Voetbal
Frank Rijkaard is een van de boegbeelden van het Nederlands voetbal. Tien jaar geleden stopte hij als trainer en sindsdien treedt hij weinig op de voorgrond. Voor de Johan Cruyff Foundation, waarvan hij al jaren ambassadeur is, maakt hij een uitzondering. “Ik denk geregeld: wat zou Johan hiervan hebben gevonden?”
Je hebt al een tijd geen interview gegeven, maar maakt voor de Johan Cruyff Foundation een uitzondering. Waarom gaat de foundation je zo aan het hart?
“Nadat ik stopte met voetbal werd ik door meerdere goede doelen benaderd met de vraag of ik me voor hen in wilde zetten. Waar ik me het meest mee verbonden voelde, was de Cruyff Foundation omdat ik Johan natuurlijk kende. De doelstellingen van de foundation spraken mij ook aan. Een van de slogans is: ruimte creëren voor kinderen om te spelen en plezier te hebben. En dat juist voor kinderen voor wie het niet vanzelfsprekend is dat ze kunnen spelen door een handicap.
De Cruyff Foundation zet zich wereldwijd in voor die kinderen, zodat zij kunnen spelen en sporten. Als je ziet wat de foundation al voor elkaar heeft gekregen de afgelopen 25 jaar... Geweldig.”
Wat herinner jij je nog van je eerste ontmoeting met Johan Cruijff?
“Dat was bij een wedstrijd tussen Ajax en een All Star Team van spelers uit de Amerikaanse competitie, waar Johan toen speelde. Ik was een jaar of achttien, vond het wel wat om tegen zo’n legende te spelen. Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig, mijn helden en idolen kwamen uit de generatie voor mij. Piet Keizer en Cruijff waren natuurlijk de grote spelers van het Ajax van eind jaren zestig en begin jaren zeventig. Allebei geweldig.
Piet Keizer was de speler over wie verteld werd dat als hij het op zijn heupen had, hij onnavolgbaar was. Maar Johan is toch de man die wereldwijd naam en faam heeft verworven. Hij was voor mij het summum. Ja, en toen liep dus ineens mijn jeugdheld bij de tegenstander rond. Heel bijzonder. Het United States All Star Team was verder niet zo heel bijzonder.”
Wanneer was de eerste keer dat je echt een gesprek met Cruijff voerde?
“Dat was toen hij eind 1980, na afloop van de Amerikaanse competitie, met ons mee ging trainen bij Ajax. Het leeftijdsverschil was groot, Johan was de dertig al gepasseerd en ik was nog een jeugdspeler. Het was niet zo dat ik meteen op hem afstapte, ik kende mijn plaats. Wim Kieft en ik zijn even oud, wij keken enorm tegen hem op. Hij gaf ons meteen al het gevoel van: ik vind jullie ook wel aardige gastjes.
Hoewel Johan de grote vedette was, stelde hij iedereen op z’n gemak. Hij was open en vriendelijk. En heel toegankelijk voor iedereen, of het nou een gearriveerde speler, de wasvrouw of een jeugdspeler was. Hij stond natuurlijk op heel veel vlakken ver boven ons, maar hij gaf meteen de indruk dat hij gewoon een van ons was. Hij was in voor een dolletje, lachte veel. Johan straalde heel erg uit dat hij plezier had. Ik bewonderde zijn ‘normaal zijn’.”
Is hij belangrijk voor jou geweest in die begintijd als voetballer?
“Jazeker. Hij maakte deel uit van de generatie die het Nederlands voetbal op de kaart zette, tegen die mannen keek ik automatisch op. Hij beïnvloedde mij dus al voordat ik hem voor het eerst ontmoette. Toen hij bij ons mee kwam trainen en een jaar later, eind 1981, ook echt bij ons ging spelen, leerde ik alleen al heel veel door te kijken naar wat hij deed. In en buiten het veld. Op het veld zag ik dat hij perfect tweebenig was, dat hij zowel met links als rechts de bal in de hoek kon krullen.
Johan koos vaak ook voor een stiffie op de goal. Neem het doelpunt dat hij maakte in zijn eerste wedstrijd nadat hij terugkeerde bij Ajax, tegen Haarlem. Je keek je ogen uit, zeker op de training. Wij hadden veel jonge jongens in de ploeg en veel van de talenten gingen al heel snel dingen proberen te kopiëren van Johan. Johan ging alleen op de keeper af en stifte de bal, dat was op dat moment vooral iets wat Zuid-Amerikaanse voetballers deden. Wij zagen dat nog niet zoveel bij ons.
Als Johan iets deed, zag ik het Jesper Olsen en Marco van Basten ook doen tijdens de training en vervolgens in wedstrijden. We leerden in het begin dus heel veel van Johan door onze ogen goed open te houden.”
Akkefietje
Johan Cruijff werd in 1985 jouw trainer. Na een aanvaring met hem besloot je in 1987 te vertrekken bij Ajax. Hoe ontstond dat conflict?
“Johan vroeg iets van mij waar ik nog niet klaar voor was. Dat ging wringen. Hij wilde dat ik me zou manifesteren als leider in het veld. Ik was toen nog meer de man van de harmonie, vroeg dingen vriendelijk en zocht altijd naar een oplossing. Ik had dat harde niet in me op dat moment. Maar Johan bleef daar maar op hameren. Dat begon me te raken. Zo erg, dat ik het op een gegeven moment mooi vond geweest. Dat ik besloot weg te gaan, was ook uit respect voor Johan. Ajax en Johan wenste ik juist heel veel succes toen ik vertrok. Ik dacht: ik ga wel ergens anders naartoe, desnoods bij een team ergens onderaan. Ik ging voor het plezier.
Dat was een beetje die rare mentaliteit van mij op dat moment. Later leerde ik dat voetbal niet altijd alleen maar om plezier draait, het gaat er ook om dat je elkaar de waarheid kunt vertellen. Johan is belangrijk geweest om dat te laten landen bij me. Door mijn vertrek bij Ajax had ik wel een bepaalde hardheid gekregen en dat betaalde zich al vrij snel uit. Een jaar later mocht ik deel uitmaken van het Nederlands elftal dat Europees kampioen werd. Die periode bij Ajax die leidde tot mijn vertrek heb ik de rest van mijn carrière meegenomen en die heeft me op een zekere manier ook gevormd.”
Cruijff kon aan de ene kant heel vriendelijk en open zijn en de helpende hand uitsteken, maar hij kon tegelijkertijd heel hard zijn. Vond jij dat lastig als jonge jongen?
“Nee, het is wat het is, daar ben ik vrij simpel in. Ik zal het jullie sterker vertellen: iemand die mij voortdurend de les leest, gaat mij op den duur irriteren. Dan gaat er wat gebeuren. Maar ik kan er ook niet tegen als iemand mij de hele tijd overdreven helpt, dan raak ik ook geïrriteerd. Je moest en moet mij een beetje mijn eigen gang laten gaan.”
Cruijff stond er bekend om dat hij de strijdbijl snel en makkelijk kon begraven. Hoe was dat bij jullie na jouw vertrek bij Ajax?
“Na het akkefietje heb ik een half jaar of driekwart jaar op non- actief gestaan. Ik werd uiteindelijk aangetrokken door Sporting Lissabon, dat mij eerst uitleende aan Real Zaragoza. In de periode dat ik niet voetbalde, vertrok Johan bij Ajax. Toen ik met Zaragoza tegen Barcelona speelde, had ik voor het eerst weer contact met Johan. Zijn assistent Tonny Bruins Slot kwam naar me toe en vroeg of ik wilde praten. Johan en ik hebben toen op een hotelkamer met elkaar gesproken.” Lachend: “En gek genoeg hebben we het helemaal niet over het voorval bij Ajax gehad.”
Die ontmoeting was dus in aanloop naar het EK van 1988, toen al duidelijk was dat Cruijff trainer van Barcelona zou worden. Hij was achter de schermen al bezig met het fundament van het nieuwe Barcelona. Polste hij jou ook om naar Barcelona te komen?
“Hij vroeg of ik daar oren naar had, maar ik was al in een vergevorderd stadium met AC Milan op dat moment.”
Bescheiden
Jij stopte als voetballer in 1995 na het winnen van de Champions League met Ajax. Cruijff was ook degene die riep dat jij bondscoach moest worden, als opvolger van Guus Hiddink na het WK van 1998 en zonder ervaring als hoofdtrainer, toch?
“Ik werd door Arie van Eijden, die toen bij de KNVB werkte, benaderd en hij zei: ‘Frank, jij moet het gaan doen.’ Bij Guus Hiddink had ik tijdens het WK van 1998 meegelopen, maar was als trainer nog jong en onervaren. Ik had meteen zoiets van: ik weet niet of ik er geschikt voor ben om bondscoach van het Nederlands elftal te worden.
Ik heb bedenktijd gevraagd en ben te rade gegaan bij Rinus Michels en Johan. Zij waren heel belangrijk geweest voor het Nederlandse voetbal, ik wilde het bij hen polsen. Zowel Michels als Cruijff zei: ‘Doen!’ Johan zei: ‘Als je op hoog niveau gespeeld hebt, kun je beter ook op hoog niveau instappen als trainer. Want als je laag gaat zitten, snappen de spelers je toch niet. Op hoog niveau snappen ze tenminste precies wat je bedoelt.’
En Michels zei: ‘Soms zijn er momenten waarop je een keuze moet maken en dit is goed.’” Lachend: “Toen heb ik waarschijnlijk de arrogantie aangenomen om het ook te gaan doen. Ik dacht: als Michels en Cruijff het zeggen, dan gaan we ervoor.”
Cruijff heeft ook gelijk gekregen. Het trainerschap ging jou beter af op hoog dan op lager niveau.
“Zeker! Ja, dat had Johan goed gezien. Die zin dat als je op hoog niveau hebt gespeeld, je beter op hoog niveau in kunt stappen als trainer, snijdt absoluut hout. Ik ben heel vreemd in het trainerschap gerold, dankzij de versnelde cursus van de KNVB. ‘Bescheiden’ als ik ben, dacht ik als ik over een carrière als trainer nadacht dat ik zou beginnen bij de jeugd en dan stapje voor stapje, via een kleinere club, omhoog.
Ik had voor ogen dat ik me op die manier beetje bij beetje kon bewijzen. Als ik dan kijk naar het voetbal en trainerschap van nu, dan is dat zo anders dan 25 jaar geleden. Alles wordt nu wetenschappelijk benaderd. Je moet ook didactisch goed zijn. Je moet vandaag de dag veel kwaliteiten hebben om een groep te kunnen leiden en richting te geven. Daar komt veel bij kijken. Neemt niet weg dat de stelregel van Johan nog altijd overeind staat: goede voetballers snappen eerder wat je als trainer bedoelt.”
En daarom was het voor jou makkelijker om trainer van het Nederlands elftal en Barcelona te zijn dan van Sparta?
“Ja, veel makkelijker.”
Jij besloot in 2000, nadat de halve finale op het EK in eigen land op dramatisch wijze na strafschoppen werd verloren van Italië, te stoppen als bondscoach. Heb je over dat besluit ook contact met Cruijff gehad?
“Nee. We moeten het niet dramatisch maken dat ik ben gestopt. Mijn contract liep af en ik besloot niet door te gaan. Ik had voor het EK al zoiets van: als ik met deze generatie niet op z’n minst de finale haal, dan is dat niet genoeg. Niet voor mezelf, maar ook niet voor die jongens.
Het was een goede generatie spelers, jongens die allemaal eind twintig waren. We speelden het EK in eigen land en ik had sterk het gevoel: nu moeten we het doen. Na de uitschakeling voelde ik niet alleen mijn eigen teleurstelling en verdriet, maar ook die van de spelers en het hele land. Ik dacht meteen: ik ga niet door, want als we het nu niet redden, redden we het nooit meer met deze generatie. Dat bleek wel. Louis van Gaal volgde mij op als bondscoach en hij kwalificeerde zich niet eens voor het WK van 2002 met die spelersgroep.”
Ronaldinho
Dat je trainer in 2003 werd van Barcelona, daarbij had Cruijff natuurlijk ook een dikke vinger in de pap.
“Absoluut. Ik was nooit bij Barcelona terechtgekomen als Johan daar niet zoveel zeggenschap had gehad. Ik had tot dat moment helemaal niet zoveel met Spanje en Barcelona, was veel meer een man van Italië door mijn jaren bij AC Milan. Joan Laporta, die destijds kandidaat was om president van Barcelona te worden, was een huisvriend van Johan en volgens mij ook zijn advocaat.
Hij had volgens mij helemaal met Cruijff bekokstoofd hoe onder zijn bewind Barcelona terug moest keren aan de top. Ze hadden mij op het oog om als trainer de beginjaren voor m’n rekening te nemen. Ik ging bij Barcelona aan de slag met allemaal jongens uit het Dream Team waarvan Johan coach was geweest in de jaren tachtig en negentig.
Eusebio, Juan Carlos Unzué en Carles Naval zaten in de begeleidingsstaf. Txiki Begiristain was technisch directeur geworden en Pep Guardiola nam Barcelona B voor zijn rekening. José Ramón Alexanko was hoofd jeugdopleiding. Alles was al naar de hand van Laporta en Johan gezet. Ik heb het geluk gehad dat ik die eerste jaren mee mocht maken.”
Had je vaak contact met Cruijff toen je trainer was van Barcelona?
“We spraken elkaar zeer geregeld. Johan was, wat hij vaker heeft gedaan als hij zich ergens voor in ging zetten, bezig met de lijnen binnen de club. Hij bemoeide zich met de medische staf, riep: ‘Die dokter is goed en die moet eruit.’ Zo keek hij naar alle geledingen. De gesprekken die we voerden, gingen daar vaak ook over.
Voetbaltechnisch wist hij al dat we bijna op dezelfde lijn zaten. Natuurlijk vertelde hij wel wat hij het beste spelsysteem vond. Daar hebben Henk ten Cate, die de eerste jaren mijn assistent was, en ik naar geluisterd en ons voordeel mee gedaan. Maar we gaven er ook onze eigen invulling aan.”
'Als Johan iets deed, zag ik het Olsen en Van Basten ook doen tijdens de training. We leerden in het begin dus heel veel van Johan door onze ogen goed open te houden'
Kwam je ook vaak bij Johan en Danny thuis?
“Er werd weleens wat georganiseerd. Dan gingen we naar hun huis in de bergen, buiten Barcelona, om te golfen of er werd een barbecue georganiseerd. Leuke dingen. Het was ook een fijne afwisseling. Want trainer van Barcelona zijn, ging je niet in je koude kleren zitten, dat was best heftig. Johan zorgde voor afleiding en ontspanning. En tussendoor hadden we het dan natuurlijk ook over voetbal en spelers. Danny was op die momenten de gastvrouw. Het waren heel liefdevolle bijeenkomsten met familie en vrienden. Ik ben er dankbaar voor dat ik zo ontvangen en begeleid werd.”
Je vertelde net dat het voor jou makkelijker werken was met goede voetballers...
“Ach, ik was wel zo ‘slim’ om mijn zwakke punten een beetje te maskeren. Ik heb altijd geprobeerd om als trainer een groep mensen om mij heen te verzamelen die me konden aanvullen. Bij het Nederlands elftal had ik Ruud Krol, Johan Neeskens, Hans Jorritsma en Pim Doesburg naast me. Zij hadden allemaal al van alles meegemaakt.
Ik kon als onervaren coach alles met hen bespreken. Mijn beslissingen kon ik nemen nadat ik hen had geraadpleegd. Het voelde heel goed dat ik wist dat ik gesteund werd in de besluiten die ik nam. Het groepsgevoel heb ik altijd heel belangrijk gevonden, ik wilde per se dat de trainersstaf eenheid uitstraalde. Dat je allemaal met dezelfde mond praat als je de spelers benadert. Dat is me wel gelukt. Daarnaast ben ik wie ik ben, what you see is what you get. Spelers vinden dat prima of niet.”
Gaf jij spelers ook weleens toestemming om een training over te slaan?
“Zeker. De algemene richtlijn is: gelijke monniken, gelijke kappen. Maar er zijn uitzonderingen, dat moet je als trainer alleen wel goed weten te brengen. Ronaldinho was niet altijd even scherp. Als hij een keer niet hoefde te trainen, dan ging Henk ten Cate er vaak nog even achteraan om hem even extra te prikkelen dat hij zich wel moest laten zien in de volgende wedstrijd.
Het is ook het verschil tussen de Zuid-Amerikaanse mentaliteit en de Nederlandse. Wij zijn van: iedereen gelijk. In andere culturen werkt dat soms een tikkeltje anders. Door iemand wat meer ruimte te geven, kan je juist wat voor elkaar krijgen bij iemand. Dan doet hij het voor je in de wedstrijden. Als ze het niet voor je willen doen als trainer kun je het ook wel schudden.”
Messi
Lionel Messi bezorgde Argentinië op zijn 35ste de wereldtitel, hij heeft nu alles gewonnen wat er te winnen valt. Jij liet hem bij Barcelona debuteren eind 2003, toen hij zestien was...
“Zijn debuut was een mooi verhaal. We speelden een oefenwedstrijd tegen FC Porto in Portugal tijdens een interlandperiode. Veel spelers waren daarom uitgevlogen. We hadden veel spelers meegenomen van Barcelona B. Messi was zestien en hij was ook mee. Ik liet al die jonge jongens invallen. Messi zat als laatste nog op de bank en Henk ten Cate zei tegen me: ‘Hé Frank, moet die kleine er ook niet nog even in?’ Ik antwoordde: ja, natuurlijk!
Niet veel later, aan het begin van het seizoen, speelden we tegen Juventus om de Joan Gamper Cup. Fabio Capello was destijds trainer van Juventus en Messi moest het opnemen tegen die fysiek sterke gasten. Die kleine bezorgde hen handenvol werk, pakte ballen af, dribbelde hen aan alle kanten voorbij. Capello kwam na afloop meteen naar me toe en vroeg: ‘Hoeveel kost die kleine? Die wil ik hebben.’ Ik zei tegen hem: dat gaat hem echt niet worden.”
Wat voor een mannetje was hij toen?
“Hij was heel klein, maar een waanzinnig talent. Zijn aanname, zijn voetbalinzicht, zijn versnelling; het was ongelooflijk. Die demarrages en solo’s van hem liet hij in de jeugd ook al zien. Toen hij bij het eerste kwam, had hij de pech dat Ludovic Giuly, een kleine Fransman met veel diepgang, op zijn positie liep.
Iedereen wist al wel dat Leo eraan kwam. Hij was in het begin steeds maar aan het demarreren, was zo explosief. Hij liep in de beginjaren twee flinke hamstringblessures achter elkaar op. Dat kostte hem ook de Champions League-finale tegen Arsenal in 2006, dat vond hij natuurlijk vreselijk.
Hij was destijds net terug na zijn blessure en ik wilde niet het risico nemen dat hij weer geblesseerd zou raken. Daarbij dacht ik juist aan hem. In die tijd hebben we er bij hem ook op gehamerd dat hij zijn acties meer moest doceren. Hij is in die periode ook extra tijd aan zijn lichaam gaan besteden, ook na een wedstrijd. Hij werkte keihard, was zich er steeds beter van bewust dat hij zijn lichaam moest laten herstellen, dook het krachthonk in; alles om te voorkomen dat hij zulke blessures weer zou krijgen.”
Je glimlachte net toen je over hem vertelde.
“Het is ook uniek, hè. Ik zat naar de WK-finale tussen Argentinië en Frankrijk ook vooral als supporter van Messi te kijken. Ik vind dat hij heeft gekregen wat hij verdient.”
'Messi was superaarding en toegankelijk. We hebben elkaar geknuffeld en zijn op de foto gegaan. Het deed me toch wel wat. Hij is toch de grote ster geworden'
Was je geëmotioneerd toen je hem de beker omhoog zag houden in Qatar?
“Niet dat de tranen over mijn wangen rolden na de WK-finale, maar ik kon als het ware als een jonge hond juichen omdat het Messi gelukt was.”
Wat is de laatste keer dat jullie contact hebben gehad?
“Dat was een paar jaar geleden toen ik met mijn zoon Santi naar Barcelona ging. Hij wilde dolgraag eens een wedstrijd van Barcelona zien. Ik was op dat moment niet zo’n stadionganger. Via elftalbegeleider Carles Naval heb ik kaarten geregeld. Carles zei: ‘Kom dan ook naar een training toe.’ Messi was superaardig en toegankelijk.
We hebben elkaar geknuffeld en zijn op de foto gegaan. Voor mijn zoontje was dat natuurlijk vooral hartstikke leuk. Toen ik Messi na lange tijd weer ontmoette, deed me dat toch wel wat. Hij is toch de grote ster geworden waar de hele voetbalwereld met open mond naar kijkt.”
Verbinder
Heeft Cruijff eigenlijk ook nog bij jou aangeklopt toen hij bij Ajax de Fluwelen Revolutie begon in 2010?
“Ik ben er in het begin bij geweest. We kwamen samen op de Beethovenstraat bij een vriend van Johan. Piet Keizer en Marco van Basten en nog wat mensen waren er ook bij. De plannen werden toen al doorgenomen. Ik ben op een gegeven moment afgehaakt, had andere dingen aan mijn hoofd.”
Johan Cruijff overleed op 24 maart 2016. Denk je nog veel aan hem?
“Jazeker. Ook omdat ik een exponent van zijn manier van voetballen ben. Ik ben opgevoed met zijn filosofie over voetbal. Ik weet hoe hij spelers beoordeelde. Als ik vandaag de dag naar wedstrijden kijk, denk ik geregeld: wat zou Johan hiervan hebben gevonden?”
Dacht je dat ook bij het bekijken van het afgelopen WK?
“Niet tijdens de wedstrijden. Maar als we na afloop met vrienden dieper op de wedstrijd ingingen, dan vormde ik mezelf een mening. En die was dan geregeld gebaseerd op wat Johan ooit verteld heeft.”
Geef eens een voorbeeld?
Lachend: “Jullie dwingen mij nu om iets over iemand te roepen, hè. In algemene zin doel ik dan op een bal achter de man geven, waardoor de snelheid meteen uit een aanval is. Of als een snelle aanvaller klaarstaat om gevaar te stichten, maar de man die de bal moet geven, neemt hem eerst aan, waardoor de mogelijkheid meteen over is. Aan dat soort dingen had Johan zich ook gestoord.”
Eind 2016, als afsluiting van het jaar waarin Cruijff overleed, eerde jij hem tijdens het Sportgala met een schitterende toespraak. Hoe kwam je tot die ode?
“Ik werd benaderd om wat te vertellen over Johan en had meteen de bosloop op mijn netvlies. Ik was een jonge jongen, Johan was de speler van wereldfaam die was teruggekeerd bij Ajax. En ik wilde afsnijden, maar Johan deed dat ook al stiekem vóór mij. Hij dook de bosjes in. Allebei probeerden we te ‘pikken’, ik bleef op afstand. Toen ik op een tak trapte, keek Johan geschrokken om. Hij nam daarna meteen de leiding, zei: ‘Kom achter me aan.’ Dat was voor mij zo’n levendige herinnering aan Johan. Ik heb dat verhaal in één keer opgeschreven en het voorgelezen. Dat wat ik toen vertelde, dat was voor mij Johan.
We missen hem toch allemaal? Een volk heeft zijn idolen nodig. We zien dat nu ook in Zuid-Amerika. Lionel Messi heeft sinds het WK dezelfde status als Diego Maradona. Iedereen daar haalt er kracht en moed uit. Johan was zo iemand voor ons, als sportliefhebbers in Nederland. Maar voor zoveel meer mensen door wat hij heeft bewerkstelligd met zijn foundation. Uniek.”
Hij straalde ook in alles uit dat als je het goed hebt gehad, je best wat terug mag doen voor een ander.
“Dat is ook niet voor niets een van de slogans van de foundation: als je wat voor een ander kunt doen, dan moet je dat doen. En als je het dan ook nog eens doet met heel je hart, zoals Johan altijd deed, dan is het helemaal mooi. Wat mezelf betreft: ik ben ook iemand die klaarstaat als ik mensen in mijn omgeving kan helpen. Ik ben een verbinder.”
Voel jij extra de verplichting om je in te zetten voor de foundation omdat Cruijff er niet meer is?
“Gelukkig zette ik me al in voor de foundation toen Johan nog leefde. Mijn insteek is altijd geweest: mijn steentje bijdragen. Na zijn overlijden zijn heel veel ambassadeurs zich in blijven zetten om zijn erfgoed uit te blijven dragen.
Als ik zie wat er allemaal gebeurt en voor elkaar gekregen is, dan vind ik dat indrukwekkend. De Cruyff Courts zijn wereldwijd aanwezig. Er is veel aandacht voor het gedachtegoed van Johan. Er wordt zoveel goed werk gedaan. Ik hoop dat de foundation dat tot in lengte van dagen voort kan zetten.
Het is een non-profitorganisatie, maar ik hoop wel dat het geld binnen blijft komen. En dat er voldoende mensen beschikbaar zijn die de foundation willen steunen of ambassadeur willen zijn. Johan heeft de zetjes gegeven, maar de sneeuwbal moet steeds groter worden. Daar mag de foundation mij voor blijven bellen. We moeten ook weer een jongere generatie aan gaan spreken, in de hoop dat zij het erfgoed van Johan ook uit willen dragen. We moeten het stokje door blijven geven.”
Het feit dat je dit interview geeft, hoort ook bij het blijven uitdragen van het erfgoed van Cruijff?
“Ja, want ik ben niet zo gek op het geven van interviews. Op camera’s die op mij gericht zijn, ben ik ook niet zo dol. Maar dit zijn dingen waarvan ik het gevoel heb dat ik verplicht ben ze af en toe te doen. Overigens is ‘verplicht’ niet helemaal het goede woord. Want net zoals Johan doe ik dingen ook met mijn hart, anders doe ik het echt niet.”
Wat is de reden dat je sinds 2013, na je laatste klus als trainer, bijna nooit meer op de voorgrond treedt?
“Ik ben eigenlijk een beetje een vreemde eend in de bijt. Als voetballer heb ik het dan wel gered, maar dat was helemaal niet zo vanzelfsprekend omdat ik best een gecompliceerd karakter heb. Ik hou niet zo van de spotlights. Ik heb er altijd moeite mee om in het midden van een zaal te staan, sta liever een beetje met mijn rug tegen de muur toe te kijken. Dat is wie ik ben.
'Ik ben een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik heb het dan wel gered als voetballer, maar dat was niet zo vanzelfsprekend omdat ik best een gecompliceerd karakter heb'
Ik voel me prima bij die rol in de luwte. Het feit dat ik sportman ben geweest, duwt me toch geregeld in een positie dat ik de aandacht op me gevestigd krijg. Dat heb ik inmiddels wel een plaatsje kunnen geven, maar ik moet me toch telkens weer even over mezelf heen zetten op zulke momenten.”
Is dat bescheidenheid?
“Weet ik niet. Ik kon toevallig goed voetballen. En ik heb ook veel geluk gehad. Op momenten dat ik dacht dat ik het niet ging redden als voetballer, schoot ik er een bal in of er gebeurde wat waardoor ik er weer stond. Ik ging weg bij Ajax, dacht: het wordt misschien nooit meer wat. Daar had ik op dat moment maling aan, dat maakte me niet uit. Maar driekwart jaar later was ik Europees kampioen en ging ik naar AC Milan. Het is allemaal zo gek gelopen.”
Je doet het lijken of het je allemaal is overkomen...
“Ja, misschien ben ik wel een zondagskind.”
Kroegpraat
Ronald Koeman is weer bondscoach. Ruud Gullit en Marco van Basten ventileren hun mening als voetbalanalisten. Heb je nog veel contact met hen?
“Ik heb met Ruud vaak contact. Dat zijn vaak vrolijke en plezierige appjes die we over en weer sturen. Marco zie ik ook geregeld. Ook altijd goed.”
Word jij vaak gevraagd als voetbalanalist?
“Ik denk dat de meeste mensen inmiddels weten dat ik niet de behoefte heb om op tv te verkondigen wat ik ergens van vind. Tegelijkertijd vind ik het heerlijk om naar Marco en Ruud te luisteren. Ik ben trouwens best wel een analist, maar dat laat ik alleen blijken aan mijn vrienden als we in de kroeg zitten.
Als ik Ajax heb zien voetballen, dan begin ik daarover met hen. Dan vliegen alle meningen in het rond. En ik haal dan vaak de wijze woorden van Johan er weer bij.” Lachend: “Maar ik voel me niet geroepen om al die onzin die ik in de kroeg tegen mijn vrienden verkondig ook op tv uit te kramen. Wat ik hoor op tv vind ik sowieso een beetje kroegpraat allemaal.”
Kijk je veel wedstrijden?
“Ik heb op het WK de meeste wedstrijden gezien. En ik kijk vaak naar de wedstrijden van de top drie van de eredivisie, blijf niet voor alles thuis. De kinderen willen nog weleens een wedstrijd van Ajax bezoeken en dan ga ik met ze mee.”
Heb je genoten van het Nederlands elftal op het WK?
“Alles is natuurlijk gerelateerd aan het eindresultaat en dat was toch wel een beetje teleurstellend voor iedereen. Ik begon op een gegeven moment wel te geloven dat we het met die lelijke manier van voetballen misschien toch gingen redden. Je moet Louis van Gaal toch nageven dat hij erin slaagde dat een heel groot gedeelte van het land ging geloven dat het zou gaan lukken.
Als het dan in de kwartfinale tegen Argentinië uit elkaar spat, dan besef je des te meer dat het voetballend niet een echt goed toernooi was, wat momenten daargelaten. Die manier van voetballen op het WK is niet onze mentaliteit, vind ik. Ik hoop dat we heel snel teruggaan naar 4-3-3. In de moeilijke wedstrijden met de punt naar achteren op het middenveld en in de makkelijkere wedstrijden met de punt naar voren.”
'Die manier van voetballen op het WK is niet onze mentaliteit, vind ik. Ik hoop dat we heel snel teruggaan naar 4-3-3'
Van wie heb je naast Messi wel genoten op het WK?
“Hoeveel landen hebben op het WK nou echt mooi voetbal gespeeld? Frankrijk haalde de finale, heeft zoveel kwaliteit, maar zij liepen ook alleen maar te verdedigen en tegen te houden. Ze werden pas wakker toen ze 2-0 achterstonden in de WK-finale.
Je ziet de trend dat teams massaal voor de goal gaan staan. Er is maar heel weinig ruimte. Het is aan toekomstige coaches om daar antwoorden op te vinden. Misschien moet er wat opportunistischer gespeeld worden en wat vaker voor afstandsschoten gekozen worden. Dat is beter dan dat eeuwige gebrei. Maar goed, het is nu ook net kroegpraat wat we doen...”
Heb je genoten van Marokko, dat verrassend vierde werd?
“Je kunt ergens op verschillende manier van genieten. De Marokkaanse spelers hebben met inzet, passie en trots voor hun land gevoetbald. Daar kon ik van genieten. Tegen Spanje en Portugal schuurde en kraakte het, maar ze hebben het gered dankzij die enorme inzet. Maar was het mooi voetbal? Ze parkeerden in veel wedstrijden de bus voor de goal. Verdedigend voetballen en de boel ontregelen, is makkelijker dan creëren en mooi voetballen.”
Vader
Gaan we jou ooit nog terugzien in het voetbal?
“Nee. Of het moet zo zijn dat iemand die mij heel na aan het hart ligt, me vraagt om met hem te sparren. Maar dat zou ik dan achter de schermen doen en ik zou het liefst hebben dat niemand dat weet. Als iemand wat wil vragen, sta ik er open voor. Ik vertel graag op een open en eerlijke manier hoe ik dingen zie als daarnaar gevraagd wordt. Ik ga het niet opzoeken, dan moet iemand wel naar mij toe komen.”
Als iemand als Giovanni van Bronckhorst dat zou doen bijvoorbeeld?
“Zeker, ik draag Giovanni een warm hart toe. Ik ben blij om te zien hoe hij het heeft gedaan als coach. Hij moest natuurlijk niet zo lang geleden weg bij Glasgow Rangers, kan gebeuren. Maar als ik zie hoe hij zich altijd presenteert, dat vind ik geweldig.
Hij is nog steeds de coach die met Feyenoord de meeste titels heeft gewonnen. En dat was echt niet in de hoogtijdagen, met alleen maar geweldige voetballers. Hem vind ik echt een mooie vertegenwoordiger van je club.”
Schuilt in hem een bondscoach op een dag?
“Ja, dat denk ik wel.”
Hoe zien jouw dagen eruit?
“Ik doe leuke dingen, sport geregeld, ben vader van vier kinderen en opa van twee kleinkinderen. Ik plan de agenda met mijn vrouw en help haar waar nodig. Daarnaast investeer ik sinds een aantal jaren samen met mijn zaakwaarnemer Perry Overeem in een aantal horeca- en sportcentra in Utrecht onder de naam van de Utrechtse Horeca Groep.
Op dit moment hebben we drie zaken, maar binnenkort openen we een vierde in de binnenstad van Utrecht en een vijfde en zesde zijn ook in de maak. We waren trouwens ook initiatiefnemer van de herontwikkeling van de Watertoren op het Rotsoord. Vooral bij de opstart en opening van Hall22 ben ik samen met mijn andere UHG-compagnon, Marco van Basten, nog best actief geweest met het opnemen van leuke promotiefilmpjes, gefilmd door nog weer een andere compagnon, Barry Atsma.
Het is een heel toffe multisporthal geworden met padel, bowling, squash en nog veel meer. Zo met deze mannen op een leuke manier ondernemen en investeren - waarbij de anderen vooral het echte harde werk doen -, bevalt mij prima, haha.”
Jij hebt sinds maart 2020 een Cruyff Court samen met Ruud Gullit op het Balboaplein, daar waar jullie als kind op straat voetbalden.
“Niet alleen Ruud en ik voetbalden daar in onze jeugd, ook Tarik Oulida en Dries Boussatta deden dat. Ik heb daar zoveel uren doorgebracht. Toen er werd gesproken over een Cruyff Court op het Balboaplein vond ik het een eer om dat samen met Ruud te doen. Het is een mooi plein en als je daar in de buurt woont, is het fijn om naartoe te gaan. Als het mooi weer is, fiets ik weleens door Amsterdam. Dan kan ik daar ook even stoppen.”
Voetbal je dan mee?
“Nou... ik heb een beetje last van mijn knieën.”
Weten de kinderen wie jij bent?
“De meesten weten wel dat ik gevoetbald heb.”
Vinden ze het leuk als je stopt?
“Ze zijn er eigenlijk heel onverschillig over. Dat hebben de kinderen van nu. Als ik wegga, hoor je dan: ‘Wat moest hij?’ Dat is ook wel goed.”
Helden Magazine 65
Het verhaal van Frank Rijkaard komt voort uit Helden Magazine 65. Er is volop aandacht voor de wintersporten én ook voor voetbal. In deze editie lees je onder meer een uitgebreid interview met Lois Abbingh en Tess Lieder – voorheen Wester -. De handbalcollega’s zijn vriendinnen, schoonzussen en sinds kort ook allebei moeder. Daarnaast spraken we met Dávid Hancko en Kristyna Pliskova. De een is een grote aanwinst voor Feyenoord, de ander is toptennisster. Én een gesprek met de populairste schaatser van dit moment, Jutta Leerdam.
Verder interviews met de succesvolste Nederlandse olympiër ooit: Ireen Wüst, de eerste keeper op het afgelopen WK: Andries Noppert, twee grootheden in het rolstoeltennis: Diede de Groot en Esther Vergeer. Shorttrackster Xandra Velzeboer gaat als een komeet én Joep Wennemars is keihard bezig om uit de schaduw van zijn vader Erben te treden.
Ook heeft het voetbalvirus nog altijd Guus Hiddink in zijn greep, werden Marc van de Kuilen en Luuk Veltink vrienden door het noodlot, verteld Juul Franssen over haar strijd met de judobond, spreekt Victoria Koblenko met olympisch kampioen openwater Ferry Weertman én staat bondscoach van de Oranjevrouwen: Andries Jonker stil bij De Nachtwacht.
Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 65 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.