Word abonnee

Voetbal

Afgefikt

Dirk-Jan van Dijk

Voetbal

Afgefikt

door: Hans Klippus
7 november 2018
11 tot 16 minuten lezen

Peter Blangé had bij de KNVB graag de bondscoaches Danny Blind, Dick Advocaat en Ronald Koeman bij willen staan, maar zij hielden hun deur in Zeist potdicht voor de 500-voudig volleybalinternational. En zo stond de PIM na anderhalf jaar weer op straat. Blangé (53) vertelt zijn ontluisterende verhaal over desinteresse en eenzaamheid.

Niet de Europese titel in 1988 of een van de twee WK-finaleplaatsen in 1974 en 1978 van de voetballers werd in Nederland tot sportmoment van de twintigste eeuw uitgeroepen, maar het olympisch goud uit 1996 van de volleyballers. Peter Blangé was de spelverdeler en aanvoerder van de Lange Mannen. Hij verdient groot respect, maar kreeg dat bepaald niet van alle mensen in de voetbalwereld nadat hij in februari 2017 door de KNVB werd aangesteld als prestatieven innovatiemanager (PIM). “Ik weet ook wel dat het verleden niet telt en je altijd weer je bestaansrecht moet bewijzen,” zegt de 500-voudig  international. “Maar het is  bijzonder  dat ik niet eens een kop koffie heb kunnen drinken met de drie bondscoaches die er in mijn tijd bij de KNVB waren.”

Het volledige verhaal lezen? Dat kan via Blendle door op onderstaande knop te klikken. Je kunt het magazine ook in de winkel halen óf online bestellen!

[blendlebutton]

Op 1 juli 2018 werd Blangé alweer uitgezwaaid in Zeist. Het was de bedoeling dat hij op basis van onderzoek en innovatie zou meehelpen de prestaties van de nationale teams te verbeteren. Hij kreeg echter vanaf de eerste dag nauwelijks voet aan de grond bij de belangrijkste mensen binnen de voetbalbond. “Met de trainers van de jeugdselecties en de vrouwen ging het prima en heb ik prettig samengewerkt, maar het draait bij de KNVB vooral om het grote Oranje. En daar wisten ze het allemaal zelf wel. De desinteresse en onwil waren héél groot.  Ik geef toe dat ik als bondscoach van de volleyballers betweters met een slecht verhaal ook vervelend vond. Maar ze hadden mij op z’n minst een keer kunnen laten aanschuiven. Baat het niet, dan schaadt het niet, toch? Het ging ook niet om mij, maar om het Nederlandse voetbal. Ik kwam daar om te helpen.” De bondscoaches Danny Blind, Dick Advocaat en Ronald Koeman hielden de deur echter potdicht. “En ik kreeg  geen  hulp om die deur open te krijgen,” vertelt Peter. “Ik heb het meermaals bij de directie aangegeven, maar het kabbelde maar voort. Bij mijn eerste honderddagengesprek zei ik dat ik er daarvan slechts vijftig wakker had gelegen. Dat viel in werkelijkheid wel mee, ik kan best tegen een stootje, maar ik heb me in Zeist soms eenzaam gevoeld.  Zoiets neem  je dan ook mee naar huis. Gelukkig zijn we hier thuis in Oegstgeest vrij nuchter.”  Met grote verwondering zag hij hoe de verhoudingen lagen in Zeist. “Toen na de verbouwing het kantoor van de technische staf van het A-team ook op de afdeling voetbal kwam, moesten de trainers van de andere selecties plaatsmaken. Zij verhuisden naar de andere kant van de gang. En de glazen panelen van de  ruimte van het A-elftal werden direct helemaal afgeplakt, zodat niemand naar binnen kon kijken. Zó typerend. Alleen omdat ze over de afdeling naar hun gedeelte achter de schuifdeur moesten lopen, wisten we of ze er waren.”

‘Bijzonder dat ik niet eens een kop koffie heb kunnen drinken met de drie bondscoaches die er in mijn tijd bij de KNVB waren’

Natuurlijk wist Blangé bij zijn aanstelling dat het niet makkelijk zou worden. De voetbalwereld staat niet bekend als gastvrij en open voor mensen uit andere takken van sport, hoewel er voorbeelden zijn dat het wel goed ging en gaat. Zoals met Toon Gerbrands, de directeur van landskampioen PSV, die eerst ook bij AZ al veel lof oogstte. Hij was coach van Blangé bij het Nederlandse volleybalteam. “Toon zag het wel zitten in mij in deze nieuwe rol. Hij adviseerde me op voorhand met een groot aantal belangrijke mensen uit het voetbal te gaan praten. Dat heb ik gedaan. Ik heb in die tijd veel geluncht.”  Extra lastig was het voor de oud-volleyballer dat de man die hem bij de KNVB had binnengehaald, de toenmalige technisch directeur Hans van Breukelen, al snel onder vuur kwam te liggen. Er was bovendien gekrakeel over de opvolging van algemeen directeur Bert van Oostveen én de resultaten van Oranje vielen zwaar tegen. Kortom, de sfeer in Zeist was niet echt vrolijk. “Er heerste veel onrust. Hans van Breukelen was zes maanden na mijn aanstelling alweer verdwenen. Hij was ook gedoemd om te mislukken. Alles wat hij zei, werd belachelijk gemaakt. Ik heb de mens Van Breukelen hoog zitten. Hij is een alleraardigst persoon die er absoluut ook niet voor zichzelf zat. Het hielp natuurlijk niet dat Hans er niet meer was. Maar ik dacht dat als ik 2017 zou kunnen overleven, het in 2018 met een nieuwe directie rustiger zou worden. Onvermijdelijk is dat je in de donkere dagen rond kerst denkt: ga ik dit volgend jaar nog volhouden? Maar nee, ik heb er niet aan gedacht om zelf op te stappen. Ik ben niet iemand die snel wegloopt.”

Hij stond in zijn leven geregeld voor hete vuren. Bij het Nederlandse volleybalteam werd Blangé vlak voor het WK van 1990 weggestuurd, omdat hij er in tegenstelling tot de andere spelers voor koos om te gaan ‘cashen’ bij een Italiaanse club. Hij werd als een verrader afgeschilderd.  Na twee  jaar werd de 2,05 meter lange spelverdeler teruggehaald en hij leidde de ploeg uiteindelijk in 1996 naar de olympische titel. ‘Van wat er allemaal achter de schermen gebeurde, is nog geen tien procent bekend,’ zei hij later mysterieus over het succesverhaal van de Lange Mannen. Hij wist zich staande te houden. “Ik blijf altijd dicht bij mezelf. Bij de KNVB ben ik geduldig geweest en bleef ik doorgaan. Maar er zijn grenzen. Ik moet wel kunnen doen waarvoor ik ben gehaald.”  De publieke opinie hielp hem ook niet een goede start in Zeist te maken. “Mijn aanstelling viel verkeerd. Als je dan bij de bekende praatprogramma’s belachelijk wordt gemaakt, heb je meteen al een achterstand. Daarbij deed de afkorting van mijn functie, PIM, het uiteraard ook lekker. Die bijnaam kreeg ik opgeplakt. Het voetbal is zo groot dat als je in zo’n functie bij de KNVB wordt aangesteld, je meteen met je hoofd op de voorpagina van de kranten staat en dan weet je dat je alles wat je zegt als een boemerang in je nek terugkrijgt. Ik denk dat 99 procent van de mensen in Nederland geen benul heeft van hoe het er in het topvoetbal aan toegaat, maar we zijn kuddedieren en roeptoeteren anderen na. Lekker makkelijk en veilig.” Het was april toen Blangé van de nieuwe directeur betaald voetbal Eric Gudde te horen kreeg dat er voor een andere organisatiestructuur was gekozen en er voor zijn functie geen plaats meer was. “Ik was blij met de aanstelling van Gudde en Nico-Jan Hoogma in de directie. Ik kende ze en had eerder prettig contact met ze gehad. Dat heeft blijkbaar niet meegeteld.” Zijn harde conclusie na anderhalf jaar KNVB: “Het was een kansloze missie.” Want: “Als de belangrijkste mensen een samenwerking niet zien zitten, houdt het op. Bij hen geldt dat elke oplossing en suggestie die van buiten hun eigen wereldje komt, per definitie wordt afgefikt. Dat is daar de cultuur. ‘We zijn het gewend om het zo te doen en daarom blijven we ook lekker zo doorgaan.’ Het heeft ook met angst te maken, iedereen is bang voor zijn eigen hachje. Zo houdt het voetbal zichzelf stevig in de greep.  Toon Gerbrands bij PSV en voormalig honkballer Robert Eenhoorn bij AZ doen het als niet-voetballers geweldig, maar ik denk wel dat het scheelt of je algemeen directeur bent of dat je zoals in mijn geval alleen met technische zaken te maken hebt.”

Tekst gaat verder onder de foto

Peter Blangé behoorde nooit tot de vele beoefenaars van andere sporten die zich afzetten tegen ‘het voetbal met zijn verwende miljonairs’. Dat hij als kind zelf niet ging voetballen, maar voor volleybal koos, was gezien zijn lengte niet meer dan logisch. Zijn tien jaar oudere broer Fred speelde als volleyballer al op het hoogste niveau. Het had ook nog basketbal kunnen worden, want zus Anita kon dat goed en groeide uit tot een van de beste speelsters van Nederland. “Ik koos ook uit een soort luiheid voor volleybal. Daarvoor hoefde ik niet zo veel te lopen als bij voetbal en basketbal. Maar toen ik onder Arie Selinger bij het Nederlands team kwam, moesten we driemaal per week rennen, duurloopjes. We hebben hem vervloekt.”

Op school in Voorburg voetbalde Blangé altijd wel mee. “Ik kan ook echt wel tegen een balletje trappen, hoor. Ondanks mijn lengte ben ik best wel motorisch aangelegd. Het ziet er niet lomp uit of zo.” Van jongs af aan volgde hij het voetbal op de voet. Blangé keek niet alleen naar de eredivisie, maar elke zaterdag ook naar beelden van de Bundesliga op de Duitse televisie. Hij ging geregeld met vrienden  naar ADO en Feyenoord. “Later bij de nationale volleybalploeg voelde ik verbondenheid met de topvoetballers. Wij waren in onze opmars naar de wereldtop ook rebels, tegendraads. Daar is toch niets mis mee? Alleen hoort er altijd wel respect te zijn. In die tijd kwamen we weleens voetballers tegen en dat contact verliep eigenlijk altijd uitstekend. Ik heb zelfs het geluk gehad om Johan Cruijff een paar keer te ontmoeten.” Zijn functie bij de KNVB was niet de eerste waarin hij beroepshalve met voetbal te maken kreeg. Blangé was eerder commercieel directeur van de sportafdeling van ORTEC, aanbieder van software en data, en in die hoedanigheid zocht hij samenwerking met eredivisieclubs. “Ajax werd onze eerste klant, Feyenoord, PSV en AZ volgden kort daarna. Met negen van de achttien clubs uit de eredivisie hadden we uiteindelijk een contract. Als ik bij een club op bezoek ging, was de sfeer altijd prettig. Vaak werd ik gevraagd om mee te lunchen en ik probeerde altijd een deel van de training mee te pakken. Ik voelde me prima thuis in die wereld. Als ik een afspraak bij Heracles had, moest ik een hele dag reserveren. Dan werd er veel gepraat en gediscussieerd, met Peter Bosz  en zijn staf, die daar toen trainer was, en ook met voorzitter Jan Smit en technisch directeur Hoogma. Die laatste twee zitten nu inderdaad bij de KNVB… Als ik bij Heracles op bezoek was, riep Smit altijd grappend: ‘Levert dat systeem van die lange nog wat op?’  Peter Bosz was trouwens een van de weinige mensen uit de voetbalwereld die destijds openlijk zei het een goede zet te vinden dat ik bij de KNVB werd aangesteld. Het verschil tussen de ene en de andere trainer wat betreft nieuwsgierigheid en openstaan voor zaken van buitenaf is soms enorm.”

Wat nu? “Wonden likken en weer doorgaan.” Peter zegt dat niemand medelijden met hem hoeft te hebben. “Ik hou van succes, maar weet ook dat er een andere kant van de medaille is. Ik ben op dat gebied wel wat gewend. Met de volleyballers hebben we gevoelsmatig meer toernooien verloren dan gewonnen. Ik heb een gezonde twijfel in mijn donder, én beheers de kunst van het relativeren. Als je dat niet kunt, moet je zo’n functie niet accepteren.” Hij wil het liefst in de sport blijven, zíjn wereld. Misschien zelfs wel in het voetbal. Waarom niet? “Ik ben geen verbitterd mens geworden. Kom op, zeg.” De grootheid van het voetbal spreekt hem nog steeds aan. Blangé noemt die wereld ‘een mammoettanker, waarbij vergeleken de andere sporten slechts roeibootjes zijn’. “De mogelijkheden in het voetbal zijn enorm. Ook voor mensen die de wetenschappelijke kant interessant vinden. Er zitten bij een aantal clubs goede wetenschappers. Het is een uitdaging om die mammoettanker een beetje bij te kunnen sturen.” Blangé verbaast zich nog steeds over ingeslepen gewoonten in het voetbal. Zoals, om maar iets simpels te noemen, over de relatief korte tijd dat er wordt getraind. “Een volleybalwedstrijd kan drie uur duren en daarom trainden we ook zo lang. Alleen al omdat je eraan moet wennen om zo lang geconcentreerd te blijven. Een voetbalwedstrijd is twee maal 45 minuten plus soms een mogelijke verlenging. Maar de meeste trainingen duren vijf kwartier. In het betaald voetbal hebben ze de luxe dat bijna alle spelers full prof zijn en dus de hele dag beschikbaar. Daar wordt echter bij lange na geen gebruik van gemaakt. Waarom krijgen ze doordeweeks ook nog een verplichte rustdag? Ik begrijp er echt niets van.”  De oud-volleyballer weet dat hij, mits er sprake van enige mate van nieuwsgierigheid is, iedereen in de voetbalwereld aan de hand van analyses en statistieken kan overtuigen welke onderdelen er bij een elftal verbeterd kunnen worden. “Want cijfers liegen niet.” Een ook maar enigszins waardig afscheid was hem niet gegund bij de KNVB. Er lag nog geen bloemetje klaar. “Pas een dag voor mijn vertrek vroeg er iemand van de directie of er iets voor me was geregeld. Leuk dat je er nog aan denkt, was mijn reactie. Ik heb ervan afgezien en ben met drie intimi gaan eten.”

[/blendlebutton]

Delen: