Word abonnee

Wielrennen

Roy van den Berg: ‘Een beest met een klein hartje’

Lars van den Brink

Wielrennen

Roy van den Berg: ‘Een beest met een klein hartje’

door: Jasper Boks
30 mei 2023
22 tot 27 minuten lezen

Roy van den Berg (34) is de stoomlocomotief van de gouden teamsprinters. Als geen ander cijfert de baanwielrenner zich weg. Hij vertelt over een ongekende drive, een belofte aan zijn overleden moeder, het geloof en het vaderschap. “Ik weet dat ik honderd procent uit mijn sport haal, maar ik twijfel geregeld of ik honderd procent uit mijn rol als papa haal.”

Zijn bijnaam luidt The Beast. Roy van den Berg is een indrukwekkende ver­schijning. De tatoeages op zijn armen vallen meteen op. Over de volle breedte van zijn borst heeft hij een tattoo van een Japans masker met daaronder de tekst Labor Omnia Vincit, Latijn voor: hard werken wordt beloond, letterlijk en figuurlijk zijn lijfspreuk.

De inkt van de enorme tatoeage op zijn rug is nog maar net opgedroogd. Roy heeft daarnaast een indrukwekkende torso en zijn turbodijen hebben een omtrek van 76 centimeter, niemand van de baansprinters overtreft de starter van de gouden teamsprinters daarin.

Met dat lichaam is hij in staat om met squatten de 265 kilo aan te tikken. “Dit lichaam comes with the job,” zegt Roy, “ik heb dat nodig om hard te fietsen. Ik ga niet ontkennen dat ik trots ben op mijn lijf. Als sporter. Maar in het dagelijks leven zit dat lichaam me ook weleens in de weg. Zeker als ik kleding ga kopen. Een jasje, spijkerbroek of pak; alles moet op maat gemaakt worden.”

Zijn bijnaam doet het ergste vrezen. “Mensen zijn vaak een beetje op hun hoe­de voor mij als ze me niet kennen. Door hoe ik eruitzie. Maar als ze me spreken, merken ze dat ik best wel meeval,” lacht hij. Dan serieus: “Mensen vinden het soms lastig om die eerste stap te zetten. Ik ben echt een heel sociale, lieve jongen, hoor, sta graag voor mensen klaar.”

Offers

Roy geldt al jaren als de man die de baan­sprinters, of zoals hij het zelf noemt The Bullet Train, vanuit stilstand op gang trekt. Na één ronde van 250 meter geeft de locomotief af en razen de laatste twee wagons door. “Er wordt weleens gedacht: hij hoeft maar één rondje te rijden, lekker makkelijk. Mensen zien niet in wat bij die ene ronde allemaal komt kijken. Ik moet van 0 naar 67 kilometer per uur in zeventien tellen. De explo­sie en kracht die ik nodig heb om dat voor elkaar te krijgen, zijn immens.

Om steeds weer een fractie sterker en sneller te worden, daar ben ik dag en nacht mee bezig. Het heeft mij dat beest gemaakt dat ik nu ben; loeisterk en snel.” Wereldtitels, Europese titels, wereld­ records en olympisch goud, hij kan het allemaal afvinken. Roy maakte in 2009 de overstap van het BMX’en naar de baan. Op dat moment was hij Neder­lands kampioen en nummer drie van Europa.

Reden van de overstap: hij vond het fijn dat op de baan de omstandig­heden altijd hetzelfde waren. “Er is nooit zijwind, of een tegenstander die je blok­keert. De baan past beter bij mijn karak­ter. Ik wil graag beloond worden voor de energie die ik ergens insteek, dat er geen externe factoren invloed kunnen hebben op het resultaat. Ik vind het fijn als er geen excuses zijn, dat ik alleen mezelf de schuld kan geven als het niet lukt.”

In 2016 werd hij tweede van Europa op de individuele sprint, maar Roy besloot daarna zijn kwaliteiten in dienst te stellen van het team. Hij koos voor een carrière als starter. “Ik ben van jongs af aan al erg sterk. Als BMX’er was ik ook al erg explosief, ik kon snel een hoge topsnelheid halen met een klein verzet. Ik heb altijd de ingrediënten gehad om een goede starter op de teamsprint te wor­den.

Ik dacht al snel: ik kan een heel belangrijke rol gaan spelen in de team­sprint, heb altijd als droom gehad om ooit olympisch goud te halen. Dat kon als ik me zou focussen op één taak, die van starter. Ik moet de twee anderen zo goed mogelijk afleveren, zodat zij door kunnen accelereren naar een snelheid van 75 tot 80 kilometer per uur.”

Waar zijn maatjes Harrie Lavreysen, Jeffrey Hoogland en eerder Matthijs Büchli – die na de Spelen in Tokio afzwaaide als lid van de sprintploeg – ook nog voor individuele prijzen op de sprint, keirin en kilometertijdrit streden, draait voor Roy alles om het team.

De rol van starter is vandaag de dag niet te com­bineren met andere disciplines. “Ik heb mijn kansen om op individuele num­mers voor de prijzen te gaan opgegeven voor het team. Je kunt denken: wat een offers voor dat ene rondje. Maar ik doe dat met liefde. Als ik naar mijn palmares kijk, dan heb ik nergens spijt van en ben ik alleen maar supertrots.”

In 2020 besloot hij ook zijn contract met BEAT Cycling op te zeggen. Roy sloot aan bij de bond. “Dat was een financieel offer om volledig voor de teamsprint te kunnen gaan,” erkent Roy.

“Theo Bos was mijn teamgenoot bij BEAT en hij gaf aan dat hij ook voor de plek als starter van de teamsprinters wilde gaan op de Spelen. Voor die tijd nam hij altijd de tweede of derde plek in als we met BEAT in teamverband reden.

Ik wist toen dat ik niet alle wereldbekerwedstrij­den meer als starter zou kunnen rijden, moest mijn plek bij BEAT delen met Theo. Ik nam het hem niet kwalijk dat hij ook voor een plek in de ploeg wilde gaan, maar wilde alle beren op de weg zien te vermijden. De overstap naar de nationale ploeg leverde me weliswaar minder geld op, maar ik kon wel dage­lijks met Jeffrey en Harrie trainen.”

Met zijn 34 jaar is hij de oudste van het stel. Hij weigert zich het cement van de ploeg te noemen. “We zijn altijd bezig elkaar te motiveren. Met Jeffrey en Harrie vorm ik een unieke drie­eenheid. De steun en het vertrouwen die ik van hen krijg, is altijd enorm. Allemaal zijn we de beste van de wereld geworden.

Ik was op de Spelen de snelste starter, Harrie de snelste tweede man en Jef de allerbeste derde man. We zijn door de manier waarop wij alle drie onze sport beleven steeds hechter geworden. Eerst waren we collega’s, toen werden we maten en nu zijn we bijna als broers. We organiseren barbecuetjes met elkaar, vinden het heerlijk om met elkaar te filo­ soferen over wat nog beter kan.”

Freak

Het heeft even geduurd voordat Roy een vaste waarde werd. Nadat hij de overstap maakte van het BMX’en naar de baan, deed hij in 2012 ook weer de stap terug. Daarna stopte hij een tijdje met topsport. Twee jaar lang voetbalde hij als rechts­ buiten bij VV Kampen. In 2015 klopte oud­baansprinter en meervoudig wereld­ kampioen Theo Bos, die in 2008 de baan had verruild voor de weg, bij Roy aan en besloten ze samen terug te keren naar de baan.

“Het heeft wel even geduurd voor­ dat werd opgemerkt dat ik het niveau had om starter van de teamsprint te zijn. Nils van ’t Hoenderdaal deed het goed als starter en hij had het vertrouwen van de ploeg. Na het WK van 2018 heb ik alle bike-offs gewonnen en ik ben alle wed­strijden gestart. Ik voelde het vertrouwen en daardoor werd ik alleen maar beter.” Roy leeft als een monnik voor zijn sport.

“Als ik goed wil zijn op die staande ronde moet ik zorgen dat ik alles voor elkaar heb. Niet een week, maar minstens een half jaar. Pas als je een half jaar helemaal voor je sport leeft, ga je stappen zet­ten waarvan je niet voor mogelijk had gehouden dat je ze kon maken.”

Bij alles wat hij doet, stelt hij zich de vraag of het goed is voor zijn sport. Zo zal je hem nooit lang zien staan, niet goed voor de beenspieren. Al jarenlang houdt hij al zijn bevindingen bij in schriftjes. “Als iets niet lekker gaat, dan wil ik weten hoe dat komt. Ik begin dan te piekeren, denk: wat heb ik gegeten die dag? Of: hoe heb ik geslapen die nacht? En: wat heb ik de dag ervoor gedaan?

Ik ben begonnen alles op te schrijven om te kijken of ik antwoorden kon vinden op vragen die ik mezelf stelde. Ik schrijf alles op: hoe ik me voel, wat ik heb gegeten, hoe ik heb gerust, hoe ik heb getraind. Dat helpt mij enorm.”

Op elk vlak heeft hij specialisten om hulp gevraagd. Zijn voeding, slaap, hou­ding op de fiets, trainingsprogramma’s; alles is onder de loep genomen. “Ik heb bijvoorbeeld een kok gebeld die met voeding net zo’n freak is als ik met fietsen. Hij heeft ervoor gezorgd dat ik altijd de perfecte voeding heb. Daarna wilde ik mijn slaap in orde hebben. Maar hoe weet je wanneer je goed slaapt? Ik heb een mat aangeschaft die mijn harstslag registreert. Ik heb zo’n ring om mijn vinger tijdens mijn slaap, zodat ik af kan lezen hoe ik heb geslapen. Met camera’s hebben we naar mijn techniek geke­ken. Hoe kan ik sneller uit de machine komen? Hoe zorg ik dat ik zo nauw­keurig mogelijk op de ideale, zwarte lijn blijf fietsen op de baan?”

Bevlogen doet hij zijn verhaal. Over wattages tijdens fietstrainingen en kilo’s tijdens krachttrainingen. “Kijk, Harrie en Jef kunnen vaak samen trainen, ik ben meer op mezelf aangewezen door het specialistische werk wat ik doe als starter. Ik heb ook een cursus gevolgd om me op communicatief vlak te ontwikkelen,” vertelt Roy.

“ik moet de specialisten met wie ik werk goed onder woorden kun­nen brengen wat ik wil zeggen. He geleerd om duidelijk mijn boodschap over te brengen. Over elk detail is nage­dacht met een groep mensen. Het begint ’s ochtends al met het nemen van een goed heet bad, waardoor mijn lichaam warmer is, ik makkelijker kan rekken en mijn lichaam sneller opstart, tot het slapengaan. Het klinkt allemaal heel simpel wat ik moet doen, maar het is vet moeilijk om het allemaal tegelijk uit te voeren. Ga maar eens met 67 kilo­ meter per uur precies op die zwarte lijn rijden. Zorg tegelijkertijd maar eens dat je in de perfecte houding blijft zitten. Je kan nog zoveel talent hebben, maar het begint met keihard willen werken. Ik ben al acht jaar bezig de perfecte ronde te rij­den en het is me nog steeds niet gelukt.”

Egoïst

Dat hij zo voor zijn sport kan leven, heeft hij te danken aan zijn vriendin Yvonne Hijgenaar, vertelt Roy. Zij was zelf baan­sprinter, won drie WK­medailles en deed mee aan de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Ze leerden elkaar kennen toen Roy de overstap maakte naar de baan in 2009, het klikte meteen. “Yvonne is een topvrouw, steunt me geweldig. Soms zegt ze: ‘Je bent weer wat prikkelbaarder, ik merk dat er een belangrijke wedstrijd aan komt. Ik laat je even met rust.’

Als ik op trainingskamp moet, zegt ze niet: ‘Moet je nu alweer weg?’ Ze snapt het als ik niet kan koken omdat ik dan te lang op mijn benen moet staan. Ze zegt juist: ‘Als je voor de sport kiest, dan moet je er ook honderd procent voor gaan.’ Zij maakt offers voor mij, zodat ik mijn sport kan beoefenen. Nou, dan mag ik zeker niet gaan lanterfanten. Dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen.”

Samen hebben ze zoons Ryan van negen en Ross van zes. Het leven als topspor­ter en de rol van papa zorgen soms voor een spagaat, erkent Roy. “Mijn sport zit de hele dag in m’n hoofd, maar ja, ik ben ook vader van twee jongens. Ryan tennist en speelt op zondag vaak com­petitie. Ik ben lang niet alle wedstrijden gaan kijken, omdat maandag vaak mijn belangrijkste trainingsdag is, dan ben ik altijd heel specifiek met starten bezig. Als ik bij mijn zoon ga kijken, betekent het dat ik veel moet staan en dat merk ik vaak meteen de volgende dag tijdens de training.

Maar ja, ik ben ook vader… Ik weet hoe leuk het als kind is dat je vader komt kijken. Ik weet dat ik honderd pro­cent uit mijn sport haal, maar ik twijfel geregeld of ik honderd procent uit mijn rol als papa haal. Die gesprekken voer ik ook met Yvonne. Ben ik er wel genoeg voor de jongens? Zij zegt dan: ‘Natuurlijk, je doet het super.’

Ik vind het zo moeilijk om mensen teleur te stellen. Gelukkig zijn de jongens hartstikke trots op me. Ze snappen dat papa veel moet rusten voor zijn sport. Ik krijg vaak van de oudste te horen: ‘Pap, kun je wel mee? Je moet ook rusten.’ Maar als ik er ben, dan ben ik er ook met de volle honderd procent bij. Dan hou ik precies in de gaten wat de jongens doen en ben ik oprecht geïnteresseerd. Die warmte voelen ze gelukkig.

Ik probeer het maximale te doen als vader zonder dat het de sport in de weg staat.” De twijfels of hij zijn vaderrol goed invulde, waren het ergst tijdens de coronapandemie. In januari 2021 was er de olympische bike-off in Zwitserland. Drie renners wilden voor de rol van starter gaan in de olympische ploeg, er was slechts één plek te vergeven. “Ik kon het me niet veroorloven om corona te krijgen, dan was alles waarvoor ik had gewerkt voor niets geweest. Het gevolg: ik was niet thuis, kon de jongens ook niet knuffelen. Allemaal uit voorzorg. Ik zat twaalf dagen afgesloten van de wereld in een hotel voordat we naar Zwitser­land gingen. Vlak voor vertrek ging ik nog even langs huis. Ik dacht: dan kan Yvonne mijn spullen nog even wassen. Ik had er geen rekening mee gehouden dat Ryan en Ross ook thuis zouden kunnen zijn… Ze stonden naar papa te kijken vanachter het raam, terwijl ik mijn tas onder de carport neerzette.

Ik zag die twee koppies naar me kijken, wilde m’n jongens zo graag in m’n armen nemen. Vreselijk. Met pijn in m’n hart ben ik daarna weggegaan. Ik voelde me op dat moment zo’n egoïst. Maar het kon niet anders. Ik had jarenlang alles perfect proberen te doen, dan moest ik dat op dat moment ook doen. Er was veel discipline voor nodig om niet heel even die jongens een knuffel te geven.”

Begrafenis

Roy won de bike­off. Daardoor bleef de belofte die hij zijn moeder had gedaan recht overeind. In 2018 kreeg zij een hersenbloeding. “Het gebeurde toen ze op de fiets zat op weg naar een vergadering in de parochie,” vertelt Roy. “Aangekomen bij de kerk voelde ze zich niet goed en werd ze naar het ziekenhuis in Zwolle gebracht, waar een AVM, een aandoening waarbij de aansluiting tus­sen slagaders en aders misvormd is, werd geconstateerd, achter in haar hoofd. Toen ik bij haar kwam, sprak ze me aan met een andere naam. Vreselijk.”

Zijn moeder kwam na een tijdje weer thuis, in afwachting van een operatie die de druk en pijn in haar hoofd moest verhelpen. “Een dag voor de operatie, begin juni 2019, zat ik bij haar op de bank. Vlak voor ik afscheid nam, zei ma: ‘Jongen, word maar olympisch kampi­oen.’ Ik antwoordde: mam, dat beloof ik. Daarna gaf ik haar een dikke knuffel en ging naar huis. Het afscheid nemen was lastig, omdat we de risico’s van de operatie ken­den. Er was een kans dat ze er niet uit zou komen.”

De volgende dag kreeg Roy een tele­foontje. De operatie was geslaagd. Hij was onderweg naar Omnisport in Apel­ doorn waar hij gemasseerd zou worden. “Mijn moeder werd naar de uitslaap­ zaal gebracht. Ik was zo opgelucht en blij, vertelde de masseur meteen dat ik fantastisch nieuws had gekregen. Na de massage ging ik meteen naar het zieken­huis. Mijn vader en zus waren er al, we waren alle drie in de gloria. Toen we aan het wachten waren, kregen we ineens te horen dat het langer duurde voordat mijn moeder terug naar haar kamer kon. Een half uur later kwam de arts bij ons en vertelde dat er complicaties waren op­ getreden op de uitslaapzaal. Ze had een hersenbloeding gekregen. Toen de arts bij ons kwam, bleek ze al hersendood te zijn. Van euforie gingen we naar groot verdriet. Mijn vader, zus en ik moesten ineens beslissen of we de stekker eruit zouden halen bij mijn moeder…”

De laatste woorden die hij had uitgesproken tegen zijn moeder schoten meteen door zijn hoofd. Drie dagen na de uitvaart van zijn moeder waren de European Games in Minsk. Roy be­sloot gewoon af te reizen. “Ik had zoveel emoties gehad tussen het overlijden van mijn moeder en de uitvaart. De dienst in de kerk was heel mooi, ik heb een woordje gedaan.

Ik had drie A4’tjes vol geschreven, vond het heel spannend om te speechen tijdens de uitvaart. Veel enger dan het rijden van de olympische finale. Ik heb zo lang nagedacht over de woor­den die ik wilde zeggen. Na de begrafenis was ik mentaal helemaal op, ik had ook heel lang op m’n benen gestaan. En daar­ na moest ik meteen weer fietsen.

Ik wil­de en mocht niet verzaken. Die belofte aan mijn moeder was er, hè. Ik had haar beloofd olympisch kampioen te worden. Ik wist ook dat Nils van ’t Hoenderdaal mee zou gaan. We hadden vooraf af­gesproken dat de snelste van ons in de finale mocht starten. Ik was sneller en we wonnen de finale. Het was zwaar, maar het gaf mijn zelfvertrouwen een enor­me boost. Ik kon zelfs onder de zwaarst mogelijke omstandigheden presteren. Zelfs drie dagen na de begrafenis van mijn moeder lukte het mij om de ploeg optimaal af te leveren voor goud. Ik was zo trots op mezelf.”

Vette rotzooi

Van de datum van overlijden, 7 juni 2019, tot en met de Spelen was de belofte aan zijn moeder zijn grote drijf­ veer. “Als ik moe was, dan zei ik tegen mezelf: hoeveel is je woord waard? Dan besloot ik toch nog een keer alles eruit te persen. Die belofte woog heel zwaar op m’n schouders. Mijn moeder fietste altijd met me mee tot en met de Spelen.”

In die periode waren zijn schriftjes ook heel belangrijk. “Dingen die ik voelde en dacht vertrouwde ik toe aan het papier. Ik wilde mijn vader en zus niet belasten met mijn emoties en pijn, zij hadden het zelf al zwaar genoeg. Ik wilde heel graag die stabiele factor zijn. Voor hen, maar ook voor Yvonne en de kinderen.”

De teamsprinters maakten hun favorie­tenrol waar op 3 augustus 2021. “Het voelde zo goed dat ik de belofte aan mijn moeder in kon lossen. Ik weet niet of ik er wel mee had kunnen leven als dat me niet was gelukt. Als het enige wat ik haar nog had beloofd voordat ze ging, was mislukt, dan had dat heel zwaar voor me geweest om te accepteren. Het was vooral opluchting wat ik voelde na afloop. Het gevoel dat alles minder dan goud gelijk stond aan falen, zorgde voor zoveel druk.

Moet je je voorstellen hoe je dan in de startmachine staat. Met Harrie, Jeffrey en Matthijs heb ik het niet veel gehad over de belofte die ik aan mijn moeder had gedaan. Wij spreken met elkaar niet veel over gevoelens, maar ik denk dat ze wel wisten van mijn belofte.

Die groepsknuffel met elkaar na de finale, daar zat alles in. Dat was een bedankje naar elkaar voor alle bloed, zweet en tranen die we jarenlang in de ploeg hadden gestoken. We waren ook echt wel even heel blij, maar het gekke van de Spelen was dat Jeffrey, Harrie en Matthijs ook nog individuele doelen hadden, op de keirin en sprint. Zij moes­ ten meteen door. We deelden met elkaar een appartement. Ik was klaar, maar ben niet gaan feesten, voelde me nog steeds verantwoordelijk voor het team.

Ik ben de volgende ochtend gewoon weer vroeg opgestaan en met Harrie gaan ontbij­ten. Had zin in pizza, zalm, sushi en allemaal vette rotzooi, maar die jongens moesten nog fietsen. Dan dacht ik: het kan toch niet zo zijn dat ik nu met pizza voor de neus van die andere jongens ga zitten? Ik had het ook niet gepikt als iemand dat bij mij zou doen. Dus stond ik gewoon vroeg op en nam ik mijn Brinta en eiwitten, alsof ik zelf moest fietsen. Ik bleef gewoon nog een paar dagen in de routine, totdat iedereen klaar was.”

Rouwverwerking

Na de Spelen had Roy het zwaar. Alle emoties die hij lange tijd had opgekropt, kwamen eruit. Hij was lange tijd uit­ geput en futloos. “Herinneringen aan mijn moeder heb ik voor de Spelen be­wust niet opgehaald in gesprekken met mijn vader en zus. Te emotioneel. Na de Spelen had ik voor het eerst in jaren een lange periode om tot rust te komen. Ik had alles uitgesteld. Ineens kwam alles eruit. Ik kon tien keer ‘kom op Berg’ tegen mezelf zeggen, maar het was even op. Er was ook even geen doel waarvoor ik alles moest geven. Dat was lastig. Ik denk ook dat het uitgestelde rouw­ verwerking was.”

Hij had veel om over na te denken. Ook over het geloof. “Mijn moeder was 58 toen ze overleed. Ik zat best wel in een spagaat over het geloof. Mijn moeder stond voor iedereen klaar, was echt een goed en lief mens. Ze was onderweg naar het huis van God, naar de kerk, en toen overkwam haar dat… Is toch heftig?” Tegelijkertijd bood het geloof hem houvast, vertelt hij. “Ik ben niet iemand die veel naar de kerk gaat, doe mijn gebedje bij het opstaan en voor het slapengaan. Ik vond het heel fijn om hardop mijn gebed uit te spreken als ik in mijn eentje was. Op die manier heb ik veel verwerkt.”

Na de Spelen nam Roy ook uitgebreid de tijd voor zijn gezin. En hij toonde iedereen die hem had geholpen tijdens zijn olympische missie zijn dankbaar­heid. Roy neemt een slok van zijn cola zero. “Het was niet makkelijk met de concurrentiestrijd, het overlijden van ma, de belofte die ik haar had gedaan en corona. Sinds een half jaar voel ik echte blijdschap om de olympische titel. Ik heb nu eindelijk het gevoel dat ik het weer voor mezelf doe. Het geeft me meer rust. Het is toch beter om iets voor jezelf te doen en niet het gevoel te hebben dat je het per se goed moet doen voor iemand anders.”

Revanche

De oogkleppen zijn weer op. Roy heeft een nieuw doel: olympisch goud pro­longeren op de teamsprint in Parijs. In augustus is de WK in Glasgow, daar is het tijd voor revanche. In oktober vorig jaar verloren de teamsprinters namelijk voor het eerst in tijden. Na vier we­reldtitels op rij werd het nu zilver. Aus­tralië won op de olympisch piste nabij Parijs. Een verklaring was daar wel voor: Roy had in aanloop naar het WK flinke rugklachten. Wat Roy ook niet lekker zit: de Australiër Leigh Hoffman heeft hem afgelost als snelste starter. “De rug­ problemen zijn voorbij, we hebben een trainingsblok van vijf maanden gehad en ik heb een enorme drive om de beste versie van mezelf te laten zien.”

Roy is 34 en op de Spelen bijna 36. Hij denkt dat hij nog steeds beter kan. “Ik ben er nu mee bezig om de eerste halve ronde nog sneller te krijgen, ben bezig om met een zo zwaar mogelijk verzet te starten. Mijn snelste ronde rij ik in 17,00, terwijl het wereldrecord nu op 16,94 staat. Ik wil sowieso de barrière van zeventien seconden doorbreken. Het grote doel is de komende tijd weer onver­slaanbaar te worden.”

En na Parijs? Roy haalt zijn schouders op. “Ik weet niet of dat de laatste halte is. Misschien ga ik nog wel wat langer door. Ik hou nog zoveel van het spelletje. Maar alleen als Jeffrey en Harrie ook doorgaan. Neemt niet weg dat ik mijn ervaring, de dingen die voor mij hebben gewerkt, graag op een dag over wil brengen op de volgende generatie baanrenners. Ik denk dat ik hen kan helpen.”

Helden Magazine editie 67

Het eerste gedeelte van het verhaal van Roy van den Berg komt voort uit Helden Magazine nummer 67, het Sportzomerboek, waar Mathieu van der Poel de cover siert samen met Sifan Hassan, Quilindschy Hartman, Lieke Martens & Jackie Groenen.

De 67ste editie van Helden is een dubbeldik Sportzomerboek, waarin er volop aandacht is voor de Tour de France voor mannen en vrouwen, het WK voetbal, en het landskampioenschap van Feyenoord.

Verder in Helden 67 uitgebreide interviews met: alleskunner Sifan Hassan in aanloop naar de WK atletiek, hockeysters Sanne Koolen en Pien Sanders, zwemster Marrit Steenbergen is sterker dan ooit, wielrenster Demi Vollering, Kiran Badloe over de metamorfose van windsurfer naar foiler, Botic van de Zandschulp op weg naar de absolute tennistop, coureur en analist Giedo van der Garde over Nyck de Vries en Jos en Max Verstappen, en nog veel meer inspirerende verhalen. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 67!

Wil je geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.

Delen: