Word abonnee
Meer

Overig

Wie is de grootste: Merckx of Pogacar?

Tadej Pogačar lijkt geboren om records te breken. Op zijn 26ste rijdt de Sloveen alsof hij het wielrennen opnieuw wil uitvinden. Nog nooit was één renner zó compleet, zó hongerig, zó dominant. Wie hem ziet koersen, begrijpt waarom de vergelijking met Eddy Merckx niet meer te vermijden is. Afgelopen seizoen won hij Luik-Bastenaken-Luik, Strade Bianche, de Ronde van Vlaanderen, de Tour de France, het WK én het EK. De grote koersen die nog ontbreken op zijn palmares? Milaan-San Remo, Parijs-Roubaix en de Vuelta – en zelfs die lijken slechts een kwestie van tijd. Dit weekend staat de laatste klassieker van 2025 op het programma: de Ronde van Lombardije. Een goed moment om met onze analisten te kijken naar de vraag die steeds luider klinkt: wie is nu écht de grootste wielrenner aller tijden? Eddy Merckx of Tadej Pogačar? Dumoulin: “De Vuelta zal in de toekomst zeker een doel voor hem worden en ik vermoed dat hij die volgend jaar zal willen rijden. En hij heeft ook al geroken dat het mogelijk is om Milaan-San Remo en Parijs-Roubaix te winnen.” Steeds vaker wordt hij vergeleken met Eddy Merckx, de succesvolste wielrenner aller tijden. Bijnaam: de Kannibaal, omdat hij in de jaren zestig en zeventig altijd en overal won. Kroon: “Het schijnt Merckxiaans te zijn wat Pogacar doet, maar ik heb dat tijdperk niet bewust meegemaakt. Wat ik wel weet is dat het in mijn tijd langer duurde voordat ronderenners tot volle wasdom kwamen. Pogacar won zijn eerste Tour op zijn 21ste. Evenpoel won de Vuelta op zijn 22ste. Afgelopen Giro werd Juan Ayuso op zijn 22ste al gebombardeerd tot favoriet. Pogacar werd in 2020 op zijn twintigste meteen al derde in de Vuelta, zijn eerste grote ronde. In mijn tijd was dat onmogelijk. Dat gebeurde gewoon niet.” Kroon, 49 inmiddels, was prof tussen 1999 en 2014. “Er is nu meer kennis over voeding, materiaal en trainingsschema’s, maar ik denk dat het grootste verschil is dat ze op een veel jongere leeftijd al professional zijn in hun hele doen en laten dan in onze tijd. Sommige renners leven vandaag de dag op hun veertiende professioneler voor het wielrennen dan ik op mijn 28ste.” [caption id="attachment_21734" align="alignnone" width="2560"] Pogacar viert zijn wereldtitel met vriendin Urška Žigart[/caption] Clement: “Als ik het sec bekijk, dan is Pogacar de beste wielrenner aller tijden. Je kunt hem met Eddy Merckx blijven vergelijken, maar dat heeft geen enkele zin. Het is nu een heel andere tijd. Je kunt Max Verstappen toch ook niet vergelijken met coureurs uit de jaren zestig en zeventig? Ja, Merckx heeft de meeste wedstrijden ooit gewonnen, maar er bestaat toch geen twijfel over wie van de twee de betere atleet is?” Pogacar kan nog jaren mee. Hij won afgelopen jaar voor de vierde keer de Tour. Jacques Anquetil, Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain zijn recordhouders nadat de zeven Tourzeges van Lance Armstrong wegens doping werden weggestreept. Zij wonnen de Ronde van Frankrijk vijf keer. Een kwestie van tijd voordat Pogacar dat record in zijn eentje in handen heeft? Kroon: “Het is heel simpel: er gaat een keer een einde aan komen. Ook bij Pogacar. En met een beetje geluk of pech – net hoe je het wil zien - duurt het nog tien jaar.” Het laatste woord is aan de 42-jarige Clement, van 2003 tot en met 2018 prof. “Ik heb nooit met Evenepoel, Vingegaard, Van der Poel, Pogacar en Van Aert in één peloton gefietst, en ik ben toch echt nog niet zo lang geleden gestopt. Wat ik daarmee wil zeggen: het kan snel gaan. Nu is Pogacar de koning, maar de volgende superrenner kan zomaar opstaan. Pogacar heeft het wielrennen naar een nieuw level gebracht, hij is de beste ooit gezien zijn fysieke capaciteiten. Zoals ik denk dat Mathieu van der Poel de beste klassiekerrenner ooit is wat fysieke capaciteiten betreft. Dat doet niets af aan het palmares van Merckx en Jan Raas en noem die mannen maar op. Ze rijden nu zoveel harder, de concurrentie is zoveel groter en er wordt dus zoveel meer van een atleet gevraagd. De evolutie stopt vandaag niet.” Meer lezen? Thymen Arensman: Op zoek naar balans Jonas Vingegaard: 'Ik ben hongeriger dan ooit' Mathieu van der Poel: 'Ik voel me toch ook oud worden'
Tadej Pogačar lijkt geboren om records te breken. Op zijn 26ste rijdt de Sloveen alsof hij het wielrennen opnieuw wil uitvinden. Nog nooit was één renner zó compleet, zó hongerig, zó dominant. Wie hem ziet koersen, begrijpt waarom de vergelijking met Eddy Merckx niet meer te vermijden is. Afgelopen seizoen won hij Luik-Bastenaken-Luik, Strade Bianche, de Ronde van Vlaanderen, de Tour de France, het WK én het EK. De grote koersen die nog ontbreken op zijn palmares? Milaan-San Remo, Parijs-Roubaix en de Vuelta – en zelfs die lijken slechts een kwestie van tijd. Dit weekend staat de laatste klassieker van 2025 op het programma: de Ronde van Lombardije. Een goed moment om met onze analisten te kijken naar de vraag die steeds luider klinkt: wie is nu écht de grootste wielrenner aller tijden? Eddy Merckx of Tadej Pogačar? Dumoulin: “De Vuelta zal in de toekomst zeker een doel voor hem worden en ik vermoed dat hij die volgend jaar zal willen rijden. En hij heeft ook al geroken dat het mogelijk is om Milaan-San Remo en Parijs-Roubaix te winnen.” Steeds vaker wordt hij vergeleken met Eddy Merckx, de succesvolste wielrenner aller tijden. Bijnaam: de Kannibaal, omdat hij in de jaren zestig en zeventig altijd en overal won. Kroon: “Het schijnt Merckxiaans te zijn wat Pogacar doet, maar ik heb dat tijdperk niet bewust meegemaakt. Wat ik wel weet is dat het in mijn tijd langer duurde voordat ronderenners tot volle wasdom kwamen. Pogacar won zijn eerste Tour op zijn 21ste. Evenpoel won de Vuelta op zijn 22ste. Afgelopen Giro werd Juan Ayuso op zijn 22ste al gebombardeerd tot favoriet. Pogacar werd in 2020 op zijn twintigste meteen al derde in de Vuelta, zijn eerste grote ronde. In mijn tijd was dat onmogelijk. Dat gebeurde gewoon niet.” Kroon, 49 inmiddels, was prof tussen 1999 en 2014. “Er is nu meer kennis over voeding, materiaal en trainingsschema’s, maar ik denk dat het grootste verschil is dat ze op een veel jongere leeftijd al professional zijn in hun hele doen en laten dan in onze tijd. Sommige renners leven vandaag de dag op hun veertiende professioneler voor het wielrennen dan ik op mijn 28ste.” [caption id="attachment_21734" align="alignnone" width="2560"] Pogacar viert zijn wereldtitel met vriendin Urška Žigart[/caption] Clement: “Als ik het sec bekijk, dan is Pogacar de beste wielrenner aller tijden. Je kunt hem met Eddy Merckx blijven vergelijken, maar dat heeft geen enkele zin. Het is nu een heel andere tijd. Je kunt Max Verstappen toch ook niet vergelijken met coureurs uit de jaren zestig en zeventig? Ja, Merckx heeft de meeste wedstrijden ooit gewonnen, maar er bestaat toch geen twijfel over wie van de twee de betere atleet is?” Pogacar kan nog jaren mee. Hij won afgelopen jaar voor de vierde keer de Tour. Jacques Anquetil, Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain zijn recordhouders nadat de zeven Tourzeges van Lance Armstrong wegens doping werden weggestreept. Zij wonnen de Ronde van Frankrijk vijf keer. Een kwestie van tijd voordat Pogacar dat record in zijn eentje in handen heeft? Kroon: “Het is heel simpel: er gaat een keer een einde aan komen. Ook bij Pogacar. En met een beetje geluk of pech – net hoe je het wil zien - duurt het nog tien jaar.” Het laatste woord is aan de 42-jarige Clement, van 2003 tot en met 2018 prof. “Ik heb nooit met Evenepoel, Vingegaard, Van der Poel, Pogacar en Van Aert in één peloton gefietst, en ik ben toch echt nog niet zo lang geleden gestopt. Wat ik daarmee wil zeggen: het kan snel gaan. Nu is Pogacar de koning, maar de volgende superrenner kan zomaar opstaan. Pogacar heeft het wielrennen naar een nieuw level gebracht, hij is de beste ooit gezien zijn fysieke capaciteiten. Zoals ik denk dat Mathieu van der Poel de beste klassiekerrenner ooit is wat fysieke capaciteiten betreft. Dat doet niets af aan het palmares van Merckx en Jan Raas en noem die mannen maar op. Ze rijden nu zoveel harder, de concurrentie is zoveel groter en er wordt dus zoveel meer van een atleet gevraagd. De evolutie stopt vandaag niet.” Meer lezen? Thymen Arensman: Op zoek naar balans Jonas Vingegaard: 'Ik ben hongeriger dan ooit' Mathieu van der Poel: 'Ik voel me toch ook oud worden'

Tour de France

Demi Vollering: tijd voor de regenboogtrui

Een jaar geleden reed Demi Vollering nog in het paars van SD Worx. Ze was de grote favoriete voor de eindwinst van de Tour de France Femmes, maar werd geklopt door de Poolse Katarzyna Niewiadoma. Het was tijd voor Demi om een nieuwe stap te zetten. Een frisse start. “Fysiek is Demi de beste van het peloton,” zegt Roxane Knetemann, voormalig ploeggenote en wieleranalist. “Maar als het tactisch niet klopt, dan zie je haar rare dingen doen. Dan gaat ze forceren, jagen, verliezen.” Knetemann weet waar ze het over heeft. Ze stond met Vollering aan het begin van haar carrière bij Parkhotel Valkenburg. Ze zag het meisje uit Pijnacker groeien tot het gezicht van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En ook hoe dat gezicht in Nederland lang niet altijd met applaus werd begroet.Waarom wordt de ene topsporter met dezelfde kwaliteiten een ster en de ander niet? Dat is omdat je bij de ene wel een klik voelt en bij de ander niet. Ik denk dat Demi de gunfactor misschien een beetje kwijt is geraakt in Nederland. Bij Annemiek van Vleuten was die gunfactor juist heel groot. Dat komt door haar prestaties, maar ook door wat ze heeft meegemaakt en de manier waarop zij zich presenteerde in de media. Annemiek sloeg beter aan in Nederland, zij was de keizerin. En Demi werd de renster die aan de poten zaagde van de keizerin. Dat heeft ook een beetje in Demi’s nadeel gewerkt." “Ik zag haar aan het begin van het seizoen al sterk rijden,” vertelt Roxane. “Ik appte haar. Ze antwoordde meteen: ‘Ik heb het echt naar mijn zin.’” Het WK in Rwanda Wat maakt het WK van dit weekend in Rwanda een interessant kansmoment voor Demi Vollering? Allereerst is het parcours op maat voor haar capaciteiten: veel korte, steile beklimmingen – zoals de Côte de Kigali Golf en de Côte de Kimihurura – gecombineerd met passages over onverharde kasseien en een finish op hoogte, rond de 1.500 meter. Die mix van klimwerk en punch is precies waar Vollering uitblinkt. Bovendien mist Lotte Kopecky, de regerend wereldkampioen, de wedstrijd, waardoor één grote concurrent niet aanwezig is. Nederland stuurt een sterke ploeg met ervaren renners als Marianne Vos en Puck Pieterse die haar kunnen ondersteunen. Een goede kans dus om eindelijk de regenoogtrui binnen te halen
Een jaar geleden reed Demi Vollering nog in het paars van SD Worx. Ze was de grote favoriete voor de eindwinst van de Tour de France Femmes, maar werd geklopt door de Poolse Katarzyna Niewiadoma. Het was tijd voor Demi om een nieuwe stap te zetten. Een frisse start. “Fysiek is Demi de beste van het peloton,” zegt Roxane Knetemann, voormalig ploeggenote en wieleranalist. “Maar als het tactisch niet klopt, dan zie je haar rare dingen doen. Dan gaat ze forceren, jagen, verliezen.” Knetemann weet waar ze het over heeft. Ze stond met Vollering aan het begin van haar carrière bij Parkhotel Valkenburg. Ze zag het meisje uit Pijnacker groeien tot het gezicht van het Nederlandse vrouwenwielrennen. En ook hoe dat gezicht in Nederland lang niet altijd met applaus werd begroet.Waarom wordt de ene topsporter met dezelfde kwaliteiten een ster en de ander niet? Dat is omdat je bij de ene wel een klik voelt en bij de ander niet. Ik denk dat Demi de gunfactor misschien een beetje kwijt is geraakt in Nederland. Bij Annemiek van Vleuten was die gunfactor juist heel groot. Dat komt door haar prestaties, maar ook door wat ze heeft meegemaakt en de manier waarop zij zich presenteerde in de media. Annemiek sloeg beter aan in Nederland, zij was de keizerin. En Demi werd de renster die aan de poten zaagde van de keizerin. Dat heeft ook een beetje in Demi’s nadeel gewerkt." “Ik zag haar aan het begin van het seizoen al sterk rijden,” vertelt Roxane. “Ik appte haar. Ze antwoordde meteen: ‘Ik heb het echt naar mijn zin.’” Het WK in Rwanda Wat maakt het WK van dit weekend in Rwanda een interessant kansmoment voor Demi Vollering? Allereerst is het parcours op maat voor haar capaciteiten: veel korte, steile beklimmingen – zoals de Côte de Kigali Golf en de Côte de Kimihurura – gecombineerd met passages over onverharde kasseien en een finish op hoogte, rond de 1.500 meter. Die mix van klimwerk en punch is precies waar Vollering uitblinkt. Bovendien mist Lotte Kopecky, de regerend wereldkampioen, de wedstrijd, waardoor één grote concurrent niet aanwezig is. Nederland stuurt een sterke ploeg met ervaren renners als Marianne Vos en Puck Pieterse die haar kunnen ondersteunen. Een goede kans dus om eindelijk de regenoogtrui binnen te halen

Atletiek

Jessica Schilder: ‘Kogelstoten is weer eens wat anders, hè’

Met Jessica Schilder (26) heeft Nederland een wereldtopper in het kogelstoten. Bij de WK in Tokio (13 – 21 september) geldt ze als kanshebber voor een medaille. We spreken haar over valangst, haar lichaam, daten, tatoeages, Volendam en de droom om op een dag de kogel voorbij de magische grens van 21 meter te stoten. Mijn naam “Bij de achternaam Schilder denken mensen meteen aan Volendam. En ja, daar kom ik ook vandaan. Vaak krijg ik de vraag of ik familie ben van zanger Nick Schilder of zangeres Anny Schilder. Dat is niet het geval. Volendam is natuurlijk bekend om de muziek die ervandaan komt en van de sport, vooral voetbal en handbal zijn er populair. Toen ik op mijn zevende met vriendinnen begon met atletiek werd al snel duidelijk dat de werponderdelen mij het best lagen.” Lachend: “Mijn ouders zijn harstikke trots op me, hoor, zijn mijn grootste fans, maar ze hadden misschien in eerste instantie liever gezien dat ik de nieuwe Dafne Schippers zou worden. In Volendam word ik helemaal omarmd. Kogelstoten is weer eens wat anders, hè? Ik kom trouwens niet heel vaak meer in Volendam, woon voor mijn sport op Papendal. Ik vind het altijd heerlijk als ik weer in Volendam ben. Niet dat ik per se op De Dijk wil rondlopen, want ik ben nooit van het uitgaan geweest, maar ik mis soms wel mijn familie en vrienden. Als ik het Volendamse dialect hoor, denk ik: ik ben weer thuis.” Mijn sport “Toen ik het kogelstoten bij de Olympische Spelen van 2012 op tv zag, moest ik huilen. Ik wist ineens: daar wil ik op een dag staan. Ik vond kogelstoten niet alleen leuk, ik kon er ook mijn frustraties in kwijt. Als ik baalde van school, raakte ik mijn irritaties kwijt door de kogel zo ver mogelijk weg te stoten. Anderen gingen in de puberteit als uitlaatklep op boksen of kickboksen, ik pakte de kogel. En het was natuurlijk ook fijn om te merken dat ik van jongs af aan verder stootte dan de rest, dat motiveerde enorm. Op mijn dertiende werd ik in het Olympisch Stadion Nederlands jeugd- kampioen, maar ik ben wel een tijdje een buitenbeentje geweest binnen de atletiek. Veel kogelstoters waren er niet in Nederland. De sport heeft ook lang een bepaald imago gehad. Bij hardlopers als Femke Bol en Lieke Klaver zien mensen hun lichamen en ze snappen meteen dat er heel veel training aan te pas komt om er zo uit te zien en zo goed te zijn. Ik heb een heel ander lichaam dan de sprintsters, moest veel vaker uitleggen wat ik moest doen en laten voor m’n sport. Veel van de kogelstoters waren ook nog eens heel groot en fors. De laatste jaren draait het bij kogelstoten steeds meer om de combinatie van kracht en souplesse. Er is een generatie opgestaan van meiden die wel sterk zijn, maar niet dik.” Mijn lichaam “Vriendinnen voelen zich altijd een stuk veiliger als ik erbij ben. Als we de stad ingaan, hoor ik vaak: ‘Jessica gaat voorop.’ Ik ervaar af en toe dat mensen geïntimideerd door mij raken. Ik val natuurlijk op, ben gespierder dan de meeste vrouwen, volg voor een gedeelte ook het krachtprogramma van de gewichtheffers. Hier op Papendal merk ik geregeld dat ik sterker ben dan veel mannen. Ik doe veel squats tijdens de krachttraining, kan meer dan tweehonderd kilo squatten. Ik ben wel atletisch, maar heb geen Lieke Klaver-lichaam. Heel mooi vind ik al die spieren niet, ik kijk soms liever niet in de spiegel. Het is een soort spagaat waarin ik zit, want ik heb die spieren nodig als ik goed wil zijn in mijn sport en mee wil doen aan de Olympische Spelen. Mijn grote doel is de beste van de wereld worden. Dat betekent dat ik nog gespierder moet worden, want dat is nodig als ik verder wil stoten. Ik moet accepteren dat dit lichaam erbij hoort, dat is een proces. De afgelopen jaren ben ik er steeds meer aan gaan wennen. Bij aankomst in Xiamen, waar de eerste Diamond League van dit jaar was, bleek dat mijn koffer niet aan was gekomen. Ik had in mijn handbagage een reservetenue, maar dat was een veel strakker pakje dan ik normaal gesproken draag. Noodgedwongen droeg ik voor het eerst geen losse kleding tijdens een wedstrijd. Het zat me niet in de weg, ik won en verbeterde mijn Nederlands record tot 20,47 meter. Ik kreeg na afloop zoveel complimenten over mijn kleding. Ook collega-atleten zeiden dat het me heel goed stond. Als ik nu ook foto’s zie van mezelf in strakkere kleding, dan denk ik: dat staat me best goed.” Meer lezen Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'
Met Jessica Schilder (26) heeft Nederland een wereldtopper in het kogelstoten. Bij de WK in Tokio (13 – 21 september) geldt ze als kanshebber voor een medaille. We spreken haar over valangst, haar lichaam, daten, tatoeages, Volendam en de droom om op een dag de kogel voorbij de magische grens van 21 meter te stoten. Mijn naam “Bij de achternaam Schilder denken mensen meteen aan Volendam. En ja, daar kom ik ook vandaan. Vaak krijg ik de vraag of ik familie ben van zanger Nick Schilder of zangeres Anny Schilder. Dat is niet het geval. Volendam is natuurlijk bekend om de muziek die ervandaan komt en van de sport, vooral voetbal en handbal zijn er populair. Toen ik op mijn zevende met vriendinnen begon met atletiek werd al snel duidelijk dat de werponderdelen mij het best lagen.” Lachend: “Mijn ouders zijn harstikke trots op me, hoor, zijn mijn grootste fans, maar ze hadden misschien in eerste instantie liever gezien dat ik de nieuwe Dafne Schippers zou worden. In Volendam word ik helemaal omarmd. Kogelstoten is weer eens wat anders, hè? Ik kom trouwens niet heel vaak meer in Volendam, woon voor mijn sport op Papendal. Ik vind het altijd heerlijk als ik weer in Volendam ben. Niet dat ik per se op De Dijk wil rondlopen, want ik ben nooit van het uitgaan geweest, maar ik mis soms wel mijn familie en vrienden. Als ik het Volendamse dialect hoor, denk ik: ik ben weer thuis.” Mijn sport “Toen ik het kogelstoten bij de Olympische Spelen van 2012 op tv zag, moest ik huilen. Ik wist ineens: daar wil ik op een dag staan. Ik vond kogelstoten niet alleen leuk, ik kon er ook mijn frustraties in kwijt. Als ik baalde van school, raakte ik mijn irritaties kwijt door de kogel zo ver mogelijk weg te stoten. Anderen gingen in de puberteit als uitlaatklep op boksen of kickboksen, ik pakte de kogel. En het was natuurlijk ook fijn om te merken dat ik van jongs af aan verder stootte dan de rest, dat motiveerde enorm. Op mijn dertiende werd ik in het Olympisch Stadion Nederlands jeugd- kampioen, maar ik ben wel een tijdje een buitenbeentje geweest binnen de atletiek. Veel kogelstoters waren er niet in Nederland. De sport heeft ook lang een bepaald imago gehad. Bij hardlopers als Femke Bol en Lieke Klaver zien mensen hun lichamen en ze snappen meteen dat er heel veel training aan te pas komt om er zo uit te zien en zo goed te zijn. Ik heb een heel ander lichaam dan de sprintsters, moest veel vaker uitleggen wat ik moest doen en laten voor m’n sport. Veel van de kogelstoters waren ook nog eens heel groot en fors. De laatste jaren draait het bij kogelstoten steeds meer om de combinatie van kracht en souplesse. Er is een generatie opgestaan van meiden die wel sterk zijn, maar niet dik.” Mijn lichaam “Vriendinnen voelen zich altijd een stuk veiliger als ik erbij ben. Als we de stad ingaan, hoor ik vaak: ‘Jessica gaat voorop.’ Ik ervaar af en toe dat mensen geïntimideerd door mij raken. Ik val natuurlijk op, ben gespierder dan de meeste vrouwen, volg voor een gedeelte ook het krachtprogramma van de gewichtheffers. Hier op Papendal merk ik geregeld dat ik sterker ben dan veel mannen. Ik doe veel squats tijdens de krachttraining, kan meer dan tweehonderd kilo squatten. Ik ben wel atletisch, maar heb geen Lieke Klaver-lichaam. Heel mooi vind ik al die spieren niet, ik kijk soms liever niet in de spiegel. Het is een soort spagaat waarin ik zit, want ik heb die spieren nodig als ik goed wil zijn in mijn sport en mee wil doen aan de Olympische Spelen. Mijn grote doel is de beste van de wereld worden. Dat betekent dat ik nog gespierder moet worden, want dat is nodig als ik verder wil stoten. Ik moet accepteren dat dit lichaam erbij hoort, dat is een proces. De afgelopen jaren ben ik er steeds meer aan gaan wennen. Bij aankomst in Xiamen, waar de eerste Diamond League van dit jaar was, bleek dat mijn koffer niet aan was gekomen. Ik had in mijn handbagage een reservetenue, maar dat was een veel strakker pakje dan ik normaal gesproken draag. Noodgedwongen droeg ik voor het eerst geen losse kleding tijdens een wedstrijd. Het zat me niet in de weg, ik won en verbeterde mijn Nederlands record tot 20,47 meter. Ik kreeg na afloop zoveel complimenten over mijn kleding. Ook collega-atleten zeiden dat het me heel goed stond. Als ik nu ook foto’s zie van mezelf in strakkere kleding, dan denk ik: dat staat me best goed.” Meer lezen Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'

Atletiek

Armand Duplantis legt de lat steeds hoger

Het is een beeld dat de atletiekwereld inmiddels kent: een doodstil stadion dat Armand Duplantis ogenschijnlijk moeiteloos over een nieuwe recordhoogte ziet zweven. Polsstokhoogspringen was lange tijd een niche binnen de atletiek, maar dankzij de Amerikaanse Zweed kijken er plots miljoenen mensen naar. Zijn optredens zijn evenementen op zich geworden waarbij de vraag elke keer is of hij nóg hoger kan. Tijd voor ons om eens in zijn leven te duiken. Van knutselwerk naar wereldrecord Armand ‘Mondo’ Duplantis werd geboren op 10 november 1999 en groeide op in een sportief gezin in de Amerikaanse stad Lafayette. Zijn vader was polsstokhoogspringer voor de Verenigde Staten en zijn moeder, die Zweeds is, speelde volleybal en is een voormalig meerkamp-atlete. Aan goede genen geen gebrek . In de achtertuin van het ouderlijk huis bouwde zijn vader een polsstokinstallatie waar Armand als kind urenlang oefende. Zijn carrière werd een ware familieaangelegenheid. Vader Greg, die nog steeds zijn coach is, gaf hem tips en moeder Helena coachte hem op het gebied van fitness en kracht. Daarnaast keek de jonge Duplantis uren naar zijn favoriete polsstokhoogspringer: Renaud Lavillenie. Hij sprong op zijn achtste al hoger dan veel tieners en brak op 15-jarige leeftijd al meerdere jeugdwereldrecords. Ondanks dat hij opgroeide in de Verenigde Staten koos hij ervoor om op het internationale podium voor Zweden uit te komen. De familie bracht de zomers door in het thuisland van zijn moeder en daar merkte hij hoe belangrijk atletiek voor het land is. [caption id="attachment_21638" align="alignnone" width="2560"] Armand Duplantis verbreekt het wereldrecord en wint goud op de Spelen in Parijs[/caption] Vooruitblik op het WK Op vijftienjarige leeftijd sprong hij al hoger dan de meeste senioren. En toen hij in 2020 als 20-jarige het wereldrecord brak, werd duidelijk dat hij een zeldzaam talent was. Records verbreken deed hij inmiddels al meer dan twaalf keer, vaak maar met één centimeter ten opzichte van zijn vorige wereldrecord. Niet gek als je bedenkt dat hij per wereldrecord een ‘wereldecordbonus’ krijgt die kan oplopen tot 100.000 dollar. Op 12 augustus verbeterde hij, tijdens de Diamond League wedstrijd in Boedapast, voor het laatst zijn wereldrecord van 6,28 naar 6,29 meter. Het WK atletiek 2025 belooft opnieuw een podium te worden voor Duplantis. De concurrentie is er, maar eerlijk is eerlijk: niemand lijkt in de buurt te komen van zijn niveau. De vraag is niet zozeer of hij wint, maar hoeveel risico hij durft te nemen. Gaat hij opnieuw proberen zijn eigen wereldrecord aan te scherpen? Meer lezen? Sifan Hassan: 'Ik ben geen Super Woman' Femke Bol: 'Ik wist niet eens dat ik zo hard kon' Tim Montgomery: 'Ik wilde maar één ding: dood'
Het is een beeld dat de atletiekwereld inmiddels kent: een doodstil stadion dat Armand Duplantis ogenschijnlijk moeiteloos over een nieuwe recordhoogte ziet zweven. Polsstokhoogspringen was lange tijd een niche binnen de atletiek, maar dankzij de Amerikaanse Zweed kijken er plots miljoenen mensen naar. Zijn optredens zijn evenementen op zich geworden waarbij de vraag elke keer is of hij nóg hoger kan. Tijd voor ons om eens in zijn leven te duiken. Van knutselwerk naar wereldrecord Armand ‘Mondo’ Duplantis werd geboren op 10 november 1999 en groeide op in een sportief gezin in de Amerikaanse stad Lafayette. Zijn vader was polsstokhoogspringer voor de Verenigde Staten en zijn moeder, die Zweeds is, speelde volleybal en is een voormalig meerkamp-atlete. Aan goede genen geen gebrek . In de achtertuin van het ouderlijk huis bouwde zijn vader een polsstokinstallatie waar Armand als kind urenlang oefende. Zijn carrière werd een ware familieaangelegenheid. Vader Greg, die nog steeds zijn coach is, gaf hem tips en moeder Helena coachte hem op het gebied van fitness en kracht. Daarnaast keek de jonge Duplantis uren naar zijn favoriete polsstokhoogspringer: Renaud Lavillenie. Hij sprong op zijn achtste al hoger dan veel tieners en brak op 15-jarige leeftijd al meerdere jeugdwereldrecords. Ondanks dat hij opgroeide in de Verenigde Staten koos hij ervoor om op het internationale podium voor Zweden uit te komen. De familie bracht de zomers door in het thuisland van zijn moeder en daar merkte hij hoe belangrijk atletiek voor het land is. [caption id="attachment_21638" align="alignnone" width="2560"] Armand Duplantis verbreekt het wereldrecord en wint goud op de Spelen in Parijs[/caption] Vooruitblik op het WK Op vijftienjarige leeftijd sprong hij al hoger dan de meeste senioren. En toen hij in 2020 als 20-jarige het wereldrecord brak, werd duidelijk dat hij een zeldzaam talent was. Records verbreken deed hij inmiddels al meer dan twaalf keer, vaak maar met één centimeter ten opzichte van zijn vorige wereldrecord. Niet gek als je bedenkt dat hij per wereldrecord een ‘wereldecordbonus’ krijgt die kan oplopen tot 100.000 dollar. Op 12 augustus verbeterde hij, tijdens de Diamond League wedstrijd in Boedapast, voor het laatst zijn wereldrecord van 6,28 naar 6,29 meter. Het WK atletiek 2025 belooft opnieuw een podium te worden voor Duplantis. De concurrentie is er, maar eerlijk is eerlijk: niemand lijkt in de buurt te komen van zijn niveau. De vraag is niet zozeer of hij wint, maar hoeveel risico hij durft te nemen. Gaat hij opnieuw proberen zijn eigen wereldrecord aan te scherpen? Meer lezen? Sifan Hassan: 'Ik ben geen Super Woman' Femke Bol: 'Ik wist niet eens dat ik zo hard kon' Tim Montgomery: 'Ik wilde maar één ding: dood'

Atletiek

Tim Montgomery: ‘Ik wilde maar één ding: dood’

Hij liep twintig jaar terug het wereldrecord op de 100 meter en verdiende geld als water. Tim Montgomery (47) had alles. En raakte het ook allemaal kwijt. Geschorst vanwege doping en langdurig de gevangenis in vanwege fraude en drugsbezit. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Tegenover Helden deed hij in aanloop naar de WK atletiek van 2022 zijn verhaal. We blikken terug. Het is een doordeweekse ochtend. Tim Montgomery zit thuis aan de keukentafel in zijn woonplaats Gainesville, Florida. Normaal zou hij op dit vroege tijdstip al aanwezig zijn geweest op zijn eigen sportschool NUMA Speed om de eerste bezoekers welkom te heten en zijn trainingslessen voor te bereiden. Maar voor het interview zit hij liever in een rustige omgeving waar hij ongestoord kan praten over de talrijke misstappen die hij beging en over de bijzondere wendingen in zijn leven. In het gesprek met Montgomery is de lach nooit ver weg. De humor en de zelfspot hebben hem in de achterliggende moeilijke jaren overeind gehouden. De lach is voor hem een harnas, een wapen tegen de pijn, zegt hij. “Soms huil ik nog steeds, ’s nachts. Ik heb er een puinhoop van gemaakt. Mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik heb spijt, maar het is triest dat ik pas tot inkeer kwam toen het te laat was. Daar zal ik mee moeten leren leven. Tegelijkertijd ben ik gelukkig en dankbaar voor waar ik nu sta.” Want Montgomery heeft de 100 meter altijd gezien als een metafoor voor het leven. “Mijn ouders hebben me gemaakt en opgevoed, maar ik stond altijd in mijn eentje aan de startlijn. Het was mijn leven, het waren mijn keuzes. En dus was het mijn schuld dat dingen verkeerd zijn gelopen.” Na een valse start heeft Montgomery opnieuw plaatsgenomen in de blokken en is hij vastbesloten onderweg niet opnieuw te struikelen. “Ik wil mezelf eerst graag verontschuldigen,” trapt hij zelf het gesprek af, “tegenover alle kinderen die fan van mij waren, alle mensen die fan waren van de atletiek en dat misschien nog steeds zijn en alle mensen die in mij geloofden. Ik verontschuldig me omdat ik hun vertrouwen heb beschaamd en het verkeerde voorbeeld heb gegeven. Maar de atletiekorganisaties zijn net zo goed aan al deze mensen excuses verschuldigd. Want in de atletiek is niets georganiseerd. Het is ieder voor zich. En wanneer je als atleet mentaal kwetsbaar bent en de verkeerde mensen om je heen hebt, dan kan het snel verkeerd gaan. Zoals bij mij.” Donkere kant Eerst terug naar zijn spreekwoordelijke valse start. Oftewel, naar het vorige leven van Timothy Montgomery. Hij groeide op in Gaffney, South-Carolina, als zoon van een Vietnam-veteraan. Thuis stond discipline hoog in het vaandel, maar de jonge Tim hield toen al van living on the edge. Hij was vaak op straat te vinden, waar zijn natuurlijk snelheid iedereen opviel. Op zijn twaalfde rende hij voor geld tegen jongens die tweemaal zo oud waren. Zijn ‘agent’ was een drugshandelaar, die in Tim de ideale drugsbezorger zag. “Als de politie om de hoek kwam, rende ik weg met de drugs. Het was een spel voor ons: wij tegen de politie.” Op de atletiekbaan maakte hij op een sportieve manier furore. Hij kreeg een beurs en verhuisde naar de aansprekende universiteit van Norfolk State in Virginia. In 1994 haalde hij er de recordboeken door als eerste tiener op de 100 meter, weliswaar geholpen door iets te veel rugwind, binnen de magische grens van tien seconden te blijven. Hij liep 9,96. Twee jaar later had hij al olympisch zilver op zak, gewonnen in Atlanta als estafetteloper op de 4x100 meter. Zijn bekendheid nam toe en de lucratieve contracten kwamen binnen. Tim vat die periode bondig samen: “Van een trackstar werd ik een rockstar.” De kentering kwam in 1998. Geleid door grenzeloze ambitie maakte Tim de overstap naar de succesvolle trainingsgroep van coach Trevor Graham in North-Carolina, waar ook Marion Jones deel van uitmaakte. Hij keek om zich heen en wist niet wat hij zag. “Het opende mijn ogen. Ik zag wat ik al die jaren ervoor niet gezien had: de donkere kant van de atletiek. En toen mij de vraag werd gesteld of dit was wat ik ook wilde, zei ik volmondig: ja, ik wil.” Tim kwam via Graham in 2001 in contact met Victor Conte, de man die de geschiedenis in zou gaan als de man achter het BALCO-schandaal. BALCO was een Amerikaans laboratorium, opgericht door Conte, dat hoofdzakelijk aansprekende Amerikaanse sporters voorzag van de anabole steroïde THG (Tetrahydrogestrinon). THG werd ook wel ‘The Clear’ genoemd, als verwijzing naar het feit dat het toen nog niet traceerbaar was. Toen Tim werd benaderd door Conte voelde dat bijna als een voorrecht, als een blijk van erkenning, een teken dat hij serieus genomen werd. Tim hapte meteen toe. Er werd zelfs een project opgetuigd speciaal voor hem, project World Record, met Charlie Francis als speciale adviseur. Francis was de oud-coach van Ben Johnson, de atleet die in 1988 in een wereldrecord naar olympisch goud snelde in Seoul, maar zijn medaille al snel weer in moest leveren toen anabole steroïden in zijn urine werden aangetroffen. Tim: “Het maakte me niet uit of ik eraan zou sterven. Alles wat ik wilde was snelheid. Snelheid en macht.” In 2000 maakte hij deel uit van het gouden estafetteteam op de Spelen in Sydney, maar zijn sportieve hoogtepunt beleefde hij in september in 2002, toen hij bij de Grand Prix van Parijs met een tijd van 9,78 seconden het wereldrecord van zijn landgenoot Maurice Greene uit de boeken liep. Het record werd bekroond met een zoen voor de tv-camera’s van Marion Jones, die hen typeerde als het snelste koppel uit de geschiedenis. Met Jones had hij inmiddels een relatie. Een jaar later kregen ze een zoon, Monty. Mooier zou het niet meer worden. De donkere wolken kwamen in datzelfde jaar toen de BALCO-affaire aan het licht kwam en ook Montgomery van doping werd beschuldigd. In 2005 werd hij schuldig bevonden door het onafhankelijke Court of Arbitration in Lausanne en voor twee jaar geschorst. De behaalde titels en records werden hem afgenomen en Montgomery gooide de handdoek in de ring, als atleet. ‘Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had’ De geldverslindende juridische procedures voor zijn verdediging hadden hem nog dieper in de problemen gebracht. Tim had in zijn succesvolle jaren bovendien allesbehalve zuinig geleefd en geen financiële reserves opgebouwd. Vrienden wezen hem de weg naar het snelle geld. Tim keerde terug in het criminele circuit. Hij cashte ongedekte cheques en ging in de drugshandel. Voor beide vergrijpen werd hij gearresteerd en hij kreeg celstraffen opgelegd van in totaal bijna negen jaar. “Ik had gevraagd hoe ik snel en makkelijk aan veel geld kon komen. Het antwoord was: heroïne. Dus dat ging ik handelen. Zonder er verder over na te denken. Ik kwam pas tot inkeer toen ik werd gepakt en hoorde wat het spul allemaal deed en welke straf mij boven het hoofd hing. Toen wilde ik maar één ding: dood. Ik wilde er een eind aan maken.” Bijna vijf jaar bracht hij door achter tralies, in verschillende gevangenissen. Van plekken waar volgens hem bijna iedere dag wel een steekpartij of ander incident was, tot de minimaal beveiligde staatsgevangenis van Alabama. In oktober 2009 trad hij in de gevangenis in het huwelijk met Jamalee, de vrouw die na zijn scheiding van Marion Jones opnieuw in zijn leven was gekomen. De plechtigheid voltrok zich in het bijzijn van zijn kinderen en een selecte groep medegevangenen, in de meeste gevallen mensen die hij trainde. “Het was mooi. Er was muziek, er werd gedanst.” Lachend: “En daarna ging zij naar huis en ik niet.” Herboren Het nieuwe leven van Tim Montgomery begon in mei 2012, op de dag dat hij de gevangenis uitliep in Montgomery, het stadje in Alabama dat zijn naam draagt. Slechts 400 dollar had hij op zak, verdiend met het vegen van bladeren, zijn betaalde baantje tijdens zijn detentie. “Die dag was de mooiste dag van mijn leven. Dat was het echt. Het voelde alsof ik herboren was. Ik keerde terug in de maatschappij. Een nieuw leven, een tweede kans.” Hij laat bewust een korte pauze vallen. “En toen keerde ik met een harde klap terug in de realiteit.” Want een sprookje was het geenszins, zijn terugkeer in de maatschappij. “Ik kreeg een reclasseringsambtenaar toegewezen, die bij me thuiskwam en al mijn kasten en laden doorzocht. Die me erop wees dat ik voorwaardelijk vrij was, maar dat één foutje genoeg was om me weer terug in de gevangenis te krijgen. Ik had een meldingsplicht en droeg maandenlang een enkelband. Dat gevoel was verschrikkelijk.” Zijn ervaringen als topsprinter hielpen hem door die moeilijke periode heen. “Ik zag het als de eerste ronde op een groot toernooi. Die eerste ronde moest ik overleven om verder te komen. Ik moest kalm blijven, presteren en niet bang zijn. Op de atletiekbaan, maar ook in de gevangenis heb ik tegenstanders gehad die me probeerden te intimideren, die alles hadden gedaan om mij te verslaan. Die ervaringen hebben mij gemaakt tot de man die ik nu ben. Ik voelde me vaak als David, de herder die tegen leeuwen, beren en andere beesten had gevochten. Ik was voor niemand meer bang. Ook niet voor Goliath.” Tim ging eerst aan de slag in de bouw. “Ik weet nog dat ik op een ladder stond en voor een raam bezig was met het repareren van een dakgoot. De vrouw des huizes keek me vanachter het raam aan alsof ik een gluurder was.” Lachend: “Ik weet zeker dat ze niet wist dat ik Tim Montgomery was, voorheen de snelste man op de planeet.” Hij was er al snel achter dat dit werk niets voor hem was. Het alternatief beviel hem beter: hij ging privétrainingen geven in het park. Eerst aan één klant, voor 25 dollar per uur. Daarna aan twee. En vervolgens begon het te groeien. “Ik kwam op het juiste moment de goede mensen tegen. Mensen die in me durfden te investeren en in me geloofden. Ondanks alles. Het was als een sneeuwbal. Ik ben zo dankbaar voor waar ik nu sta en wie ik ben geworden.” Grote blur Alle ervaringen in het leven hebben hem gevormd. “Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik een geschenk ben. Ieder mens is bijzonder en waardevol, los van de records die hij of zij vestigt of van de prestaties die hij of zij levert. Ik heb in de gevangenis de tijd gehad om daarover na te denken. Het leven is kostbaar. Vroeger stond ik daar nooit bij stil. Ik leefde in het moment. Of zelfs dat niet eens. Ik ben op Olympische Spelen geweest, heb de mooiste steden ter wereld bezocht, heb records gelopen en medailles gewonnen. Maar in mijn hoofd was het één grote blur, een wazige massa. Ik vond alles vanzelfsprekend, kwam bij wedstrijden of toernooien vaak niet eens mijn kamer uit. Ik ging geen plekken bezichtigen, het interesseerde me niet. De eersteklas tickets, de vijfsterrenhotels, de dure horloges, ik vond het allemaal normaal. O man, ik zou graag terug in de tijd willen en alles over doen. Als mensen zeggen dat ze nergens spijt van hebben in hun leven, dan zijn ze niet goed bij hun hoofd. Ik heb van heel veel dingen spijt en probeer me weleens te herinneren hoe het er in Brussel, Zürich en Rome uitzag. Ik zou het je niet kunnen vertellen. Van Hengelo herinner ik me alleen dat het er koud en nat was, en dat ik in de modder naar de baan moest lopen. Maar geloof me, ik zou er graag weer heen willen en het nog eens willen meemaken. De modder en de regen.” ‘Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan. Ze waren zo trots. En later kregen ze alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die crimineel’ Wat is je grootste fout geweest? “Mijn grootste fout is geweest dat ik mensen geloofde die niet het beste met mij voor hadden. De coach is in het leven van een atleet de belangrijkste figuur. Die vertrouw je, die volg je blindelings. Alles wat hij op papier zet, moet een bijdrage leveren om van jou de snelste persoon ter wereld te maken. Dus als hij vindt dat je testosteron, epo, groeihormoon of THG moet gebruiken... Negen van de tien keer doe je dat dan. We denken allemaal van onszelf dat we een eigen wil hebben, maar die eigen wil heeft een limiet. Er is altijd wel iemand die jou zover kan krijgen dat je dingen doet die je eigenlijk niet zou moeten doen. Waarom? Omdat jouw wil niet sterk genoeg is. Dat was bij mij het geval. En ik betaal er de rest van mijn leven een prijs voor.” Zijn belangrijkste les is de naam van zijn sportschool geworden. NUMA Speed dus. NUMA staat voor Never Under My Ability. Oftewel, onderschat nooit je eigen mogelijkheden. “Je kunt meer dan je denkt. Dat geldt voor iedereen. Succes heeft met mentale gezondheid en toewijding te maken. Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had, er alles voor gedaan en gelaten had. Ieder moment in je leven, hoe kort of onbeduidend ook, is een kans om te leren. Ik heb onderschat wie ik zou kunnen worden. Je kunt meer dan je denkt. Je moet ervoor zorgen dat mensen je niet onderschatten en vooral jezelf niet onderschatten. Want als je in je hoofd denkt dat je iets niet kunt, dan zal het je ook niet lukken. Dat zinnetje, Never Underestimate My Ability, kwam in de gevangenis in mijn hoofd en is er nooit meer uitgegaan. NUMA staat in het Hebreeuws voor lucht, voor licht, en heeft voor mij een bijzondere betekenis. Dit is wat ik iedereen probeer mee te geven, van vijf- tot 78-jarigen.” Het prachtige complex van NUMA Speed, met zowel binnen als buitenfaciliteiten, is zijn grote trots. Het bewijs dat hij zijn tweede kans in het leven gegrepen heeft. “Als ik moet schatten is het nu zo’n 750.000 dollar waard. Niet slecht hè, voor iemand die met 400 dollar begonnen is...” Spijt Tim begeleidt bij NUMA Speed inmiddels zo’n 200 mensen. Van kinderen tot bejaarden. Van professionele sporters, met name American footballers uit de NFL, tot huisvrouwen. En van zakenmensen tot oudere mensen met kanker die beweging nodig hebben om sterker te worden. “Met hen wandel ik soms alleen, dan praten we en vertel ik hen mijn verhaal.” Er gaat een louterende werking uit van contact met mensen die hem om hulp vragen, ervaart hij. “Ik voel me bevoorrecht als ik voor mensen het verschil kan maken.” Zoals bij Max, een jongetje dat al sinds zijn vierde mank liep en altijd een brace droeg. Tim werkte met Max gedisciplineerd aan zijn kracht en flexibiliteit, maar vooral aan zijn zelfvertrouwen. “Het mooiste moment voor zowel Max als mij was dat hij weer zonder brace durfde te rennen.” Dit werk klinkt veel betekenisvoller dan wat je deed als actief atleet. Geeft het ook meer voldoening? “Honderd procent. Als topsporter denk je sowieso alleen maar aan jezelf. Ik won zoveel en stond zo vaak op het podium, dat het mij weinig meer deed. Dit doet alles met me. En weet je wat ik nog het mooiste van alles vind en waar ik het meest dankbaar voor ben? Dat deze mensen me vertrouwen. Ondanks alles. Laten we eerlijk zijn, als mensen mijn naam googlen, dan denken ze als eerste toch: mijn God, bij dat figuur moet ik zo ver mogelijk uit de buurt blijven. Weet je, vroeger vond ik Google geweldig. Als je op mijn naam zocht, kwam je mooie dingen tegen. Overwinningen, records. Het maakte me trots. Tegenwoordig is Google bepaald niet meer mijn vriend. Aan de andere kant is dat juist goed voor mij geweest. Het heeft me gedwongen erover te praten. Voordat ouders hun kinderen aan me toevertrouwen, willen ze weten hoe ik in het leven sta. Logisch. Met iedereen die bij mij komt trainen heb ik vooraf ook een intakegesprek en daarin leg ik alles op tafel. Daarna is het aan hen om te bepalen wat ze doen. Het maakt me nederig als mensen mij vervolgens toch in hun hart sluiten en vertrouwen. Mijn woord is voor hen bijna als de Bijbel. Want ze volgen mij, doen wat ik zeg. Vooraf was ik bang dat mensen me zouden zien als een monster, als een slecht persoon. En geloof me, er zijn genoeg mensen die me zo zagen of zien. Maar juist mensen die me hiervoor niet kenden, geven niet om wat er gebeurd is en beoordelen me op het hier en nu. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zie het ook als een wonder van God.” Ben je altijd gelovig geweest? “Mijn moeder was heel gelovig. Als kleine jongen moest ik van haar altijd mee naar de kerk en als ik stil zat en luisterde, kreeg ik na afloop een ijsje. Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan met alles wat ik gedaan heb. Je moet je voorstellen: in de goede jaren werden ze op straat altijd aangesproken over mijn prestaties. Ik was the fastest kid of the world en zij waren mijn ouders. Ze waren zo trots. En later kregen ze op straat alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die dopingzondaar, de drugsdealer, de crimineel. Ik probeer mijn ouders nu iedere dag te laten zien dat ik spijt heb en mijn leven heb gebeterd. Mijn fouten hadden ook niets met mijn opvoeding te maken. Ik was gedreven en te competitief en vooral te eigenwijs. Ik had mijn ouders om raad moeten vragen, maar dat heb ik nooit gedaan. En de mensen om me heen wezen me niet terecht als ik uit de bocht vloog. Als je succesvol bent, hoeft dat ook niet. Dan hoeft niemand je meer iets te vertellen. Althans, dat denk je dan. Daarom maken zoveel jonge sporters dezelfde fouten.” Eyeopener Zijn huwelijk met Jamalee heeft geen standgehouden. Tim is vader van vijf kinderen. Allen zijn ze in meer of mindere mate getalenteerd, getuige de tijden die ze lopen. En Monty, de zoon uit zijn eerdere huwelijk met Marion Jones, is volgens hem zelfs van de buitencategorie. Lachend: “Wat ze alle vijf gemeen hebben, is dat ze sneller willen zijn dan ik. Vroeg of laat wordt dat ruzie...” Met Monty heeft hij op dit moment geen contact, met zijn andere kinderen praat hij over de fouten die hij maakte. “Ik hoop dat zij leren van mijn fouten. Ze hebben hun eigen karakter en maken hun eigen keuzes. Ik weet niet wat ze ervoor over hebben om kampioen te worden, maar ik geef ze wel mee dat ze de goede dingen moeten doen. En dat als ze de verkeerde dingen doen, het vroeg of laat misgaat." Dat houdt hij ook de profsporters voor die hij bij NUMA Speed begeleidt. “Want ambitie maakt soms blind. En ik wil degene zijn die hen de ogen opent. De persoon die ik zelf in mijn carrière heb gemist.” Wat is nu nog jouw grootste doel in het leven? “Ik wil als coach succesvol zijn, met atleten winnen op de Olympische Spelen of een wereldrecord vestigen. Maar minstens zo belangrijk vind ik het om er te zijn voor mijn familie en mijn kinderen. Daarnaast wil ik jonge sporters helpen. Want zeker de atletieksport blijft een gevaarlijke en hypocriete wereld. Ook daarom ben ik nu zo openhartig. Mijn verhaal is hopelijk een eyeopener voor anderen.” Helden Magazine 62 Het verhaal van Tim Montgomery komt voort uit Helden Magazine 62. In deze dubbeldikke editie schittert naast Vivianne Miedema, Ruud Gullit op de cover. Gullit spreekt zich uit over Max Verstappen, Marco van Basten, Louis van Gaal, Erik ten Hag, Ronald Koeman, Virgil van Dijk, Memphis Depay en de Black Lives Matter-discussie. De Oranje Leeuwinnen gaan in Engeland proberen hun Europese titel van 2017 te prolongeren. In het EK vrouwenvoetbal gedeelte spraken we met Dominique Janssen, Jackie Groenen, Jill Roord & Lynn Wilms, Shanice van der Sanden en bondscoach Mark Parsons. In Helden Magazine 62 lees je nog meer interviews en reportages over voetbal. Een gesprek met Luis Sinisterra en zijn trotse moeder. Trainer en oud-voetballer Wim Jonk over Johan Cruijff, Louis van Gaal en Dennis Bergkamp, Molukse voetbalhelden Simon Tahamata & Jack Soumaru én keeper van landskampioen Ajax: Remko Pasveer. Ook spraken we de in korte tijd uitgegroeide boegbeeld van de Nederlandse atletiek: Femke Bol, blikken we samen met drievoudig olympisch kampioen, hockeyster Lidewij Welten en een gesprek met Thomas Dekker over een leven van vallen en opstaan. Daarnaast nemen we de carrière door van mountainbike pionier Bart Brentjes en is Jetze Plat een voorbeeld voor velen. Verder is Cees Bol sprinter bij Team DSM en is Lewis Hamilton de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Victoria Koblenko daarnaast interviewde Mister Nice Guy en marathonloper Björn Koreman én hockeyster Marijn Veen vertelt over de moeilijke tijd in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 62 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Hij liep twintig jaar terug het wereldrecord op de 100 meter en verdiende geld als water. Tim Montgomery (47) had alles. En raakte het ook allemaal kwijt. Geschorst vanwege doping en langdurig de gevangenis in vanwege fraude en drugsbezit. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Tegenover Helden deed hij in aanloop naar de WK atletiek van 2022 zijn verhaal. We blikken terug. Het is een doordeweekse ochtend. Tim Montgomery zit thuis aan de keukentafel in zijn woonplaats Gainesville, Florida. Normaal zou hij op dit vroege tijdstip al aanwezig zijn geweest op zijn eigen sportschool NUMA Speed om de eerste bezoekers welkom te heten en zijn trainingslessen voor te bereiden. Maar voor het interview zit hij liever in een rustige omgeving waar hij ongestoord kan praten over de talrijke misstappen die hij beging en over de bijzondere wendingen in zijn leven. In het gesprek met Montgomery is de lach nooit ver weg. De humor en de zelfspot hebben hem in de achterliggende moeilijke jaren overeind gehouden. De lach is voor hem een harnas, een wapen tegen de pijn, zegt hij. “Soms huil ik nog steeds, ’s nachts. Ik heb er een puinhoop van gemaakt. Mijn leven had heel anders kunnen lopen. Ik heb spijt, maar het is triest dat ik pas tot inkeer kwam toen het te laat was. Daar zal ik mee moeten leren leven. Tegelijkertijd ben ik gelukkig en dankbaar voor waar ik nu sta.” Want Montgomery heeft de 100 meter altijd gezien als een metafoor voor het leven. “Mijn ouders hebben me gemaakt en opgevoed, maar ik stond altijd in mijn eentje aan de startlijn. Het was mijn leven, het waren mijn keuzes. En dus was het mijn schuld dat dingen verkeerd zijn gelopen.” Na een valse start heeft Montgomery opnieuw plaatsgenomen in de blokken en is hij vastbesloten onderweg niet opnieuw te struikelen. “Ik wil mezelf eerst graag verontschuldigen,” trapt hij zelf het gesprek af, “tegenover alle kinderen die fan van mij waren, alle mensen die fan waren van de atletiek en dat misschien nog steeds zijn en alle mensen die in mij geloofden. Ik verontschuldig me omdat ik hun vertrouwen heb beschaamd en het verkeerde voorbeeld heb gegeven. Maar de atletiekorganisaties zijn net zo goed aan al deze mensen excuses verschuldigd. Want in de atletiek is niets georganiseerd. Het is ieder voor zich. En wanneer je als atleet mentaal kwetsbaar bent en de verkeerde mensen om je heen hebt, dan kan het snel verkeerd gaan. Zoals bij mij.” Donkere kant Eerst terug naar zijn spreekwoordelijke valse start. Oftewel, naar het vorige leven van Timothy Montgomery. Hij groeide op in Gaffney, South-Carolina, als zoon van een Vietnam-veteraan. Thuis stond discipline hoog in het vaandel, maar de jonge Tim hield toen al van living on the edge. Hij was vaak op straat te vinden, waar zijn natuurlijk snelheid iedereen opviel. Op zijn twaalfde rende hij voor geld tegen jongens die tweemaal zo oud waren. Zijn ‘agent’ was een drugshandelaar, die in Tim de ideale drugsbezorger zag. “Als de politie om de hoek kwam, rende ik weg met de drugs. Het was een spel voor ons: wij tegen de politie.” Op de atletiekbaan maakte hij op een sportieve manier furore. Hij kreeg een beurs en verhuisde naar de aansprekende universiteit van Norfolk State in Virginia. In 1994 haalde hij er de recordboeken door als eerste tiener op de 100 meter, weliswaar geholpen door iets te veel rugwind, binnen de magische grens van tien seconden te blijven. Hij liep 9,96. Twee jaar later had hij al olympisch zilver op zak, gewonnen in Atlanta als estafetteloper op de 4x100 meter. Zijn bekendheid nam toe en de lucratieve contracten kwamen binnen. Tim vat die periode bondig samen: “Van een trackstar werd ik een rockstar.” De kentering kwam in 1998. Geleid door grenzeloze ambitie maakte Tim de overstap naar de succesvolle trainingsgroep van coach Trevor Graham in North-Carolina, waar ook Marion Jones deel van uitmaakte. Hij keek om zich heen en wist niet wat hij zag. “Het opende mijn ogen. Ik zag wat ik al die jaren ervoor niet gezien had: de donkere kant van de atletiek. En toen mij de vraag werd gesteld of dit was wat ik ook wilde, zei ik volmondig: ja, ik wil.” Tim kwam via Graham in 2001 in contact met Victor Conte, de man die de geschiedenis in zou gaan als de man achter het BALCO-schandaal. BALCO was een Amerikaans laboratorium, opgericht door Conte, dat hoofdzakelijk aansprekende Amerikaanse sporters voorzag van de anabole steroïde THG (Tetrahydrogestrinon). THG werd ook wel ‘The Clear’ genoemd, als verwijzing naar het feit dat het toen nog niet traceerbaar was. Toen Tim werd benaderd door Conte voelde dat bijna als een voorrecht, als een blijk van erkenning, een teken dat hij serieus genomen werd. Tim hapte meteen toe. Er werd zelfs een project opgetuigd speciaal voor hem, project World Record, met Charlie Francis als speciale adviseur. Francis was de oud-coach van Ben Johnson, de atleet die in 1988 in een wereldrecord naar olympisch goud snelde in Seoul, maar zijn medaille al snel weer in moest leveren toen anabole steroïden in zijn urine werden aangetroffen. Tim: “Het maakte me niet uit of ik eraan zou sterven. Alles wat ik wilde was snelheid. Snelheid en macht.” In 2000 maakte hij deel uit van het gouden estafetteteam op de Spelen in Sydney, maar zijn sportieve hoogtepunt beleefde hij in september in 2002, toen hij bij de Grand Prix van Parijs met een tijd van 9,78 seconden het wereldrecord van zijn landgenoot Maurice Greene uit de boeken liep. Het record werd bekroond met een zoen voor de tv-camera’s van Marion Jones, die hen typeerde als het snelste koppel uit de geschiedenis. Met Jones had hij inmiddels een relatie. Een jaar later kregen ze een zoon, Monty. Mooier zou het niet meer worden. De donkere wolken kwamen in datzelfde jaar toen de BALCO-affaire aan het licht kwam en ook Montgomery van doping werd beschuldigd. In 2005 werd hij schuldig bevonden door het onafhankelijke Court of Arbitration in Lausanne en voor twee jaar geschorst. De behaalde titels en records werden hem afgenomen en Montgomery gooide de handdoek in de ring, als atleet. ‘Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had’ De geldverslindende juridische procedures voor zijn verdediging hadden hem nog dieper in de problemen gebracht. Tim had in zijn succesvolle jaren bovendien allesbehalve zuinig geleefd en geen financiële reserves opgebouwd. Vrienden wezen hem de weg naar het snelle geld. Tim keerde terug in het criminele circuit. Hij cashte ongedekte cheques en ging in de drugshandel. Voor beide vergrijpen werd hij gearresteerd en hij kreeg celstraffen opgelegd van in totaal bijna negen jaar. “Ik had gevraagd hoe ik snel en makkelijk aan veel geld kon komen. Het antwoord was: heroïne. Dus dat ging ik handelen. Zonder er verder over na te denken. Ik kwam pas tot inkeer toen ik werd gepakt en hoorde wat het spul allemaal deed en welke straf mij boven het hoofd hing. Toen wilde ik maar één ding: dood. Ik wilde er een eind aan maken.” Bijna vijf jaar bracht hij door achter tralies, in verschillende gevangenissen. Van plekken waar volgens hem bijna iedere dag wel een steekpartij of ander incident was, tot de minimaal beveiligde staatsgevangenis van Alabama. In oktober 2009 trad hij in de gevangenis in het huwelijk met Jamalee, de vrouw die na zijn scheiding van Marion Jones opnieuw in zijn leven was gekomen. De plechtigheid voltrok zich in het bijzijn van zijn kinderen en een selecte groep medegevangenen, in de meeste gevallen mensen die hij trainde. “Het was mooi. Er was muziek, er werd gedanst.” Lachend: “En daarna ging zij naar huis en ik niet.” Herboren Het nieuwe leven van Tim Montgomery begon in mei 2012, op de dag dat hij de gevangenis uitliep in Montgomery, het stadje in Alabama dat zijn naam draagt. Slechts 400 dollar had hij op zak, verdiend met het vegen van bladeren, zijn betaalde baantje tijdens zijn detentie. “Die dag was de mooiste dag van mijn leven. Dat was het echt. Het voelde alsof ik herboren was. Ik keerde terug in de maatschappij. Een nieuw leven, een tweede kans.” Hij laat bewust een korte pauze vallen. “En toen keerde ik met een harde klap terug in de realiteit.” Want een sprookje was het geenszins, zijn terugkeer in de maatschappij. “Ik kreeg een reclasseringsambtenaar toegewezen, die bij me thuiskwam en al mijn kasten en laden doorzocht. Die me erop wees dat ik voorwaardelijk vrij was, maar dat één foutje genoeg was om me weer terug in de gevangenis te krijgen. Ik had een meldingsplicht en droeg maandenlang een enkelband. Dat gevoel was verschrikkelijk.” Zijn ervaringen als topsprinter hielpen hem door die moeilijke periode heen. “Ik zag het als de eerste ronde op een groot toernooi. Die eerste ronde moest ik overleven om verder te komen. Ik moest kalm blijven, presteren en niet bang zijn. Op de atletiekbaan, maar ook in de gevangenis heb ik tegenstanders gehad die me probeerden te intimideren, die alles hadden gedaan om mij te verslaan. Die ervaringen hebben mij gemaakt tot de man die ik nu ben. Ik voelde me vaak als David, de herder die tegen leeuwen, beren en andere beesten had gevochten. Ik was voor niemand meer bang. Ook niet voor Goliath.” Tim ging eerst aan de slag in de bouw. “Ik weet nog dat ik op een ladder stond en voor een raam bezig was met het repareren van een dakgoot. De vrouw des huizes keek me vanachter het raam aan alsof ik een gluurder was.” Lachend: “Ik weet zeker dat ze niet wist dat ik Tim Montgomery was, voorheen de snelste man op de planeet.” Hij was er al snel achter dat dit werk niets voor hem was. Het alternatief beviel hem beter: hij ging privétrainingen geven in het park. Eerst aan één klant, voor 25 dollar per uur. Daarna aan twee. En vervolgens begon het te groeien. “Ik kwam op het juiste moment de goede mensen tegen. Mensen die in me durfden te investeren en in me geloofden. Ondanks alles. Het was als een sneeuwbal. Ik ben zo dankbaar voor waar ik nu sta en wie ik ben geworden.” Grote blur Alle ervaringen in het leven hebben hem gevormd. “Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik een geschenk ben. Ieder mens is bijzonder en waardevol, los van de records die hij of zij vestigt of van de prestaties die hij of zij levert. Ik heb in de gevangenis de tijd gehad om daarover na te denken. Het leven is kostbaar. Vroeger stond ik daar nooit bij stil. Ik leefde in het moment. Of zelfs dat niet eens. Ik ben op Olympische Spelen geweest, heb de mooiste steden ter wereld bezocht, heb records gelopen en medailles gewonnen. Maar in mijn hoofd was het één grote blur, een wazige massa. Ik vond alles vanzelfsprekend, kwam bij wedstrijden of toernooien vaak niet eens mijn kamer uit. Ik ging geen plekken bezichtigen, het interesseerde me niet. De eersteklas tickets, de vijfsterrenhotels, de dure horloges, ik vond het allemaal normaal. O man, ik zou graag terug in de tijd willen en alles over doen. Als mensen zeggen dat ze nergens spijt van hebben in hun leven, dan zijn ze niet goed bij hun hoofd. Ik heb van heel veel dingen spijt en probeer me weleens te herinneren hoe het er in Brussel, Zürich en Rome uitzag. Ik zou het je niet kunnen vertellen. Van Hengelo herinner ik me alleen dat het er koud en nat was, en dat ik in de modder naar de baan moest lopen. Maar geloof me, ik zou er graag weer heen willen en het nog eens willen meemaken. De modder en de regen.” ‘Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan. Ze waren zo trots. En later kregen ze alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die crimineel’ Wat is je grootste fout geweest? “Mijn grootste fout is geweest dat ik mensen geloofde die niet het beste met mij voor hadden. De coach is in het leven van een atleet de belangrijkste figuur. Die vertrouw je, die volg je blindelings. Alles wat hij op papier zet, moet een bijdrage leveren om van jou de snelste persoon ter wereld te maken. Dus als hij vindt dat je testosteron, epo, groeihormoon of THG moet gebruiken... Negen van de tien keer doe je dat dan. We denken allemaal van onszelf dat we een eigen wil hebben, maar die eigen wil heeft een limiet. Er is altijd wel iemand die jou zover kan krijgen dat je dingen doet die je eigenlijk niet zou moeten doen. Waarom? Omdat jouw wil niet sterk genoeg is. Dat was bij mij het geval. En ik betaal er de rest van mijn leven een prijs voor.” Zijn belangrijkste les is de naam van zijn sportschool geworden. NUMA Speed dus. NUMA staat voor Never Under My Ability. Oftewel, onderschat nooit je eigen mogelijkheden. “Je kunt meer dan je denkt. Dat geldt voor iedereen. Succes heeft met mentale gezondheid en toewijding te maken. Ik geloof dat ik het wereldrecord ook clean had kunnen lopen, als ik er met volle overgave voor getraind had, er alles voor gedaan en gelaten had. Ieder moment in je leven, hoe kort of onbeduidend ook, is een kans om te leren. Ik heb onderschat wie ik zou kunnen worden. Je kunt meer dan je denkt. Je moet ervoor zorgen dat mensen je niet onderschatten en vooral jezelf niet onderschatten. Want als je in je hoofd denkt dat je iets niet kunt, dan zal het je ook niet lukken. Dat zinnetje, Never Underestimate My Ability, kwam in de gevangenis in mijn hoofd en is er nooit meer uitgegaan. NUMA staat in het Hebreeuws voor lucht, voor licht, en heeft voor mij een bijzondere betekenis. Dit is wat ik iedereen probeer mee te geven, van vijf- tot 78-jarigen.” Het prachtige complex van NUMA Speed, met zowel binnen als buitenfaciliteiten, is zijn grote trots. Het bewijs dat hij zijn tweede kans in het leven gegrepen heeft. “Als ik moet schatten is het nu zo’n 750.000 dollar waard. Niet slecht hè, voor iemand die met 400 dollar begonnen is...” Spijt Tim begeleidt bij NUMA Speed inmiddels zo’n 200 mensen. Van kinderen tot bejaarden. Van professionele sporters, met name American footballers uit de NFL, tot huisvrouwen. En van zakenmensen tot oudere mensen met kanker die beweging nodig hebben om sterker te worden. “Met hen wandel ik soms alleen, dan praten we en vertel ik hen mijn verhaal.” Er gaat een louterende werking uit van contact met mensen die hem om hulp vragen, ervaart hij. “Ik voel me bevoorrecht als ik voor mensen het verschil kan maken.” Zoals bij Max, een jongetje dat al sinds zijn vierde mank liep en altijd een brace droeg. Tim werkte met Max gedisciplineerd aan zijn kracht en flexibiliteit, maar vooral aan zijn zelfvertrouwen. “Het mooiste moment voor zowel Max als mij was dat hij weer zonder brace durfde te rennen.” Dit werk klinkt veel betekenisvoller dan wat je deed als actief atleet. Geeft het ook meer voldoening? “Honderd procent. Als topsporter denk je sowieso alleen maar aan jezelf. Ik won zoveel en stond zo vaak op het podium, dat het mij weinig meer deed. Dit doet alles met me. En weet je wat ik nog het mooiste van alles vind en waar ik het meest dankbaar voor ben? Dat deze mensen me vertrouwen. Ondanks alles. Laten we eerlijk zijn, als mensen mijn naam googlen, dan denken ze als eerste toch: mijn God, bij dat figuur moet ik zo ver mogelijk uit de buurt blijven. Weet je, vroeger vond ik Google geweldig. Als je op mijn naam zocht, kwam je mooie dingen tegen. Overwinningen, records. Het maakte me trots. Tegenwoordig is Google bepaald niet meer mijn vriend. Aan de andere kant is dat juist goed voor mij geweest. Het heeft me gedwongen erover te praten. Voordat ouders hun kinderen aan me toevertrouwen, willen ze weten hoe ik in het leven sta. Logisch. Met iedereen die bij mij komt trainen heb ik vooraf ook een intakegesprek en daarin leg ik alles op tafel. Daarna is het aan hen om te bepalen wat ze doen. Het maakt me nederig als mensen mij vervolgens toch in hun hart sluiten en vertrouwen. Mijn woord is voor hen bijna als de Bijbel. Want ze volgen mij, doen wat ik zeg. Vooraf was ik bang dat mensen me zouden zien als een monster, als een slecht persoon. En geloof me, er zijn genoeg mensen die me zo zagen of zien. Maar juist mensen die me hiervoor niet kenden, geven niet om wat er gebeurd is en beoordelen me op het hier en nu. Daar ben ik dankbaar voor. Ik zie het ook als een wonder van God.” Ben je altijd gelovig geweest? “Mijn moeder was heel gelovig. Als kleine jongen moest ik van haar altijd mee naar de kerk en als ik stil zat en luisterde, kreeg ik na afloop een ijsje. Ik heb mijn ouders zo ontzettend veel pijn gedaan met alles wat ik gedaan heb. Je moet je voorstellen: in de goede jaren werden ze op straat altijd aangesproken over mijn prestaties. Ik was the fastest kid of the world en zij waren mijn ouders. Ze waren zo trots. En later kregen ze op straat alleen maar vervelende dingen over mij te horen. Ik was die dopingzondaar, de drugsdealer, de crimineel. Ik probeer mijn ouders nu iedere dag te laten zien dat ik spijt heb en mijn leven heb gebeterd. Mijn fouten hadden ook niets met mijn opvoeding te maken. Ik was gedreven en te competitief en vooral te eigenwijs. Ik had mijn ouders om raad moeten vragen, maar dat heb ik nooit gedaan. En de mensen om me heen wezen me niet terecht als ik uit de bocht vloog. Als je succesvol bent, hoeft dat ook niet. Dan hoeft niemand je meer iets te vertellen. Althans, dat denk je dan. Daarom maken zoveel jonge sporters dezelfde fouten.” Eyeopener Zijn huwelijk met Jamalee heeft geen standgehouden. Tim is vader van vijf kinderen. Allen zijn ze in meer of mindere mate getalenteerd, getuige de tijden die ze lopen. En Monty, de zoon uit zijn eerdere huwelijk met Marion Jones, is volgens hem zelfs van de buitencategorie. Lachend: “Wat ze alle vijf gemeen hebben, is dat ze sneller willen zijn dan ik. Vroeg of laat wordt dat ruzie...” Met Monty heeft hij op dit moment geen contact, met zijn andere kinderen praat hij over de fouten die hij maakte. “Ik hoop dat zij leren van mijn fouten. Ze hebben hun eigen karakter en maken hun eigen keuzes. Ik weet niet wat ze ervoor over hebben om kampioen te worden, maar ik geef ze wel mee dat ze de goede dingen moeten doen. En dat als ze de verkeerde dingen doen, het vroeg of laat misgaat." Dat houdt hij ook de profsporters voor die hij bij NUMA Speed begeleidt. “Want ambitie maakt soms blind. En ik wil degene zijn die hen de ogen opent. De persoon die ik zelf in mijn carrière heb gemist.” Wat is nu nog jouw grootste doel in het leven? “Ik wil als coach succesvol zijn, met atleten winnen op de Olympische Spelen of een wereldrecord vestigen. Maar minstens zo belangrijk vind ik het om er te zijn voor mijn familie en mijn kinderen. Daarnaast wil ik jonge sporters helpen. Want zeker de atletieksport blijft een gevaarlijke en hypocriete wereld. Ook daarom ben ik nu zo openhartig. Mijn verhaal is hopelijk een eyeopener voor anderen.” Helden Magazine 62 Het verhaal van Tim Montgomery komt voort uit Helden Magazine 62. In deze dubbeldikke editie schittert naast Vivianne Miedema, Ruud Gullit op de cover. Gullit spreekt zich uit over Max Verstappen, Marco van Basten, Louis van Gaal, Erik ten Hag, Ronald Koeman, Virgil van Dijk, Memphis Depay en de Black Lives Matter-discussie. De Oranje Leeuwinnen gaan in Engeland proberen hun Europese titel van 2017 te prolongeren. In het EK vrouwenvoetbal gedeelte spraken we met Dominique Janssen, Jackie Groenen, Jill Roord & Lynn Wilms, Shanice van der Sanden en bondscoach Mark Parsons. In Helden Magazine 62 lees je nog meer interviews en reportages over voetbal. Een gesprek met Luis Sinisterra en zijn trotse moeder. Trainer en oud-voetballer Wim Jonk over Johan Cruijff, Louis van Gaal en Dennis Bergkamp, Molukse voetbalhelden Simon Tahamata & Jack Soumaru én keeper van landskampioen Ajax: Remko Pasveer. Ook spraken we de in korte tijd uitgegroeide boegbeeld van de Nederlandse atletiek: Femke Bol, blikken we samen met drievoudig olympisch kampioen, hockeyster Lidewij Welten en een gesprek met Thomas Dekker over een leven van vallen en opstaan. Daarnaast nemen we de carrière door van mountainbike pionier Bart Brentjes en is Jetze Plat een voorbeeld voor velen. Verder is Cees Bol sprinter bij Team DSM en is Lewis Hamilton de succesvolste Formule 1-coureur aller tijden. Victoria Koblenko daarnaast interviewde Mister Nice Guy en marathonloper Björn Koreman én hockeyster Marijn Veen vertelt over de moeilijke tijd in aanloop naar het WK. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 62 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Atletiek

Hoe het kan dat de Nederlandse atletiek floreert

De Nederlandse atletiek De Nederlandse atletiek floreert als nooit tevoren. Met Femke Bol, Lieke Klaver en Sifan Hassan heeft het drie boegbeelden. In Helden Magazine nummer 72 vroegen we kenners Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc naar hun mening over de drie boegbeelden, de achtergrond van de successen en laten hen vooruitkijken. “Drie powervrouwen,” zegt atletenmanager Caroline Feith als ze Sifan Hassan, Lieke Klaver en Femke Bol moet typeren. De drie atletes zijn de boegbeelden van de Nederlandse atletiek, die floreert als nooit tevoren. “Stuk voor stuk heel sterke persoonlijkheden, echte rolmodellen ook,” vindt Feith, al enkele jaren de manager van onder anderen Femke. “Voor de Nederlandse atletiek is dit goud: drie zulke verschillende types die op verschillende onderdelen wereldwijd uitblinken. Zo’n situatie hebben we nog nooit gehad,” aldus Ellen van Langen, olympisch kampioen 800 meter in 1992 in Barcelona, tegenwoordig Event Director bij Global Sports Communication en toernooidirecteur bij de FBK Games en verschillende Diamond League-wedstrijden. “We hadden een paar jaar geleden natuurlijk Dafne Schippers. Sifan was er toen ook al, maar het draaide alleen maar om Dafne. Nu heb je drie meiden, elk met hun eigen profiel.” Een marketeer had het niet beter kunnen bedenken, stelt Gregory Sedoc, voormalig Europees indoorkampioen op de 60 meter horden, drie keer deelnemer aan de Spelen op de 110 meter horden en tegenwoordig bevlogen atletiekanalist bij de NOS. “Sifan heeft in Tokio al heel veel mensen geïnspireerd door de 1500, 5000 en 10.000 meter te lopen en daarop twee keer goud te winnen en brons te pakken op de 1500 meter na een val in de series. En dan ook nog haar verhaal erbij als meisje dat vluchtte uit haar geboorteland Ethiopië en in haar eentje in een land met een vreemde taal de weg omhoog vond. Dat is een sprookje. Sifan is een voorbeeld voor heel veel jongens en meisjes met een migratieachtergrond, voor kinderen met een kleurtje of uit aandachtswijken. Durf te dromen.” Van Langen: “Sifan is ook zo interessant omdat ze iedere keer heel bijzondere keuzes maakt. Ze heeft drie afstanden gecombineerd op de Spelen in Tokio en is daarna marathons gaan lopen. Op de meest high profile-marathon, die van Londen, maakte zij haar debuut en won meteen, terwijl de meeste atleten misschien een iets rustigere marathon voor hun debuut uitzoeken. Sifan vindt het ook niet erg als ze een keuze maakt die niet goed uitpakt. Zij denkt dan: dit is wat ik wil en dat heb ik in ieder geval geprobeerd.” Sedoc vergelijkt Lieke met schaatsster Jutta Leerdam. “Ze hebben niet alleen allebei een knap koppie en een grote schare fans op social media, maar ze hebben ook heel gespierde, goed getrainde lichamen. Ze zijn allebei imposant, groot en sterk. Wat ik van Lieke en Jutta ook allebei zo mooi vind, is dat ze allebei zo enorm gedreven zijn. In het tennis hadden we vroeger Anna Kournikova. Zij haalde de sponsorcontracten vooral binnen met haar looks. Bij Jutta en Lieke zie je dat ze in de eerste plaats topsporters zijn. Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede, succesvolle sporter kunt zijn. Op die manier is ze ook weer een inspiratie voor een generatie die juist iets te veel bezig is met alleen social media. Zij laat zien dat het heel goed te combineren is.” Sedoc: 'Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede sporter kunt zijn' En dan Femke. Ze won bij de vorige Spelen brons op de 400 meter horden, maar wint tegenwoordig zo’n beetje elke wedstrijd die ze loopt. Ze werd vorig jaar wereldkampioen op de 400 meter horden, nadat ze een jaar eerder ook al de Europese titel had gepakt. Ook de wereldtitel op de 400 meter indoor won ze, dus zonder horden, en liep het wereldrecord op die discipline. Sedoc: “Femke is de girl next door. Ze is een heel bescheiden meisje met vlechtjes, maar op de baan verandert ze in een beest. Femke straalt uit: het begint met plezier en probeer jezelf te verbazen. Als ik haar zie na de finish straalt ze keer op keer uit dat ze zelf ook niet kan geloven dat ze zo goed is. Die oprechte verbazing.” “Je gaat al heel snel naar de verschillen tussen die drie kijken, maar je moet juist ook naar de overeenkomsten kijken,” zegt Van Langen. “Ze weten alle drie heel goed wat ze willen en maken daarin hun eigen keuzes. Er is internationaal altijd heel veel belangstelling voor hen. Ik word er ook op aangesproken bij de toernooien die ik organiseer.” Bart Bennema zag ze alle drie binnenkomen op Papendal. Bennema was de trainer van onder anderen Dafne Schippers en hordeloopster Nadine Visser en is sinds een jaar werkzaam voor de Vlaamse atletiekliga. “Femke kwam met haar coach Bram Peters binnen en is daarna ook met Laurent Meuwly aan de slag gegaan, die haar adviseerde om ook de 400 meter horden te proberen. Lieke was in eerste instantie meer een sprintster, deed het heel aardig op de 200 meter. Rogier Ummels zei haar de 400 meter te proberen, ook zo’n goede zet. Succes op de 400 meter is maakbaarder dan de korte sprint, waarop succes veel meer genetisch bepaald is. Voor de 400 meter geldt: met goede training kun je ver komen. Sifan heeft bij Honoré Hoedt een heel goede basis gelegd, ging daarna naar Amerika en is daar nog veel beter geworden. Wat zij gepresteerd heeft, is bizar. Bij atletiek denk je dat het een sport is van specialisten, maar er is een enkeling die alles kan, zoals Sifan.’ Dafne-factor De huidige atletieksuccessen zijn begonnen met een beleid dat al jaren terug is uitgestippeld. Van Langen: “In mijn tijd waren het meer de eenlingen die er uitsprongen. Je was nog geen onderdeel van een systeem, moest het nog zelf uitzoeken. Dat klinkt wat oneerbiedig, de Atletiekunie was er wel, maar nu is de basis veel beter en groter. Femke, Lieke en Sifan hebben hun succes grotendeels aan zichzelf te danken, maar hebben wel het geluk in een omgeving te zitten waarin ze optimaal kunnen presteren. Lieke en Femke in het systeem van de Atletiekunie op Papendal, Sifan traint daarbuiten, maar krijgt wel de begeleiding, ook voor haar wordt het gefaciliteerd.” De stap van de atletiekbond om van Nieuwegein naar Papendal te verhuizen is essentieel geweest volgens Sedoc. Vanaf dat moment was er een fulltime programma, was niet langer elke atleet op zijn of haar eigen eilandje sport aan het bedrijven. Het laatste puzzelstukje was het geloof dat je als Nederlandse atleet ook kon meedoen om de medailles. “Dafne Schippers heeft de toon gezet, zij heeft echt de volgende fase ingeluid. Atleten als Nadine Visser en Anouk Vetter zijn in haar kielzog meegegaan. De Dafne-factor is zo belangrijk geweest. Femke Bol zag ook ineens dat je niet uit Amerika hoefde te komen om wereldkampioen te worden.” De naam van Dafne Schippers is genoemd. Ze won in 2013 WK-brons op de meerkamp en maakte daarna de overstap naar de sprint. In 2015 pakte ze goud op de 200 meter en zilver op de 100 meter bij het WK, gevolgd door olympisch zilver op de 200 meter in 2016 en de wereldtitel op de 200 meter en brons op de 100 meter bij het WK in 2017. Ook won ze nog vier keer goud, drie keer zilver en een keer brons op EK’s. Vorig jaar stopte ze met atletiek door een slepende rugblessure. [caption id="attachment_21634" align="alignnone" width="1080"] Dafne Schippers in een shoot voor Helden[/caption] Bart Bennema herinnert zich een gesprek dat hij had met collega-atletiektrainer Wigert Thunnissen toen Dafne nog erg jong was. “We zeiden tegen elkaar: ‘Wat zullen we nou doen? Dafne kan het allemaal.’ Wigert zei: ‘Ik zie haar ooit een medaille halen op de meerkamp, maar sprint gaat hem echt niet worden. Die kans is heel klein.’ Het niveau op de sprint was zo hoog en misschien dachten we dat ook omdat ze blank was. Wij waren in die tijd een beetje Calimero, dachten in Nederland: dat kunnen we niet. Dafne bewees: er kunnen mooie dingen gebeuren als je goed wordt begeleid en je het talent hebt. Eerst pakte ze als eerste Nederlandse meerkampster een WK-medaille en daarna veroverde ze als blank meisje de sprintwereld. Dafne is een voorbeeld geweest voor andere atleten.” Feith erkent dat Dafne heel belangrijk is geweest voor Femke. “Als je aan haar vraagt wie haar held is, dan zegt ze: ‘Dafne.’ Toen Femke de eerste keer op Papendal rondliep en Dafne zag, dacht ze: o mijn god, dat is Dafne in het echt. Als je dan zo iemand meemaakt, haar ziet trainen, dan kun je al snel denken: als zij het kan, waarom zou ik het dan niet kunnen? Femke bewonderde Dafne niet alleen, ze is ook door haar getriggerd. Dafne heeft laten zien: als je in jezelf gelooft, kun je alles bereiken.” Feith begeleidde in het verleden ook Churandy Martina en samen met Jos Hermens hielp ze Ellen van Langen. “Vóór Dafne werd het voor onmogelijk gehouden dat een Nederlander überhaupt een finale op het WK of de Olympische Spelen zou kunnen halen. We hebben natuurlijk de olympische titel van Ellen gehad op de 800 meter in 1992, maar daar is destijds te weinig mee gedaan. Daarvoor en daarna was het zo dat als aan de FBK Games in Hengelo een Nederlander meedeed, dat al uitzonderlijk was en de kans groot was dat hij of zij laatste zou worden. Het publiek kwam vooral om grootheden als Carl Lewis een keer van dichtbij te zien. Daarna is een goede structuur neergezet, zijn goede atletiekcoaches opgestaan en aangetrokken. Daardoor is de deur wel opengebleven toen Dafne en Churandy Martina die intrapten.” Topcoaches Vergeet de rol van Bart Bennema ook niet, zegt Feith er meteen bij. “Als Bart er niet was geweest, dan had Dafne misschien nooit de top gehaald. Dan was het vliegwiel misschien nooit op gang gekomen.” Bennema gaat terug naar 2008. “In die tijd waren er nog geen atletiekcoaches die fulltime met atletiek bezig, dat gebeurde meestal in de avonduren. Daar wilde men verandering in brengen. Mede ingezet door toenmalig bondscoach Charles van Commenée en NOC*NSF, dat geld beschikbaar stelde. Ik begreep waarom we eerder geen medailles hadden gewonnen, maar zag niet in waarom het niet zou lukken met de plannen die we hadden. De bond was bezig met centraliseren. Er waren drie fulltime coaches in dienst genomen. We hadden een aantal speerpuntonderdelen: meerkamp, de loopnummers op de middellange afstand en werpen. Werpen was vooral vanwege Rutger Smith. In de meerkamp waren ook al wat successen behaald, door onder anderen Remona Fransen, en vanuit de jeugd kwamen Dafne Schippers en Nadine Broersen eraan. Bram Som deed het leuk op de middellange afstanden onder Honoré Hoedt in die tijd, de voormalig coach van Sifan Hassan. Dit waren drie onderdelen waarvan we dachten dat ze maakbaar waren.” Bennema begon op Papendal als talentencoach, hij moest de talenten voor de meerkamp vinden, hen opleiden en vervolgens doorverwijzen naar hoofdcoach Ronald Vetter. Uiteindelijk werd Bennema fulltime coach van Dafne, omdat ze, nadat ze definitief voor de sprint koos, niet over wilde stappen naar een andere trainer. “De centralisering op Papendal heeft een olievlekwerking gehad. Vanuit atletiekverenigingen was er altijd een beetje weerstand, zo van: je pikt onze atleten in. Vooral veel coaches dachten: waarom zou mijn talent naar Papendal moeten, ik kan het hen toch ook leren? Maar een regionale coach kon niet bieden wat er in een professionele omgeving geboden kon worden. Nu snappen talenten en coaches: als een atleet verder wil komen, moet hij of zij naar Papendal. Inmiddels proberen ze op club of regioniveau ook te professionaliseren, omdat ze Papendal als voorbeeld zien. Papendal is de universiteit geworden van de atletiek. Alles was je nodig hebt om optimaal te kunnen presteren als atleet is aanwezig of kan geregeld worden. Er zijn fulltime coaches, een medische staf, mechanici, voedingsdeskundigen, noem maar op. En er is de mogelijkheid om altijd te kunnen trainen.” Een ander belangrijk aspect, stelt Sedoc, is dat atleten op Papendal trainen met hun concurrenten. “De competitie wordt ook in trainingen hoger, ze gebruiken elkaar om beter te worden. Lieke zegt ook geregeld in interviews: ‘Bij ons op de training is het niveau zo hoog dat we niet bang meer zijn om te starten bij een Diamond League-wedstrijd.’” Feith: “In een groep kun je elkaar stimuleren en van elkaar leren. Dat is de reden waarom we nu ook zo goed zijn op de 4x400 meter-estafette. Dat komt doordat ze continu met elkaar trainen.” Sedoc: “Ik denk geregeld: was ik in deze tijd maar atleet geweest. Zeker weten dat ik dan veel meer uit mijn talent had kunnen halen. Ik ging naar de Albert Heijn en kocht een pak Dubbelfris van een euro, want dat kon ik betalen. Ik deed mijn trainingen vroeg in de ochtend en mijn krachttraining op woensdag en donderdag in de avond. Er werd niets gemeten. Ik vermoed dat ik structureel overtraind was.” Door congressen te organiseren en kennis naar Nederland te halen is het niveau van coaches gestegen, zegt Bennema. “En door het halen van buitenlandse coaches, zoals Rana Reider en Laurent Meuwly, werd er ook nieuwe kennis binnengehaald. De jonge coaches ontwikkelen zich waardoor er doorstroming zal ontstaan en de huidige coaches ontwikkelen zich ook door.” Lachend: “De Nederlandse voetbalcoach was ooit een exportproduct. Misschien wordt de Nederlandse atletiekcoach dat nu ook wel.” Feith ervaart dat er heel anders tegen Nederlandse atleten wordt aangekeken in het buitenland. “Ik krijg ook heel vaak vragen van buitenlandse coaches: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ Dan zeg ik: ga maar eens een kijkje nemen op Papendal, dan heb je het antwoord. Ik had het net over de FBK Games. Op heel veel onderdelen doen tegenwoordig Nederlanders mee, ook voor de overwinning. Het publiek komt juist om hen aan te moedigen en van dichtbij te zien. Dat is een groot verschil met pakweg twintig jaar terug. De kinderen komen voor handtekeningen en foto’s van de Nederlandse atleten; heel leuk om te zien. Op EK’s, WK’s en de Spelen zijn er heel veel finaleplaatsen. Op de afgelopen Spelen acht medailles, had dat tien jaar geleden gezegd en je was voor gek verklaard.” Meeliften Femke, Lieke en Sifan zijn rolmodellen. De atletiek staat in Nederland op de kaart als nooit tevoren. Met drie van zulke boegbeelden is automatisch de interesse van kinderen gewekt. Het zorgt voor aanwas van jeugd bij atletiekverenigingen, wat hopelijk in de toekomst resulteert in nieuwe Femkes, Liekes en Sifans. Feith: “Dat was ook het geval met Churandy Martina. Hij zette de toon als Antilliaanse sprinter. Je ziet nu veel meer sprinters met een Antilliaanse achtergrond rondlopen, ook op Papendal. Er is nu een heel goede estafetteploeg op de 4x100 meter. Ik hoor nu dat bij atletiekverenigingen meisjes met hun haar in vlechtjes – net als Femke – zich aanmelden. Het rad draait al, toekomstige generaties kunnen meeliften. Er is een aanpak gevonden die werkt.” Van Langen: “Er is een heel goede basis in Nederland, maar uiteindelijk moeten er ook goede atleten zijn met het fysieke en mentale talent. Ze moeten ook de druk, het reizen en de vele wedstrijden aankunnen.” In een tijd van bewegingsarmoede bij de jeugd kunnen Femke, Lieke en Sifan ervoor zorgen dat kinderen gaan sporten. Feith: “Deze drie meiden zijn zich er terdege van bewust dat zij een gigantische invloed op de jeugd hebben. Zij kunnen ervoor zorgen dat ze niet alleen op TikTok zitten of gaan gamen. Die rolmodellen kunnen het verschil maken voor de jeugd. Ze kunnen laten zien dat de jeugd iets kan bereiken. Maar vergeet ook niet het belang van deskundig en enthousiast commentaar bij de tv-uitzendingen. Gregory steekt met zijn enthousiasme mensen aan. Ook kinderen denken dan: atletiek is leuk. Dat hij zo enthousiast aan het gillen was bij de wereldtitel van Dafne, dat was geweldig. Daar hebben mensen het nu nog over.” Met het oog op de toekomst kunnen er ook nog zaken beter, vindt Sedoc. “We hebben nu mooie successen bij de vrouwen, het 4x400 estafetteteam bij de mannen won ook op fantastische wijze zilver in Tokio. Maar nu Churandy Martina klaar is, zou het ook mooi zijn als er individuele successen bij de mannen komen. We hebben met Niels Laros een groot talent, dat is mooi. Er komen een paar goede hordelopers aan. En niet te vergeten sprinter Raphael Bouju. Het is wel belangrijk dat de mannen nu ook opkomen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat opkomende talenten niet op hun lauweren gaan rusten, dat ze denken dat het allemaal goedkomt omdat ze in een goed trainingsklimaat zitten.” Feith heeft ook een punt van zorg. “Ik hoor bij verenigingen dat het lastig is om vrijwilligers te vinden. Die heb je echt nodig. Een slag voor de nieuwe generatie die te maken is, is dat de talenten de goede begeleiding krijgen. Rolmodellen zijn er, aanwas is er. Maar wat doe je ermee? Ik hoop dat de bond daar een slag in kan maken. Zodat de kinderen van nu, jeugd van een jaar of zeven, de juiste begeleiding krijgen.” Sedoc is het daarmee eens. Op het gebied van scouting kan er nog een stap worden gemaakt om de successen van nu te continueren. “Er beoefenen op dit moment heel veel potentiële topatleten een andere sport. In het hockey, voetbal en volleybal zijn heel veel mensen die ook de nieuwe Femke Bol of Dafne Schippers hadden kunnen zijn, of die ook een heel goede verspringer of hoogspringer hadden kunnen zijn. De volgende stap is dat het talent dus herkend wordt. Maar niet alleen door mensen van de atletiekunie, bij een goede docent lichamelijke opvoeding begint ook talentherkenning. Dafne Schippers is aan atletiek gaan doen omdat haar gymleraar dat zei. We moeten ernaartoe dat gymdocenten oog gaan hebben voor wie goed kan hardlopen, springen, een bal kan gooien, of een goede oog-handcoördinatie heeft. En die leraar moet die kinderen stimuleren voor een sport te kiezen waar ze talent voor lijken te hebben.” Bennema: “De trainingsprogramma’s op Papendal staan als een huis en met de coaching en begeleiding van jong talent zit het daar goed. Maar bij die talenten zal niet iedere vijf jaar een Dafne, Femke, Sifan of Lieke zitten. Je kunt er wel voor zorgen dat het algemene niveau hoog blijft op verschillende onderdelen. Maar deze meiden zijn nog jong, hè, die zijn nog lang niet klaar. En daarna is het afwachten wat eraan komt. Als je maar een professioneel programma hebt, dan kunnen talenten zich blijven ontwikkelen. En als die basis er staat, kun je ook steeds innovatiever worden. Tegelijkertijd moeten ze niet vergeten gewoon hard te blijven trainen.” Helden Magazine nummer 72 Het verhaal over de Nederlandse atletiek boegbeelden komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Meer lezen? Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'
De Nederlandse atletiek De Nederlandse atletiek floreert als nooit tevoren. Met Femke Bol, Lieke Klaver en Sifan Hassan heeft het drie boegbeelden. In Helden Magazine nummer 72 vroegen we kenners Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc naar hun mening over de drie boegbeelden, de achtergrond van de successen en laten hen vooruitkijken. “Drie powervrouwen,” zegt atletenmanager Caroline Feith als ze Sifan Hassan, Lieke Klaver en Femke Bol moet typeren. De drie atletes zijn de boegbeelden van de Nederlandse atletiek, die floreert als nooit tevoren. “Stuk voor stuk heel sterke persoonlijkheden, echte rolmodellen ook,” vindt Feith, al enkele jaren de manager van onder anderen Femke. “Voor de Nederlandse atletiek is dit goud: drie zulke verschillende types die op verschillende onderdelen wereldwijd uitblinken. Zo’n situatie hebben we nog nooit gehad,” aldus Ellen van Langen, olympisch kampioen 800 meter in 1992 in Barcelona, tegenwoordig Event Director bij Global Sports Communication en toernooidirecteur bij de FBK Games en verschillende Diamond League-wedstrijden. “We hadden een paar jaar geleden natuurlijk Dafne Schippers. Sifan was er toen ook al, maar het draaide alleen maar om Dafne. Nu heb je drie meiden, elk met hun eigen profiel.” Een marketeer had het niet beter kunnen bedenken, stelt Gregory Sedoc, voormalig Europees indoorkampioen op de 60 meter horden, drie keer deelnemer aan de Spelen op de 110 meter horden en tegenwoordig bevlogen atletiekanalist bij de NOS. “Sifan heeft in Tokio al heel veel mensen geïnspireerd door de 1500, 5000 en 10.000 meter te lopen en daarop twee keer goud te winnen en brons te pakken op de 1500 meter na een val in de series. En dan ook nog haar verhaal erbij als meisje dat vluchtte uit haar geboorteland Ethiopië en in haar eentje in een land met een vreemde taal de weg omhoog vond. Dat is een sprookje. Sifan is een voorbeeld voor heel veel jongens en meisjes met een migratieachtergrond, voor kinderen met een kleurtje of uit aandachtswijken. Durf te dromen.” Van Langen: “Sifan is ook zo interessant omdat ze iedere keer heel bijzondere keuzes maakt. Ze heeft drie afstanden gecombineerd op de Spelen in Tokio en is daarna marathons gaan lopen. Op de meest high profile-marathon, die van Londen, maakte zij haar debuut en won meteen, terwijl de meeste atleten misschien een iets rustigere marathon voor hun debuut uitzoeken. Sifan vindt het ook niet erg als ze een keuze maakt die niet goed uitpakt. Zij denkt dan: dit is wat ik wil en dat heb ik in ieder geval geprobeerd.” Sedoc vergelijkt Lieke met schaatsster Jutta Leerdam. “Ze hebben niet alleen allebei een knap koppie en een grote schare fans op social media, maar ze hebben ook heel gespierde, goed getrainde lichamen. Ze zijn allebei imposant, groot en sterk. Wat ik van Lieke en Jutta ook allebei zo mooi vind, is dat ze allebei zo enorm gedreven zijn. In het tennis hadden we vroeger Anna Kournikova. Zij haalde de sponsorcontracten vooral binnen met haar looks. Bij Jutta en Lieke zie je dat ze in de eerste plaats topsporters zijn. Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede, succesvolle sporter kunt zijn. Op die manier is ze ook weer een inspiratie voor een generatie die juist iets te veel bezig is met alleen social media. Zij laat zien dat het heel goed te combineren is.” Sedoc: 'Lieke is een rolmodel doordat ze laat zien dat je niet alleen maar op Instagram actief hoeft te zijn, maar dat je ook nog eens een heel goede sporter kunt zijn' En dan Femke. Ze won bij de vorige Spelen brons op de 400 meter horden, maar wint tegenwoordig zo’n beetje elke wedstrijd die ze loopt. Ze werd vorig jaar wereldkampioen op de 400 meter horden, nadat ze een jaar eerder ook al de Europese titel had gepakt. Ook de wereldtitel op de 400 meter indoor won ze, dus zonder horden, en liep het wereldrecord op die discipline. Sedoc: “Femke is de girl next door. Ze is een heel bescheiden meisje met vlechtjes, maar op de baan verandert ze in een beest. Femke straalt uit: het begint met plezier en probeer jezelf te verbazen. Als ik haar zie na de finish straalt ze keer op keer uit dat ze zelf ook niet kan geloven dat ze zo goed is. Die oprechte verbazing.” “Je gaat al heel snel naar de verschillen tussen die drie kijken, maar je moet juist ook naar de overeenkomsten kijken,” zegt Van Langen. “Ze weten alle drie heel goed wat ze willen en maken daarin hun eigen keuzes. Er is internationaal altijd heel veel belangstelling voor hen. Ik word er ook op aangesproken bij de toernooien die ik organiseer.” Bart Bennema zag ze alle drie binnenkomen op Papendal. Bennema was de trainer van onder anderen Dafne Schippers en hordeloopster Nadine Visser en is sinds een jaar werkzaam voor de Vlaamse atletiekliga. “Femke kwam met haar coach Bram Peters binnen en is daarna ook met Laurent Meuwly aan de slag gegaan, die haar adviseerde om ook de 400 meter horden te proberen. Lieke was in eerste instantie meer een sprintster, deed het heel aardig op de 200 meter. Rogier Ummels zei haar de 400 meter te proberen, ook zo’n goede zet. Succes op de 400 meter is maakbaarder dan de korte sprint, waarop succes veel meer genetisch bepaald is. Voor de 400 meter geldt: met goede training kun je ver komen. Sifan heeft bij Honoré Hoedt een heel goede basis gelegd, ging daarna naar Amerika en is daar nog veel beter geworden. Wat zij gepresteerd heeft, is bizar. Bij atletiek denk je dat het een sport is van specialisten, maar er is een enkeling die alles kan, zoals Sifan.’ Dafne-factor De huidige atletieksuccessen zijn begonnen met een beleid dat al jaren terug is uitgestippeld. Van Langen: “In mijn tijd waren het meer de eenlingen die er uitsprongen. Je was nog geen onderdeel van een systeem, moest het nog zelf uitzoeken. Dat klinkt wat oneerbiedig, de Atletiekunie was er wel, maar nu is de basis veel beter en groter. Femke, Lieke en Sifan hebben hun succes grotendeels aan zichzelf te danken, maar hebben wel het geluk in een omgeving te zitten waarin ze optimaal kunnen presteren. Lieke en Femke in het systeem van de Atletiekunie op Papendal, Sifan traint daarbuiten, maar krijgt wel de begeleiding, ook voor haar wordt het gefaciliteerd.” De stap van de atletiekbond om van Nieuwegein naar Papendal te verhuizen is essentieel geweest volgens Sedoc. Vanaf dat moment was er een fulltime programma, was niet langer elke atleet op zijn of haar eigen eilandje sport aan het bedrijven. Het laatste puzzelstukje was het geloof dat je als Nederlandse atleet ook kon meedoen om de medailles. “Dafne Schippers heeft de toon gezet, zij heeft echt de volgende fase ingeluid. Atleten als Nadine Visser en Anouk Vetter zijn in haar kielzog meegegaan. De Dafne-factor is zo belangrijk geweest. Femke Bol zag ook ineens dat je niet uit Amerika hoefde te komen om wereldkampioen te worden.” De naam van Dafne Schippers is genoemd. Ze won in 2013 WK-brons op de meerkamp en maakte daarna de overstap naar de sprint. In 2015 pakte ze goud op de 200 meter en zilver op de 100 meter bij het WK, gevolgd door olympisch zilver op de 200 meter in 2016 en de wereldtitel op de 200 meter en brons op de 100 meter bij het WK in 2017. Ook won ze nog vier keer goud, drie keer zilver en een keer brons op EK’s. Vorig jaar stopte ze met atletiek door een slepende rugblessure. [caption id="attachment_21634" align="alignnone" width="1080"] Dafne Schippers in een shoot voor Helden[/caption] Bart Bennema herinnert zich een gesprek dat hij had met collega-atletiektrainer Wigert Thunnissen toen Dafne nog erg jong was. “We zeiden tegen elkaar: ‘Wat zullen we nou doen? Dafne kan het allemaal.’ Wigert zei: ‘Ik zie haar ooit een medaille halen op de meerkamp, maar sprint gaat hem echt niet worden. Die kans is heel klein.’ Het niveau op de sprint was zo hoog en misschien dachten we dat ook omdat ze blank was. Wij waren in die tijd een beetje Calimero, dachten in Nederland: dat kunnen we niet. Dafne bewees: er kunnen mooie dingen gebeuren als je goed wordt begeleid en je het talent hebt. Eerst pakte ze als eerste Nederlandse meerkampster een WK-medaille en daarna veroverde ze als blank meisje de sprintwereld. Dafne is een voorbeeld geweest voor andere atleten.” Feith erkent dat Dafne heel belangrijk is geweest voor Femke. “Als je aan haar vraagt wie haar held is, dan zegt ze: ‘Dafne.’ Toen Femke de eerste keer op Papendal rondliep en Dafne zag, dacht ze: o mijn god, dat is Dafne in het echt. Als je dan zo iemand meemaakt, haar ziet trainen, dan kun je al snel denken: als zij het kan, waarom zou ik het dan niet kunnen? Femke bewonderde Dafne niet alleen, ze is ook door haar getriggerd. Dafne heeft laten zien: als je in jezelf gelooft, kun je alles bereiken.” Feith begeleidde in het verleden ook Churandy Martina en samen met Jos Hermens hielp ze Ellen van Langen. “Vóór Dafne werd het voor onmogelijk gehouden dat een Nederlander überhaupt een finale op het WK of de Olympische Spelen zou kunnen halen. We hebben natuurlijk de olympische titel van Ellen gehad op de 800 meter in 1992, maar daar is destijds te weinig mee gedaan. Daarvoor en daarna was het zo dat als aan de FBK Games in Hengelo een Nederlander meedeed, dat al uitzonderlijk was en de kans groot was dat hij of zij laatste zou worden. Het publiek kwam vooral om grootheden als Carl Lewis een keer van dichtbij te zien. Daarna is een goede structuur neergezet, zijn goede atletiekcoaches opgestaan en aangetrokken. Daardoor is de deur wel opengebleven toen Dafne en Churandy Martina die intrapten.” Topcoaches Vergeet de rol van Bart Bennema ook niet, zegt Feith er meteen bij. “Als Bart er niet was geweest, dan had Dafne misschien nooit de top gehaald. Dan was het vliegwiel misschien nooit op gang gekomen.” Bennema gaat terug naar 2008. “In die tijd waren er nog geen atletiekcoaches die fulltime met atletiek bezig, dat gebeurde meestal in de avonduren. Daar wilde men verandering in brengen. Mede ingezet door toenmalig bondscoach Charles van Commenée en NOC*NSF, dat geld beschikbaar stelde. Ik begreep waarom we eerder geen medailles hadden gewonnen, maar zag niet in waarom het niet zou lukken met de plannen die we hadden. De bond was bezig met centraliseren. Er waren drie fulltime coaches in dienst genomen. We hadden een aantal speerpuntonderdelen: meerkamp, de loopnummers op de middellange afstand en werpen. Werpen was vooral vanwege Rutger Smith. In de meerkamp waren ook al wat successen behaald, door onder anderen Remona Fransen, en vanuit de jeugd kwamen Dafne Schippers en Nadine Broersen eraan. Bram Som deed het leuk op de middellange afstanden onder Honoré Hoedt in die tijd, de voormalig coach van Sifan Hassan. Dit waren drie onderdelen waarvan we dachten dat ze maakbaar waren.” Bennema begon op Papendal als talentencoach, hij moest de talenten voor de meerkamp vinden, hen opleiden en vervolgens doorverwijzen naar hoofdcoach Ronald Vetter. Uiteindelijk werd Bennema fulltime coach van Dafne, omdat ze, nadat ze definitief voor de sprint koos, niet over wilde stappen naar een andere trainer. “De centralisering op Papendal heeft een olievlekwerking gehad. Vanuit atletiekverenigingen was er altijd een beetje weerstand, zo van: je pikt onze atleten in. Vooral veel coaches dachten: waarom zou mijn talent naar Papendal moeten, ik kan het hen toch ook leren? Maar een regionale coach kon niet bieden wat er in een professionele omgeving geboden kon worden. Nu snappen talenten en coaches: als een atleet verder wil komen, moet hij of zij naar Papendal. Inmiddels proberen ze op club of regioniveau ook te professionaliseren, omdat ze Papendal als voorbeeld zien. Papendal is de universiteit geworden van de atletiek. Alles was je nodig hebt om optimaal te kunnen presteren als atleet is aanwezig of kan geregeld worden. Er zijn fulltime coaches, een medische staf, mechanici, voedingsdeskundigen, noem maar op. En er is de mogelijkheid om altijd te kunnen trainen.” Een ander belangrijk aspect, stelt Sedoc, is dat atleten op Papendal trainen met hun concurrenten. “De competitie wordt ook in trainingen hoger, ze gebruiken elkaar om beter te worden. Lieke zegt ook geregeld in interviews: ‘Bij ons op de training is het niveau zo hoog dat we niet bang meer zijn om te starten bij een Diamond League-wedstrijd.’” Feith: “In een groep kun je elkaar stimuleren en van elkaar leren. Dat is de reden waarom we nu ook zo goed zijn op de 4x400 meter-estafette. Dat komt doordat ze continu met elkaar trainen.” Sedoc: “Ik denk geregeld: was ik in deze tijd maar atleet geweest. Zeker weten dat ik dan veel meer uit mijn talent had kunnen halen. Ik ging naar de Albert Heijn en kocht een pak Dubbelfris van een euro, want dat kon ik betalen. Ik deed mijn trainingen vroeg in de ochtend en mijn krachttraining op woensdag en donderdag in de avond. Er werd niets gemeten. Ik vermoed dat ik structureel overtraind was.” Door congressen te organiseren en kennis naar Nederland te halen is het niveau van coaches gestegen, zegt Bennema. “En door het halen van buitenlandse coaches, zoals Rana Reider en Laurent Meuwly, werd er ook nieuwe kennis binnengehaald. De jonge coaches ontwikkelen zich waardoor er doorstroming zal ontstaan en de huidige coaches ontwikkelen zich ook door.” Lachend: “De Nederlandse voetbalcoach was ooit een exportproduct. Misschien wordt de Nederlandse atletiekcoach dat nu ook wel.” Feith ervaart dat er heel anders tegen Nederlandse atleten wordt aangekeken in het buitenland. “Ik krijg ook heel vaak vragen van buitenlandse coaches: ‘Hoe gaat dat bij jullie?’ Dan zeg ik: ga maar eens een kijkje nemen op Papendal, dan heb je het antwoord. Ik had het net over de FBK Games. Op heel veel onderdelen doen tegenwoordig Nederlanders mee, ook voor de overwinning. Het publiek komt juist om hen aan te moedigen en van dichtbij te zien. Dat is een groot verschil met pakweg twintig jaar terug. De kinderen komen voor handtekeningen en foto’s van de Nederlandse atleten; heel leuk om te zien. Op EK’s, WK’s en de Spelen zijn er heel veel finaleplaatsen. Op de afgelopen Spelen acht medailles, had dat tien jaar geleden gezegd en je was voor gek verklaard.” Meeliften Femke, Lieke en Sifan zijn rolmodellen. De atletiek staat in Nederland op de kaart als nooit tevoren. Met drie van zulke boegbeelden is automatisch de interesse van kinderen gewekt. Het zorgt voor aanwas van jeugd bij atletiekverenigingen, wat hopelijk in de toekomst resulteert in nieuwe Femkes, Liekes en Sifans. Feith: “Dat was ook het geval met Churandy Martina. Hij zette de toon als Antilliaanse sprinter. Je ziet nu veel meer sprinters met een Antilliaanse achtergrond rondlopen, ook op Papendal. Er is nu een heel goede estafetteploeg op de 4x100 meter. Ik hoor nu dat bij atletiekverenigingen meisjes met hun haar in vlechtjes – net als Femke – zich aanmelden. Het rad draait al, toekomstige generaties kunnen meeliften. Er is een aanpak gevonden die werkt.” Van Langen: “Er is een heel goede basis in Nederland, maar uiteindelijk moeten er ook goede atleten zijn met het fysieke en mentale talent. Ze moeten ook de druk, het reizen en de vele wedstrijden aankunnen.” In een tijd van bewegingsarmoede bij de jeugd kunnen Femke, Lieke en Sifan ervoor zorgen dat kinderen gaan sporten. Feith: “Deze drie meiden zijn zich er terdege van bewust dat zij een gigantische invloed op de jeugd hebben. Zij kunnen ervoor zorgen dat ze niet alleen op TikTok zitten of gaan gamen. Die rolmodellen kunnen het verschil maken voor de jeugd. Ze kunnen laten zien dat de jeugd iets kan bereiken. Maar vergeet ook niet het belang van deskundig en enthousiast commentaar bij de tv-uitzendingen. Gregory steekt met zijn enthousiasme mensen aan. Ook kinderen denken dan: atletiek is leuk. Dat hij zo enthousiast aan het gillen was bij de wereldtitel van Dafne, dat was geweldig. Daar hebben mensen het nu nog over.” Met het oog op de toekomst kunnen er ook nog zaken beter, vindt Sedoc. “We hebben nu mooie successen bij de vrouwen, het 4x400 estafetteteam bij de mannen won ook op fantastische wijze zilver in Tokio. Maar nu Churandy Martina klaar is, zou het ook mooi zijn als er individuele successen bij de mannen komen. We hebben met Niels Laros een groot talent, dat is mooi. Er komen een paar goede hordelopers aan. En niet te vergeten sprinter Raphael Bouju. Het is wel belangrijk dat de mannen nu ook opkomen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat opkomende talenten niet op hun lauweren gaan rusten, dat ze denken dat het allemaal goedkomt omdat ze in een goed trainingsklimaat zitten.” Feith heeft ook een punt van zorg. “Ik hoor bij verenigingen dat het lastig is om vrijwilligers te vinden. Die heb je echt nodig. Een slag voor de nieuwe generatie die te maken is, is dat de talenten de goede begeleiding krijgen. Rolmodellen zijn er, aanwas is er. Maar wat doe je ermee? Ik hoop dat de bond daar een slag in kan maken. Zodat de kinderen van nu, jeugd van een jaar of zeven, de juiste begeleiding krijgen.” Sedoc is het daarmee eens. Op het gebied van scouting kan er nog een stap worden gemaakt om de successen van nu te continueren. “Er beoefenen op dit moment heel veel potentiële topatleten een andere sport. In het hockey, voetbal en volleybal zijn heel veel mensen die ook de nieuwe Femke Bol of Dafne Schippers hadden kunnen zijn, of die ook een heel goede verspringer of hoogspringer hadden kunnen zijn. De volgende stap is dat het talent dus herkend wordt. Maar niet alleen door mensen van de atletiekunie, bij een goede docent lichamelijke opvoeding begint ook talentherkenning. Dafne Schippers is aan atletiek gaan doen omdat haar gymleraar dat zei. We moeten ernaartoe dat gymdocenten oog gaan hebben voor wie goed kan hardlopen, springen, een bal kan gooien, of een goede oog-handcoördinatie heeft. En die leraar moet die kinderen stimuleren voor een sport te kiezen waar ze talent voor lijken te hebben.” Bennema: “De trainingsprogramma’s op Papendal staan als een huis en met de coaching en begeleiding van jong talent zit het daar goed. Maar bij die talenten zal niet iedere vijf jaar een Dafne, Femke, Sifan of Lieke zitten. Je kunt er wel voor zorgen dat het algemene niveau hoog blijft op verschillende onderdelen. Maar deze meiden zijn nog jong, hè, die zijn nog lang niet klaar. En daarna is het afwachten wat eraan komt. Als je maar een professioneel programma hebt, dan kunnen talenten zich blijven ontwikkelen. En als die basis er staat, kun je ook steeds innovatiever worden. Tegelijkertijd moeten ze niet vergeten gewoon hard te blijven trainen.” Helden Magazine nummer 72 Het verhaal over de Nederlandse atletiek boegbeelden komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Meer lezen? Dafne Schippers: 'Het was een rollercoaster' Femke Bol: 'Ik wist niet dat ik zo hard kon'

MMA

Reinier de Ridder: ‘Het is veel meer dan elkaar de hersens inslaan’

Reinier de Ridder (34) is na Rico Verhoeven het nieuwe Nederlandse vechtsportende exportproduct. Hij veroverde twee wereldtitels in Mixed Martial Arts bij ONE en maakte eind vorig jaar de overstap naar UFC. De vader van twee jonge kinderen is hard bezig Amerika te veroveren. Een gesprek in Helden Magazine 78 over het vaderschap, het imago van zijn sport en Gucci-slippers. “Ik ben een lieve vader.” Reinier de Ridder Voor zijn vrouw blijft het elke keer weer spannend. Als haar man in actie komt, staat de televisie aan, maar ernaar kijken durft ze amper. Zodra de bel klinkt, werpt ze snel een blik om te zien of Reinier nog heel is. Ook zijn moeder hield haar hart vast als haar zoon moest vechten. “Ik snap heel goed dat het voor hen heftig is om te zien,” zegt Reinier de Ridder, die excelleert in misschien wel de bruutste sport ter wereld: Mixed Martial Arts, oftewel kooivechten. Zijn vader is zijn grootste fan, mist geen moment van de vechtsportcarrière van zijn zoon. Voor zijn zoon van zes en dochter van vier is het beter dat ze papa niet aan het werk zien. “Er is altijd een risico dat ik schade oploop. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat ze meemaken.” Naar wedstrijden gaan ze dus niet, maar ze weten dondersgoed wat hun vader doet. In de sportschool zijn ze geregeld te vinden. En sinds Reinier in Nederland steeds bekender wordt, merken zij dat ook. “Laatst hoorde ik ze spelen en riepen ze ineens ‘RdR, RdR, RdR’, mijn bijnaam.” 'Er is altijd een risico dat ik schade oploop in een gevecht. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat mijn kinderen meemaken' Thuis wordt er intussen ook al wat afgevochten. “Mijn zoontje is nu al aan het schaduwboksen, trapt tegen de bokszak, stoeit met zijn neefjes. Het zou me niets verbazen als hij straks in mijn voetsporen treedt. Aan de ene kant prachtig, aan de andere kant ook spannend. Mijn dochter is wat minder fanatiek, maar ik vind het wel belangrijk dat ook zij zich leert verdedigen. Vechtsport is niet alleen fysiek. Je leert er mentaal zoveel van. Je bouwt zelfvertrouwen op, wordt er weerbaar door. Dat gun ik ze allebei.” Ego Reinier stapte in november vorig jaar over naar UFC, de grootste vechtsportorganisatie ter wereld. Bij zijn debuut versloeg hij de Amerikaan Gerald Meerschaert en was de eerste Nederlander in acht jaar tijd die een overwinning boekte in het hoofdprogramma van de UFC. Ook de twee daaropvolgende gevechten won hij op indrukwekkende wijze. Helden Magazine nummer 78 Het eerste deel van het interview met Reinier de Ridder komt uit Helden Magazine nummer 78. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Reinier de Ridder (34) is na Rico Verhoeven het nieuwe Nederlandse vechtsportende exportproduct. Hij veroverde twee wereldtitels in Mixed Martial Arts bij ONE en maakte eind vorig jaar de overstap naar UFC. De vader van twee jonge kinderen is hard bezig Amerika te veroveren. Een gesprek in Helden Magazine 78 over het vaderschap, het imago van zijn sport en Gucci-slippers. “Ik ben een lieve vader.” Reinier de Ridder Voor zijn vrouw blijft het elke keer weer spannend. Als haar man in actie komt, staat de televisie aan, maar ernaar kijken durft ze amper. Zodra de bel klinkt, werpt ze snel een blik om te zien of Reinier nog heel is. Ook zijn moeder hield haar hart vast als haar zoon moest vechten. “Ik snap heel goed dat het voor hen heftig is om te zien,” zegt Reinier de Ridder, die excelleert in misschien wel de bruutste sport ter wereld: Mixed Martial Arts, oftewel kooivechten. Zijn vader is zijn grootste fan, mist geen moment van de vechtsportcarrière van zijn zoon. Voor zijn zoon van zes en dochter van vier is het beter dat ze papa niet aan het werk zien. “Er is altijd een risico dat ik schade oploop. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat ze meemaken.” Naar wedstrijden gaan ze dus niet, maar ze weten dondersgoed wat hun vader doet. In de sportschool zijn ze geregeld te vinden. En sinds Reinier in Nederland steeds bekender wordt, merken zij dat ook. “Laatst hoorde ik ze spelen en riepen ze ineens ‘RdR, RdR, RdR’, mijn bijnaam.” 'Er is altijd een risico dat ik schade oploop in een gevecht. En als ik win, zien ze hoe ik iemand anders aftakel. Geen van beide wil ik dat mijn kinderen meemaken' Thuis wordt er intussen ook al wat afgevochten. “Mijn zoontje is nu al aan het schaduwboksen, trapt tegen de bokszak, stoeit met zijn neefjes. Het zou me niets verbazen als hij straks in mijn voetsporen treedt. Aan de ene kant prachtig, aan de andere kant ook spannend. Mijn dochter is wat minder fanatiek, maar ik vind het wel belangrijk dat ook zij zich leert verdedigen. Vechtsport is niet alleen fysiek. Je leert er mentaal zoveel van. Je bouwt zelfvertrouwen op, wordt er weerbaar door. Dat gun ik ze allebei.” Ego Reinier stapte in november vorig jaar over naar UFC, de grootste vechtsportorganisatie ter wereld. Bij zijn debuut versloeg hij de Amerikaan Gerald Meerschaert en was de eerste Nederlander in acht jaar tijd die een overwinning boekte in het hoofdprogramma van de UFC. Ook de twee daaropvolgende gevechten won hij op indrukwekkende wijze. Helden Magazine nummer 78 Het eerste deel van het interview met Reinier de Ridder komt uit Helden Magazine nummer 78. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.

Tour de France

Roxane Knetemann: ‘Die achternaam kleeft toch een beetje aan me’

Roxane Knetemann (37) is sinds ze in 2019 stopte met wielrennen een graag geziene gast. Ze is wieleranalist en co-commentator van vrouwenkoersen bij de NOS, is geregeld te zien bij Vandaag Inside en ook andere tv-programma’s weten haar te vinden. In aanloop naar de Tour de France voor mannen en vrouwen leggen we haar stellingen voor in Helden Magazine nummer 77. “Ik kan beter lullen dan fietsen onder druk.” Roxane Knetemann Als ik Marianne Vos zie rijden, denk ik: zat ik ook nog maar op de fiets. “Nee. Ik kijk met heel veel bewondering naar Marianne, ze is mijn generatiegenoot en ploeggenoot bij Rabobank-Liv geweest. Ze is bijna 38, heeft de evolutie van haar sport de afgelopen twintig jaar meegemaakt. Er is meer geld in het vrouwenwielrennen, er zijn veel meer rensters, de top is breder, ploegen nemen de vrouwen veel serieuzer, er zijn betere training- en voedingsschema’s en er is een beter koersplan dan vroeger. Dat Marianne nu nog steeds meestrijdt om de overwinning, is dus bijzonder knap. Vorig jaar won ze Omloop het Nieuwsblad. Daarna won ze Dwars door Vlaanderen, haar 250e overwinning. Ik werd er emotioneel van, weet als geen ander dat ze niet alleen maar ups heeft gehad in haar carrière. Marianne is echt een koersdier. Ik was dat minder, maar sport nog wel iedere dag. Ik fiets nog zo’n twee keer per week en daarnaast loop ik hard. Sporten werkt therapeutisch voor mij. Ik sport wel op een andere manier dan vroeger, hoor. Ik hou het nu bij ‘comfortabel afzien’. Sinds drie jaar doe ik ook mee aan hardloopwedstrijdjes. Afgelopen winter heb ik de marathon van Valencia gelopen. Ik probeer het niet als een wedstrijd te zien, maar eerder als een uitdaging voor mezelf. Het is lastig om een nieuwe identiteit te vinden na de topsport. Fietsen was mijn passie, mijn grote liefde. En ik ga hier niet een verhaal ophangen dat het makkelijk is om te stoppen met je eerste liefde. Het is lastig om hetzelfde euforische gevoel in iets anders te vinden. Ik was 24 uur per dag topsporter en wat ben ik nu: wieleranalist of -commentator? Dat klinkt ook zo vaag. Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. 'Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen...' Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen… Als ex-topsporter moet je hard aan het werk en je nieuwe leven omarmen. Als je dat doet, dan ga je ook de mooie dingen inzien van niet-topsporter zijn.” Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het interview met Roxane Knetemann komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.
Roxane Knetemann (37) is sinds ze in 2019 stopte met wielrennen een graag geziene gast. Ze is wieleranalist en co-commentator van vrouwenkoersen bij de NOS, is geregeld te zien bij Vandaag Inside en ook andere tv-programma’s weten haar te vinden. In aanloop naar de Tour de France voor mannen en vrouwen leggen we haar stellingen voor in Helden Magazine nummer 77. “Ik kan beter lullen dan fietsen onder druk.” Roxane Knetemann Als ik Marianne Vos zie rijden, denk ik: zat ik ook nog maar op de fiets. “Nee. Ik kijk met heel veel bewondering naar Marianne, ze is mijn generatiegenoot en ploeggenoot bij Rabobank-Liv geweest. Ze is bijna 38, heeft de evolutie van haar sport de afgelopen twintig jaar meegemaakt. Er is meer geld in het vrouwenwielrennen, er zijn veel meer rensters, de top is breder, ploegen nemen de vrouwen veel serieuzer, er zijn betere training- en voedingsschema’s en er is een beter koersplan dan vroeger. Dat Marianne nu nog steeds meestrijdt om de overwinning, is dus bijzonder knap. Vorig jaar won ze Omloop het Nieuwsblad. Daarna won ze Dwars door Vlaanderen, haar 250e overwinning. Ik werd er emotioneel van, weet als geen ander dat ze niet alleen maar ups heeft gehad in haar carrière. Marianne is echt een koersdier. Ik was dat minder, maar sport nog wel iedere dag. Ik fiets nog zo’n twee keer per week en daarnaast loop ik hard. Sporten werkt therapeutisch voor mij. Ik sport wel op een andere manier dan vroeger, hoor. Ik hou het nu bij ‘comfortabel afzien’. Sinds drie jaar doe ik ook mee aan hardloopwedstrijdjes. Afgelopen winter heb ik de marathon van Valencia gelopen. Ik probeer het niet als een wedstrijd te zien, maar eerder als een uitdaging voor mezelf. Het is lastig om een nieuwe identiteit te vinden na de topsport. Fietsen was mijn passie, mijn grote liefde. En ik ga hier niet een verhaal ophangen dat het makkelijk is om te stoppen met je eerste liefde. Het is lastig om hetzelfde euforische gevoel in iets anders te vinden. Ik was 24 uur per dag topsporter en wat ben ik nu: wieleranalist of -commentator? Dat klinkt ook zo vaag. Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. 'Ik vraag me weleens af wat de zin van mijn bestaan nu is. Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen...' Wat voeg ik toe aan de wereld? Dan is het antwoord: ik praat over fietsen… Als ex-topsporter moet je hard aan het werk en je nieuwe leven omarmen. Als je dat doet, dan ga je ook de mooie dingen inzien van niet-topsporter zijn.” Helden Magazine nummer 77 Het eerste deel van het interview met Roxane Knetemann komt uit Helden Magazine nummer 77. Benieuwd naar het hele interview? Bestel het magazine nu met gratis verzending binnen Nederland via onze webshop. Nooit meer een verhaal missen? Word abonnee en bespaar maar liefst €15,- met een jaarabonnement op Helden Magazine.

Tour de France

Anna van der Breggen is terug: ‘Ze wil weten of ze het nóg beter kan’

Het gonste al in het peloton vóór het persbericht eruitging, ruim een jaar geleden. Anna van der Breggen maakt haar rentree. De voormalig olympisch kampioene, wereldkampioene, Giro-winnares en ploegleidster, stapte opnieuw op de fiets. In het tenue van SD Worx, tussen de rensters die ze eerder nog coachte. “Anna is nu 34, ze was best jong toen ze stopte,” zegt Roxane Knetemann. “Ze had álles al gewonnen, zag geen uitdaging meer en keek uit naar een ander leven. Maar als ploegleidster heeft ze het vrouwenwielrennen echt zien veranderen. Er zijn meer wedstrijden, het niveau ligt hoger, en de vijver met talent is veel groter. Dat heeft haar getriggerd.” Van der Breggen zelf gaf aan weer plezier te hebben in het trainen, in het werken naar een doel. Maar volgens Knetemann zit er meer achter. “Fysiek en tactisch was Anna zó goed toen ze stopte, dat ze op een gegeven moment dacht: misschien kan ik het nóg beter. Ze heeft de transformatie van het vrouwenwielrennen gezien en misschien gedacht: ik was eigenlijk af en toe best wel aan het prutsen, als ik het vergelijk met wat ik nu zie.” En dus maakt ze zich op voor haar eerste Tour de France Femmes als renster. In 2021 bestond de Tour nog niet in de huidige vorm. Nu ligt er een parcours dat Van der Breggen aanspreekt. “Ze zag ook nieuwe wedstrijden op de kalender verschijnen,” zegt Knetemann. “Dan denk je: die heb ik nooit gereden, hoe zou ik het daarin doen?” Of ze meteen mee kan met de top? Dat is nog even afwachten. “Wat Demi Vollering nu laat zien, dat is fysiek echt nog wel een niveau hoger dan waar Anna nu zit,” zegt Knetemann. “Maar Anna weet natuurlijk álles van Demi. Ze was haar trainster. Ze kent haar kracht én haar valkuilen. Dat is een voordeel.” Tegelijkertijd, benadrukt ze, is koers geen theorie. “Demi is bij haar nieuwe ploeg FDJ zichtbaar gegroeid. Fysiek en mentaal. Ze is geen andere renster geworden, maar ze heeft zich wél doorontwikkeld. En ik zou niet gek opkijken als ze daar bewust aan heeft gewerkt, juist omdat ze weet dat Anna alles van haar weet.” En dan is er nog de rol van Lotte Kopecky. Ploeggenoot van Van der Breggen bij SD Worx, maar zelf ook ambitieus richting het eindklassement. “Als zij de handen ineenslaan, kunnen ze samen echt een pain in the ass zijn voor Vollering.” Voor Knetemann is de Tour dit jaar interessanter dan ooit. “Wat kan Anna? Wat kan Demi met haar nieuwe ploeg? En hoe ver komt Kopecky? Ik weet het niet. Maar dat maakt het juist zo mooi.”
Het gonste al in het peloton vóór het persbericht eruitging, ruim een jaar geleden. Anna van der Breggen maakt haar rentree. De voormalig olympisch kampioene, wereldkampioene, Giro-winnares en ploegleidster, stapte opnieuw op de fiets. In het tenue van SD Worx, tussen de rensters die ze eerder nog coachte. “Anna is nu 34, ze was best jong toen ze stopte,” zegt Roxane Knetemann. “Ze had álles al gewonnen, zag geen uitdaging meer en keek uit naar een ander leven. Maar als ploegleidster heeft ze het vrouwenwielrennen echt zien veranderen. Er zijn meer wedstrijden, het niveau ligt hoger, en de vijver met talent is veel groter. Dat heeft haar getriggerd.” Van der Breggen zelf gaf aan weer plezier te hebben in het trainen, in het werken naar een doel. Maar volgens Knetemann zit er meer achter. “Fysiek en tactisch was Anna zó goed toen ze stopte, dat ze op een gegeven moment dacht: misschien kan ik het nóg beter. Ze heeft de transformatie van het vrouwenwielrennen gezien en misschien gedacht: ik was eigenlijk af en toe best wel aan het prutsen, als ik het vergelijk met wat ik nu zie.” En dus maakt ze zich op voor haar eerste Tour de France Femmes als renster. In 2021 bestond de Tour nog niet in de huidige vorm. Nu ligt er een parcours dat Van der Breggen aanspreekt. “Ze zag ook nieuwe wedstrijden op de kalender verschijnen,” zegt Knetemann. “Dan denk je: die heb ik nooit gereden, hoe zou ik het daarin doen?” Of ze meteen mee kan met de top? Dat is nog even afwachten. “Wat Demi Vollering nu laat zien, dat is fysiek echt nog wel een niveau hoger dan waar Anna nu zit,” zegt Knetemann. “Maar Anna weet natuurlijk álles van Demi. Ze was haar trainster. Ze kent haar kracht én haar valkuilen. Dat is een voordeel.” Tegelijkertijd, benadrukt ze, is koers geen theorie. “Demi is bij haar nieuwe ploeg FDJ zichtbaar gegroeid. Fysiek en mentaal. Ze is geen andere renster geworden, maar ze heeft zich wél doorontwikkeld. En ik zou niet gek opkijken als ze daar bewust aan heeft gewerkt, juist omdat ze weet dat Anna alles van haar weet.” En dan is er nog de rol van Lotte Kopecky. Ploeggenoot van Van der Breggen bij SD Worx, maar zelf ook ambitieus richting het eindklassement. “Als zij de handen ineenslaan, kunnen ze samen echt een pain in the ass zijn voor Vollering.” Voor Knetemann is de Tour dit jaar interessanter dan ooit. “Wat kan Anna? Wat kan Demi met haar nieuwe ploeg? En hoe ver komt Kopecky? Ik weet het niet. Maar dat maakt het juist zo mooi.”

Tour de France

Prognose etappe 21: Pogacar wint de slotrit in het geel

De kans is groot dat de slotetappe van de Tour niet eindigt in een massasprint op de Champs-Élysées. Het zou zomaar kunnen dat Tadej Pogacar zijn Tourzege nog meer kleur gaat geven door ook in Parijs en in het geel te winnen. Nadat de Tour vorig jaar vanwege de Olympische Spelen in Parijs niet eindigde op de Champs-Élysées, maar in Nice, is de finish nu gewoon weer traditiegetrouw in de Franse hoofdstad. Zoals gewoonlijk zullen de eerste kilometers van 132 kilometer lange 21ste etappe die van start gaan in Mentes-La-Ville, waarschijnlijk in een slakkengang worden afgewerkt en is er tijd om bij te kletsen of zelfs al fietsend te proosten met champagne. Toch is de slotrit extra het bekijken waard. Met nog vijftig kilometer te gaan wordt Parijs bereikt. Daarna volgen drie rondjes van zeven kilometer over de Champs-Élysées. Maar daarna gaat het ineens richting de Côte de la Butte Montmartre, een kasseiklim van 1,1 kilometer tegen 5,9 procent. De klim richting de Sacré-Coeur zat vorig jaar ook in de olympische wegrace. Het zorgde voor spektakel, mooie plaatjes en heel veel fans langs de kant. Dus besloot de Tourorganisatie de beklimming ook in de slotrit op te nemen. Niet één, maar drie keer, als onderdeel van een bijna zeventien kilometer lange omloop door Parijs. De laatste keer dat de top van de Côte de la Butte Montmartre wordt bereikt, is het nog maar zes kilometer naar de streep op de Champs-Élysées. Deze rit leek op het lijf van Mathieu van der Poel geschreven, maar hij moest helaas eerder deze Tour afstappen vanwege een longontsteking. De kans is dus groot dat er met een traditie wordt gebroken, dat de Tour de France van 2025 niet zal eindigen met een massasprint. De kanshebbers van Helden *** Tadej Pogacar ** Wout van Aert * Biniam Girmay
De kans is groot dat de slotetappe van de Tour niet eindigt in een massasprint op de Champs-Élysées. Het zou zomaar kunnen dat Tadej Pogacar zijn Tourzege nog meer kleur gaat geven door ook in Parijs en in het geel te winnen. Nadat de Tour vorig jaar vanwege de Olympische Spelen in Parijs niet eindigde op de Champs-Élysées, maar in Nice, is de finish nu gewoon weer traditiegetrouw in de Franse hoofdstad. Zoals gewoonlijk zullen de eerste kilometers van 132 kilometer lange 21ste etappe die van start gaan in Mentes-La-Ville, waarschijnlijk in een slakkengang worden afgewerkt en is er tijd om bij te kletsen of zelfs al fietsend te proosten met champagne. Toch is de slotrit extra het bekijken waard. Met nog vijftig kilometer te gaan wordt Parijs bereikt. Daarna volgen drie rondjes van zeven kilometer over de Champs-Élysées. Maar daarna gaat het ineens richting de Côte de la Butte Montmartre, een kasseiklim van 1,1 kilometer tegen 5,9 procent. De klim richting de Sacré-Coeur zat vorig jaar ook in de olympische wegrace. Het zorgde voor spektakel, mooie plaatjes en heel veel fans langs de kant. Dus besloot de Tourorganisatie de beklimming ook in de slotrit op te nemen. Niet één, maar drie keer, als onderdeel van een bijna zeventien kilometer lange omloop door Parijs. De laatste keer dat de top van de Côte de la Butte Montmartre wordt bereikt, is het nog maar zes kilometer naar de streep op de Champs-Élysées. Deze rit leek op het lijf van Mathieu van der Poel geschreven, maar hij moest helaas eerder deze Tour afstappen vanwege een longontsteking. De kans is dus groot dat er met een traditie wordt gebroken, dat de Tour de France van 2025 niet zal eindigen met een massasprint. De kanshebbers van Helden *** Tadej Pogacar ** Wout van Aert * Biniam Girmay