Word abonnee
Meer

Voetbal

Sherida Spitse: “Ik ben niet een type dat lang huilt”

Sherida Spitse (34) is al jaren een van de boegbeelden van het Nederlandse vrouwenvoetbal. De aanvoerder van Ajax en de OranjeLeeuwinnen heeft een roerige periode achter de rug. Vooral privé. Afgelopen zomer deed ze haar verhaal in Helden Magazine nummer 76. En ze blikte alvast vooruit op haar toekomstige trainerscarrière. Sherida Spitse Het zijn privé roerige tijden voor je. “Inderdaad. Een scheiding kost alleen maar negatieve energie. Uiteindelijk weet ik waarom ik het heb besloten, maar dat het een lastige periode was en nog steeds is, kan ik niet ontkennen.” Jij trouwde in 2018 en jij kreeg met jouw ex-vrouw in 2017 zoon Jens en in 2020 dochter Mila. Ajax-tv heeft de documentaire ‘Special Sherida’ over je gemaakt waarin je heel eerlijk over je scheiding praat. Ik vind dat knap. “Ik kan heel makkelijk schakelen. In de docu zeg ik: onderweg gebeuren er genoeg dingen en uiteindelijk moet je zelf de weg vinden hoe je daar mee omgaat. Het was en is niet makkelijk, voor mijn ex-vrouw niet en voor mij niet. Ik heb de keuze gemaakt om uit elkaar te gaan, maar dat betekent niet dat ik de situatie zomaar achter me laat. Dat kan niet, we hebben twee kinderen samen, dus we moeten wel zorgen dat alles goed wordt geregeld en er structuur en duidelijkheid is. Daar zijn we nu mee bezig. Ik hoop dat het allemaal wat rustiger wordt, vooral voor onze kinderen.” "Ik heb de keuze gemaakt om uit elkaar te gaan, maar dat betekent niet dat ik de situatie zomaar achter me laat. Dat kan niet, we hebben twee kinderen samen" In jouw documentaire spelen je ouders ook een belangrijke rol. ‘‘Zij zijn mijn hele leven al heel belangrijk en nu het privé allemaal wat moeilijker gaat, zijn ze nog belangrijker. Ik voel niet alleen de steun van mijn ouders, maar ook van mijn zus. Ik deel heel veel met haar. Zij heeft soms uitspraken waarbij ik denk: zo sta ik ook in het leven. Mijn broertje steunt me ook wel, maar weer op een andere manier. Ik trek de laatste tijd weer meer naar mijn familie. En natuurlijk ben ik ook weleens bij mijn ouders op de bank geploft en in tranen uitgebarsten, terwijl ik me me de vraag stelde waarom het allemaal zo moest gaan. Maar bij ons thuis halen we uit elke tegenslag wel weer het positieve. Ik ben ook niet een type dat lang huilt. Het is me wel eens in de auto overkomen dat ik naar muziek luisterde en ineens vol schoot. Dat hoort bij de verwerking denk ik, want dan spreekt m’n hart. Het is ook niet dat ik dat in een grote groep ga huilen. Ik hou daar niet zo van, maar soms gebeurt het en dan is het wat het is.” Heb je nog contact met je schoonfamilie? “Nee. Ik vind het jammer, want dat had voor mij niet gehoeven. Er is helaas genoeg gebeurd waarop ik verder niet wil ingaan. Dat doe ik niet voor mijn kinderen en ik vind het niet netjes tegenover mijn ex. Ik had helaas niet gedacht dat het op zo’n manier zou gaan. Ik wil helemaal geen strijd, zo iemand ben ik niet.” Het valt me op dat jouw ogen zo sprankelen, ondanks wat je allemaal meemaakt naast het voetbal. “Ik zeg ook weleens: het is een wonder dat ik nog zo presteer met alles wat er gaande is. Natuurlijk spreek ik over wat ik naast het voetbal meemaak met mijn familie en ook met mensen binnen Ajax die ervan weten. Sharing is caring, het is belangrijk om het erover te hebben. Dat heb ik geleerd door de jaren heen. Ik was nooit zo’n prater over privézaken.” [caption id="attachment_20950" align="aligncenter" width="2030"] Sherida Spitse[/caption] Met wie binnen Ajax praat je? “Ik kan goed praten met Loïs Schenkel. Met Daphne Koster heb ik ook gesproken, ik weet dat ik altijd bij haar terecht kan en ook bij Tanya Bröring. Ik heb niks aan mensen die alleen maar zeggen: ‘Het is goed Sherida, jij hebt gelijk.’ Ik wil ook altijd mensen om me heen die tegen mij zeggen: ‘Sherida, wat jij nu doet is niet zo slim.’ Dat als ik op een bepaalde manier reageer, zij zeggen: ‘Je kunt ook op een andere manier reageren of je kunt ook op een andere toon praten, waardoor je misschien wel bij iemand iets losmaakt.’ Ik heb er wat aan als mensen mij tegenspreken en niet alleen maar met mij mee hobbelen als ik zeg wat ik vind. Ik weet wat ik wil, heb een mening en ik ben best direct, maar ik ben ook wel weer heel gevoelig, dus luister graag naar de meningen van anderen. Dan denk ik daarover na en vaak doe ik er uiteindelijk wat mee.” Wat voor moeder ben je op dit moment? “Een heel zorgzame moeder en af en toe is er tijd voor een dolletje. Ik geniet heel erg als ik de kinderen heb. Daarvoor was ik, al dan niet onbewust, af en toe wat chagrijnig omdat ik me niet helemaal happy voelde. Het is misschien gek om te zeggen, maar ik geniet nu meer dan vroeger. Dat gevoel van chagrijn heb ik niet meer.” Ben je een leukere moeder geworden na de scheiding? “Weet ik niet. Voor de scheiding was ik ook wel leuk, maar ik maakte niet voor niets de keuze om te stoppen met onze relatie. Ik was toch niet honderd procent gelukkig. Ik vond het geen makkelijk besluit, mede omdat we kinderen hebben. We hebben prima jaren gehad, maar ik merkte dat een aantal dingen na mijn besluit van mijn schouders afvielen en dat ik wellicht daardoor weer meer kan genieten.” Kun je de kinderen vaak genoeg zien met jouw drukke schema? “Ja, we hebben nu een regeling getroffen dat ik ze maandag en dinsdag zie en om het weekend. Eigenlijk wil ik toe naar fifty-fifty. Dat kan ik ook met Ajax regelen, dus dat zou uiteindelijk wel prettig zijn.” Guus Hiddink vertelde een keer over een gescheiden speler die zijn kinderen niet altijd kon zien. Hiddink zei na een training of wedstrijd meteen: ‘Hup wegwezen.’ Dan kon hij snel naar de kinderen toe. Soms mocht die speler ook wel eens een training skippen. “Dat herken ik wel. Ik heb een goede band met de coach en ook het team begrijpt mijn sitiuatie, ze helpen mij daarin en dat is heel fijn. Ik kan na de training op maandag en dinsdag meteen naar huis en de kinderen uit school halen. Het is prettig dat er wordt meegedacht, want uiteindelijk helpt dat ook op het voetbalveld, dat gaat samen.” Ben je nu alleen? “Ja, ik ben nog alleen en dat is voor nu helemaal goed. Ik wil eerst duidelijkheid en rust creëren voor mijn kinderen. Rust, dat is het belangrijkste woord.” Oneerbiedig gezegd zou je kunnen stellen dat Sherida in de nadagen van haar voetbalcarrière zit. Maar op het veld beweegt ze nog als een jonge hinde. “Ik zei laatst nog: hoe ouder ik word, des te fitter ik me voel. Ook al word ik in mei 35, zo oud voel ik me niet.” Hoe kan het dat je je zo fit voelt, zit dat ook in je hoofd? “Dat geloof ik zeker en ik ben ook een nuchtere Friezin, dus ik maak me ook niet zo snel druk om dingen. Ik wilde een tijdje terug toch nog een iets lager vetpercentage hebben. Ook al zag ik er fit uit, ik wilde met die paar procenten minder vet zorgen dat ik nog wat fitter was waardoor ik ook weer sneller herstelde van wedstrijden en trainingen. Ik ging daarmee aan de slag met mijn zwager Gerson, die helpt me ook met mijn voeding. Het programma NutriShape heeft me fitter gemaakt. En daardoor had ik begin 2024 een lager vetpercentage dan drie maanden daarvoor. Dat zijn die details waar ik continu mee bezig ben. Ik zie het altijd als een uitdaging om topfit te zijn, vind dat leuk. Een heel andere speler word ik niet meer, maar ik kan altijd nog een paar procenten beter worden in bijvoorbeeld het nemen van vrije trappen.” Je zou Sherida Spitse zomaar de Abe Lenstra van het vrouwenvoetbal kunnen noemen. Abe is geboren in Heerenveen, Sherida 25 kilometer verderop in Sneek. Net als Abe volgde ze geheel haar eigen pad. De op 29 mei 1990 geboren Sherida zag in dat ze bij Heerenveen de wereldtop niet zou halen. Ze volgde het pad van Lenstra en ging na vijf jaar Heerenveen naar FC Twente, de fusieclub die voortkwam uit SC Enschede en Enschedse Boys, de clubs waar Abe na Heerenveen voor speelde. Sherida groeide uit toe een van de succesvolste Nederlandse voetbalsters. Overal waar ze kwam, was er sportief succes. Ze won twee keer de Women’s BeNe League met FC Twente. Daarna vertrok ze naar LSK Kvinner in Noorwegen. Sherida had de primeur de eerste Nederlandse profspeelster te zijn voor wie een tranferbedrag werd betaald. Ze pakte in Noorwegen drie landstitels op rij. Ze keerde een jaartje terug bij Twente en ging toen weer terug naar Noorwegen. Ook met Valerenga werd ze Noors kampioen. In 2021 keerde ze terug naar Nederland, Sherida ging bij Ajax spelen, waarmee ze in 2022 de beker won en in 2023 de landstitel. Ook maakte ze de volledige bloeiperiode van het Nederlands team mee. Ze was erbij toen de OranjeLeeuwinnen in 2015 voor het eerst meededen aan het WK. Twee jaar later was ze van de partij toen in Utrecht de Europese titel werd veroverd. En in 2019 won ze WK-zilver. Teleurstelling was er ook. Door een knieblessure miste Sherida de Spelen van 2021 in Tokio. Legende Heb je al jong gedacht dat je ver kon komen? “Ik heb altijd gevoeld dat ik kwaliteiten had. Mensen die mij zagen als meisje van zes jaar oud zagen dat ook wel. Dat werd ook wel tegen mij gezegd. Ik werd uiteindelijk meteen geselecteerd voor de jeugselectie van ons district. Mijn droom was altijd het Nederlands elftal. Ik wist dat ik het zou gaan halen, maar niet op zo’n jonge leeftijd.” Het Nederlands elftal stelde toen jij jong was nog niet veel voor. “Klopt, maar toen ik ouder werd en Jong Oranje serieus werd genomen, voelde je al wel dat er iets stond te gebeuren. Ik ben toenmalige bondscoach Vera Pauw nog steeds heel erg dankbaar. Zij had mij gezien bij de districts- en de jeugdelftallen en heeft me meteen bij het Nederlands elftal gehaald. Ik was zestien toen ik debuteerde in 2006 en was erbij toen we in 2009 voor de eerste keer naar een EK gingen.” Wat voor een band had je met Vera Pauw? “Een heel goede. Het eerste wat ze tegen mij zei, was: ‘Jij staat nog niet in de boeken geschreven.’ Ik was zestien, dacht: wat zegt ze nou tegen mij? Mijn loopbaan stond nog in de kinderschoenen. Maar tegen mijn ouders zei ze: ‘Sherida heeft het in zich om een legende te worden.’ Dat het allemaal is uitgekomen, vind ik wel mooi voor Vera. Ik heb nog steeds goed contact met haar en zij zal altijd speciaal voor mij blijven, omdat zij degene is die mij als junior bij het Nederlands elftal heeft gehaald.” Voelde je geen druk toen Vera Pauw zei dat jij een legende kon worden? “Ik zag het eerder als groot vertrouwen dat ze in me uitsprak. Aan mij de taak om dat vertrouwen waar te maken. Bij het EK van 2009 zat ik op de bank, heb ik vooral heel veel warmgelopen. Ik was achttien, keek goed om me heen en moest mijn job doen. Uiteindelijk werd ik basisspeelster, maar ik voelde de opdracht om me wel te blijven ontwikkelen. Omdat het Nederlandse vrouwenvoetbal ook met sprongen vooruit ging. Ik ben er trots op dat ik er nu, bijna twintig jaar later, nog steeds bij zit, en dat ik binnenkort hopelijk 240 interlands op mijn naam heb staan. Ik vind het nog steeds heerlijk om op het veld te staan. Al jaren doe ik dit op topniveau, dag in dag uit, dus op een gegeven moment voel je ook wel dat het misschien tijd wordt voor wat anders. Maar nu nog niet. Ik ben er ook niet eentje die zegt: ik kap ermee, nu ik mezelf nog goed voel. Feit is wel dat ik niet meer de jongste ben en daarom kijk ik ook nog niet zover vooruit. Ik bekijk het per dag, zullen we maar zeggen. Het EK staat gepland en ik wil met Ajax kampioen worden, daar ligt mijn focus.” Snappen jouw kinderen dat mama een heel goede voetbalster is? “Ze hebben het wel door als wij op straat lopen. Dan willen kinderen op de foto met mij en Jens zegt ook weleens: ‘In de klas weten ze ook dat jij voetbalt.’ Dus ja, ze weten dat ik bekend ben. Over het algemeen vinden ze het oké, maar als ik bijvoorbeeld met ze op vakantie ben, vinden ze het soms vervelend, dan willen ze niet dat we continu gestoord worden. En tegelijkertijd vinden ze het ook wel stoer. Ze vinden het prachtig dat ze af en toe mee het veld op mogen lopen. Laatst liep Jens mee en een vorige keer Mila. Dat vinden ze dan wel weer bijzonder.” Zijn ze voetballertjes? “Mila zit op zwemles, die gaat bijna afzwemmen en daarna gaat ze voetballen. Jens zat eerst op BMX, maar zit nu ook op voetbal. Dus ja, ik heb twee voetballertjes. Wel leuk dat ik nu zelf bij Jens langs de lijn sta. Daar wonen de kinderen, dus dan moeten ze daar ook voetballen. Als ik geen kinderen had, dan was ik wel verhuisd. Ik heb verder niet zoveel in Emmen, heb daar ook niks opgebouwd. Geeft niet. Zolang de kinderen daar wonen, blijf ik daar ook. Ik wil ze zo vaak mogelijk zien en dat kan alleen als ik in Emmen woon. In Amsterdam-West heb ik ook een klein studiootje, maar het heen en weer rijden vind ik niet erg. Ik doe het al vier jaar. Het kost soms wel energie, maar dat heb ik er voor over.” Sherida zag de afgelopen jaren heel wat speelsters met wie ze in het Nederlands elftal speelde, afzwaaien. De aanvoerster maakt zich op voor het EK, dat van 2 tot en met 27 juli in Zwitserland wordt gespeeld. Tegen die tijd is ze 35. En onder bondscoach Andries Jonker was ze afgelopen tijd niet altijd meer verzekerd van een basisplaats. Hoe kijk je naar het Nederlands elftal met talenten als Wieke Kaptein en Esmee Brugts? “Ik zei van de week nog dat wij in de breedte zo zijn gegroeid. Dat is alleen maar goed voor het Nederlandse voetbal en voor het Nederlands elftal. Een aantal jaren geleden waren die talenten er niet. De komst van goede talenten betekent dat we een ontwikkeling doormaken waar ik alleen maar blij van word. Dat er concurrentie is, hoort er bij. Zoals we onlangs tegen Amerika speelden, de nummer één van de wereld, vond ik geweldig. Het was tik-tik-tik. Ik heb daar zo van genoten. Er zijn zoveel pure talenten op dit moment. Ik probeert die jonge meiden wat te helpen. Mooi is ook dat Lineth Beerensteyn na een iets mindere periode nu echt in vorm is en zo makkelijk scoort. We hebben echt een leuke groep met een goede combi van iets oudere, ervaren speelsters en jeugd. Als ik straks stop, dan hoop ik dat ze wat van mijn winnaarsmentaliteit meenemen. Want talent alleen is niet genoeg.” Bondscoach Zie jij jezelf ooit als bondscoach? “Jazeker, maar ik denk dat ik eerst een club moet trainen. Ik wil ook niet te snel. Als ik de trainerspapieren wil halen, helpt Ajax mij daarbij en kan ik binnen Ajax stage lopen. Het was mooi geweest als ik nu al de papieren had kunnen halen, maar dan had ik honderd procent aanwezig moeten zijn op de cursus en dat kan niet zolang ik speel. Ik vind de route die John Heitinga heeft doorlopen mooi, dat is voor mij een voorbeeld. Ook hoe hij omgaat met mensen, spreekt mij aan. Hij zei me dat ik altijd met hem mag meekijken. Dat is natuurlijk wel mooi. John kwam ook wel bij onze wedstrijden kijken.” Wat voor coach zul jij zijn? “Ik vind het heel belangrijk dat een team echt voor mij door het vuur wil gaan. Dat betekent dat ik een band moet opbouwen met de spelers, met de stafleden en een sfeer moet creëren waarin iedereen zich goed voelt. Natuurlijk heb ik ook een bepaalde filosofie hoe ik wil spelen: aanvallend, mooi.” Waarom moest je glimlachen om de vraag wat voor coach je wil zijn? “Ik denk dat ik een andere trainer word dan heel veel andere trainers, vind het belangrijk dat iedereen zich goed voelt en volgens mij wordt dat soms nog weleens vergeten. Het is  heel belangrijk is dat je, met name in het vrouwenvoetbal, beseft dat je met mensen werkt die druk ervaren en voor alles ‘mens’ zijn. Ik weet trouwens niet of ik in het vrouwenvoetbal wil werken, misschien wil ik wel in het mannenvoetbal werken. Beide opties houd ik open.” Je hebt veel coaches gehad, wie is jouw voorbeeld als trainer? “Ik vond Arjan Veurink met wie ik bij FC Twente heb gewerkt, een heel goede trainer. Ook toen hij assistent was bij het Nederlandse elftal. Als mens vond ik hem bovendien een fijne trainer. Ik kon heel goed met hem praten. Van Andries Jonker heb ik ook veel geleerd. Hij is heel direct. Ik hou daar wel van, dat past ook bij mij.” Heb je als speelster wel eens vervelende dingen meegemaakt met een trainer? “Nee, nooit eigenlijk, maar dat komt ook wel door wie ik ben, denk ik. Ik zou niet zomaar toelaten dat iemand mij kapot gaat maken, daarvoor heb ik een te sterk karakter. Nooit heb ik gekke dingen meegemaakt, niet in de jeugd en niet bij de senioren. Ik deed ook altijd wat een coach van mij vroeg. Dan is het ook niet zo heel moeilijk. Natuurlijk hebben we wel eens discussies, maar ook dan ging ik er niet met gestrekt been in. Dan dacht ik: als hij of zij dat zo wil, dan doe ik dat gewoon. Nee, ik heb niet één trainer van wie ik zeg: dat vond ik niks.” Hoe kijk jij aan tegen het vertrek na vorig seizoen van Suzanne Bakker, jouw coach bij Ajax? “Als de leiding een nieuwe weg wil inslaan, dan is dat zo. Natuurlijk heeft ze goede prestaties geleverd. We zijn vorig seizoen geen kampioen geworden, maar hebben het wel heel goed gedaan in de Champions League. Toch kon ik er wel in komen dat Ajax een nieuwe weg wilde inslaan.” Sherida zag de afgelopen jaren steeds meer van haar ploeggenoten en oud-ploeggenoten moeder worden. Shanice van der Sanden, Merel van Dongen, Stephanie van der Gragt en onlangs Lieke Martens en Kika van Es kan ieder moment bevallen. “Ik heb Lieke meteen een berichtje gestuurd na de bevalling. Stephanie heeft er twee, net als wij. Met alle speelsters die nu moeder zijn en met wie ik heb gespeeld, heb ik contact. Als ik Shanice spreek is het altijd goed” Wie zijn je vrienden in het voetbal? “Ik heb een aantal vrienden uit het voetbal. Shanice sowieso, Daniëlle van de Donk, Anouk Dekker en Sari van Veenendaal ook. Ik spreek ze niet elke dag, maar als ik ze spreek is het altijd goed.” Heb je nog ergens spijt van in je leven? “Ik heb van geen enkele beslissing in mijn leven spijt.” En waar ben je het meest trots op? “Op wat ik heb bereikt in het leven, maar vooral op mijn kids. Hoe ze zijn, hoe ze het doen. Ik ben ook trots om wie ik ben als persoon en dankbaar dat mijn ouders mij een lijf hebben gegeven waar ik continu mee aan de bak kon en kan.” Meer lezen? Daphne van Domselaar: 'Ze zeggen dat keepers een beetje gek zijn' Het vragenvuur van Veerle Buurman
Sherida Spitse (34) is al jaren een van de boegbeelden van het Nederlandse vrouwenvoetbal. De aanvoerder van Ajax en de OranjeLeeuwinnen heeft een roerige periode achter de rug. Vooral privé. Afgelopen zomer deed ze haar verhaal in Helden Magazine nummer 76. En ze blikte alvast vooruit op haar toekomstige trainerscarrière. Sherida Spitse Het zijn privé roerige tijden voor je. “Inderdaad. Een scheiding kost alleen maar negatieve energie. Uiteindelijk weet ik waarom ik het heb besloten, maar dat het een lastige periode was en nog steeds is, kan ik niet ontkennen.” Jij trouwde in 2018 en jij kreeg met jouw ex-vrouw in 2017 zoon Jens en in 2020 dochter Mila. Ajax-tv heeft de documentaire ‘Special Sherida’ over je gemaakt waarin je heel eerlijk over je scheiding praat. Ik vind dat knap. “Ik kan heel makkelijk schakelen. In de docu zeg ik: onderweg gebeuren er genoeg dingen en uiteindelijk moet je zelf de weg vinden hoe je daar mee omgaat. Het was en is niet makkelijk, voor mijn ex-vrouw niet en voor mij niet. Ik heb de keuze gemaakt om uit elkaar te gaan, maar dat betekent niet dat ik de situatie zomaar achter me laat. Dat kan niet, we hebben twee kinderen samen, dus we moeten wel zorgen dat alles goed wordt geregeld en er structuur en duidelijkheid is. Daar zijn we nu mee bezig. Ik hoop dat het allemaal wat rustiger wordt, vooral voor onze kinderen.” "Ik heb de keuze gemaakt om uit elkaar te gaan, maar dat betekent niet dat ik de situatie zomaar achter me laat. Dat kan niet, we hebben twee kinderen samen" In jouw documentaire spelen je ouders ook een belangrijke rol. ‘‘Zij zijn mijn hele leven al heel belangrijk en nu het privé allemaal wat moeilijker gaat, zijn ze nog belangrijker. Ik voel niet alleen de steun van mijn ouders, maar ook van mijn zus. Ik deel heel veel met haar. Zij heeft soms uitspraken waarbij ik denk: zo sta ik ook in het leven. Mijn broertje steunt me ook wel, maar weer op een andere manier. Ik trek de laatste tijd weer meer naar mijn familie. En natuurlijk ben ik ook weleens bij mijn ouders op de bank geploft en in tranen uitgebarsten, terwijl ik me me de vraag stelde waarom het allemaal zo moest gaan. Maar bij ons thuis halen we uit elke tegenslag wel weer het positieve. Ik ben ook niet een type dat lang huilt. Het is me wel eens in de auto overkomen dat ik naar muziek luisterde en ineens vol schoot. Dat hoort bij de verwerking denk ik, want dan spreekt m’n hart. Het is ook niet dat ik dat in een grote groep ga huilen. Ik hou daar niet zo van, maar soms gebeurt het en dan is het wat het is.” Heb je nog contact met je schoonfamilie? “Nee. Ik vind het jammer, want dat had voor mij niet gehoeven. Er is helaas genoeg gebeurd waarop ik verder niet wil ingaan. Dat doe ik niet voor mijn kinderen en ik vind het niet netjes tegenover mijn ex. Ik had helaas niet gedacht dat het op zo’n manier zou gaan. Ik wil helemaal geen strijd, zo iemand ben ik niet.” Het valt me op dat jouw ogen zo sprankelen, ondanks wat je allemaal meemaakt naast het voetbal. “Ik zeg ook weleens: het is een wonder dat ik nog zo presteer met alles wat er gaande is. Natuurlijk spreek ik over wat ik naast het voetbal meemaak met mijn familie en ook met mensen binnen Ajax die ervan weten. Sharing is caring, het is belangrijk om het erover te hebben. Dat heb ik geleerd door de jaren heen. Ik was nooit zo’n prater over privézaken.” [caption id="attachment_20950" align="aligncenter" width="2030"] Sherida Spitse[/caption] Met wie binnen Ajax praat je? “Ik kan goed praten met Loïs Schenkel. Met Daphne Koster heb ik ook gesproken, ik weet dat ik altijd bij haar terecht kan en ook bij Tanya Bröring. Ik heb niks aan mensen die alleen maar zeggen: ‘Het is goed Sherida, jij hebt gelijk.’ Ik wil ook altijd mensen om me heen die tegen mij zeggen: ‘Sherida, wat jij nu doet is niet zo slim.’ Dat als ik op een bepaalde manier reageer, zij zeggen: ‘Je kunt ook op een andere manier reageren of je kunt ook op een andere toon praten, waardoor je misschien wel bij iemand iets losmaakt.’ Ik heb er wat aan als mensen mij tegenspreken en niet alleen maar met mij mee hobbelen als ik zeg wat ik vind. Ik weet wat ik wil, heb een mening en ik ben best direct, maar ik ben ook wel weer heel gevoelig, dus luister graag naar de meningen van anderen. Dan denk ik daarover na en vaak doe ik er uiteindelijk wat mee.” Wat voor moeder ben je op dit moment? “Een heel zorgzame moeder en af en toe is er tijd voor een dolletje. Ik geniet heel erg als ik de kinderen heb. Daarvoor was ik, al dan niet onbewust, af en toe wat chagrijnig omdat ik me niet helemaal happy voelde. Het is misschien gek om te zeggen, maar ik geniet nu meer dan vroeger. Dat gevoel van chagrijn heb ik niet meer.” Ben je een leukere moeder geworden na de scheiding? “Weet ik niet. Voor de scheiding was ik ook wel leuk, maar ik maakte niet voor niets de keuze om te stoppen met onze relatie. Ik was toch niet honderd procent gelukkig. Ik vond het geen makkelijk besluit, mede omdat we kinderen hebben. We hebben prima jaren gehad, maar ik merkte dat een aantal dingen na mijn besluit van mijn schouders afvielen en dat ik wellicht daardoor weer meer kan genieten.” Kun je de kinderen vaak genoeg zien met jouw drukke schema? “Ja, we hebben nu een regeling getroffen dat ik ze maandag en dinsdag zie en om het weekend. Eigenlijk wil ik toe naar fifty-fifty. Dat kan ik ook met Ajax regelen, dus dat zou uiteindelijk wel prettig zijn.” Guus Hiddink vertelde een keer over een gescheiden speler die zijn kinderen niet altijd kon zien. Hiddink zei na een training of wedstrijd meteen: ‘Hup wegwezen.’ Dan kon hij snel naar de kinderen toe. Soms mocht die speler ook wel eens een training skippen. “Dat herken ik wel. Ik heb een goede band met de coach en ook het team begrijpt mijn sitiuatie, ze helpen mij daarin en dat is heel fijn. Ik kan na de training op maandag en dinsdag meteen naar huis en de kinderen uit school halen. Het is prettig dat er wordt meegedacht, want uiteindelijk helpt dat ook op het voetbalveld, dat gaat samen.” Ben je nu alleen? “Ja, ik ben nog alleen en dat is voor nu helemaal goed. Ik wil eerst duidelijkheid en rust creëren voor mijn kinderen. Rust, dat is het belangrijkste woord.” Oneerbiedig gezegd zou je kunnen stellen dat Sherida in de nadagen van haar voetbalcarrière zit. Maar op het veld beweegt ze nog als een jonge hinde. “Ik zei laatst nog: hoe ouder ik word, des te fitter ik me voel. Ook al word ik in mei 35, zo oud voel ik me niet.” Hoe kan het dat je je zo fit voelt, zit dat ook in je hoofd? “Dat geloof ik zeker en ik ben ook een nuchtere Friezin, dus ik maak me ook niet zo snel druk om dingen. Ik wilde een tijdje terug toch nog een iets lager vetpercentage hebben. Ook al zag ik er fit uit, ik wilde met die paar procenten minder vet zorgen dat ik nog wat fitter was waardoor ik ook weer sneller herstelde van wedstrijden en trainingen. Ik ging daarmee aan de slag met mijn zwager Gerson, die helpt me ook met mijn voeding. Het programma NutriShape heeft me fitter gemaakt. En daardoor had ik begin 2024 een lager vetpercentage dan drie maanden daarvoor. Dat zijn die details waar ik continu mee bezig ben. Ik zie het altijd als een uitdaging om topfit te zijn, vind dat leuk. Een heel andere speler word ik niet meer, maar ik kan altijd nog een paar procenten beter worden in bijvoorbeeld het nemen van vrije trappen.” Je zou Sherida Spitse zomaar de Abe Lenstra van het vrouwenvoetbal kunnen noemen. Abe is geboren in Heerenveen, Sherida 25 kilometer verderop in Sneek. Net als Abe volgde ze geheel haar eigen pad. De op 29 mei 1990 geboren Sherida zag in dat ze bij Heerenveen de wereldtop niet zou halen. Ze volgde het pad van Lenstra en ging na vijf jaar Heerenveen naar FC Twente, de fusieclub die voortkwam uit SC Enschede en Enschedse Boys, de clubs waar Abe na Heerenveen voor speelde. Sherida groeide uit toe een van de succesvolste Nederlandse voetbalsters. Overal waar ze kwam, was er sportief succes. Ze won twee keer de Women’s BeNe League met FC Twente. Daarna vertrok ze naar LSK Kvinner in Noorwegen. Sherida had de primeur de eerste Nederlandse profspeelster te zijn voor wie een tranferbedrag werd betaald. Ze pakte in Noorwegen drie landstitels op rij. Ze keerde een jaartje terug bij Twente en ging toen weer terug naar Noorwegen. Ook met Valerenga werd ze Noors kampioen. In 2021 keerde ze terug naar Nederland, Sherida ging bij Ajax spelen, waarmee ze in 2022 de beker won en in 2023 de landstitel. Ook maakte ze de volledige bloeiperiode van het Nederlands team mee. Ze was erbij toen de OranjeLeeuwinnen in 2015 voor het eerst meededen aan het WK. Twee jaar later was ze van de partij toen in Utrecht de Europese titel werd veroverd. En in 2019 won ze WK-zilver. Teleurstelling was er ook. Door een knieblessure miste Sherida de Spelen van 2021 in Tokio. Legende Heb je al jong gedacht dat je ver kon komen? “Ik heb altijd gevoeld dat ik kwaliteiten had. Mensen die mij zagen als meisje van zes jaar oud zagen dat ook wel. Dat werd ook wel tegen mij gezegd. Ik werd uiteindelijk meteen geselecteerd voor de jeugselectie van ons district. Mijn droom was altijd het Nederlands elftal. Ik wist dat ik het zou gaan halen, maar niet op zo’n jonge leeftijd.” Het Nederlands elftal stelde toen jij jong was nog niet veel voor. “Klopt, maar toen ik ouder werd en Jong Oranje serieus werd genomen, voelde je al wel dat er iets stond te gebeuren. Ik ben toenmalige bondscoach Vera Pauw nog steeds heel erg dankbaar. Zij had mij gezien bij de districts- en de jeugdelftallen en heeft me meteen bij het Nederlands elftal gehaald. Ik was zestien toen ik debuteerde in 2006 en was erbij toen we in 2009 voor de eerste keer naar een EK gingen.” Wat voor een band had je met Vera Pauw? “Een heel goede. Het eerste wat ze tegen mij zei, was: ‘Jij staat nog niet in de boeken geschreven.’ Ik was zestien, dacht: wat zegt ze nou tegen mij? Mijn loopbaan stond nog in de kinderschoenen. Maar tegen mijn ouders zei ze: ‘Sherida heeft het in zich om een legende te worden.’ Dat het allemaal is uitgekomen, vind ik wel mooi voor Vera. Ik heb nog steeds goed contact met haar en zij zal altijd speciaal voor mij blijven, omdat zij degene is die mij als junior bij het Nederlands elftal heeft gehaald.” Voelde je geen druk toen Vera Pauw zei dat jij een legende kon worden? “Ik zag het eerder als groot vertrouwen dat ze in me uitsprak. Aan mij de taak om dat vertrouwen waar te maken. Bij het EK van 2009 zat ik op de bank, heb ik vooral heel veel warmgelopen. Ik was achttien, keek goed om me heen en moest mijn job doen. Uiteindelijk werd ik basisspeelster, maar ik voelde de opdracht om me wel te blijven ontwikkelen. Omdat het Nederlandse vrouwenvoetbal ook met sprongen vooruit ging. Ik ben er trots op dat ik er nu, bijna twintig jaar later, nog steeds bij zit, en dat ik binnenkort hopelijk 240 interlands op mijn naam heb staan. Ik vind het nog steeds heerlijk om op het veld te staan. Al jaren doe ik dit op topniveau, dag in dag uit, dus op een gegeven moment voel je ook wel dat het misschien tijd wordt voor wat anders. Maar nu nog niet. Ik ben er ook niet eentje die zegt: ik kap ermee, nu ik mezelf nog goed voel. Feit is wel dat ik niet meer de jongste ben en daarom kijk ik ook nog niet zover vooruit. Ik bekijk het per dag, zullen we maar zeggen. Het EK staat gepland en ik wil met Ajax kampioen worden, daar ligt mijn focus.” Snappen jouw kinderen dat mama een heel goede voetbalster is? “Ze hebben het wel door als wij op straat lopen. Dan willen kinderen op de foto met mij en Jens zegt ook weleens: ‘In de klas weten ze ook dat jij voetbalt.’ Dus ja, ze weten dat ik bekend ben. Over het algemeen vinden ze het oké, maar als ik bijvoorbeeld met ze op vakantie ben, vinden ze het soms vervelend, dan willen ze niet dat we continu gestoord worden. En tegelijkertijd vinden ze het ook wel stoer. Ze vinden het prachtig dat ze af en toe mee het veld op mogen lopen. Laatst liep Jens mee en een vorige keer Mila. Dat vinden ze dan wel weer bijzonder.” Zijn ze voetballertjes? “Mila zit op zwemles, die gaat bijna afzwemmen en daarna gaat ze voetballen. Jens zat eerst op BMX, maar zit nu ook op voetbal. Dus ja, ik heb twee voetballertjes. Wel leuk dat ik nu zelf bij Jens langs de lijn sta. Daar wonen de kinderen, dus dan moeten ze daar ook voetballen. Als ik geen kinderen had, dan was ik wel verhuisd. Ik heb verder niet zoveel in Emmen, heb daar ook niks opgebouwd. Geeft niet. Zolang de kinderen daar wonen, blijf ik daar ook. Ik wil ze zo vaak mogelijk zien en dat kan alleen als ik in Emmen woon. In Amsterdam-West heb ik ook een klein studiootje, maar het heen en weer rijden vind ik niet erg. Ik doe het al vier jaar. Het kost soms wel energie, maar dat heb ik er voor over.” Sherida zag de afgelopen jaren heel wat speelsters met wie ze in het Nederlands elftal speelde, afzwaaien. De aanvoerster maakt zich op voor het EK, dat van 2 tot en met 27 juli in Zwitserland wordt gespeeld. Tegen die tijd is ze 35. En onder bondscoach Andries Jonker was ze afgelopen tijd niet altijd meer verzekerd van een basisplaats. Hoe kijk je naar het Nederlands elftal met talenten als Wieke Kaptein en Esmee Brugts? “Ik zei van de week nog dat wij in de breedte zo zijn gegroeid. Dat is alleen maar goed voor het Nederlandse voetbal en voor het Nederlands elftal. Een aantal jaren geleden waren die talenten er niet. De komst van goede talenten betekent dat we een ontwikkeling doormaken waar ik alleen maar blij van word. Dat er concurrentie is, hoort er bij. Zoals we onlangs tegen Amerika speelden, de nummer één van de wereld, vond ik geweldig. Het was tik-tik-tik. Ik heb daar zo van genoten. Er zijn zoveel pure talenten op dit moment. Ik probeert die jonge meiden wat te helpen. Mooi is ook dat Lineth Beerensteyn na een iets mindere periode nu echt in vorm is en zo makkelijk scoort. We hebben echt een leuke groep met een goede combi van iets oudere, ervaren speelsters en jeugd. Als ik straks stop, dan hoop ik dat ze wat van mijn winnaarsmentaliteit meenemen. Want talent alleen is niet genoeg.” Bondscoach Zie jij jezelf ooit als bondscoach? “Jazeker, maar ik denk dat ik eerst een club moet trainen. Ik wil ook niet te snel. Als ik de trainerspapieren wil halen, helpt Ajax mij daarbij en kan ik binnen Ajax stage lopen. Het was mooi geweest als ik nu al de papieren had kunnen halen, maar dan had ik honderd procent aanwezig moeten zijn op de cursus en dat kan niet zolang ik speel. Ik vind de route die John Heitinga heeft doorlopen mooi, dat is voor mij een voorbeeld. Ook hoe hij omgaat met mensen, spreekt mij aan. Hij zei me dat ik altijd met hem mag meekijken. Dat is natuurlijk wel mooi. John kwam ook wel bij onze wedstrijden kijken.” Wat voor coach zul jij zijn? “Ik vind het heel belangrijk dat een team echt voor mij door het vuur wil gaan. Dat betekent dat ik een band moet opbouwen met de spelers, met de stafleden en een sfeer moet creëren waarin iedereen zich goed voelt. Natuurlijk heb ik ook een bepaalde filosofie hoe ik wil spelen: aanvallend, mooi.” Waarom moest je glimlachen om de vraag wat voor coach je wil zijn? “Ik denk dat ik een andere trainer word dan heel veel andere trainers, vind het belangrijk dat iedereen zich goed voelt en volgens mij wordt dat soms nog weleens vergeten. Het is  heel belangrijk is dat je, met name in het vrouwenvoetbal, beseft dat je met mensen werkt die druk ervaren en voor alles ‘mens’ zijn. Ik weet trouwens niet of ik in het vrouwenvoetbal wil werken, misschien wil ik wel in het mannenvoetbal werken. Beide opties houd ik open.” Je hebt veel coaches gehad, wie is jouw voorbeeld als trainer? “Ik vond Arjan Veurink met wie ik bij FC Twente heb gewerkt, een heel goede trainer. Ook toen hij assistent was bij het Nederlandse elftal. Als mens vond ik hem bovendien een fijne trainer. Ik kon heel goed met hem praten. Van Andries Jonker heb ik ook veel geleerd. Hij is heel direct. Ik hou daar wel van, dat past ook bij mij.” Heb je als speelster wel eens vervelende dingen meegemaakt met een trainer? “Nee, nooit eigenlijk, maar dat komt ook wel door wie ik ben, denk ik. Ik zou niet zomaar toelaten dat iemand mij kapot gaat maken, daarvoor heb ik een te sterk karakter. Nooit heb ik gekke dingen meegemaakt, niet in de jeugd en niet bij de senioren. Ik deed ook altijd wat een coach van mij vroeg. Dan is het ook niet zo heel moeilijk. Natuurlijk hebben we wel eens discussies, maar ook dan ging ik er niet met gestrekt been in. Dan dacht ik: als hij of zij dat zo wil, dan doe ik dat gewoon. Nee, ik heb niet één trainer van wie ik zeg: dat vond ik niks.” Hoe kijk jij aan tegen het vertrek na vorig seizoen van Suzanne Bakker, jouw coach bij Ajax? “Als de leiding een nieuwe weg wil inslaan, dan is dat zo. Natuurlijk heeft ze goede prestaties geleverd. We zijn vorig seizoen geen kampioen geworden, maar hebben het wel heel goed gedaan in de Champions League. Toch kon ik er wel in komen dat Ajax een nieuwe weg wilde inslaan.” Sherida zag de afgelopen jaren steeds meer van haar ploeggenoten en oud-ploeggenoten moeder worden. Shanice van der Sanden, Merel van Dongen, Stephanie van der Gragt en onlangs Lieke Martens en Kika van Es kan ieder moment bevallen. “Ik heb Lieke meteen een berichtje gestuurd na de bevalling. Stephanie heeft er twee, net als wij. Met alle speelsters die nu moeder zijn en met wie ik heb gespeeld, heb ik contact. Als ik Shanice spreek is het altijd goed” Wie zijn je vrienden in het voetbal? “Ik heb een aantal vrienden uit het voetbal. Shanice sowieso, Daniëlle van de Donk, Anouk Dekker en Sari van Veenendaal ook. Ik spreek ze niet elke dag, maar als ik ze spreek is het altijd goed.” Heb je nog ergens spijt van in je leven? “Ik heb van geen enkele beslissing in mijn leven spijt.” En waar ben je het meest trots op? “Op wat ik heb bereikt in het leven, maar vooral op mijn kids. Hoe ze zijn, hoe ze het doen. Ik ben ook trots om wie ik ben als persoon en dankbaar dat mijn ouders mij een lijf hebben gegeven waar ik continu mee aan de bak kon en kan.” Meer lezen? Daphne van Domselaar: 'Ze zeggen dat keepers een beetje gek zijn' Het vragenvuur van Veerle Buurman

Overig

Wie is de grootste: Merckx of Pogacar?

Tadej Pogačar lijkt geboren om records te breken. Op zijn 26ste rijdt de Sloveen alsof hij het wielrennen opnieuw wil uitvinden. Nog nooit was één renner zó compleet, zó hongerig, zó dominant. Wie hem ziet koersen, begrijpt waarom de vergelijking met Eddy Merckx niet meer te vermijden is. Afgelopen seizoen won hij Luik-Bastenaken-Luik, Strade Bianche, de Ronde van Vlaanderen, de Tour de France, het WK én het EK. De grote koersen die nog ontbreken op zijn palmares? Milaan-San Remo, Parijs-Roubaix en de Vuelta – en zelfs die lijken slechts een kwestie van tijd. Dit weekend staat de laatste klassieker van 2025 op het programma: de Ronde van Lombardije. Een goed moment om met onze analisten te kijken naar de vraag die steeds luider klinkt: wie is nu écht de grootste wielrenner aller tijden? Eddy Merckx of Tadej Pogačar? Dumoulin: “De Vuelta zal in de toekomst zeker een doel voor hem worden en ik vermoed dat hij die volgend jaar zal willen rijden. En hij heeft ook al geroken dat het mogelijk is om Milaan-San Remo en Parijs-Roubaix te winnen.” Steeds vaker wordt hij vergeleken met Eddy Merckx, de succesvolste wielrenner aller tijden. Bijnaam: de Kannibaal, omdat hij in de jaren zestig en zeventig altijd en overal won. Kroon: “Het schijnt Merckxiaans te zijn wat Pogacar doet, maar ik heb dat tijdperk niet bewust meegemaakt. Wat ik wel weet is dat het in mijn tijd langer duurde voordat ronderenners tot volle wasdom kwamen. Pogacar won zijn eerste Tour op zijn 21ste. Evenpoel won de Vuelta op zijn 22ste. Afgelopen Giro werd Juan Ayuso op zijn 22ste al gebombardeerd tot favoriet. Pogacar werd in 2020 op zijn twintigste meteen al derde in de Vuelta, zijn eerste grote ronde. In mijn tijd was dat onmogelijk. Dat gebeurde gewoon niet.” Kroon, 49 inmiddels, was prof tussen 1999 en 2014. “Er is nu meer kennis over voeding, materiaal en trainingsschema’s, maar ik denk dat het grootste verschil is dat ze op een veel jongere leeftijd al professional zijn in hun hele doen en laten dan in onze tijd. Sommige renners leven vandaag de dag op hun veertiende professioneler voor het wielrennen dan ik op mijn 28ste.” [caption id="attachment_21734" align="alignnone" width="2560"] Pogacar viert zijn wereldtitel met vriendin Urška Žigart[/caption] Clement: “Als ik het sec bekijk, dan is Pogacar de beste wielrenner aller tijden. Je kunt hem met Eddy Merckx blijven vergelijken, maar dat heeft geen enkele zin. Het is nu een heel andere tijd. Je kunt Max Verstappen toch ook niet vergelijken met coureurs uit de jaren zestig en zeventig? Ja, Merckx heeft de meeste wedstrijden ooit gewonnen, maar er bestaat toch geen twijfel over wie van de twee de betere atleet is?” Pogacar kan nog jaren mee. Hij won afgelopen jaar voor de vierde keer de Tour. Jacques Anquetil, Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain zijn recordhouders nadat de zeven Tourzeges van Lance Armstrong wegens doping werden weggestreept. Zij wonnen de Ronde van Frankrijk vijf keer. Een kwestie van tijd voordat Pogacar dat record in zijn eentje in handen heeft? Kroon: “Het is heel simpel: er gaat een keer een einde aan komen. Ook bij Pogacar. En met een beetje geluk of pech – net hoe je het wil zien - duurt het nog tien jaar.” Het laatste woord is aan de 42-jarige Clement, van 2003 tot en met 2018 prof. “Ik heb nooit met Evenepoel, Vingegaard, Van der Poel, Pogacar en Van Aert in één peloton gefietst, en ik ben toch echt nog niet zo lang geleden gestopt. Wat ik daarmee wil zeggen: het kan snel gaan. Nu is Pogacar de koning, maar de volgende superrenner kan zomaar opstaan. Pogacar heeft het wielrennen naar een nieuw level gebracht, hij is de beste ooit gezien zijn fysieke capaciteiten. Zoals ik denk dat Mathieu van der Poel de beste klassiekerrenner ooit is wat fysieke capaciteiten betreft. Dat doet niets af aan het palmares van Merckx en Jan Raas en noem die mannen maar op. Ze rijden nu zoveel harder, de concurrentie is zoveel groter en er wordt dus zoveel meer van een atleet gevraagd. De evolutie stopt vandaag niet.” Meer lezen? Thymen Arensman: Op zoek naar balans Jonas Vingegaard: 'Ik ben hongeriger dan ooit' Mathieu van der Poel: 'Ik voel me toch ook oud worden'
Tadej Pogačar lijkt geboren om records te breken. Op zijn 26ste rijdt de Sloveen alsof hij het wielrennen opnieuw wil uitvinden. Nog nooit was één renner zó compleet, zó hongerig, zó dominant. Wie hem ziet koersen, begrijpt waarom de vergelijking met Eddy Merckx niet meer te vermijden is. Afgelopen seizoen won hij Luik-Bastenaken-Luik, Strade Bianche, de Ronde van Vlaanderen, de Tour de France, het WK én het EK. De grote koersen die nog ontbreken op zijn palmares? Milaan-San Remo, Parijs-Roubaix en de Vuelta – en zelfs die lijken slechts een kwestie van tijd. Dit weekend staat de laatste klassieker van 2025 op het programma: de Ronde van Lombardije. Een goed moment om met onze analisten te kijken naar de vraag die steeds luider klinkt: wie is nu écht de grootste wielrenner aller tijden? Eddy Merckx of Tadej Pogačar? Dumoulin: “De Vuelta zal in de toekomst zeker een doel voor hem worden en ik vermoed dat hij die volgend jaar zal willen rijden. En hij heeft ook al geroken dat het mogelijk is om Milaan-San Remo en Parijs-Roubaix te winnen.” Steeds vaker wordt hij vergeleken met Eddy Merckx, de succesvolste wielrenner aller tijden. Bijnaam: de Kannibaal, omdat hij in de jaren zestig en zeventig altijd en overal won. Kroon: “Het schijnt Merckxiaans te zijn wat Pogacar doet, maar ik heb dat tijdperk niet bewust meegemaakt. Wat ik wel weet is dat het in mijn tijd langer duurde voordat ronderenners tot volle wasdom kwamen. Pogacar won zijn eerste Tour op zijn 21ste. Evenpoel won de Vuelta op zijn 22ste. Afgelopen Giro werd Juan Ayuso op zijn 22ste al gebombardeerd tot favoriet. Pogacar werd in 2020 op zijn twintigste meteen al derde in de Vuelta, zijn eerste grote ronde. In mijn tijd was dat onmogelijk. Dat gebeurde gewoon niet.” Kroon, 49 inmiddels, was prof tussen 1999 en 2014. “Er is nu meer kennis over voeding, materiaal en trainingsschema’s, maar ik denk dat het grootste verschil is dat ze op een veel jongere leeftijd al professional zijn in hun hele doen en laten dan in onze tijd. Sommige renners leven vandaag de dag op hun veertiende professioneler voor het wielrennen dan ik op mijn 28ste.” [caption id="attachment_21734" align="alignnone" width="2560"] Pogacar viert zijn wereldtitel met vriendin Urška Žigart[/caption] Clement: “Als ik het sec bekijk, dan is Pogacar de beste wielrenner aller tijden. Je kunt hem met Eddy Merckx blijven vergelijken, maar dat heeft geen enkele zin. Het is nu een heel andere tijd. Je kunt Max Verstappen toch ook niet vergelijken met coureurs uit de jaren zestig en zeventig? Ja, Merckx heeft de meeste wedstrijden ooit gewonnen, maar er bestaat toch geen twijfel over wie van de twee de betere atleet is?” Pogacar kan nog jaren mee. Hij won afgelopen jaar voor de vierde keer de Tour. Jacques Anquetil, Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain zijn recordhouders nadat de zeven Tourzeges van Lance Armstrong wegens doping werden weggestreept. Zij wonnen de Ronde van Frankrijk vijf keer. Een kwestie van tijd voordat Pogacar dat record in zijn eentje in handen heeft? Kroon: “Het is heel simpel: er gaat een keer een einde aan komen. Ook bij Pogacar. En met een beetje geluk of pech – net hoe je het wil zien - duurt het nog tien jaar.” Het laatste woord is aan de 42-jarige Clement, van 2003 tot en met 2018 prof. “Ik heb nooit met Evenepoel, Vingegaard, Van der Poel, Pogacar en Van Aert in één peloton gefietst, en ik ben toch echt nog niet zo lang geleden gestopt. Wat ik daarmee wil zeggen: het kan snel gaan. Nu is Pogacar de koning, maar de volgende superrenner kan zomaar opstaan. Pogacar heeft het wielrennen naar een nieuw level gebracht, hij is de beste ooit gezien zijn fysieke capaciteiten. Zoals ik denk dat Mathieu van der Poel de beste klassiekerrenner ooit is wat fysieke capaciteiten betreft. Dat doet niets af aan het palmares van Merckx en Jan Raas en noem die mannen maar op. Ze rijden nu zoveel harder, de concurrentie is zoveel groter en er wordt dus zoveel meer van een atleet gevraagd. De evolutie stopt vandaag niet.” Meer lezen? Thymen Arensman: Op zoek naar balans Jonas Vingegaard: 'Ik ben hongeriger dan ooit' Mathieu van der Poel: 'Ik voel me toch ook oud worden'

Voetbal

Jurriën en Quinten Timber: een onafscheidelijk duo

Quinten Timber beleefde een zomer vol pieken en dalen. Wekenlang leek zijn droomtransfer naar het buitenland binnen handbereik, maar op het laatste moment ketste de deal af. Alsof dat nog niet genoeg was, raakte hij door de transfersoap en zijn aflopende contract ook de aanvoerdersband bij Feyenoord kwijt. Voor #Helden78 spraken we met zijn tweelingbroer Jurriën over de bijzondere band die de broers hebben. Tweelingbroers Quinten en Jurriën waren vroeger onafscheidelijk; tot hun 21ste deelden ze een zolderkamer. Jurriën sliep aan de ene kant van de kamer, Quinten aan de andere. “We waren er zo aan gewend om een slaapkamer te delen, het was normaal voor ons. Misschien komt dat ook omdat we een tweeling zijn.” Lachend: “Als ik er nu aan terugdenk, is het best knap dat het zo lang goed ging.” Jurriën vervolgt: “Of ik die tijd weleens mis? Ik denk er geregeld aan terug. Het was een heel leuke tijd, maar ons leven nu is ook heel leuk en spannend, en onze band is nog steeds hetzelfde. Ik spreek Quin nog vaak genoeg. Net als mijn andere broers.” Quinten Timber werd in zijn eerste jaar bij Feyenoord meteen landskampioen en had een belangrijk aandeel in de titel. In 2024 won hij de beker, maar hij kreeg ook te maken met blessures. In februari van dit jaar raakte hij zwaar geblesseerd aan zijn knie, waardoor hij de rest van het seizoen miste. Inmiddels is hij weer fit. “Ik kijk al zijn wedstrijden. Quinten heeft pech gehad met blessures, maar ook al veel mooie momenten meegemaakt.” [caption id="attachment_21703" align="alignnone" width="2560"] De broers praten bij na de Klassieker in de Kuip (22 januari, 2023, 1-1)[/caption] Blessureleed Jurriën liep anderhalf jaar eerder zelf een zware kruisbandblessure op. “We hebben allemaal onze eigen struggles, maar als een van ons geblesseerd raakt, gaan we zo’n proces ook voor een gedeelte samen aan. We steunen elkaar, stellen simpele vragen als: hoe gaat het? Soms hebben we het erover en soms ook juist niet, dan zoeken we afleiding bij elkaar. Ook tijdens een zware periode moet je gewoon doorgaan met het leven. Het hoort bij het voetbal en maakt je sterker.” En toeval of niet: ook hun één jaar oudere broer Dylan kreeg te maken met een kruisbandblessure, dezelfde als Jurriën. “We hadden alle drie eigenlijk nooit last van echt grote blessures, tot twee jaar geleden. Toen ik net klaar was met revalideren van mijn kruisband, raakte Dylan geblesseerd. Een paar maanden later overkwam het Quinten. Hij had geen kruisbandblessure, maar wel een andere vervelende knieblessure. Ik geloof eigenlijk niet in toeval, maar dat dingen op mijn pad komen omdat ze zo moeten zijn. Ik probeer dit soort tegenslagen als opportunity te zien in plaats van te denken: waarom overkomt mij dit?” Heeft de tweeling de droom om ooit weer samen bij een club te spelen? “Dat zou heel mooi zijn. Met elkaar in een team, of tegen elkaar in dezelfde competitie. Toen ik nog bij Ajax zat en Quinten bij Feyenoord, was het ook heel leuk om tegen elkaar te spelen. Maar we volgen allebei ons eigen pad.” Meer lezen? De opmerkelijke weg van Micky van de Ven Nathan Aké: 'Alles is op z'n plek gevallen' Givairo Read: 'Dit is pas het begin'
Quinten Timber beleefde een zomer vol pieken en dalen. Wekenlang leek zijn droomtransfer naar het buitenland binnen handbereik, maar op het laatste moment ketste de deal af. Alsof dat nog niet genoeg was, raakte hij door de transfersoap en zijn aflopende contract ook de aanvoerdersband bij Feyenoord kwijt. Voor #Helden78 spraken we met zijn tweelingbroer Jurriën over de bijzondere band die de broers hebben. Tweelingbroers Quinten en Jurriën waren vroeger onafscheidelijk; tot hun 21ste deelden ze een zolderkamer. Jurriën sliep aan de ene kant van de kamer, Quinten aan de andere. “We waren er zo aan gewend om een slaapkamer te delen, het was normaal voor ons. Misschien komt dat ook omdat we een tweeling zijn.” Lachend: “Als ik er nu aan terugdenk, is het best knap dat het zo lang goed ging.” Jurriën vervolgt: “Of ik die tijd weleens mis? Ik denk er geregeld aan terug. Het was een heel leuke tijd, maar ons leven nu is ook heel leuk en spannend, en onze band is nog steeds hetzelfde. Ik spreek Quin nog vaak genoeg. Net als mijn andere broers.” Quinten Timber werd in zijn eerste jaar bij Feyenoord meteen landskampioen en had een belangrijk aandeel in de titel. In 2024 won hij de beker, maar hij kreeg ook te maken met blessures. In februari van dit jaar raakte hij zwaar geblesseerd aan zijn knie, waardoor hij de rest van het seizoen miste. Inmiddels is hij weer fit. “Ik kijk al zijn wedstrijden. Quinten heeft pech gehad met blessures, maar ook al veel mooie momenten meegemaakt.” [caption id="attachment_21703" align="alignnone" width="2560"] De broers praten bij na de Klassieker in de Kuip (22 januari, 2023, 1-1)[/caption] Blessureleed Jurriën liep anderhalf jaar eerder zelf een zware kruisbandblessure op. “We hebben allemaal onze eigen struggles, maar als een van ons geblesseerd raakt, gaan we zo’n proces ook voor een gedeelte samen aan. We steunen elkaar, stellen simpele vragen als: hoe gaat het? Soms hebben we het erover en soms ook juist niet, dan zoeken we afleiding bij elkaar. Ook tijdens een zware periode moet je gewoon doorgaan met het leven. Het hoort bij het voetbal en maakt je sterker.” En toeval of niet: ook hun één jaar oudere broer Dylan kreeg te maken met een kruisbandblessure, dezelfde als Jurriën. “We hadden alle drie eigenlijk nooit last van echt grote blessures, tot twee jaar geleden. Toen ik net klaar was met revalideren van mijn kruisband, raakte Dylan geblesseerd. Een paar maanden later overkwam het Quinten. Hij had geen kruisbandblessure, maar wel een andere vervelende knieblessure. Ik geloof eigenlijk niet in toeval, maar dat dingen op mijn pad komen omdat ze zo moeten zijn. Ik probeer dit soort tegenslagen als opportunity te zien in plaats van te denken: waarom overkomt mij dit?” Heeft de tweeling de droom om ooit weer samen bij een club te spelen? “Dat zou heel mooi zijn. Met elkaar in een team, of tegen elkaar in dezelfde competitie. Toen ik nog bij Ajax zat en Quinten bij Feyenoord, was het ook heel leuk om tegen elkaar te spelen. Maar we volgen allebei ons eigen pad.” Meer lezen? De opmerkelijke weg van Micky van de Ven Nathan Aké: 'Alles is op z'n plek gevallen' Givairo Read: 'Dit is pas het begin'

Wielrennen

Lorena Wiebes: ‘Ik moet soms ook een bitch zijn’

Ze is een van de snelste vrouwen ter wereld. Lorena Wiebes werd al twee keer Europees kampioen, dit weekend kan daar een derde titel bij komen. We gaan in terug in de tijd om Lorena, toen nog sprintster van Team DSM, een aantal stellingen voor te leggen.  Ik ben de snelste vrouw ter wereld “Ik ben vrij snel, maar de snelste... Dat ga ik niet over mezelf roepen, dat laat ik aan anderen. Dat explosieve zit al van jongs af aan in me. Ik heb toen ik klein was acrobatische gym gedaan, dat heeft erg geholpen bij de ontwikkeling van mijn spieren en dus mijn explosiviteit. Met de verschillende specialisten ben ik aan het kijken hoe ik me als sprintster nog kan verbeteren. Ik ben bezig met krachttraining, maar ik kan ook weer niet te veel aan de gewichten hangen. Dat finetunen van mij als sprintster doen we vooral in de wintermaanden, tijdens het seizoen is het vooral zaak om de dingen waaraan ik heb gewerkt, te onderhouden.” Je wint vaak als het op een sprint uitdraait. Merk je dat er anders naar je wordt gekeken? “Ja, dat merk ik wel. Ik merk dat er meer respect is voor me in het peloton. In mijn eerste jaren moest ik echt vechten voor mijn plekje, nu laten ze me er veel makkelijker tussen. Tege­lijkertijd merk ik natuurlijk dat ze me niet graag naar de streep willen rijden. In koersen met een vlakke aankomst hoeven we met Team DSM niet op veel steun van andere ploegen te reke­nen als er een kopgroep weg is die teruggepakt moet worden. Maar goed, ik ben niet de eerste die dat meemaakt. Marianne Vos heeft dat ook gehad.” Zij was jouw grote voorbeeld, toch? “Ja, maar ik denk dat Marianne het grote voorbeeld was van alle fietsende meisjes van mijn leeftijd. Natuurlijk was het in het begin best gek om tegen Marianne en alle grote rensters die ik alleen kende van tv te moeten rijden.” Hoe zou jij jezelf typeren als sprintster? “Ik ben redelijk allround. Mijn voorkeur heeft een korte sprint, maar als het uitdraait op een lange sprint, dan kan ik dat ook. Ik ben iemand die haar eigen weg kan vinden in een sprint, heb niet per se een lead­out nodig. Natuurlijk is het veel makke­lijker als een ploeggenoot voor me rijdt, me uit de wind houdt en de weg voor me uitstippelt voordat ik aan m’n sprint begin, maar ik raak niet in paniek als dat niet zo is. Verder ben ik een faire sprinter, ik zal niet snel een kwak uitdelen.” Hoe bereid jij je voor op een koers waarvan je weet dat die kan uitdraaien op een massasprint? “Ik schrijf voor elke vlakke koers de finale hele­maal uit. Ik weet welke bochten belangrijk zijn, op welke plek in het peloton ik moet zitten in de laatste kilometers. Van mijn ploeggenoten heb ik precies in m’n hoofd wat ze moeten doen. Ieder heeft haar eigen taak. Met de ploegleider spreek ik alles ook nog door. Ik ben ook iemand die het woord neemt in de bus voor een koers. Dat deed ik voorheen niet. Dat laten horen wat ik wil, is ook wat ik als leerpunt heb meegekregen van de ploeg. Ik probeer steeds meer de leiding te nemen voor en tijdens een koers die mij ligt. Ik merk: als ik weet wat ik wil, dan krijgen de andere meiden van de ploeg ook ver­trouwen. In het begin was het best raar om wat te verlangen van meiden die al veel langer meedraaien in het wielrennen. Nu weet ik dat als ik win ze net zo blij zijn als ik en dat zij graag een bijdrage leveren.” Neem ons eens mee in een massasprint. “Het is zaak om scherp en rustig te blijven in de chaos. Ik let heel goed op, kijk heel goed om me heen. Ik ben voortdurend de steeds veranderende situatie in me op aan het nemen, zie alles. Goed zicht is dus heel belangrijk in een massasprint. Als ik niet in de goede positie zit, kijk ik heel goed of ik nog een gaatje zie waar ik in kan duiken. Dat zijn beslissingen die je in een split second moet nemen. En ja, dat is niet altijd zonder gevaar, maar ik doe het zonder erbij na te denken. Pas na de finish denk ik weleens: ik kwam wel heel dicht bij de hekken. Het lijkt alsof ik een knopje heb die ik om kan zetten in de laatste kilometers waardoor ik niets meer voel. Soms doen we nog een paar plaatselijke rondes. Een kort klimmetje dat een ronde eerder nog pijn deed, voel ik ineens niet meer in m’n benen als we op de meet afrijden. Het is me ook weleens gelukt om een sprint te winnen, terwijl ik kramp in mijn benen had. Op een of andere manier ga ik door de pijngrens heen als de finish in zicht is. Alsof ik immuun voor pijn ben. Maar na de finish voel ik de pijn in één klap, ben ik helemaal naar de klote.” Ook naast de fiets ben ik een vaatje buskruit “Nou, nee... Ik ben naast de fiets veel stiller, kijk eerst vaak de kat uit de boom voordat ik me ergens op m’n gemak voel. Van sprinters bestaat vaak het beeld dat het extraverte types zijn, dat ben ik niet. Op de fiets zeg ik wel waar het op staat. Ik moet mijn ploeggenoten ook hard toe kunnen spreken. Op die momenten zijn wij soms even geen vriendin­nen. Dat moet gewoon kunnen. Ik moet op de fiets soms ook een bitch zijn. Er zit natuurlijk wel een grens aan wat en wanneer je iets roept. In een volle finale kan ik geprikkeld reageren. Maar dat doe ik niet als we halverwege de koers zijn, hoor.” Van sprinters bestaat vaak het beeld dat het egocentrische types zijn. “Bij de mannen merk je ook wel echt een verschil tussen de sprinters en de overige renners. Bij de vrouwelijke sprinters is dat voor mijn gevoel minder. Je ziet die mannelijke sprinters ook altijd in de weer met kleding, ze zijn een beetje de patsers van het peloton. Maar goed, ik vind het ook belangrijk om goed gesoigneerd op de fiets te zitten. En ik houd ook wel van mooie dingen kopen. Met mijn geld heb ik ook de auto waarin ik nu rij, een Audi, gekocht. Ik geef ook wel toe dat ik bij het kopen van spullen naar het merk kijk. Stiekem kijk ik al naar een mooiere, duurdere Audi. Naast de fiets treed ik dus wat minder snel op de voorgrond, maar dat neemt niet weg dat ik soms pittig kan reageren en ook echt wel een mening heb. Ik laat me de kaas ook in het dagelijks leven niet van het brood eten.” Ik ben ook weleens bang op de fiets “In de sprint nooit. Maar er zijn momenten in de koers, vooral tijdens een afdaling, dat ik denk: dit is wel even een spannen­de situatie. Ik ben dan vooral bang omdat ik niet weet wat de rensters om mij heen op dat moment doen. Tijdens een massasprint lukt het mij om die gevoelens uit te schakelen. Neemt niet weg dat ik me realiseer dat het ook fout kan gaan. Zeker na de crash in de Ronde van Polen met Dylan Groenewegen en Fabio Jakobsen, twee jaar geleden, werd ik erg geconfronteerd met de risico’s. Dan zit wel even in je hoofd: zoals met Fabio kan het ook aflopen. Ik heb ook weleens momenten gehad dat ik de hekken in werd gereden, dat het niet veel scheelde of ik had ook een vreselijke klapper op m’n gezicht gemaakt...” Zijn je ouders vaak bezorgd? “Mijn moeder kijkt niet naar de laatste drie kilometer. Met de Simac Tour ben ik vorig jaar flink gevallen. Tijdens die etappekoers waren mijn ouders door Nederland aan het toeren met de camper. Ze stonden op de camping vlak bij de finish, hadden niet gezien dat er een grote valpartij was op vier kilo­meter van de streep. Ik was de eerste die viel, kreeg het halve peloton over me heen. De renners kwamen over de finish en ik was niet te zien. Mijn moeder is me tegemoet gaan lopen, wist dat het foute boel was. Ik kwam mijn moeder uiteindelijk tegen toen ik weer op de fiets zat, lag helemaal open. Ik ben nog gefinisht, maar daarna moest ik naar het ziekenhuis en moest ik afstappen. Gelukkig had ik niets gebroken.” Je denkt na zo’n crash niet: de volgende keer doe ik even rustig aan. “De eerste keer dat je weer op de fiets zit, ben je in het begin wel even wat banger om te vallen. Maar in de sprint lukt het me toch steeds weer om het knopje om te zetten. Na de val in de Simac Tour kon ik een maand niet fietsen door een hersenschudding. Dat is anders dan wat Fabio heeft meegemaakt, dat was next level. Als je zo’n val als Fabio meemaakt, kan ik me voorstellen dat het wel even duurt voor­ dat je weer vol vertrouwen durft te sprinten.” Je hebt dus wel al de nodige littekens. “Die heeft elke wielrenner. Ik zit ondertussen aardig vol met littekens, hoop altijd maar dat mijn tatoeages op mijn beide armen gespaard blijven. Tot nu toe is dat het geval geweest.” Ik wil net als mijn grote voorbeeld Marianne Vos ook olympisch kampioen op de baan worden “Ik heb baanambities, ja. Marianne kon in 2008 het fietsen op de baan, het veldrijden en het fietsen op de weg nog combineren. Ik weet niet in hoeverre dat in deze tijd nog mogelijk is. Binnen­kort ga ik het er ook met de ploeg over hebben wat mogelijk is. Ik heb een contract bij Team DSM omdat ik wegrenster ben. Het kan dus niet zo zijn dat mijn wegprogramma te lijden gaat krijgen onder mijn baanambities. De weg blijft ook absoluut op de eerste plaats staan, maar wie weet is het mogelijk om een uitstap naar de baan in te passen. Ik zou me op de baan willen richten op het omnium en wellicht de koppelkoers.” Helden Magazine Wil je geen geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.
Ze is een van de snelste vrouwen ter wereld. Lorena Wiebes werd al twee keer Europees kampioen, dit weekend kan daar een derde titel bij komen. We gaan in terug in de tijd om Lorena, toen nog sprintster van Team DSM, een aantal stellingen voor te leggen.  Ik ben de snelste vrouw ter wereld “Ik ben vrij snel, maar de snelste... Dat ga ik niet over mezelf roepen, dat laat ik aan anderen. Dat explosieve zit al van jongs af aan in me. Ik heb toen ik klein was acrobatische gym gedaan, dat heeft erg geholpen bij de ontwikkeling van mijn spieren en dus mijn explosiviteit. Met de verschillende specialisten ben ik aan het kijken hoe ik me als sprintster nog kan verbeteren. Ik ben bezig met krachttraining, maar ik kan ook weer niet te veel aan de gewichten hangen. Dat finetunen van mij als sprintster doen we vooral in de wintermaanden, tijdens het seizoen is het vooral zaak om de dingen waaraan ik heb gewerkt, te onderhouden.” Je wint vaak als het op een sprint uitdraait. Merk je dat er anders naar je wordt gekeken? “Ja, dat merk ik wel. Ik merk dat er meer respect is voor me in het peloton. In mijn eerste jaren moest ik echt vechten voor mijn plekje, nu laten ze me er veel makkelijker tussen. Tege­lijkertijd merk ik natuurlijk dat ze me niet graag naar de streep willen rijden. In koersen met een vlakke aankomst hoeven we met Team DSM niet op veel steun van andere ploegen te reke­nen als er een kopgroep weg is die teruggepakt moet worden. Maar goed, ik ben niet de eerste die dat meemaakt. Marianne Vos heeft dat ook gehad.” Zij was jouw grote voorbeeld, toch? “Ja, maar ik denk dat Marianne het grote voorbeeld was van alle fietsende meisjes van mijn leeftijd. Natuurlijk was het in het begin best gek om tegen Marianne en alle grote rensters die ik alleen kende van tv te moeten rijden.” Hoe zou jij jezelf typeren als sprintster? “Ik ben redelijk allround. Mijn voorkeur heeft een korte sprint, maar als het uitdraait op een lange sprint, dan kan ik dat ook. Ik ben iemand die haar eigen weg kan vinden in een sprint, heb niet per se een lead­out nodig. Natuurlijk is het veel makke­lijker als een ploeggenoot voor me rijdt, me uit de wind houdt en de weg voor me uitstippelt voordat ik aan m’n sprint begin, maar ik raak niet in paniek als dat niet zo is. Verder ben ik een faire sprinter, ik zal niet snel een kwak uitdelen.” Hoe bereid jij je voor op een koers waarvan je weet dat die kan uitdraaien op een massasprint? “Ik schrijf voor elke vlakke koers de finale hele­maal uit. Ik weet welke bochten belangrijk zijn, op welke plek in het peloton ik moet zitten in de laatste kilometers. Van mijn ploeggenoten heb ik precies in m’n hoofd wat ze moeten doen. Ieder heeft haar eigen taak. Met de ploegleider spreek ik alles ook nog door. Ik ben ook iemand die het woord neemt in de bus voor een koers. Dat deed ik voorheen niet. Dat laten horen wat ik wil, is ook wat ik als leerpunt heb meegekregen van de ploeg. Ik probeer steeds meer de leiding te nemen voor en tijdens een koers die mij ligt. Ik merk: als ik weet wat ik wil, dan krijgen de andere meiden van de ploeg ook ver­trouwen. In het begin was het best raar om wat te verlangen van meiden die al veel langer meedraaien in het wielrennen. Nu weet ik dat als ik win ze net zo blij zijn als ik en dat zij graag een bijdrage leveren.” Neem ons eens mee in een massasprint. “Het is zaak om scherp en rustig te blijven in de chaos. Ik let heel goed op, kijk heel goed om me heen. Ik ben voortdurend de steeds veranderende situatie in me op aan het nemen, zie alles. Goed zicht is dus heel belangrijk in een massasprint. Als ik niet in de goede positie zit, kijk ik heel goed of ik nog een gaatje zie waar ik in kan duiken. Dat zijn beslissingen die je in een split second moet nemen. En ja, dat is niet altijd zonder gevaar, maar ik doe het zonder erbij na te denken. Pas na de finish denk ik weleens: ik kwam wel heel dicht bij de hekken. Het lijkt alsof ik een knopje heb die ik om kan zetten in de laatste kilometers waardoor ik niets meer voel. Soms doen we nog een paar plaatselijke rondes. Een kort klimmetje dat een ronde eerder nog pijn deed, voel ik ineens niet meer in m’n benen als we op de meet afrijden. Het is me ook weleens gelukt om een sprint te winnen, terwijl ik kramp in mijn benen had. Op een of andere manier ga ik door de pijngrens heen als de finish in zicht is. Alsof ik immuun voor pijn ben. Maar na de finish voel ik de pijn in één klap, ben ik helemaal naar de klote.” Ook naast de fiets ben ik een vaatje buskruit “Nou, nee... Ik ben naast de fiets veel stiller, kijk eerst vaak de kat uit de boom voordat ik me ergens op m’n gemak voel. Van sprinters bestaat vaak het beeld dat het extraverte types zijn, dat ben ik niet. Op de fiets zeg ik wel waar het op staat. Ik moet mijn ploeggenoten ook hard toe kunnen spreken. Op die momenten zijn wij soms even geen vriendin­nen. Dat moet gewoon kunnen. Ik moet op de fiets soms ook een bitch zijn. Er zit natuurlijk wel een grens aan wat en wanneer je iets roept. In een volle finale kan ik geprikkeld reageren. Maar dat doe ik niet als we halverwege de koers zijn, hoor.” Van sprinters bestaat vaak het beeld dat het egocentrische types zijn. “Bij de mannen merk je ook wel echt een verschil tussen de sprinters en de overige renners. Bij de vrouwelijke sprinters is dat voor mijn gevoel minder. Je ziet die mannelijke sprinters ook altijd in de weer met kleding, ze zijn een beetje de patsers van het peloton. Maar goed, ik vind het ook belangrijk om goed gesoigneerd op de fiets te zitten. En ik houd ook wel van mooie dingen kopen. Met mijn geld heb ik ook de auto waarin ik nu rij, een Audi, gekocht. Ik geef ook wel toe dat ik bij het kopen van spullen naar het merk kijk. Stiekem kijk ik al naar een mooiere, duurdere Audi. Naast de fiets treed ik dus wat minder snel op de voorgrond, maar dat neemt niet weg dat ik soms pittig kan reageren en ook echt wel een mening heb. Ik laat me de kaas ook in het dagelijks leven niet van het brood eten.” Ik ben ook weleens bang op de fiets “In de sprint nooit. Maar er zijn momenten in de koers, vooral tijdens een afdaling, dat ik denk: dit is wel even een spannen­de situatie. Ik ben dan vooral bang omdat ik niet weet wat de rensters om mij heen op dat moment doen. Tijdens een massasprint lukt het mij om die gevoelens uit te schakelen. Neemt niet weg dat ik me realiseer dat het ook fout kan gaan. Zeker na de crash in de Ronde van Polen met Dylan Groenewegen en Fabio Jakobsen, twee jaar geleden, werd ik erg geconfronteerd met de risico’s. Dan zit wel even in je hoofd: zoals met Fabio kan het ook aflopen. Ik heb ook weleens momenten gehad dat ik de hekken in werd gereden, dat het niet veel scheelde of ik had ook een vreselijke klapper op m’n gezicht gemaakt...” Zijn je ouders vaak bezorgd? “Mijn moeder kijkt niet naar de laatste drie kilometer. Met de Simac Tour ben ik vorig jaar flink gevallen. Tijdens die etappekoers waren mijn ouders door Nederland aan het toeren met de camper. Ze stonden op de camping vlak bij de finish, hadden niet gezien dat er een grote valpartij was op vier kilo­meter van de streep. Ik was de eerste die viel, kreeg het halve peloton over me heen. De renners kwamen over de finish en ik was niet te zien. Mijn moeder is me tegemoet gaan lopen, wist dat het foute boel was. Ik kwam mijn moeder uiteindelijk tegen toen ik weer op de fiets zat, lag helemaal open. Ik ben nog gefinisht, maar daarna moest ik naar het ziekenhuis en moest ik afstappen. Gelukkig had ik niets gebroken.” Je denkt na zo’n crash niet: de volgende keer doe ik even rustig aan. “De eerste keer dat je weer op de fiets zit, ben je in het begin wel even wat banger om te vallen. Maar in de sprint lukt het me toch steeds weer om het knopje om te zetten. Na de val in de Simac Tour kon ik een maand niet fietsen door een hersenschudding. Dat is anders dan wat Fabio heeft meegemaakt, dat was next level. Als je zo’n val als Fabio meemaakt, kan ik me voorstellen dat het wel even duurt voor­ dat je weer vol vertrouwen durft te sprinten.” Je hebt dus wel al de nodige littekens. “Die heeft elke wielrenner. Ik zit ondertussen aardig vol met littekens, hoop altijd maar dat mijn tatoeages op mijn beide armen gespaard blijven. Tot nu toe is dat het geval geweest.” Ik wil net als mijn grote voorbeeld Marianne Vos ook olympisch kampioen op de baan worden “Ik heb baanambities, ja. Marianne kon in 2008 het fietsen op de baan, het veldrijden en het fietsen op de weg nog combineren. Ik weet niet in hoeverre dat in deze tijd nog mogelijk is. Binnen­kort ga ik het er ook met de ploeg over hebben wat mogelijk is. Ik heb een contract bij Team DSM omdat ik wegrenster ben. Het kan dus niet zo zijn dat mijn wegprogramma te lijden gaat krijgen onder mijn baanambities. De weg blijft ook absoluut op de eerste plaats staan, maar wie weet is het mogelijk om een uitstap naar de baan in te passen. Ik zou me op de baan willen richten op het omnium en wellicht de koppelkoers.” Helden Magazine Wil je geen geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.

Tour de France

Demi Vollering: tijd voor de regenboogtrui

Een jaar geleden reed Demi Vollering nog in het paars van SD Worx. Ze was de grote favoriete voor de eindwinst van de Tour de France Femmes, maar werd geklopt door de Poolse Katarzyna Niewiadoma. Het was tijd voor Demi om een nieuwe stap te zetten. Een frisse start. “Fysiek is Demi de beste van het peloton,” zegt Roxane Knetemann, voormalig ploeggenote en wieleranalist. “Maar als het tactisch niet klopt, dan zie je haar rare dingen doen. Dan gaat ze forceren, jagen, verliezen.” Knetemann weet waar ze het over heeft. Ze stond met Vollering aan het begin van haar carrière bij Parkhotel Valkenburg. Ze zag het meisje uit Pijnacker groeien tot het gezicht van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En ook hoe dat gezicht in Nederland lang niet altijd met applaus werd begroet.Waarom wordt de ene topsporter met dezelfde kwaliteiten een ster en de ander niet? Dat is omdat je bij de ene wel een klik voelt en bij de ander niet. Ik denk dat Demi de gunfactor misschien een beetje kwijt is geraakt in Nederland. Bij Annemiek van Vleuten was die gunfactor juist heel groot. Dat komt door haar prestaties, maar ook door wat ze heeft meegemaakt en de manier waarop zij zich presenteerde in de media. Annemiek sloeg beter aan in Nederland, zij was de keizerin. En Demi werd de renster die aan de poten zaagde van de keizerin. Dat heeft ook een beetje in Demi’s nadeel gewerkt." “Ik zag haar aan het begin van het seizoen al sterk rijden,” vertelt Roxane. “Ik appte haar. Ze antwoordde meteen: ‘Ik heb het echt naar mijn zin.’” Het WK in Rwanda Wat maakt het WK van dit weekend in Rwanda een interessant kansmoment voor Demi Vollering? Allereerst is het parcours op maat voor haar capaciteiten: veel korte, steile beklimmingen – zoals de Côte de Kigali Golf en de Côte de Kimihurura – gecombineerd met passages over onverharde kasseien en een finish op hoogte, rond de 1.500 meter. Die mix van klimwerk en punch is precies waar Vollering uitblinkt. Bovendien mist Lotte Kopecky, de regerend wereldkampioen, de wedstrijd, waardoor één grote concurrent niet aanwezig is. Nederland stuurt een sterke ploeg met ervaren renners als Marianne Vos en Puck Pieterse die haar kunnen ondersteunen. Een goede kans dus om eindelijk de regenoogtrui binnen te halen
Een jaar geleden reed Demi Vollering nog in het paars van SD Worx. Ze was de grote favoriete voor de eindwinst van de Tour de France Femmes, maar werd geklopt door de Poolse Katarzyna Niewiadoma. Het was tijd voor Demi om een nieuwe stap te zetten. Een frisse start. “Fysiek is Demi de beste van het peloton,” zegt Roxane Knetemann, voormalig ploeggenote en wieleranalist. “Maar als het tactisch niet klopt, dan zie je haar rare dingen doen. Dan gaat ze forceren, jagen, verliezen.” Knetemann weet waar ze het over heeft. Ze stond met Vollering aan het begin van haar carrière bij Parkhotel Valkenburg. Ze zag het meisje uit Pijnacker groeien tot het gezicht van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En ook hoe dat gezicht in Nederland lang niet altijd met applaus werd begroet.Waarom wordt de ene topsporter met dezelfde kwaliteiten een ster en de ander niet? Dat is omdat je bij de ene wel een klik voelt en bij de ander niet. Ik denk dat Demi de gunfactor misschien een beetje kwijt is geraakt in Nederland. Bij Annemiek van Vleuten was die gunfactor juist heel groot. Dat komt door haar prestaties, maar ook door wat ze heeft meegemaakt en de manier waarop zij zich presenteerde in de media. Annemiek sloeg beter aan in Nederland, zij was de keizerin. En Demi werd de renster die aan de poten zaagde van de keizerin. Dat heeft ook een beetje in Demi’s nadeel gewerkt." “Ik zag haar aan het begin van het seizoen al sterk rijden,” vertelt Roxane. “Ik appte haar. Ze antwoordde meteen: ‘Ik heb het echt naar mijn zin.’” Het WK in Rwanda Wat maakt het WK van dit weekend in Rwanda een interessant kansmoment voor Demi Vollering? Allereerst is het parcours op maat voor haar capaciteiten: veel korte, steile beklimmingen – zoals de Côte de Kigali Golf en de Côte de Kimihurura – gecombineerd met passages over onverharde kasseien en een finish op hoogte, rond de 1.500 meter. Die mix van klimwerk en punch is precies waar Vollering uitblinkt. Bovendien mist Lotte Kopecky, de regerend wereldkampioen, de wedstrijd, waardoor één grote concurrent niet aanwezig is. Nederland stuurt een sterke ploeg met ervaren renners als Marianne Vos en Puck Pieterse die haar kunnen ondersteunen. Een goede kans dus om eindelijk de regenoogtrui binnen te halen

Voetbal

Wout Weghorst: ‘De stempel ‘rare gozer’ drukt op mij’

Wout Weghorst (32) speelde in de Duitse Bundesliga, de Engelse Premier League en de Turkse Süper Lig. Na het EK vorige zomer keerde hij terug in de eredivisie. De spits van Ajax werd – en wordt - bejubeld, maar tegelijkertijd verguisd. Ook voelde hij zich geregeld onbegrepen. “Het stempel ‘rare gozer’ drukt op mij en dat gaat ook nooit meer veranderen.” In Helden Magazine nummer 75 spraken we hem samen met zijn vriendin Nikki van Esch. Wout Weghorst Dochter Wies, geboren op 24 december, ligt vredig in een Maxi-Cosi te slapen. Daantje, de tweejarige dochter van Wout Weghorst en zijn vriendin Nikki van Esch, is ook thuis en roert in een kopje warme thee. Wout en Nikki zijn elkaars jeugdliefde en dertien jaar samen. Ze hebben vier dochters. Juul (6), Lucie (4), Daantje (2) en Wies. Wout: “Ik heb altijd gezegd dat we gaan trouwen als alle kinderen er zijn.” En is de familie Weghorst nu compleet? Wout kijkt Nikki aan: “Ik denk het wel. Ik heb altijd tegen jou gezegd dat ik graag een groot gezin wilde met allemaal meisjes. Ik heb altijd gevoeld dat ik vier dochters zou krijgen en heb dat ook altijd gezegd. Mijn vader zie ik nog zitten toen wij vertelden dat ook Wies een meisje was. Hij barstte in tranen uit en zei: ‘Dat meen je niet. Ik kan nu ook niet meer zeggen dat je geluk hebt, want ook dit heb je altijd gezegd.’” Nikki: “Ik had dat gevoel wat minder dan jij. Toen ik zwanger was van Wies, wilde ik wel graag dat ze een meisje zou zijn, maar vooral uit praktische overwegingen. We hadden alles al in huis voor nog een meisje. Ergens leek het me ook een beetje zielig als de vierde ineens een jongetje zou zijn. Dan zou hij er gratis drie moeders bij krijgen.” Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? Wout: “Wij woonden allebei in Borne en gingen in Hengelo naar de middelbare school. We kwamen bij elkaar in de klas in 4 havo.” Lachend: “Je was meteen verliefd op mij.” Nikki lachend: “Ik had een verschrikkelijke hekel aan jou, vond jou een vervelend ventje.” Met een knipoog: “Daar hebben meer mensen last van.” Nikki: 'Ik had een verschrikkelijke hekel aan jou, vond jou een vervelend ventje.' Met een knipoog: 'Daar hebben meer mensen last van' Wout: “Ik was een uitslover. Op school deed ik altijd een beetje stoer, ik gedroeg me als een popie jopie. Omdat wij allebei in Borne woonden, en elke dag in Hengelo naar school moesten, gingen we op een gegeven moment steeds vaker samen fietsen, iedere dag samen naar school, twintig minuten heen en terug.” Nikki: “Ik leerde jou beter kennen en zag dat je ook een andere kant had.” Wout: “Met oud en nieuw hebben we voor het eerst gezoend. In die tijd gebeurde dat wel vaker, maar bij jou voelde het speciaal. Vervolgens liet je daarna twee weken niks van je horen, wat voelde als twee maanden. Ook na de vakantie, toen school weer begon, liet je weinig merken. Uiteindelijk besloot ik met een ander meisje af te spreken, dat vond je toch niet zo leuk.” Nikki: “We trokken weer naar elkaar toe. In het begin was het nog een beetje aan en uit, maar het voelde wel altijd als iets wat bijzonder was. Je speelde op dat moment bij NEO in het eerste. Ik stond op zaterdag weleens langs de lijn in Borne, maar het was niet bepaald mijn streven om met een voetballer te gaan,” zegt Nikki lachend. Wout: “Ik speelde ook gewoon bij de amateurs, ver weg van een serieuze voetbalcarrière.” Nikki: “Op zaterdagavond gingen we vaak met een grote vriendengroep stappen in Hengelo. Wij waren de enige uit Borne die meegingen. Jij wilde altijd om twee uur thuis zijn. Inmiddels speelde je bij DETO, dat was een niveau hoger, en je moest de volgende ochtend fris en fruitig op de club zijn, want je wist maar nooit wie er kwam kijken, zei je altijd. Jij riep standaard om half twee ’s nachts: ‘Als je met mee wil fietsen, dan moet je komen, want ik ga nu weg.’” Wout: “De rest van de groep lachte me uit.” Nikki: “Al jouw vrienden dronken bier, jij nam een ijsthee. Ze zeiden: ‘Je wordt nooit een professionele voetballer, kerel, je speelt bij DETO. Neem het nou niet zo serieus.’” [caption id="attachment_20742" align="aligncenter" width="1697"] Wout Weghorst[/caption] Stond jij als puber al zo sterk in je schoenen dat je dat niet vervelend vond? Wout lachend: “Ja, die geluiden zijn nooit veranderd, hè. Tuurlijk was dat niet altijd makkelijk, maar ik had heel sterk de overtuiging dat ik profvoetballer ging worden. Waar dat vandaan kwam, weet ik niet. Op een gegeven moment zeiden zelfs mijn ouders: ‘Wout, de kans is klein dat je nog profvoetballer gaat worden, misschien moet je ook over iets anders gaan nadenken.” Nikki: “We zijn officieel samen vanaf het moment dat jij bij Willem II in het belofteteam kwam.” Wat vond jij zo mooi aan Nikki? “Ik vond bij jou houvast. Bij jou voelde het anders dan bij andere meisjes, het was een gevoel van onvoorwaardelijkheid. Op een gegeven moment realiseerde ik me dat ik echt geluk had met jou. Jij zei altijd: ‘Het komt wel goed met jou, ik geloof in ons.’ Ik wist toen: jou laat ik nooit meer gaan.” De buitenwereld zag een rebelse jongen. Nikki, zag jij dat het irritante jongetje uit de klas ook een goed hart had? Nikki: “Jij was ‘het’ gewoon voor mij. Jouw mooiste eigenschap is dat je heel goed weet wat je wil. Daar handel je ook naar.” Lachend: “Als vriend laat je nu weleens te wensen over, je koopt nooit bloemen voor me. Ik weet dat je heel veel van me houdt, maar je vindt het soms moeilijk om dat te tonen. Maar als vader ben je fantastisch. Jouw liefde voor de kinderen en mij is onvoorwaardelijk.” Jouw ouders gingen uit elkaar toen jij acht was. Voel jij daarom ook zo sterk dat jij Nikki en de kinderen juist nooit in de steek zal laten? Wout en Nikki worden emotioneel. Wout: “Dat onvoorwaardelijke gevoel heb ik in mijn jeugd weleens gemist en vond ik bij jou. Ik had het geluk dat jij in mij en ons geloofde. Jij bent de rots in de branding voor ons. Dat voel ik zeker sterk, ik zal mijn meiden nooit in de steek laten en er te allen tijde voor ze zijn. Soms voelt het een beetje dat ik nu als vader ook tegelijk het kind ben dat ik altijd heb willen zijn. Ik voel me vrij en kan de hele dag met de meisjes spelen, ik kan daar geen genoeg van krijgen.” Sperziebonen Na Willem II speelde je bij Emmen. Daarna volgde Heracles, waar je in 2014 jouw debuut maakte in de eredivisie. Na twee jaar volgde AZ. En in 2018 vertrok je naar Wolfsburg, waar je drieënhalfjaar speelde. In die tijd maakte ESPN een docu. Nikki, jij zei daarin: ‘Wout heeft een drive die zelfs topsporters niet hebben.’ Nikki: “Dat klopt. Alles draaide hier altijd om het voetbal. Sinds de kwartfinale tegen Argentinië op het WK van 2022 in Qatar heb jij iets meer rust. Voor die tijd, vooral in Duitsland bij Wolfsburg, trainde jij iedere dag minstens twee keer. Als er een training op het programma stond van de club, ging je zelf nog een keer. Zelfs op een vrije dag ging je nog trainen. Jij had daar al je eigen team om je heen, dat heb je nog steeds. Jouw eigen mental coach en fysio kwamen overal naartoe. Voor het EK van vorige zomer heb ik een jaar lang jouw eten moet afwegen, ik werd er schijtziek van. Op een gegeven moment dacht ik: het zijn sperzie- bonen, het maakt echt niet uit of je hier 300 gram of 400 gram van eet.” Waar komt dat extreme fanatisme bij jou vandaan? Wout: “In mijn hele carrière ben ik op zoek ge- weest naar het maximale. Als ik iets doe, doe ik het voor de volle honderd procent. Dat heb ik bij alles. In het voetbal of thuis als vader.” In januari 2022 vertrok je van Wolfsburg naar Burnley. Daar speelde je een half jaar. “Spelen in de Premier League was altijd een doel. Burnley en eigenaar Alan Pace wilden me heel graag hebben om de club te behouden voor de Premier League. Het was ruim een half jaar voor het WK. Louis van Gaal, toen bondscoach, was duidelijk toen ik hem om zijn mening vroeg. Hij zei: ‘Je moet op het hoogste niveau spelen.’ Ik wilde naar Burnley, uiteindelijk hebben we een oplossing gevonden dat bij degradatie ik verhuurd zou worden. Helaas gebeurde dit op de laatste speeldag. Vervolgens vertrok ik naar Besiktas.” In Istanbul speelde je weer een half jaar, tot het WK in Qatar volgde. “Ik heb nog nooit zoveel zin gehad in een wedstrijd als bij Besiktas. De thuiswedstrijden zorgden echt voor kippenvel. De beleving en passie van de Turken is geweldig. Als ik nu terugkijk, denk ik dat ik daar het meest heb genoten van het voetballer zijn. In Turkije kon en mocht ik mezelf zijn. Mijn passie voor voetbal en mijn beleving vonden ze daar niet zo gek. Daar hielden ze er juist van als ik het publiek opzweepte of juichte zoals ik soms juichen kan. Als voetballer klikte het heel goed, maar om er te leven is het wel een totaal andere cultuur met andere normen en waarden. Wij willen onze kinderen meegeven dat iedereen gelijk is. In Istanbul kon dat nog weleens anders zijn en dat gaf onze kinderen niet altijd het voorbeeld dat wij voor ogen hebben. Ik kon op een gegeven moment letterlijk niet meer zelf mijn kinderen naar school brengen, omdat ik overal aangeklampt werd. Dat vond ik, en vooral Nikki, weleens lastig.” Aura Je maakte jouw debuut voor het Nederlands elftal op 23 maart 2018 tegen Engeland, jullie verloren met 1-0. Ronald Koeman was bondscoach. ”Ik heb zo vaak geroepen: ik wil profvoetballer worden. Maar het Nederlands elftal? Dat heb ik nooit durven dromen, ik had echt nooit gedacht dat ik dat ooit zou halen.” Je speelde op dat moment bij AZ. “Toen de definitieve selectie bekend zou worden, om elf uur, zouden wij aan het trainen zijn en de trainer wilde de focus op de training hou- den. Ik zei tegen de dokter: ik moet het weten. Geef even een duimpje omhoog of omlaag, want ik kan niet trainen met de gedachte dat het al bekend is. Ik vergeet het nooit meer. De dokter kwam aanlopen, en deed zijn duim omhoog. Ik zakte op de grond en heb minutenlang gehuild. Wat was ik intens gelukkig en trots.” Lachend: “Die training werd niks meer.” Het duurde twee jaar voordat jij weer werd opgeroepen, door toenmalig bondscoach Frank de Boer. Heb jij daar met Ronald Koeman over gesproken, toen hij in januari 2023 voor de tweede keer bondscoach werd? “We hebben het daar kort over gehad. Ik merkte aan hem dat hij dat uitgesproken wilde hebben. In zijn eerste periode als bondscoach was Luuk de Jong zijn tweede spits, zijn pinchhitter. Memphis was zijn eerste spits; Koeman en hij hadden een speciale band, dat is bekend. Hoe goed ik ook presteerde, ik kon er weinig aan veranderen. Dat was ook wel wrang, want qua statistieken had ik nog nooit zo goed gepresteerd als in die periode bij Wolfsburg.” Hoe is jouw band nu met Ronald Koeman? “Die is prima, hoor. Hij waardeert mij en laat dat ook blijken.” Na het EK in 2021 werd De Boer opgevolgd door Louis van Gaal. Jij werd geselecteerd voor het WK in Qatar in 2022. Jij wist dat je vier meisjes kreeg, maar ook dat je zou scoren in de kwartfinale tegen Argentinië en een heldenrol zou vervullen. Wout knikt en kijkt Nikki aan: “Ik voelde het, hè.” Nikki: “De dag voor die kwartfinale tegen Argentinië appte je mij: ‘Het gaat gebeuren.’ Ik appte ’s avonds ook nog met jouw mental coach Lars Brouwer. Hij stuurde: ‘Wout gaat het doen vanavond, er gaat iets gebeuren.’ Mensen reageren dan een beetje lacherig, denken: het zal wel. Maar wij hadden dat gevoel alle drie zo sterk.” Wout: “Ik geloof in visualiseren. Mijn motto is: willen is kunnen.” Louis van Gaal had het altijd over imagineren, een beetje hetzelfde als visualiseren. Nikki: “Hij is een beetje jouw voetbalvader.” Is hij de beste trainer die je ooit hebt gehad? “Bij Wolfsburg vond ik Oliver Glasner ook een heel goede trainer. Op tactisch en voetbaltechnisch gebied vind ik hem de beste trainer die ik heb gehad. We werden vierde in de competitie, haalden de Champions League. Bij hem trainden we op bepaalde dingen die ook echt uitkwamen in de wedstrijd. Hij kon zo goed overbrengen wat hij voor ogen had. Maar als mens en hoe ik zelf ooit coach zou willen zijn als ik dat ooit zou worden, al betwijfel ik dat, vind ik Louis van Gaal de beste. Hij zag, voelde en zei alles. Onder hem moest iedereen iedere dag honderd procent leveren. Hij had zo’n aura om zich heen, zo’n charisma. Als hij maar in de buurt kwam, dan stond je al aan.” Had je ook een persoonlijke klik met Van Gaal? “Ja. Over mij wordt altijd gezegd: ‘Als Weghorst tweede spits is, dan is hij een moeilijke jongen voor een trainer.’ Ik ben onder Van Gaal nooit basisspeler geweest. Hij vroeg mij: ‘Ik zie hoe jij traint, maar ik hoor ook verhalen over hoe moeilijk jij bent. Is dat zo?’ Ik antwoordde: ik denk het niet en ik denk dat jij ook zal gaan vinden dat dat niet zo is. Na twee interlandperiodes zei hij: ‘Wout, zolang ik bondscoach ben, zal je er bij mij altijd bij zijn. Om hoe jij voor het voetbal leeft, traint en jouw positieve uitstraling en beleving. Jij bent daarin mijn nummer één voorbeeld. Maar,’ zei hij, ‘je zal nooit mijn eerste spits worden.’ Iedere keer weer zei ik: ik ga het wel proberen, trainer. ‘Dat mag,’ antwoordde Van Gaal dan, ‘maar het gaat niet veranderen.’ Hij is zo eerlijk geweest, heeft zo goed gecommuniceerd. Iets later, tijdens de voorbereiding op het WK, zei hij tegen me: ‘Ik denk ook dat jij voor ons het verschil kan gaan maken.’” In de kwartfinale tegen Argentinië werd jij in de 78e minuut gebracht bij een 2-0 achterstand. In de 83e minuut scoorde jij de 2-1. Diep in de blessuretijd was er die fameuze vrije trap waaruit jij de gelijkmaker scoorde en er een verlenging uit sleepte. Denk jij dat Louis van Gaal dat net als jij al aanvoelde? “Dat denk ik wel, maar meerderen had- den dat. Mede omdat we ook ons Plan B met Luuk de Jong en mij tot in perfectie getraind hebben. Daar hadden we veel vertrouwen in. Ik weet nog dat ik aan het warmlopen was en dat Frenkie de Jong naar de zijlijn liep in de zeventigste minuut. Hij keek mij aan en riep naar de dug-out, en dat is echt niks voor Frenkie om te doen: ‘Trainer, je moet nu wisselen. Wout moet erin!’ Dat kwam ook mede door mij, het is niet makkelijk geweest om altijd wissel te zijn, desondanks zei ik altijd: ‘Let op: mijn moment komt.’” [caption id="attachment_21669" align="alignnone" width="427"] Wout en zijn gezin[/caption] Kijk je die rake vrije trap nog weleens terug? “Je ziet het af en toe nog eens voorbijkomen. Laatst vroegen ouders van het schooltje van onze kinderen er toevallig nog naar. Die wilden weten hoe het was gegaan. Het idee van die vrije trap kwam van mezelf. Ik had hem al een keer op die manier raak geschoten bij Wolfsburg. Het was eigenlijk de bedoeling dat Memphis hem zou maken, zo hadden we er in de training op geoefend, maar Memphis was gewisseld. Het moest dan ook zo zijn. Als ik eraan terugdenk of foto’s zie en kijk naar mijn blik... ik ben gelovig, maar het voelde ook echt alsof iemand boven mij de touwtjes in handen had en alles voor mij deed. Ik heb die wedstrijd teruggekeken en niet één foute bal gespeeld, alles klopte en alles ging vanzelf. Dat gebeurt niet vaak in een carrière. Het was het ultieme.” Desondanks verloren jullie die kwartfinale op strafschoppen. Wout: “Zeker in het begin zat de teleurstel- ling diep. Het geloof groeide enorm binnen het team. Als we die penalty’s hadden ge- wonnen, stonden we in de halve finale tegen Kroatië. Die ‘wat als’ vraag zal ik voor altijd blijven houden. Maar zonder dat ik de wereldbeker had gewonnen, en daar was ik echt lang kapot van, heb ik na die wedstrijd sterk gevoeld: beter wordt het niet. Het was het hoogtepunt van mijn carrière. Alles kwam samen.” Na het WK maakte je een droomtransfer naar Manchester United. Toenmalige trainer Erik ten Hag haalde jou en liet jou veel spelen. Wout: “In een korte tijd had ik het WK gespeeld en een wereldtransfer gemaakt. Datgene waar ik mijn hele leven voor had gewerkt, had ik bereikt. De absolute top bereiken, het maximale eruit halen, was mijn ultieme doel als voetballer. Is er nog meer? dacht ik toen. Het antwoord was ‘nee’. Prachtig, toch?” Je hoort geregeld dat topsporters, bijvoorbeeld na het winnen van olympisch goud, teleurgesteld raken omdat ze dat geluksgevoel niet ervaren maar in plaats daarvan denken: was dit het nou? Wout wordt emotioneel: “Ik heb dat geluksgevoel wel ervaren. Dat halve jaar in Manchester heb ik als basisspeler misschien wel mijn beste wedstrijden gespeeld. Alleen, ik scoorde maar twee keer, dat knaagt nog wel aan me. Maar we hebben een goed half jaar gekend met het winnen van de League Cup, bereiken van de FA Cup-finale en een derde plek in de competitie. Daarin heb ik een groot aandeel gehad. Manchester United was in alles ‘de top’. Alles was groots, de club, de hele setting. En dan heb ik juist de neiging mij een beetje terug te trekken. Ik ben een uitgesproken jongen, maar kan ook onzeker zijn. Dat was in Manchester af en toe het geval. Je wordt ook geleefd. Die maanden vlogen voorbij, maar bovenal ben ik ontzettend trots en dankbaar dat ik het heb kunnen afdwingen om bij Manchester United te spelen. Het was een onvergetelijke ervaring, ik heb een droom geleefd.” Tijdens het EK van vorige zomer maakte jij in de openingswedstrijd tegen Polen weer het beslissende doelpunt. Jij kwam in de 81e minuut in het veld voor Memphis Depay en maakte amper twee minuten later de 2-1. Jij wist weer dat dit ging gebeuren, vertelde je na de wedstrijd. “Voor het EK begon zei ik tegen de trainer: ik voel me goed, ben er klaar voor. Dat was ook in de periode dat ik mijn eten afwoog. Ik had zelfs met een explosiviteitstrainer gewerkt, was in top shape. Ik zei tegen de bondscoach: geef mij maar een belangrijke rol, ik ben er klaar voor. En ja, ook in die wedstrijd had ik ‘het gevoel’. Het was een prachtige dag. Wat die dag ook zo bijzonder maakte, was de erkenning die ik daarna kreeg. Hoe ik werd toegezongen, was fantastisch. Dat EK was precies het beeld van hoe ik dat vroeger als jochie in mijn hoofd had. Iedereen in het oranje. Zoveel Nederlandse fans. En dan kreeg ik ook nog vanuit het hele land waardering. Ik voelde mij als voetballer massaal gesteund. Dat was mijn brandstof. Ik vrat die helemaal op, haalde er mijn motivatie uit. Heel lang had ik daarnaar gezocht, heel lang wilde ik dat. Uiteindelijk merk je: als je niet meer zoekt, omdat je accepteert en vrede hebt met jezelf, dan komt de waardering vanzelf naar je toe.” AUTHENTIEK Drie jaar geleden zei je in Helden: ‘Tegen mijn vriendin zeg ik weleens: hoelang ga ik dit nog volhouden? Het is het mooiste beroep van de wereld, maar mentaal ook heel zwaar.’ Wout: “Dat klopt. Ik heb weleens geprobeerd om er relaxter in te staan, de teugels te laten vieren. Maar dat werkt niet voor mij, dan begint het na een week al te kriebelen en voel ik me niet prettig. Die sterke overtuiging, dat fanatisme, heb ik nou eenmaal en zo sta ik in het leven. Dat heeft me ook al deze successen gebracht. Maar mentaal is het niet makkelijk en vraagt het veel van me.” Jouw sterke overtuiging en fanatisme worden niet altijd gewaardeerd. “Bepaalde dingen die bij mij horen, zullen nooit veranderen. Dat was vroeger al, toen ik door mijn vriendjes werd uitgelachen, en dat is nog steeds zo. Er is blijkbaar iets in mij, waardoor ik altijd in de schijnwerpers sta. Iedereen zegt altijd: ‘Wout vraagt om aandacht, hij wil in de schijnwerpers staan.’ Dat is niet waar. Wel op basis van mijn prestaties, maar niet op basis van het ‘anders’ zijn. Ik weet inmiddels ook waarom dat zo is. Ik ben puur en uitgesproken, authentiek. Dat is iets wat mensen triggert en meningen oproept, maar ik heb nu meer schijt aan wat iemand van mij vindt. Ik ben blij dat ik zo ben en kan zijn. En mijn drang naar presteren zal ik altijd hebben.” Wat vind je ervan dat jij geregeld de pispaal bent in de media? “Wat er over mij wordt gezegd en geschreven in de media is niet altijd makkelijk. Ik word er nog steeds weleens verdrietig van. Veel makkelijker dan over mijn rug punten scoren door journalisten of wie dan ook, wordt het niet. De stempel ‘rare gozer’ drukt op mij, dat gaat nooit meer veranderen.” Wout: 'Wat er over mij wordt gezegd in de media is niet altijd makkelijk. Ik word er nog steeds weleens verdrietig van.' Ben je daardoor mentaal harder geworden? “In het begin van mijn carrière had ik een heel erge bewijsdrang. Ik wilde iedereen laten zien dat ik het kon, dat ik de beste was en het ging maken. Zoals in de tijd bij Wolfsburg en ik niet werd opgeroepen voor het Nederlands elftal. Dat was zo’n trigger voor mij. Dat kostte heel veel energie omdat het niet de goede motivatie was. Dan wordt het mentaal heel zwaar. Die enorme bewijsdrang veranderde langzaam. Ik wilde het daarna vooral bewijzen voor mezelf. Gaandeweg werd ook dat minder en begon ik me te realiseren wat ik allemaal had bereikt. Ik reageer nu meer vanuit trots en dankbaarheid dan vanuit bewijsdrang.” Heb jij die mentale veranderding te danken aan jouw mental coach? “Mijn mental coach Lars Brouwer mag absoluut weleens genoemd worden. Hij heeft mij zo enorm geholpen, vooral in mijn tijd bij Wolfsburg. Hij is een goede vriend geworden. In mijn eerste jaren als profvoetballer wist ik wel waar ik last van had, maar ik kon het niet omzetten. Van Lars heb ik geleerd om naar mijn eigen motivatie en gevoel te luisteren en dat wat de buitenwereld van mij verwacht los te laten. Daardoor doen alle negatieve reacties mij nu ook minder. Natuurlijk voel ik me soms rot en is het niet leuk om te lezen dat ik een irritant mannetje ben, lastig in de kleedkamer, noem maar op. Ik weet zelf wel beter. Ik laat me niet meer beïnvloeden door die meningen, dat heeft me veel opgeleverd. Als mens, maar ook als voetballer. Ik denk dat heel veel mensen dat diep van binnen graag zouden willen. Altijd naar je gevoel luisteren en niet naar meningen van anderen, is ook moeilijk. Ik ben misschien ook een confronterende spiegel voor mensen.” Voel jij je vaak onbegrepen? “Ja, maar ik zie het een beetje als twee werelden. De ene wereld is de buitenwereld. De media en social media, dat is voor mij een beetje een fake wereld. In die wereld voel ik me onbegrepen. De andere wereld is die van mezelf en de kleine kring om mij heen, de ‘real life wereld’, om het zo maar te noemen.” Doet het jouw familie pijn hoe jij soms wordt weggezet in de media? “Ja, voor Nikki, en ook mijn ouders is het niet leuk. Toen ik afgelopen zomer de transfer maakte naar Ajax, was het weer raak. Ik had Twente verloochend... Het is zo oneerlijk hoe dat verhaal is neergezet. Dat is het enige dat ik nog heel lastig vind. Onrecht.” FILOSOFIE Na Manchester United speelde je een jaar in de Bundesliga bij Hoffenheim. Je wilde daarna terug naar Nederland. In de media werd jouw komst naar FC Twente al ruimschoots besproken, het werd Ajax en dat werd jou door Twente-supporters niet in dank afgenomen. Vertel eens over dat hele proces? “Ik heb er eigenlijk nog nooit wat over gezegd. Ik heb me gefocust op Ajax en was blij met mijn prachtige transfer, naar historisch gezien de grootste club van Nederland. Maar ik wil er best wat over zeggen. Zoals bekend heb ik met Twente en de verantwoordelijke mensen meerdere gesprekken gevoerd in de zomer. Uiteindelijk bleek gaandeweg de transferperiode dat het voor Twente financieel niet mogelijk was om mij te halen. Ik heb het over de transfersom, niet over mijn salaris. Ik weet ook wel dat ik minder in Nederland zou verdienen dan in het buitenland. Geld is nooit mijn drijfveer geweest en zal het nooit zijn. Maar Twente heeft letterlijk tegen mij gezegd: ‘Wout, het gaat ons nu niet lukken en wij gaan verder kijken.’ Op dat moment konden ze Sam Lammers krijgen. Dat begreep ik. Ik heb Arnold Bruggink en Jan Streuer, de technische leiding bij Twente, ook eerlijk en open over de interesse van Ajax en andere clubs verteld. Uiteindelijk kreeg ik tijdens de gesprekken die ik voerde met Ajax en de doelstellingen die zij hadden het gevoel dat dit voor mij en mijn gezin de juiste stap was. Het verhaal sprak me aan en ik wilde graag terug naar Nederland voor mijn gezin. Ajax wilde weer het Ajax van voorheen worden, terug naar de glorietijden, terug naar de top, kampioen worden en Champions League voetbal spelen. En ze hadden spelers nodig die er vol voor wilden gaan. Bij Ajax voelde ik veel vertrouwen en ik kreeg iedere keer te horen: ‘Zo’n type als jij hebben wij nodig.’ Ze wilden me koste wat het kost binnen halen en we hebben er allebei alles aan gedaan het uiteindelijk te realiseren.” Je wordt geregeld toegezongen in de ArenA. Bij de fans ben je geliefd. “Daar gaat het uiteindelijk ook om. Dat schaar ik weer onder de ‘echte’ wereld. Daarom zijn mijn ervaringen tot nu toe heel positief. Zoals hoe de supporters reageerden toen ik voor het eerst in het stadion kwam. Mijn eerste doelpunt in de Arena, de winnende tegen FC Groningen. Dat was supergaaf en daar ben ik ze heel dankbaar voor. Ik focus me daarop; op de mensen in mijn directe omgeving, voor wie ik werk en voetbal, voor de club en supporters.” BARBIES Het geloof speelt ook een belangrijke rol in jouw leven. Wout knikt: “Ik heb mijn steun erin gevonden. Het geloof voelt voor mij ook als iets onvoorwaardelijks, als iets waar ik altijd op kan terugvallen. Ik ben er niet mee opgegroeid, maar ben er later mee in aanraking gekomen. Nu deel ik het met Nikki. De kinderen laten we er ook kennis mee maken. Soms zitten we aan tafel en bidden we even. En soms liggen we in bed en bidden we. Ik heb een bijbeltje waarin ik elke dag lees.” Hoe kijk jij naar de wereld waarin wij leven? Wout is stil, lacht even en kijkt bedenkelijk. Jij hebt je ook weleens uitgesproken over het feit dat je het lastig vindt dat we allemaal deel uitmaken van een bepaald systeem in Nederland en dat we daarin worden geacht mee te gaan. Zoals hoe het onderwijs geregeld is. Wout knikt: “Dat klopt. Het schoolsysteem is daar inderdaad een voorbeeld van. Ik ben me vanwege het ouderschap hierin gaan verdiepen, omdat ik mijn kinderen de best mogelijke toekomst wil bieden. Ik ben niet tegen het Nederlandse schoolsysteem, maar ik ben er ook niet voor. School zie ik als een verlengstuk van de opvoeding thuis. En hoe ik onze kinderen opvoed, past voor ons niet bij het huidige systeem. Ik ben tijdens het verdiepen en de zoektocht naar ‘andere’ opties dan het reguliere onderwijs in aanraking gekomen met holistisch onderwijs, waar de kinderen veel buiten in de natuur zijn en spelenderwijs leren. De laatste twee jaar ben ik druk bezig om mijn eigen school op te richten. Vanuit de overtuigingen en waarden waarin ik geloof. Ik geloof zeker niet in alleen maar vrijheid. Er mogen ook regels en structuur zijn, dat is juist fijn en helpend. Maar ik geloof wel dat kinderen zich in vrijheid moeten kunnen ontwikkelen en dat ze hun eigen creativiteit moeten kunnen gebruiken. Mijn oudste is heel creatief. Ze maakt allerlei kleertjes van ballonnen of wc-papier voor haar Barbies. Dat vind ik een mooie kwaliteit. Als blijkt dat ze dat heel leuk blijft vinden, wil ik dat ze daarvoor op school de ruimte krijgt. In het traditionele schoolsysteem doet dat er niet toe, worden daar geen cijfers voor gegeven, maar wordt er gekeken of je goed kan leren, kan rekenen en lezen. Dat vind ik een beperkte blik. Wout: 'Ik ben niet tegen het Nederlandse schoolsysteem, maar ik ben er ook niet voor. Hoe ik onze kinderen opvoed past niet bij het huidige system' Mensen vragen ons vervolgens geregeld: ‘Wil je dan niet dat je kinderen leren lezen of schrijven?’ Natuurlijk wel, en dat gaan ze allemaal met heel veel individuele aandacht ook doen. Je zal verbaasd staan wat mijn kleine van zes jaar al kan. Ze kan heel aardig lezen en schrijven en rekensommetjes maken vindt ze heel leuk. Met onze andere dochter doe ik andere dingen thuis, zij is een heel zorgzaam type met een enorm groot hart. Zij doet graag dingen samen, in plaats van individueel. Ieder kind wordt puur geboren, is authentiek. Ik vind het superbelangrijk dat mijn kinderen zich op hun eigen manier kunnen blijven ontwikkelen. Wij gaan uit van de motivatie van ons kind en niet van wat wij ze opdragen. Ik denk niet dat dat een rare gedachte is. En als mensen dat wel raar vinden, dan is dat prima. Maar dit is onze overtuiging.” Heb jij soms het gevoel dat je niet helemaal past in onze maatschappij? “Ik voelde vroeger al dat ik anders was dan doorsnee en dat is nog steeds zo. Ik denk dat Nikki en ik sowieso een andere overtuiging hebben dan veel anderen in onze maatschappij.” DIERTJES Je bent 32, hebt nog een contract bij Ajax tot de zomer van 2026. Dan wordt ook het WK gehouden in de Verenigde Staten, Canada en Mexico. “Ik heb een keer een visioen gehad over een wereldbeker.” Lachend: “Dus er ligt nog wat in het verschiet. In 2022 had ik echt het gevoel dat we wereldkampioen zouden worden. Hadden we die penalty’s gewonnen, dan hadden we ook van Kroatië kunnen winnen in de halve finale. Op het EK van vorige zomer waren we er dichtbij. We verloren zo nipt van Engeland in de halve finale. We blijven gaan voor de ultieme prijs, in mijn ogen het mooiste wat er is met en voor je land.” Je weet inmiddels dat jouw visioenen vaak kloppen. Gaat dit dan nog een keer gebeuren? Lachend: “Laten we het hopen, ik wil graag bij het komende WK zijn. Het is mijn laatste kans, daar gaan we wederom alles voor doen.” Je keerde heel bewust terug naar Nederland met jouw gezin. Wat wil je nog? “Ik wil graag prijzen winnen met Ajax. Kampioen worden. Maar ik wil bovenal gelukkig zijn en voldoening halen uit wat ik nu doe.” Zie jij jezelf de komende jaren nog gewoon doorgaan als voetballer? “Zolang ik er plezier in hou en het goed kan combineren met de meisjes, blijf ik doorgaan. Het enige wat ik soms moeilijk vind, is dat ik veel van huis ben. Dat valt me steeds zwaarder. Zodra ik voel dat het ten koste van mijn dochters gaat, dan stop ik. Mijn carrière als voetballer heeft altijd op de eerste plaats gestaan. Voor het voetbal moest alles wijken. Die tijd is nu voorbij. Nu moet alles wijken voor mijn gezin.” En stel dat er toch nog een mooie club in de Premier League voorbijkomt? Nikki lachend: “Nou, die zijn er altijd wel, hoor. In de zomer hadden we ook naar het buitenland gekund en dat zal volgend jaar ook wel zo zijn.” Wout: “We hebben heel bewust voor Nederland gekozen.” Zie je jezelf nog bij FC Twente eindigen? Wout: “Ondanks alle negativiteit na mijn transfer naar Ajax vorige zomer, heb ik nog steeds dat sterke gevoel bij Twente, dat is niet veranderd.” Denk je al na over het leven na het voetbal? Zouden jullie weer terug willen naar het buitenland? “We hebben op zoveel plekken gewoond, maar Nederland voelt wel als ons land. Ik zou ook heel graag met alle kinderen willen reizen. Met zijn allen een paar maanden in een camper. Op den duur zouden wij graag op een mooie plek in Twente willen wonen waar wij zelfvoorzienend kunnen leven. Met Nikki, de meisjes en een hele hoop diertjes.” Helden Magazine editie 75 Het interview met Wout Weghorst komt uit Helden Magazine nummer 75. Voor de eerste editie van 2025 maakte Frits Barend een rondje langs de velden. Hij merkte dat iedereen lyrisch is over de trainer van Liverpool, Arne Slot. “Ik vind Arne fantastisch,” aldus Guus Hiddink. Maar Slot is niet de enige Nederlander die schittert in de Premier League. Micky van de Ven, een paar jaar geleden nog speler bij FC Volendam, is nu een publiekslieveling bij Tottenham Hotspur. Hij deelt zijn verhaal over de weg naar de top. Meer lezen? Kenneth Taylor: 'Het leven gaat gewoon weer door, hoor' Jorrel Hato: 'Mijn tijd komt nog wel' De wederopstanding van Frenkie de Jong
Wout Weghorst (32) speelde in de Duitse Bundesliga, de Engelse Premier League en de Turkse Süper Lig. Na het EK vorige zomer keerde hij terug in de eredivisie. De spits van Ajax werd – en wordt - bejubeld, maar tegelijkertijd verguisd. Ook voelde hij zich geregeld onbegrepen. “Het stempel ‘rare gozer’ drukt op mij en dat gaat ook nooit meer veranderen.” In Helden Magazine nummer 75 spraken we hem samen met zijn vriendin Nikki van Esch. Wout Weghorst Dochter Wies, geboren op 24 december, ligt vredig in een Maxi-Cosi te slapen. Daantje, de tweejarige dochter van Wout Weghorst en zijn vriendin Nikki van Esch, is ook thuis en roert in een kopje warme thee. Wout en Nikki zijn elkaars jeugdliefde en dertien jaar samen. Ze hebben vier dochters. Juul (6), Lucie (4), Daantje (2) en Wies. Wout: “Ik heb altijd gezegd dat we gaan trouwen als alle kinderen er zijn.” En is de familie Weghorst nu compleet? Wout kijkt Nikki aan: “Ik denk het wel. Ik heb altijd tegen jou gezegd dat ik graag een groot gezin wilde met allemaal meisjes. Ik heb altijd gevoeld dat ik vier dochters zou krijgen en heb dat ook altijd gezegd. Mijn vader zie ik nog zitten toen wij vertelden dat ook Wies een meisje was. Hij barstte in tranen uit en zei: ‘Dat meen je niet. Ik kan nu ook niet meer zeggen dat je geluk hebt, want ook dit heb je altijd gezegd.’” Nikki: “Ik had dat gevoel wat minder dan jij. Toen ik zwanger was van Wies, wilde ik wel graag dat ze een meisje zou zijn, maar vooral uit praktische overwegingen. We hadden alles al in huis voor nog een meisje. Ergens leek het me ook een beetje zielig als de vierde ineens een jongetje zou zijn. Dan zou hij er gratis drie moeders bij krijgen.” Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? Wout: “Wij woonden allebei in Borne en gingen in Hengelo naar de middelbare school. We kwamen bij elkaar in de klas in 4 havo.” Lachend: “Je was meteen verliefd op mij.” Nikki lachend: “Ik had een verschrikkelijke hekel aan jou, vond jou een vervelend ventje.” Met een knipoog: “Daar hebben meer mensen last van.” Nikki: 'Ik had een verschrikkelijke hekel aan jou, vond jou een vervelend ventje.' Met een knipoog: 'Daar hebben meer mensen last van' Wout: “Ik was een uitslover. Op school deed ik altijd een beetje stoer, ik gedroeg me als een popie jopie. Omdat wij allebei in Borne woonden, en elke dag in Hengelo naar school moesten, gingen we op een gegeven moment steeds vaker samen fietsen, iedere dag samen naar school, twintig minuten heen en terug.” Nikki: “Ik leerde jou beter kennen en zag dat je ook een andere kant had.” Wout: “Met oud en nieuw hebben we voor het eerst gezoend. In die tijd gebeurde dat wel vaker, maar bij jou voelde het speciaal. Vervolgens liet je daarna twee weken niks van je horen, wat voelde als twee maanden. Ook na de vakantie, toen school weer begon, liet je weinig merken. Uiteindelijk besloot ik met een ander meisje af te spreken, dat vond je toch niet zo leuk.” Nikki: “We trokken weer naar elkaar toe. In het begin was het nog een beetje aan en uit, maar het voelde wel altijd als iets wat bijzonder was. Je speelde op dat moment bij NEO in het eerste. Ik stond op zaterdag weleens langs de lijn in Borne, maar het was niet bepaald mijn streven om met een voetballer te gaan,” zegt Nikki lachend. Wout: “Ik speelde ook gewoon bij de amateurs, ver weg van een serieuze voetbalcarrière.” Nikki: “Op zaterdagavond gingen we vaak met een grote vriendengroep stappen in Hengelo. Wij waren de enige uit Borne die meegingen. Jij wilde altijd om twee uur thuis zijn. Inmiddels speelde je bij DETO, dat was een niveau hoger, en je moest de volgende ochtend fris en fruitig op de club zijn, want je wist maar nooit wie er kwam kijken, zei je altijd. Jij riep standaard om half twee ’s nachts: ‘Als je met mee wil fietsen, dan moet je komen, want ik ga nu weg.’” Wout: “De rest van de groep lachte me uit.” Nikki: “Al jouw vrienden dronken bier, jij nam een ijsthee. Ze zeiden: ‘Je wordt nooit een professionele voetballer, kerel, je speelt bij DETO. Neem het nou niet zo serieus.’” [caption id="attachment_20742" align="aligncenter" width="1697"] Wout Weghorst[/caption] Stond jij als puber al zo sterk in je schoenen dat je dat niet vervelend vond? Wout lachend: “Ja, die geluiden zijn nooit veranderd, hè. Tuurlijk was dat niet altijd makkelijk, maar ik had heel sterk de overtuiging dat ik profvoetballer ging worden. Waar dat vandaan kwam, weet ik niet. Op een gegeven moment zeiden zelfs mijn ouders: ‘Wout, de kans is klein dat je nog profvoetballer gaat worden, misschien moet je ook over iets anders gaan nadenken.” Nikki: “We zijn officieel samen vanaf het moment dat jij bij Willem II in het belofteteam kwam.” Wat vond jij zo mooi aan Nikki? “Ik vond bij jou houvast. Bij jou voelde het anders dan bij andere meisjes, het was een gevoel van onvoorwaardelijkheid. Op een gegeven moment realiseerde ik me dat ik echt geluk had met jou. Jij zei altijd: ‘Het komt wel goed met jou, ik geloof in ons.’ Ik wist toen: jou laat ik nooit meer gaan.” De buitenwereld zag een rebelse jongen. Nikki, zag jij dat het irritante jongetje uit de klas ook een goed hart had? Nikki: “Jij was ‘het’ gewoon voor mij. Jouw mooiste eigenschap is dat je heel goed weet wat je wil. Daar handel je ook naar.” Lachend: “Als vriend laat je nu weleens te wensen over, je koopt nooit bloemen voor me. Ik weet dat je heel veel van me houdt, maar je vindt het soms moeilijk om dat te tonen. Maar als vader ben je fantastisch. Jouw liefde voor de kinderen en mij is onvoorwaardelijk.” Jouw ouders gingen uit elkaar toen jij acht was. Voel jij daarom ook zo sterk dat jij Nikki en de kinderen juist nooit in de steek zal laten? Wout en Nikki worden emotioneel. Wout: “Dat onvoorwaardelijke gevoel heb ik in mijn jeugd weleens gemist en vond ik bij jou. Ik had het geluk dat jij in mij en ons geloofde. Jij bent de rots in de branding voor ons. Dat voel ik zeker sterk, ik zal mijn meiden nooit in de steek laten en er te allen tijde voor ze zijn. Soms voelt het een beetje dat ik nu als vader ook tegelijk het kind ben dat ik altijd heb willen zijn. Ik voel me vrij en kan de hele dag met de meisjes spelen, ik kan daar geen genoeg van krijgen.” Sperziebonen Na Willem II speelde je bij Emmen. Daarna volgde Heracles, waar je in 2014 jouw debuut maakte in de eredivisie. Na twee jaar volgde AZ. En in 2018 vertrok je naar Wolfsburg, waar je drieënhalfjaar speelde. In die tijd maakte ESPN een docu. Nikki, jij zei daarin: ‘Wout heeft een drive die zelfs topsporters niet hebben.’ Nikki: “Dat klopt. Alles draaide hier altijd om het voetbal. Sinds de kwartfinale tegen Argentinië op het WK van 2022 in Qatar heb jij iets meer rust. Voor die tijd, vooral in Duitsland bij Wolfsburg, trainde jij iedere dag minstens twee keer. Als er een training op het programma stond van de club, ging je zelf nog een keer. Zelfs op een vrije dag ging je nog trainen. Jij had daar al je eigen team om je heen, dat heb je nog steeds. Jouw eigen mental coach en fysio kwamen overal naartoe. Voor het EK van vorige zomer heb ik een jaar lang jouw eten moet afwegen, ik werd er schijtziek van. Op een gegeven moment dacht ik: het zijn sperzie- bonen, het maakt echt niet uit of je hier 300 gram of 400 gram van eet.” Waar komt dat extreme fanatisme bij jou vandaan? Wout: “In mijn hele carrière ben ik op zoek ge- weest naar het maximale. Als ik iets doe, doe ik het voor de volle honderd procent. Dat heb ik bij alles. In het voetbal of thuis als vader.” In januari 2022 vertrok je van Wolfsburg naar Burnley. Daar speelde je een half jaar. “Spelen in de Premier League was altijd een doel. Burnley en eigenaar Alan Pace wilden me heel graag hebben om de club te behouden voor de Premier League. Het was ruim een half jaar voor het WK. Louis van Gaal, toen bondscoach, was duidelijk toen ik hem om zijn mening vroeg. Hij zei: ‘Je moet op het hoogste niveau spelen.’ Ik wilde naar Burnley, uiteindelijk hebben we een oplossing gevonden dat bij degradatie ik verhuurd zou worden. Helaas gebeurde dit op de laatste speeldag. Vervolgens vertrok ik naar Besiktas.” In Istanbul speelde je weer een half jaar, tot het WK in Qatar volgde. “Ik heb nog nooit zoveel zin gehad in een wedstrijd als bij Besiktas. De thuiswedstrijden zorgden echt voor kippenvel. De beleving en passie van de Turken is geweldig. Als ik nu terugkijk, denk ik dat ik daar het meest heb genoten van het voetballer zijn. In Turkije kon en mocht ik mezelf zijn. Mijn passie voor voetbal en mijn beleving vonden ze daar niet zo gek. Daar hielden ze er juist van als ik het publiek opzweepte of juichte zoals ik soms juichen kan. Als voetballer klikte het heel goed, maar om er te leven is het wel een totaal andere cultuur met andere normen en waarden. Wij willen onze kinderen meegeven dat iedereen gelijk is. In Istanbul kon dat nog weleens anders zijn en dat gaf onze kinderen niet altijd het voorbeeld dat wij voor ogen hebben. Ik kon op een gegeven moment letterlijk niet meer zelf mijn kinderen naar school brengen, omdat ik overal aangeklampt werd. Dat vond ik, en vooral Nikki, weleens lastig.” Aura Je maakte jouw debuut voor het Nederlands elftal op 23 maart 2018 tegen Engeland, jullie verloren met 1-0. Ronald Koeman was bondscoach. ”Ik heb zo vaak geroepen: ik wil profvoetballer worden. Maar het Nederlands elftal? Dat heb ik nooit durven dromen, ik had echt nooit gedacht dat ik dat ooit zou halen.” Je speelde op dat moment bij AZ. “Toen de definitieve selectie bekend zou worden, om elf uur, zouden wij aan het trainen zijn en de trainer wilde de focus op de training hou- den. Ik zei tegen de dokter: ik moet het weten. Geef even een duimpje omhoog of omlaag, want ik kan niet trainen met de gedachte dat het al bekend is. Ik vergeet het nooit meer. De dokter kwam aanlopen, en deed zijn duim omhoog. Ik zakte op de grond en heb minutenlang gehuild. Wat was ik intens gelukkig en trots.” Lachend: “Die training werd niks meer.” Het duurde twee jaar voordat jij weer werd opgeroepen, door toenmalig bondscoach Frank de Boer. Heb jij daar met Ronald Koeman over gesproken, toen hij in januari 2023 voor de tweede keer bondscoach werd? “We hebben het daar kort over gehad. Ik merkte aan hem dat hij dat uitgesproken wilde hebben. In zijn eerste periode als bondscoach was Luuk de Jong zijn tweede spits, zijn pinchhitter. Memphis was zijn eerste spits; Koeman en hij hadden een speciale band, dat is bekend. Hoe goed ik ook presteerde, ik kon er weinig aan veranderen. Dat was ook wel wrang, want qua statistieken had ik nog nooit zo goed gepresteerd als in die periode bij Wolfsburg.” Hoe is jouw band nu met Ronald Koeman? “Die is prima, hoor. Hij waardeert mij en laat dat ook blijken.” Na het EK in 2021 werd De Boer opgevolgd door Louis van Gaal. Jij werd geselecteerd voor het WK in Qatar in 2022. Jij wist dat je vier meisjes kreeg, maar ook dat je zou scoren in de kwartfinale tegen Argentinië en een heldenrol zou vervullen. Wout knikt en kijkt Nikki aan: “Ik voelde het, hè.” Nikki: “De dag voor die kwartfinale tegen Argentinië appte je mij: ‘Het gaat gebeuren.’ Ik appte ’s avonds ook nog met jouw mental coach Lars Brouwer. Hij stuurde: ‘Wout gaat het doen vanavond, er gaat iets gebeuren.’ Mensen reageren dan een beetje lacherig, denken: het zal wel. Maar wij hadden dat gevoel alle drie zo sterk.” Wout: “Ik geloof in visualiseren. Mijn motto is: willen is kunnen.” Louis van Gaal had het altijd over imagineren, een beetje hetzelfde als visualiseren. Nikki: “Hij is een beetje jouw voetbalvader.” Is hij de beste trainer die je ooit hebt gehad? “Bij Wolfsburg vond ik Oliver Glasner ook een heel goede trainer. Op tactisch en voetbaltechnisch gebied vind ik hem de beste trainer die ik heb gehad. We werden vierde in de competitie, haalden de Champions League. Bij hem trainden we op bepaalde dingen die ook echt uitkwamen in de wedstrijd. Hij kon zo goed overbrengen wat hij voor ogen had. Maar als mens en hoe ik zelf ooit coach zou willen zijn als ik dat ooit zou worden, al betwijfel ik dat, vind ik Louis van Gaal de beste. Hij zag, voelde en zei alles. Onder hem moest iedereen iedere dag honderd procent leveren. Hij had zo’n aura om zich heen, zo’n charisma. Als hij maar in de buurt kwam, dan stond je al aan.” Had je ook een persoonlijke klik met Van Gaal? “Ja. Over mij wordt altijd gezegd: ‘Als Weghorst tweede spits is, dan is hij een moeilijke jongen voor een trainer.’ Ik ben onder Van Gaal nooit basisspeler geweest. Hij vroeg mij: ‘Ik zie hoe jij traint, maar ik hoor ook verhalen over hoe moeilijk jij bent. Is dat zo?’ Ik antwoordde: ik denk het niet en ik denk dat jij ook zal gaan vinden dat dat niet zo is. Na twee interlandperiodes zei hij: ‘Wout, zolang ik bondscoach ben, zal je er bij mij altijd bij zijn. Om hoe jij voor het voetbal leeft, traint en jouw positieve uitstraling en beleving. Jij bent daarin mijn nummer één voorbeeld. Maar,’ zei hij, ‘je zal nooit mijn eerste spits worden.’ Iedere keer weer zei ik: ik ga het wel proberen, trainer. ‘Dat mag,’ antwoordde Van Gaal dan, ‘maar het gaat niet veranderen.’ Hij is zo eerlijk geweest, heeft zo goed gecommuniceerd. Iets later, tijdens de voorbereiding op het WK, zei hij tegen me: ‘Ik denk ook dat jij voor ons het verschil kan gaan maken.’” In de kwartfinale tegen Argentinië werd jij in de 78e minuut gebracht bij een 2-0 achterstand. In de 83e minuut scoorde jij de 2-1. Diep in de blessuretijd was er die fameuze vrije trap waaruit jij de gelijkmaker scoorde en er een verlenging uit sleepte. Denk jij dat Louis van Gaal dat net als jij al aanvoelde? “Dat denk ik wel, maar meerderen had- den dat. Mede omdat we ook ons Plan B met Luuk de Jong en mij tot in perfectie getraind hebben. Daar hadden we veel vertrouwen in. Ik weet nog dat ik aan het warmlopen was en dat Frenkie de Jong naar de zijlijn liep in de zeventigste minuut. Hij keek mij aan en riep naar de dug-out, en dat is echt niks voor Frenkie om te doen: ‘Trainer, je moet nu wisselen. Wout moet erin!’ Dat kwam ook mede door mij, het is niet makkelijk geweest om altijd wissel te zijn, desondanks zei ik altijd: ‘Let op: mijn moment komt.’” [caption id="attachment_21669" align="alignnone" width="427"] Wout en zijn gezin[/caption] Kijk je die rake vrije trap nog weleens terug? “Je ziet het af en toe nog eens voorbijkomen. Laatst vroegen ouders van het schooltje van onze kinderen er toevallig nog naar. Die wilden weten hoe het was gegaan. Het idee van die vrije trap kwam van mezelf. Ik had hem al een keer op die manier raak geschoten bij Wolfsburg. Het was eigenlijk de bedoeling dat Memphis hem zou maken, zo hadden we er in de training op geoefend, maar Memphis was gewisseld. Het moest dan ook zo zijn. Als ik eraan terugdenk of foto’s zie en kijk naar mijn blik... ik ben gelovig, maar het voelde ook echt alsof iemand boven mij de touwtjes in handen had en alles voor mij deed. Ik heb die wedstrijd teruggekeken en niet één foute bal gespeeld, alles klopte en alles ging vanzelf. Dat gebeurt niet vaak in een carrière. Het was het ultieme.” Desondanks verloren jullie die kwartfinale op strafschoppen. Wout: “Zeker in het begin zat de teleurstel- ling diep. Het geloof groeide enorm binnen het team. Als we die penalty’s hadden ge- wonnen, stonden we in de halve finale tegen Kroatië. Die ‘wat als’ vraag zal ik voor altijd blijven houden. Maar zonder dat ik de wereldbeker had gewonnen, en daar was ik echt lang kapot van, heb ik na die wedstrijd sterk gevoeld: beter wordt het niet. Het was het hoogtepunt van mijn carrière. Alles kwam samen.” Na het WK maakte je een droomtransfer naar Manchester United. Toenmalige trainer Erik ten Hag haalde jou en liet jou veel spelen. Wout: “In een korte tijd had ik het WK gespeeld en een wereldtransfer gemaakt. Datgene waar ik mijn hele leven voor had gewerkt, had ik bereikt. De absolute top bereiken, het maximale eruit halen, was mijn ultieme doel als voetballer. Is er nog meer? dacht ik toen. Het antwoord was ‘nee’. Prachtig, toch?” Je hoort geregeld dat topsporters, bijvoorbeeld na het winnen van olympisch goud, teleurgesteld raken omdat ze dat geluksgevoel niet ervaren maar in plaats daarvan denken: was dit het nou? Wout wordt emotioneel: “Ik heb dat geluksgevoel wel ervaren. Dat halve jaar in Manchester heb ik als basisspeler misschien wel mijn beste wedstrijden gespeeld. Alleen, ik scoorde maar twee keer, dat knaagt nog wel aan me. Maar we hebben een goed half jaar gekend met het winnen van de League Cup, bereiken van de FA Cup-finale en een derde plek in de competitie. Daarin heb ik een groot aandeel gehad. Manchester United was in alles ‘de top’. Alles was groots, de club, de hele setting. En dan heb ik juist de neiging mij een beetje terug te trekken. Ik ben een uitgesproken jongen, maar kan ook onzeker zijn. Dat was in Manchester af en toe het geval. Je wordt ook geleefd. Die maanden vlogen voorbij, maar bovenal ben ik ontzettend trots en dankbaar dat ik het heb kunnen afdwingen om bij Manchester United te spelen. Het was een onvergetelijke ervaring, ik heb een droom geleefd.” Tijdens het EK van vorige zomer maakte jij in de openingswedstrijd tegen Polen weer het beslissende doelpunt. Jij kwam in de 81e minuut in het veld voor Memphis Depay en maakte amper twee minuten later de 2-1. Jij wist weer dat dit ging gebeuren, vertelde je na de wedstrijd. “Voor het EK begon zei ik tegen de trainer: ik voel me goed, ben er klaar voor. Dat was ook in de periode dat ik mijn eten afwoog. Ik had zelfs met een explosiviteitstrainer gewerkt, was in top shape. Ik zei tegen de bondscoach: geef mij maar een belangrijke rol, ik ben er klaar voor. En ja, ook in die wedstrijd had ik ‘het gevoel’. Het was een prachtige dag. Wat die dag ook zo bijzonder maakte, was de erkenning die ik daarna kreeg. Hoe ik werd toegezongen, was fantastisch. Dat EK was precies het beeld van hoe ik dat vroeger als jochie in mijn hoofd had. Iedereen in het oranje. Zoveel Nederlandse fans. En dan kreeg ik ook nog vanuit het hele land waardering. Ik voelde mij als voetballer massaal gesteund. Dat was mijn brandstof. Ik vrat die helemaal op, haalde er mijn motivatie uit. Heel lang had ik daarnaar gezocht, heel lang wilde ik dat. Uiteindelijk merk je: als je niet meer zoekt, omdat je accepteert en vrede hebt met jezelf, dan komt de waardering vanzelf naar je toe.” AUTHENTIEK Drie jaar geleden zei je in Helden: ‘Tegen mijn vriendin zeg ik weleens: hoelang ga ik dit nog volhouden? Het is het mooiste beroep van de wereld, maar mentaal ook heel zwaar.’ Wout: “Dat klopt. Ik heb weleens geprobeerd om er relaxter in te staan, de teugels te laten vieren. Maar dat werkt niet voor mij, dan begint het na een week al te kriebelen en voel ik me niet prettig. Die sterke overtuiging, dat fanatisme, heb ik nou eenmaal en zo sta ik in het leven. Dat heeft me ook al deze successen gebracht. Maar mentaal is het niet makkelijk en vraagt het veel van me.” Jouw sterke overtuiging en fanatisme worden niet altijd gewaardeerd. “Bepaalde dingen die bij mij horen, zullen nooit veranderen. Dat was vroeger al, toen ik door mijn vriendjes werd uitgelachen, en dat is nog steeds zo. Er is blijkbaar iets in mij, waardoor ik altijd in de schijnwerpers sta. Iedereen zegt altijd: ‘Wout vraagt om aandacht, hij wil in de schijnwerpers staan.’ Dat is niet waar. Wel op basis van mijn prestaties, maar niet op basis van het ‘anders’ zijn. Ik weet inmiddels ook waarom dat zo is. Ik ben puur en uitgesproken, authentiek. Dat is iets wat mensen triggert en meningen oproept, maar ik heb nu meer schijt aan wat iemand van mij vindt. Ik ben blij dat ik zo ben en kan zijn. En mijn drang naar presteren zal ik altijd hebben.” Wat vind je ervan dat jij geregeld de pispaal bent in de media? “Wat er over mij wordt gezegd en geschreven in de media is niet altijd makkelijk. Ik word er nog steeds weleens verdrietig van. Veel makkelijker dan over mijn rug punten scoren door journalisten of wie dan ook, wordt het niet. De stempel ‘rare gozer’ drukt op mij, dat gaat nooit meer veranderen.” Wout: 'Wat er over mij wordt gezegd in de media is niet altijd makkelijk. Ik word er nog steeds weleens verdrietig van.' Ben je daardoor mentaal harder geworden? “In het begin van mijn carrière had ik een heel erge bewijsdrang. Ik wilde iedereen laten zien dat ik het kon, dat ik de beste was en het ging maken. Zoals in de tijd bij Wolfsburg en ik niet werd opgeroepen voor het Nederlands elftal. Dat was zo’n trigger voor mij. Dat kostte heel veel energie omdat het niet de goede motivatie was. Dan wordt het mentaal heel zwaar. Die enorme bewijsdrang veranderde langzaam. Ik wilde het daarna vooral bewijzen voor mezelf. Gaandeweg werd ook dat minder en begon ik me te realiseren wat ik allemaal had bereikt. Ik reageer nu meer vanuit trots en dankbaarheid dan vanuit bewijsdrang.” Heb jij die mentale veranderding te danken aan jouw mental coach? “Mijn mental coach Lars Brouwer mag absoluut weleens genoemd worden. Hij heeft mij zo enorm geholpen, vooral in mijn tijd bij Wolfsburg. Hij is een goede vriend geworden. In mijn eerste jaren als profvoetballer wist ik wel waar ik last van had, maar ik kon het niet omzetten. Van Lars heb ik geleerd om naar mijn eigen motivatie en gevoel te luisteren en dat wat de buitenwereld van mij verwacht los te laten. Daardoor doen alle negatieve reacties mij nu ook minder. Natuurlijk voel ik me soms rot en is het niet leuk om te lezen dat ik een irritant mannetje ben, lastig in de kleedkamer, noem maar op. Ik weet zelf wel beter. Ik laat me niet meer beïnvloeden door die meningen, dat heeft me veel opgeleverd. Als mens, maar ook als voetballer. Ik denk dat heel veel mensen dat diep van binnen graag zouden willen. Altijd naar je gevoel luisteren en niet naar meningen van anderen, is ook moeilijk. Ik ben misschien ook een confronterende spiegel voor mensen.” Voel jij je vaak onbegrepen? “Ja, maar ik zie het een beetje als twee werelden. De ene wereld is de buitenwereld. De media en social media, dat is voor mij een beetje een fake wereld. In die wereld voel ik me onbegrepen. De andere wereld is die van mezelf en de kleine kring om mij heen, de ‘real life wereld’, om het zo maar te noemen.” Doet het jouw familie pijn hoe jij soms wordt weggezet in de media? “Ja, voor Nikki, en ook mijn ouders is het niet leuk. Toen ik afgelopen zomer de transfer maakte naar Ajax, was het weer raak. Ik had Twente verloochend... Het is zo oneerlijk hoe dat verhaal is neergezet. Dat is het enige dat ik nog heel lastig vind. Onrecht.” FILOSOFIE Na Manchester United speelde je een jaar in de Bundesliga bij Hoffenheim. Je wilde daarna terug naar Nederland. In de media werd jouw komst naar FC Twente al ruimschoots besproken, het werd Ajax en dat werd jou door Twente-supporters niet in dank afgenomen. Vertel eens over dat hele proces? “Ik heb er eigenlijk nog nooit wat over gezegd. Ik heb me gefocust op Ajax en was blij met mijn prachtige transfer, naar historisch gezien de grootste club van Nederland. Maar ik wil er best wat over zeggen. Zoals bekend heb ik met Twente en de verantwoordelijke mensen meerdere gesprekken gevoerd in de zomer. Uiteindelijk bleek gaandeweg de transferperiode dat het voor Twente financieel niet mogelijk was om mij te halen. Ik heb het over de transfersom, niet over mijn salaris. Ik weet ook wel dat ik minder in Nederland zou verdienen dan in het buitenland. Geld is nooit mijn drijfveer geweest en zal het nooit zijn. Maar Twente heeft letterlijk tegen mij gezegd: ‘Wout, het gaat ons nu niet lukken en wij gaan verder kijken.’ Op dat moment konden ze Sam Lammers krijgen. Dat begreep ik. Ik heb Arnold Bruggink en Jan Streuer, de technische leiding bij Twente, ook eerlijk en open over de interesse van Ajax en andere clubs verteld. Uiteindelijk kreeg ik tijdens de gesprekken die ik voerde met Ajax en de doelstellingen die zij hadden het gevoel dat dit voor mij en mijn gezin de juiste stap was. Het verhaal sprak me aan en ik wilde graag terug naar Nederland voor mijn gezin. Ajax wilde weer het Ajax van voorheen worden, terug naar de glorietijden, terug naar de top, kampioen worden en Champions League voetbal spelen. En ze hadden spelers nodig die er vol voor wilden gaan. Bij Ajax voelde ik veel vertrouwen en ik kreeg iedere keer te horen: ‘Zo’n type als jij hebben wij nodig.’ Ze wilden me koste wat het kost binnen halen en we hebben er allebei alles aan gedaan het uiteindelijk te realiseren.” Je wordt geregeld toegezongen in de ArenA. Bij de fans ben je geliefd. “Daar gaat het uiteindelijk ook om. Dat schaar ik weer onder de ‘echte’ wereld. Daarom zijn mijn ervaringen tot nu toe heel positief. Zoals hoe de supporters reageerden toen ik voor het eerst in het stadion kwam. Mijn eerste doelpunt in de Arena, de winnende tegen FC Groningen. Dat was supergaaf en daar ben ik ze heel dankbaar voor. Ik focus me daarop; op de mensen in mijn directe omgeving, voor wie ik werk en voetbal, voor de club en supporters.” BARBIES Het geloof speelt ook een belangrijke rol in jouw leven. Wout knikt: “Ik heb mijn steun erin gevonden. Het geloof voelt voor mij ook als iets onvoorwaardelijks, als iets waar ik altijd op kan terugvallen. Ik ben er niet mee opgegroeid, maar ben er later mee in aanraking gekomen. Nu deel ik het met Nikki. De kinderen laten we er ook kennis mee maken. Soms zitten we aan tafel en bidden we even. En soms liggen we in bed en bidden we. Ik heb een bijbeltje waarin ik elke dag lees.” Hoe kijk jij naar de wereld waarin wij leven? Wout is stil, lacht even en kijkt bedenkelijk. Jij hebt je ook weleens uitgesproken over het feit dat je het lastig vindt dat we allemaal deel uitmaken van een bepaald systeem in Nederland en dat we daarin worden geacht mee te gaan. Zoals hoe het onderwijs geregeld is. Wout knikt: “Dat klopt. Het schoolsysteem is daar inderdaad een voorbeeld van. Ik ben me vanwege het ouderschap hierin gaan verdiepen, omdat ik mijn kinderen de best mogelijke toekomst wil bieden. Ik ben niet tegen het Nederlandse schoolsysteem, maar ik ben er ook niet voor. School zie ik als een verlengstuk van de opvoeding thuis. En hoe ik onze kinderen opvoed, past voor ons niet bij het huidige systeem. Ik ben tijdens het verdiepen en de zoektocht naar ‘andere’ opties dan het reguliere onderwijs in aanraking gekomen met holistisch onderwijs, waar de kinderen veel buiten in de natuur zijn en spelenderwijs leren. De laatste twee jaar ben ik druk bezig om mijn eigen school op te richten. Vanuit de overtuigingen en waarden waarin ik geloof. Ik geloof zeker niet in alleen maar vrijheid. Er mogen ook regels en structuur zijn, dat is juist fijn en helpend. Maar ik geloof wel dat kinderen zich in vrijheid moeten kunnen ontwikkelen en dat ze hun eigen creativiteit moeten kunnen gebruiken. Mijn oudste is heel creatief. Ze maakt allerlei kleertjes van ballonnen of wc-papier voor haar Barbies. Dat vind ik een mooie kwaliteit. Als blijkt dat ze dat heel leuk blijft vinden, wil ik dat ze daarvoor op school de ruimte krijgt. In het traditionele schoolsysteem doet dat er niet toe, worden daar geen cijfers voor gegeven, maar wordt er gekeken of je goed kan leren, kan rekenen en lezen. Dat vind ik een beperkte blik. Wout: 'Ik ben niet tegen het Nederlandse schoolsysteem, maar ik ben er ook niet voor. Hoe ik onze kinderen opvoed past niet bij het huidige system' Mensen vragen ons vervolgens geregeld: ‘Wil je dan niet dat je kinderen leren lezen of schrijven?’ Natuurlijk wel, en dat gaan ze allemaal met heel veel individuele aandacht ook doen. Je zal verbaasd staan wat mijn kleine van zes jaar al kan. Ze kan heel aardig lezen en schrijven en rekensommetjes maken vindt ze heel leuk. Met onze andere dochter doe ik andere dingen thuis, zij is een heel zorgzaam type met een enorm groot hart. Zij doet graag dingen samen, in plaats van individueel. Ieder kind wordt puur geboren, is authentiek. Ik vind het superbelangrijk dat mijn kinderen zich op hun eigen manier kunnen blijven ontwikkelen. Wij gaan uit van de motivatie van ons kind en niet van wat wij ze opdragen. Ik denk niet dat dat een rare gedachte is. En als mensen dat wel raar vinden, dan is dat prima. Maar dit is onze overtuiging.” Heb jij soms het gevoel dat je niet helemaal past in onze maatschappij? “Ik voelde vroeger al dat ik anders was dan doorsnee en dat is nog steeds zo. Ik denk dat Nikki en ik sowieso een andere overtuiging hebben dan veel anderen in onze maatschappij.” DIERTJES Je bent 32, hebt nog een contract bij Ajax tot de zomer van 2026. Dan wordt ook het WK gehouden in de Verenigde Staten, Canada en Mexico. “Ik heb een keer een visioen gehad over een wereldbeker.” Lachend: “Dus er ligt nog wat in het verschiet. In 2022 had ik echt het gevoel dat we wereldkampioen zouden worden. Hadden we die penalty’s gewonnen, dan hadden we ook van Kroatië kunnen winnen in de halve finale. Op het EK van vorige zomer waren we er dichtbij. We verloren zo nipt van Engeland in de halve finale. We blijven gaan voor de ultieme prijs, in mijn ogen het mooiste wat er is met en voor je land.” Je weet inmiddels dat jouw visioenen vaak kloppen. Gaat dit dan nog een keer gebeuren? Lachend: “Laten we het hopen, ik wil graag bij het komende WK zijn. Het is mijn laatste kans, daar gaan we wederom alles voor doen.” Je keerde heel bewust terug naar Nederland met jouw gezin. Wat wil je nog? “Ik wil graag prijzen winnen met Ajax. Kampioen worden. Maar ik wil bovenal gelukkig zijn en voldoening halen uit wat ik nu doe.” Zie jij jezelf de komende jaren nog gewoon doorgaan als voetballer? “Zolang ik er plezier in hou en het goed kan combineren met de meisjes, blijf ik doorgaan. Het enige wat ik soms moeilijk vind, is dat ik veel van huis ben. Dat valt me steeds zwaarder. Zodra ik voel dat het ten koste van mijn dochters gaat, dan stop ik. Mijn carrière als voetballer heeft altijd op de eerste plaats gestaan. Voor het voetbal moest alles wijken. Die tijd is nu voorbij. Nu moet alles wijken voor mijn gezin.” En stel dat er toch nog een mooie club in de Premier League voorbijkomt? Nikki lachend: “Nou, die zijn er altijd wel, hoor. In de zomer hadden we ook naar het buitenland gekund en dat zal volgend jaar ook wel zo zijn.” Wout: “We hebben heel bewust voor Nederland gekozen.” Zie je jezelf nog bij FC Twente eindigen? Wout: “Ondanks alle negativiteit na mijn transfer naar Ajax vorige zomer, heb ik nog steeds dat sterke gevoel bij Twente, dat is niet veranderd.” Denk je al na over het leven na het voetbal? Zouden jullie weer terug willen naar het buitenland? “We hebben op zoveel plekken gewoond, maar Nederland voelt wel als ons land. Ik zou ook heel graag met alle kinderen willen reizen. Met zijn allen een paar maanden in een camper. Op den duur zouden wij graag op een mooie plek in Twente willen wonen waar wij zelfvoorzienend kunnen leven. Met Nikki, de meisjes en een hele hoop diertjes.” Helden Magazine editie 75 Het interview met Wout Weghorst komt uit Helden Magazine nummer 75. Voor de eerste editie van 2025 maakte Frits Barend een rondje langs de velden. Hij merkte dat iedereen lyrisch is over de trainer van Liverpool, Arne Slot. “Ik vind Arne fantastisch,” aldus Guus Hiddink. Maar Slot is niet de enige Nederlander die schittert in de Premier League. Micky van de Ven, een paar jaar geleden nog speler bij FC Volendam, is nu een publiekslieveling bij Tottenham Hotspur. Hij deelt zijn verhaal over de weg naar de top. Meer lezen? Kenneth Taylor: 'Het leven gaat gewoon weer door, hoor' Jorrel Hato: 'Mijn tijd komt nog wel' De wederopstanding van Frenkie de Jong

Atletiek

Jessica Schilder: ‘Kogelstoten is weer eens wat anders, hè’

Met Jessica Schilder (26) heeft Nederland een wereldtopper in het kogelstoten. Bij de WK in Tokio (13 – 21 september) geldt ze als kanshebber voor een medaille. We spreken haar over valangst, haar lichaam, daten, tatoeages, Volendam en de droom om op een dag de kogel voorbij de magische grens van 21 meter te stoten. Mijn naam “Bij de achternaam Schilder denken mensen meteen aan Volendam. En ja, daar kom ik ook vandaan. Vaak krijg ik de vraag of ik familie ben van zanger Nick Schilder of zangeres Anny Schilder. Dat is niet het geval. Volendam is natuurlijk bekend om de muziek die ervandaan komt en van de sport, vooral voetbal en handbal zijn er populair. Toen ik op mijn zevende met vriendinnen begon met atletiek werd al snel duidelijk dat de werponderdelen mij het best lagen.” Lachend: “Mijn ouders zijn harstikke trots op me, hoor, zijn mijn grootste fans, maar ze hadden misschien in eerste instantie liever gezien dat ik de nieuwe Dafne Schippers zou worden. In Volendam word ik helemaal omarmd. Kogelstoten is weer eens wat anders, hè? Ik kom trouwens niet heel vaak meer in Volendam, woon voor mijn sport op Papendal. Ik vind het altijd heerlijk als ik weer in Volendam ben. Niet dat ik per se op De Dijk wil rondlopen, want ik ben nooit van het uitgaan geweest, maar ik mis soms wel mijn familie en vrienden. Als ik het Volendamse dialect hoor, denk ik: ik ben weer thuis.” Mijn sport “Toen ik het kogelstoten bij de Olympische Spelen van 2012 op tv zag, moest ik huilen. Ik wist ineens: daar wil ik op een dag staan. Ik vond kogelstoten niet alleen leuk, ik kon er ook mijn frustraties in kwijt. Als ik baalde van school, raakte ik mijn irritaties kwijt door de kogel zo ver mogelijk weg te stoten. Anderen gingen in de puberteit als uitlaatklep op boksen of kickboksen, ik pakte de kogel. En het was natuurlijk ook fijn om te merken dat ik van jongs af aan verder stootte dan de rest, dat motiveerde enorm. Op mijn dertiende werd ik in het Olympisch Stadion Nederlands jeugd- kampioen, maar ik ben wel een tijdje een buitenbeentje geweest binnen de atletiek. Veel kogelstoters waren er niet in Nederland. De sport heeft ook lang een bepaald imago gehad. Bij hardlopers als Femke Bol en Lieke Klaver zien mensen hun lichamen en ze snappen meteen dat er heel veel training aan te pas komt om er zo uit te zien en zo goed te zijn. Ik heb een heel ander lichaam dan de sprintsters, moest veel vaker uitleggen wat ik moest doen en laten voor m’n sport. Veel van de kogelstoters waren ook nog eens heel groot en fors. De laatste jaren draait het bij kogelstoten steeds meer om de combinatie van kracht en souplesse. Er is een generatie opgestaan van meiden die wel sterk zijn, maar niet dik.” Mijn lichaam “Vriendinnen voelen zich altijd een stuk veiliger als ik erbij ben. Als we de stad ingaan, hoor ik vaak: ‘Jessica gaat voorop.’ Ik ervaar af en toe dat mensen geïntimideerd door mij raken. Ik val natuurlijk op, ben gespierder dan de meeste vrouwen, volg voor een gedeelte ook het krachtprogramma van de gewichtheffers. Hier op Papendal merk ik geregeld dat ik sterker ben dan veel mannen. Ik doe veel squats tijdens de krachttraining, kan meer dan tweehonderd kilo squatten. Ik ben wel atletisch, maar heb geen Lieke Klaver-lichaam. Heel mooi vind ik al die spieren niet, ik kijk soms liever niet in de spiegel. Het is een soort spagaat waarin ik zit, want ik heb die spieren nodig als ik goed wil zijn in mijn sport en mee wil doen aan de Olympische Spelen. Mijn grote doel is de beste van de wereld worden. Dat betekent dat ik nog gespierder moet worden, want dat is nodig als ik verder wil stoten. Ik moet accepteren dat dit lichaam erbij hoort, dat is een proces. De afgelopen jaren ben ik er steeds meer aan gaan wennen. Bij aankomst in Xiamen, waar de eerste Diamond League van dit jaar was, bleek dat mijn koffer niet aan was gekomen. Ik had in mijn handbagage een reservetenue, maar dat was een veel strakker pakje dan ik normaal gesproken draag. Noodgedwongen droeg ik voor het eerst geen losse kleding tijdens een wedstrijd. Het zat me niet in de weg, ik won en verbeterde mijn Nederlands record tot 20,47 meter. Ik kreeg na afloop zoveel complimenten over mijn kleding. Ook collega-atleten zeiden dat het me heel goed stond. Als ik nu ook foto’s zie van mezelf in strakkere kleding, dan denk ik: dat staat me best goed.” Meer lezen Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'
Met Jessica Schilder (26) heeft Nederland een wereldtopper in het kogelstoten. Bij de WK in Tokio (13 – 21 september) geldt ze als kanshebber voor een medaille. We spreken haar over valangst, haar lichaam, daten, tatoeages, Volendam en de droom om op een dag de kogel voorbij de magische grens van 21 meter te stoten. Mijn naam “Bij de achternaam Schilder denken mensen meteen aan Volendam. En ja, daar kom ik ook vandaan. Vaak krijg ik de vraag of ik familie ben van zanger Nick Schilder of zangeres Anny Schilder. Dat is niet het geval. Volendam is natuurlijk bekend om de muziek die ervandaan komt en van de sport, vooral voetbal en handbal zijn er populair. Toen ik op mijn zevende met vriendinnen begon met atletiek werd al snel duidelijk dat de werponderdelen mij het best lagen.” Lachend: “Mijn ouders zijn harstikke trots op me, hoor, zijn mijn grootste fans, maar ze hadden misschien in eerste instantie liever gezien dat ik de nieuwe Dafne Schippers zou worden. In Volendam word ik helemaal omarmd. Kogelstoten is weer eens wat anders, hè? Ik kom trouwens niet heel vaak meer in Volendam, woon voor mijn sport op Papendal. Ik vind het altijd heerlijk als ik weer in Volendam ben. Niet dat ik per se op De Dijk wil rondlopen, want ik ben nooit van het uitgaan geweest, maar ik mis soms wel mijn familie en vrienden. Als ik het Volendamse dialect hoor, denk ik: ik ben weer thuis.” Mijn sport “Toen ik het kogelstoten bij de Olympische Spelen van 2012 op tv zag, moest ik huilen. Ik wist ineens: daar wil ik op een dag staan. Ik vond kogelstoten niet alleen leuk, ik kon er ook mijn frustraties in kwijt. Als ik baalde van school, raakte ik mijn irritaties kwijt door de kogel zo ver mogelijk weg te stoten. Anderen gingen in de puberteit als uitlaatklep op boksen of kickboksen, ik pakte de kogel. En het was natuurlijk ook fijn om te merken dat ik van jongs af aan verder stootte dan de rest, dat motiveerde enorm. Op mijn dertiende werd ik in het Olympisch Stadion Nederlands jeugd- kampioen, maar ik ben wel een tijdje een buitenbeentje geweest binnen de atletiek. Veel kogelstoters waren er niet in Nederland. De sport heeft ook lang een bepaald imago gehad. Bij hardlopers als Femke Bol en Lieke Klaver zien mensen hun lichamen en ze snappen meteen dat er heel veel training aan te pas komt om er zo uit te zien en zo goed te zijn. Ik heb een heel ander lichaam dan de sprintsters, moest veel vaker uitleggen wat ik moest doen en laten voor m’n sport. Veel van de kogelstoters waren ook nog eens heel groot en fors. De laatste jaren draait het bij kogelstoten steeds meer om de combinatie van kracht en souplesse. Er is een generatie opgestaan van meiden die wel sterk zijn, maar niet dik.” Mijn lichaam “Vriendinnen voelen zich altijd een stuk veiliger als ik erbij ben. Als we de stad ingaan, hoor ik vaak: ‘Jessica gaat voorop.’ Ik ervaar af en toe dat mensen geïntimideerd door mij raken. Ik val natuurlijk op, ben gespierder dan de meeste vrouwen, volg voor een gedeelte ook het krachtprogramma van de gewichtheffers. Hier op Papendal merk ik geregeld dat ik sterker ben dan veel mannen. Ik doe veel squats tijdens de krachttraining, kan meer dan tweehonderd kilo squatten. Ik ben wel atletisch, maar heb geen Lieke Klaver-lichaam. Heel mooi vind ik al die spieren niet, ik kijk soms liever niet in de spiegel. Het is een soort spagaat waarin ik zit, want ik heb die spieren nodig als ik goed wil zijn in mijn sport en mee wil doen aan de Olympische Spelen. Mijn grote doel is de beste van de wereld worden. Dat betekent dat ik nog gespierder moet worden, want dat is nodig als ik verder wil stoten. Ik moet accepteren dat dit lichaam erbij hoort, dat is een proces. De afgelopen jaren ben ik er steeds meer aan gaan wennen. Bij aankomst in Xiamen, waar de eerste Diamond League van dit jaar was, bleek dat mijn koffer niet aan was gekomen. Ik had in mijn handbagage een reservetenue, maar dat was een veel strakker pakje dan ik normaal gesproken draag. Noodgedwongen droeg ik voor het eerst geen losse kleding tijdens een wedstrijd. Het zat me niet in de weg, ik won en verbeterde mijn Nederlands record tot 20,47 meter. Ik kreeg na afloop zoveel complimenten over mijn kleding. Ook collega-atleten zeiden dat het me heel goed stond. Als ik nu ook foto’s zie van mezelf in strakkere kleding, dan denk ik: dat staat me best goed.” Meer lezen Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'

Atletiek

Armand Duplantis legt de lat steeds hoger

Het is een beeld dat de atletiekwereld inmiddels kent: een doodstil stadion dat Armand Duplantis ogenschijnlijk moeiteloos over een nieuwe recordhoogte ziet zweven. Polsstokhoogspringen was lange tijd een niche binnen de atletiek, maar dankzij de Amerikaanse Zweed kijken er plots miljoenen mensen naar. Zijn optredens zijn evenementen op zich geworden waarbij de vraag elke keer is of hij nóg hoger kan. Tijd voor ons om eens in zijn leven te duiken. Van knutselwerk naar wereldrecord Armand ‘Mondo’ Duplantis werd geboren op 10 november 1999 en groeide op in een sportief gezin in de Amerikaanse stad Lafayette. Zijn vader was polsstokhoogspringer voor de Verenigde Staten en zijn moeder, die Zweeds is, speelde volleybal en is een voormalig meerkamp-atlete. Aan goede genen geen gebrek . In de achtertuin van het ouderlijk huis bouwde zijn vader een polsstokinstallatie waar Armand als kind urenlang oefende. Zijn carrière werd een ware familieaangelegenheid. Vader Greg, die nog steeds zijn coach is, gaf hem tips en moeder Helena coachte hem op het gebied van fitness en kracht. Daarnaast keek de jonge Duplantis uren naar zijn favoriete polsstokhoogspringer: Renaud Lavillenie. Hij sprong op zijn achtste al hoger dan veel tieners en brak op 15-jarige leeftijd al meerdere jeugdwereldrecords. Ondanks dat hij opgroeide in de Verenigde Staten koos hij ervoor om op het internationale podium voor Zweden uit te komen. De familie bracht de zomers door in het thuisland van zijn moeder en daar merkte hij hoe belangrijk atletiek voor het land is. [caption id="attachment_21638" align="alignnone" width="2560"] Armand Duplantis verbreekt het wereldrecord en wint goud op de Spelen in Parijs[/caption] Vooruitblik op het WK Op vijftienjarige leeftijd sprong hij al hoger dan de meeste senioren. En toen hij in 2020 als 20-jarige het wereldrecord brak, werd duidelijk dat hij een zeldzaam talent was. Records verbreken deed hij inmiddels al meer dan twaalf keer, vaak maar met één centimeter ten opzichte van zijn vorige wereldrecord. Niet gek als je bedenkt dat hij per wereldrecord een ‘wereldecordbonus’ krijgt die kan oplopen tot 100.000 dollar. Op 12 augustus verbeterde hij, tijdens de Diamond League wedstrijd in Boedapast, voor het laatst zijn wereldrecord van 6,28 naar 6,29 meter. Het WK atletiek 2025 belooft opnieuw een podium te worden voor Duplantis. De concurrentie is er, maar eerlijk is eerlijk: niemand lijkt in de buurt te komen van zijn niveau. De vraag is niet zozeer of hij wint, maar hoeveel risico hij durft te nemen. Gaat hij opnieuw proberen zijn eigen wereldrecord aan te scherpen? Meer lezen? Sifan Hassan: 'Ik ben geen Super Woman' Femke Bol: 'Ik wist niet eens dat ik zo hard kon' Tim Montgomery: 'Ik wilde maar één ding: dood'
Het is een beeld dat de atletiekwereld inmiddels kent: een doodstil stadion dat Armand Duplantis ogenschijnlijk moeiteloos over een nieuwe recordhoogte ziet zweven. Polsstokhoogspringen was lange tijd een niche binnen de atletiek, maar dankzij de Amerikaanse Zweed kijken er plots miljoenen mensen naar. Zijn optredens zijn evenementen op zich geworden waarbij de vraag elke keer is of hij nóg hoger kan. Tijd voor ons om eens in zijn leven te duiken. Van knutselwerk naar wereldrecord Armand ‘Mondo’ Duplantis werd geboren op 10 november 1999 en groeide op in een sportief gezin in de Amerikaanse stad Lafayette. Zijn vader was polsstokhoogspringer voor de Verenigde Staten en zijn moeder, die Zweeds is, speelde volleybal en is een voormalig meerkamp-atlete. Aan goede genen geen gebrek . In de achtertuin van het ouderlijk huis bouwde zijn vader een polsstokinstallatie waar Armand als kind urenlang oefende. Zijn carrière werd een ware familieaangelegenheid. Vader Greg, die nog steeds zijn coach is, gaf hem tips en moeder Helena coachte hem op het gebied van fitness en kracht. Daarnaast keek de jonge Duplantis uren naar zijn favoriete polsstokhoogspringer: Renaud Lavillenie. Hij sprong op zijn achtste al hoger dan veel tieners en brak op 15-jarige leeftijd al meerdere jeugdwereldrecords. Ondanks dat hij opgroeide in de Verenigde Staten koos hij ervoor om op het internationale podium voor Zweden uit te komen. De familie bracht de zomers door in het thuisland van zijn moeder en daar merkte hij hoe belangrijk atletiek voor het land is. [caption id="attachment_21638" align="alignnone" width="2560"] Armand Duplantis verbreekt het wereldrecord en wint goud op de Spelen in Parijs[/caption] Vooruitblik op het WK Op vijftienjarige leeftijd sprong hij al hoger dan de meeste senioren. En toen hij in 2020 als 20-jarige het wereldrecord brak, werd duidelijk dat hij een zeldzaam talent was. Records verbreken deed hij inmiddels al meer dan twaalf keer, vaak maar met één centimeter ten opzichte van zijn vorige wereldrecord. Niet gek als je bedenkt dat hij per wereldrecord een ‘wereldecordbonus’ krijgt die kan oplopen tot 100.000 dollar. Op 12 augustus verbeterde hij, tijdens de Diamond League wedstrijd in Boedapast, voor het laatst zijn wereldrecord van 6,28 naar 6,29 meter. Het WK atletiek 2025 belooft opnieuw een podium te worden voor Duplantis. De concurrentie is er, maar eerlijk is eerlijk: niemand lijkt in de buurt te komen van zijn niveau. De vraag is niet zozeer of hij wint, maar hoeveel risico hij durft te nemen. Gaat hij opnieuw proberen zijn eigen wereldrecord aan te scherpen? Meer lezen? Sifan Hassan: 'Ik ben geen Super Woman' Femke Bol: 'Ik wist niet eens dat ik zo hard kon' Tim Montgomery: 'Ik wilde maar één ding: dood'

Atletiek

Tim Montgomery: ‘Ik wilde maar één ding: dood’

Hij liep twintig jaar terug het wereldrecord op de 100 meter en verdiende geld als water. Tim Montgomery (47) had alles. En raakte het ook allemaal kwijt. Geschorst vanwege doping en langdurig de gevangenis in vanwege fraude en drugsbezit. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Tegenover Helden deed hij in aanloop naar de WK atletiek van 2022 zijn verhaal. We blikken terug. Het is een doordeweekse ochtend. Tim Montgomery zit thuis aan de keukentafel in zijn woonplaats Gainesville, Florida. Normaal zou hij op dit vroege tijdstip al aanwezig zijn geweest op zijn eigen sportschool NUMA Speed om de eerste bezoekers welkom te heten en zijn trainingslessen voor te bereiden. Maar voor het interview zit hij liever in een rustige omgeving waar hij ongestoord kan praten over de talrijke misstappen die hij beging en over de bijzondere wendingen in zijn leven. In het gesprek met Montgomery is de lach nooit ver weg. De humor en de zelfspot hebben hem in de achterliggende moeilijke jaren overeind gehouden. De lach is voor hem een harnas, een wapen tegen de pijn, zegt hij. “Soms huil ik nog steeds, ’s nachts. Ik heb er een puinhoop van gemaakt. Mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik heb spijt, maar het is triest dat ik pas tot inkeer kwam toen het te laat was. Daar zal ik mee moeten leren leven. Tegelijkertijd ben ik gelukkig en dankbaar voor waar ik nu sta.” Want Montgomery heeft de 100 meter altijd gezien als een metafoor voor het leven. “Mijn ouders hebben me gemaakt en opgevoed, maar ik stond altijd in mijn eentje aan de startlijn. Het was mijn leven, het waren mijn keuzes. En dus was het mijn schuld dat dingen verkeerd zijn gelopen.” Na een valse start heeft Montgomery opnieuw plaatsgenomen in de blokken en is hij vastbesloten onderweg niet opnieuw te struikelen. “Ik wil mezelf eerst graag verontschuldigen,” trapt hij zelf het gesprek af, “tegenover alle kinderen die fan van mij waren, alle mensen die fan waren van de atletiek en dat misschien nog steeds zijn en alle mensen die in mij geloofden. Ik verontschuldig me omdat ik hun vertrouwen heb beschaamd en het verkeerde voorbeeld heb gegeven. Maar de atletiekorganisaties zijn net zo goed aan al deze mensen excuses verschuldigd. Want in de atletiek is niets georganiseerd. Het is ieder voor zich. En wanneer je als atleet mentaal kwetsbaar bent en de verkeerde mensen om je heen hebt, dan kan het snel verkeerd gaan. Zoals bij mij.” Donkere kant Eerst terug naar zijn spreekwoordelijke valse start. Oftewel, naar het vorige leven van Timothy Montgomery. Hij groeide op in Gaffney, South-Carolina, als zoon van een Vietnam-veteraan. Thuis stond discipline hoog in het vaandel, maar de jonge Tim hield toen al van living on the edge. Hij was vaak op straat te vinden, waar zijn natuurlijk snelheid iedereen opviel. Op zijn twaalfde rende hij voor geld tegen jongens die tweemaal zo oud waren. Zijn ‘agent’ was een drugshandelaar, die in Tim de ideale drugsbezorger zag. “Als de politie om de hoek kwam, rende ik weg met de drugs. Het was een spel voor ons: wij tegen de politie.” Op de atletiekbaan maakte hij op een sportieve manier furore. Hij kreeg een beurs en verhuisde naar de aansprekende universiteit van Norfolk State in Virginia. In 1994 haalde hij er de recordboeken door als eerste tiener op de 100 meter, weliswaar geholpen door iets te veel rugwind, binnen de magische grens van tien seconden te blijven. Hij liep 9,96. Twee jaar later had hij al olympisch zilver op zak, gewonnen in Atlanta als estafetteloper op de 4x100 meter. Zijn bekendheid nam toe en de lucratieve contracten kwamen binnen. Tim vat die periode bondig samen: “Van een trackstar werd ik een rockstar.” De kentering kwam in 1998. Geleid door grenzeloze ambitie maakte Tim de overstap naar de succesvolle trainingsgroep van coach Trevor Graham in North-Carolina, waar ook Marion Jones deel van uitmaakte. Hij keek om zich heen en wist niet wat hij zag. “Het opende mijn ogen. Ik zag wat ik al die jaren ervoor niet gezien had: de donkere kant van de atletiek. En toen mij de vraag werd gesteld of dit was wat ik ook wilde, zei ik volmondig: ja, ik wil.” Tim kwam via Graham in 2001 in contact met Victor Conte, de man die de geschiedenis in zou gaan als de man achter het BALCO-schandaal. BALCO was een Amerikaans laboratorium, opgericht door Conte, dat hoofdzakelijk aansprekende Amerikaanse sporters voorzag van de anabole steroïde THG (Tetrahydrogestrinon). THG werd ook wel ‘The Clear’ genoemd, als verwijzing naar het feit dat het toen nog niet traceerbaar was. Toen Tim werd benaderd door Conte voelde dat bijna als een voorrecht, als een blijk van erkenning, een teken dat hij serieus genomen werd. Tim hapte meteen toe. Er werd zelfs een project opgetuigd speciaal voor hem, project World Record, met Charlie Francis als speciale adviseur. Francis was de oud-coach van Ben Johnson, de atleet die in 1988 in een wereldrecord naar olympisch goud snelde in Seoul, maar zijn medaille al snel weer in moest leveren toen anabole steroïden in zijn urine werden aangetroffen. Tim: “Het maakte me niet uit of ik eraan zou sterven. Alles wat ik wilde was snelheid. Snelheid en macht.” In 2000 maakte hij deel uit van het gouden estafetteteam op de Spelen in Sydney, maar zijn sportieve hoogtepunt beleefde hij in september in 2002, toen hij bij de Grand Prix van Parijs met een tijd van 9,78 seconden het wereldrecord van zijn landgenoot Maurice Greene uit de boeken liep. Het record werd bekroond met een zoen voor de tv-camera’s van Marion Jones, die hen typeerde als het snelste koppel uit de geschiedenis. Met Jones had hij inmiddels een relatie. Een jaar later kregen ze een zoon, Monty. Mooier zou het niet meer worden. De donkere wolken kwamen in datzelfde jaar toen de BALCO-affaire aan het licht kwam en ook Montgomery van doping werd beschuldigd. In 2005 werd hij schuldig bevonden door het onafhankelijke Court of Arbitration in Lausanne en voor twee jaar geschorst. De behaalde titels en records werden hem afgenomen en Montgomery gooide de handdoek in de ring, als atleet. ‘Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had’ De geldverslindende juridische procedures voor zijn verdediging hadden hem nog dieper in de problemen gebracht. Tim had in zijn succesvolle jaren bovendien allesbehalve zuinig geleefd en geen financiële reserves opgebouwd. Vrienden wezen hem de weg naar het snelle geld. Tim keerde terug in het criminele circuit. Hij cashte ongedekte cheques en ging in de drugshandel. Voor beide vergrijpen werd hij gearresteerd en hij kreeg celstraffen opgelegd van in totaal bijna negen jaar. “Ik had gevraagd hoe ik snel en makkelijk aan veel geld kon komen. Het antwoord was: heroïne. Dus dat ging ik handelen. Zonder er verder over na te denken. Ik kwam pas tot inkeer toen ik werd gepakt en hoorde wat het spul allemaal deed en welke straf mij boven het hoofd hing. Toen wilde ik maar één ding: dood. Ik wilde er een eind aan maken.” Bijna vijf jaar bracht hij door achter tralies, in verschillende gevangenissen. Van plekken waar volgens hem bijna iedere dag wel een steekpartij of ander incident was, tot de minimaal beveiligde staatsgevangenis van Alabama. In oktober 2009 trad hij in de gevangenis in het huwelijk met Jamalee, de vrouw die na zijn scheiding van Marion Jones opnieuw in zijn leven was gekomen. De plechtigheid voltrok zich in het bijzijn van zijn kinderen en een selecte groep medegevangenen, in de meeste gevallen mensen die hij trainde. “Het was mooi. Er was muziek, er werd gedanst.” Lachend: “En daarna ging zij naar huis en ik niet.” Herboren Het nieuwe leven van Tim Montgomery begon in mei 2012, op de dag dat hij de gevangenis uitliep in Montgomery, het stadje in Alabama dat zijn naam draagt. Slechts 400 dollar had hij op zak, verdiend met het vegen van bladeren, zijn betaalde baantje tijdens zijn detentie. “Die dag was de mooiste dag van mijn leven. Dat was het echt. Het voelde alsof ik herboren was. Ik keerde terug in de maatschappij. Een nieuw leven, een tweede kans.” Hij laat bewust een korte pauze vallen. “En toen keerde ik met een harde klap terug in de realiteit.” Want een sprookje was het geenszins, zijn terugkeer in de maatschappij. “Ik kreeg een reclasseringsambtenaar toegewezen, die bij me thuiskwam en al mijn kasten en laden doorzocht. Die me erop wees dat ik voorwaardelijk vrij was, maar dat één foutje genoeg was om me weer terug in de gevangenis te krijgen. Ik had een meldingsplicht en droeg maandenlang een enkelband. Dat gevoel was verschrikkelijk.” Zijn ervaringen als topsprinter hielpen hem door die moeilijke periode heen. “Ik zag het als de eerste ronde op een groot toernooi. Die eerste ronde moest ik overleven om verder te komen. Ik moest kalm blijven, presteren en niet bang zijn. Op de atletiekbaan, maar ook in de gevangenis heb ik tegenstanders gehad die me probeerden te intimideren, die alles hadden gedaan om mij te verslaan. Die ervaringen hebben mij gemaakt tot de man die ik nu ben. Ik voelde me vaak als David, de herder die tegen leeuwen, beren en andere beesten had gevochten. Ik was voor niemand meer bang. Ook niet voor Goliath.” Tim ging eerst aan de slag in de bouw. “Ik weet nog dat ik op een ladder stond en voor een raam bezig was met het repareren van een dakgoot. De vrouw des huizes keek me vanachter het raam aan alsof ik een gluurder was.” Lachend: “Ik weet zeker dat ze niet wist dat ik Tim Montgomery was, voorheen de snelste man op de planeet.” Hij was er al snel achter dat dit werk niets voor hem was. Het alternatief beviel hem beter: hij ging privétrainingen geven in het park. Eerst aan één klant, voor 25 dollar per uur. Daarna aan twee. En vervolgens begon het te groeien. “Ik kwam op het juiste moment de goede mensen tegen. Mensen die in me durfden te investeren en in me geloofden. Ondanks alles. Het was als een sneeuwbal. Ik ben zo dankbaar voor waar ik nu sta en wie ik ben geworden.” Grote blur Alle ervaringen in het leven hebben hem gevormd. “Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik een geschenk ben. Ieder mens is bijzonder en waardevol, los van de records die hij of zij vestigt of van de prestaties die hij of zij levert. Ik heb in de gevangenis de tijd gehad om daarover na te denken. Het leven is kostbaar. Vroeger stond ik daar nooit bij stil. Ik leefde in het moment. Of zelfs dat niet eens. Ik ben op Olympische Spelen geweest, heb de mooiste steden ter wereld bezocht, heb records gelopen en medailles gewonnen. Maar in mijn hoofd was het één grote blur, een wazige massa. Ik vond alles vanzelfsprekend, kwam bij wedstrijden of toernooien vaak niet eens mijn kamer uit. Ik ging geen plekken bezichtigen, het interesseerde me niet. De eersteklas tickets, de vijfsterrenhotels, de dure horloges, ik vond het allemaal normaal. O man, ik zou graag terug in de tijd willen en alles over doen. Als mensen zeggen dat ze nergens spijt van hebben in hun leven, dan zijn ze niet goed bij hun hoofd. Ik heb van heel veel dingen spijt en probeer me weleens te herinneren hoe het er in Brussel, Zürich en Rome uitzag. Ik zou het je niet kunnen vertellen. Van Hengelo herinner ik me alleen dat het er koud en nat was, en dat ik in de modder naar de baan moest lopen. Maar geloof me, ik zou er graag weer heen willen en het nog eens willen meemaken. De modder en de regen.” ‘Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan. Ze waren zo trots. En later kregen ze alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die crimineel’ Wat is je grootste fout geweest? “Mijn grootste fout is geweest dat ik mensen geloofde die niet het beste met mij voor hadden. De coach is in het leven van een atleet de belangrijkste figuur. Die vertrouw je, die volg je blindelings. Alles wat hij op papier zet, moet een bijdrage leveren om van jou de snelste persoon ter wereld te maken. Dus als hij vindt dat je testosteron, epo, groeihormoon of THG moet gebruiken... Negen van de tien keer doe je dat dan. We denken allemaal van onszelf dat we een eigen wil hebben, maar die eigen wil heeft een limiet. Er is altijd wel iemand die jou zover kan krijgen dat je dingen doet die je eigenlijk niet zou moeten doen. Waarom? Omdat jouw wil niet sterk genoeg is. Dat was bij mij het geval. En ik betaal er de rest van mijn leven een prijs voor.” Zijn belangrijkste les is de naam van zijn sportschool geworden. NUMA Speed dus. NUMA staat voor Never Under My Ability. Oftewel, onderschat nooit je eigen mogelijkheden. “Je kunt meer dan je denkt. Dat geldt voor iedereen. Succes heeft met mentale gezondheid en toewijding te maken. Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had, er alles voor gedaan en gelaten had. Ieder moment in je leven, hoe kort of onbeduidend ook, is een kans om te leren. Ik heb onderschat wie ik zou kunnen worden. Je kunt meer dan je denkt. Je moet ervoor zorgen dat mensen je niet onderschatten en vooral jezelf niet onderschatten. Want als je in je hoofd denkt dat je iets niet kunt, dan zal het je ook niet lukken. Dat zinnetje, Never Underestimate My Ability, kwam in de gevangenis in mijn hoofd en is er nooit meer uitgegaan. NUMA staat in het Hebreeuws voor lucht, voor licht, en heeft voor mij een bijzondere betekenis. Dit is wat ik iedereen probeer mee te geven, van vijf- tot 78-jarigen.” Het prachtige complex van NUMA Speed, met zowel binnen als buitenfaciliteiten, is zijn grote trots. Het bewijs dat hij zijn tweede kans in het leven gegrepen heeft. “Als ik moet schatten is het nu zo’n 750.000 dollar waard. Niet slecht hè, voor iemand die met 400 dollar begonnen is...” Spijt Tim begeleidt bij NUMA Speed inmiddels zo’n 200 mensen. Van kinderen tot bejaarden. Van professionele sporters, met name American footballers uit de NFL, tot huisvrouwen. En van zakenmensen tot oudere mensen met kanker die beweging nodig hebben om sterker te worden. “Met hen wandel ik soms alleen, dan praten we en vertel ik hen mijn verhaal.” Er gaat een louterende werking uit van contact met mensen die hem om hulp vragen, ervaart hij. “Ik voel me bevoorrecht als ik voor mensen het verschil kan maken.” Zoals bij Max, een jongetje dat al sinds zijn vierde mank liep en altijd een brace droeg. Tim werkte met Max gedisciplineerd aan zijn kracht en flexibiliteit, maar vooral aan zijn zelfvertrouwen. “Het mooiste moment voor zowel Max als mij was dat hij weer zonder brace durfde te rennen.” Dit werk klinkt veel betekenisvoller dan wat je deed als actief atleet. Geeft het ook meer voldoening? “Honderd procent. Als topsporter denk je sowieso alleen maar aan jezelf. Ik won zoveel en stond zo vaak op het podium, dat het mij weinig meer deed. Dit doet alles met me. En weet je wat ik nog het mooiste van alles vind en waar ik het meest dankbaar voor ben? Dat deze mensen me vertrouwen. Ondanks alles. Laten we eerlijk zijn, als mensen mijn naam googlen, dan denken ze als eerste toch: mijn God, bij dat figuur moet ik zo ver mogelijk uit de buurt blijven. Weet je, vroeger vond ik Google geweldig. Als je op mijn naam zocht, kwam je mooie dingen tegen. Overwinningen, records. Het maakte me trots. Tegenwoordig is Google bepaald niet meer mijn vriend. Aan de andere kant is dat juist goed voor mij geweest. Het heeft me gedwongen erover te praten. Voordat ouders hun kinderen aan me toevertrouwen, willen ze weten hoe ik in het leven sta. Logisch. Met iedereen die bij mij komt trainen heb ik vooraf ook een intakegesprek en daarin leg ik alles op tafel. Daarna is het aan hen om te bepalen wat ze doen. Het maakt me nederig als mensen mij vervolgens toch in hun hart sluiten en vertrouwen. Mijn woord is voor hen bijna als de Bijbel. Want ze volgen mij, doen wat ik zeg. Vooraf was ik bang dat mensen me zouden zien als een monster, als een slecht persoon. En geloof me, er zijn genoeg mensen die me zo zagen of zien. Maar juist mensen die me hiervoor niet kenden, geven niet om wat er gebeurd is en beoordelen me op het hier en nu. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zie het ook als een wonder van God.” Ben je altijd gelovig geweest? “Mijn moeder was heel gelovig. Als kleine jongen moest ik van haar altijd mee naar de kerk en als ik stil zat en luisterde, kreeg ik na afloop een ijsje. Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan met alles wat ik gedaan heb. Je moet je voorstellen: in de goede jaren werden ze op straat altijd aangesproken over mijn prestaties. Ik was the fastest kid of the world en zij waren mijn ouders. Ze waren zo trots. En later kregen ze op straat alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die dopingzondaar, de drugsdealer, de crimineel. Ik probeer mijn ouders nu iedere dag te laten zien dat ik spijt heb en mijn leven heb gebeterd. Mijn fouten hadden ook niets met mijn opvoeding te maken. Ik was gedreven en te competitief en vooral te eigenwijs. Ik had mijn ouders om raad moeten vragen, maar dat heb ik nooit gedaan. En de mensen om me heen wezen me niet terecht als ik uit de bocht vloog. Als je succesvol bent, hoeft dat ook niet. Dan hoeft niemand je meer iets te vertellen. Althans, dat denk je dan. Daarom maken zoveel jonge sporters dezelfde fouten.” Eyeopener Zijn huwelijk met Jamalee heeft geen standgehouden. Tim is vader van vijf kinderen. Allen zijn ze in meer of mindere mate getalenteerd, getuige de tijden die ze lopen. En Monty, de zoon uit zijn eerdere huwelijk met Marion Jones, is volgens hem zelfs van de buitencategorie. Lachend: “Wat ze alle vijf gemeen hebben, is dat ze sneller willen zijn dan ik. Vroeg of laat wordt dat ruzie...” Met Monty heeft hij op dit moment geen contact, met zijn andere kinderen praat hij over de fouten die hij maakte. “Ik hoop dat zij leren van mijn fouten. Ze hebben hun eigen karakter en maken hun eigen keuzes. Ik weet niet wat ze ervoor over hebben om kampioen te worden, maar ik geef ze wel mee dat ze de goede dingen moeten doen. En dat als ze de verkeerde dingen doen, het vroeg of laat misgaat." Dat houdt hij ook de profsporters voor die hij bij NUMA Speed begeleidt. “Want ambitie maakt soms blind. En ik wil degene zijn die hen de ogen opent. De persoon die ik zelf in mijn carrière heb gemist.” Wat is nu nog jouw grootste doel in het leven? “Ik wil als coach succesvol zijn, met atleten winnen op de Olympische Spelen of een wereldrecord vestigen. Maar minstens zo belangrijk vind ik het om er te zijn voor mijn familie en mijn kinderen. Daarnaast wil ik jonge sporters helpen. Want zeker de atletieksport blijft een gevaarlijke en hypocriete wereld. Ook daarom ben ik nu zo openhartig. Mijn verhaal is hopelijk een eyeopener voor anderen.” Helden Magazine 62 Het verhaal van Tim Montgomery komt voort uit Helden Magazine 62. In deze dubbeldikke editie schittert naast Vivianne Miedema, Ruud Gullit op de cover. Gullit spreekt zich uit over Max Verstappen, Marco van Basten, Louis van Gaal, Erik ten Hag, Ronald Koeman, Virgil van Dijk, Memphis Depay en de Black Lives Matter-discussie. De Oranje Leeuwinnen gaan in Engeland proberen hun Europese titel van 2017 te prolongeren. In het EK vrouwenvoetbal gedeelte spraken we met Dominique Janssen, Jackie Groenen, Jill Roord & Lynn Wilms, Shanice van der Sanden en bondscoach Mark Parsons. In Helden Magazine 62 lees je nog meer interviews en reportages over voetbal. Een gesprek met Luis Sinisterra en zijn trotse moeder. Trainer en oud-voetballer Wim Jonk over Johan Cruijff, Louis van Gaal en Dennis Bergkamp, Molukse voetbalhelden Simon Tahamata & Jack Soumaru én keeper van landskampioen Ajax: Remko Pasveer. Ook spraken we de in korte tijd uitgegroeide boegbeeld van de Nederlandse atletiek: Femke Bol, blikken we samen met drievoudig olympisch kampioen, hockeyster Lidewij Welten en een gesprek met Thomas Dekker over een leven van vallen en opstaan. Daarnaast nemen we de carrière door van mountainbike pionier Bart Brentjes en is Jetze Plat een voorbeeld voor velen. Verder is Cees Bol sprinter bij Team DSM en is Lewis Hamilton de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Victoria Koblenko daarnaast interviewde Mister Nice Guy en marathonloper Björn Koreman én hockeyster Marijn Veen vertelt over de moeilijke tijd in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 62 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Hij liep twintig jaar terug het wereldrecord op de 100 meter en verdiende geld als water. Tim Montgomery (47) had alles. En raakte het ook allemaal kwijt. Geschorst vanwege doping en langdurig de gevangenis in vanwege fraude en drugsbezit. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Tegenover Helden deed hij in aanloop naar de WK atletiek van 2022 zijn verhaal. We blikken terug. Het is een doordeweekse ochtend. Tim Montgomery zit thuis aan de keukentafel in zijn woonplaats Gainesville, Florida. Normaal zou hij op dit vroege tijdstip al aanwezig zijn geweest op zijn eigen sportschool NUMA Speed om de eerste bezoekers welkom te heten en zijn trainingslessen voor te bereiden. Maar voor het interview zit hij liever in een rustige omgeving waar hij ongestoord kan praten over de talrijke misstappen die hij beging en over de bijzondere wendingen in zijn leven. In het gesprek met Montgomery is de lach nooit ver weg. De humor en de zelfspot hebben hem in de achterliggende moeilijke jaren overeind gehouden. De lach is voor hem een harnas, een wapen tegen de pijn, zegt hij. “Soms huil ik nog steeds, ’s nachts. Ik heb er een puinhoop van gemaakt. Mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik heb spijt, maar het is triest dat ik pas tot inkeer kwam toen het te laat was. Daar zal ik mee moeten leren leven. Tegelijkertijd ben ik gelukkig en dankbaar voor waar ik nu sta.” Want Montgomery heeft de 100 meter altijd gezien als een metafoor voor het leven. “Mijn ouders hebben me gemaakt en opgevoed, maar ik stond altijd in mijn eentje aan de startlijn. Het was mijn leven, het waren mijn keuzes. En dus was het mijn schuld dat dingen verkeerd zijn gelopen.” Na een valse start heeft Montgomery opnieuw plaatsgenomen in de blokken en is hij vastbesloten onderweg niet opnieuw te struikelen. “Ik wil mezelf eerst graag verontschuldigen,” trapt hij zelf het gesprek af, “tegenover alle kinderen die fan van mij waren, alle mensen die fan waren van de atletiek en dat misschien nog steeds zijn en alle mensen die in mij geloofden. Ik verontschuldig me omdat ik hun vertrouwen heb beschaamd en het verkeerde voorbeeld heb gegeven. Maar de atletiekorganisaties zijn net zo goed aan al deze mensen excuses verschuldigd. Want in de atletiek is niets georganiseerd. Het is ieder voor zich. En wanneer je als atleet mentaal kwetsbaar bent en de verkeerde mensen om je heen hebt, dan kan het snel verkeerd gaan. Zoals bij mij.” Donkere kant Eerst terug naar zijn spreekwoordelijke valse start. Oftewel, naar het vorige leven van Timothy Montgomery. Hij groeide op in Gaffney, South-Carolina, als zoon van een Vietnam-veteraan. Thuis stond discipline hoog in het vaandel, maar de jonge Tim hield toen al van living on the edge. Hij was vaak op straat te vinden, waar zijn natuurlijk snelheid iedereen opviel. Op zijn twaalfde rende hij voor geld tegen jongens die tweemaal zo oud waren. Zijn ‘agent’ was een drugshandelaar, die in Tim de ideale drugsbezorger zag. “Als de politie om de hoek kwam, rende ik weg met de drugs. Het was een spel voor ons: wij tegen de politie.” Op de atletiekbaan maakte hij op een sportieve manier furore. Hij kreeg een beurs en verhuisde naar de aansprekende universiteit van Norfolk State in Virginia. In 1994 haalde hij er de recordboeken door als eerste tiener op de 100 meter, weliswaar geholpen door iets te veel rugwind, binnen de magische grens van tien seconden te blijven. Hij liep 9,96. Twee jaar later had hij al olympisch zilver op zak, gewonnen in Atlanta als estafetteloper op de 4x100 meter. Zijn bekendheid nam toe en de lucratieve contracten kwamen binnen. Tim vat die periode bondig samen: “Van een trackstar werd ik een rockstar.” De kentering kwam in 1998. Geleid door grenzeloze ambitie maakte Tim de overstap naar de succesvolle trainingsgroep van coach Trevor Graham in North-Carolina, waar ook Marion Jones deel van uitmaakte. Hij keek om zich heen en wist niet wat hij zag. “Het opende mijn ogen. Ik zag wat ik al die jaren ervoor niet gezien had: de donkere kant van de atletiek. En toen mij de vraag werd gesteld of dit was wat ik ook wilde, zei ik volmondig: ja, ik wil.” Tim kwam via Graham in 2001 in contact met Victor Conte, de man die de geschiedenis in zou gaan als de man achter het BALCO-schandaal. BALCO was een Amerikaans laboratorium, opgericht door Conte, dat hoofdzakelijk aansprekende Amerikaanse sporters voorzag van de anabole steroïde THG (Tetrahydrogestrinon). THG werd ook wel ‘The Clear’ genoemd, als verwijzing naar het feit dat het toen nog niet traceerbaar was. Toen Tim werd benaderd door Conte voelde dat bijna als een voorrecht, als een blijk van erkenning, een teken dat hij serieus genomen werd. Tim hapte meteen toe. Er werd zelfs een project opgetuigd speciaal voor hem, project World Record, met Charlie Francis als speciale adviseur. Francis was de oud-coach van Ben Johnson, de atleet die in 1988 in een wereldrecord naar olympisch goud snelde in Seoul, maar zijn medaille al snel weer in moest leveren toen anabole steroïden in zijn urine werden aangetroffen. Tim: “Het maakte me niet uit of ik eraan zou sterven. Alles wat ik wilde was snelheid. Snelheid en macht.” In 2000 maakte hij deel uit van het gouden estafetteteam op de Spelen in Sydney, maar zijn sportieve hoogtepunt beleefde hij in september in 2002, toen hij bij de Grand Prix van Parijs met een tijd van 9,78 seconden het wereldrecord van zijn landgenoot Maurice Greene uit de boeken liep. Het record werd bekroond met een zoen voor de tv-camera’s van Marion Jones, die hen typeerde als het snelste koppel uit de geschiedenis. Met Jones had hij inmiddels een relatie. Een jaar later kregen ze een zoon, Monty. Mooier zou het niet meer worden. De donkere wolken kwamen in datzelfde jaar toen de BALCO-affaire aan het licht kwam en ook Montgomery van doping werd beschuldigd. In 2005 werd hij schuldig bevonden door het onafhankelijke Court of Arbitration in Lausanne en voor twee jaar geschorst. De behaalde titels en records werden hem afgenomen en Montgomery gooide de handdoek in de ring, als atleet. ‘Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had’ De geldverslindende juridische procedures voor zijn verdediging hadden hem nog dieper in de problemen gebracht. Tim had in zijn succesvolle jaren bovendien allesbehalve zuinig geleefd en geen financiële reserves opgebouwd. Vrienden wezen hem de weg naar het snelle geld. Tim keerde terug in het criminele circuit. Hij cashte ongedekte cheques en ging in de drugshandel. Voor beide vergrijpen werd hij gearresteerd en hij kreeg celstraffen opgelegd van in totaal bijna negen jaar. “Ik had gevraagd hoe ik snel en makkelijk aan veel geld kon komen. Het antwoord was: heroïne. Dus dat ging ik handelen. Zonder er verder over na te denken. Ik kwam pas tot inkeer toen ik werd gepakt en hoorde wat het spul allemaal deed en welke straf mij boven het hoofd hing. Toen wilde ik maar één ding: dood. Ik wilde er een eind aan maken.” Bijna vijf jaar bracht hij door achter tralies, in verschillende gevangenissen. Van plekken waar volgens hem bijna iedere dag wel een steekpartij of ander incident was, tot de minimaal beveiligde staatsgevangenis van Alabama. In oktober 2009 trad hij in de gevangenis in het huwelijk met Jamalee, de vrouw die na zijn scheiding van Marion Jones opnieuw in zijn leven was gekomen. De plechtigheid voltrok zich in het bijzijn van zijn kinderen en een selecte groep medegevangenen, in de meeste gevallen mensen die hij trainde. “Het was mooi. Er was muziek, er werd gedanst.” Lachend: “En daarna ging zij naar huis en ik niet.” Herboren Het nieuwe leven van Tim Montgomery begon in mei 2012, op de dag dat hij de gevangenis uitliep in Montgomery, het stadje in Alabama dat zijn naam draagt. Slechts 400 dollar had hij op zak, verdiend met het vegen van bladeren, zijn betaalde baantje tijdens zijn detentie. “Die dag was de mooiste dag van mijn leven. Dat was het echt. Het voelde alsof ik herboren was. Ik keerde terug in de maatschappij. Een nieuw leven, een tweede kans.” Hij laat bewust een korte pauze vallen. “En toen keerde ik met een harde klap terug in de realiteit.” Want een sprookje was het geenszins, zijn terugkeer in de maatschappij. “Ik kreeg een reclasseringsambtenaar toegewezen, die bij me thuiskwam en al mijn kasten en laden doorzocht. Die me erop wees dat ik voorwaardelijk vrij was, maar dat één foutje genoeg was om me weer terug in de gevangenis te krijgen. Ik had een meldingsplicht en droeg maandenlang een enkelband. Dat gevoel was verschrikkelijk.” Zijn ervaringen als topsprinter hielpen hem door die moeilijke periode heen. “Ik zag het als de eerste ronde op een groot toernooi. Die eerste ronde moest ik overleven om verder te komen. Ik moest kalm blijven, presteren en niet bang zijn. Op de atletiekbaan, maar ook in de gevangenis heb ik tegenstanders gehad die me probeerden te intimideren, die alles hadden gedaan om mij te verslaan. Die ervaringen hebben mij gemaakt tot de man die ik nu ben. Ik voelde me vaak als David, de herder die tegen leeuwen, beren en andere beesten had gevochten. Ik was voor niemand meer bang. Ook niet voor Goliath.” Tim ging eerst aan de slag in de bouw. “Ik weet nog dat ik op een ladder stond en voor een raam bezig was met het repareren van een dakgoot. De vrouw des huizes keek me vanachter het raam aan alsof ik een gluurder was.” Lachend: “Ik weet zeker dat ze niet wist dat ik Tim Montgomery was, voorheen de snelste man op de planeet.” Hij was er al snel achter dat dit werk niets voor hem was. Het alternatief beviel hem beter: hij ging privétrainingen geven in het park. Eerst aan één klant, voor 25 dollar per uur. Daarna aan twee. En vervolgens begon het te groeien. “Ik kwam op het juiste moment de goede mensen tegen. Mensen die in me durfden te investeren en in me geloofden. Ondanks alles. Het was als een sneeuwbal. Ik ben zo dankbaar voor waar ik nu sta en wie ik ben geworden.” Grote blur Alle ervaringen in het leven hebben hem gevormd. “Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik een geschenk ben. Ieder mens is bijzonder en waardevol, los van de records die hij of zij vestigt of van de prestaties die hij of zij levert. Ik heb in de gevangenis de tijd gehad om daarover na te denken. Het leven is kostbaar. Vroeger stond ik daar nooit bij stil. Ik leefde in het moment. Of zelfs dat niet eens. Ik ben op Olympische Spelen geweest, heb de mooiste steden ter wereld bezocht, heb records gelopen en medailles gewonnen. Maar in mijn hoofd was het één grote blur, een wazige massa. Ik vond alles vanzelfsprekend, kwam bij wedstrijden of toernooien vaak niet eens mijn kamer uit. Ik ging geen plekken bezichtigen, het interesseerde me niet. De eersteklas tickets, de vijfsterrenhotels, de dure horloges, ik vond het allemaal normaal. O man, ik zou graag terug in de tijd willen en alles over doen. Als mensen zeggen dat ze nergens spijt van hebben in hun leven, dan zijn ze niet goed bij hun hoofd. Ik heb van heel veel dingen spijt en probeer me weleens te herinneren hoe het er in Brussel, Zürich en Rome uitzag. Ik zou het je niet kunnen vertellen. Van Hengelo herinner ik me alleen dat het er koud en nat was, en dat ik in de modder naar de baan moest lopen. Maar geloof me, ik zou er graag weer heen willen en het nog eens willen meemaken. De modder en de regen.” ‘Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan. Ze waren zo trots. En later kregen ze alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die crimineel’ Wat is je grootste fout geweest? “Mijn grootste fout is geweest dat ik mensen geloofde die niet het beste met mij voor hadden. De coach is in het leven van een atleet de belangrijkste figuur. Die vertrouw je, die volg je blindelings. Alles wat hij op papier zet, moet een bijdrage leveren om van jou de snelste persoon ter wereld te maken. Dus als hij vindt dat je testosteron, epo, groeihormoon of THG moet gebruiken... Negen van de tien keer doe je dat dan. We denken allemaal van onszelf dat we een eigen wil hebben, maar die eigen wil heeft een limiet. Er is altijd wel iemand die jou zover kan krijgen dat je dingen doet die je eigenlijk niet zou moeten doen. Waarom? Omdat jouw wil niet sterk genoeg is. Dat was bij mij het geval. En ik betaal er de rest van mijn leven een prijs voor.” Zijn belangrijkste les is de naam van zijn sportschool geworden. NUMA Speed dus. NUMA staat voor Never Under My Ability. Oftewel, onderschat nooit je eigen mogelijkheden. “Je kunt meer dan je denkt. Dat geldt voor iedereen. Succes heeft met mentale gezondheid en toewijding te maken. Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had, er alles voor gedaan en gelaten had. Ieder moment in je leven, hoe kort of onbeduidend ook, is een kans om te leren. Ik heb onderschat wie ik zou kunnen worden. Je kunt meer dan je denkt. Je moet ervoor zorgen dat mensen je niet onderschatten en vooral jezelf niet onderschatten. Want als je in je hoofd denkt dat je iets niet kunt, dan zal het je ook niet lukken. Dat zinnetje, Never Underestimate My Ability, kwam in de gevangenis in mijn hoofd en is er nooit meer uitgegaan. NUMA staat in het Hebreeuws voor lucht, voor licht, en heeft voor mij een bijzondere betekenis. Dit is wat ik iedereen probeer mee te geven, van vijf- tot 78-jarigen.” Het prachtige complex van NUMA Speed, met zowel binnen als buitenfaciliteiten, is zijn grote trots. Het bewijs dat hij zijn tweede kans in het leven gegrepen heeft. “Als ik moet schatten is het nu zo’n 750.000 dollar waard. Niet slecht hè, voor iemand die met 400 dollar begonnen is...” Spijt Tim begeleidt bij NUMA Speed inmiddels zo’n 200 mensen. Van kinderen tot bejaarden. Van professionele sporters, met name American footballers uit de NFL, tot huisvrouwen. En van zakenmensen tot oudere mensen met kanker die beweging nodig hebben om sterker te worden. “Met hen wandel ik soms alleen, dan praten we en vertel ik hen mijn verhaal.” Er gaat een louterende werking uit van contact met mensen die hem om hulp vragen, ervaart hij. “Ik voel me bevoorrecht als ik voor mensen het verschil kan maken.” Zoals bij Max, een jongetje dat al sinds zijn vierde mank liep en altijd een brace droeg. Tim werkte met Max gedisciplineerd aan zijn kracht en flexibiliteit, maar vooral aan zijn zelfvertrouwen. “Het mooiste moment voor zowel Max als mij was dat hij weer zonder brace durfde te rennen.” Dit werk klinkt veel betekenisvoller dan wat je deed als actief atleet. Geeft het ook meer voldoening? “Honderd procent. Als topsporter denk je sowieso alleen maar aan jezelf. Ik won zoveel en stond zo vaak op het podium, dat het mij weinig meer deed. Dit doet alles met me. En weet je wat ik nog het mooiste van alles vind en waar ik het meest dankbaar voor ben? Dat deze mensen me vertrouwen. Ondanks alles. Laten we eerlijk zijn, als mensen mijn naam googlen, dan denken ze als eerste toch: mijn God, bij dat figuur moet ik zo ver mogelijk uit de buurt blijven. Weet je, vroeger vond ik Google geweldig. Als je op mijn naam zocht, kwam je mooie dingen tegen. Overwinningen, records. Het maakte me trots. Tegenwoordig is Google bepaald niet meer mijn vriend. Aan de andere kant is dat juist goed voor mij geweest. Het heeft me gedwongen erover te praten. Voordat ouders hun kinderen aan me toevertrouwen, willen ze weten hoe ik in het leven sta. Logisch. Met iedereen die bij mij komt trainen heb ik vooraf ook een intakegesprek en daarin leg ik alles op tafel. Daarna is het aan hen om te bepalen wat ze doen. Het maakt me nederig als mensen mij vervolgens toch in hun hart sluiten en vertrouwen. Mijn woord is voor hen bijna als de Bijbel. Want ze volgen mij, doen wat ik zeg. Vooraf was ik bang dat mensen me zouden zien als een monster, als een slecht persoon. En geloof me, er zijn genoeg mensen die me zo zagen of zien. Maar juist mensen die me hiervoor niet kenden, geven niet om wat er gebeurd is en beoordelen me op het hier en nu. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zie het ook als een wonder van God.” Ben je altijd gelovig geweest? “Mijn moeder was heel gelovig. Als kleine jongen moest ik van haar altijd mee naar de kerk en als ik stil zat en luisterde, kreeg ik na afloop een ijsje. Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan met alles wat ik gedaan heb. Je moet je voorstellen: in de goede jaren werden ze op straat altijd aangesproken over mijn prestaties. Ik was the fastest kid of the world en zij waren mijn ouders. Ze waren zo trots. En later kregen ze op straat alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die dopingzondaar, de drugsdealer, de crimineel. Ik probeer mijn ouders nu iedere dag te laten zien dat ik spijt heb en mijn leven heb gebeterd. Mijn fouten hadden ook niets met mijn opvoeding te maken. Ik was gedreven en te competitief en vooral te eigenwijs. Ik had mijn ouders om raad moeten vragen, maar dat heb ik nooit gedaan. En de mensen om me heen wezen me niet terecht als ik uit de bocht vloog. Als je succesvol bent, hoeft dat ook niet. Dan hoeft niemand je meer iets te vertellen. Althans, dat denk je dan. Daarom maken zoveel jonge sporters dezelfde fouten.” Eyeopener Zijn huwelijk met Jamalee heeft geen standgehouden. Tim is vader van vijf kinderen. Allen zijn ze in meer of mindere mate getalenteerd, getuige de tijden die ze lopen. En Monty, de zoon uit zijn eerdere huwelijk met Marion Jones, is volgens hem zelfs van de buitencategorie. Lachend: “Wat ze alle vijf gemeen hebben, is dat ze sneller willen zijn dan ik. Vroeg of laat wordt dat ruzie...” Met Monty heeft hij op dit moment geen contact, met zijn andere kinderen praat hij over de fouten die hij maakte. “Ik hoop dat zij leren van mijn fouten. Ze hebben hun eigen karakter en maken hun eigen keuzes. Ik weet niet wat ze ervoor over hebben om kampioen te worden, maar ik geef ze wel mee dat ze de goede dingen moeten doen. En dat als ze de verkeerde dingen doen, het vroeg of laat misgaat." Dat houdt hij ook de profsporters voor die hij bij NUMA Speed begeleidt. “Want ambitie maakt soms blind. En ik wil degene zijn die hen de ogen opent. De persoon die ik zelf in mijn carrière heb gemist.” Wat is nu nog jouw grootste doel in het leven? “Ik wil als coach succesvol zijn, met atleten winnen op de Olympische Spelen of een wereldrecord vestigen. Maar minstens zo belangrijk vind ik het om er te zijn voor mijn familie en mijn kinderen. Daarnaast wil ik jonge sporters helpen. Want zeker de atletieksport blijft een gevaarlijke en hypocriete wereld. Ook daarom ben ik nu zo openhartig. Mijn verhaal is hopelijk een eyeopener voor anderen.” Helden Magazine 62 Het verhaal van Tim Montgomery komt voort uit Helden Magazine 62. In deze dubbeldikke editie schittert naast Vivianne Miedema, Ruud Gullit op de cover. Gullit spreekt zich uit over Max Verstappen, Marco van Basten, Louis van Gaal, Erik ten Hag, Ronald Koeman, Virgil van Dijk, Memphis Depay en de Black Lives Matter-discussie. De Oranje Leeuwinnen gaan in Engeland proberen hun Europese titel van 2017 te prolongeren. In het EK vrouwenvoetbal gedeelte spraken we met Dominique Janssen, Jackie Groenen, Jill Roord & Lynn Wilms, Shanice van der Sanden en bondscoach Mark Parsons. In Helden Magazine 62 lees je nog meer interviews en reportages over voetbal. Een gesprek met Luis Sinisterra en zijn trotse moeder. Trainer en oud-voetballer Wim Jonk over Johan Cruijff, Louis van Gaal en Dennis Bergkamp, Molukse voetbalhelden Simon Tahamata & Jack Soumaru én keeper van landskampioen Ajax: Remko Pasveer. Ook spraken we de in korte tijd uitgegroeide boegbeeld van de Nederlandse atletiek: Femke Bol, blikken we samen met drievoudig olympisch kampioen, hockeyster Lidewij Welten en een gesprek met Thomas Dekker over een leven van vallen en opstaan. Daarnaast nemen we de carrière door van mountainbike pionier Bart Brentjes en is Jetze Plat een voorbeeld voor velen. Verder is Cees Bol sprinter bij Team DSM en is Lewis Hamilton de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Victoria Koblenko daarnaast interviewde Mister Nice Guy en marathonloper Björn Koreman én hockeyster Marijn Veen vertelt over de moeilijke tijd in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 62 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Atletiek

Hoe het kan dat de Nederlandse atletiek floreert

De Nederlandse atletiek De Nederlandse atletiek floreert als nooit tevoren. Met Femke Bol, Lieke Klaver en Sifan Hassan heeft het drie boegbeelden. In Helden Magazine nummer 72 vroegen we kenners Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc naar hun mening over de drie boegbeelden, de achtergrond van de successen en laten hen vooruitkijken. “Drie powervrouwen,” zegt atletenmanager Caroline Feith als ze Sifan Hassan, Lieke Klaver en Femke Bol moet typeren. De drie atletes zijn de boegbeelden van de Nederlandse atletiek, die floreert als nooit tevoren. “Stuk voor stuk heel sterke persoonlijkheden, echte rolmodellen ook,” vindt Feith, al enkele jaren de manager van onder anderen Femke. “Voor de Nederlandse atletiek is dit goud: drie zulke verschillende types die op verschillende onderdelen wereldwijd uitblinken. Zo’n situatie hebben we nog nooit gehad,” aldus Ellen van Langen, olympisch kampioen 800 meter in 1992 in Barcelona, tegenwoordig Event Director bij Global Sports Communication en toernooidirecteur bij de FBK Games en verschillende Diamond League-wedstrijden. “We hadden een paar jaar geleden natuurlijk Dafne Schippers. Sifan was er toen ook al, maar het draaide alleen maar om Dafne. Nu heb je drie meiden, elk met hun eigen profiel.” Een marketeer had het niet beter kunnen bedenken, stelt Gregory Sedoc, voormalig Europees indoorkampioen op de 60 meter horden, drie keer deelnemer aan de Spelen op de 110 meter horden en tegenwoordig bevlogen atletiekanalist bij de NOS. “Sifan heeft in Tokio al heel veel mensen geïnspireerd door de 1500, 5000 en 10.000 meter te lopen en daarop twee keer goud te winnen en brons te pakken op de 1500 meter na een val in de series. En dan ook nog haar verhaal erbij als meisje dat vluchtte uit haar geboorteland Ethiopië en in haar eentje in een land met een vreemde taal de weg omhoog vond. Dat is een sprookje. Sifan is een voorbeeld voor heel veel jongens en meisjes met een migratieachtergrond, voor kinderen met een kleurtje of uit aandachtswijken. Durf te dromen.” Van Langen: “Sifan is ook zo interessant omdat ze iedere keer heel bijzondere keuzes maakt. Ze heeft drie afstanden gecombineerd op de Spelen in Tokio en is daarna marathons gaan lopen. Op de meest high profile-marathon, die van Londen, maakte zij haar debuut en won meteen, terwijl de meeste atleten misschien een iets rustigere marathon voor hun debuut uitzoeken. Sifan vindt het ook niet erg als ze een keuze maakt die niet goed uitpakt. Zij denkt dan: dit is wat ik wil en dat heb ik in ieder geval geprobeerd.” Sedoc vergelijkt Lieke met schaatsster Jutta Leerdam. “Ze hebben niet alleen allebei een knap koppie en een grote schare fans op social media, maar ze hebben ook heel gespierde, goed getrainde lichamen. Ze zijn allebei imposant, groot en sterk. Wat ik van Lieke en Jutta ook allebei zo mooi vind, is dat ze allebei zo enorm gedreven zijn. In het tennis hadden we vroeger Anna Kournikova. Zij haalde de sponsorcontracten vooral binnen met haar looks. Bij Jutta en Lieke zie je dat ze in de eerste plaats topsporters zijn. Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede, succesvolle sporter kunt zijn. Op die manier is ze ook weer een inspiratie voor een generatie die juist iets te veel bezig is met alleen social media. Zij laat zien dat het heel goed te combineren is.” Sedoc: 'Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede sporter kunt zijn' En dan Femke. Ze won bij de vorige Spelen brons op de 400 meter horden, maar wint tegenwoordig zo’n beetje elke wedstrijd die ze loopt. Ze werd vorig jaar wereldkampioen op de 400 meter horden, nadat ze een jaar eerder ook al de Europese titel had gepakt. Ook de wereldtitel op de 400 meter indoor won ze, dus zonder horden, en liep het wereldrecord op die discipline. Sedoc: “Femke is de girl next door. Ze is een heel bescheiden meisje met vlechtjes, maar op de baan verandert ze in een beest. Femke straalt uit: het begint met plezier en probeer jezelf te verbazen. Als ik haar zie na de finish straalt ze keer op keer uit dat ze zelf ook niet kan geloven dat ze zo goed is. Die oprechte verbazing.” “Je gaat al heel snel naar de verschillen tussen die drie kijken, maar je moet juist ook naar de overeenkomsten kijken,” zegt Van Langen. “Ze weten alle drie heel goed wat ze willen en maken daarin hun eigen keuzes. Er is internationaal altijd heel veel belangstelling voor hen. Ik word er ook op aangesproken bij de toernooien die ik organiseer.” Bart Bennema zag ze alle drie binnenkomen op Papendal. Bennema was de trainer van onder anderen Dafne Schippers en hordeloopster Nadine Visser en is sinds een jaar werkzaam voor de Vlaamse atletiekliga. “Femke kwam met haar coach Bram Peters binnen en is daarna ook met Laurent Meuwly aan de slag gegaan, die haar adviseerde om ook de 400 meter horden te proberen. Lieke was in eerste instantie meer een sprintster, deed het heel aardig op de 200 meter. Rogier Ummels zei haar de 400 meter te proberen, ook zo’n goede zet. Succes op de 400 meter is maakbaarder dan de korte sprint, waarop succes veel meer genetisch bepaald is. Voor de 400 meter geldt: met goede training kun je ver komen. Sifan heeft bij Honoré Hoedt een heel goede basis gelegd, ging daarna naar Amerika en is daar nog veel beter geworden. Wat zij gepresteerd heeft, is bizar. Bij atletiek denk je dat het een sport is van specialisten, maar er is een enkeling die alles kan, zoals Sifan.’ Dafne-factor De huidige atletieksuccessen zijn begonnen met een beleid dat al jaren terug is uitgestippeld. Van Langen: “In mijn tijd waren het meer de eenlingen die er uitsprongen. Je was nog geen onderdeel van een systeem, moest het nog zelf uitzoeken. Dat klinkt wat oneerbiedig, de Atletiekunie was er wel, maar nu is de basis veel beter en groter. Femke, Lieke en Sifan hebben hun succes grotendeels aan zichzelf te danken, maar hebben wel het geluk in een omgeving te zitten waarin ze optimaal kunnen presteren. Lieke en Femke in het systeem van de Atletiekunie op Papendal, Sifan traint daarbuiten, maar krijgt wel de begeleiding, ook voor haar wordt het gefaciliteerd.” De stap van de atletiekbond om van Nieuwegein naar Papendal te verhuizen is essentieel geweest volgens Sedoc. Vanaf dat moment was er een fulltime programma, was niet langer elke atleet op zijn of haar eigen eilandje sport aan het bedrijven. Het laatste puzzelstukje was het geloof dat je als Nederlandse atleet ook kon meedoen om de medailles. “Dafne Schippers heeft de toon gezet, zij heeft echt de volgende fase ingeluid. Atleten als Nadine Visser en Anouk Vetter zijn in haar kielzog meegegaan. De Dafne-factor is zo belangrijk geweest. Femke Bol zag ook ineens dat je niet uit Amerika hoefde te komen om wereldkampioen te worden.” De naam van Dafne Schippers is genoemd. Ze won in 2013 WK-brons op de meerkamp en maakte daarna de overstap naar de sprint. In 2015 pakte ze goud op de 200 meter en zilver op de 100 meter bij het WK, gevolgd door olympisch zilver op de 200 meter in 2016 en de wereldtitel op de 200 meter en brons op de 100 meter bij het WK in 2017. Ook won ze nog vier keer goud, drie keer zilver en een keer brons op EK’s. Vorig jaar stopte ze met atletiek door een slepende rugblessure. [caption id="attachment_21634" align="alignnone" width="1080"] Dafne Schippers in een shoot voor Helden[/caption] Bart Bennema herinnert zich een gesprek dat hij had met collega-atletiektrainer Wigert Thunnissen toen Dafne nog erg jong was. “We zeiden tegen elkaar: ‘Wat zullen we nou doen? Dafne kan het allemaal.’ Wigert zei: ‘Ik zie haar ooit een medaille halen op de meerkamp, maar sprint gaat hem echt niet worden. Die kans is heel klein.’ Het niveau op de sprint was zo hoog en misschien dachten we dat ook omdat ze blank was. Wij waren in die tijd een beetje Calimero, dachten in Nederland: dat kunnen we niet. Dafne bewees: er kunnen mooie dingen gebeuren als je goed wordt begeleid en je het talent hebt. Eerst pakte ze als eerste Nederlandse meerkampster een WK-medaille en daarna veroverde ze als blank meisje de sprintwereld. Dafne is een voorbeeld geweest voor andere atleten.” Feith erkent dat Dafne heel belangrijk is geweest voor Femke. “Als je aan haar vraagt wie haar held is, dan zegt ze: ‘Dafne.’ Toen Femke de eerste keer op Papendal rondliep en Dafne zag, dacht ze: o mijn god, dat is Dafne in het echt. Als je dan zo iemand meemaakt, haar ziet trainen, dan kun je al snel denken: als zij het kan, waarom zou ik het dan niet kunnen? Femke bewonderde Dafne niet alleen, ze is ook door haar getriggerd. Dafne heeft laten zien: als je in jezelf gelooft, kun je alles bereiken.” Feith begeleidde in het verleden ook Churandy Martina en samen met Jos Hermens hielp ze Ellen van Langen. “Vóór Dafne werd het voor onmogelijk gehouden dat een Nederlander überhaupt een finale op het WK of de Olympische Spelen zou kunnen halen. We hebben natuurlijk de olympische titel van Ellen gehad op de 800 meter in 1992, maar daar is destijds te weinig mee gedaan. Daarvoor en daarna was het zo dat als aan de FBK Games in Hengelo een Nederlander meedeed, dat al uitzonderlijk was en de kans groot was dat hij of zij laatste zou worden. Het publiek kwam vooral om grootheden als Carl Lewis een keer van dichtbij te zien. Daarna is een goede structuur neergezet, zijn goede atletiekcoaches opgestaan en aangetrokken. Daardoor is de deur wel opengebleven toen Dafne en Churandy Martina die intrapten.” Topcoaches Vergeet de rol van Bart Bennema ook niet, zegt Feith er meteen bij. “Als Bart er niet was geweest, dan had Dafne misschien nooit de top gehaald. Dan was het vliegwiel misschien nooit op gang gekomen.” Bennema gaat terug naar 2008. “In die tijd waren er nog geen atletiekcoaches die fulltime met atletiek bezig, dat gebeurde meestal in de avonduren. Daar wilde men verandering in brengen. Mede ingezet door toenmalig bondscoach Charles van Commenée en NOC*NSF, dat geld beschikbaar stelde. Ik begreep waarom we eerder geen medailles hadden gewonnen, maar zag niet in waarom het niet zou lukken met de plannen die we hadden. De bond was bezig met centraliseren. Er waren drie fulltime coaches in dienst genomen. We hadden een aantal speerpuntonderdelen: meerkamp, de loopnummers op de middellange afstand en werpen. Werpen was vooral vanwege Rutger Smith. In de meerkamp waren ook al wat successen behaald, door onder anderen Remona Fransen, en vanuit de jeugd kwamen Dafne Schippers en Nadine Broersen eraan. Bram Som deed het leuk op de middellange afstanden onder Honoré Hoedt in die tijd, de voormalig coach van Sifan Hassan. Dit waren drie onderdelen waarvan we dachten dat ze maakbaar waren.” Bennema begon op Papendal als talentencoach, hij moest de talenten voor de meerkamp vinden, hen opleiden en vervolgens doorverwijzen naar hoofdcoach Ronald Vetter. Uiteindelijk werd Bennema fulltime coach van Dafne, omdat ze, nadat ze definitief voor de sprint koos, niet over wilde stappen naar een andere trainer. “De centralisering op Papendal heeft een olievlekwerking gehad. Vanuit atletiekverenigingen was er altijd een beetje weerstand, zo van: je pikt onze atleten in. Vooral veel coaches dachten: waarom zou mijn talent naar Papendal moeten, ik kan het hen toch ook leren? Maar een regionale coach kon niet bieden wat er in een professionele omgeving geboden kon worden. Nu snappen talenten en coaches: als een atleet verder wil komen, moet hij of zij naar Papendal. Inmiddels proberen ze op club of regioniveau ook te professionaliseren, omdat ze Papendal als voorbeeld zien. Papendal is de universiteit geworden van de atletiek. Alles was je nodig hebt om optimaal te kunnen presteren als atleet is aanwezig of kan geregeld worden. Er zijn fulltime coaches, een medische staf, mechanici, voedingsdeskundigen, noem maar op. En er is de mogelijkheid om altijd te kunnen trainen.” Een ander belangrijk aspect, stelt Sedoc, is dat atleten op Papendal trainen met hun concurrenten. “De competitie wordt ook in trainingen hoger, ze gebruiken elkaar om beter te worden. Lieke zegt ook geregeld in interviews: ‘Bij ons op de training is het niveau zo hoog dat we niet bang meer zijn om te starten bij een Diamond League-wedstrijd.’” Feith: “In een groep kun je elkaar stimuleren en van elkaar leren. Dat is de reden waarom we nu ook zo goed zijn op de 4x400 meter-estafette. Dat komt doordat ze continu met elkaar trainen.” Sedoc: “Ik denk geregeld: was ik in deze tijd maar atleet geweest. Zeker weten dat ik dan veel meer uit mijn talent had kunnen halen. Ik ging naar de Albert Heijn en kocht een pak Dubbelfris van een euro, want dat kon ik betalen. Ik deed mijn trainingen vroeg in de ochtend en mijn krachttraining op woensdag en donderdag in de avond. Er werd niets gemeten. Ik vermoed dat ik structureel overtraind was.” Door congressen te organiseren en kennis naar Nederland te halen is het niveau van coaches gestegen, zegt Bennema. “En door het halen van buitenlandse coaches, zoals Rana Reider en Laurent Meuwly, werd er ook nieuwe kennis binnengehaald. De jonge coaches ontwikkelen zich waardoor er doorstroming zal ontstaan en de huidige coaches ontwikkelen zich ook door.” Lachend: “De Nederlandse voetbalcoach was ooit een exportproduct. Misschien wordt de Nederlandse atletiekcoach dat nu ook wel.” Feith ervaart dat er heel anders tegen Nederlandse atleten wordt aangekeken in het buitenland. “Ik krijg ook heel vaak vragen van buitenlandse coaches: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ Dan zeg ik: ga maar eens een kijkje nemen op Papendal, dan heb je het antwoord. Ik had het net over de FBK Games. Op heel veel onderdelen doen tegenwoordig Nederlanders mee, ook voor de overwinning. Het publiek komt juist om hen aan te moedigen en van dichtbij te zien. Dat is een groot verschil met pakweg twintig jaar terug. De kinderen komen voor handtekeningen en foto’s van de Nederlandse atleten; heel leuk om te zien. Op EK’s, WK’s en de Spelen zijn er heel veel finaleplaatsen. Op de afgelopen Spelen acht medailles, had dat tien jaar geleden gezegd en je was voor gek verklaard.” Meeliften Femke, Lieke en Sifan zijn rolmodellen. De atletiek staat in Nederland op de kaart als nooit tevoren. Met drie van zulke boegbeelden is automatisch de interesse van kinderen gewekt. Het zorgt voor aanwas van jeugd bij atletiekverenigingen, wat hopelijk in de toekomst resulteert in nieuwe Femkes, Liekes en Sifans. Feith: “Dat was ook het geval met Churandy Martina. Hij zette de toon als Antilliaanse sprinter. Je ziet nu veel meer sprinters met een Antilliaanse achtergrond rondlopen, ook op Papendal. Er is nu een heel goede estafetteploeg op de 4x100 meter. Ik hoor nu dat bij atletiekverenigingen meisjes met hun haar in vlechtjes – net als Femke – zich aanmelden. Het rad draait al, toekomstige generaties kunnen meeliften. Er is een aanpak gevonden die werkt.” Van Langen: “Er is een heel goede basis in Nederland, maar uiteindelijk moeten er ook goede atleten zijn met het fysieke en mentale talent. Ze moeten ook de druk, het reizen en de vele wedstrijden aankunnen.” In een tijd van bewegingsarmoede bij de jeugd kunnen Femke, Lieke en Sifan ervoor zorgen dat kinderen gaan sporten. Feith: “Deze drie meiden zijn zich er terdege van bewust dat zij een gigantische invloed op de jeugd hebben. Zij kunnen ervoor zorgen dat ze niet alleen op TikTok zitten of gaan gamen. Die rolmodellen kunnen het verschil maken voor de jeugd. Ze kunnen laten zien dat de jeugd iets kan bereiken. Maar vergeet ook niet het belang van deskundig en enthousiast commentaar bij de tv-uitzendingen. Gregory steekt met zijn enthousiasme mensen aan. Ook kinderen denken dan: atletiek is leuk. Dat hij zo enthousiast aan het gillen was bij de wereldtitel van Dafne, dat was geweldig. Daar hebben mensen het nu nog over.” Met het oog op de toekomst kunnen er ook nog zaken beter, vindt Sedoc. “We hebben nu mooie successen bij de vrouwen, het 4x400 estafetteteam bij de mannen won ook op fantastische wijze zilver in Tokio. Maar nu Churandy Martina klaar is, zou het ook mooi zijn als er individuele successen bij de mannen komen. We hebben met Niels Laros een groot talent, dat is mooi. Er komen een paar goede hordelopers aan. En niet te vergeten sprinter Raphael Bouju. Het is wel belangrijk dat de mannen nu ook opkomen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat opkomende talenten niet op hun lauweren gaan rusten, dat ze denken dat het allemaal goedkomt omdat ze in een goed trainingsklimaat zitten.” Feith heeft ook een punt van zorg. “Ik hoor bij verenigingen dat het lastig is om vrijwilligers te vinden. Die heb je echt nodig. Een slag voor de nieuwe generatie die te maken is, is dat de talenten de goede begeleiding krijgen. Rolmodellen zijn er, aanwas is er. Maar wat doe je ermee? Ik hoop dat de bond daar een slag in kan maken. Zodat de kinderen van nu, jeugd van een jaar of zeven, de juiste begeleiding krijgen.” Sedoc is het daarmee eens. Op het gebied van scouting kan er nog een stap worden gemaakt om de successen van nu te continueren. “Er beoefenen op dit moment heel veel potentiële topatleten een andere sport. In het hockey, voetbal en volleybal zijn heel veel mensen die ook de nieuwe Femke Bol of Dafne Schippers hadden kunnen zijn, of die ook een heel goede verspringer of hoogspringer hadden kunnen zijn. De volgende stap is dat het talent dus herkend wordt. Maar niet alleen door mensen van de atletiekunie, bij een goede docent lichamelijke opvoeding begint ook talentherkenning. Dafne Schippers is aan atletiek gaan doen omdat haar gymleraar dat zei. We moeten ernaartoe dat gymdocenten oog gaan hebben voor wie goed kan hardlopen, springen, een bal kan gooien, of een goede oog-handcoördinatie heeft. En die leraar moet die kinderen stimuleren voor een sport te kiezen waar ze talent voor lijken te hebben.” Bennema: “De trainingsprogramma’s op Papendal staan als een huis en met de coaching en begeleiding van jong talent zit het daar goed. Maar bij die talenten zal niet iedere vijf jaar een Dafne, Femke, Sifan of Lieke zitten. Je kunt er wel voor zorgen dat het algemene niveau hoog blijft op verschillende onderdelen. Maar deze meiden zijn nog jong, hè, die zijn nog lang niet klaar. En daarna is het afwachten wat eraan komt. Als je maar een professioneel programma hebt, dan kunnen talenten zich blijven ontwikkelen. En als die basis er staat, kun je ook steeds innovatiever worden. Tegelijkertijd moeten ze niet vergeten gewoon hard te blijven trainen.” Helden Magazine nummer 72 Het verhaal over de Nederlandse atletiek boegbeelden komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Meer lezen? Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'
De Nederlandse atletiek De Nederlandse atletiek floreert als nooit tevoren. Met Femke Bol, Lieke Klaver en Sifan Hassan heeft het drie boegbeelden. In Helden Magazine nummer 72 vroegen we kenners Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc naar hun mening over de drie boegbeelden, de achtergrond van de successen en laten hen vooruitkijken. “Drie powervrouwen,” zegt atletenmanager Caroline Feith als ze Sifan Hassan, Lieke Klaver en Femke Bol moet typeren. De drie atletes zijn de boegbeelden van de Nederlandse atletiek, die floreert als nooit tevoren. “Stuk voor stuk heel sterke persoonlijkheden, echte rolmodellen ook,” vindt Feith, al enkele jaren de manager van onder anderen Femke. “Voor de Nederlandse atletiek is dit goud: drie zulke verschillende types die op verschillende onderdelen wereldwijd uitblinken. Zo’n situatie hebben we nog nooit gehad,” aldus Ellen van Langen, olympisch kampioen 800 meter in 1992 in Barcelona, tegenwoordig Event Director bij Global Sports Communication en toernooidirecteur bij de FBK Games en verschillende Diamond League-wedstrijden. “We hadden een paar jaar geleden natuurlijk Dafne Schippers. Sifan was er toen ook al, maar het draaide alleen maar om Dafne. Nu heb je drie meiden, elk met hun eigen profiel.” Een marketeer had het niet beter kunnen bedenken, stelt Gregory Sedoc, voormalig Europees indoorkampioen op de 60 meter horden, drie keer deelnemer aan de Spelen op de 110 meter horden en tegenwoordig bevlogen atletiekanalist bij de NOS. “Sifan heeft in Tokio al heel veel mensen geïnspireerd door de 1500, 5000 en 10.000 meter te lopen en daarop twee keer goud te winnen en brons te pakken op de 1500 meter na een val in de series. En dan ook nog haar verhaal erbij als meisje dat vluchtte uit haar geboorteland Ethiopië en in haar eentje in een land met een vreemde taal de weg omhoog vond. Dat is een sprookje. Sifan is een voorbeeld voor heel veel jongens en meisjes met een migratieachtergrond, voor kinderen met een kleurtje of uit aandachtswijken. Durf te dromen.” Van Langen: “Sifan is ook zo interessant omdat ze iedere keer heel bijzondere keuzes maakt. Ze heeft drie afstanden gecombineerd op de Spelen in Tokio en is daarna marathons gaan lopen. Op de meest high profile-marathon, die van Londen, maakte zij haar debuut en won meteen, terwijl de meeste atleten misschien een iets rustigere marathon voor hun debuut uitzoeken. Sifan vindt het ook niet erg als ze een keuze maakt die niet goed uitpakt. Zij denkt dan: dit is wat ik wil en dat heb ik in ieder geval geprobeerd.” Sedoc vergelijkt Lieke met schaatsster Jutta Leerdam. “Ze hebben niet alleen allebei een knap koppie en een grote schare fans op social media, maar ze hebben ook heel gespierde, goed getrainde lichamen. Ze zijn allebei imposant, groot en sterk. Wat ik van Lieke en Jutta ook allebei zo mooi vind, is dat ze allebei zo enorm gedreven zijn. In het tennis hadden we vroeger Anna Kournikova. Zij haalde de sponsorcontracten vooral binnen met haar looks. Bij Jutta en Lieke zie je dat ze in de eerste plaats topsporters zijn. Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede, succesvolle sporter kunt zijn. Op die manier is ze ook weer een inspiratie voor een generatie die juist iets te veel bezig is met alleen social media. Zij laat zien dat het heel goed te combineren is.” Sedoc: 'Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede sporter kunt zijn' En dan Femke. Ze won bij de vorige Spelen brons op de 400 meter horden, maar wint tegenwoordig zo’n beetje elke wedstrijd die ze loopt. Ze werd vorig jaar wereldkampioen op de 400 meter horden, nadat ze een jaar eerder ook al de Europese titel had gepakt. Ook de wereldtitel op de 400 meter indoor won ze, dus zonder horden, en liep het wereldrecord op die discipline. Sedoc: “Femke is de girl next door. Ze is een heel bescheiden meisje met vlechtjes, maar op de baan verandert ze in een beest. Femke straalt uit: het begint met plezier en probeer jezelf te verbazen. Als ik haar zie na de finish straalt ze keer op keer uit dat ze zelf ook niet kan geloven dat ze zo goed is. Die oprechte verbazing.” “Je gaat al heel snel naar de verschillen tussen die drie kijken, maar je moet juist ook naar de overeenkomsten kijken,” zegt Van Langen. “Ze weten alle drie heel goed wat ze willen en maken daarin hun eigen keuzes. Er is internationaal altijd heel veel belangstelling voor hen. Ik word er ook op aangesproken bij de toernooien die ik organiseer.” Bart Bennema zag ze alle drie binnenkomen op Papendal. Bennema was de trainer van onder anderen Dafne Schippers en hordeloopster Nadine Visser en is sinds een jaar werkzaam voor de Vlaamse atletiekliga. “Femke kwam met haar coach Bram Peters binnen en is daarna ook met Laurent Meuwly aan de slag gegaan, die haar adviseerde om ook de 400 meter horden te proberen. Lieke was in eerste instantie meer een sprintster, deed het heel aardig op de 200 meter. Rogier Ummels zei haar de 400 meter te proberen, ook zo’n goede zet. Succes op de 400 meter is maakbaarder dan de korte sprint, waarop succes veel meer genetisch bepaald is. Voor de 400 meter geldt: met goede training kun je ver komen. Sifan heeft bij Honoré Hoedt een heel goede basis gelegd, ging daarna naar Amerika en is daar nog veel beter geworden. Wat zij gepresteerd heeft, is bizar. Bij atletiek denk je dat het een sport is van specialisten, maar er is een enkeling die alles kan, zoals Sifan.’ Dafne-factor De huidige atletieksuccessen zijn begonnen met een beleid dat al jaren terug is uitgestippeld. Van Langen: “In mijn tijd waren het meer de eenlingen die er uitsprongen. Je was nog geen onderdeel van een systeem, moest het nog zelf uitzoeken. Dat klinkt wat oneerbiedig, de Atletiekunie was er wel, maar nu is de basis veel beter en groter. Femke, Lieke en Sifan hebben hun succes grotendeels aan zichzelf te danken, maar hebben wel het geluk in een omgeving te zitten waarin ze optimaal kunnen presteren. Lieke en Femke in het systeem van de Atletiekunie op Papendal, Sifan traint daarbuiten, maar krijgt wel de begeleiding, ook voor haar wordt het gefaciliteerd.” De stap van de atletiekbond om van Nieuwegein naar Papendal te verhuizen is essentieel geweest volgens Sedoc. Vanaf dat moment was er een fulltime programma, was niet langer elke atleet op zijn of haar eigen eilandje sport aan het bedrijven. Het laatste puzzelstukje was het geloof dat je als Nederlandse atleet ook kon meedoen om de medailles. “Dafne Schippers heeft de toon gezet, zij heeft echt de volgende fase ingeluid. Atleten als Nadine Visser en Anouk Vetter zijn in haar kielzog meegegaan. De Dafne-factor is zo belangrijk geweest. Femke Bol zag ook ineens dat je niet uit Amerika hoefde te komen om wereldkampioen te worden.” De naam van Dafne Schippers is genoemd. Ze won in 2013 WK-brons op de meerkamp en maakte daarna de overstap naar de sprint. In 2015 pakte ze goud op de 200 meter en zilver op de 100 meter bij het WK, gevolgd door olympisch zilver op de 200 meter in 2016 en de wereldtitel op de 200 meter en brons op de 100 meter bij het WK in 2017. Ook won ze nog vier keer goud, drie keer zilver en een keer brons op EK’s. Vorig jaar stopte ze met atletiek door een slepende rugblessure. [caption id="attachment_21634" align="alignnone" width="1080"] Dafne Schippers in een shoot voor Helden[/caption] Bart Bennema herinnert zich een gesprek dat hij had met collega-atletiektrainer Wigert Thunnissen toen Dafne nog erg jong was. “We zeiden tegen elkaar: ‘Wat zullen we nou doen? Dafne kan het allemaal.’ Wigert zei: ‘Ik zie haar ooit een medaille halen op de meerkamp, maar sprint gaat hem echt niet worden. Die kans is heel klein.’ Het niveau op de sprint was zo hoog en misschien dachten we dat ook omdat ze blank was. Wij waren in die tijd een beetje Calimero, dachten in Nederland: dat kunnen we niet. Dafne bewees: er kunnen mooie dingen gebeuren als je goed wordt begeleid en je het talent hebt. Eerst pakte ze als eerste Nederlandse meerkampster een WK-medaille en daarna veroverde ze als blank meisje de sprintwereld. Dafne is een voorbeeld geweest voor andere atleten.” Feith erkent dat Dafne heel belangrijk is geweest voor Femke. “Als je aan haar vraagt wie haar held is, dan zegt ze: ‘Dafne.’ Toen Femke de eerste keer op Papendal rondliep en Dafne zag, dacht ze: o mijn god, dat is Dafne in het echt. Als je dan zo iemand meemaakt, haar ziet trainen, dan kun je al snel denken: als zij het kan, waarom zou ik het dan niet kunnen? Femke bewonderde Dafne niet alleen, ze is ook door haar getriggerd. Dafne heeft laten zien: als je in jezelf gelooft, kun je alles bereiken.” Feith begeleidde in het verleden ook Churandy Martina en samen met Jos Hermens hielp ze Ellen van Langen. “Vóór Dafne werd het voor onmogelijk gehouden dat een Nederlander überhaupt een finale op het WK of de Olympische Spelen zou kunnen halen. We hebben natuurlijk de olympische titel van Ellen gehad op de 800 meter in 1992, maar daar is destijds te weinig mee gedaan. Daarvoor en daarna was het zo dat als aan de FBK Games in Hengelo een Nederlander meedeed, dat al uitzonderlijk was en de kans groot was dat hij of zij laatste zou worden. Het publiek kwam vooral om grootheden als Carl Lewis een keer van dichtbij te zien. Daarna is een goede structuur neergezet, zijn goede atletiekcoaches opgestaan en aangetrokken. Daardoor is de deur wel opengebleven toen Dafne en Churandy Martina die intrapten.” Topcoaches Vergeet de rol van Bart Bennema ook niet, zegt Feith er meteen bij. “Als Bart er niet was geweest, dan had Dafne misschien nooit de top gehaald. Dan was het vliegwiel misschien nooit op gang gekomen.” Bennema gaat terug naar 2008. “In die tijd waren er nog geen atletiekcoaches die fulltime met atletiek bezig, dat gebeurde meestal in de avonduren. Daar wilde men verandering in brengen. Mede ingezet door toenmalig bondscoach Charles van Commenée en NOC*NSF, dat geld beschikbaar stelde. Ik begreep waarom we eerder geen medailles hadden gewonnen, maar zag niet in waarom het niet zou lukken met de plannen die we hadden. De bond was bezig met centraliseren. Er waren drie fulltime coaches in dienst genomen. We hadden een aantal speerpuntonderdelen: meerkamp, de loopnummers op de middellange afstand en werpen. Werpen was vooral vanwege Rutger Smith. In de meerkamp waren ook al wat successen behaald, door onder anderen Remona Fransen, en vanuit de jeugd kwamen Dafne Schippers en Nadine Broersen eraan. Bram Som deed het leuk op de middellange afstanden onder Honoré Hoedt in die tijd, de voormalig coach van Sifan Hassan. Dit waren drie onderdelen waarvan we dachten dat ze maakbaar waren.” Bennema begon op Papendal als talentencoach, hij moest de talenten voor de meerkamp vinden, hen opleiden en vervolgens doorverwijzen naar hoofdcoach Ronald Vetter. Uiteindelijk werd Bennema fulltime coach van Dafne, omdat ze, nadat ze definitief voor de sprint koos, niet over wilde stappen naar een andere trainer. “De centralisering op Papendal heeft een olievlekwerking gehad. Vanuit atletiekverenigingen was er altijd een beetje weerstand, zo van: je pikt onze atleten in. Vooral veel coaches dachten: waarom zou mijn talent naar Papendal moeten, ik kan het hen toch ook leren? Maar een regionale coach kon niet bieden wat er in een professionele omgeving geboden kon worden. Nu snappen talenten en coaches: als een atleet verder wil komen, moet hij of zij naar Papendal. Inmiddels proberen ze op club of regioniveau ook te professionaliseren, omdat ze Papendal als voorbeeld zien. Papendal is de universiteit geworden van de atletiek. Alles was je nodig hebt om optimaal te kunnen presteren als atleet is aanwezig of kan geregeld worden. Er zijn fulltime coaches, een medische staf, mechanici, voedingsdeskundigen, noem maar op. En er is de mogelijkheid om altijd te kunnen trainen.” Een ander belangrijk aspect, stelt Sedoc, is dat atleten op Papendal trainen met hun concurrenten. “De competitie wordt ook in trainingen hoger, ze gebruiken elkaar om beter te worden. Lieke zegt ook geregeld in interviews: ‘Bij ons op de training is het niveau zo hoog dat we niet bang meer zijn om te starten bij een Diamond League-wedstrijd.’” Feith: “In een groep kun je elkaar stimuleren en van elkaar leren. Dat is de reden waarom we nu ook zo goed zijn op de 4x400 meter-estafette. Dat komt doordat ze continu met elkaar trainen.” Sedoc: “Ik denk geregeld: was ik in deze tijd maar atleet geweest. Zeker weten dat ik dan veel meer uit mijn talent had kunnen halen. Ik ging naar de Albert Heijn en kocht een pak Dubbelfris van een euro, want dat kon ik betalen. Ik deed mijn trainingen vroeg in de ochtend en mijn krachttraining op woensdag en donderdag in de avond. Er werd niets gemeten. Ik vermoed dat ik structureel overtraind was.” Door congressen te organiseren en kennis naar Nederland te halen is het niveau van coaches gestegen, zegt Bennema. “En door het halen van buitenlandse coaches, zoals Rana Reider en Laurent Meuwly, werd er ook nieuwe kennis binnengehaald. De jonge coaches ontwikkelen zich waardoor er doorstroming zal ontstaan en de huidige coaches ontwikkelen zich ook door.” Lachend: “De Nederlandse voetbalcoach was ooit een exportproduct. Misschien wordt de Nederlandse atletiekcoach dat nu ook wel.” Feith ervaart dat er heel anders tegen Nederlandse atleten wordt aangekeken in het buitenland. “Ik krijg ook heel vaak vragen van buitenlandse coaches: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ Dan zeg ik: ga maar eens een kijkje nemen op Papendal, dan heb je het antwoord. Ik had het net over de FBK Games. Op heel veel onderdelen doen tegenwoordig Nederlanders mee, ook voor de overwinning. Het publiek komt juist om hen aan te moedigen en van dichtbij te zien. Dat is een groot verschil met pakweg twintig jaar terug. De kinderen komen voor handtekeningen en foto’s van de Nederlandse atleten; heel leuk om te zien. Op EK’s, WK’s en de Spelen zijn er heel veel finaleplaatsen. Op de afgelopen Spelen acht medailles, had dat tien jaar geleden gezegd en je was voor gek verklaard.” Meeliften Femke, Lieke en Sifan zijn rolmodellen. De atletiek staat in Nederland op de kaart als nooit tevoren. Met drie van zulke boegbeelden is automatisch de interesse van kinderen gewekt. Het zorgt voor aanwas van jeugd bij atletiekverenigingen, wat hopelijk in de toekomst resulteert in nieuwe Femkes, Liekes en Sifans. Feith: “Dat was ook het geval met Churandy Martina. Hij zette de toon als Antilliaanse sprinter. Je ziet nu veel meer sprinters met een Antilliaanse achtergrond rondlopen, ook op Papendal. Er is nu een heel goede estafetteploeg op de 4x100 meter. Ik hoor nu dat bij atletiekverenigingen meisjes met hun haar in vlechtjes – net als Femke – zich aanmelden. Het rad draait al, toekomstige generaties kunnen meeliften. Er is een aanpak gevonden die werkt.” Van Langen: “Er is een heel goede basis in Nederland, maar uiteindelijk moeten er ook goede atleten zijn met het fysieke en mentale talent. Ze moeten ook de druk, het reizen en de vele wedstrijden aankunnen.” In een tijd van bewegingsarmoede bij de jeugd kunnen Femke, Lieke en Sifan ervoor zorgen dat kinderen gaan sporten. Feith: “Deze drie meiden zijn zich er terdege van bewust dat zij een gigantische invloed op de jeugd hebben. Zij kunnen ervoor zorgen dat ze niet alleen op TikTok zitten of gaan gamen. Die rolmodellen kunnen het verschil maken voor de jeugd. Ze kunnen laten zien dat de jeugd iets kan bereiken. Maar vergeet ook niet het belang van deskundig en enthousiast commentaar bij de tv-uitzendingen. Gregory steekt met zijn enthousiasme mensen aan. Ook kinderen denken dan: atletiek is leuk. Dat hij zo enthousiast aan het gillen was bij de wereldtitel van Dafne, dat was geweldig. Daar hebben mensen het nu nog over.” Met het oog op de toekomst kunnen er ook nog zaken beter, vindt Sedoc. “We hebben nu mooie successen bij de vrouwen, het 4x400 estafetteteam bij de mannen won ook op fantastische wijze zilver in Tokio. Maar nu Churandy Martina klaar is, zou het ook mooi zijn als er individuele successen bij de mannen komen. We hebben met Niels Laros een groot talent, dat is mooi. Er komen een paar goede hordelopers aan. En niet te vergeten sprinter Raphael Bouju. Het is wel belangrijk dat de mannen nu ook opkomen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat opkomende talenten niet op hun lauweren gaan rusten, dat ze denken dat het allemaal goedkomt omdat ze in een goed trainingsklimaat zitten.” Feith heeft ook een punt van zorg. “Ik hoor bij verenigingen dat het lastig is om vrijwilligers te vinden. Die heb je echt nodig. Een slag voor de nieuwe generatie die te maken is, is dat de talenten de goede begeleiding krijgen. Rolmodellen zijn er, aanwas is er. Maar wat doe je ermee? Ik hoop dat de bond daar een slag in kan maken. Zodat de kinderen van nu, jeugd van een jaar of zeven, de juiste begeleiding krijgen.” Sedoc is het daarmee eens. Op het gebied van scouting kan er nog een stap worden gemaakt om de successen van nu te continueren. “Er beoefenen op dit moment heel veel potentiële topatleten een andere sport. In het hockey, voetbal en volleybal zijn heel veel mensen die ook de nieuwe Femke Bol of Dafne Schippers hadden kunnen zijn, of die ook een heel goede verspringer of hoogspringer hadden kunnen zijn. De volgende stap is dat het talent dus herkend wordt. Maar niet alleen door mensen van de atletiekunie, bij een goede docent lichamelijke opvoeding begint ook talentherkenning. Dafne Schippers is aan atletiek gaan doen omdat haar gymleraar dat zei. We moeten ernaartoe dat gymdocenten oog gaan hebben voor wie goed kan hardlopen, springen, een bal kan gooien, of een goede oog-handcoördinatie heeft. En die leraar moet die kinderen stimuleren voor een sport te kiezen waar ze talent voor lijken te hebben.” Bennema: “De trainingsprogramma’s op Papendal staan als een huis en met de coaching en begeleiding van jong talent zit het daar goed. Maar bij die talenten zal niet iedere vijf jaar een Dafne, Femke, Sifan of Lieke zitten. Je kunt er wel voor zorgen dat het algemene niveau hoog blijft op verschillende onderdelen. Maar deze meiden zijn nog jong, hè, die zijn nog lang niet klaar. En daarna is het afwachten wat eraan komt. Als je maar een professioneel programma hebt, dan kunnen talenten zich blijven ontwikkelen. En als die basis er staat, kun je ook steeds innovatiever worden. Tegelijkertijd moeten ze niet vergeten gewoon hard te blijven trainen.” Helden Magazine nummer 72 Het verhaal over de Nederlandse atletiek boegbeelden komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Meer lezen? Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'