Word abonnee
Meer

Zwemmen

Marrit Steenbergen: ‘Ik ben van ver gekomen’

Marrit Steenbergen (25) werd op haar vijftiende gekozen als Talent van het Jaar en ‘de nieuwe Kromowidjojo’ genoemd. Daarna werd een tijdlang weinig van haar vernomen. De reden: een slepende schouderblessure en mentale problemen. Inmiddels is ze drievoudig wereldkampioen en viervoudig Europees kampioen. Twee jaar geleden spraken we haar voor het WK langebaan in Fukuoka. We blikken terug. “Ik heb er eigenlijk nooit echt over nagedacht wat ik nou precies voel als ik in het water lig. Een gelukzalig gevoel? Vrijheid? Ik ben al heel jong begon­nen met zwemmen, was vier toen ik op zwemles ging en zes toen ik ‘echt’ ging zwemmen. Misschien is het ook gewoon een vertrouwd gevoel. Wat natuurlijk ook helpt, is dat ik weet dat zwemmen iets is waar ik goed in ben. Ik deed op m’n achtste al mee aan toernooien, begon toen al medailles te winnen. Klasgenootjes op de basisschool vonden het soms wel apart dat ik al zo serieus bezig was met zwemmen. Het gebeurde geregeld dat ik ergens niet heen kon of later kwam omdat ik moest zwemmen. Als er dan een feestje of verjaardag was en ik liet weten dat ik niet kon, dan werd er gezegd: ‘Kun je dat gewoon niet een keer afzeggen?’ Dat wilde ik dan niet. Maar er waren ook leuke reacties van klasgenoten, hoor. Als ik ergens had gespeeld, werd er soms gezegd: ‘Als je ooit naar de Olympische Spelen gaat, dan heb je mooi wel bij ons thuis gespeeld.’ Ik vond het leuk als er zo met me mee werd geleefd. • Ik werd op m’n vijftiende al als ‘de nieuwe Kromowidjojo’ bestempeld in de media, vond het een eer dat dat werd gezegd. Onbewust zorgde het ook voor wat druk, maar het is niet zo dat het me in de weg zat. Wat me belemmerde was mijn schouder. Dat begon rond m’n vijf­tiende toen ik nog in Drachten trainde. Ik ben van nature best mobiel, kan bijna alles laten knakken in mijn lichaam. Ook mijn schouders zijn heel mobiel, die kan ik heel veel kanten op bewegen. Mijn schouderbladen stonden vaak in een puntje naar achter, van mijn rug afste­kend, waardoor mijn schouder zelf naar voren gekanteld stond. Ik was een beetje verleerd hoe ik mijn schouders op de juiste manier moest aansturen. In het begin had ik vooral last als we met paddles aan onze handen moesten zwem­men. Dus stopte ik met zwemmen met paddles. Later had ik vooral op woensdag en zaterdag pijn, omdat we op dinsdag en vrijdag een zware training hadden gehad. Die pijn accepteerde ik dan, omdat we op woensdag en zaterdag toch hersteltrainingen hadden. Het werd ondertussen steeds erger. Ik kreeg er ook in het dagelijks leven last van. Op een gegeven moment was de pijn er voort­durend, vooral rond mijn linkerschou­der. Ik ben rechts, als ik schreef op school, voelde ik mijn linkerarm en ­schouder trekken. Soms voelde ik steken, maar bijna altijd had ik het gevoel alsof mijn bovenarmen en schou­der heel erg verzuurd waren. Soms kon ik in bed ook niet op mijn zij liggen. Ik verhuisde op mijn zeventiende voor het zwemmen van Friesland naar Eind­hoven. Daar besloten we echt wat aan mijn schouderproblemen te gaan doen, want het ging zo niet langer. Ik meld­de me af voor de WK. We dachten de problemen binnen een jaar wel onder controle te krijgen. Na een jaar ging het langzaam wel beter, maar het was nog lang niet over. Ik begon heel erg te twijfelen, dacht: ga ik mijn niveau van voor mijn schouderblessure ooit nog halen? Ik wilde gewoon trainen, net als de anderen. De mentale pijn was eigenlijk nog erger dan de lichamelijke. Ik kwam in een negatieve spiraal. Het begon met fysieke problemen die ik in orde moest krijgen, maar de mentale problemen waren eigenlijk een grotere uitdaging. • Ik was in Eindhoven op mezelf gaan wonen en daar had ik veel moeite mee. Mijn ouders brachten me voor die tijd naar de training en haalden me ook op. We aten altijd met z’n allen: mijn broer Jorn, vader, moeder en ik. Die bescher­mende, veilige omgeving was ik kwijt nadat ik was verhuisd. Als ik ’s avonds thuiskwam, zat ik alleen op de bank. Het was niet dat ik heimwee had, maar een­zaam voelde ik me wel. Mijn vader kwam geregeld langs in Eindhoven. Als hij voor zijn werk in Amsterdam of ergens anders in het land moest zijn, reed hij vaak nog anderhalf uur door naar mij. ‘Ik ben toch onderweg,’ zei hij dan. Het gevoel van eenzaamheid werd ver­sterkt doordat ik niet gewoon met de anderen kon zwemmen door mijn schou­der. Ik trainde op een andere manier, zat niet na een training met de anderen in de kleedkamer, zag hen amper en had dus ook weinig aansluiting. Ik was heel veel in mijn eentje. En van nature ben ik al niet iemand die zich makkelijk laat zien. Ik wist niet zo goed hoe ik het moest aan­ pakken... Ik raakte echt in een isolement. Op een gegeven moment wilde ik ook meer thuis bij mijn ouders zijn. Ik besloot in het weekend terug naar Fries­land te gaan en op zaterdag thuis te trai­nen, maar dat was het ook niet. Ik wist eigenlijk niet precies wat ik zocht. In die periode heb ik ook echt weleens gedacht: ik kap gewoon helemaal met zwemmen. • Ik heb bij de begeleiding aangegeven waar ik mee worstelde. Daar werd naar geluis­terd. Er werd ook actie ondernomen en er werden dingen geprobeerd. Ik heb in die periode ook al bij psychologen gelopen. Van nature stap ik dus niet makkelijk op mensen af, ik was als kind behoorlijk introvert. Mijn broer, die tweeënhalf jaar ouder is dan ik, nam me vaak mee als hij op straat ging spelen. Op vakanties maakte Jorn ook altijd makkelijk vrien­den. Mijn moeder moedigde me ook vaak aan, zei: ‘Ga maar met Jorn mee, ga ook maar gezellig op straat spelen.’ Uit mezelf deed ik dat gewoon niet zo snel. Wat me dan blokkeerde? Ik dacht dan: zitten ze wel op mij te wachten? En omdat mijn broer me vaak meenam, vroeg ik me ook af of ze me aandacht gaven om wie ik was of omdat het kwam doordat Jorn me mee had genomen. Ik weet eigenlijk niet zo goed waarom ik niet zo snel uit mezelf naar buiten ging om met leeftijdgenootjes te spelen. Ik ben door het zwemmen meerdere keren van school gewisseld. De basisschool heb ik wel volledig in mijn geboortedorp Oosterwolde gedaan, maar ik heb daarna op drie verschillende middelbare scholen gezeten. Steeds had ik wel één of twee kinderen met wie ik optrok op school, maar als ik weer naar een andere school ging, verwaterde dat meteen weer. Op de basisschool en middelbare school hoorde ik er voor mijn gevoel net niet bij. Je hebt op school altijd groepjes en ik zat naar mijn idee altijd net tussen al die verschillende groepjes in. Dat had misschien deels ook te maken met het zwemmen. Ik moest ’s middags trainen en in het weekend had ik vaak wedstrij­den, daardoor miste ik dus weleens een feestje. Maar ook niet altijd. Bij mij was het zo dat ik nergens heel erg die aansluiting voelde, dat deed soms best wel pijn. Ik had natuurlijk wel mijn ouders en er waren altijd wel mensen waar ik mee kon praten, maar ik had toch heel vaak het gevoel dat ik alleen was. Ik twijfelde ook heel erg aan mezelf, had het gevoel: ik ben niet goed genoeg. Of: ik hoor er gewoon niet bij. Terwijl dat helemaal niet zo was. Dat was puur mijn eigen gevoel. Er waren ook kinde­ren die graag met mij wilden ruilen. Van jongs af aan was ik veel weg, ik maakte veel mooie dingen mee, won medailles. Maar dat moet je wel kunnen en willen zien. Ik had moeite om ook de andere kant, de mooie dingen, te zien. We zijn ook op zoek geweest waarom dat zo is bij mij. Want als je weet waarom dingen gebeuren, kun je er ook aan werken om het te veranderen. Maar wat dit betreft... Ik weet het niet zo goed. • Ik was achttien toen ik in een Italiaans restaurant ging werken. Zat op school, had door mijn schouder geen eind­ toernooi gehaald en dacht: ik moet me nuttig maken, ga gewoon een bijbaan­tje zoeken. Ik had nog nooit een baantje gehad. In de weekenden en in de zomer had ik altijd wedstrijden of ik ging met mijn ouders op vakantie. Ik dacht: ik ga het gewoon doen en misschien leer ik dan ook wat mensen kennen. Na twee weken wist ik al: de horeca is het niet voor mij. De drankjes serveren vond ik niet erg, dat deed ik in het begin. Maar daarna mocht ik ook de bestellingen opnemen. Ik vond het eng om naar men­sen toe te lopen die aan tafel zaten en dan het gesprek te beginnen. Daarna ben ik snel gestopt met het bijbaantje. Ik was er nog niet klaar voor en eigenlijk wilde ik maar één ding: weer zwemmen. Als ik naar het zwembad ging, zag ik de anderen lekker zwemmen. Dan dacht ik: ik heb dat niveau ook. Maar ja, die schouders... En doordat ik niet zoveel trainde, vond ik het heel lastig om genoeg te blijven eten. Ik dacht: ik doe niks, zit een beetje op de bank, dan hoef ik ook niet veel binnen te krijgen. Als je alleen bent, je niet goed voelt en niet kan trainen, verandert je zelfbeeld. Ik ging dingen zien aan mezelf die ik niet mooi vond. Zag bij wijze van spreken elk grammetje bij mezelf. Ik liep altijd dagelijks rond in een badpak, als dat niet kan en je ziet anderen op sociale media, ga je vergelijken en denk je: die zijn echt dun. En gespierd. Dat wilde ik ook. Ik had het gevoel dat alles negatief was, dus was mijn lichaam ook niet goed. Of ik het een eetstoornis moet noemen, weet ik niet, maar ik merkte dat ik niet genoeg at. Ik had dat lege gevoel in mijn maag, werd heel moe en futloos. Alles wat ik deed, voelde heel zwaar aan. Daardoor voelde ik me nog slechter. Mijn ouders zagen natuurlijk ook dat ik steeds slech­ter in mijn vel stak, probeerden me te helpen. Dat is ook de reden dat mijn vader vaak langskwam. Ze hebben wel­ eens gevraagd of ik in Eindhoven wilde blijven, maar nooit gezegd: ‘Je komt maar terug naar Friesland.’ Wilde ik ook niet, ik wilde blijven zwemmen. ‘Ik werk nog steeds hard aan mezelf. Ik ben al wel veel gelukkiger, dat zien mensen ook aan me. Ik krijg geregeld te horen dat ik meer straal en lach’ • In aanloop naar de Spelen in Tokio kon ik eindelijk weer meer gaan zwemmen, mijn schouder voelde steeds beter. Eerst voorzichtig onder Marcel Wouda. Uit­ eindelijk mocht ik als estafettezwemster mee naar Tokio. Na de Spelen werd Pa­trick Pearson mijn trainer, onder hem kon ik steeds meer gaan trainen. Ik ging met sprongen vooruit. In november 2021 pakte ik bij de EK kortebaan goud op de 200 meter vrije slag. Het was ook in 2021 dat ik werd uitge­nodigd voor de ISL, de internationale zwemcompetitie waarin zwemmers in teamverband uitkomen. Heel mooi, maar tegelijkertijd ook best wel eng. Ik zat in een team met allemaal zwemsters uit andere landen. Als ik met hen wilde praten, moest dat in het Engels. Mijn Engels is niet slecht, maar het voelde toch weer als een extra barrière die ik moest slechten om iets te zeggen. Maar ik merkte ook dat ik het heel erg fijn vond dat ik in een team zat, dat er mensen om me heen waren. Toen ik weer thuis was in Eind­hoven, dacht ik: bah, ik ben weer alleen. Ik merkte toen voor het eerst heel sterk dat ik mensen om me heen wilde. Het besef was er, maar hoe pak je dat vervol­gens aan? Het was begin 2022 dat we op trainings­kamp gingen naar Turkije. Het ging goed met zwemmen vanaf het moment dat ik onder Patrick trainde, ik was voor het eerst Europees kampioen geworden, maar vlak voor het trainingskamp had ik corona, waardoor ik de hele week niet kon trainen. Ik zat er ineens helemaal doorheen. Iets wat ik al een tijdje had weggestopt, kwam er daar allemaal uit. Voor het eerst bij de fysiotherapeut. Hij vroeg: ‘Hoe gaat het met je?’ Ik begon te huilen. Dat was natuurlijk een teken en ik wist meteen: ik moet dit ook tegen Patrick vertellen, want het komt toch wel bij hem terecht. Ik ben naar mijn coach gestapt en ver­ telde dat ik niet lekker in mijn vel zat. Eigenlijk al een tijd niet. Ik kon er zo goed met Patrick over praten. In samen­spraak met hem heb ik ook besloten om opnieuw in gesprek te gaan met een psycholoog. Ik klopte aan bij een psycholoog, die voor een heel andere aanpak koos. Het voelde meteen heel goed en fijn. Tijdens de therapieën die ik voorheen had, waren we voor­ al veel aan het praten. Nu moet ik ook veel over mezelf vertellen, maar ik heb ook een therapie gevolgd voor mensen met PTSS. Dat heb ik niet, maar ik had er wel baat bij. Ik heb eigenlijk een tijdslijn van mijn leven gemaakt en ben in gedachten terug­gekeerd naar momenten binnen en buiten het zwembad die ik als niet prettig heb ervaren. Die momenten houd ik liever voor mezelf, maar het zijn momenten waaraan ik toch een soort van een trauma heb overgehouden. Die gebeurtenissen moest ik me helemaal inbeelden. Door er opnieuw naartoe te gaan, haalde het de lading weg. Heel apart, maar het werkte heel goed bij mij. Van mijn psycholoog kreeg ik ook de opdracht om op mensen af te stappen, om aan ploeggenoten te vragen hoe de training ging. Ik vond het eng, moest echt over mezelf heen stappen. Ik dacht: mensen zit­ ten toch helemaal niet op een vraag van mij te wachten? Maar ik merkte al snel dat het helemaal niet zo eng was om vragen te stellen, dat ze het leuk vonden als ik wat vroeg en er een gesprek op gang kwam. Patrick is heel belangrijk geweest in dat proces. Ik kreeg van hem alle ruimte. Hij zei: ‘Vertel het me als het niet goed gaat, dan passen we de training aan als je dat wil.’ In werkelijkheid heb ik van dat aanbod niet veel gebruikgemaakt. Het was fijn dat die mogelijkheid er was en ik voelde dat hij me heel erg steunde. Patrick daagt me uit om dingen uit mezelf aan te geven. Dat probeer ik ook steeds meer. Als individuele topsporter moet je ook heel goed naar jezelf luisteren natuurlijk, het is niet de bedoeling dat ik alleen maar klak­keloos doe wat Patrick zegt. Dat wil hij ook niet. Het gaat steeds beter, we doen steeds vaker dingen in overleg. Ondertussen gaat het met zwemmen steeds beter. Ik zit sinds ik aanklopte bij de psycholoog steeds wat beter in mijn vel. Dat heeft ook meteen invloed op mijn trainingen. Ik voel minder pijn­ tjes, waardoor ik weer meer kan trainen en daardoor voelde ik me dan ook weer beter. De negatieve spiraal is omgezet in een positieve. Bij de EK langebaan in Rome won ik zeven medailles, waar­ van vier gouden, en bij de WK korte­ baan won ik vier medailles, waaronder mijn eerste wereldtitel, op de 100 meter wisselslag. • Bij de EK heb ik voor de camera van de NOS voor het eerst openlijk verteld dat ik bij een psycholoog loop. Sindsdien ben ik er eerlijk over. Ik heb het daarna ook verteld in de Volkskrant. Dat ik dit nu kan, geeft ook aan waar ik nu sta. Ik durf veel meer open te zijn dan vroeger, kan mijn verhaal ook steeds beter onder woorden brengen. In het begin was het een chao­tisch verhaal. Inmiddels kan ik best goed over mezelf vertellen, maar dat heb ik wel erg moeten leren. Ik weet dat meer sporters rondlopen met een gevoel van eenzaamheid, dat het een thema is waar veel, vooral jonge, sporters over zwijgen. Ik denk dat het goed is dat duidelijk wordt dat dit iets is wat speelt in de vaak solistische topsportwereld. Door er open over te zijn, hoop ik dat ik men­ sen kan helpen of in laten zien dat ze niet de enigen zijn. Ik vind dat dit iets is dat besproken kan worden, en dat het niet iets is waar je je voor hoeft te schamen. Zeker zwemmen is een heel individuele sport. Je bent wel met meerdere mensen tegelijk aan het trainen, maar iedereen ligt in z’n eigen baan. Tijdens de pauzes praten we wel, maar onder het zwemmen zelf natuurlijk niet. Je hebt de estafettes, maar verder ben je als zwemmer toch vooral op jezelf aangewezen. Ik vind dat de zwembond hier heel goed mee omgaat. Als je op dit vlak hulp nodig hebt, kun je die krijgen. Ze nemen het heel serieus. Ik vind het ook heel goed dat Ranomi Kromowidjojo gaat samenwerken met de bond om zwemtalenten te helpen, met hen in gesprek te gaan over obsta­kels waar zij tegenaan lopen. Ik heb met Ranomi getraind, ze stond als zwemster er altijd al heel erg voor open om iedereen te helpen. Zelf heb ik daar geen gebruik van gemaakt, ik vond het toen nog moeilijk om open te zijn tegen anderen en te ver­tellen waar ik tegenaan liep. • Ik heb heel lang mensen op afstand gehouden, heb daardoor de liefde van anderen ook niet toegestaan. Het gaat al veel beter, maar ik vind het nog steeds moeilijk om me open te stellen. Het is voor mij niet altijd makkelijk om te zeg­gen wat ik vind of hoe ik me voel. In het bijzijn van vrienden vind ik het nog steeds lastig om te zeggen dat ik een rotdag heb gehad. Ik werk nog steeds hard aan mezelf. Ben al wel veel gelukkiger, dat zien mensen ook aan me. Ik krijg geregeld te horen dat ik meer straal en lach. Ik merk dat de zwemmers met wie ik da­ gelijks train dichter bij me staan sinds ik me meer openstel. In januari heb ik een feest gegeven: een housewarming, m’n verjaardag en het vieren van mijn wereld­titel ineen. Eigenlijk ben ik best wel soci­aal, ik vind het leuk om dingen te onder­ nemen, maar die Marrit is altijd een beetje verstopt gebleven. Het idee voor het feest kwam uit mezelf. Dat was weer een hele stap voor me. Ik wilde het al een tijdje heel graag doen, maar zette niet door. Toen dacht ik: kom op Marrit. Ik heb eerst afgetast bij vrienden, gevraagd of ze kwa­ men als ik een feestje zou organiseren. Telkens kreeg ik te horen: ‘Ja, natuurlijk kom ik.’ Maar daarna dacht ik weer: dan wordt m’n hele huis vies. Hield dat me weer tegen. Toen zeiden vrienden dat ze wel zouden komen helpen met schoon­ maken. Ik heb het idee van het feest daar­ na nog aan m’n psycholoog voorgelegd en die zei: ‘Als je dat leuk vindt, moet je dat gewoon doen.’ Uiteindelijk kwamen er tien tot vijftien mensen, van wie er nog iets van zeven bleven slapen. Het was zo leuk. Ik ben echt blij dat ik het heb gedaan. Voorheen vierde ik eigenlijk nooit mijn verjaardag. Ik voerde vaak als excuus op dat het niet uitkwam omdat het samenviel met een trainingsstage of ­blok. Ik ging vaak wel met mijn ouders uit eten, maar het vieren met vrienden zoals dit keer, dat eigenlijk nooit. Voor veel mensen klinkt het misschien als iets kleins, maar dit feest organiseren, mensen vragen en dat nog wel in mijn eigen huis, daar waar niet vaak mensen komen, was echt weer een grote stap voor me. Dit is het verhaal dat bij die achterlig­gende periode hoort. Ik ben van best ver gekomen. Als ik zo’n gesprek als dit heb gevoerd dan ben ik trots en voel ik me goed over mezelf. Ik ben zo blij dat het nu supergoed gaat. Misschien ben ik nu ook wel klaar voor een baantje in de horeca. Ik sta er wel voor open om meer mensen toe te laten in mijn leven. Ik ben heel blij dat ik fijne mensen om me heen heb in het zwembad, maar de zwemwereld is best klein. Nu train ik met zeven mensen en dat is nu eigenlijk mijn wereld. Buiten het zwemmen heb ik eigenlijk niks en dat vind ik weleens jam­mer. Ik zou wel meer mensen willen leren kennen. En ik zou ook wel dingen willen doen naast het zwemmen. Ik heb het daar ook al over gehad met mijn psycholoog. Voor nu heb ik het nog even in de ijskast gezet, het zwemmen gaat nu supergoed en ik wil nu niet over m’n grenzen heen gaan. Ik denk dat ik naast het zwemmen nog een studie op wil pakken, zodat ik meer leef­tijdgenoten om me heen heb van buiten het zwemmen. • Laatst gaf ik een clinic en werd ik voor­ gesteld als wereldkampioen. Ik dacht: ja, dat is ook zo, dat ben ik. Ik vergeet bijna dat ik thuis in een la die medailles heb liggen. De laatste tijd heb ik goed gepresteerd, mijn naam komt geregeld voorbij in de media. Af en toe krijg ik een berichtje van iemand van vroeger via Facebook of Instagram. Heel leuk. Mensen hebben me een soort van herontdekt. Ik was dat meisje dat op haar vijftiende werd geko­zen als Talent van het Jaar en daarna zijn mensen mij een tijdje uit het oog verlo­ren. Tussen 2016 en 2021 ben ik eigen­lijk weggeweest. Nu sta ik er weer. Dit is het verhaal dat bij die achterlig­gende periode hoort. Ik ben van best ver gekomen. Als ik zo’n gesprek als dit heb gevoerd dan ben ik trots en voel ik me goed over mezelf. Ik ben zo blij dat het nu supergoed gaat. Helden Magazine editie 67 Het verhaal van Marrit Steenbergen komt voort uit Helden Magazine nummer 67, het Sportzomerboek, waar Mathieu van der Poel de cover siert samen met Sifan Hassan, Quilindschy Hartman, Lieke Martens & Jackie Groenen. De 67ste editie van Helden is een dubbeldik Sportzomerboek, waarin er volop aandacht is voor de Tour de France voor mannen en vrouwen, het WK voetbal, en het landskampioenschap van Feyenoord. Verder in Helden 67 uitgebreide interviews met: alleskunner Sifan Hassan in aanloop naar de WK atletiek, hockeysters Sanne Koolen en Pien Sanders, wielrenster Demi Vollering, Kiran Badloe over de metamorfose van windsurfer naar foiler, Botic van de Zandschulp op weg naar de absolute tennistop, coureur en analist Giedo van der Garde over Nyck de Vries en Jos en Max Verstappen, en nog veel meer inspirerende verhalen. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 67! Wil je geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.
Marrit Steenbergen (25) werd op haar vijftiende gekozen als Talent van het Jaar en ‘de nieuwe Kromowidjojo’ genoemd. Daarna werd een tijdlang weinig van haar vernomen. De reden: een slepende schouderblessure en mentale problemen. Inmiddels is ze drievoudig wereldkampioen en viervoudig Europees kampioen. Twee jaar geleden spraken we haar voor het WK langebaan in Fukuoka. We blikken terug. “Ik heb er eigenlijk nooit echt over nagedacht wat ik nou precies voel als ik in het water lig. Een gelukzalig gevoel? Vrijheid? Ik ben al heel jong begon­nen met zwemmen, was vier toen ik op zwemles ging en zes toen ik ‘echt’ ging zwemmen. Misschien is het ook gewoon een vertrouwd gevoel. Wat natuurlijk ook helpt, is dat ik weet dat zwemmen iets is waar ik goed in ben. Ik deed op m’n achtste al mee aan toernooien, begon toen al medailles te winnen. Klasgenootjes op de basisschool vonden het soms wel apart dat ik al zo serieus bezig was met zwemmen. Het gebeurde geregeld dat ik ergens niet heen kon of later kwam omdat ik moest zwemmen. Als er dan een feestje of verjaardag was en ik liet weten dat ik niet kon, dan werd er gezegd: ‘Kun je dat gewoon niet een keer afzeggen?’ Dat wilde ik dan niet. Maar er waren ook leuke reacties van klasgenoten, hoor. Als ik ergens had gespeeld, werd er soms gezegd: ‘Als je ooit naar de Olympische Spelen gaat, dan heb je mooi wel bij ons thuis gespeeld.’ Ik vond het leuk als er zo met me mee werd geleefd. • Ik werd op m’n vijftiende al als ‘de nieuwe Kromowidjojo’ bestempeld in de media, vond het een eer dat dat werd gezegd. Onbewust zorgde het ook voor wat druk, maar het is niet zo dat het me in de weg zat. Wat me belemmerde was mijn schouder. Dat begon rond m’n vijf­tiende toen ik nog in Drachten trainde. Ik ben van nature best mobiel, kan bijna alles laten knakken in mijn lichaam. Ook mijn schouders zijn heel mobiel, die kan ik heel veel kanten op bewegen. Mijn schouderbladen stonden vaak in een puntje naar achter, van mijn rug afste­kend, waardoor mijn schouder zelf naar voren gekanteld stond. Ik was een beetje verleerd hoe ik mijn schouders op de juiste manier moest aansturen. In het begin had ik vooral last als we met paddles aan onze handen moesten zwem­men. Dus stopte ik met zwemmen met paddles. Later had ik vooral op woensdag en zaterdag pijn, omdat we op dinsdag en vrijdag een zware training hadden gehad. Die pijn accepteerde ik dan, omdat we op woensdag en zaterdag toch hersteltrainingen hadden. Het werd ondertussen steeds erger. Ik kreeg er ook in het dagelijks leven last van. Op een gegeven moment was de pijn er voort­durend, vooral rond mijn linkerschou­der. Ik ben rechts, als ik schreef op school, voelde ik mijn linkerarm en ­schouder trekken. Soms voelde ik steken, maar bijna altijd had ik het gevoel alsof mijn bovenarmen en schou­der heel erg verzuurd waren. Soms kon ik in bed ook niet op mijn zij liggen. Ik verhuisde op mijn zeventiende voor het zwemmen van Friesland naar Eind­hoven. Daar besloten we echt wat aan mijn schouderproblemen te gaan doen, want het ging zo niet langer. Ik meld­de me af voor de WK. We dachten de problemen binnen een jaar wel onder controle te krijgen. Na een jaar ging het langzaam wel beter, maar het was nog lang niet over. Ik begon heel erg te twijfelen, dacht: ga ik mijn niveau van voor mijn schouderblessure ooit nog halen? Ik wilde gewoon trainen, net als de anderen. De mentale pijn was eigenlijk nog erger dan de lichamelijke. Ik kwam in een negatieve spiraal. Het begon met fysieke problemen die ik in orde moest krijgen, maar de mentale problemen waren eigenlijk een grotere uitdaging. • Ik was in Eindhoven op mezelf gaan wonen en daar had ik veel moeite mee. Mijn ouders brachten me voor die tijd naar de training en haalden me ook op. We aten altijd met z’n allen: mijn broer Jorn, vader, moeder en ik. Die bescher­mende, veilige omgeving was ik kwijt nadat ik was verhuisd. Als ik ’s avonds thuiskwam, zat ik alleen op de bank. Het was niet dat ik heimwee had, maar een­zaam voelde ik me wel. Mijn vader kwam geregeld langs in Eindhoven. Als hij voor zijn werk in Amsterdam of ergens anders in het land moest zijn, reed hij vaak nog anderhalf uur door naar mij. ‘Ik ben toch onderweg,’ zei hij dan. Het gevoel van eenzaamheid werd ver­sterkt doordat ik niet gewoon met de anderen kon zwemmen door mijn schou­der. Ik trainde op een andere manier, zat niet na een training met de anderen in de kleedkamer, zag hen amper en had dus ook weinig aansluiting. Ik was heel veel in mijn eentje. En van nature ben ik al niet iemand die zich makkelijk laat zien. Ik wist niet zo goed hoe ik het moest aan­ pakken... Ik raakte echt in een isolement. Op een gegeven moment wilde ik ook meer thuis bij mijn ouders zijn. Ik besloot in het weekend terug naar Fries­land te gaan en op zaterdag thuis te trai­nen, maar dat was het ook niet. Ik wist eigenlijk niet precies wat ik zocht. In die periode heb ik ook echt weleens gedacht: ik kap gewoon helemaal met zwemmen. • Ik heb bij de begeleiding aangegeven waar ik mee worstelde. Daar werd naar geluis­terd. Er werd ook actie ondernomen en er werden dingen geprobeerd. Ik heb in die periode ook al bij psychologen gelopen. Van nature stap ik dus niet makkelijk op mensen af, ik was als kind behoorlijk introvert. Mijn broer, die tweeënhalf jaar ouder is dan ik, nam me vaak mee als hij op straat ging spelen. Op vakanties maakte Jorn ook altijd makkelijk vrien­den. Mijn moeder moedigde me ook vaak aan, zei: ‘Ga maar met Jorn mee, ga ook maar gezellig op straat spelen.’ Uit mezelf deed ik dat gewoon niet zo snel. Wat me dan blokkeerde? Ik dacht dan: zitten ze wel op mij te wachten? En omdat mijn broer me vaak meenam, vroeg ik me ook af of ze me aandacht gaven om wie ik was of omdat het kwam doordat Jorn me mee had genomen. Ik weet eigenlijk niet zo goed waarom ik niet zo snel uit mezelf naar buiten ging om met leeftijdgenootjes te spelen. Ik ben door het zwemmen meerdere keren van school gewisseld. De basisschool heb ik wel volledig in mijn geboortedorp Oosterwolde gedaan, maar ik heb daarna op drie verschillende middelbare scholen gezeten. Steeds had ik wel één of twee kinderen met wie ik optrok op school, maar als ik weer naar een andere school ging, verwaterde dat meteen weer. Op de basisschool en middelbare school hoorde ik er voor mijn gevoel net niet bij. Je hebt op school altijd groepjes en ik zat naar mijn idee altijd net tussen al die verschillende groepjes in. Dat had misschien deels ook te maken met het zwemmen. Ik moest ’s middags trainen en in het weekend had ik vaak wedstrij­den, daardoor miste ik dus weleens een feestje. Maar ook niet altijd. Bij mij was het zo dat ik nergens heel erg die aansluiting voelde, dat deed soms best wel pijn. Ik had natuurlijk wel mijn ouders en er waren altijd wel mensen waar ik mee kon praten, maar ik had toch heel vaak het gevoel dat ik alleen was. Ik twijfelde ook heel erg aan mezelf, had het gevoel: ik ben niet goed genoeg. Of: ik hoor er gewoon niet bij. Terwijl dat helemaal niet zo was. Dat was puur mijn eigen gevoel. Er waren ook kinde­ren die graag met mij wilden ruilen. Van jongs af aan was ik veel weg, ik maakte veel mooie dingen mee, won medailles. Maar dat moet je wel kunnen en willen zien. Ik had moeite om ook de andere kant, de mooie dingen, te zien. We zijn ook op zoek geweest waarom dat zo is bij mij. Want als je weet waarom dingen gebeuren, kun je er ook aan werken om het te veranderen. Maar wat dit betreft... Ik weet het niet zo goed. • Ik was achttien toen ik in een Italiaans restaurant ging werken. Zat op school, had door mijn schouder geen eind­ toernooi gehaald en dacht: ik moet me nuttig maken, ga gewoon een bijbaan­tje zoeken. Ik had nog nooit een baantje gehad. In de weekenden en in de zomer had ik altijd wedstrijden of ik ging met mijn ouders op vakantie. Ik dacht: ik ga het gewoon doen en misschien leer ik dan ook wat mensen kennen. Na twee weken wist ik al: de horeca is het niet voor mij. De drankjes serveren vond ik niet erg, dat deed ik in het begin. Maar daarna mocht ik ook de bestellingen opnemen. Ik vond het eng om naar men­sen toe te lopen die aan tafel zaten en dan het gesprek te beginnen. Daarna ben ik snel gestopt met het bijbaantje. Ik was er nog niet klaar voor en eigenlijk wilde ik maar één ding: weer zwemmen. Als ik naar het zwembad ging, zag ik de anderen lekker zwemmen. Dan dacht ik: ik heb dat niveau ook. Maar ja, die schouders... En doordat ik niet zoveel trainde, vond ik het heel lastig om genoeg te blijven eten. Ik dacht: ik doe niks, zit een beetje op de bank, dan hoef ik ook niet veel binnen te krijgen. Als je alleen bent, je niet goed voelt en niet kan trainen, verandert je zelfbeeld. Ik ging dingen zien aan mezelf die ik niet mooi vond. Zag bij wijze van spreken elk grammetje bij mezelf. Ik liep altijd dagelijks rond in een badpak, als dat niet kan en je ziet anderen op sociale media, ga je vergelijken en denk je: die zijn echt dun. En gespierd. Dat wilde ik ook. Ik had het gevoel dat alles negatief was, dus was mijn lichaam ook niet goed. Of ik het een eetstoornis moet noemen, weet ik niet, maar ik merkte dat ik niet genoeg at. Ik had dat lege gevoel in mijn maag, werd heel moe en futloos. Alles wat ik deed, voelde heel zwaar aan. Daardoor voelde ik me nog slechter. Mijn ouders zagen natuurlijk ook dat ik steeds slech­ter in mijn vel stak, probeerden me te helpen. Dat is ook de reden dat mijn vader vaak langskwam. Ze hebben wel­ eens gevraagd of ik in Eindhoven wilde blijven, maar nooit gezegd: ‘Je komt maar terug naar Friesland.’ Wilde ik ook niet, ik wilde blijven zwemmen. ‘Ik werk nog steeds hard aan mezelf. Ik ben al wel veel gelukkiger, dat zien mensen ook aan me. Ik krijg geregeld te horen dat ik meer straal en lach’ • In aanloop naar de Spelen in Tokio kon ik eindelijk weer meer gaan zwemmen, mijn schouder voelde steeds beter. Eerst voorzichtig onder Marcel Wouda. Uit­ eindelijk mocht ik als estafettezwemster mee naar Tokio. Na de Spelen werd Pa­trick Pearson mijn trainer, onder hem kon ik steeds meer gaan trainen. Ik ging met sprongen vooruit. In november 2021 pakte ik bij de EK kortebaan goud op de 200 meter vrije slag. Het was ook in 2021 dat ik werd uitge­nodigd voor de ISL, de internationale zwemcompetitie waarin zwemmers in teamverband uitkomen. Heel mooi, maar tegelijkertijd ook best wel eng. Ik zat in een team met allemaal zwemsters uit andere landen. Als ik met hen wilde praten, moest dat in het Engels. Mijn Engels is niet slecht, maar het voelde toch weer als een extra barrière die ik moest slechten om iets te zeggen. Maar ik merkte ook dat ik het heel erg fijn vond dat ik in een team zat, dat er mensen om me heen waren. Toen ik weer thuis was in Eind­hoven, dacht ik: bah, ik ben weer alleen. Ik merkte toen voor het eerst heel sterk dat ik mensen om me heen wilde. Het besef was er, maar hoe pak je dat vervol­gens aan? Het was begin 2022 dat we op trainings­kamp gingen naar Turkije. Het ging goed met zwemmen vanaf het moment dat ik onder Patrick trainde, ik was voor het eerst Europees kampioen geworden, maar vlak voor het trainingskamp had ik corona, waardoor ik de hele week niet kon trainen. Ik zat er ineens helemaal doorheen. Iets wat ik al een tijdje had weggestopt, kwam er daar allemaal uit. Voor het eerst bij de fysiotherapeut. Hij vroeg: ‘Hoe gaat het met je?’ Ik begon te huilen. Dat was natuurlijk een teken en ik wist meteen: ik moet dit ook tegen Patrick vertellen, want het komt toch wel bij hem terecht. Ik ben naar mijn coach gestapt en ver­ telde dat ik niet lekker in mijn vel zat. Eigenlijk al een tijd niet. Ik kon er zo goed met Patrick over praten. In samen­spraak met hem heb ik ook besloten om opnieuw in gesprek te gaan met een psycholoog. Ik klopte aan bij een psycholoog, die voor een heel andere aanpak koos. Het voelde meteen heel goed en fijn. Tijdens de therapieën die ik voorheen had, waren we voor­ al veel aan het praten. Nu moet ik ook veel over mezelf vertellen, maar ik heb ook een therapie gevolgd voor mensen met PTSS. Dat heb ik niet, maar ik had er wel baat bij. Ik heb eigenlijk een tijdslijn van mijn leven gemaakt en ben in gedachten terug­gekeerd naar momenten binnen en buiten het zwembad die ik als niet prettig heb ervaren. Die momenten houd ik liever voor mezelf, maar het zijn momenten waaraan ik toch een soort van een trauma heb overgehouden. Die gebeurtenissen moest ik me helemaal inbeelden. Door er opnieuw naartoe te gaan, haalde het de lading weg. Heel apart, maar het werkte heel goed bij mij. Van mijn psycholoog kreeg ik ook de opdracht om op mensen af te stappen, om aan ploeggenoten te vragen hoe de training ging. Ik vond het eng, moest echt over mezelf heen stappen. Ik dacht: mensen zit­ ten toch helemaal niet op een vraag van mij te wachten? Maar ik merkte al snel dat het helemaal niet zo eng was om vragen te stellen, dat ze het leuk vonden als ik wat vroeg en er een gesprek op gang kwam. Patrick is heel belangrijk geweest in dat proces. Ik kreeg van hem alle ruimte. Hij zei: ‘Vertel het me als het niet goed gaat, dan passen we de training aan als je dat wil.’ In werkelijkheid heb ik van dat aanbod niet veel gebruikgemaakt. Het was fijn dat die mogelijkheid er was en ik voelde dat hij me heel erg steunde. Patrick daagt me uit om dingen uit mezelf aan te geven. Dat probeer ik ook steeds meer. Als individuele topsporter moet je ook heel goed naar jezelf luisteren natuurlijk, het is niet de bedoeling dat ik alleen maar klak­keloos doe wat Patrick zegt. Dat wil hij ook niet. Het gaat steeds beter, we doen steeds vaker dingen in overleg. Ondertussen gaat het met zwemmen steeds beter. Ik zit sinds ik aanklopte bij de psycholoog steeds wat beter in mijn vel. Dat heeft ook meteen invloed op mijn trainingen. Ik voel minder pijn­ tjes, waardoor ik weer meer kan trainen en daardoor voelde ik me dan ook weer beter. De negatieve spiraal is omgezet in een positieve. Bij de EK langebaan in Rome won ik zeven medailles, waar­ van vier gouden, en bij de WK korte­ baan won ik vier medailles, waaronder mijn eerste wereldtitel, op de 100 meter wisselslag. • Bij de EK heb ik voor de camera van de NOS voor het eerst openlijk verteld dat ik bij een psycholoog loop. Sindsdien ben ik er eerlijk over. Ik heb het daarna ook verteld in de Volkskrant. Dat ik dit nu kan, geeft ook aan waar ik nu sta. Ik durf veel meer open te zijn dan vroeger, kan mijn verhaal ook steeds beter onder woorden brengen. In het begin was het een chao­tisch verhaal. Inmiddels kan ik best goed over mezelf vertellen, maar dat heb ik wel erg moeten leren. Ik weet dat meer sporters rondlopen met een gevoel van eenzaamheid, dat het een thema is waar veel, vooral jonge, sporters over zwijgen. Ik denk dat het goed is dat duidelijk wordt dat dit iets is wat speelt in de vaak solistische topsportwereld. Door er open over te zijn, hoop ik dat ik men­ sen kan helpen of in laten zien dat ze niet de enigen zijn. Ik vind dat dit iets is dat besproken kan worden, en dat het niet iets is waar je je voor hoeft te schamen. Zeker zwemmen is een heel individuele sport. Je bent wel met meerdere mensen tegelijk aan het trainen, maar iedereen ligt in z’n eigen baan. Tijdens de pauzes praten we wel, maar onder het zwemmen zelf natuurlijk niet. Je hebt de estafettes, maar verder ben je als zwemmer toch vooral op jezelf aangewezen. Ik vind dat de zwembond hier heel goed mee omgaat. Als je op dit vlak hulp nodig hebt, kun je die krijgen. Ze nemen het heel serieus. Ik vind het ook heel goed dat Ranomi Kromowidjojo gaat samenwerken met de bond om zwemtalenten te helpen, met hen in gesprek te gaan over obsta­kels waar zij tegenaan lopen. Ik heb met Ranomi getraind, ze stond als zwemster er altijd al heel erg voor open om iedereen te helpen. Zelf heb ik daar geen gebruik van gemaakt, ik vond het toen nog moeilijk om open te zijn tegen anderen en te ver­tellen waar ik tegenaan liep. • Ik heb heel lang mensen op afstand gehouden, heb daardoor de liefde van anderen ook niet toegestaan. Het gaat al veel beter, maar ik vind het nog steeds moeilijk om me open te stellen. Het is voor mij niet altijd makkelijk om te zeg­gen wat ik vind of hoe ik me voel. In het bijzijn van vrienden vind ik het nog steeds lastig om te zeggen dat ik een rotdag heb gehad. Ik werk nog steeds hard aan mezelf. Ben al wel veel gelukkiger, dat zien mensen ook aan me. Ik krijg geregeld te horen dat ik meer straal en lach. Ik merk dat de zwemmers met wie ik da­ gelijks train dichter bij me staan sinds ik me meer openstel. In januari heb ik een feest gegeven: een housewarming, m’n verjaardag en het vieren van mijn wereld­titel ineen. Eigenlijk ben ik best wel soci­aal, ik vind het leuk om dingen te onder­ nemen, maar die Marrit is altijd een beetje verstopt gebleven. Het idee voor het feest kwam uit mezelf. Dat was weer een hele stap voor me. Ik wilde het al een tijdje heel graag doen, maar zette niet door. Toen dacht ik: kom op Marrit. Ik heb eerst afgetast bij vrienden, gevraagd of ze kwa­ men als ik een feestje zou organiseren. Telkens kreeg ik te horen: ‘Ja, natuurlijk kom ik.’ Maar daarna dacht ik weer: dan wordt m’n hele huis vies. Hield dat me weer tegen. Toen zeiden vrienden dat ze wel zouden komen helpen met schoon­ maken. Ik heb het idee van het feest daar­ na nog aan m’n psycholoog voorgelegd en die zei: ‘Als je dat leuk vindt, moet je dat gewoon doen.’ Uiteindelijk kwamen er tien tot vijftien mensen, van wie er nog iets van zeven bleven slapen. Het was zo leuk. Ik ben echt blij dat ik het heb gedaan. Voorheen vierde ik eigenlijk nooit mijn verjaardag. Ik voerde vaak als excuus op dat het niet uitkwam omdat het samenviel met een trainingsstage of ­blok. Ik ging vaak wel met mijn ouders uit eten, maar het vieren met vrienden zoals dit keer, dat eigenlijk nooit. Voor veel mensen klinkt het misschien als iets kleins, maar dit feest organiseren, mensen vragen en dat nog wel in mijn eigen huis, daar waar niet vaak mensen komen, was echt weer een grote stap voor me. Dit is het verhaal dat bij die achterlig­gende periode hoort. Ik ben van best ver gekomen. Als ik zo’n gesprek als dit heb gevoerd dan ben ik trots en voel ik me goed over mezelf. Ik ben zo blij dat het nu supergoed gaat. Misschien ben ik nu ook wel klaar voor een baantje in de horeca. Ik sta er wel voor open om meer mensen toe te laten in mijn leven. Ik ben heel blij dat ik fijne mensen om me heen heb in het zwembad, maar de zwemwereld is best klein. Nu train ik met zeven mensen en dat is nu eigenlijk mijn wereld. Buiten het zwemmen heb ik eigenlijk niks en dat vind ik weleens jam­mer. Ik zou wel meer mensen willen leren kennen. En ik zou ook wel dingen willen doen naast het zwemmen. Ik heb het daar ook al over gehad met mijn psycholoog. Voor nu heb ik het nog even in de ijskast gezet, het zwemmen gaat nu supergoed en ik wil nu niet over m’n grenzen heen gaan. Ik denk dat ik naast het zwemmen nog een studie op wil pakken, zodat ik meer leef­tijdgenoten om me heen heb van buiten het zwemmen. • Laatst gaf ik een clinic en werd ik voor­ gesteld als wereldkampioen. Ik dacht: ja, dat is ook zo, dat ben ik. Ik vergeet bijna dat ik thuis in een la die medailles heb liggen. De laatste tijd heb ik goed gepresteerd, mijn naam komt geregeld voorbij in de media. Af en toe krijg ik een berichtje van iemand van vroeger via Facebook of Instagram. Heel leuk. Mensen hebben me een soort van herontdekt. Ik was dat meisje dat op haar vijftiende werd geko­zen als Talent van het Jaar en daarna zijn mensen mij een tijdje uit het oog verlo­ren. Tussen 2016 en 2021 ben ik eigen­lijk weggeweest. Nu sta ik er weer. Dit is het verhaal dat bij die achterlig­gende periode hoort. Ik ben van best ver gekomen. Als ik zo’n gesprek als dit heb gevoerd dan ben ik trots en voel ik me goed over mezelf. Ik ben zo blij dat het nu supergoed gaat. Helden Magazine editie 67 Het verhaal van Marrit Steenbergen komt voort uit Helden Magazine nummer 67, het Sportzomerboek, waar Mathieu van der Poel de cover siert samen met Sifan Hassan, Quilindschy Hartman, Lieke Martens & Jackie Groenen. De 67ste editie van Helden is een dubbeldik Sportzomerboek, waarin er volop aandacht is voor de Tour de France voor mannen en vrouwen, het WK voetbal, en het landskampioenschap van Feyenoord. Verder in Helden 67 uitgebreide interviews met: alleskunner Sifan Hassan in aanloop naar de WK atletiek, hockeysters Sanne Koolen en Pien Sanders, wielrenster Demi Vollering, Kiran Badloe over de metamorfose van windsurfer naar foiler, Botic van de Zandschulp op weg naar de absolute tennistop, coureur en analist Giedo van der Garde over Nyck de Vries en Jos en Max Verstappen, en nog veel meer inspirerende verhalen. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 67! Wil je geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.

Tour de France

Prognose etappe 20: ‘redt’ Wout van Aert de Tour voor Visma-Lease a Bike?

De aanvallers krijgen ook nog een kans deze Tour. Het klassement is gemaakt, de strijd om de groene trui en bolletjestrui is gestreden. De kans is dus groot dat een groep vrijbuiters met klimmersbenen alle ruimte krijgt. Een ideale rit voor types als Quinn Simmons, Ben Healy of Wout van Aert. Rit 20, een heuveletappe van 185 kilometer die van Nantua naar Pontarlier gaat, is de een na laatste kans voor ploegen zonder etappewinst om de Tour nog te ‘redden’. Zoals Visma- Lease a Bike, die deze Tour nog geen overwinningen heeft geboekt. Wout van Aert is de aangewezen man om daar in de twintigste etappe verandering in aan te brengen. Hoewel de echte bergen achter de rug liggen, moet er wel flink geklommen worden. Het begint met de Col de la Croix de la Serra (11,8 kilometer tegen 4.2 procent), gevolgd door de Côte de Valin (5,6 kilometer à 4,4 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (4,4 kilometer tegen 4,3 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (3,7 kilometer à 8,8 procent) en Côte de Longeville (3,4 kilometer tegen 5,5 procent). Na de laatste beklimming is het nog ongeveer twintig kilometer naar de streep en de laatste kilometers zijn vlak. De laatste winnaar in Pontarlier was overigens Erik Dekker in 2001. Normaal gesproken was dit ook een rit geweest voor Thymen Arensman, maar hij zal het rustig aan doen na de schitterende overwinning op La Plagne, 23 na Michael Boogerd, en zijn tweede ritzege deze Tour. De kanshebbers van Helden *** Wout van Aert ** Quinn Simmons * Ben Healy
De aanvallers krijgen ook nog een kans deze Tour. Het klassement is gemaakt, de strijd om de groene trui en bolletjestrui is gestreden. De kans is dus groot dat een groep vrijbuiters met klimmersbenen alle ruimte krijgt. Een ideale rit voor types als Quinn Simmons, Ben Healy of Wout van Aert. Rit 20, een heuveletappe van 185 kilometer die van Nantua naar Pontarlier gaat, is de een na laatste kans voor ploegen zonder etappewinst om de Tour nog te ‘redden’. Zoals Visma- Lease a Bike, die deze Tour nog geen overwinningen heeft geboekt. Wout van Aert is de aangewezen man om daar in de twintigste etappe verandering in aan te brengen. Hoewel de echte bergen achter de rug liggen, moet er wel flink geklommen worden. Het begint met de Col de la Croix de la Serra (11,8 kilometer tegen 4.2 procent), gevolgd door de Côte de Valin (5,6 kilometer à 4,4 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (4,4 kilometer tegen 4,3 procent), de Côte de Chateau-de-Pres (3,7 kilometer à 8,8 procent) en Côte de Longeville (3,4 kilometer tegen 5,5 procent). Na de laatste beklimming is het nog ongeveer twintig kilometer naar de streep en de laatste kilometers zijn vlak. De laatste winnaar in Pontarlier was overigens Erik Dekker in 2001. Normaal gesproken was dit ook een rit geweest voor Thymen Arensman, maar hij zal het rustig aan doen na de schitterende overwinning op La Plagne, 23 na Michael Boogerd, en zijn tweede ritzege deze Tour. De kanshebbers van Helden *** Wout van Aert ** Quinn Simmons * Ben Healy

Tour de France

Prognose etappe 19: Arensman in de voetsporen van Boogerd

Michael Boogerd boekte in La Plagne de mooiste overwinning uit zijn carrière. Na een lange solo reed hij in 2002 in zijn eentje over de streep in het skidorp. Gaat Thymen Arensman hem dat 23 jaar na dato nadoen in La Plagne? De renner van Ineos kiest steeds de aanval in de bergetappes, won al een rit deze Tour en de kans is aannemelijk dat vluchters de ruimte krijgen omdat nummers één en twee Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard vooral naar elkaar kijken. De negentiende etappe – de tweede Alpenrit van de Tour de France van 2025 en de laatste bergetappe - is door een uitbraak van een besmettelijke dierziekte op het laatste moment ingekort van 130 naar 95 kilometer. Het vee met deze huidaandoening bevindt zich op de Col des Saisies (13,7 kilometer tegen 6,4 procent) die daardoor verboden gebied is geworden voor het peloton. De rit moest dus op de schop met het gevolg dat ook de Côte d’Héry-sur-Ugine (11,3 kilometer à 5,1 procent) uit het parkoers is gesloopt. Als gevolg daarvan gaat de etappe pas om half drie van start in Albertville en er zijn nog drie van de oorspronkelijke vijf beklimmingen over. De de Col du Pré (12,6 kilometer, gemiddeld stijgingspercentage van 7,7 procent, maar de laatste kilometer loopt 12 procent omhoog) is als eerste de beurt. Gevolgd door de Cormet de Roselend (5,9 kilometer klimmen tegen 6,3 procent). En daarna wacht de beklimming naar skidorp La Plagne. De slotklim is 19,1 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 7,2 procent. Het is voor de klassementsrenners de laatste echte kans om nog op te schuiven in het algemeen klassement. Wil Jonas Vingegaard nog wat aan zijn achterstand van inmiddels 4 minuten en 26 seconden op gele truidrager Tadej Pogacar doen? In etappe 18 - de vreemd verlopen koninginnenrit met aankomst op Col de la Loze die werd gewonnen door Ben O’Connor - lukte dat niet. De strijd om de bolletjestrui is ook nog niet beslist. Ook die trui is in bezit van Pogacar en ook daarin is Vingegaard best of the rest. De spannendste strijd is die om de witte trui én de derde plek. Florian Lipowitz is op dit moment nog de beste jongere, zakte er in rit 18 op de slotklim doorheen, en heeft nog slechts 22 tellen voorsprong op Oscar Onley, kopman van het Nederlandse Team Picnic PostNL. De kanshebbers van Helden *** Thymen Arensman ** Tadej Pogacar * Jonas Vingegaard
Michael Boogerd boekte in La Plagne de mooiste overwinning uit zijn carrière. Na een lange solo reed hij in 2002 in zijn eentje over de streep in het skidorp. Gaat Thymen Arensman hem dat 23 jaar na dato nadoen in La Plagne? De renner van Ineos kiest steeds de aanval in de bergetappes, won al een rit deze Tour en de kans is aannemelijk dat vluchters de ruimte krijgen omdat nummers één en twee Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard vooral naar elkaar kijken. De negentiende etappe – de tweede Alpenrit van de Tour de France van 2025 en de laatste bergetappe - is door een uitbraak van een besmettelijke dierziekte op het laatste moment ingekort van 130 naar 95 kilometer. Het vee met deze huidaandoening bevindt zich op de Col des Saisies (13,7 kilometer tegen 6,4 procent) die daardoor verboden gebied is geworden voor het peloton. De rit moest dus op de schop met het gevolg dat ook de Côte d’Héry-sur-Ugine (11,3 kilometer à 5,1 procent) uit het parkoers is gesloopt. Als gevolg daarvan gaat de etappe pas om half drie van start in Albertville en er zijn nog drie van de oorspronkelijke vijf beklimmingen over. De de Col du Pré (12,6 kilometer, gemiddeld stijgingspercentage van 7,7 procent, maar de laatste kilometer loopt 12 procent omhoog) is als eerste de beurt. Gevolgd door de Cormet de Roselend (5,9 kilometer klimmen tegen 6,3 procent). En daarna wacht de beklimming naar skidorp La Plagne. De slotklim is 19,1 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 7,2 procent. Het is voor de klassementsrenners de laatste echte kans om nog op te schuiven in het algemeen klassement. Wil Jonas Vingegaard nog wat aan zijn achterstand van inmiddels 4 minuten en 26 seconden op gele truidrager Tadej Pogacar doen? In etappe 18 - de vreemd verlopen koninginnenrit met aankomst op Col de la Loze die werd gewonnen door Ben O’Connor - lukte dat niet. De strijd om de bolletjestrui is ook nog niet beslist. Ook die trui is in bezit van Pogacar en ook daarin is Vingegaard best of the rest. De spannendste strijd is die om de witte trui én de derde plek. Florian Lipowitz is op dit moment nog de beste jongere, zakte er in rit 18 op de slotklim doorheen, en heeft nog slechts 22 tellen voorsprong op Oscar Onley, kopman van het Nederlandse Team Picnic PostNL. De kanshebbers van Helden *** Thymen Arensman ** Tadej Pogacar * Jonas Vingegaard

Tour de France

Tadej Pogacar versus Jonas Vingegaard

Tadej Pogacar is op zijn 26ste al een legende, laat winnen er vaak uitzien als een fluitje van een cent. Hij won vorig jaar de Tour de France en gaat dit jaar op voor zijn vierde eindzege. Dan moet hij Jonas Vingegaard verslaan, de 28-jarige Deen klopte Pogi en won de Tour in 2022 en 2023 en werd in 2021 en 2024 tweede. De wielerwereld maakt zich op voor aflevering 5 van Het Duel. Wij blikken in Helden Magazine nummer 77 vooruit met wieleranalisten en oud-renners Stef Clement, Tom Dumoulin en Karsten Kroon. Tadej Pogacar “Wij zeiden tegen elkaar: what the fuck, die jongen kan wel heel hard fietsen,” herinnert Tom Dumoulin zich nog de eerste echte kennismaking met Tadej Pogacar. Het was in de Tour de France van 2020 dat ze elkaar troffen. De Sloveen debuteerde op zijn 21ste in de Tour, was een jaar eerder in zijn eerste grote ronde al derde geworden in de Vuelta. Dumoulin, onder andere winnaar van de Giro in 2017 en tweede in de Tour én Giro in 2018, had net de overstap gemaakt naar Jumbo-Visma en zijn ploeggenoot Primoz Roglic leek de Tour te gaan winnen. Tijdens de tijdrit met aankomst op La Planche des Belles Filles op de voorlaatste dag verdedigde Roglic een voorsprong van 57 seconden op zijn negen jaar jongere landgenoot. Alles leek in kannen en kruiken. Dumoulin: “Pogacar was al gewaagd aan Primoz, maar die was bergop tot die tijdrit nog ietsje beter. Wij dachten: Primoz is een goede tijdrijder, op het einde van de tijdrit is er ook nog een klim en Primoz heeft een voorsprong van bijna een minuut. We rekenden ons al redelijk rijk. Maar Pogacar haalde snoeihard uit, versloeg Primoz en ook mij dik in die tijdrit.” Dumoulin: 'We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won in 2020. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan' De achterstand van 57 tellen op Roglic werd omgezet in een voorsprong van 59 seconden. Dumoulin werd die Tour zevende en was best of the rest op La Planche des Belles Filles. “We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won. Vijf jaar later kijken we er allang niet meer vanop dat hij dingen presteert die vooraf als onmogelijk beschouwd werden. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan.” Jonas Vingegaard Een paar weken later trof Dumoulin in het door de coronapandemie op z’n kop gezette seizoen ook Jonas Vingegaard, die in de Vuelta zijn debuut maakte in een grote ronde namens Jumbo-Visma. Dumoulin stapte na zeven etappes vermoeid af, Vingegaard werd 46ste in het eindklassement als knecht van winnaar Roglic. Een jaar later debuteerde de Deen in de Tour en greep de tweede plek nadat kopman Roglic afstapte. “De Vuelta van 2020 heb ik uit mijn geheugen verdrongen, ik weet niet eens meer dat Jonas meedeed,” lacht Dumoulin, die in 2022 na elf jaar stopte als prof en tegenwoordig, op zijn 34ste, wieleranalist is bij de NOS. “De eerste keer dat Vingegaard me opviel, was tijdens de Ronde van Polen in 2019, het jaar voordat we ploeggenoten werden.” Vingegaard pakte in Polen zijn eerste profzege en maakte voor het eerst naam. “Op het trainingskamp in december 2019 sukkelde Jonas met een blessure en daardoor hebben we weinig samen getraind of wedstrijden gereden. Hij zat toen nog niet echt bij de A-ploeg. Jonas was een talent, maar had destijds veel last van de druk en spanning die hij zichzelf oplegde. Het was bij hem zo erg, heeft hij weleens aangegeven, dat hij bijna niet kon eten van de spanning. Hij heeft zich op dat vlak zo ongelooflijk ontwikkeld, is nu veel meer een koele kikker. Ik vind dat heel bijzonder en mooi om te zien.” Meer over de Tour lezen? Wil je meer lezen over de Tour en de etappes uitgebreid bekijken? Klik dan hier voor een uitgebreide Tour-gids vol met informatie over de verschillende etappes van deze editie. Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het verhaal over Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele verhaal? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Tadej Pogacar is op zijn 26ste al een legende, laat winnen er vaak uitzien als een fluitje van een cent. Hij won vorig jaar de Tour de France en gaat dit jaar op voor zijn vierde eindzege. Dan moet hij Jonas Vingegaard verslaan, de 28-jarige Deen klopte Pogi en won de Tour in 2022 en 2023 en werd in 2021 en 2024 tweede. De wielerwereld maakt zich op voor aflevering 5 van Het Duel. Wij blikken in Helden Magazine nummer 77 vooruit met wieleranalisten en oud-renners Stef Clement, Tom Dumoulin en Karsten Kroon. Tadej Pogacar “Wij zeiden tegen elkaar: what the fuck, die jongen kan wel heel hard fietsen,” herinnert Tom Dumoulin zich nog de eerste echte kennismaking met Tadej Pogacar. Het was in de Tour de France van 2020 dat ze elkaar troffen. De Sloveen debuteerde op zijn 21ste in de Tour, was een jaar eerder in zijn eerste grote ronde al derde geworden in de Vuelta. Dumoulin, onder andere winnaar van de Giro in 2017 en tweede in de Tour én Giro in 2018, had net de overstap gemaakt naar Jumbo-Visma en zijn ploeggenoot Primoz Roglic leek de Tour te gaan winnen. Tijdens de tijdrit met aankomst op La Planche des Belles Filles op de voorlaatste dag verdedigde Roglic een voorsprong van 57 seconden op zijn negen jaar jongere landgenoot. Alles leek in kannen en kruiken. Dumoulin: “Pogacar was al gewaagd aan Primoz, maar die was bergop tot die tijdrit nog ietsje beter. Wij dachten: Primoz is een goede tijdrijder, op het einde van de tijdrit is er ook nog een klim en Primoz heeft een voorsprong van bijna een minuut. We rekenden ons al redelijk rijk. Maar Pogacar haalde snoeihard uit, versloeg Primoz en ook mij dik in die tijdrit.” Dumoulin: 'We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won in 2020. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan' De achterstand van 57 tellen op Roglic werd omgezet in een voorsprong van 59 seconden. Dumoulin werd die Tour zevende en was best of the rest op La Planche des Belles Filles. “We konden het echt niet geloven dat Pogacar toch nog de Tour won. Vijf jaar later kijken we er allang niet meer vanop dat hij dingen presteert die vooraf als onmogelijk beschouwd werden. Die Tour was het eerste bewijs dat, bij wijze van spreken, de nieuwe Merckx op was gestaan.” Jonas Vingegaard Een paar weken later trof Dumoulin in het door de coronapandemie op z’n kop gezette seizoen ook Jonas Vingegaard, die in de Vuelta zijn debuut maakte in een grote ronde namens Jumbo-Visma. Dumoulin stapte na zeven etappes vermoeid af, Vingegaard werd 46ste in het eindklassement als knecht van winnaar Roglic. Een jaar later debuteerde de Deen in de Tour en greep de tweede plek nadat kopman Roglic afstapte. “De Vuelta van 2020 heb ik uit mijn geheugen verdrongen, ik weet niet eens meer dat Jonas meedeed,” lacht Dumoulin, die in 2022 na elf jaar stopte als prof en tegenwoordig, op zijn 34ste, wieleranalist is bij de NOS. “De eerste keer dat Vingegaard me opviel, was tijdens de Ronde van Polen in 2019, het jaar voordat we ploeggenoten werden.” Vingegaard pakte in Polen zijn eerste profzege en maakte voor het eerst naam. “Op het trainingskamp in december 2019 sukkelde Jonas met een blessure en daardoor hebben we weinig samen getraind of wedstrijden gereden. Hij zat toen nog niet echt bij de A-ploeg. Jonas was een talent, maar had destijds veel last van de druk en spanning die hij zichzelf oplegde. Het was bij hem zo erg, heeft hij weleens aangegeven, dat hij bijna niet kon eten van de spanning. Hij heeft zich op dat vlak zo ongelooflijk ontwikkeld, is nu veel meer een koele kikker. Ik vind dat heel bijzonder en mooi om te zien.” Meer over de Tour lezen? Wil je meer lezen over de Tour en de etappes uitgebreid bekijken? Klik dan hier voor een uitgebreide Tour-gids vol met informatie over de verschillende etappes van deze editie. Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het verhaal over Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele verhaal? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.

Tour de France

Prognose etappe 18: dé dag voor Vingegaard

Jonas Vingegaard heeft al een tijd lang de achttiende etappe in zijn hoofd als zíjn rit. De eerste Alpenrit eindigt op Col de la Loze. Het is niet alleen de koninginnenrit van de Tour van 2025, de kopman van Visma-Lease a Bike heeft ook heel goede herinneringen aan de klim. Als hij gele truidrager Tadej Pogacar, die een voorsprong van 4 minuten en 15 seconden op hem heeft, aan het wankelen wil brengen, moet het in deze etappe gebeuren. De 171 kilometer lange bergetappe gaat van start in Vif, in totaal taan 5500 hoogtemeters en drie lange beklimmingen op het programma. Te beginnen met de Col du Glandon (21,7 kilometer tegen gemiddeld 5,1 procent). Het probleem van de klim is dat hij zeer onregelmatig is: de ene keer gaat het heel stijl omhoog, daarna wordt het klimmen onderbroken door een korte afdaling. Daarna wacht de Col de Madeleine (19,2 kilometer tegen 7,9 procent). De finish ligt dus op de Col de la Loze (26,2 kilometer klimmen tegen gemiddeld 6,5 procent). Ook hiervoor geldt: de klim verloopt onregelmatig. De ene keer gaat het in dubbele cijfers omhoog, daarna vlakt het weer af. In de Tour van 2020 en die van 2023 werd de Col de la Loze ook aangedaan. In 2020 won Miguel Ángel Lopéz voor Primoz Roglic en Tadej Pogacar. Twee jaar geleden won Felix Gall de etappe. Jonas Vingegaard besliste tijdens de beklimming van de Col de la Loze de Tour door meer dan vijf minuten weg te rijden bij Pogacar. In 2020 en 2023 werd overigens de andere kant van de col beklommen, vandaag beklimmen de renners de berg aan de ‘makkelijkere’ kant. Vingegaard en zijn ploeg Visma-Lease a Bike – voorheen Jumbo-Visma - zullen deze etappe dus omcirkeld hebben. Vingegaard viel in rit 16, met aankomst op Mont-Ventoux al meerdere keren aan, maar kon Pogacar niet breken. De Col de la Loze is de enige beklimming deze Tour die tot ver boven de 2000 meter gaat (ruim 2300 meter). Dat is het terrein waarop de Deense kopman, winnaar van de Tour in 2022 en 2023, in het verleden vaak beter was dan Pogacar. Ook zal de gedachte teruggaan naar de elfde etappe van de Tour van 2022. Jumbo-Visma kwam met een meesterplan in die rit, die voerde over de Col du Télégraphe, Col du Galibier en eindigde op de Col du Granon van ruim 2400 meter. Pogacar werd die rit ‘uitgerookt’, werd bestookt met aanvallen. Vingegaard reed op de slotklim weg, pakte twee minuten, won zijn eerste Tour-etappe, greep het geel en stond de leiderstrui niet meer af die Tour. Deze etappe is iets minder zwaar dan die rit, Pogacar en Vingegaard zijn weer drie jaar ouder, de ploegen zijn niet meer hetzelfde, maar toch… De kanshebbers van Helden *** Jonas Vingegaard ** Tadej Pogacar * Florian Lipowitz [caption id="attachment_21490" align="alignnone" width="2560"]  [/caption]  
Jonas Vingegaard heeft al een tijd lang de achttiende etappe in zijn hoofd als zíjn rit. De eerste Alpenrit eindigt op Col de la Loze. Het is niet alleen de koninginnenrit van de Tour van 2025, de kopman van Visma-Lease a Bike heeft ook heel goede herinneringen aan de klim. Als hij gele truidrager Tadej Pogacar, die een voorsprong van 4 minuten en 15 seconden op hem heeft, aan het wankelen wil brengen, moet het in deze etappe gebeuren. De 171 kilometer lange bergetappe gaat van start in Vif, in totaal taan 5500 hoogtemeters en drie lange beklimmingen op het programma. Te beginnen met de Col du Glandon (21,7 kilometer tegen gemiddeld 5,1 procent). Het probleem van de klim is dat hij zeer onregelmatig is: de ene keer gaat het heel stijl omhoog, daarna wordt het klimmen onderbroken door een korte afdaling. Daarna wacht de Col de Madeleine (19,2 kilometer tegen 7,9 procent). De finish ligt dus op de Col de la Loze (26,2 kilometer klimmen tegen gemiddeld 6,5 procent). Ook hiervoor geldt: de klim verloopt onregelmatig. De ene keer gaat het in dubbele cijfers omhoog, daarna vlakt het weer af. In de Tour van 2020 en die van 2023 werd de Col de la Loze ook aangedaan. In 2020 won Miguel Ángel Lopéz voor Primoz Roglic en Tadej Pogacar. Twee jaar geleden won Felix Gall de etappe. Jonas Vingegaard besliste tijdens de beklimming van de Col de la Loze de Tour door meer dan vijf minuten weg te rijden bij Pogacar. In 2020 en 2023 werd overigens de andere kant van de col beklommen, vandaag beklimmen de renners de berg aan de ‘makkelijkere’ kant. Vingegaard en zijn ploeg Visma-Lease a Bike – voorheen Jumbo-Visma - zullen deze etappe dus omcirkeld hebben. Vingegaard viel in rit 16, met aankomst op Mont-Ventoux al meerdere keren aan, maar kon Pogacar niet breken. De Col de la Loze is de enige beklimming deze Tour die tot ver boven de 2000 meter gaat (ruim 2300 meter). Dat is het terrein waarop de Deense kopman, winnaar van de Tour in 2022 en 2023, in het verleden vaak beter was dan Pogacar. Ook zal de gedachte teruggaan naar de elfde etappe van de Tour van 2022. Jumbo-Visma kwam met een meesterplan in die rit, die voerde over de Col du Télégraphe, Col du Galibier en eindigde op de Col du Granon van ruim 2400 meter. Pogacar werd die rit ‘uitgerookt’, werd bestookt met aanvallen. Vingegaard reed op de slotklim weg, pakte twee minuten, won zijn eerste Tour-etappe, greep het geel en stond de leiderstrui niet meer af die Tour. Deze etappe is iets minder zwaar dan die rit, Pogacar en Vingegaard zijn weer drie jaar ouder, de ploegen zijn niet meer hetzelfde, maar toch… De kanshebbers van Helden *** Jonas Vingegaard ** Tadej Pogacar * Florian Lipowitz [caption id="attachment_21490" align="alignnone" width="2560"]  [/caption]  

Tour de France

Prognose etappe 17: Milan het groen, Merlier te ritzege

De sprinters komen er deze Tour de France bekaaid vanaf. De eerste etappe werd gewonnen door Jasper Philipsen, maar door waaiervorming misten de meeste sprinters de slag. Daarna waren er slechts drie echte massasprints: twee werden gewonnen door Tim Merlier en één door Jonathan Milan. In etappe 17, een vlakke rit van 161 kilometer van Bollène naar Valence, is het normaal gesproken weer aan de snelle mannen. Voor Milan dé kans om een belangrijke slag te slaan met het oog op de groene trui. Maar de snelste spurter lijkt Tim Merlier. De Col de Boutière (5,7 kilometer à 3,3 procent) en de Col de Tartaiguille (4,3 kilometer tegen 3,9 procent) zijn in de zeventiende rit niet onoverkomelijk voor de rappe mannen. De laatste beklimming ligt ook nog eens op veertig kilometer van de finish, dus tijd genoeg om eventuele schade te herstellen. Wat een sprintersfeestje kan verstieren is de wind, de rit gaat door de Rhônevallei en daar kan het flink tekeer gaan. Het kan dus ook zomaar een ‘waaieretappe' worden. Mocht Milan vandaag niet voldoende punten pakken voor de groene trui, dan zou het zomaar zo kunnen zijn dat Tadej Pogacar in Parijs zowel het geel, het groen als de bolletjestrui aan mag trekken. De enige die deze bijzondere hattrick voltooide, was Eddy Merckx in de Tour van 1969. De kanshebbers van Helden *** Tim Merlier ** Jonathan Milan * Biniam Girmay
De sprinters komen er deze Tour de France bekaaid vanaf. De eerste etappe werd gewonnen door Jasper Philipsen, maar door waaiervorming misten de meeste sprinters de slag. Daarna waren er slechts drie echte massasprints: twee werden gewonnen door Tim Merlier en één door Jonathan Milan. In etappe 17, een vlakke rit van 161 kilometer van Bollène naar Valence, is het normaal gesproken weer aan de snelle mannen. Voor Milan dé kans om een belangrijke slag te slaan met het oog op de groene trui. Maar de snelste spurter lijkt Tim Merlier. De Col de Boutière (5,7 kilometer à 3,3 procent) en de Col de Tartaiguille (4,3 kilometer tegen 3,9 procent) zijn in de zeventiende rit niet onoverkomelijk voor de rappe mannen. De laatste beklimming ligt ook nog eens op veertig kilometer van de finish, dus tijd genoeg om eventuele schade te herstellen. Wat een sprintersfeestje kan verstieren is de wind, de rit gaat door de Rhônevallei en daar kan het flink tekeer gaan. Het kan dus ook zomaar een ‘waaieretappe' worden. Mocht Milan vandaag niet voldoende punten pakken voor de groene trui, dan zou het zomaar zo kunnen zijn dat Tadej Pogacar in Parijs zowel het geel, het groen als de bolletjestrui aan mag trekken. De enige die deze bijzondere hattrick voltooide, was Eddy Merckx in de Tour van 1969. De kanshebbers van Helden *** Tim Merlier ** Jonathan Milan * Biniam Girmay

Tour de France

Wout van Aert: opzoek naar de topvorm

Wout van Aert is al jaren één van de meest veelzijdige renners van het peloton. Of het nu gaat om een kasseiklassieker, een tijdrit of een bergetappe, Wout kan het allemaal. In 2021 won hij op indrukwekkende wijze drie totaal verschillende ritten in de Tour de France: de bergetappe over de dubbele Mont Ventoux, de tijdrit op de voorlaatste dag en zelfs de massasprint op de Champs-Élysées. Het jaar erna deed hij dat nog eens dunnetjes over met opnieuw drie ritzeges, vier dagen in het geel en de groene trui. Hij werd bovendien uitgeroepen tot de meest strijdlustige renner van de Tour en speelde een belangrijke rol in de eerste Tourzege van ploeggenoot Jonas Vingegaard. Toch verliep 2023 anders. "In 2023 ben ik niet op mijn best geweest, heb me toen nooit zo gevoeld als in 2022," blikt Van Aert terug. "Ik had steeds het gevoel dat ik dat ene procentje miste. De resultaten waren nog best goed, maar ik denk dat ik beter kan." Hij won wel de E3 Saxo Classic en werd tweede op het WK in Glasgow, achter Mathieu van der Poel. Tijdens de Tour was hij opnieuw van grote waarde voor Vingegaard, die zijn tweede Tourzege pakte. Zelf won Wout echter geen rit. Enkele dagen voor de slotetappe verliet hij de Ronde om bij zijn hoogzwangere vrouw Sarah te zijn. Op 21 juli werd hun tweede zoontje Jerome geboren. Na afloop van het seizoen ging Van Aert met de ploegleiding in gesprek. “Wout zit niet alleen maar braaf aan tafel te luisteren,” vertelde voormalig sportief directeur Merijn Zeeman eerder in Helden. Wout is kritisch, denkt mee en wil het maximale halen uit zichzelf én zijn team. "Ik ben niet alleen voor mezelf extreem veeleisend, maar waarschijnlijk ook voor mijn omgeving," zei hij daar zelf over. "Ik heb in de ploeg het gevoel dat de vrijheid er is om eigen inbreng te hebben." Aanvankelijk zou Wout Van Aert in 2024 de Tour overslaan. Maar een minder soepel voorjaar zorgde voor een andere wending. Uiteindelijk ging hij toch van start in Florence. Een ritzege zat er niet in, al was hij er meerdere keren dichtbij. De aanloop naar de Tour van 2025 stond voor Van Aert in het teken van het helpen van Jonas Vingegaard, al mag hij ook voor eigen succes gaan.  Ook werVan Aert gaf zelf aan dat hij vooral “met vertrouwen en minder haast” wilde toewerken naar de zomer. “Ik heb geleerd dat je soms moet durven loslaten om later sterker te zijn.” Binnen de ploeg is zijn rol opnieuw veelzijdig: deels vrijbuiter, deels steunpilaar. Meer lezen Wil je meer lezen over de Tour en de etappes uitgebreid bekijken? Klik dan hier voor een uitgebreide Tour-gids vol met informatie over de verschillende etappes van deze editie. Of bestel de Helden zomereditie hier!
Wout van Aert is al jaren één van de meest veelzijdige renners van het peloton. Of het nu gaat om een kasseiklassieker, een tijdrit of een bergetappe, Wout kan het allemaal. In 2021 won hij op indrukwekkende wijze drie totaal verschillende ritten in de Tour de France: de bergetappe over de dubbele Mont Ventoux, de tijdrit op de voorlaatste dag en zelfs de massasprint op de Champs-Élysées. Het jaar erna deed hij dat nog eens dunnetjes over met opnieuw drie ritzeges, vier dagen in het geel en de groene trui. Hij werd bovendien uitgeroepen tot de meest strijdlustige renner van de Tour en speelde een belangrijke rol in de eerste Tourzege van ploeggenoot Jonas Vingegaard. Toch verliep 2023 anders. "In 2023 ben ik niet op mijn best geweest, heb me toen nooit zo gevoeld als in 2022," blikt Van Aert terug. "Ik had steeds het gevoel dat ik dat ene procentje miste. De resultaten waren nog best goed, maar ik denk dat ik beter kan." Hij won wel de E3 Saxo Classic en werd tweede op het WK in Glasgow, achter Mathieu van der Poel. Tijdens de Tour was hij opnieuw van grote waarde voor Vingegaard, die zijn tweede Tourzege pakte. Zelf won Wout echter geen rit. Enkele dagen voor de slotetappe verliet hij de Ronde om bij zijn hoogzwangere vrouw Sarah te zijn. Op 21 juli werd hun tweede zoontje Jerome geboren. Na afloop van het seizoen ging Van Aert met de ploegleiding in gesprek. “Wout zit niet alleen maar braaf aan tafel te luisteren,” vertelde voormalig sportief directeur Merijn Zeeman eerder in Helden. Wout is kritisch, denkt mee en wil het maximale halen uit zichzelf én zijn team. "Ik ben niet alleen voor mezelf extreem veeleisend, maar waarschijnlijk ook voor mijn omgeving," zei hij daar zelf over. "Ik heb in de ploeg het gevoel dat de vrijheid er is om eigen inbreng te hebben." Aanvankelijk zou Wout Van Aert in 2024 de Tour overslaan. Maar een minder soepel voorjaar zorgde voor een andere wending. Uiteindelijk ging hij toch van start in Florence. Een ritzege zat er niet in, al was hij er meerdere keren dichtbij. De aanloop naar de Tour van 2025 stond voor Van Aert in het teken van het helpen van Jonas Vingegaard, al mag hij ook voor eigen succes gaan.  Ook werVan Aert gaf zelf aan dat hij vooral “met vertrouwen en minder haast” wilde toewerken naar de zomer. “Ik heb geleerd dat je soms moet durven loslaten om later sterker te zijn.” Binnen de ploeg is zijn rol opnieuw veelzijdig: deels vrijbuiter, deels steunpilaar. Meer lezen Wil je meer lezen over de Tour en de etappes uitgebreid bekijken? Klik dan hier voor een uitgebreide Tour-gids vol met informatie over de verschillende etappes van deze editie. Of bestel de Helden zomereditie hier!

Tour de France

Prognose etappe 16: Pogacar gaat strijd met Reus van de Provence aan

Tadej Pogacar won deze Tour al vier etappes, rijdt in het geel met een marge van ruim vier minuten op eerste belager Jonas Vingegaard. De kans is groot dat hij in etappe 16, die start in Montpellier en 172 kilometer verder eindigt op de top van de Mont-Ventoux, opnieuw huis gaat houden. Want de 26-jarige Sloveen won nog nooit op wat te boek staat als een van de meest legendarische beklimmingen in de Tour-historie. Mont-Ventoux is de berg waarop wielrenner Tom Simpson in 1967 (Jan Janssen won die etappe die overigens niet finishte op de top van de Ventoux, maar in Carpentras) het leven liet en waar de nodige legendarische gevechten zijn gevoerd. Wout van Aert won vier jaar geleden de laatste Tour-etappe waarin de ‘Reus van de Provence’ werd opgenomen. Sterker, hij moest in 2021 twee keer worden beklommen, maar de finish was na de afdaling in Malaucène. Dit keer is de finish bovenop de ‘kale berg’. Eigenlijk is het vandaag 155 kilometer lang een makkelijke etappe. Er wordt amper geklommen. En dat op de dag na de tweede rustdag. Ideaal, zou je denken. Maar die onheilspellende berg is al van veraf te zien, de renners weten allemaal wat nog komen gaat. Aangekomen in Bédoin staat het toetje op het menu; Dé Klim (15,7 kilometer tegen een gemiddelde stijging van 8,8 procent). De eerste tien kilometer gaan door het bos, daarna is een wat vlakkere passage. Vervolgens krijgt de wind vrij spel, is er geen boom meer te bekennen. De laatste anderhalve kilometer, met de zendmast op de top in het vizier, gaat het nog met 10 procent omhoog. Pogacar zal met later deze week de Alpen in het verschiet nog wat extra tijd op Vingegaard willen pakken. Bovendien is hij bezig om zijn bingokaart wat betreft overwinningen af te strepen en een overwinning op Mont-Ventoux staat daar zeker tussen. En de veelvraat zal ook de bolletjestrui weer willen pakken als toetje.   De kanshebbers van Helden *** Tadej Pogacar ** Jonas Vingegaard * Felix Gall   [caption id="attachment_21482" align="alignnone" width="2560"]  [/caption]
Tadej Pogacar won deze Tour al vier etappes, rijdt in het geel met een marge van ruim vier minuten op eerste belager Jonas Vingegaard. De kans is groot dat hij in etappe 16, die start in Montpellier en 172 kilometer verder eindigt op de top van de Mont-Ventoux, opnieuw huis gaat houden. Want de 26-jarige Sloveen won nog nooit op wat te boek staat als een van de meest legendarische beklimmingen in de Tour-historie. Mont-Ventoux is de berg waarop wielrenner Tom Simpson in 1967 (Jan Janssen won die etappe die overigens niet finishte op de top van de Ventoux, maar in Carpentras) het leven liet en waar de nodige legendarische gevechten zijn gevoerd. Wout van Aert won vier jaar geleden de laatste Tour-etappe waarin de ‘Reus van de Provence’ werd opgenomen. Sterker, hij moest in 2021 twee keer worden beklommen, maar de finish was na de afdaling in Malaucène. Dit keer is de finish bovenop de ‘kale berg’. Eigenlijk is het vandaag 155 kilometer lang een makkelijke etappe. Er wordt amper geklommen. En dat op de dag na de tweede rustdag. Ideaal, zou je denken. Maar die onheilspellende berg is al van veraf te zien, de renners weten allemaal wat nog komen gaat. Aangekomen in Bédoin staat het toetje op het menu; Dé Klim (15,7 kilometer tegen een gemiddelde stijging van 8,8 procent). De eerste tien kilometer gaan door het bos, daarna is een wat vlakkere passage. Vervolgens krijgt de wind vrij spel, is er geen boom meer te bekennen. De laatste anderhalve kilometer, met de zendmast op de top in het vizier, gaat het nog met 10 procent omhoog. Pogacar zal met later deze week de Alpen in het verschiet nog wat extra tijd op Vingegaard willen pakken. Bovendien is hij bezig om zijn bingokaart wat betreft overwinningen af te strepen en een overwinning op Mont-Ventoux staat daar zeker tussen. En de veelvraat zal ook de bolletjestrui weer willen pakken als toetje.   De kanshebbers van Helden *** Tadej Pogacar ** Jonas Vingegaard * Felix Gall   [caption id="attachment_21482" align="alignnone" width="2560"]  [/caption]

Wielrennen

Remco Evenepoel: supertalent op wielen

Wat Mathieu van der Poel is voor Nederland, is Remco Evenepoel voor België: een supertalent op wielen. Na zijn spetterende debuut als wielerprof werd hij gelijk besteld als toekomstige Tourwinnaar. Zover is het nog niet, maar een indrukkende erelijst heeft hij inmiddels al wel opgebouwd. Na zijn debuutjaar zochten we hem op om, de op dat moment grote belofte, namen voor te leggen. Alberto Contador “Toen ik jong was, was Contador mijn idool. Bij het kijken naar de grote ronden hoopte ik altijd dat hij zou winnen. Ons huis was vroeger op een kilometer afstand van de Bosberg. Tijdens de Ronde van Vlaanderen gingen we daar elk jaar langs het parcours staan en naar de koers kijken. Ik dacht altijd dat Contador meedeed. In die periode reed hij bij Astana. Elke keer als er een Astana-renner voorbijkwam op de Bosberg riep ik: Alberto! Alberto! Maar Contador deed nooit mee. Een beetje gek dat ik dat riep, maar ik was toen nog geen tien jaar en had daar helemaal geen besef van. De koersstijl van Contador sprak me als kind enorm aan. Hij durfde vroeg aan te vallen, zeker als hij in een grote ronde op achterstand stond. Dan schudde hij van die prachtige nummers uit zijn benen in een poging het klassement toch nog te winnen. Contador kon ook goed tijdrijden en had alles in huis wat een ronderenner nodig heeft. Dat heeft hij tijdens zijn loopbaan wel bewezen. Ik val ook graag van ver voor de finish aan. Soms lukt het om op die manier te winnen, soms niet. Als het lukt, is het gevoel dubbel zo mooi. Maar voor de duidelijkheid: ik ben nog heel ver weg van wat Contador in zijn loopbaan allemaal heeft gepresteerd. In januari 2019 heb ik hem voor de eerste keer ontmoet toen ik met mijn ploeg Deceuninck - Quick-Step op trainingskamp was in het Spaanse Calpe. Dat was een droom die werkelijkheid werd. Hij is een superaardige kerel. Het belangrijkste wat Contador me toen meegaf, was dat ik ook in de winterperiode goed voor mezelf moet zorgen. Maar zeker niet te extreem. Tegenwoordig hebben we na een wedstrijd af en toe contact via Instagram. Het is heel cool om nu soms berichten te sturen naar mijn idool.” Dries Mertens “Hij speelde in het eerste van PSV toen ik daar in de jeugd zat. Ik maakte de overstap van Anderlecht, heb van mijn elfde tot mijn vijftiende bij PSV gevoetbald. Ik verbleef in een gastgezin en moest veel zelf regelen. In die periode ben ik heel zelfstandig geworden en dat kan ik goed gebruiken in het leven dat ik nu leid. Ook ben ik bij PSV veranderd qua mentaliteit. In die drie jaar ben ik harder geworden voor mezelf en voor mijn omgeving. Daarnaast ben ik er als mens en atleet in alle opzichten verbeterd. Ik was een heel fysieke voetballer. Het aspect dat bij wielrennen het belangrijkste is, daar had ik als voetballer eigenlijk te veel van. En ik had iets te weinig techniek. Ik was van het passen en van de schoten. De vrije trappen waren altijd voor mij. Ik kon de hele wedstrijd blijven lopen, maar ik was totaal niet explosief. Naarmate je ouder wordt, worden dat soort dingen alleen maar belangrijker. Misschien dat ik daarom steeds meer aan de kant werd geschoven en minder aan spelen toekwam. Na PSV ging ik terug naar Anderlecht, maar daar verloor ik het plezier op het veld. Ik werd een totaal andere jongen. Een beetje teruggetrokken en niet meer zo spontaan en positief. Op een gegeven moment wilde ik weer plezier hebben in m’n leven. Ik besloot te gaan fietsen. De eerste keer dat ik doorkreeg dat ik echt talent had, was toen ik in de winter van 2018 als junior mee op stage mocht met het toenmalige Quick-Step-Floors. Ik was nog geen achttien jaar en pas zes maanden aan het fietsen. Toen werd me duidelijk dat het allemaal best serieus aan het worden was.” Patrick Evenepoel “Ik ben enig kind. Mijn ouders doen alles voor me. Eigenlijk hebben ze sinds ik ben geboren alles in hun leven in functie van mij gedaan. Dat zal ook altijd zo blijven. Het is wel zo dat ik nu steeds meer op eigen benen ga staan. Ik ben veel aan het reizen met de ploeg, rijd veel wedstrijden en ben weinig thuis. Mijn ouders voelen ook dat wat ze voor me zouden kunnen doen, minder en minder wordt. Maar de band die we met zijn drieën hebben, zal altijd blijven bestaan. Ik zal nooit vergeten wat mijn ouders allemaal voor me hebben gedaan. Mijn vader is drie jaar profrenner geweest. Bij ons thuis stond op zondag altijd de koers aan op tv. Ook toen ik nog voetbalde, keek ik liever naar wielrennen dan naar voetbal. Dat is altijd zo geweest. Mijn vader heeft me nooit gedwongen om te gaan fietsen. Het was mijn eigen keuze om op mijn zeventiende te switchen van sport. Vanaf het moment dat ik op de fiets stapte, gaf mijn vader me zoveel mogelijk tips. De momenten dat ik thuis ben tijdens het seizoen worden steeds korter. Maar als ik thuis ben, heb ik graag dat alles loopt zoals ik gepland heb. Staan er een training en daarna afspraken bij de fysiotherapeut en masseur op mijn dagprogramma, dan heb ik niet graag dat daar iets in verandert. Gebeurt dat toch, dan kan ik soms wat vervelend zijn voor mijn ouders en ben ik niet altijd de makkelijkste. Maar ze kennen me nu twintig jaar en weten dat ik het nooit kwaad bedoel. Mijn ouders waren er afgelopen augustus niet bij toen ik in Spanje met de Clásica San Sebastián mijn eerste grote eendaagse koers won. Daarom heb ik voor hen een schilderij laten maken van mijn finishfoto. Mijn vader en moeder nemen niet snel iets aan, maar met dat doek wilde ik ze iets teruggeven. Als ze nu thuis naar dat schilderij kijken, hebben ze toch het gevoel dat ze erbij zijn geweest.” Mathieu van der Poel “Een supertoffe kerel. Mathieu gaat de toekomst van het wielrennen bepalen. Het is niet dat we echt een band hebben, maar zo af en toe is er wel contact via WhatsApp. Toen we vorig seizoen allebei Nokere Koerse gingen rijden, stuurden we elkaar vooraf berichtjes en vroeg ik hem wanneer we tijdens de race samen gingen aanvallen. Dat was gewoon om te lachen. Onze vaders hebben nog in dezelfde ploeg gereden. Adrie heeft mijn vader nog eens wat tips gegeven toen ze elkaar tegenkwamen bij het veldrijden. Mijn vader gaf die tips dan aan mij door. Mathieu wint veel. Dat was bij mij ook het geval toen ik in 2018 voor het tweede jaar bij de junioren reed. Het was een heel bizar seizoen. Ik won bijna overal waar ik aan de start verscheen. Zo werd ik Belgisch, Europees én wereldkampioen op zowel de tijdrit als in de wegwedstrijd. Het was heel mooi om de hoofdrol te mogen spelen en ik heb er zeker van genoten, maar zo’n seizoen ga ik nooit meer meemaken in mijn carrière.” Patrick Lefevere “De baas van onze ploeg en de man die me een profcontract heeft gegeven. Het was niet zo dat ik voor Deceuninck - Quick-Step koos omdat ze op fietsen van Specialized rijden, maar ik ben wel gek van dat materiaal. Niet alleen van de tijdritfiets, maar van alle fietsen. Ik ben er zo aan gewend en zo tevreden over dat ik nooit meer op een andere fiets wil rijden. Patrick helpt me met alles. Onze band wordt hechter en hechter. Soms sturen we elkaar berichten over het domste wat je kan bedenken. Het leuke is: ik weet op zo’n moment dat ik met mijn baas aan het praten ben, maar zo voelt het niet. Dat is het speciale van onze band. Patrick zou voor de ploeg door het vuur gaan, voor elke renner. Het is echt een bijzondere man. Halverwege vorig seizoen vertelde Patrick me dat hij met het idee rondliep om mij in de selectie voor de Clásica San Sebastián op te nemen. De ploegleiders hadden hun twijfels of het niet te vroeg zou zijn om mij zo’n grote eendagskoers te laten rijden. Na een hoogtestage in Italië belde ik Patrick en vertelde hem dat ik klaar dacht te zijn voor San Sebastián. Het was vlak voordat ik in een Italiaanse rittenkoers een etappe won na een solo van dertig kilometer. Op de avond na die overwinning stuurde hij me een bericht: ‘Oké, je bent er klaar voor.’ Anderhalve week later lag ik met ploeggenoot Tim Declercq op de hotelkamer. Het was de dag voor de koers en in de Belgische media waren berichten verschenen dat ik mogelijk naar Monaco zou verhuizen. Ze waren me aan het afkraken dat ik tussen dat chique gedoe ging wonen en dat het me allemaal om het geld ging. Ik zei tegen Tim: ik heb helemaal geen zin om morgen te koersen. Waarom zou ik nog fietsen? Het is toch allemaal slecht wat ik doe. ‘In mijn periode bij PSV ben ik zelfstandig geworden en dat kan ik goed gebruiken in het leven dat ik nu leid’ Daarmee doelend op de artikelen die over me werden geschreven. Tim zei me dat ik er juist mijn motivatie uit moest halen. Voor het slapen zei ik tegen hem: morgen ga ik winnen. Dat lukte ook nog. Het was een heel mooi en emotioneel moment. Patrick is ook degene geweest die mij en de ploegleiding heeft overgehaald om dit jaar de Giro te gaan rijden. Het zal mijn eerste grote ronde worden. Een grote stap in mijn leven. Ik heb er echt zin in. Ook gezien de vele tijdritkilometers. Het hoofddoel is om ervaring op te doen en te zien hoe mijn lichaam reageert op twee à drie weken zwaar koersen en elke dag top te moeten zijn. Ik zit totaal nog niet met een klassement in mijn hoofd, alleen met de tijdritten. Ik wil zien wat ik in een grote ronde waard ben ten opzichte van de wereldtoppers op dat gebied. De Giro begint in Boedapest met een tijdrit van tien kilometer. Ik ga alles geven voor een zo goed mogelijke uitslag. Dat kan een eerste plaats en dus een roze trui zijn. We gaan het wel zien.” David Philips “De man die de ontwerpen maakt van mijn eigen kledinglijn. Dat gaat in samenwerking met mijn supportersclub. Voor de fans is het leuk om in die kleding naar de wedstrijden te komen en te laten zien voor welke renner ze zijn. De opbrengsten van de verkoop gaan naar het goede doel. Ik vind: als je zoiets doet, kun je het geld niet voor jezelf houden. Dat moet je doneren. Op vijfhonderd meter van ons huis in Schepdaal is een wooncentrum voor kinderen en jongvolwassen tussen de vijftien en 25 jaar met een geestelijke beperking. Al het geld dat met de kleding wordt verdiend, gaat naar het wooncentrum. Zo hebben we onlangs een fietspad kunnen sponsoren dat tussen de gebouwen van het centrum loopt, zodat er in de pauze gefietst kan worden. Ik vind het goed en belangrijk om zoiets binnen mijn eigen dorp te kunnen doen.” Tom Dumoulin “De bergrit in de UAE Tour in februari 2019 was mijn eerste aankomst bergop bij de profs. Ik kwam op een kleine minuut van etappewinnaar Alejandro Valverde over de finish. Net achter Dumoulin. Dat was het eerste moment dat ik besefte dat ik met de besten van het peloton mee kan komen op langere klimmen. Ik begon vorig jaar meteen goed aan mijn debuutseizoen als beroepsrenner. Ik was van de junioren, waar ik dat jaar het super had gedaan, direct naar de profs gegaan. Een grote stap, maar alles leek vanzelf te gaan. Ik werd vierde in de Ronde van Turkije. Nog even geduld hebben en dan zou die eerste zege wel komen, dacht ik. Maar in de Ronde van Romandië liep ik met mijn kop tegen de muur. Zowel fysiek als mentaal was ik niet goed. Ik werd met beide benen op de grond gezet. Toch was het in én buiten de koers een heel leerzame week. Samen met de ploeg ging ik op zoek naar oplossingen en die vonden we ook. Het was een kwestie van leren wat de levensstijl van een profrenner inhoudt. Na Romandië kwam ik erachter wat wel en niet voor me werkt. Ik maakte een klik in mijn hoofd. Alles wat ik deed werd routine, ik raakte in een flow en begon vanaf de zomer met winnen. Toen was ik echt vertrokken. Het was ook in die periode dat ik mezelf als tijdrijder ontdekte met een derde plaats op het Belgisch kampioenschap. Daarna ging ik meer en meer aan het tijdrijden werken en ging het allemaal heel snel. Ik werd Europees kampioen in Alkmaar en pakte zilver op het WK in Yorkshire. Vooral dat WK was speciaal. Ik had nog nooit een tijdrit van langer dan een uur gereden. Winnaar Rohan Dennis was die dag outstanding, maar ik was op mijn beurt bijna een minuut sneller dan de nummer drie. Door dat resultaat weet ik nu dat er veel mogelijk is. Als je een goede tijdrit in de benen hebt, kun je ook goed een klim op rijden omdat je die power langer kunt vasthouden. Maar ik weet ook dat ik nog veel moet verbeteren in het tijdrijden en het klimmen. Die marge is er zeker. De logica zegt dat ik nog stappen ga maken. Zo ben ik nu vier tot vijf kilo lichter dan vorig jaar. Voor de grote ronden is het nu eenmaal nodig om met mijn gewicht bezig te zijn. ‘Het is heel mooi dat ik met Merckx word vergeleken, maar om eerlijk te zijn trek ik me er niets van aan’ Maar mijn voedingspatroon is zeker nog niet op het extreme af. Dat mag ook niet, want ik ben net twintig geworden. Ik moet gewoon in mezelf geloven, stappen blijven zetten en proberen een zo compleet mogelijke coureur te worden. Voor dit seizoen zijn de tijdritten en wegwedstrijden op de Olympische Spelen en de WK mijn grote doelen. Tom Dumoulin zal in Tokio zeer waarschijnlijk een concurrent van me worden. Het is uniek dat ik als jonge gast al mag deelnemen aan de Spelen. Iedere sporter droomt ervan om ooit op dat toneel te staan. De parcoursen van de tijdrit en de wegwedstrijd liggen me uitzonderlijk goed. Het is aan mij om ervoor te zorgen dat ik in de best mogelijke vorm aan de start sta. In beide wedstrijden ga ik voor de winst. Ik ben een winnaar. Of het nu een kermiskoers is of de Olympische Spelen, ik rijd altijd om te winnen.” Philippe Gilbert “Mijn oud-ploeggenoot. Ik mis hem wel. Vorig jaar reden we samen en nu zit hij bij Lotto-Soudal. Philippe is ex-wereldkampioen, winnaar van meerdere monumenten. Hij was een van de leiders van onze ploeg. Als zo’n renner het team verlaat, is dat zeker een gemis. Ik heb nog altijd goed contact met Philippe. Hij wil ook dat het met mij allemaal goed gaat, al zal dat nu misschien ietsje minder zijn nu hij bij een andere ploeg rijdt, haha. Ik zal Philippe een overwinning zeker niet misgunnen. Het is mooi om te zien dat mannen als hij en ook Alejandro Valverde richting de veertig gaan en nog altijd op een heel hoog niveau koersen. Dat geeft mij alleen maar motivatie.” ‘Mijn ultieme droom is de drie grote ronden winnen. Of het haalbaar is, weet ik niet. Maar ik ga er mijn uiterste best voor doen’ Eddy Merckx “Merckx is de grootste wielrenner aller tijden. Het is heel mooi dat ik met hem word vergeleken, maar om eerlijk te zijn trek ik me er niets van aan. Ik ben zo met mijn vak en mijn toekomst bezig – wat volgens mij ook heel normaal is – dat ik weinig meekrijg van wat er door de buitenwereld wordt gezegd. In België heeft men hoge verwachtingen van me, dat is al zo sinds de junioren. Ik ben er inmiddels aan gewend geraakt. Ze mogen over me zeggen wat ze willen, het gaat mijn focus op het wielrennen niet veranderen. De ploeg en mijn ouders helpen me daar ook goed bij. Alles in mijn leven is veranderd, thuis en op de fiets. Soms is het moeilijk om Remco te zijn, maar het is zoals het is. Ik kan, denk ik, goed omgaan met de aandacht. Aan de andere kant is die erkenning van het publiek ook heel mooi. Ik probeer gewoon zo positief mogelijk te blijven. Mijn ultieme droom is de drie grote ronden winnen. Ik denk dat elke ronderenner de Tour de France, de Giro en de Vuelta op zijn naam wil schrijven. Of het haalbaar is, weet ik niet. Misschien win ik er wel geen een. Maar ik ga er mijn uiterste best voor doen.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.
Wat Mathieu van der Poel is voor Nederland, is Remco Evenepoel voor België: een supertalent op wielen. Na zijn spetterende debuut als wielerprof werd hij gelijk besteld als toekomstige Tourwinnaar. Zover is het nog niet, maar een indrukkende erelijst heeft hij inmiddels al wel opgebouwd. Na zijn debuutjaar zochten we hem op om, de op dat moment grote belofte, namen voor te leggen. Alberto Contador “Toen ik jong was, was Contador mijn idool. Bij het kijken naar de grote ronden hoopte ik altijd dat hij zou winnen. Ons huis was vroeger op een kilometer afstand van de Bosberg. Tijdens de Ronde van Vlaanderen gingen we daar elk jaar langs het parcours staan en naar de koers kijken. Ik dacht altijd dat Contador meedeed. In die periode reed hij bij Astana. Elke keer als er een Astana-renner voorbijkwam op de Bosberg riep ik: Alberto! Alberto! Maar Contador deed nooit mee. Een beetje gek dat ik dat riep, maar ik was toen nog geen tien jaar en had daar helemaal geen besef van. De koersstijl van Contador sprak me als kind enorm aan. Hij durfde vroeg aan te vallen, zeker als hij in een grote ronde op achterstand stond. Dan schudde hij van die prachtige nummers uit zijn benen in een poging het klassement toch nog te winnen. Contador kon ook goed tijdrijden en had alles in huis wat een ronderenner nodig heeft. Dat heeft hij tijdens zijn loopbaan wel bewezen. Ik val ook graag van ver voor de finish aan. Soms lukt het om op die manier te winnen, soms niet. Als het lukt, is het gevoel dubbel zo mooi. Maar voor de duidelijkheid: ik ben nog heel ver weg van wat Contador in zijn loopbaan allemaal heeft gepresteerd. In januari 2019 heb ik hem voor de eerste keer ontmoet toen ik met mijn ploeg Deceuninck - Quick-Step op trainingskamp was in het Spaanse Calpe. Dat was een droom die werkelijkheid werd. Hij is een superaardige kerel. Het belangrijkste wat Contador me toen meegaf, was dat ik ook in de winterperiode goed voor mezelf moet zorgen. Maar zeker niet te extreem. Tegenwoordig hebben we na een wedstrijd af en toe contact via Instagram. Het is heel cool om nu soms berichten te sturen naar mijn idool.” Dries Mertens “Hij speelde in het eerste van PSV toen ik daar in de jeugd zat. Ik maakte de overstap van Anderlecht, heb van mijn elfde tot mijn vijftiende bij PSV gevoetbald. Ik verbleef in een gastgezin en moest veel zelf regelen. In die periode ben ik heel zelfstandig geworden en dat kan ik goed gebruiken in het leven dat ik nu leid. Ook ben ik bij PSV veranderd qua mentaliteit. In die drie jaar ben ik harder geworden voor mezelf en voor mijn omgeving. Daarnaast ben ik er als mens en atleet in alle opzichten verbeterd. Ik was een heel fysieke voetballer. Het aspect dat bij wielrennen het belangrijkste is, daar had ik als voetballer eigenlijk te veel van. En ik had iets te weinig techniek. Ik was van het passen en van de schoten. De vrije trappen waren altijd voor mij. Ik kon de hele wedstrijd blijven lopen, maar ik was totaal niet explosief. Naarmate je ouder wordt, worden dat soort dingen alleen maar belangrijker. Misschien dat ik daarom steeds meer aan de kant werd geschoven en minder aan spelen toekwam. Na PSV ging ik terug naar Anderlecht, maar daar verloor ik het plezier op het veld. Ik werd een totaal andere jongen. Een beetje teruggetrokken en niet meer zo spontaan en positief. Op een gegeven moment wilde ik weer plezier hebben in m’n leven. Ik besloot te gaan fietsen. De eerste keer dat ik doorkreeg dat ik echt talent had, was toen ik in de winter van 2018 als junior mee op stage mocht met het toenmalige Quick-Step-Floors. Ik was nog geen achttien jaar en pas zes maanden aan het fietsen. Toen werd me duidelijk dat het allemaal best serieus aan het worden was.” Patrick Evenepoel “Ik ben enig kind. Mijn ouders doen alles voor me. Eigenlijk hebben ze sinds ik ben geboren alles in hun leven in functie van mij gedaan. Dat zal ook altijd zo blijven. Het is wel zo dat ik nu steeds meer op eigen benen ga staan. Ik ben veel aan het reizen met de ploeg, rijd veel wedstrijden en ben weinig thuis. Mijn ouders voelen ook dat wat ze voor me zouden kunnen doen, minder en minder wordt. Maar de band die we met zijn drieën hebben, zal altijd blijven bestaan. Ik zal nooit vergeten wat mijn ouders allemaal voor me hebben gedaan. Mijn vader is drie jaar profrenner geweest. Bij ons thuis stond op zondag altijd de koers aan op tv. Ook toen ik nog voetbalde, keek ik liever naar wielrennen dan naar voetbal. Dat is altijd zo geweest. Mijn vader heeft me nooit gedwongen om te gaan fietsen. Het was mijn eigen keuze om op mijn zeventiende te switchen van sport. Vanaf het moment dat ik op de fiets stapte, gaf mijn vader me zoveel mogelijk tips. De momenten dat ik thuis ben tijdens het seizoen worden steeds korter. Maar als ik thuis ben, heb ik graag dat alles loopt zoals ik gepland heb. Staan er een training en daarna afspraken bij de fysiotherapeut en masseur op mijn dagprogramma, dan heb ik niet graag dat daar iets in verandert. Gebeurt dat toch, dan kan ik soms wat vervelend zijn voor mijn ouders en ben ik niet altijd de makkelijkste. Maar ze kennen me nu twintig jaar en weten dat ik het nooit kwaad bedoel. Mijn ouders waren er afgelopen augustus niet bij toen ik in Spanje met de Clásica San Sebastián mijn eerste grote eendaagse koers won. Daarom heb ik voor hen een schilderij laten maken van mijn finishfoto. Mijn vader en moeder nemen niet snel iets aan, maar met dat doek wilde ik ze iets teruggeven. Als ze nu thuis naar dat schilderij kijken, hebben ze toch het gevoel dat ze erbij zijn geweest.” Mathieu van der Poel “Een supertoffe kerel. Mathieu gaat de toekomst van het wielrennen bepalen. Het is niet dat we echt een band hebben, maar zo af en toe is er wel contact via WhatsApp. Toen we vorig seizoen allebei Nokere Koerse gingen rijden, stuurden we elkaar vooraf berichtjes en vroeg ik hem wanneer we tijdens de race samen gingen aanvallen. Dat was gewoon om te lachen. Onze vaders hebben nog in dezelfde ploeg gereden. Adrie heeft mijn vader nog eens wat tips gegeven toen ze elkaar tegenkwamen bij het veldrijden. Mijn vader gaf die tips dan aan mij door. Mathieu wint veel. Dat was bij mij ook het geval toen ik in 2018 voor het tweede jaar bij de junioren reed. Het was een heel bizar seizoen. Ik won bijna overal waar ik aan de start verscheen. Zo werd ik Belgisch, Europees én wereldkampioen op zowel de tijdrit als in de wegwedstrijd. Het was heel mooi om de hoofdrol te mogen spelen en ik heb er zeker van genoten, maar zo’n seizoen ga ik nooit meer meemaken in mijn carrière.” Patrick Lefevere “De baas van onze ploeg en de man die me een profcontract heeft gegeven. Het was niet zo dat ik voor Deceuninck - Quick-Step koos omdat ze op fietsen van Specialized rijden, maar ik ben wel gek van dat materiaal. Niet alleen van de tijdritfiets, maar van alle fietsen. Ik ben er zo aan gewend en zo tevreden over dat ik nooit meer op een andere fiets wil rijden. Patrick helpt me met alles. Onze band wordt hechter en hechter. Soms sturen we elkaar berichten over het domste wat je kan bedenken. Het leuke is: ik weet op zo’n moment dat ik met mijn baas aan het praten ben, maar zo voelt het niet. Dat is het speciale van onze band. Patrick zou voor de ploeg door het vuur gaan, voor elke renner. Het is echt een bijzondere man. Halverwege vorig seizoen vertelde Patrick me dat hij met het idee rondliep om mij in de selectie voor de Clásica San Sebastián op te nemen. De ploegleiders hadden hun twijfels of het niet te vroeg zou zijn om mij zo’n grote eendagskoers te laten rijden. Na een hoogtestage in Italië belde ik Patrick en vertelde hem dat ik klaar dacht te zijn voor San Sebastián. Het was vlak voordat ik in een Italiaanse rittenkoers een etappe won na een solo van dertig kilometer. Op de avond na die overwinning stuurde hij me een bericht: ‘Oké, je bent er klaar voor.’ Anderhalve week later lag ik met ploeggenoot Tim Declercq op de hotelkamer. Het was de dag voor de koers en in de Belgische media waren berichten verschenen dat ik mogelijk naar Monaco zou verhuizen. Ze waren me aan het afkraken dat ik tussen dat chique gedoe ging wonen en dat het me allemaal om het geld ging. Ik zei tegen Tim: ik heb helemaal geen zin om morgen te koersen. Waarom zou ik nog fietsen? Het is toch allemaal slecht wat ik doe. ‘In mijn periode bij PSV ben ik zelfstandig geworden en dat kan ik goed gebruiken in het leven dat ik nu leid’ Daarmee doelend op de artikelen die over me werden geschreven. Tim zei me dat ik er juist mijn motivatie uit moest halen. Voor het slapen zei ik tegen hem: morgen ga ik winnen. Dat lukte ook nog. Het was een heel mooi en emotioneel moment. Patrick is ook degene geweest die mij en de ploegleiding heeft overgehaald om dit jaar de Giro te gaan rijden. Het zal mijn eerste grote ronde worden. Een grote stap in mijn leven. Ik heb er echt zin in. Ook gezien de vele tijdritkilometers. Het hoofddoel is om ervaring op te doen en te zien hoe mijn lichaam reageert op twee à drie weken zwaar koersen en elke dag top te moeten zijn. Ik zit totaal nog niet met een klassement in mijn hoofd, alleen met de tijdritten. Ik wil zien wat ik in een grote ronde waard ben ten opzichte van de wereldtoppers op dat gebied. De Giro begint in Boedapest met een tijdrit van tien kilometer. Ik ga alles geven voor een zo goed mogelijke uitslag. Dat kan een eerste plaats en dus een roze trui zijn. We gaan het wel zien.” David Philips “De man die de ontwerpen maakt van mijn eigen kledinglijn. Dat gaat in samenwerking met mijn supportersclub. Voor de fans is het leuk om in die kleding naar de wedstrijden te komen en te laten zien voor welke renner ze zijn. De opbrengsten van de verkoop gaan naar het goede doel. Ik vind: als je zoiets doet, kun je het geld niet voor jezelf houden. Dat moet je doneren. Op vijfhonderd meter van ons huis in Schepdaal is een wooncentrum voor kinderen en jongvolwassen tussen de vijftien en 25 jaar met een geestelijke beperking. Al het geld dat met de kleding wordt verdiend, gaat naar het wooncentrum. Zo hebben we onlangs een fietspad kunnen sponsoren dat tussen de gebouwen van het centrum loopt, zodat er in de pauze gefietst kan worden. Ik vind het goed en belangrijk om zoiets binnen mijn eigen dorp te kunnen doen.” Tom Dumoulin “De bergrit in de UAE Tour in februari 2019 was mijn eerste aankomst bergop bij de profs. Ik kwam op een kleine minuut van etappewinnaar Alejandro Valverde over de finish. Net achter Dumoulin. Dat was het eerste moment dat ik besefte dat ik met de besten van het peloton mee kan komen op langere klimmen. Ik begon vorig jaar meteen goed aan mijn debuutseizoen als beroepsrenner. Ik was van de junioren, waar ik dat jaar het super had gedaan, direct naar de profs gegaan. Een grote stap, maar alles leek vanzelf te gaan. Ik werd vierde in de Ronde van Turkije. Nog even geduld hebben en dan zou die eerste zege wel komen, dacht ik. Maar in de Ronde van Romandië liep ik met mijn kop tegen de muur. Zowel fysiek als mentaal was ik niet goed. Ik werd met beide benen op de grond gezet. Toch was het in én buiten de koers een heel leerzame week. Samen met de ploeg ging ik op zoek naar oplossingen en die vonden we ook. Het was een kwestie van leren wat de levensstijl van een profrenner inhoudt. Na Romandië kwam ik erachter wat wel en niet voor me werkt. Ik maakte een klik in mijn hoofd. Alles wat ik deed werd routine, ik raakte in een flow en begon vanaf de zomer met winnen. Toen was ik echt vertrokken. Het was ook in die periode dat ik mezelf als tijdrijder ontdekte met een derde plaats op het Belgisch kampioenschap. Daarna ging ik meer en meer aan het tijdrijden werken en ging het allemaal heel snel. Ik werd Europees kampioen in Alkmaar en pakte zilver op het WK in Yorkshire. Vooral dat WK was speciaal. Ik had nog nooit een tijdrit van langer dan een uur gereden. Winnaar Rohan Dennis was die dag outstanding, maar ik was op mijn beurt bijna een minuut sneller dan de nummer drie. Door dat resultaat weet ik nu dat er veel mogelijk is. Als je een goede tijdrit in de benen hebt, kun je ook goed een klim op rijden omdat je die power langer kunt vasthouden. Maar ik weet ook dat ik nog veel moet verbeteren in het tijdrijden en het klimmen. Die marge is er zeker. De logica zegt dat ik nog stappen ga maken. Zo ben ik nu vier tot vijf kilo lichter dan vorig jaar. Voor de grote ronden is het nu eenmaal nodig om met mijn gewicht bezig te zijn. ‘Het is heel mooi dat ik met Merckx word vergeleken, maar om eerlijk te zijn trek ik me er niets van aan’ Maar mijn voedingspatroon is zeker nog niet op het extreme af. Dat mag ook niet, want ik ben net twintig geworden. Ik moet gewoon in mezelf geloven, stappen blijven zetten en proberen een zo compleet mogelijke coureur te worden. Voor dit seizoen zijn de tijdritten en wegwedstrijden op de Olympische Spelen en de WK mijn grote doelen. Tom Dumoulin zal in Tokio zeer waarschijnlijk een concurrent van me worden. Het is uniek dat ik als jonge gast al mag deelnemen aan de Spelen. Iedere sporter droomt ervan om ooit op dat toneel te staan. De parcoursen van de tijdrit en de wegwedstrijd liggen me uitzonderlijk goed. Het is aan mij om ervoor te zorgen dat ik in de best mogelijke vorm aan de start sta. In beide wedstrijden ga ik voor de winst. Ik ben een winnaar. Of het nu een kermiskoers is of de Olympische Spelen, ik rijd altijd om te winnen.” Philippe Gilbert “Mijn oud-ploeggenoot. Ik mis hem wel. Vorig jaar reden we samen en nu zit hij bij Lotto-Soudal. Philippe is ex-wereldkampioen, winnaar van meerdere monumenten. Hij was een van de leiders van onze ploeg. Als zo’n renner het team verlaat, is dat zeker een gemis. Ik heb nog altijd goed contact met Philippe. Hij wil ook dat het met mij allemaal goed gaat, al zal dat nu misschien ietsje minder zijn nu hij bij een andere ploeg rijdt, haha. Ik zal Philippe een overwinning zeker niet misgunnen. Het is mooi om te zien dat mannen als hij en ook Alejandro Valverde richting de veertig gaan en nog altijd op een heel hoog niveau koersen. Dat geeft mij alleen maar motivatie.” ‘Mijn ultieme droom is de drie grote ronden winnen. Of het haalbaar is, weet ik niet. Maar ik ga er mijn uiterste best voor doen’ Eddy Merckx “Merckx is de grootste wielrenner aller tijden. Het is heel mooi dat ik met hem word vergeleken, maar om eerlijk te zijn trek ik me er niets van aan. Ik ben zo met mijn vak en mijn toekomst bezig – wat volgens mij ook heel normaal is – dat ik weinig meekrijg van wat er door de buitenwereld wordt gezegd. In België heeft men hoge verwachtingen van me, dat is al zo sinds de junioren. Ik ben er inmiddels aan gewend geraakt. Ze mogen over me zeggen wat ze willen, het gaat mijn focus op het wielrennen niet veranderen. De ploeg en mijn ouders helpen me daar ook goed bij. Alles in mijn leven is veranderd, thuis en op de fiets. Soms is het moeilijk om Remco te zijn, maar het is zoals het is. Ik kan, denk ik, goed omgaan met de aandacht. Aan de andere kant is die erkenning van het publiek ook heel mooi. Ik probeer gewoon zo positief mogelijk te blijven. Mijn ultieme droom is de drie grote ronden winnen. Ik denk dat elke ronderenner de Tour de France, de Giro en de Vuelta op zijn naam wil schrijven. Of het haalbaar is, weet ik niet. Misschien win ik er wel geen een. Maar ik ga er mijn uiterste best voor doen.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Tour de France

Prognose etappe 15: Van der Poel zet aanval op het groen in

Na het drieluik in de Pyreneeën, afgesloten met de geweldige overwinning van Thymen Arensman, lijkt etappe 15 - een heuvelrit van 169 kilometer die gaat van Muret naar Carcassonne - een rit waarin een groep avonturiers de ruimte krijgt. Tegelijkertijd is het een etappe voor de snelle mannen die een heuvel kunnen overleven en die niet alleen de ritzege, maar ook de strijd om de groene trui in het achterhoofd hebben. Nu ook Mathieu van der Poel het groen als doel heeft, zal hij zeker in de vlucht van de dag zitten en proberen de andere snelle mannen af te schudden. In 2022 won Jasper Philipsen in Carcassonne zijn allereerste Tour-etappe. De rit van toen is vergelijkbaar met die van vandaag. Er moet heel wat geklommen worden, in totaal zo’n 2500 hoogtemeters zijn opgenomen in het parkoers, maar de klimmetjes zijn vooral in het begin niet heel lastig. Na de Côte d’Auterive (1,7 kilometer à 3,9 procent), Côte de Naillous (1,2 kilometer tegen 5,4 procent), Saint-Félix-de-Lauragais (2,5 kilometer, 3,3 procent) en Côte de Saint-Ferréol (2,6 kilometer à 5,5 procent) wacht de langste beklimming van de dag; de Col de la Croix Montalric (11,5 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,3 procent). Daarna wacht nog de Pas du Sant (2,9 kilometer à 10 procent), die over gaat in de Col de Fontbruno (3,8 kilometer tegen 3,8 procent). Daarna is het nog ongeveer veertig kilometer afdalen en vlak. De kanshebbers van Helden *** Mathieu van der Poel ** Wout van Aert * Biniam Girmay   [caption id="attachment_21478" align="alignnone" width="2560"]  [/caption]
Na het drieluik in de Pyreneeën, afgesloten met de geweldige overwinning van Thymen Arensman, lijkt etappe 15 - een heuvelrit van 169 kilometer die gaat van Muret naar Carcassonne - een rit waarin een groep avonturiers de ruimte krijgt. Tegelijkertijd is het een etappe voor de snelle mannen die een heuvel kunnen overleven en die niet alleen de ritzege, maar ook de strijd om de groene trui in het achterhoofd hebben. Nu ook Mathieu van der Poel het groen als doel heeft, zal hij zeker in de vlucht van de dag zitten en proberen de andere snelle mannen af te schudden. In 2022 won Jasper Philipsen in Carcassonne zijn allereerste Tour-etappe. De rit van toen is vergelijkbaar met die van vandaag. Er moet heel wat geklommen worden, in totaal zo’n 2500 hoogtemeters zijn opgenomen in het parkoers, maar de klimmetjes zijn vooral in het begin niet heel lastig. Na de Côte d’Auterive (1,7 kilometer à 3,9 procent), Côte de Naillous (1,2 kilometer tegen 5,4 procent), Saint-Félix-de-Lauragais (2,5 kilometer, 3,3 procent) en Côte de Saint-Ferréol (2,6 kilometer à 5,5 procent) wacht de langste beklimming van de dag; de Col de la Croix Montalric (11,5 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,3 procent). Daarna wacht nog de Pas du Sant (2,9 kilometer à 10 procent), die over gaat in de Col de Fontbruno (3,8 kilometer tegen 3,8 procent). Daarna is het nog ongeveer veertig kilometer afdalen en vlak. De kanshebbers van Helden *** Mathieu van der Poel ** Wout van Aert * Biniam Girmay   [caption id="attachment_21478" align="alignnone" width="2560"]  [/caption]