Atletiek
Abdi Nageeye heeft ambitieuze dromen. De geboren Somaliër is al de beste marathonloper van Nederland, maar denkt veel groter. We gingen bij hem langs in Kenia om zijn bijzondere levensverhaal te horen. “Ik denk weleens: wat heb ik al een bijzonder leven achter de rug.”
Het is de crème de la crème van de marathon die binnen de hekken van de MOI University verzameld is. Ruim zestig atleten beginnen om acht uur ’s ochtends aan de baantraining, hoewel van een echte atletiekbaan geen sprake is. Het is een baan van zand rond een voetbalveld met doelen zonder net. In een langgerekt lint komen de atleten in sneltreinvaart voorbij. Twee uur lang rennen ze hun rondjes op de 400 meterbaan, terwijl coach en oud-atleet Patrick Sang toekijkt. De zon begint steeds feller te schijnen, de temperatuur stijgt met de minuut en haalt in no time de dertig graden. Het zijn normale omstandigheden hier in Eldoret, de op vier na grootste stad van Kenia die zich bijna op de evenaar bevindt. Sommige atleten dragen een trui met lange mouwen, die vinden het koud.
Op kop lopen olympisch kampioen Eliud Kipchoge en Geoffrey Kamworor, vorig jaar winnaar van de marathon van New York. Een van de kleinste lopers van de groep draagt als enige een zonnebril. Het is Abdi Nageeye, Nederlands beste marathonloper. Een paar jaar geleden besloot hij zich te vestigen in de regio in het westen van Kenia die op een meter of 2200 boven zeeniveau ligt. De driehoek Eldoret, Iten en Kaptagat – de steden liggen allemaal zo’n dertig kilometer van elkaar – is vruchtbare grond, daar wordt de ene na de andere marathontopper gekweekt.
De baantrainingen beschouwt Abdi als noodzakelijk kwaad. Geef hem maar de long runs. “Als ik veertig kilometer heb gelopen tijdens de training voel ik blijdschap. Waarom weet ik niet,” zegt de altijd vrolijke en makkelijk pratende Abdi. “Na afloop kan ik nauwelijks nog lopen, ik heb m’n lichaam helemaal naar de klote geholpen, kan me bijna niet meer omkleden, zo kapot ben ik dan. Als ik thuis ben in m’n appartement kan ik nauwelijks slapen. Mijn lichaam trilt nog helemaal van de inspanning. Dan zet ik jazzmuziek op of Frank Sinatra. Heerlijk. Dat is voor mij geluk.”
Het is essentieel voor Abdi om in Kenia te wonen. Hij zit er op hoogte, kweekt er extra rode bloedcellen waardoor het lichaam beter in staat is zuurstof te transporteren. En dat heeft weer een groot effect op de prestaties van duurlopers. “Een Noorse jongen, Sondre Nordstad Moen, heeft acht jaar lang op hoogte getraind en liep onlangs het Europees record. Hij liep 2 uur en vijf minuten, terwijl zijn persoonlijk record daarvoor vijf minuten langzamer was. Twee Nieuw-Zeelandse jongens zitten tien jaar op hoogte en kloppen nu de Kenianen en Ethiopiërs. Als ik lang op hoogte blijf, word ik heel goed, dat weet ik zeker.”
Een bijkomend voordeel is dat hij in Eldoret veel minder afleiding heeft. Zijn leven draait om lopen, lopen en nog eens lopen. “Als ik in Nederland ben, merk ik meteen hoeveel afleiding ik daar heb. Ik ga op bezoek bij vrienden, ben veel aan het reizen, kom ’s avonds laat terug. Hier hoef ik niets behalve trainen. Ik heb minder stress, in Nederland heeft iedereen haast.”
‘DE JONGENS HIER IN KENIA HEBBEN ME LATEN INZIEN DAT IK VEEL HARDER KAN LOPEN ALS IK DE NEDERLANDSE MANIER VAN DENKEN OVERBOORD ZOU GOOIEN’
Abdi draagt hetzelfde witte shirt als Kipchoge, Kamworor en nog tal van atleten, hij is namelijk een van de gelukkigen die deel uitmaakt van het NN Running Team, het eerste professionele marathonteam ter wereld dat vorig jaar werd geïntroduceerd door NN Group (Nationale- Nederlanden), Nike en Global Sports Communication met als doel om elkaar naar nog grotere hoogte te stuwen. Abdi heeft er grote baat bij.
Geregeld voert hij gesprekken met Kipchoge, die hem voorhoudt dat hij de kwaliteiten heeft om een marathon in twee uur en vier minuten te lopen. Als Abdi niet denkt in barrières en in onmogelijkheden, dan pakt hij zeker het Europees record, denkt de regerend ‘koning van de marathon’. “Eliud heeft gelijk,” knikt Abdi, “eigenlijk ben ik jarenlang gehersenspoeld door de westerse opvattingen als het om de marathon gaat. In Nederland zei iedereen dat ik me toch niet kon meten met de Keniaanse en Ethiopische lopers, dat ik me maar moest richten op het Nederlands record van 2.08. Dat liep ik in oktober tijdens de marathon van Amsterdam. Vond iedereen geweldig.”
Abdi liep in Amsterdam het tien jaar oude nationale record van Kamiel Maase uit de boeken en scherpte het aan tot 2.08.16, vijf tellen sneller dan de vorige toptijd. “Maar met die tijd ben ik in Kenia een middenmoter. De jongens hier hebben me laten inzien dat ik veel harder kan lopen als ik de Nederlandse manier van denken overboord zou gooien.”
Hij haalt Lawrence Cherono en Philemon Rono aan, de Kenianen die in 2017 de marathon van Amsterdam en Toronto wonnen. “Die gasten wonnen in 2.05 en 2.06, maar ik loop ze eruit op de trainingen. Ik heb tijdens de long runs meerdere keren Eliud bijgehouden. De laatste keer liepen we samen weg bij iedereen. En Eliud is met 2.03 absolute wereldtop, hè. Ik heb hem er zelfs al een keer uit gesprint, moet ik niet te vaak doen, want hij is wel de captain. Ik denk nu: Abdi kom op, je kunt veel beter dan 2.06. Degenen die ons hebben wijsgemaakt dat het niet kan, zijn veelal atleten die niet volledig voor het hardlopen gingen. Jongens die er nog een studie naast deden, die dagelijks te maken hadden met de stress in Europa. Kamiel Maase deed er gewoon een studie naast, hij had minuten harder kunnen lopen als hij de keuze had gemaakt die ik nu maak. Waarom moet een atleet bezig zijn met wat hij na zijn carrière gaat doen? Dat doet een voetballer toch ook niet? Dat zijn die barrières. Je moet helemaal vrij zijn in je hoofd als je wilt presteren. Dat leer ik van die jongens in het team.”
Maar de Afrikanen leren ook van hem. Abdi weet hoe het eraan toegaat in het Westen en kan hen wegwijs maken. “Ga maar eens vragen aan die jongens of ze weten wie Elvis Presley is. Ze hebben echt geen idee. Ze leven hier in zo’n andere wereld. Ze vragen me om tips voordat ze naar Europa gaan. Maar ik heb ze ook uitgelegd hoe ze blessures kunnen voorkomen door te rekken en stretchen. Daar wisten ze hier niets van.”
Tien maanden per jaar zit hij in Kenia. Een half jaar zat hij in het kamp waar de Keniaanse hardlopers van het NN Running Team bij elkaar wonen in Kaptagat, maar dat trok hij niet meer. Abdi is toch te westers. “Voor het teamgevoel is het geweldig om met elkaar in het kamp te wonen om alles samen te doen,” zegt Abdi. Lachend vervolgt hij: “Maar die jongens hadden het alleen maar over de Keniaanse politiek en over koeien. En dat in hun eigen taaltje. Heel aardige jongens, hoor, ze helpen me enorm. Toen ik in Amsterdam het Nederlands record liep hebben een paar van de jongens van het team me heel erg geholpen door voor me te hazen. Maar soms wil ik hier in Kenia ook mijn eigen ding kunnen doen.”
De interesses van Abdi liggen elders. “Bitcoins en cryptocurrencies. Soms gaat de waarde ervan duizend euro naar beneden op een dag, doordat de koersen zo schommelen. Vrienden vragen dan: ‘Hoe kun je daar zo relaxed onder blijven?’ Nou, in Kenia word je vanzelf heel relaxed.” Na de Spelen in Rio betrok Abdi zijn eigen appartement in Eldoret. “Het is niet de mooiste stad, maar er is een grote Somalische gemeenschap waar ik mee optrek.” Hij heeft er zelfs iemand die Ugali, de bij Afrikaanse duurlopers bekende maïspap, voor hem maakt. En ook kamelenmelk en -vlees kan hij er krijgen. “Ik kan thuis lekker BVN ontvangen, kijk vooral naar Jinek en De Wereld Draait Door. Ik lees de Volkskrant online en kijk vaak op nu.nl, zodat ik op de hoogte blijf van wat er in Nederland gebeurt.”
Natuurlijk mist hij Nederland weleens. “Vooral het leven daar. Ik mis ook m’n vrienden en het gastgezin in Oldebroek, die me zo heeft geholpen. Als ik in Nederland ben, zoals in januari voor de halve marathon van Egmond, vind ik het heerlijk om iedereen weer even te zien. Maar tegelijkertijd denk ik: de jongens van het NN Running Team trainen nu op hoogte in Kenia…” In Kenia moet hij het ook stellen zonder zijn vrouw en twee zoontjes. “Ik heb hen maanden niet gezien, ze wonen in Somalië. Sterker, mijn
zoontje is op 1 juli geboren vorig jaar, maar ik heb hem nog niet in mijn armen gehad. Mijn oudste zoon zag ik voor het eerst in het echt toen hij anderhalf was, hij liep al. Gelukkig bellen we heel vaak en m’n vrouw stuurt filmpjes en foto’s. Mijn vrouw komt uit Ethiopië, haar heb ik leren kennen toen ik daar trainde. In haar cultuur is het ook normaal dat de mannen vaak weg zijn.”
Maar een hereniging van het gezin is nabij, zegt Abdi. Eind januari komen zijn vrouw en kinderen bij hem wonen in Eldoret. Als het bevalt, is hij van plan om een huis te kopen. “Vorig jaar kwam het besef dat het anders moest. Ik had de marathon van Rotterdam gelopen en zoals altijd deed ik alles wat ik had weer in twee koffers. Ineens was ik er klaar mee, ik zei tegen mezelf: Abdi, je bent bijna dertig en leeft nog steeds uit je koffer, dat moet anders. Ineens kreeg ik het gevoel dat ik me moest gaan settelen.”
Om zijn pols heeft Abdi een kralenarmband van de Somalische, Keniaanse en Nederlandse vlag. “Ik leef in drie werelden, ben een nomadenkind, dat zit in m’n bloed. Mijn voorvaders waren ook nomaden. Mijn vader viel uit de toon, is boer in Somalië en altijd op dezelfde plek gebleven. Ik heb het nomadenbestaan weer opgepikt.” De reis van Abdi begon toen hij zes was. In Somalië barstte een burgeroorlog los, nadat de regering viel. Zijn halfbroer was eerder al naar Nederland vertrokken. “M’n vader heeft m’n halfbroer gebeld en gevraagd of ik samen met twee van m’n broers bij hem kon wonen omdat het zo onveilig was. Ik kreeg politiek asiel.”
Abdi kwam terecht in Den Helder. Hij sprak snel Nederlands, speelde en voetbalde elke dag op straat, had veel vriendjes en deed het goed op school. “Van huis uit zijn we moslims, maar rond 1997 werd mijn halfbroer steeds strenger. Hij wilde dat we na school meteen naar huis gingen en de tv bleef uit. Op een dag, ik was tien, zei hij: ‘We gaan op vakantie naar Syrië.’ Dat vonden we te gek, we gingen nooit op vakantie. Mijn broers en ik pakten meteen onze zwembroek.” Een vakantie werd het niet, ze gingen er wonen. Na 11 september 2001 veranderde er veel in Syrië en voelden ze als oud-westerlingen steeds meer vijandigheden. Abdi zijn halfbroer en twee broers keerden terug naar Somalië. “Toen kwam ik weer terecht in de burgeroorlog. Op het platteland, waar mijn vader en moeder woonden, was het nog redelijk rustig. Elke stam had zijn eigen territorium. Maar ik merkte al snel hoe
weinig een mensenleven voorstelde.”
De druppel voor Abdi was de dag dat z’n vader hem naar het land stuurde om de apen weg te jagen die het land plunderden. “Ik zag een voor mij onbekend spoor, mijn oom was daar toevallig ook en vertelde dat het van een leeuw was die hij een kwartier eerder daar had gezien. Ik rilde van angst, dacht: als ik hier word opgegeten door een leeuw, wat heb ik dan voor leven gehad? Ik wil hier niet leven, het is te gevaarlijk. Ik wilde iets betekenen, een goede advocaat of beroemd worden. Dat ging niet gebeuren als ik in Somalië bleef. Ik wilde uitblinken en dacht: dan moet ik terug naar Nederland.”
Niet veel later vertrok Abdi stiekem naar hoofdstad Mogadishu. Hij wilde in Ethiopië naar de Nederlandse ambassade om politiek asiel aan te vragen. “Tijdens mijn vlucht ben ik heel bang geweest.” Hij zag geregeld mensen langs de kant liggen die ware omgekomen door geweld. Toen Abdi op het punt stond het land te verlaten, belde hij zijn vader en moeder om te zeggen dat hij niet meer thuis zou komen. “Mijn vader stond daar totaal niet achter en mijn moeder was heel bezorgd. Maar voor mij was het belangrijkste dat mijn leven in gevaar was, dat vond ik veel erger. Ik probeerde m’n moeder gerust te stellen, zei: je weet dat ik slim ben, het komt goed met me.”
Abdi ging naar de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba en kwam daar Dirk-Jan van der Steen tegen, die er als zendeling voor de Gereformeerde Zendingsbond verbleef en zich het lot van uit Somalië gevluchte kinderen aantrok. Van der Steen kreeg het bij de ambassade voor elkaar dat de zestienjarige Abdi mocht terugkeren naar Nederland, zes jaar nadat hij er vertrok. Er moest
alleen een voogd worden gevonden en die vond Van der Steen in Jos Boeve, ontwikkelaar van energiesystemen die in Ethiopië als vrijwilliger een landbouwproject had bezocht en een lift terugkreeg van Van der Steen. Ze raakten aan de praat over Abdi en tijdens de autorit besloot Boeve zich over hem te ontfermen. Zo kwam hij in Oldebroek terecht. “Ik heb zoveel geluk gehad
dat ik Dirk-Jan en Jos tegenkwam. De Nederlandse taal was ik helemaal vergeten. Ik pakte het snel weer op. Op tv keek ik als tiener naar Pokemon, Sesamstraat en Tom & Jerry, daar keek ik in Den Helder ook altijd naar als kind.” Abdi hielp op de boerderij van de familie Boeve, voerde de kalveren en hielp in het huishouden. Met zijn voogd had hij gesprekken over het geloof. “Dat waren interessante discussies tussen een moslim en een christen.” Ook de twee broers van Abdi met wie hij ooit naar Den Helder vertrok, waren welkom in Oldebroek. Abdi mocht de eerste dochter van Jos en zijn vrouw de kerk indragen toen ze werd gedoopt. De verbondenheid gaat verder. De jongste dochter van het gezin Boeve heet Naema, naar een zusje van Abdi en hun zoon heet Saïd, net als Abdi’s jongere broertje.
‘IK WILDE IETS BETEKENEN, EEN GOEDE ADVOCAAT OF BEROEMD WORDEN. DAT GING NIET GEBEUREN ALS IK IN SOMALIË BLEEF’
Abdi besloot op zijn achttiende een rondje te gaan hardlopen om zijn conditie op peil te houden. De familie Boeve was stomverbaasd omdat hij al zo snel terug was. De volgende dag besloten ze hem bij te houden op de fiets. Dat lukte amper, Abdi liep ongetraind al harder dan twintig kilometer per uur. Tien jaar na dat rondje in de omgeving van Oldebroek is hij Nederlands recordhouder op de tien, vijftien, twintig kilometer en marathon. Hij wil daar graag het nationaal record op de halve marathon aan toevoegen. “Ik verwijt mezelf niet dat ik pas op m’n achttiende ben begonnen met hardlopen, maar wel dat ik zo lang heb gewacht voordat ik op hoogte ging wonen. Als ik eerder met de jongens van het NN Running Team had getraind… Ik ga hier echt met sprongen vooruit. Ik word volgend jaar dertig, kan nog ver komen op de manier zoals ik nu train.”
Door het hardlopen is hij inmiddels ook beroemd in zijn geboorteland, is geregeld op de Somalische tv te zien. “Mijn vader is trots op me, als hij me op tv ziet, belt hij me meteen op om dat te vertellen. Hij zegt vaak: ‘Wat heb jij toch een lef.’’’ De komende jaren zal hij in Kenia wonen voor zijn sport. Na zijn sportcarrière zal hij zijn tijd verdelen tussen Nederland en Somalië, denkt Abdi. “Het lijkt me mooi om Nederland kennis te laten maken met de Somalische watermeloenen. Ik heb ze nog nergens zo lekker geproefd, dat wordt een doorslaand succes.” Lachend: “Dat wordt een groter succes dan de handel in bitcoins.”
Maar voorlopig draait alles om hardlopen. Hij vertelt dat hij graag een inspiratie wil zijn voor de hardloopjeugd in Nederland, laten zien dat door de juiste keuzes te maken en met behulp van goede begeleiding dromen uit kunnen komen. “Ik sta elke dag met een lach op, kan niet wachten om weer met de jongens te trainen en beter te worden. Ik geloof dat ik 2.05 of 2.04 kan lopen, dat ik wereldkampioen kan worden en een medaille kan halen op de Spelen. Dat zijn dromen voor later. Dit jaar richt ik me op de marathon van Boston, in april. Dat is een van de grote marathons, de zogenaamde Majors. In Boston wordt geen gebruik gemaakt van hazen en daardoor is het tegelijkertijd een heel goede voorbereiding op mijn andere grote wedstrijd in 2018: de marathon op de EK. Daar wil ik vliegen.”
Het is tijd om afscheid te nemen, Abdi moet rust nemen om de volgende dag weer goed te kunnen trainen. “Ik denk weleens: wat heb ik al een bijzonder leven achter de rug. Ik lees nu het boek De logica van geluk van Mo Gawdat. Hij stelt dat je het lot moet accepteren. Je maakt zelf keuzes, bepaalt je eigen geluk. Daar geloof ik ook heel sterk in.”