Word abonnee

Wielrennen

‘Neergesabeld door mijn eigen lijf’

Gerlinde Schrijver

Wielrennen

‘Neergesabeld door mijn eigen lijf’

door: Jaap Stalenburg & Robert Prins
9 augustus 2021
10 tot 15 minuten lezen

Baanwielrenster Shanne Braspennincx (25) was na haar tweede plaats op het WK in 2015 vastberaden: ze wilde meer, harder trainen, beter presteren, met in gedachten de Spelen in Rio. Totdat Shanne een paar maanden later een hartinfarct kreeg tijdens een wedstrijd in Amerika. Plots was alles anders.

“Ik vraag me weleens af: wanneer ben ik eigenlijk tevreden? Als ik alles win? Of dan nog steeds niet? Ergens in mijn woonkamer in een vitrinekast ligt een zilveren WK-medaille te prijken met de spotlights erop, maar ik kijk er eigenlijk nooit naar. Als sporter wil je na een prestatie altijd meer. Stilstaan doe je niet. Nu denk ik: misschien moet ik dat vaker doen. Het had vorig jaar zomaar voorbij kunnen zijn.
Meteen na die zilveren medaille op het WK dacht ik: ah, ik ga zó hard trainen, er zit nog zoveel meer in het vat. Ik dacht aan de Spelen in Rio, aan die in Tokio, aan dat ik als kind al riep dat ik wereldkampioen wilde worden. Maar toen werd ik een paar maanden later op een donderdagmiddag in juli ineens kei- hard neergesabeld. Door mijn eigen lijf.
Ik zat op het middenterrein van een wielerbaan in Colorado uit te fietsen. Die dag was ik best goed, had er net een halve finale opzitten en was geplaatst voor de finale die even later zou volgen. Ineens kreeg ik het benauwd. Zo erg dat ik tegen een oud-ploeggenootje naast me zei: ‘Jezus hé, ik krijg last van mijn borst!’
Zij adviseerde mij te gaan zitten. In de tent van het Nederlands team lag een zuurstofmasker. Dat hielp voor geen flikker. Ik probeerde een puffertje om mijn longen wat open te zetten. Deed ook niks. Colorado ligt op 2200 meter hoogte, ijle lucht dus. Last krijgen van je longen na een grote inspanning is daarom niet vreemd. En ik weet: ik moet het hebben van het diep kunnen gaan. Bij mij is het altijd: óf vol gas, of heel rustig.

WILDEBRAS
Vroeger was ik al een halve wildebras. Tot mijn zesde zat ik in een klas met alleen maar jongens en bestond mijn leven uit spelen en fietsen. Wij zijn een fietsfamilie. Mijn twee oudere broers deden het, mijn vader ook. Voor mij gold dat ik alles wilde wat mijn broers deden, dus voordat ik de leeftijd had waarop een wielerlicentie mogelijk was, zat ik al te kloten op een fietsje.
Fietsen ging me ook wel aardig af. Ik won op de fiets van jongetjes, werd drie keer Nederlands kampioen in diverse categorieën en bij de junioren werd ik toegevoegd aan de nationale selectie waarvoor ik naar Papendal verhuisde. Toen ik in 2011 – voor die tijd had ik maar een paar keer op een baanfiets gezeten – met bondscoach René Wolff in gesprek kwam, zat mijn carrière op de weg net in een dip. René vroeg: ‘Lijkt het je leuk om mee te gaan op trainingskamp naar Amerika?’ Wat is dat voor vraag, dacht ik. Natuurlijk! Het voelde als thuiskomen. Alles wat ik leuk vind aan fietsen was daar.

KLOTENACHT
Maar in juli zat ik dus, benauwd, op het middenterrein in Amerika. Ik dacht: wat heb ik nou weer gedaan? Mijn longblaasjes naar de kloten gereden? Iets in mijn middenrif gekneusd? Wat is dit? Ik was moe, de pijn werd niet minder en het irriteerde me mateloos, want ik moest zo weer fietsen, die finale stond nog in de planning.
Maar het ging regenen en de wedstrijd werd afgelast. Gelukkig, weet ik achteraf. Ik ken mezelf. Als dat niet was gebeurd, was ik gewoon op de fiets gestapt en die wedstrijd gaan rijden. En dan? Ik denk dat ik dan een hartstilstand had gehad. Dan was mijn kransslagader volledig dichtgegaan. Of je dan nog gereanimeerd kunt worden, weet ik niet.
Ik stapte weer op de fiets en reed rustig de twee kilometer naar de campus waar we sliepen. Ik ging douchen, sloot daarna aan bij de rest van de groep in de eetzaal en alsmaar had ik die druk op mijn borst. We hebben een klein, hecht team. Bij ons worden altijd grappen gemaakt tijdens het eten, maar daar kreeg ik weinig van mee. Normaal gesproken blijf ik natafelen, nu zei ik: ‘Ik trap ’m aan jongens, ik ga naar bed.’
Ik kleedde me om en hoopte dat de benauwdheid en druk op mijn borst weg zou gaan. Achteraf denk ik: was ik wel goed bij mijn hoofd? Maar het punt is: ik heb iedere dag pijntjes als ik train. Een pijnlijk lichaam is het teken dat je verbetert, dat je sterker wordt. Daarnaast: twee keer per jaar werd ik al binnenstebuiten gekeerd, had ik een inspanningstest inclusief hartfilmpje. Ik was de gezondste van een gezin met drie kinderen.
Het werd een klotenacht. Mijn arm lag steeds in de weg, alsof andermans arm aan mijn lichaam zat. Ik denk dat ik wel twintig keer wakker werd. De 21ste keer was ik er klaar mee. Ik besloot naar de wc te gaan. Alleen al van het opstaan, stond ik te zweten als een idioot. De wandeling over de gang naar die wc duurde voor mijn gevoel een half uur.

‘EEN HARTAANVAL. OP MIJN 24STE. RUIM TIEN UUR HAD IK IN DE RONDTE GELOPEN MET EEN HARTINFARCT’

Hartslag
Continu had ik twijfel: stel ik me niet aan? Ga ik iemand wakker maken? Dat is ook zo rigoureus. Uiteindelijk heb ik toch mijn teamgenootje Laurine van Riessen gewekt. Ze zei: ‘Misschien moeten we toch naar René?’ René zei dat we naar het ziekenhuis moesten, ik twijfelde nog. Tot ik misselijk werd.
Vanaf dat moment schreeuwde mijn lichaam écht moord en brand. Zelf probeerde ik rustig te blijven. Ik trok een trui over mijn slaapshirt, stapte in een trainingsbroek en pakte mijn fiets. Een auto hadden we niet. Het ziekenhuis lag gelukkig vlakbij de campus, op zo’n anderhalve kilometer afstand en de weg liep af. Hangend, met mijn ellebogen op het stuur, ben ik rond vijf uur ’s nachts naar beneden gerold.
Op de eerste hulp ging het snel. Ik werd meteen op een stoel gezet, kreeg allemaal vragen. Mijn hartslag werd gemeten. ‘42, je bent sporter, logisch,’ hoorde ik. Ik schrok.
Mijn hartslag was nog nooit zo laag geweest. Nu was ik vermoeid, had net gefietst én zweette als een otter. Ik kreeg allerlei plakkertjes op mijn lijf, mijn bloed werd afgenomen en er werd een röntgenfoto gemaakt. Steeds meer mensen kwamen kijken. Plots schoot mijn hartslag van 120 naar 60. Ik werd ineens zó beroerd. Alle mensen om mij heen raakten in paniek. Ik dacht: what the fuck! Help me alsjeblieft. Ga kijken wat er aan de hand is!
De volgende morgen kwam een broeder langs. Hij zei: ‘Shanne, je hebt een hartaanval gehad.’ Dat was het eerste moment waarop ik het besefte. Toink! Een hartaanval. Op mijn 24ste. Ruim tien uur had ik in de rondte gelopen met een hartinfarct.

GEDOTTERD
Mijn rechterkransslagader bleek voor 99 procent dicht te hebben gezeten. Ik ben die nacht gedotterd, er is een stent geplaatst. Ga dat nieuws maar eens naar huis bellen, naar je moeder, je vader en je broers. Zo’n bericht brengt emoties los die je bij sommige mensen nooit eerder hebt gehoord. Zat ik daar in mijn eentje in een ziekenhuiskamer in Amerika. Ik heb wel wat afgejankt.
Mijn ploeg – zij hadden het nieuws via de groepsapp meegekregen en moesten nog gewoon een wedstrijd rijden – kwam de eerste dag meteen langs. In wielerkleding. Ze bezochten me vaak, maar een groot deel van de tijd zat ik toch alleen. Keek ik tv, was er een meisje dat schrok en zei: ‘O, ik kreeg bijna een hartaanval.’ Hoe ironisch wil je het hebben? Zo’n grap heeft vanaf nu voor heel mijn leven een andere lading, besefte ik toen. Even later zat ik te balen toen Roger Federer stond te verliezen. Ik vol adrenaline, mijn hartslag omhoog, tot ik ineens dacht: o shit, is dit nu wel handig?
Een kleine week later mocht ik naar huis. Gewoon, met de ploeg mee. Eigenlijk was het heel relaxed reizen: al mijn spullen werden voor me getild. En dan zie je je moeder op Schiphol, ja, dat was wel een emotioneel momentje. Zo’n hartinfarct brengt je dichter bij mensen. Personen die ik al een tijd niet had gesproken en zeiden: ‘Shanne, als jij er niet meer was geweest…’
De eerste weken voelde het alsof ik over iemand anders aan het vertellen was. Ging ik op internetfora zoeken naar mensen met vergelijkbare verhalen, kwam ik al snel in de 50-plusgroep uit. Dan las ik: ‘Nu ga ik meer op mijn eten letten en niet meer roken.’ Ja, dat deed ik al! Heel even dacht ik: verdomme, ik ben 24, waar heb ik dit aan verdiend? Maar die mindset heb ik al snel veranderd, kom je niet verder mee.
Drie weken na mijn thuiskomst mocht ik onder begeleiding beginnen met revalideren. Ik bleef klachten houden. Eerst twijfelde ik, ik vertrouwde m’n lichaam natuurlijk niet meer en wist niet wat ik wel of niet serieus moest nemen. Na onderzoek bleek in september, zo’n twee maanden na dat infarct, dat de stent die ze in Amerika geplaatst hadden te klein was. Ze hadden er geen rekening mee gehouden dat sporters grotere aderen hebben. Het gevolg: nog meer schade bij mijn hart, nóg een operatie. Tot januari mocht ik niet intensief sporten. Of het daarna nog zou lukken, was de vraag.
In januari kreeg ik groen licht van mijn sportcardioloog. Het beste nieuws dat ik kon krijgen. Tot die tijd dacht ik weleens: kan ik niet andermans hart stelen?

‘EN DAN ZIE JE JE MOEDER OP SCHIPHOL, JA, DAT WAS WEL EEN EMOTIONEEL MOMENTJE’

VERBETERDE VERSIE
Het was de heftigste gebeurtenis uit mijn leven, maar dat hartinfarct heeft me ook positief veranderd. Ik ben een binnenvetter. Tot 2016 deelde ik het niet zomaar als ik me ergens aan ergerde, maar inmiddels zie ik dat je daar niets mee opschiet. Er kan zoveel energie verloren gaan aan irritaties. Ik ben ook socialer geworden en doe er nu meer moeite voor om vriendschappen te onderhouden. Nu merk ik pas dat het me goede energie geeft.
Sinds januari heb ik hard getraind. Ik voel me weer gewoon mezelf. Of misschien zelfs een verbeterde versie met een hoop ervaring in de rugtas. Geregeld word ik gecontroleerd, maar in juli hoorde ik van de sportcardioloog: kom over een jaar maar terug. Het gaat dus goed. Ik heb geprobeerd de Spelen in Rio te halen, maar uiteindelijk bleek het door de IOC-eisen onmogelijk voor mij om me te kwalificeren en kon ik alleen mee als reserve. Hoewel ik inmiddels harder rij dan op het WK in 2015 waar ik zilver won. Dat voelde wel dubbel.
In oktober is het EK in Parijs. Daar kijk ik naar uit. Dan is iedereen weer gelijk, zijn de punten van de UCI-ranking die iedereen tot de Spelen verzamelde, verdwenen en beginnen alle baanwielrenners opnieuw. Al voor de Spelen van Rio begon ik met kijken naar Tokio 2020. Daar wil ik heen. Ik heb nu al zin in die reis ernaartoe. Ik had natuurlijk kunnen denken: het is goed zo, ik ben er klaar mee. Maar het punt is, wielrennen is een liefde die bij mij nooit weg zal gaan.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: