Word abonnee

Wielrennen

Wout van Aert: Superman

Bram Berkien

Wielrennen

Wout van Aert: Superman

door: Jasper Boks & Jaap Stalenburg
20 mei 2021
19 tot 24 minuten lezen

Wout van Aert (26) kan alles: tijdrijden, sprinten, klimmen en klassiekers winnen.
De Belgische renner van Team Jumbo-Visma zal zijn veelzijdigheid weer etaleren in de Tour. Wellicht pakt hij het geel. Of het groen. Een gesprek over het vaderschap, zijn ambities, het geheim van zijn succes, grote druk en natuurlijk de rivaliteit met collega- alleskunner Mathieu van der Poel.

Het vaderschap
“Het is gewoon anders om thuis te zijn. Vroeger kwam ik thuis om rust te pakken, om lekker samen met mijn vrouw Sarah op de bank te zitten. Nu zijn we altijd met die kleine bezig. Het is drukker, fysiek heb ik als ik thuis ben minder rust omdat Georges constant om aandacht vraagt en ik hem die natuur­lijk ook wil geven. Tegelijkertijd heb ik mentaal wel meer rust sinds hij er is,” zegt Wout van Aert. Hij en zijn vrouw Sarah werden op 4 januari dit jaar de trotse ouders van zoontje Georges. “Het cliché is waar, hoor, het is voor mij makkelijker om het wielrennen even los te laten als ik bij Georges ben.”

Dus het is minder erg om tweede te worden?

Lachend: “Verliezen zal nooit wennen, maar met relativeren bedoel ik: als ik Georges zie, denk ik even niet aan de fiets.”

Is het moeilijker om van huis te gaan sinds Georges er is?

“Ja. Ik heb deze zomer eerst de Tour de France en daarna ga ik meteen door naar Tokio voor de Olympische Spelen. Dat betekent zes weken onaf­ gebroken van huis. Dat wordt lastig. Maar goed, dat wisten Sarah en ik van tevoren. Ik weet ook dat ik de komende jaren veel van huis zal zijn.”

Veel van de opvoeding zal dus op de schouders van Sarah terechtkomen.
“We zijn al negen jaar samen en drie jaar getrouwd. Sarah begrijpt gelukkig wat het leven van een top­ sporter inhoudt. Zij weet dat het in mijn geval nooit een kwestie van niet willen, maar altijd van niet kunnen is. Ik moet na zware inspanningen even blij­ven zitten of gaan liggen. En ik kon voorheen ook lang niet overal bij zijn omdat ik weer weg moest. Dat begrip is er altijd geweest en dat is niet veran­derd nu Georges er is. Ik denk dat Sarah het nu juist makkelijker kan accepteren dat ik er niet ben of dat ik even mijn rust moet nemen. De opvoeding slokt veel van haar tijd op, waar ze vroeger weleens zat te wachten tot ik thuis was.”

Neem je sinds je vader bent minder risico’s als je op de fiets zit?
“Eh, nee. Ik voel me heel erg papa als ik niet op de fiets zit, maar ik denk niet als ik me in een afdaling stort: shit, ik ben nu papa, laat ik het wat rustiger aan doen. Misschien verandert dat als ik een keer aan een gevaarlijke situatie ontsnap. Ik kan me voorstellen dat dan het besef dat er thuis iemand op mij wacht veel meer binnen zal komen. Maar vooralsnog heb ik dat gevoel niet ervaren. Ik wil nu gewoon ook nog honderd procent wielrenner zijn.”

Je bent met Sarah ook een kledinglijn begonnen met de naam Panache.
“Met die kleine erbij is dat een stuk lastiger, want Sarah heeft veel minder tijd, maar we hebben het kledingmerk nog steeds. Gewoon voor de lol. Het is een bedrijf voor fan­kleding. Toen ik prof werd in het veldrijden en ik succes kreeg, ontstond er zo’n wildgroei aan kleding met mijn naam. De een had een blauwe jas aan met de tekst ‘Supporter Wout van Aert’, de an­der had een groene jas aan met ‘Fan van Wout’ en weer een ander droeg iets totaal anders met mijn naam erop. Sarah en ik dachten: hoe cool zou het zijn als we een mooi logo en een kledinglijn bedenken, waardoor alles wat meer bij elkaar past? Mijn zus is heel creatief en heeft het logo ontworpen. Zo is het begonnen. Het gaat zo goed dat we iemand hebben aange­nomen die de bestellingen afhandelt. Zo kunnen wij ons bezig­ houden met nieuwe designs.”

De val
Wout kende een geweldig Tourdebuut in 2019. Hij won met Team Jumbo­Visma de ploegentijdrit, droeg enkele dagen de witte trui voor de beste jongere in het algemeen klassement en pakte in de tiende etappe, de waaierrit naar Albi, de zege. Maar in de dertiende etappe, een individuele tijdrit van 27,2 kilometer met start en finish in Pau op 19 juli ging het hele­maal mis. Wout kwam hard in aanraking met een dranghek, dat niet goed was neergezet.“Ik was een van de favorieten voor de tijdrit naar Pau. Bij het ingaan van de laatste kilometer was er een bocht naar rechts. Hij was tricky, maar het was ook een bocht waar ik nog tijdwinst kon pakken. Ik heb nooit in de gaten gehad dat ik tegen een hek aan reed, dat wist ik pas toen ik ineens op de grond lag. Ik zag mijn rechterdijbeen en schrok vreselijk. Overal bloed, het was alsof er een vleeshaak in mijn heup zat. Het eerste half uur was verschrikkelijk. Dat gevoel zal ik altijd op kunnen blijven roepen, denk ik. Pas nadat ik morfine kreeg, ging het beter.”

Je werd geopereerd, een revalidatie van enkele maanden volgde. Hoe kijk je nu, twee jaar later, terug op die afschuwelijke val?
“Die val heeft gelukkig mijn groei als wielrenner niet afgeremd, kan ik nu wel stel­len. De overwinningen dit jaar in Gent-Wevelgem en de Amstel Gold Race zijn daar opnieuw het bewijs van. Ik ben nog in een periode van mijn carrière dat het elk jaar beter word. En wat de val betreft: ik denk dat die me mentaal nog wat sterker heeft gemaakt. Ik fiets nog liever dan ik al deed.

Omdat je soms het idee hebt dat het fietsen je ook zomaar afgenomen kan worden?
‘Ja. Ik heb voor mijn doen heel lang niet mogen fietsen. Ik mocht de eerste zes, zeven weken echt niets doen en daarna moest ik opnieuw leren lopen. De eerste, twee weken met krukken ging ik steeds een beetje vooruit, maar op een gegeven moment stagneerde het. Toen kwamen de twijfels. Ik dacht: ik zal ooit toch wel zonder krukken naar de keukentafel kunnen lopen? Dat was mentaal een heel zware periode. Ik twijfelde steeds meer. Ik heb dit meerdere malen gedacht: dit was het, het komt nooit meer goed.

In de Tour de France van 2020 won je twee etappes, was de val vanaf dat moment een afgesloten hoofdstuk?
‘In de Tour sowieso al. Door Corona werden voorjaarsklassiekers uitgesteld. Op 1 augustus won ik Strade Bianche. Dat was mijn eerste grote zege na de val en dat was zo’n beetje een jaar later. Weet je dat ik er helemaal niet mee bezig was destijds? Ik zat alweer een tijd op de fiets. Na de overwinning in Siena begon iedereen gelijk over ‘de val die het einde van mijn carrière had kunnen betekenen’. Voor mij was het winnen van Strade Bianche sowieso een droom. En dat het een jaar na mijn val in Pau gebeurde, maakte het natuurlijk helemaal speciaal. ‘

Nieuwe generatie
Wout maakte deel uit van een generatie jonge renners die het wielrennen kleur geven. Als het ook maar even kan vallen ze aan, ze verstoppen zich nooit, rijden om te winnen. Het gevolg: spannendere en specta­culairdere koersen, waar voor hun doorbraak veel wedstrijden het predicaat voorspelbaar opgeplakt kregen. Naast Wout bestaat die generatie uit Tour­ winnaar Tadej Pogacar, Marc Hirschi, Tom Pidcock, Julian Alaphilippe, Remco Evenepoel en natuurlijk Mathieu van der Poel.

“Ik stel natuurlijk ook vast dat de koersen aantrekkelijker en veel minder voor­ spelbaar zijn tegenwoordig. We steken elkaar aan, vermoed ik. Wat Mathieu en mij betreft komt onze manier van koersen voort uit het veldrijden. Een cyclocross duurt een uur, het is man tegen man. Een uur is misschien niet al te lang, maar het lijkt wel heel lang te duren omdat we zo diep moeten gaan. In het veld hebben we nooit op elkaar gewacht, het was strijd vanaf minuut één. Als we een kans zien om het af te maken bij het veldrijden, grijpen we die. Misschien is dat de reden dat we ook op de weg meer met open vizier durven te koersen. Ik heb daar nooit bij stilgestaan. Dit is gewoon de manier waar­ op ik altijd heb gekoerst.”

Een tijdlang werd er in het peloton vooral naar elkaar gekeken. Pas in de laatste kilometers ontbrandde de koers.
“We krijgen zoveel positieve reacties op de manier waarop we nu koersen. Ik denk dat het wielrennen dit ook wel nodig had.”

In 2018 deed je voor het eerst mee aan de grote wedstrijden in het voorjaar. Je ging ook meteen in de aanval.“ Klopt, maar ik kreeg ook vooraf al veel kritiek.
‘Je kunt niet eerst veldrijden en dan meteen meedoen aan de voorjaarskoer­sen op de weg,’ zeiden mensen. Ik bewees dat het wel kon. Toen ik in 2019 na het veldrijden en de voorjaarskoersen op de weg ook nog eens de Tour ging rijden, hoorde ik opnieuw: ‘Dat kan niet.’ Mensen denken omdat het tien of twintig jaar al op deze manier gaat, dat het niet anders kan. Ik weiger zo te denken. Ik haal er altijd veel motivatie uit om tegen de ongeschreven wetten in te gaan.”

De rivaliteit
Roger Federer had en heeft Rafael Nadal als grote rivaal in het tennis. In het boksen was er de titanenstrijd tussen Muhammad Ali en Joe Frazier. En het wielrennen heeft de rivaliteit tussen Wout van Aert en Mathieu van der Poel. Eerst streden ze tegen elkaar in het veldrijden: WvA won drie wereldtitels en MvdP vier. De strijd is nu ook verlegd naar de weg. Tal van keren zaten ze samen in de finale. Ook in de Tour zullen ze elkaar tegenkomen. De eerste twee etappes zijn op hun lijven geschre­ven, met als inzet de gele en groene trui.

“Ik weet niet zo heel veel van tennis, maar Federer en Nadal ken ik natuurlijk en ik weet ook van hun rivaliteit. Die onderlinge strijd is mooi, maar het maakt het tegelijkertijd soms lastig. Ik bedoel: Mathieu is mijn grootste concurrent, zowel op de weg als in de cyclocross en we komen elkaar heel veel tegen. Ik werd vorig jaar tweede in de Ronde van Vlaanderen, Mathieu won. Dus riep ieder­een dat Mathieu me had verslagen en dat ik had verloren van Mathieu. Ik snap natuurlijk ook dat de wielerfans en de media ons constant met elkaar vergelijken, maar ik sta er toch iets anders in. Mijn doel is om een koers te winnen. Wie er tweede of derde wordt, is voor mij niet van belang. Zoals het mij ook niet uitmaakt wie er heeft gewonnen als ik zelf niet de winnaar ben. Maar goed, feit is natuurlijk wel dat als ik wil winnen, ik vaak ook Mathieu moet verslaan.”

Die rivaliteit tussen jullie wordt uitvergroot. Hebben Mathieu en jij het daar ook weleens samen over?
“Weinig, Mathieu en ik praten sowieso niet zo heel veel met elkaar. We zijn ook echt rivalen, denk ik. Bij ons is het van jongs af aan al zo dat de een succes van de ander in de weg staat. Het zou goed kunnen dat als we allebei gestopt zijn met koersen die drempel veel minder hoog is om meer contact te hebben met elkaar.”

Jullie knopen niet even een gesprekje met elkaar aan voor of tijdens een koers?
“Niet echt. Neemt niet weg dat ik heel veel respect voor Mathieu heb. Maar omdat we elkaar zoveel tegenkomen als de prijzen worden verdeeld, blok­ keert het ons om buiten de koers ook met elkaar te appen of zo.”

Jullie onderlinge strijd inspireert jongeren die naar jullie duels kijken op tv natuurlijk wel.
“Ja, dat is voor mij altijd wel gek om te beseffen. Voor mijn gevoel was ik nog niet eens zo lang geleden zelf zo’n kind dat zich liet inspireren. Op de weg was dat vooral door Tom Boonen, hij was een streekgenoot en dé man van het voorjaar op dat moment. En in het veldrijden waren Bart Wellens en Erwin Vervecken, ook twee gasten uit de streek, mijn voorbeelden.”

Mathieu heeft zich naast het veldrijden en fietsen op de weg ook toegelegd op het mountainbiken. Hoe kijk je daarnaar?
“Vol bewondering. Mijn ambitie ligt daar niet, maar als ik toch in Tokio ben, zal ik zeker kijken hoe Mathieu het doet.”

Nederland
De beste Belgische renner van dit moment rijdt niet voor een Belgische, maar al sinds 2019 voor een Nederlandse ploeg. Eerder dit jaar verlengde Wout zijn contract bij Team Jumbo­Visma tot en met 2024.

“Ik heb al vaak gehoord dat ik in mijn doen en laten veel eerder een Nederlander ben dan een Vlaming en dat klopt ook wel. Ik voel me heel goed binnen de ploeg. Een reden daarvoor kunnen mijn Nederlandse roots zijn. Mijn grootouders waren Brabanders uit Strijbeek die vlak voor de geboorte van mijn vader in België zijn gaan wonen. Mijn va­der is volledig in België opgegroeid, maar hij heeft wel Nederlandse familie en is dus met jullie kijk op­ gevoed. En dat heeft hij weer aan mij doorgegeven.”

Wat is het Nederlandse in jou?
“Ik hou van directheid. In België zijn we kam­pioen rond de pot draaien. In Nederland is het veel gangbaarder als ik tegen iemand zeg: ik mag u niet. In België kun je dat niet doen. Iemand die je niet mag, moet je daar proberen te ontwijken.”

Druk
Er komt veel op jonge top­ sporters af. Zeker door social media liggen ze nog meer onder een vergrootglas. Ieder­een kan zonder omweg zijn of haar mening over spor­ters ventileren. Het is niet voor niets dat er steeds vaker sporters met een burn­out te maken krijgen
.
“Topsporters zijn tegenwoordig ook ‘influ­encers’. Ik vind het een ongelooflijk dom woord, maar het is wel de realiteit.”

Iedereen heeft een mening over jou. De verwachtingen zijn enorm als jij aan de start verschijnt. Hoe ga je daarmee om?
“Het ‘voordeel’ dat ik heb, is dat veldrijden in Vlaanderen te vergelijken is met schaatsen in Nederland. Toen ik prof werd op mijn negentiende, was de druk er ook meteen. Ik was net van school, was drie maanden prof toen ik Sven Nys voor het eerst klopte. Iedereen wilde ineens met me op de foto. Alles wat ik zei, werd uitvergroot en elke week moesten journalisten mijn mening in de krant hebben. Daar had ik het misschien een half jaar lastig mee. Daarna raakte ik eraan gewend. Dat ik die gekte al meemaakte in het veldrijden, zorgde ervoor dat ik makkelijker om kon gaan met de aandacht die ik erbij kreeg op de weg. Natuurlijk wordt het steeds maar meer. Maar vijf jaar terug werd ik al herkend bij de bakker en nu is dat nog steeds zo. Het belang­rijkst is dat ik gewoon mezelf kan blijven.”

Hoe scherm je je af voor de dingen die over jou worden geschreven in de kranten en op social media?
“Toen ik net prof was, las ik nog weleens wat er allemaal voorbijkwam op Facebook. Dat doe ik gewoon niet meer. Ik kan het toch niet voor iedereen goed doen. Je leert je ertegen te wapenen. In het begin was het moeilijk. Er is niemand die het leuk vindt om aangevallen te worden. Ik las soms de raarste dingen. Na verloop van tijd kwam het besef: als de mensen om mij heen maar blij met me zijn. Wat anderen vinden, kan ik tegenwoordig heel goed loslaten. Hetzelfde geldt voor de druk die mensen me opleggen. Ook die hoge verwachtingen maak ik al van jongs af aan mee. Ik laat me niet meer gek ma­ken.”

Tom Dumoulin is een ploeggenoot van je. Hij ging minder makkelijk om met het leven in de schijn- werpers. Hij heeft een pauze genomen nadat hij te kampen kreeg met burn-outverschijnselen. Hoe kijk jij daarnaar?
“Het is akelig om te zien. Ik heb Tom vorig jaar goed leren kennen en in de laatste Tour, vlak nadat hij terugkeerde na zijn slepende knieblessure, heeft iedereen in de ploeg ervaren dat hij het moeilijk had en dat hij niet helemaal goed in zijn vel zat. Maar hoe ik ernaar kijk… Ik vind het lastig voor te stellen dat ik ooit de liefde voor de fiets verlies. Ik hoop nu vooral dat Tom nog terugkomt, dat dit niet het einde is voor hem.”

Stuur je ’m weleens een appje?
“Ik heb hem natuurlijk een appje gestuurd toen hij het nieuws aankondigde. Verder laat ik hem nu met rust. Ik vul in dat hij vooral met rust gelaten wil worden. Misschien is dat wel helemaal niet zo… Ik weet niet zo goed hoe ik daarmee om moet gaan, eigenlijk.”

De Tour
Wout gaat in juni voor de derde keer van start in de Tour, waarin hij al drie etappes won. Maar tege­lijkertijd wordt van hem verwacht dat hij zijn werk doet voor kopman Primoz Roglic, die vorig jaar vlak voor Parijs uit het geel werd gereden.

In Vlaanderen roepen ze dat hun Wout voor eigen kansen moet rijden, dat hij de vrijheid van Jumbo­Visma moet krijgen om voor de groene trui te gaan.
Lachend: “Ach, die discussie over de groene trui zal pas verstommen op het moment dat ik echt voor die trui ga. Ik begrijp de discussie wel en, natuurlijk, ik wil zelf ook graag voor die groene trui gaan en denk dat de ploeg het ook wil in de toekomst. Als we dat in goed overleg doen, hoeft het de ploegentactiek en de kansen van Primoz ook niet in de weg te staan. Maar dit jaar heb ik van de Olympische Spelen ook een groot doel gemaakt. Wij denken dat het met die gedachte in het achterhoofd beter is om voor ritwinst te gaan en niet voor het dag in, dag uit najagen van de groene trui, want dat vreet heel veel energie.”

Vorig jaar had je die groene trui al kunnen pakken. Je zat elke dag voorin en als je even ruimte kreeg, deed je mee om de zege in de massasprints. “Het plan van de ploeg was al een tijd om voor het geel te gaan. Ik denk ook niet dat vooraf iemand kon inschatten hoe goed ik was. Pas tijdens de Tour werd duidelijk dat ik me ook in de strijd om de groene trui zou kunnen mengen. Als we dat op voorhand hadden geweten, hadden we met de ploeg mis­schien wel voor geel én groen gegaan. Achteraf is het makkelijk om zoiets te roepen.”

Je sleurde ook in de bergen op kop van het peloton, kon de klassementsrenners prima bijbenen. Denk jij naast de groene trui ook weleens aan de gele?
Lachend: “Het wordt natuurlijk alleen maar gekker! Ik heb nog niet geprobeerd om voor de groene trui te gaan of er wordt al over het geel gefilosofeerd. Ik snap het wel, omdat ik vorig jaar heel goed bergop reed. Ik zeg er wel bij: er is een heel groot verschil met je werk doen tot vijf kilometer van de streep. Voor de kopmannen begint het dan pas. Zover ben ik nog niet. Sterker, ik heb nooit voor mogelijk gehouden dat ik tot zo ver in de finale mee zou kunnen in de Tour. Ik wil eerst heel veel andere dingen najagen en dan zie ik misschien de uitdaging om een poging te wagen om voor de gele trui te gaan. Ik zeg als de gele trui ter sprake komt, niet langer: je bent helemaal gek. Maar ik zeg ook nog niet volmondig: dat is wat ik wil!”

Je bent bijna een soort van Superman. Je kunt sprinten, klimmen, tijdrijden en klassiekers winnen. Alles wat je aanpakt, lukt. Sta je weleens van jezelf te kijken?
Glimlachend: “Nou, ik verlies naar mijn zin nog te vaak, hoor. Maar soms komen de lijstjes voorbij met wat ik allemaal heb gepresteerd en dan denk ik weleens: dat doen mij er niet veel na. Ik ben er trots op dat mijn prestaties heel regelmatig zijn, dat ik er altijd bij ben in de finale. Maar het ligt niet in mijn aard om mezelf daar uitgebreid voor op de borst te kloppen.”

Wat zijn de ambities voor de toekomst, ben je daar al mee bezig?
“Ik heb dit jaar drie doelen. Eerst goed presteren in het voorjaar, dat is gelukt met als afsluiter de overwinning in de Amstel Gold Race. Het tweede doel zijn de Tour en de Spelen, ik wil het goed doen in de Tour en ik wil schitteren in de weg­ wedstrijd en op de tijdrit in Tokio dit jaar. Mijn derde doel is om een goed WK op de weg te rijden. Wat daarna komt, zie ik wel. Mijn droom is altijd geweest om een zo breed moge­lijk palmares te hebben. Dat is ook de reden geweest waarom ik het veldrijden deels achter me heb gelaten. Ik wilde mijn ontdekkingstocht voortzetten op de weg. Ik wil zoveel moge­lijk verschillende overwinningen boeken: klassiekers, ritten in etappekoersen, de groene trui in de toekomst… Ik hoef niet perse een wedstrijd vijf keer op rij te winnen. Ik wil goed zijn in allerlei verschillende facetten, dat is mijn insteek.”

Meer Helden?
Wil je geen geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.

Delen: