: ‘Kijk uit waar je loopt, zwartjoekel.’ Een teamgenoot hoorde dat en vloog op hem af. Natuurlijk ontstond er ruzie, maar ik vond het zo mooi dat hij en public voor me op kwam. Het voelde alsof ik niet alleen stond.”
Casper: “Ik hoorde dat je een keer speelde tegen een club in ’t Gooi en er iemand langs de kant riep: ‘Let op die neger!’”
Terrance knikt: “Het was een volwassen man. ‘Die neger komt veel te hard in,’ schreeuwde hij. Ik was een jaar of twaalf, schrok, en keek hem vol verbazing aan. Het enige dat ik nog van hem weet, is dat hij een rode sjaal om had.”
Casper: “Uit emotie iets roepen dat kan nog. Maar zeg dan: ‘Die nummer 16.’”
Terrance: “De scheidsrechter deed ook niks. Weet je, ik heb honderd van dit soort voorbeelden. Ook op straat, of in winkels. Dan werd ik achternagelopen door het winkelpersoneel omdat ze dachten dat ik iets aan het stelen was. Of ik werd aangehouden op mijn scooter om te vragen of ik hem niet gestolen had. Ik zeg niet dat zoiets iedere dag gebeurt, maar dat kán wel. Bij mij is het zichtbaar. Ik heb een andere kleur, mijn moeder is Surinaamse. Het lijkt mij heel moeilijk als het niet zichtbaar is, zoals bij jou.”
Casper knikt: “Ik worstelde vanbinnen heel lang met mijn seksuele gevoelens. Op mijn twintigste stapte ik over naar de topkorfbalclub DOS’46, toen wist ik ook zeker dat ik niet op vrouwen, maar op mannen viel. Dat vond ik heel vervelend. Ik wilde geen buitenbeentje zijn. Ik koos ervoor om die gevoelens weg te drukken. Ondertussen voelde ik wel dat mensen hun vermoedens hadden en dat er over me gepraat werd, maar ik kreeg bijna nooit de vraag gesteld of ik homo was. Een keer zaten we met Oranje in de kleedkamer. Ik had me net gedoucht, toen de alfa van het team binnen kwam lopen en schreeuwde: ‘Dood aan alle homo’s!’ Ik heb me aangekleed en ben gauw weggegaan.”

Tunnelvisie
Pas tien jaar later, op zijn dertigste, kwam Casper uit de kast.
Terrance: “Dus je hebt er tien jaar lang mee rondgelopen?”
Casper: “Na een tijdje begon het wel te wringen, hoor. Maar ik was bang voor het stempel. Ik kom uit Hardenberg, van het platteland. Daar zijn de mensen een stuk traditioneler. Als ze het over homo’s hadden, dachten ze meteen aan over de top-nichten als Joling en Gordon. Een ieder moet zichzelf kunnen zijn, maar ik pas niet in dat stereotype. Ik ben wel gay, maar ook een man, en was bang dat mensen me niet meer als sporter zouden zien. Het is niet zo dat ik in al die jaren niet mezelf was. Alleen als er over liefde of seks werd gepraat, liep ik weg.”
Terrance: “Hoe heb je het uiteindelijk je team verteld?”
Casper: “We waren op trainingsstage in China. Ik had de avond ervoor eerst een mail gestuurd naar mijn vrienden en kennissen van wie ik wilde dat ze het rechtstreeks van mij zouden horen. Mijn familie wist het al. De mededeling aan mijn team was een korte. Daarna gingen we trainen. Maar na afloop kwam iedereen naar me toe. En de jongen die dat had geroepen in de kleedkamer kwam als een van de eersten zijn verontschuldigingen aanbieden. Ik was blij en opgelucht, maar ook verdrietig. Waarom had ik dit niet veel eerder gedaan? Wat had ik het mezelf moeilijk gemaakt. Aan de andere kant: als ik het eerder had verteld, weet ik ook zeker dat ik niet die korfballer was geworden die in het Nederlands team speelde en vier keer landskampioen met DOS’46 is geworden. Ik heb er hard voor moeten werken. Ik ben een laatbloeier, werd pas op mijn 27ste opgeroepen voor Oranje. Ik ben zover gekomen, juist omdat ik zo’n tunnelvisie had.”

Memphis Depay
Casper stopte zes jaar geleden, speelt tegenwoordig in een vriendenteam. Terrance staat op zijn beurt nog middenin zijn hockeycarrière. De aanvaller van Kampong is inmiddels ook een vaste waarde in het Nederlands elftal. Naar aanleiding van de dood van George Floyd en de Black Lives Matter beweging die op gang kwam in Amerika, maar ook in Nederland, besloot hij zijn verhaal te doen in onder andere de Volkskrant.
Casper: “Ik heb je interview gelezen en zag je bij talkshow M. Knap hoe je je uitsprak.”
Terrance: “Toen die beweging op gang kwam, belde de arts van het Nederlands team me, een heel empathische vrouw. Zij dacht: zou Terrance hier ook mee te maken hebben gehad? Tegen haar zei ik dat ik me weleens goed wilde uitspreken.”
Casper: “Spannend, dat was ook een soort ‘uit de kast komen’.”
Terrance knikt: “Mensen dachten altijd: Terrance vindt het niet erg als er een keer met ‘neger’ wordt gescholden. Maar ik vond dat wel erg. Ik liet het altijd maar gaan, wilde niet zielig gevonden worden. Daarna belde onze bondscoach Max Caldas mij. Hij vroeg: ‘Vind je dat we dit moeten bespreken?’ Ik vond het een goede stap om me eerst uit te spreken tegenover mijn team, om te vertellen dat ik het ook in het hockey meemaak en bij Oranje. Het zat hem in de kleine dingen. Als Memphis Depay en Quincy Promes hadden gescoord bij Oranje, kon er gezegd worden: ‘Die niggers doen het wel goed hè, daar voorin.’ Ik dacht dan: jullie hebben geen idee wat dit woord betekent. Dat soort voorbeelden noemde ik. Aan een paar jongens zag ik dat ze het maar onzin vonden. Het ging mij erom dat ik mijn zegje kon doen en het in het vervolg niet meer hoefde weg te lachen. Toen mijn verhaal in de Volkskrant gepubliceerd werd, had iedereen wel door dat het wat serieuzer was.”
Casper: “Er kwam veel op je af daarna.”
Terrance: “Bepaalde dingen vond ik mooi om te doen. Zoals bij M zitten of bij het Jeugdjournaal. Dat versterkte mijn boodschap.”
Casper: “Maar in eerste instantie ben je een atleet die zoveel mogelijk uit zijn sport wil halen. Het lijkt me niet jouw doel om vaak op tv te komen.”
Terrance knikt: “Op een gegeven moment kreeg ik het idee dat ik alleen werd gevraagd omdat ik een donkere speler in de hockeywereld ben. Ik wil geen activist zijn. Ik wil landskampioen worden met Kampong en met Oranje goud winnen op de Olympische Spelen. Maar omdat ik hockeyinternational ben, kan ik misschien wel mensen bereiken.”
Casper: “Na mijn coming-out werd ik ook voor veel dingen gevraagd. Maar ik wilde gezien worden als topsporter die het beste uit zijn carrière wilde halen. Dat ik homo ben, doet op een WK niet ter zake.”

Automatisme
Terrance: “Ik heb nooit met een homoseksuele speler in een team gezeten. Maar bij hockeyclub Hurley speelde Pepijn Keppel. Ineens stopte hij, terwijl hij echt talentvol was. Niemand snapte het. Later verscheen er een YouTube-filmpje van hem waarin hij uit de kast kwam. Onlangs las ik in een interview dat hij om die reden is gestopt met hockey. Omdat er altijd maar met ‘homo’ werd gescholden in de kleedkamer. Ik ben daar heel erg van geschrokken.”
Casper: “Mijn liefde voor de sport was zo groot, dat dat mij niet was overkomen.”
Terrance: “Ik vind het vervelend om te zeggen, maar bij ons wordt er ook met homo gescholden. Als iemand een bal verkeerd raakt, scheldt hij zichzelf uit voor homo. Ik ben ook geen heilige, hoor, kan wel stoer zeggen dat ik teamgenoten altijd corrigeer als ze het woord gebruiken, maar dat is niet zo. Sinds een paar jaar zijn we ons ook pas bewust wat zo’n scheldwoord met een ander doet. Net als het woord ‘neger’. Als je als achtjarig jongetje een speler uit Heren 1 ‘homo’ hoort schelden, denk je dat dat wel oké is. Later ga je er pas over nadenken. Maar stiekem zit het dan al best in je systeem. Het is bijna een automatisme, en dat is heel erg.”
Casper: “Die keer dat die ploeggenoot die zogenaamde grap maakte in de kleedkamer, was een extreem voorbeeld. Ik heb ook het idee dat korfbal minder een machosport is, ook omdat we gemengd spelen. Vrouwen zijn toleranter dan mannen, maar het klopt wat je zegt. Laatst was ik na werktijd met drie collega’s padel aan het spelen. Het ging er fanatiek aan toe. Een collega maakte een domme fout. Hij riep heel hard: ‘Homo!’ Hij schrok en keek me verontschuldigend aan.”
Terrance: “Dat gebeurt bij mij ook. Wordt er na een racistische opmerking mijn kant op gekeken, zo van: vindt Terrance dit erg?”
Casper: “‘Homo’ en ook ‘neger’ worden altijd gebruikt in negatieve zin. Als er tijdens NederlandDuitsland in de Arena wordt gescholden met: ‘Alle Duitsers zijn homo’s,’ wordt er lacherig over gedaan en gezegd: ‘Een grapje moet kunnen.’ Maar stel dat jij als vijftienjarige jongen met je vader in het stadion zit die misschien wel uit volle borst meezingt, dan vertel je hem ook niet even dat je misschien wel homo bent.” Terrance: “De voetbalwereld is wel extreem daarin, denk ik.”
Casper: “Frank de Boer riep een paar jaar geleden nog openlijk dat homo’s een slechte motoriek hebben, toen hem werd gevraagd waarom er in het voetbal geen homo’s rondlopen.”
Terrance: “Een associatie die nergens op slaat natuurlijk.”

Teamwaarden
“Hoe deze vormen van uitsluiting in de sport voorkomen kunnen worden?” herhaalt Casper de vraag. “Door bewustwording te creëren.”
Terrance: “Dat begint bij de jeugd. Die is nog te sturen. Als je structureel iets wilt veranderen, moet je met educatie op scholen beginnen.”
Casper: “Het is een kwestie van een lange adem en je zal nooit iedereen meekrijgen, dat is een utopie. Kijk, in de provincie zijn mensen heus niet bewust racistisch. Maar iedereen die niet tot de mainstream behoort, wordt als anders ervaren. En dat is ook zo met homo’s.”
Terrance: “Voor veel mensen is alles dat afwijkt van wat ‘normaal’ is, minder. Wat helpt, is als niet alleen de benadeelde partij zich uitspreekt, maar ook de bevoorrechte kant. In zo’n Black Lives Matter-beweging zou het erg helpen als juist blanken zich uitspreken.”
Casper: “Naast mijn werk bij de Gemeente Amsterdam, zet ik me al een tijd in voor de John Blankenstein Foundation, die zich richt op de LHBTI-gemeenschap. Ik krijg vaak te horen als ik op een club met 1200 leden kom: ‘Nee, hier lopen geen homo’s rond.’ Dan proberen we ze de ogen te openen. We geven workshops op sportclubs, op scholen en aan trainers en gaan het gesprek aan om bewustwording te creëren. Met als doel dat er op die club een open communicatie komt en jonge sporters weten: hier kan ik mezelf zijn. Een sportomgeving moet een veilige omgeving zijn. Tijdens onze workshops ontstaan er vaak mooie gesprekken. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor het thema en zijn we op de goede weg, er gloort licht aan de horizon.”
Terrance: “Je kunt ook teamwaarden bij een club invoeren. Daardoor kun je een cultuur creëren waarin gelijkheid hoog in het vaandel staat. En als trainer of coach kun je veel betekenen. Zo moet een trainer het signaal afgeven: als er een racistische opmerking gemaakt wordt, lopen we met z’n allen het veld af. Daardoor voelt een speler zich gesteund.”
Casper: “De trein is nu in ieder geval aan het rijden, die moet niet tot stilstand komen. Maar ik heb niet de illusie dat we over twee jaar klaar zijn.”
Terrance: “Ik zeg altijd: de slavernij heeft langer geduurd dan dat het is afgeschaft. Veranderingen hebben tijd nodig. Sociologische veranderingen in de samenleving al helemaal.”
Casper: “In 72 landen is homoseksualiteit nog strafbaar. In Saoedi-Arabië staat er de doodstraf op. Te snel en te radicaal veranderen is niet goed, anders roep je weerstand op en bereik je het tegenovergestelde. Er moeten niet twee kampen in de wereld ontstaan, die van wit en zwart, of die van homo en hetero, maar juist één grote gemengde groep.”

Delen: