Word abonnee

Voetbal

Voetbal

Daphne van Domselaar: ‘Ze zeggen dat keepers een beetje gek zijn’

Keepster Daphne van Domselaar werd vorig jaar in [...]
Keepster Daphne van Domselaar werd vorig jaar in een klap bekend tijdens het EK vrouwenvoetbal in Engeland, toen ze plotseling moest invallen. Ze verrichtte de ene na de andere redding, een nieuwe held was geboren. We bespraken het leven van de 22-jarige doelvrouw van FC Twente aan de hand van acht thema’s. Mijn lichaam “Ik ben best tevreden met hoe ik eruit zie. Vroeger had ik een sixpack omdat ik dun was, nu heb ik er een omdat ik veel train en fysiek in orde ben. Als ik in mijn bikini loop, krijg ik geregeld de opmerking: ‘Jij doet iets met sport, maar wat precies?’ Dat vind ik een compliment,” vertelt Daphne van Domselaar. Ze is 1 meter 76 en heeft het ideale postuur voor een keepster. “Ik ben vooral blij dat mijn lichaam functioneel is. Lang, slank en ook wel atletisch; de bouw van een keeper en hoef er ook niet heel veel moeite voor te doen om er zo uit te zien, maar merk wel dat mijn lichaam verandert als ik op vakantie anders eet en minder beweeg. Ik voel iedere verandering aan mijn lijf.” Met langdurige blessures heeft ze nog niet te maken gehad. “Je ziet op het veld dat het ook niet uitmaakt hoe sterk je bent. Het kan bij iedereen fout gaan. Bang ben ik er niet voor, maar ik besef wel dat het mij ook kan overkomen. Mijn lichaam is flexibel en kan best veel opvangen, ik ben eraan gewend hard te vallen. Ik ben niet bont en blauw na een training of wedstrijd. Toen we tijdens de coronapandemie niet konden voetballen en ik na een paar maanden weer op het veld stond, voelde ik dat mijn lichaam er wel weer aan moest wennen. Een bal klemmen vergt best wat spierkracht in je vingers. Dat had ik nooit zo in de gaten, totdat ik toen ontzettend spierpijn in mijn onderarmen kreeg.” Mijn gedrevenheid Als jong meisje was Daphne al enorm gedreven. “Niet alleen in mijn sport was ik heel fanatiek, maar ook met spelletjes. Ik kon totaal niet tegen mijn verlies, speelde vals als ik dreigde te verliezen.” Haar familie had alleen meer met volleybal dan met voetbal. “Mijn vader was volleybalcoach, m’n oudere zus volleybalde en ik heb ook vanaf mijn zesde vier jaar gevolleybald. Ik speelde altijd liever zelf de bal dan dat ik het overliet aan mijn teamgenoten, die vond ik niet goed genoeg. Volleybal vond ik leuk, maar veel liever wilde ik op voetbal. Dat kwam door mijn klasgenootjes. In de pauze voetbalden we op het schoolplein. Ik vond het zo stoer om alleen al die scheenbeschermers en handschoenen aan te doen. Maar mijn ouders waren niet zo happig op voetbal, vonden dat ik me al jongensachtig genoeg gedroeg.” Bij haar toenmalige club LSVV in Zuid-Scharwoude waren op dat moment nog geen meisjesteams. “Toen er een paar jaar later wel een meisjesteam kwam, mocht ik op voetbal.” Lachend: “En anderhalf jaar later kwam ik alsnog in een jongensteam terecht. Als ik beter wilde worden in mijn sport, was voetballen in een jongensteam de meest logische stap. Dat snapten mijn ouders, hoor. Vanuit het volleyballen was ik al gewend ballen te vangen. Het duiken naar ballen vond ik heel tof. En bij de jongens kwam ik goed mee.” Na vier jaar bij LSVV maakte ze de overstap naar Telstar, waar ze twee jaar bij de beloften speelde. Tot een echte doorbraak kwam het niet. “Bij Telstar heb ik nooit het vertrouwen gekregen dat ik als keepster ver kon komen. Mijn coach had andere ideeën, daar was ik afhankelijk van.” In 2017 toonde FC Twente interesse. “Een stap hoger dan ik ooit had verwacht. Ik voelde me gevleid, dacht: hoe komen jullie bij mij uit? Ik zei meteen ‘ja’. Ze hadden me gevolgd bij de nationale jeugdelftallen onder 15 en onder 16, zagen veel potentie in me en prezen mijn voetballende vermogen.” Sinds 2019 is Daphne er eerste keeper en niet meer weg te denken uit het doel. “Ze zeggen altijd dat keepers een beetje gek zijn. Je moet ook iets geks hebben. Wie gooit nou zijn lichaam voor een bal? Vaak zeggen ze het ook over het karakter van een keeper. Ik vind mezelf geen einzelgänger of een rare. In de wedstrijd sta ik misschien alleen achterin, maar we doen het wel samen. Juist dat teamgevoel vind ik een van de leukste dingen aan voetbal.” Mijn doorbraak “Ik maakte mijn debuut bij het Nederlands elftal in februari vorig jaar. Ik was ongelooflijk blij. Het was ook een overwinning op mezelf, want ik ben soms onzeker geweest en twijfelde af en toe. Bij Twente heb ik geregeld met een mentale coach en keeperstrainer gepraat over mijn zelfvertrouwen. Ik maakte soms domme fouten waaruit goals kwamen, voelde dat er veel druk op mij lag. Zij zeiden dat ik ervan uit moest gaan dat ik de dingen die van mij gevraagd worden in het veld gewoon kan, omdat ik die in het verleden ook heb gedaan. Dat heeft enorm geholpen. Als je van tevoren denkt: het gaat toch fout, dan gaat het ook fout. Door die gesprekken en het omzetten van negatieve in positieve gedachten, kreeg ik meer geloof in eigen kunnen. Die goede vibe nam ik mee naar het EK.” Twee weken voor de start van het toernooi hoorde Daphne dat ze tweede keeper was. “Dat ik was opgenomen in de EK-selectie had ik al niet verwacht. Toen hoorde ik ook nog dat ik tweede keeper was. Bij de Olympische Spelen een jaar eerder was ik nog vijfde keus. Ik ging naar het EK met het idee om te leren, om ervaring op te doen en om te genieten van wat er allemaal om me heen gebeurde. Ik had nooit gedacht dat ik zo’n grote rol zou spelen.” Op 9 juli volgde Daphnes tweede interland ooit: de EK-wedstrijd tegen Zweden. Al vroeg in de eerste poulewedstrijd viel keepster Sari van Veenendaal uit met een schouderblessure. In de 22ste minuut, bij een 0-0 stand, mocht Daphne het veld in. “Toen ik Sari op de grond zag liggen, keek ik onze fysieke trainer vragend aan. Moest ik warmlopen? Ook mijn teamgenootje Marisa Olislagers die naast mij zat, zei tegen mij: ‘Moet jij er niet in?’ Ik zei nog: nee joh, er is niks aan de hand. Ineens was het toch zover. Ik besefte het niet helemaal, het ging zo snel. Renate Jansen, onze aanvoerder bij Twente, kwam naar me toe om me gerust te stellen en zei: ‘Doe lekker je ding, net als bij Twente. Jij kan dit, het komt goed. Ik denk dat alle speelsters op de reservebank mijn zenuwen wel voelden. Toen Sari mij een knuffel gaf aan de rand van het veld, zei ze: ‘Doe wat je bij Twente altijd doet, dit kun jij hartstikke goed.’ Dat was fijn om te horen. Toen had ik ook een besefmoment: ik ging een EK-wedstrijd spelen.... De eerste bal die ik ving, timede ik verkeerd, maar had ik gelukkig. Daarna kreeg ik een goal tegen. We werden uitgespeeld, ik kon er niet heel veel aan doen. Ik dacht: het wordt toch niet zo’n avond? In de rust dacht ik: we gaan ervoor, laat maar komen. De rest van de wedstrijd ging vanzelf.” De wedstrijd eindigde in 1-1 na een goal van Jill Roord. Maar Daphne werd de uitblinker. Ze oogstte lof dankzij een aantal spectaculaire reddingen. “Na de wedstrijd kwam er veel op me af. Ik moest een live interview met de UEFA doen in het Engels en de NOS wilde me spreken. In de mixed zone kwamen journalisten uit heel veel landen op me af om iets te vragen. Voor mijn gevoel had ik een prima wedstrijd gespeeld, maar ook weer niet fantastisch. Ik snapte dus niet zo goed waarom ik al die aandacht kreeg.” Daarna volgden poulewedstrijden tegen Portugal (3-2 winst) en Zwitserland (4-1 winst). “Na de eerste wedstrijd ging ik meer van mezelf eisen, ook tijdens de trainingen. Ik had het gevoel dat ik nog van alles moest veranderen in mijn spel en kreeg meer last van zenuwen. Bondscoach Mark Parsons en keeperstrainer Erskine Schoenmakers zeiden in een gesprek voor de tweede wedstrijd: ‘Je moet juist niks veranderen aan je spel, doe wat je altijd doet.’ Op de wedstrijddag ebden de zenuwen weg en had ik er heel veel zin in.” Het EK kende voor Oranje flink wat tegenslagen. Van Veenendaal moest na de openingswedstrijd de selectie vroegtijdig verlaten, ook Aniek Nouwen en Lieke Martens raakten geblesseerd. Bovendien werden Jackie Groenen en Vivianne Miedema positief getest op corona. “Het had goed gekund dat we door die tegenslagen uit elkaar waren gevallen als team, maar ze brachten ons juist dichter naar elkaar toe. Jonge meiden als Kerstin Casparij, Marisa Olislagers, Esmee Brugts en ik kregen de kans om te spelen. We kregen veel steun van de meer ervaren speelsters.” Er was ook kritiek op het spel van de Oranjevrouwen. Ze plaatsten zich voor de kwartfinale tegen Frankrijk, maar verloren die met 1-0, dankzij een benutte strafschop door de Fransen in de verlenging. Voor de buitenwacht was Daphne het enige lichtpuntje: de revelatie van het toernooi. “Ik had zelf ook wel door dat we niet goed speelden. Logisch dat er dan kritiek komt. In het veld probeerde ik de meiden te coachen. Gelukkig kreeg ik goede feedback van hen. Ik baalde enorm van de uitschakeling, maar was heel blij hoe het voor mij persoonlijk was gegaan. Ik was ook realistisch: we waren niet beter dan Frankrijk. We hadden misschien kunnen winnen met penalty’s. We hebben er alles aan gedaan, het lukte niet. Die teleurstelling kon ik gauw van me afzetten. Veel meiden hebben moeten bijkomen van het EK en de uitschakeling een plekje moeten geven. Voor mij was het boven verwachting mooi geweest. Om mijn reddingen kon ik niet heen: ik werd geregeld getagged in filmpjes op social media. Het was ook heel gek dat ik buiten die kritiek stond. Maar ik kon op een gegeven moment niks meer fout doen, was al gebombardeerd tot held. Dat vond ik wel een beetje overdreven.” Na het EK werd bondscoach Mark Parsons ontslagen. “Ik wist dat er gesprekken gaande waren, maar had het toch niet helemaal verwacht. Ik stond er ook iets verder vanaf. Sommige speelsters gaven hun mening, ik stond daarbuiten. Ik heb Mark altijd een fijn mens gevonden, in dat opzicht vond ik het jam mer dat hij was ontslagen. Hij gaf mij vertrouwen en daar ben ik hem dankbaar voor.” Mijn bekendheid “Ik was niet moe na het EK, wilde het liefs nog twee maanden doorgaan, voelde me fit en sterk, en zat in een flow. Ik wilde doorpakken, maar het was klaar.” Er kwam veel op Daphne af na het EK. “Ik pakte alles met beide handen aan, dacht: ik maak het misschien maar één keer mee. Ik werd door de NOS gevraagd om andere EK-wedstrijden te analyseren en er kwamen veel interviewverzoeken. Ineens was ik degene die overal naar voren werd geschoven. Het was een gekkenhuis, maar ik kijk er met een goed gevoel op terug. Na de finale ben ik met mijn moeder naar Griekenland op vakantie gegaan. Daar heb ik alles terug kunnen halen in mijn hoofd en kon ik het laten bezinken. Ik hoefde niet per se uit te rusten, maar er was wel veel gebeurd.” Of er voor Daphne een leven voor en na 9 juli vorig jaar is? “Dat denk ik wel. Nog steeds sta ik veel meer in de belangstelling dan voor het EK. Ik ben niet veranderd, maar mijn leven is dat wel. Ik word herkend op straat. Laatst was ik bij mijn oma op bezoek, was er een kennis die vertelde dat haar dochter zo’n fan van me is. Ze vroeg of ik mijn handtekening wilde zetten op een tas. Dat soort vragen kreeg ik voor het EK niet. Of ik word in een winkel aangekeken en ik hoor gefluister. Dan heb ik een momentje nodig totdat ik me realiseer: o ja, jij kent mij, maar ik ken jou niet.” Mijn familie “Mijn ouders zijn mijn trouwste fans. Ik ben nooit gestimuleerd om te gaan voetballen, joeg het zelf aan,” vertelt Daphne. “School vonden mijn ouders heel belangrijk, maar ze zagen dat dat goed ging. Ik was niet het kind dat je achter haar vodden aan moest zitten.” Daphne was pas zeventien toen ze verhuisde naar Enschede. “Ik denk dat mijn moeder dat soms wel lastig vond. Maar eenzaam ben ik nooit geweest. Ik ging met een paar meiden samenwonen die ik al kende van nationale jeugdelftallen.” Geregeld gaat ze nog naar Oudkarspel, waar haar ouders wonen. “Iedere maand zijn we wel twee keer een weekend vrij, dan rij ik naar huis om mijn ouders, zus en vriendinnen te zien. En mijn ouders komen meestal naar de wedstrijden van Twente kijken. Niet altijd, want het is wel tweeënhalf uur rijden vanuit Oud- karspel, waar ze wonen. De wedstrijden van het Nederlands elftal slaan ze nooit over. Na afloop zeggen ze wat ze ervan vonden, maar we bespreken niet de details. Mijn vader heeft er een beetje verstand van, heeft een jaar gevoetbald, en mijn moeder kent de regels, maar weet inhoudelijk niet wat er nou goed of fout ging. Ze ziet het als ik de bal naar de verkeerde kleur speel, maar dat is het. Mijn ouders en zus zaten op de tribune tijdens de derde poulewedstrijd en kwartfinale in Engeland. Toen ze op tv zagen dat ik de eerste wedstrijd al moest invallen, wilden ze meteen komen, maar dan moesten ze alles omboeken en extra kosten maken. Ik vond dat onzin, zei: ik bel wel hoe het is gegaan en je ziet het op tv. Zo nuchter zijn wij ook wel weer.” Mijn nieuwe rugnummer Eind juli maakte Sari van Veenendaal bekend te stoppen met voetbal. “Ze belde mij op om het te vertellen. Ik was totaal verrast en vond het ook jammer. Voor mijn gevoel was zij nog niet klaar met haar carrière. Ze was aanvoerder en zo passievol, ik keek echt tegen haar op. In een training verwachtte ze niet alleen alles van zichzelf, maar ook van de anderen. Ze had een andere manier van keepen, een wat ouderwetsere manier dan ik. Tegenwoordig is een keeper wat meer aanwezig in het spel, ik ben meer een voetballende keeper. Toch kon ik zoveel van Sari leren, vooral op mentaal gebied. Dat laatste beetje extra geven, heeft zij mij bijgebracht.” Daphne werd de nieuwe eerste keeper van de Oranjevrouwen onder de nieuwe bondscoach Andries Jonker. “Ik dacht: het EK is geweest, ik moet nu doorpakken en dit niveau vasthouden. Maar onder een nieuwe trainer moet je altijd maar zien hoe de kaarten geschud zijn. Al vrij snel vertelde hij mij dat ik eerste keeper ben en dat hij tevreden is met hoe ik het doe. Hij bracht het simpel: ik moet ballen tegenhouden en de opbouw verzorgen. Dat deed ik goed in zijn ogen. Mijn eerste ontmoeting met de nieuwe bondscoach was wel grappig. Hij ging alle speelsters rond en toen hij bij mij kwam, zei hij met een lach: ‘Jou ken ik van tv.’ 'Mijn eerste ontmoeting met de nieuwe bondscoach was wel grappig. Andries Jonker ging alle speelsters rond en toen hij bij mij kwam, zei hij met een lach: 'Jou ken ik van tv'' Ik kreeg nog niet echt hoogte van hem, maar vond hem wel heel aardig. Bij de eerste training ging het er meteen fel en intens aan toe, we hadden maar kort de tijd voor de WK-kwalificatiewedstrijd tegen IJsland in september. Toen dacht ik wel even: dit is andere koek. Hij zat er bovenop, was heel direct en duidelijk. Ik merkte meteen dat hij veel verstand van voetbal heeft. Andries Jonker verwacht veel van ons en zit er korter op dan Mark Parsons, die een wat lievere benadering had. Het contrast tussen hen was groot in het begin. De interlandperiode daarna werd het persoonlijker en iets relaxter. Of er nu ook meer van me verwacht wordt, weet ik niet. Als ik een foutje maak, word ik er misschien eerder op afgerekend. Ik ben de keeper van het Nederlands elftal. Ik wil altijd het beste laten zien, dat is mijn streven. Sinds het EK is er een heel nieuwe lichting bij Oranje gekomen. We hebben een goede mix van jonge en oudere speelsters in het team. Die oudere meiden als Lieke Martens worden uitgedaagd door de nieuwe, dat vinden zij ook fijn; ons team wordt zo in zijn geheel beter. Het doel is om onze eigen, Nederlandse manier van voetbal te laten zien. Mooi en aanvallend dus. We zijn goed op weg.” Mijn droomclub “Manchester City is altijd al mijn droomclub geweest. Ik vond vroeger de club al heel cool, daarna ben ik pas gaan kijken naar hun manier van voetballen; het opbouwen van achteruit, dat past bij mij. Kerstin Casparij speelt er, haar spreek ik geregeld, ze is een maatje van mij bij het Nederlands elftal.” Na het EK kon Daphne al de overstap maken naar het buitenland. “Ik vond het belangrijk om speelminuten te blijven maken. Het risico was te groot dat ik ergens op de bank terecht zou komen. Ik voel me op mijn gemak bij FC Twente en vond dat ik hier nog niet uitgeleerd was. Daarom besloot ik nog een jaar te blijven.” Vorig jaar werd FC Twente voor de derde keer op rij landskampioen en ook nu stevenen de vrouwen op de titel af. Geregeld wordt er met grote cijfers gewonnen. “Ik had gehoopt dat ik meer uitdaging zou hebben in het veld, maar in een wedstrijd tegen Ajax of PSV moet ik mezelf wel weer volle bak laten zien. Juist dan moet ik er staan.” Mijn toekomst “Ik kijk heel erg uit naar het WK in Australië en Nieuw-Zeeland deze zomer. Daar wil ik weer mijn beste spel laten zien. En daarna hoop ik een transfer te maken. Ik wil graag in Engeland voetballen en ervaren hoe het daar is, ben benieuwd of die manier van voetballen mij nog verder kan brengen als keepster.” Ook wil Daphne zich weer focussen op een studie. “Afgelopen jaar ben ik gestopt met mijn studie technische bedrijfskunde, ik kon het niet meer combineren. Maar ik wil me nu wel weer verder ontwikkelen, kan ook niet goed stilzitten. 'Ik hou enorm van crimeseries als CSI, maar ook Bureau Arnhem. Wie weet zie je me over vijftien jaar, na mijn voetbalcarrière, wel terug bij de politie' Een onlinestudie lijkt me wel wat. Vroeger wilde ik altijd werken in het laboratorium, tot ik besefte dat ik dan de hele week ondergronds in een lab moet zitten en dat dat ook niet samengaat met voetbal. De recherche lijkt me ook wel wat. Ik hou enorm van crimeseries als CSI, maar ook Bureau Arnhem. Wie weet zie je me over vijftien jaar, na mijn voetbalcarrière, wel terug bij de politie.” Helden Magazine 66 Het verhaal van Daphne van Domselaar komt voort uit Helden Magazine 66. De 66ste editie staat in het teken van ‘nieuwe Helden’. Op zijn 28ste heeft Nyck de Vries een stoeltje in de Formule 1 bemachtigd. Helden ging bij hem langs in Monaco en sprak hem over het bizarre leven dat hij leidt. In deze editie lees je ook een uitgebreid interview met duizendpoot Rico Verhoeven. Hij is al tien jaar wereldkampioen kickboksen, succesvol ondernemer, vader én acteur. Ook een gesprek met Xavi Simons, wie al sinds jongs af aan in the picture staat én breekt marathonloopster Nienke Brinkman record na record. Verder in Helden 66 interviews met de trainer van Feyenoord: Arne Slot, de winnaar van het tennistoernooi van Rosmalen: Tim van Rijthoven, goede vrienden en wielrenners: Fabio Jakobsen en Julius van den Berg, één van de kroonjuwelen van Ajax: Kenneth Taylor én paralympisch zwemkampioene: Chantalle Zijderveld. José de Cauwer is oud-renner en wieleranalist van de VRT. Een gesprek over onder meer Mathieu van der Poel, Remco Evenepoel en Jonas Vingegaard. Klaas-Jan Huntelaar blikt terug op de koninklijke avond in Madrid. Victoria Koblenko spreekt paralympisch wielerkampioen Tristan Bangma. Als laatste verteld Nouchka Fontijn in ‘De dag dat alles misging’ dat ze dacht dat ze wereldkampioen was én Fenna Kalma is de aanstormende spits van de Oranjevrouwen. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 66 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Guus Hiddink: ‘Het moet soms een beetje schuren’

Guus Hiddink won 35 jaar geleden de Europa Cup 1 [...]
Guus Hiddink won 35 jaar geleden de Europa Cup 1 met PSV. Het was de aftrap van een glansrijke trainerscarrière die hem over de hele wereld voerde. Waar hij kwam, gingen deuren vanzelf open. Op zijn 76ste is zijn leven in rustiger vaarwater gekomen. Maar het voetbalbloed stroomt nog altijd door zijn aderen. “Natuurlijk maak ik me zorgen om de situatie in de wereld,” zegt Guus Hiddink. Eind februari, de dag nadat de Russische president Vladimir Poetin zijn leger opdracht gaf Oekraïne binnen te vallen, had hij contact met de rechterhand van Roman Abramovich. Guus is twee keer trainer geweest van Chelsea, de ploeg waar de oligarch voorheen eigenaar van was. “Ik zei: Roman moet nu naar het Kremlin vliegen en de grote baas daar even bij zijn strotje pakken. [caption id="attachment_18901" align="alignnone" width="1455"] Guus Hiddink met Roman Abramovich[/caption] Abramovich hoef ik niet in bescherming te nemen, maar ik weet dat hij heeft geprobeerd te bemiddelen. Ik maak me grote zorgen omdat we te maken hebben met iemand die dacht dat hij in een paar dagen zijn buurland kon domineren. Bijna een jaar later is er nog oorlog en lijkt er geen uitweg. Iemand met macht die geen uitweg ziet, is tot rare dingen in staat.” 'Ik sprak de rechterhand van Abramovich en zei: Roman moet nu naar het Kremlin vliegen en de grote baas daar even bij zijn strotje pakken' Guus was tot en met 2010 vier jaar lang bondscoach van Rusland en daarna trainer van de Russische club Anzhi. Hij heeft nog contact met zijn toenmalige stafleden. “Ik weet dat de berichten die we versturen, worden gelezen en dat onze telefoongesprekken worden afgeluisterd. Ik ken die jongens als mijn broekzak. Voorheen voerden we intense gesprekken, nu gaan de gesprekken niet verder dan de uitslag van CSKA-Zenit. Ze zijn veel voorzichtiger geworden. Een paar jongens met wie ik werkte, zijn het land ontvlucht en worden nu gezien als landverraders. Ik maak me zorgen om die mensen.” Guus begint over het WK in Rusland in 2018, toen hij commentaar deed voor de Amerikaanse tv. “Het leek toen alsof de inwoners zich bevrijd voelden, iedereen was zo open en gastvrij. Ik had echt de hoop dat door het WK het land weer wat opener en moderner zou worden. Nu is dat weer helemaal weg, het land heeft juist grote stappen teruggezet. De gewone man en vrouw in Rusland hunkert naar die openheid, zij zijn ook de dupe. Dieptriest.” Guus Hiddink is een man van de wereld en geniet in veel landen hoog aanzien. Hij kan nog altijd niet stuk in Zuid-Korea, nadat hij het land de vierde plek op het WK in 2002 bezorgde. In Australië lopen ze ook met hem weg. Na Rusland was hij ook nog bondscoach van Turkije en in 2018 en 2019 begeleidde hij de Chinese ploeg onder 21. Hij maakte van nabij de situatie rond de Oeigoeren mee, die in China worden gediscrimineerd en erger. “In de selectie zaten twee Oeigoeren. Zodra we met de ploeg naar het buitenland gingen, waren die spelers ineens geblesseerd of ziek. Achteraf kwam ik erachter dat was bepaald dat die spelers niet mee mochten. Een-op-eengesprekken daarover met autoriteiten waren uitgesloten. Natuurlijk houdt ook die situatie me bezig.” Hij stoorde zich ook aan de wijze waarop Qatar het afgelopen WK toegewezen kreeg, de schandalige wijze waarop werd omgegaan met de arbeidsmigranten. “Ik heb de rapporten van Amnesty International ook gelezen.” En dan was er nog het gedoe om de OneLove-band. “Onze minister van Sport Conny Helder was met haar OneLove- speldje dat niemand kon zien volledig van de realiteit losgetrokken. Gelukkig noemde ze haar optreden zelf achteraf ook onhandig. Ik vond het daardoor nog wel komisch hoe die sjeik met die armband met het Palestijnse symbool haar even op haar plaats zette. Ik was in haar plaats zonder enig uiterlijk vertoon op de tribune gaan zitten, op voorwaarde dat we achteraf een goed gesprek zouden voeren waarin ik dan mijn opvattingen over bepaalde toestanden voor en rond dit WK naar voren had gebracht. Kijk, ik heb in veel landen gewerkt waar misstanden waren. Als je er bent, moet je binnen jouw mogelijkheden aandacht besteden aan de omstandigheden, dat heb ik ook altijd gedaan.” Plukken haar Het is 35 jaar geleden dat Guus als beginnend hoofdcoach meteen de Europa Cup 1 won met PSV. Zijn naam was in één klap gevestigd. “Ik werd gezien als interimtrainer nadat Hans Kraay senior vertrok in 1987. Het was de bedoeling dat Rinus Michels het na het EK van 1988 van mij over zou nemen. Ik ben op zijn verzoek nog in Amsterdam bij ‘ome’ Rinus thuis geweest, omdat ik zijn assistent zou worden. Met dat typisch Amsterdamse accent van hem zei hij: ‘Ik wil dat we het gaan doen, maar alleen met vier handen op míjn buik.’ Ik zei: prima, meneer Michels, mijn handen gaan op uw buik, u hebt veel ervaring, ik kan veel van u leren. Voorzitter Jacques Ruts wilde in 1988 nog steeds dat Michels mij op zou volgen, dat was blijkbaar al vastgelegd. Maar Harry van Raaij, toen penningmeester, en manager Kees Ploegsma besloten met mij door te gaan. Daar ben ik hen heel dankbaar voor.” Guus had bij PSV, Fenerbahçe, Valencia, Real Madrid, Real Betis, Chelsea en de nationale elftallen die hij coachte te maken met de nodige vedetten. “Ik heb jarenlang gewerkt in het speciale onderwijs met kinderen die een leerachterstand hadden of van wie ze zeiden dat ze moeilijk leerden. Daar heb ik veel geleerd. Die ervaring nam ik mee toen ik trainer werd. Ik was in die tijd ook jeugdtrainer bij De Graafschap. Ik maakte een keer een opstelling en een jongen die op de bank moest beginnen, was boos. Vertelde hem dat hij de tweede helft zou spelen. Maar het ging de eerste helft zo goed, dat ik hem ook de tweede helft op de bank hield. Na de wedstrijd zei hij tegen me: ‘U bent niet eerlijk geweest, u had beloofd dat ik de tweede helft zou spelen.’ Hij had helemaal gelijk. Ik wist vanaf dat moment: als trainer moet je geen trucjes uithalen.” In de eerste periode bij PSV, tussen 1987 en 1990, had je het op een gegeven moment mentaal zwaar toen spelers bij jou aandrongen Wim Kieft te passeren. “De Deen Flemming Povlsen was in 1989 gekocht van FC Köln omdat we naast Kieft en Romário de spitspositie dubbel bezet wilden hebben. Kieft was in mindere vorm, dus ik liet Povlsen spelen en zette Wim op de bank. Achteraf bleek dat twee spelers, ik zeg niet wie, gelijktijdig achter mijn rug om bij het bestuur hadden aangedrongen om druk op mij uit te oefenen om Kieft te vervangen. Willem kwam daarachter en concludeerde dat spelers mij manipuleerden. Toen mij ter ore kwam wat er was gebeurd, vroeg ik me bijna wanhopig af hoe ik me uit die situatie kon redden. Hoe kon ik Kieft duidelijk maken dat het echt een toevallige samenloop van omstandigheden was? Ik kon niets bewijzen of ontkrachten. Het greep me zo aan dat ik na de training onder de douche ineens hele plukken haar in mijn hand had. Ik had en heb geen moeite om uit een spelersgroep van ruim twintig man de beste elf te kiezen, maar dit was anders. Gelukkig klaarde de lucht en kon ik Wim overtuigen. En verdomd, toen ik een paar maanden later bij de kapper was, zei hij dat mijn haar weer aan het groeien was. Natuurlijk heb ik het die twee spelers kwalijk genomen dat ze achter mijn rug om naar het bestuur waren gestapt, ik heb hen daarna anders bekeken. Ik vertrouw iemand tot het tegendeel is bewezen.” Helden Magazine 65 Het eerste gedeelte van het verhaal van Guus Hiddink komt voort uit Helden Magazine 65. Er is volop aandacht voor de wintersporten én ook voor voetbal. Frank Rijkaard geeft sinds lange tijd weer eens een interview en spreekt onder meer over Cruijff, het Nederlands elftal en Lionel Messi. In deze editie lees je ook een uitgebreid interview met Lois Abbingh en Tess Lieder – voorheen Wester -. De handbalcollega’s zijn vriendinnen, schoonzussen en sinds kort ook allebei moeder. Daarnaast spraken we met Dávid Hancko en Kristyna Pliskova. De een is een grote aanwinst voor Feyenoord, de ander is toptennisster. Én een gesprek met de populairste schaatser van dit moment, Jutta Leerdam. Verder interviews met de succesvolste Nederlandse olympiër ooit: Ireen Wüst, de eerste keeper op het afgelopen WK: Andries Noppert, twee grootheden in het rolstoeltennis: Diede de Groot en Esther Vergeer. Shorttrackster Xandra Velzeboer gaat als een komeet én Joep Wennemars is keihard bezig om uit de schaduw van zijn vader Erben te treden. Marc van de Kuilen en Luuk Veltink werden vrienden door het noodlot, verteld Juul Franssen over haar strijd met de judobond, spreekt Victoria Koblenko met olympisch kampioen openwater Ferry Weertman én staat bondscoach van de Oranjevrouwen: Andries Jonker stil bij De Nachtwacht. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 65 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Andries Noppert: ‘Andries in Wonderland’

Andries Noppert brak in januari 2022 op 27-jarige [...]
Andries Noppert brak in januari 2022 op 27-jarige leeftijd door bij Go Ahead Eagles en sloot het jaar af als keeper tijdens het WK voetbal in Qatar. Hij werd in één klap bekend. Niet alleen vanwege zijn keeperskwaliteiten, ook vanwege zijn ontwapende uitspraken. “Ik had meteen na die openingswedstrijd tegen Senegal moeten stoppen.” Een afgeschreven keeper die in januari 2022 op 27-jarige leeftijd doorbreekt bij een provincieclub in de eredivisie. En het jaar afsluit als keeper tijdens het wereldkampioenschap voetbal, is het voetbalsprookje van het jaar. Waar zijn medespelers na het WK uitwaaierden naar exotische oorden, vierde de inmiddels 28-jarige Andries Noppert met zijn vriendin en toen negen maanden oude zoontje vakantie in een familiehotel in Apeldoorn. “Dat was geen succes. Wij zijn nogal op onszelf. Voor het WK kende niemand me, na het WK kon ik nergens komen zonder te worden aangesproken. Ik houd ervan lekker te wandelen, dat was praktisch onmogelijk. Iedere voorbijganger wilde een foto.” Andries Noppert maakte op 23 januari 2022 zijn debuut als eerste keeper van Go Ahead Eagles. Hij volgde een half jaar later in de zomer zijn hart en koos voor de club waar hij als geboren Fries uit Joure zijn carrière was begonnen, maar het eerste nooit had gehaald: sc Heerenveen. Uit het niets kwam hij in september 2022 bij het Nederlands elftal, voor de wedstrijden tegen Polen en België in de Nations League. “Ik had er nooit rekening mee gehouden dat ik geselecteerd zou worden, er zijn zoveel keepers met meer ervaring op het hoogste niveau. Het was een complete verrassing. Ik had via social media een bepaald beeld van die jongens en vroeg me af of ik daar wel op mijn plek zou zijn. Ik was voor mijn gevoel dat simpele boertje uit Heerenveen dat ineens kwam binnenlopen.” Dat gevoel werd al gauw weggenomen. “Ik ben geweldig opgevangen. Vooral Virgil van Dijk heeft me ontzettend geholpen, misschien omdat zijn vrouw ook uit Friesland komt en dat onbewust een bepaalde band schept. Hij is een geweldige aanvoerder en een prachtig persoon. Hij zei: ‘Je bent een van ons en als je problemen hebt, kun je altijd bij mij terecht.’ Memphis hielp me ook heel oprecht. Iedereen heeft een mening over hem en dat kan ik me best voorstellen, hij draagt nu eenmaal soms andere kleding en rijdt een iets grotere auto dan de gemiddelde Nederlander, maar ook hij was meteen heel lief voor me om ervoor te zorgen dat ik me thuis voelde. Als ik op mijn gemak ben, ben ik ook een makkelijke jongen. Als iemand mij selecteert, ben je al gauw een goeie, maar los daarvan denk ik dat maar een iemand zo’n beslissing kan nemen met een speler van een kleine club en dat is meneer Van Gaal. Ik zeg ‘meneer’ tegen iemand met zijn staat van dienst, zo ben ik opgevoed. Over hem heeft ook iedereen een mening. Zoals hij naar buiten treedt, zo is hij ook in het echt. Tijdens besprekingen kun je lachen om zijn opmerkingen, dan verheft hij van het een op het andere moment zijn stem en zet hij je op scherp. Hij had een prachtige balans gevonden tussen een beetje losjes en gefocust zijn. De eerste keer dat ik erbij was, moest ik zo hard om hem lachen. We keken de wedstrijd tegen Wales terug en daarvan was hij zo aan het genieten, hij zei: ‘Ik kan dan met het gevoel op de bank zitten dat ik aan m’n pik wil trekken.’ Jongens vinden zo’n opmerking mooi, dat is kleedkamertaal waar wij spelers van houden.” Business class “Ik had tegen mijn vrouw gezegd dat we in november tijdens het WK, als we winterstop zouden hebben met Heerenveen, zo snel mogelijk met die kleine in de auto zouden stappen en lekker op de bonnefooi van hotelletje naar hotelletje door Denemarken zouden toeren,” zegt Andries. “Ineens ging de vakantie niet door en stond mijn vrouw er alleen voor. Ik ben een redelijk geëmancipeerde vader. Hoewel mijn vrouw thuis het meeste doet en een baan heeft bij de gemeente in Groningen, ben ik een echte Andries Huisman. Ik kook, doe de afwas, de was, strijk en help heel veel met die kleine, mede omdat mijn vrouw werkt.” Het liep anders voor Andries. De afvallers in de voorlopige WK selectie werden op vrijdag 11 november tussen half negen en tien uur gebeld. “Ik dacht dat er vier keepers zouden meegaan. Op die ochtend was ik al vroeg op de club. Via iemand van NEC kwam naar buiten dat Jasper Cillessen was gebeld. Toen achtte ik de kans al groter dat ik mee mocht. Even later lekte uit dat ook Mark Flekken niet was geselecteerd. Het werd tien uur en ik was nog steeds niet gebeld. Op de club was iedereen blij, ik hield nog een slag om de arm. Even na tien uur werd officieel bekend dat Remko Pasveer, Justin Bijlow en ik de keepers waren.” Dat Cillessen was afgevallen, lag niet in de lijn der verwachtingen. Er werd geroepen dat hij geen teamspeler zou zijn. “Wat ik heel erg waardeerde, was dat Jasper mij meteen een berichtje stuurde om me te feliciteren en succes te wensen. Ik heb hem ook meteen geantwoord. We hadden goed contact in die paar dagen in september. Ik heb totaal niet gemerkt dat Jasper een storende factor zou kunnen zijn.” In plaats van een vakantie in Denemarken, werd het dus een trip naar Qatar. “Toen ik me de eerste keer in Zeist moest melden, heb ik me door een vriend laten brengen en ophalen, mijn vrouw moest werken en had geen tijd. Ik wist ook niet dat je na terugkeer van Schiphol terug naar Zeist een taxi van de KNVB mocht nemen. Ik wilde vooral normaal doen. Toen we naar Qatar vertrokken, heeft mijn vrouw me wel gebracht, hoor.” Ook over de reis naar Qatar verwonderde Andries zich. “Ik viel van verbazing in verbazing.'' 'Ik had nooit business class gevlogen. Met mijn lengte van 2,03 meter zit ik altijd opgevouwen in een vliegtuig. Weet je wel wat business class kost?" Ik vond het al bijzonder met welke luxe we in september naar Polen waren gevlogen, dat was ik al niet gewend. Dacht dat we met een KLM vliegtuig naar Qatar zouden gaan en iets luxer zouden zitten dan normaal, maar niet in een vliegtuig waarin je languit kon liggen. Je hoefde maar op een knopje te drukken of je kreeg het beste eten en drinken voorgeschoteld dat je je maar kunt voorstellen. Ik had nog nooit business class gevlogen. Met mijn lengte van 2,03 meter zit ik altijd opgevouwen in een vliegtuig. Maar als ik komende zomer op vakantie ga, ga ik echt weer gewoon achterin zitten. Weet je wel wat business class kost?” Helden Magazine 65 Het eerste gedeelte van het verhaal van Andries Noppert komt voort uit Helden Magazine 65. Er is volop aandacht voor de wintersporten én ook voor voetbal. Frank Rijkaard geeft sinds lange tijd weer eens een interview en spreekt onder meer over Cruijff, het Nederlands elftal en Lionel Messi. In deze editie lees je ook een uitgebreid interview met Lois Abbingh en Tess Lieder – voorheen Wester -. De handbalcollega’s zijn vriendinnen, schoonzussen en sinds kort ook allebei moeder. Daarnaast spraken we met Dávid Hancko en Kristyna Pliskova. De een is een grote aanwinst voor Feyenoord, de ander is toptennisster. Én een gesprek met de populairste schaatser van dit moment, Jutta Leerdam. Verder interviews met de succesvolste Nederlandse olympiër ooit: Ireen Wüst, twee grootheden in het rolstoeltennis: Diede de Groot en Esther Vergeer. Shorttrackster Xandra Velzeboer gaat als een komeet én Joep Wennemars is keihard bezig om uit de schaduw van zijn vader Erben te treden. Ook heeft het voetbalvirus nog altijd Guus Hiddink in zijn greep, werden Marc van de Kuilen en Luuk Veltink vrienden door het noodlot, verteld Juul Franssen over haar strijd met de judobond, spreekt Victoria Koblenko met olympisch kampioen openwater Ferry Weertman én staat bondscoach van de Oranjevrouwen: Andries Jonker stil bij De Nachtwacht. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 65 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Frank Rijkaard: ‘We missen Cruijff toch allemaal?’

Frank Rijkaard is een van de boegbeelden van het [...]
Frank Rijkaard is een van de boegbeelden van het Nederlands voetbal. Tien jaar geleden stopte hij als trainer en sindsdien treedt hij weinig op de voorgrond. Voor de Johan Cruyff Foundation, waarvan hij al jaren ambassadeur is, maakt hij een uitzondering. “Ik denk geregeld: wat zou Johan hiervan hebben gevonden?” Je hebt al een tijd geen interview gegeven, maar maakt voor de Johan Cruyff Foundation een uitzondering. Waarom gaat de foundation je zo aan het hart? “Nadat ik stopte met voetbal werd ik door meerdere goede doelen benaderd met de vraag of ik me voor hen in wilde zetten. Waar ik me het meest mee verbonden voelde, was de Cruyff Foundation omdat ik Johan natuurlijk kende. De doelstellingen van de foundation spraken mij ook aan. Een van de slogans is: ruimte creëren voor kinderen om te spelen en plezier te hebben. En dat juist voor kinderen voor wie het niet vanzelfsprekend is dat ze kunnen spelen door een handicap. De Cruyff Foundation zet zich wereldwijd in voor die kinderen, zodat zij kunnen spelen en sporten. Als je ziet wat de foundation al voor elkaar heeft gekregen de afgelopen 25 jaar... Geweldig.” Wat herinner jij je nog van je eerste ontmoeting met Johan Cruijff? “Dat was bij een wedstrijd tussen Ajax en een All Star Team van spelers uit de Amerikaanse competitie, waar Johan toen speelde. Ik was een jaar of achttien, vond het wel wat om tegen zo’n legende te spelen. Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig, mijn helden en idolen kwamen uit de generatie voor mij. Piet Keizer en Cruijff waren natuurlijk de grote spelers van het Ajax van eind jaren zestig en begin jaren zeventig. Allebei geweldig. Piet Keizer was de speler over wie verteld werd dat als hij het op zijn heupen had, hij onnavolgbaar was. Maar Johan is toch de man die wereldwijd naam en faam heeft verworven. Hij was voor mij het summum. Ja, en toen liep dus ineens mijn jeugdheld bij de tegenstander rond. Heel bijzonder. Het United States All Star Team was verder niet zo heel bijzonder.” Wanneer was de eerste keer dat je echt een gesprek met Cruijff voerde? “Dat was toen hij eind 1980, na afloop van de Amerikaanse competitie, met ons mee ging trainen bij Ajax. Het leeftijdsverschil was groot, Johan was de dertig al gepasseerd en ik was nog een jeugdspeler. Het was niet zo dat ik meteen op hem afstapte, ik kende mijn plaats. Wim Kieft en ik zijn even oud, wij keken enorm tegen hem op. Hij gaf ons meteen al het gevoel van: ik vind jullie ook wel aardige gastjes. Hoewel Johan de grote vedette was, stelde hij iedereen op z’n gemak. Hij was open en vriendelijk. En heel toegankelijk voor iedereen, of het nou een gearriveerde speler, de wasvrouw of een jeugdspeler was. Hij stond natuurlijk op heel veel vlakken ver boven ons, maar hij gaf meteen de indruk dat hij gewoon een van ons was. Hij was in voor een dolletje, lachte veel. Johan straalde heel erg uit dat hij plezier had. Ik bewonderde zijn ‘normaal zijn’.” Is hij belangrijk voor jou geweest in die begintijd als voetballer? “Jazeker. Hij maakte deel uit van de generatie die het Nederlands voetbal op de kaart zette, tegen die mannen keek ik automatisch op. Hij beïnvloedde mij dus al voordat ik hem voor het eerst ontmoette. Toen hij bij ons mee kwam trainen en een jaar later, eind 1981, ook echt bij ons ging spelen, leerde ik alleen al heel veel door te kijken naar wat hij deed. In en buiten het veld. Op het veld zag ik dat hij perfect tweebenig was, dat hij zowel met links als rechts de bal in de hoek kon krullen. Johan koos vaak ook voor een stiffie op de goal. Neem het doelpunt dat hij maakte in zijn eerste wedstrijd nadat hij terugkeerde bij Ajax, tegen Haarlem. Je keek je ogen uit, zeker op de training. Wij hadden veel jonge jongens in de ploeg en veel van de talenten gingen al heel snel dingen proberen te kopiëren van Johan. Johan ging alleen op de keeper af en stifte de bal, dat was op dat moment vooral iets wat Zuid-Amerikaanse voetballers deden. Wij zagen dat nog niet zoveel bij ons. Als Johan iets deed, zag ik het Jesper Olsen en Marco van Basten ook doen tijdens de training en vervolgens in wedstrijden. We leerden in het begin dus heel veel van Johan door onze ogen goed open te houden.” Akkefietje Johan Cruijff werd in 1985 jouw trainer. Na een aanvaring met hem besloot je in 1987 te vertrekken bij Ajax. Hoe ontstond dat conflict? “Johan vroeg iets van mij waar ik nog niet klaar voor was. Dat ging wringen. Hij wilde dat ik me zou manifesteren als leider in het veld. Ik was toen nog meer de man van de harmonie, vroeg dingen vriendelijk en zocht altijd naar een oplossing. Ik had dat harde niet in me op dat moment. Maar Johan bleef daar maar op hameren. Dat begon me te raken. Zo erg, dat ik het op een gegeven moment mooi vond geweest. Dat ik besloot weg te gaan, was ook uit respect voor Johan. Ajax en Johan wenste ik juist heel veel succes toen ik vertrok. Ik dacht: ik ga wel ergens anders naartoe, desnoods bij een team ergens onderaan. Ik ging voor het plezier. Dat was een beetje die rare mentaliteit van mij op dat moment. Later leerde ik dat voetbal niet altijd alleen maar om plezier draait, het gaat er ook om dat je elkaar de waarheid kunt vertellen. Johan is belangrijk geweest om dat te laten landen bij me. Door mijn vertrek bij Ajax had ik wel een bepaalde hardheid gekregen en dat betaalde zich al vrij snel uit. Een jaar later mocht ik deel uitmaken van het Nederlands elftal dat Europees kampioen werd. Die periode bij Ajax die leidde tot mijn vertrek heb ik de rest van mijn carrière meegenomen en die heeft me op een zekere manier ook gevormd.” Cruijff kon aan de ene kant heel vriendelijk en open zijn en de helpende hand uitsteken, maar hij kon tegelijkertijd heel hard zijn. Vond jij dat lastig als jonge jongen? “Nee, het is wat het is, daar ben ik vrij simpel in. Ik zal het jullie sterker vertellen: iemand die mij voortdurend de les leest, gaat mij op den duur irriteren. Dan gaat er wat gebeuren. Maar ik kan er ook niet tegen als iemand mij de hele tijd overdreven helpt, dan raak ik ook geïrriteerd. Je moest en moet mij een beetje mijn eigen gang laten gaan.” Cruijff stond er bekend om dat hij de strijdbijl snel en makkelijk kon begraven. Hoe was dat bij jullie na jouw vertrek bij Ajax? “Na het akkefietje heb ik een half jaar of driekwart jaar op non- actief gestaan. Ik werd uiteindelijk aangetrokken door Sporting Lissabon, dat mij eerst uitleende aan Real Zaragoza. In de periode dat ik niet voetbalde, vertrok Johan bij Ajax. Toen ik met Zaragoza tegen Barcelona speelde, had ik voor het eerst weer contact met Johan. Zijn assistent Tonny Bruins Slot kwam naar me toe en vroeg of ik wilde praten. Johan en ik hebben toen op een hotelkamer met elkaar gesproken.” Lachend: “En gek genoeg hebben we het helemaal niet over het voorval bij Ajax gehad.” Die ontmoeting was dus in aanloop naar het EK van 1988, toen al duidelijk was dat Cruijff trainer van Barcelona zou worden. Hij was achter de schermen al bezig met het fundament van het nieuwe Barcelona. Polste hij jou ook om naar Barcelona te komen? “Hij vroeg of ik daar oren naar had, maar ik was al in een vergevorderd stadium met AC Milan op dat moment.” Bescheiden Jij stopte als voetballer in 1995 na het winnen van de Champions League met Ajax. Cruijff was ook degene die riep dat jij bondscoach moest worden, als opvolger van Guus Hiddink na het WK van 1998 en zonder ervaring als hoofdtrainer, toch? “Ik werd door Arie van Eijden, die toen bij de KNVB werkte, benaderd en hij zei: ‘Frank, jij moet het gaan doen.’ Bij Guus Hiddink had ik tijdens het WK van 1998 meegelopen, maar was als trainer nog jong en onervaren. Ik had meteen zoiets van: ik weet niet of ik er geschikt voor ben om bondscoach van het Nederlands elftal te worden. Ik heb bedenktijd gevraagd en ben te rade gegaan bij Rinus Michels en Johan. Zij waren heel belangrijk geweest voor het Nederlandse voetbal, ik wilde het bij hen polsen. Zowel Michels als Cruijff zei: ‘Doen!’ Johan zei: ‘Als je op hoog niveau gespeeld hebt, kun je beter ook op hoog niveau instappen als trainer. Want als je laag gaat zitten, snappen de spelers je toch niet. Op hoog niveau snappen ze tenminste precies wat je bedoelt.’ En Michels zei: ‘Soms zijn er momenten waarop je een keuze moet maken en dit is goed.’” Lachend: “Toen heb ik waarschijnlijk de arrogantie aangenomen om het ook te gaan doen. Ik dacht: als Michels en Cruijff het zeggen, dan gaan we ervoor.” Cruijff heeft ook gelijk gekregen. Het trainerschap ging jou beter af op hoog dan op lager niveau. “Zeker! Ja, dat had Johan goed gezien. Die zin dat als je op hoog niveau hebt gespeeld, je beter op hoog niveau in kunt stappen als trainer, snijdt absoluut hout. Ik ben heel vreemd in het trainerschap gerold, dankzij de versnelde cursus van de KNVB. ‘Bescheiden’ als ik ben, dacht ik als ik over een carrière als trainer nadacht dat ik zou beginnen bij de jeugd en dan stapje voor stapje, via een kleinere club, omhoog. Ik had voor ogen dat ik me op die manier beetje bij beetje kon bewijzen. Als ik dan kijk naar het voetbal en trainerschap van nu, dan is dat zo anders dan 25 jaar geleden. Alles wordt nu wetenschappelijk benaderd. Je moet ook didactisch goed zijn. Je moet vandaag de dag veel kwaliteiten hebben om een groep te kunnen leiden en richting te geven. Daar komt veel bij kijken. Neemt niet weg dat de stelregel van Johan nog altijd overeind staat: goede voetballers snappen eerder wat je als trainer bedoelt.” En daarom was het voor jou makkelijker om trainer van het Nederlands elftal en Barcelona te zijn dan van Sparta? “Ja, veel makkelijker.” Jij besloot in 2000, nadat de halve finale op het EK in eigen land op dramatisch wijze na strafschoppen werd verloren van Italië, te stoppen als bondscoach. Heb je over dat besluit ook contact met Cruijff gehad? “Nee. We moeten het niet dramatisch maken dat ik ben gestopt. Mijn contract liep af en ik besloot niet door te gaan. Ik had voor het EK al zoiets van: als ik met deze generatie niet op z’n minst de finale haal, dan is dat niet genoeg. Niet voor mezelf, maar ook niet voor die jongens. Het was een goede generatie spelers, jongens die allemaal eind twintig waren. We speelden het EK in eigen land en ik had sterk het gevoel: nu moeten we het doen. Na de uitschakeling voelde ik niet alleen mijn eigen teleurstelling en verdriet, maar ook die van de spelers en het hele land. Ik dacht meteen: ik ga niet door, want als we het nu niet redden, redden we het nooit meer met deze generatie. Dat bleek wel. Louis van Gaal volgde mij op als bondscoach en hij kwalificeerde zich niet eens voor het WK van 2002 met die spelersgroep.” Ronaldinho Dat je trainer in 2003 werd van Barcelona, daarbij had Cruijff natuurlijk ook een dikke vinger in de pap. “Absoluut. Ik was nooit bij Barcelona terechtgekomen als Johan daar niet zoveel zeggenschap had gehad. Ik had tot dat moment helemaal niet zoveel met Spanje en Barcelona, was veel meer een man van Italië door mijn jaren bij AC Milan. Joan Laporta, die destijds kandidaat was om president van Barcelona te worden, was een huisvriend van Johan en volgens mij ook zijn advocaat. Hij had volgens mij helemaal met Cruijff bekokstoofd hoe onder zijn bewind Barcelona terug moest keren aan de top. Ze hadden mij op het oog om als trainer de beginjaren voor m’n rekening te nemen. Ik ging bij Barcelona aan de slag met allemaal jongens uit het Dream Team waarvan Johan coach was geweest in de jaren tachtig en negentig. Eusebio, Juan Carlos Unzué en Carles Naval zaten in de begeleidingsstaf. Txiki Begiristain was technisch directeur geworden en Pep Guardiola nam Barcelona B voor zijn rekening. José Ramón Alexanko was hoofd jeugdopleiding. Alles was al naar de hand van Laporta en Johan gezet. Ik heb het geluk gehad dat ik die eerste jaren mee mocht maken.” Had je vaak contact met Cruijff toen je trainer was van Barcelona? “We spraken elkaar zeer geregeld. Johan was, wat hij vaker heeft gedaan als hij zich ergens voor in ging zetten, bezig met de lijnen binnen de club. Hij bemoeide zich met de medische staf, riep: ‘Die dokter is goed en die moet eruit.’ Zo keek hij naar alle geledingen. De gesprekken die we voerden, gingen daar vaak ook over. Voetbaltechnisch wist hij al dat we bijna op dezelfde lijn zaten. Natuurlijk vertelde hij wel wat hij het beste spelsysteem vond. Daar hebben Henk ten Cate, die de eerste jaren mijn assistent was, en ik naar geluisterd en ons voordeel mee gedaan. Maar we gaven er ook onze eigen invulling aan.” 'Als Johan iets deed, zag ik het Olsen en Van Basten ook doen tijdens de training. We leerden in het begin dus heel veel van Johan door onze ogen goed open te houden' Kwam je ook vaak bij Johan en Danny thuis? “Er werd weleens wat georganiseerd. Dan gingen we naar hun huis in de bergen, buiten Barcelona, om te golfen of er werd een barbecue georganiseerd. Leuke dingen. Het was ook een fijne afwisseling. Want trainer van Barcelona zijn, ging je niet in je koude kleren zitten, dat was best heftig. Johan zorgde voor afleiding en ontspanning. En tussendoor hadden we het dan natuurlijk ook over voetbal en spelers. Danny was op die momenten de gastvrouw. Het waren heel liefdevolle bijeenkomsten met familie en vrienden. Ik ben er dankbaar voor dat ik zo ontvangen en begeleid werd.” Je vertelde net dat het voor jou makkelijker werken was met goede voetballers... “Ach, ik was wel zo ‘slim’ om mijn zwakke punten een beetje te maskeren. Ik heb altijd geprobeerd om als trainer een groep mensen om mij heen te verzamelen die me konden aanvullen. Bij het Nederlands elftal had ik Ruud Krol, Johan Neeskens, Hans Jorritsma en Pim Doesburg naast me. Zij hadden allemaal al van alles meegemaakt. Ik kon als onervaren coach alles met hen bespreken. Mijn beslissingen kon ik nemen nadat ik hen had geraadpleegd. Het voelde heel goed dat ik wist dat ik gesteund werd in de besluiten die ik nam. Het groepsgevoel heb ik altijd heel belangrijk gevonden, ik wilde per se dat de trainersstaf eenheid uitstraalde. Dat je allemaal met dezelfde mond praat als je de spelers benadert. Dat is me wel gelukt. Daarnaast ben ik wie ik ben, what you see is what you get. Spelers vinden dat prima of niet.” Gaf jij spelers ook weleens toestemming om een training over te slaan? “Zeker. De algemene richtlijn is: gelijke monniken, gelijke kappen. Maar er zijn uitzonderingen, dat moet je als trainer alleen wel goed weten te brengen. Ronaldinho was niet altijd even scherp. Als hij een keer niet hoefde te trainen, dan ging Henk ten Cate er vaak nog even achteraan om hem even extra te prikkelen dat hij zich wel moest laten zien in de volgende wedstrijd. Het is ook het verschil tussen de Zuid-Amerikaanse mentaliteit en de Nederlandse. Wij zijn van: iedereen gelijk. In andere culturen werkt dat soms een tikkeltje anders. Door iemand wat meer ruimte te geven, kan je juist wat voor elkaar krijgen bij iemand. Dan doet hij het voor je in de wedstrijden. Als ze het niet voor je willen doen als trainer kun je het ook wel schudden.” Messi Lionel Messi bezorgde Argentinië op zijn 35ste de wereldtitel, hij heeft nu alles gewonnen wat er te winnen valt. Jij liet hem bij Barcelona debuteren eind 2003, toen hij zestien was... “Zijn debuut was een mooi verhaal. We speelden een oefenwedstrijd tegen FC Porto in Portugal tijdens een interlandperiode. Veel spelers waren daarom uitgevlogen. We hadden veel spelers meegenomen van Barcelona B. Messi was zestien en hij was ook mee. Ik liet al die jonge jongens invallen. Messi zat als laatste nog op de bank en Henk ten Cate zei tegen me: ‘Hé Frank, moet die kleine er ook niet nog even in?’ Ik antwoordde: ja, natuurlijk! Niet veel later, aan het begin van het seizoen, speelden we tegen Juventus om de Joan Gamper Cup. Fabio Capello was destijds trainer van Juventus en Messi moest het opnemen tegen die fysiek sterke gasten. Die kleine bezorgde hen handenvol werk, pakte ballen af, dribbelde hen aan alle kanten voorbij. Capello kwam na afloop meteen naar me toe en vroeg: ‘Hoeveel kost die kleine? Die wil ik hebben.’ Ik zei tegen hem: dat gaat hem echt niet worden.” Wat voor een mannetje was hij toen? “Hij was heel klein, maar een waanzinnig talent. Zijn aanname, zijn voetbalinzicht, zijn versnelling; het was ongelooflijk. Die demarrages en solo’s van hem liet hij in de jeugd ook al zien. Toen hij bij het eerste kwam, had hij de pech dat Ludovic Giuly, een kleine Fransman met veel diepgang, op zijn positie liep. Iedereen wist al wel dat Leo eraan kwam. Hij was in het begin steeds maar aan het demarreren, was zo explosief. Hij liep in de beginjaren twee flinke hamstringblessures achter elkaar op. Dat kostte hem ook de Champions League-finale tegen Arsenal in 2006, dat vond hij natuurlijk vreselijk. Hij was destijds net terug na zijn blessure en ik wilde niet het risico nemen dat hij weer geblesseerd zou raken. Daarbij dacht ik juist aan hem. In die tijd hebben we er bij hem ook op gehamerd dat hij zijn acties meer moest doceren. Hij is in die periode ook extra tijd aan zijn lichaam gaan besteden, ook na een wedstrijd. Hij werkte keihard, was zich er steeds beter van bewust dat hij zijn lichaam moest laten herstellen, dook het krachthonk in; alles om te voorkomen dat hij zulke blessures weer zou krijgen.” Je glimlachte net toen je over hem vertelde. “Het is ook uniek, hè. Ik zat naar de WK-finale tussen Argentinië en Frankrijk ook vooral als supporter van Messi te kijken. Ik vind dat hij heeft gekregen wat hij verdient.” 'Messi was superaarding en toegankelijk. We hebben elkaar geknuffeld en zijn op de foto gegaan. Het deed me toch wel wat. Hij is toch de grote ster geworden' Was je geëmotioneerd toen je hem de beker omhoog zag houden in Qatar? “Niet dat de tranen over mijn wangen rolden na de WK-finale, maar ik kon als het ware als een jonge hond juichen omdat het Messi gelukt was.” Wat is de laatste keer dat jullie contact hebben gehad? “Dat was een paar jaar geleden toen ik met mijn zoon Santi naar Barcelona ging. Hij wilde dolgraag eens een wedstrijd van Barcelona zien. Ik was op dat moment niet zo’n stadionganger. Via elftalbegeleider Carles Naval heb ik kaarten geregeld. Carles zei: ‘Kom dan ook naar een training toe.’ Messi was superaardig en toegankelijk. We hebben elkaar geknuffeld en zijn op de foto gegaan. Voor mijn zoontje was dat natuurlijk vooral hartstikke leuk. Toen ik Messi na lange tijd weer ontmoette, deed me dat toch wel wat. Hij is toch de grote ster geworden waar de hele voetbalwereld met open mond naar kijkt.” Verbinder Heeft Cruijff eigenlijk ook nog bij jou aangeklopt toen hij bij Ajax de Fluwelen Revolutie begon in 2010? “Ik ben er in het begin bij geweest. We kwamen samen op de Beethovenstraat bij een vriend van Johan. Piet Keizer en Marco van Basten en nog wat mensen waren er ook bij. De plannen werden toen al doorgenomen. Ik ben op een gegeven moment afgehaakt, had andere dingen aan mijn hoofd.” Johan Cruijff overleed op 24 maart 2016. Denk je nog veel aan hem? “Jazeker. Ook omdat ik een exponent van zijn manier van voetballen ben. Ik ben opgevoed met zijn filosofie over voetbal. Ik weet hoe hij spelers beoordeelde. Als ik vandaag de dag naar wedstrijden kijk, denk ik geregeld: wat zou Johan hiervan hebben gevonden?” Dacht je dat ook bij het bekijken van het afgelopen WK? “Niet tijdens de wedstrijden. Maar als we na afloop met vrienden dieper op de wedstrijd ingingen, dan vormde ik mezelf een mening. En die was dan geregeld gebaseerd op wat Johan ooit verteld heeft.” Geef eens een voorbeeld? Lachend: “Jullie dwingen mij nu om iets over iemand te roepen, hè. In algemene zin doel ik dan op een bal achter de man geven, waardoor de snelheid meteen uit een aanval is. Of als een snelle aanvaller klaarstaat om gevaar te stichten, maar de man die de bal moet geven, neemt hem eerst aan, waardoor de mogelijkheid meteen over is. Aan dat soort dingen had Johan zich ook gestoord.” Eind 2016, als afsluiting van het jaar waarin Cruijff overleed, eerde jij hem tijdens het Sportgala met een schitterende toespraak. Hoe kwam je tot die ode? “Ik werd benaderd om wat te vertellen over Johan en had meteen de bosloop op mijn netvlies. Ik was een jonge jongen, Johan was de speler van wereldfaam die was teruggekeerd bij Ajax. En ik wilde afsnijden, maar Johan deed dat ook al stiekem vóór mij. Hij dook de bosjes in. Allebei probeerden we te ‘pikken’, ik bleef op afstand. Toen ik op een tak trapte, keek Johan geschrokken om. Hij nam daarna meteen de leiding, zei: ‘Kom achter me aan.’ Dat was voor mij zo’n levendige herinnering aan Johan. Ik heb dat verhaal in één keer opgeschreven en het voorgelezen. Dat wat ik toen vertelde, dat was voor mij Johan. We missen hem toch allemaal? Een volk heeft zijn idolen nodig. We zien dat nu ook in Zuid-Amerika. Lionel Messi heeft sinds het WK dezelfde status als Diego Maradona. Iedereen daar haalt er kracht en moed uit. Johan was zo iemand voor ons, als sportliefhebbers in Nederland. Maar voor zoveel meer mensen door wat hij heeft bewerkstelligd met zijn foundation. Uniek.” Hij straalde ook in alles uit dat als je het goed hebt gehad, je best wat terug mag doen voor een ander. “Dat is ook niet voor niets een van de slogans van de foundation: als je wat voor een ander kunt doen, dan moet je dat doen. En als je het dan ook nog eens doet met heel je hart, zoals Johan altijd deed, dan is het helemaal mooi. Wat mezelf betreft: ik ben ook iemand die klaarstaat als ik mensen in mijn omgeving kan helpen. Ik ben een verbinder.” Voel jij extra de verplichting om je in te zetten voor de foundation omdat Cruijff er niet meer is? “Gelukkig zette ik me al in voor de foundation toen Johan nog leefde. Mijn insteek is altijd geweest: mijn steentje bijdragen. Na zijn overlijden zijn heel veel ambassadeurs zich in blijven zetten om zijn erfgoed uit te blijven dragen. Als ik zie wat er allemaal gebeurt en voor elkaar gekregen is, dan vind ik dat indrukwekkend. De Cruyff Courts zijn wereldwijd aanwezig. Er is veel aandacht voor het gedachtegoed van Johan. Er wordt zoveel goed werk gedaan. Ik hoop dat de foundation dat tot in lengte van dagen voort kan zetten. Het is een non-profitorganisatie, maar ik hoop wel dat het geld binnen blijft komen. En dat er voldoende mensen beschikbaar zijn die de foundation willen steunen of ambassadeur willen zijn. Johan heeft de zetjes gegeven, maar de sneeuwbal moet steeds groter worden. Daar mag de foundation mij voor blijven bellen. We moeten ook weer een jongere generatie aan gaan spreken, in de hoop dat zij het erfgoed van Johan ook uit willen dragen. We moeten het stokje door blijven geven.” Het feit dat je dit interview geeft, hoort ook bij het blijven uitdragen van het erfgoed van Cruijff? “Ja, want ik ben niet zo gek op het geven van interviews. Op camera’s die op mij gericht zijn, ben ik ook niet zo dol. Maar dit zijn dingen waarvan ik het gevoel heb dat ik verplicht ben ze af en toe te doen. Overigens is ‘verplicht’ niet helemaal het goede woord. Want net zoals Johan doe ik dingen ook met mijn hart, anders doe ik het echt niet.” Wat is de reden dat je sinds 2013, na je laatste klus als trainer, bijna nooit meer op de voorgrond treedt? “Ik ben eigenlijk een beetje een vreemde eend in de bijt. Als voetballer heb ik het dan wel gered, maar dat was helemaal niet zo vanzelfsprekend omdat ik best een gecompliceerd karakter heb. Ik hou niet zo van de spotlights. Ik heb er altijd moeite mee om in het midden van een zaal te staan, sta liever een beetje met mijn rug tegen de muur toe te kijken. Dat is wie ik ben. 'Ik ben een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik heb het dan wel gered als voetballer, maar dat was niet zo vanzelfsprekend omdat ik best een gecompliceerd karakter heb' Ik voel me prima bij die rol in de luwte. Het feit dat ik sportman ben geweest, duwt me toch geregeld in een positie dat ik de aandacht op me gevestigd krijg. Dat heb ik inmiddels wel een plaatsje kunnen geven, maar ik moet me toch telkens weer even over mezelf heen zetten op zulke momenten.” Is dat bescheidenheid? “Weet ik niet. Ik kon toevallig goed voetballen. En ik heb ook veel geluk gehad. Op momenten dat ik dacht dat ik het niet ging redden als voetballer, schoot ik er een bal in of er gebeurde wat waardoor ik er weer stond. Ik ging weg bij Ajax, dacht: het wordt misschien nooit meer wat. Daar had ik op dat moment maling aan, dat maakte me niet uit. Maar driekwart jaar later was ik Europees kampioen en ging ik naar AC Milan. Het is allemaal zo gek gelopen.” Je doet het lijken of het je allemaal is overkomen... “Ja, misschien ben ik wel een zondagskind.” Kroegpraat Ronald Koeman is weer bondscoach. Ruud Gullit en Marco van Basten ventileren hun mening als voetbalanalisten. Heb je nog veel contact met hen? “Ik heb met Ruud vaak contact. Dat zijn vaak vrolijke en plezierige appjes die we over en weer sturen. Marco zie ik ook geregeld. Ook altijd goed.” Word jij vaak gevraagd als voetbalanalist? “Ik denk dat de meeste mensen inmiddels weten dat ik niet de behoefte heb om op tv te verkondigen wat ik ergens van vind. Tegelijkertijd vind ik het heerlijk om naar Marco en Ruud te luisteren. Ik ben trouwens best wel een analist, maar dat laat ik alleen blijken aan mijn vrienden als we in de kroeg zitten. Als ik Ajax heb zien voetballen, dan begin ik daarover met hen. Dan vliegen alle meningen in het rond. En ik haal dan vaak de wijze woorden van Johan er weer bij.” Lachend: “Maar ik voel me niet geroepen om al die onzin die ik in de kroeg tegen mijn vrienden verkondig ook op tv uit te kramen. Wat ik hoor op tv vind ik sowieso een beetje kroegpraat allemaal.” Kijk je veel wedstrijden? “Ik heb op het WK de meeste wedstrijden gezien. En ik kijk vaak naar de wedstrijden van de top drie van de eredivisie, blijf niet voor alles thuis. De kinderen willen nog weleens een wedstrijd van Ajax bezoeken en dan ga ik met ze mee.” Heb je genoten van het Nederlands elftal op het WK? “Alles is natuurlijk gerelateerd aan het eindresultaat en dat was toch wel een beetje teleurstellend voor iedereen. Ik begon op een gegeven moment wel te geloven dat we het met die lelijke manier van voetballen misschien toch gingen redden. Je moet Louis van Gaal toch nageven dat hij erin slaagde dat een heel groot gedeelte van het land ging geloven dat het zou gaan lukken. Als het dan in de kwartfinale tegen Argentinië uit elkaar spat, dan besef je des te meer dat het voetballend niet een echt goed toernooi was, wat momenten daargelaten. Die manier van voetballen op het WK is niet onze mentaliteit, vind ik. Ik hoop dat we heel snel teruggaan naar 4-3-3. In de moeilijke wedstrijden met de punt naar achteren op het middenveld en in de makkelijkere wedstrijden met de punt naar voren.” 'Die manier van voetballen op het WK is niet onze mentaliteit, vind ik. Ik hoop dat we heel snel teruggaan naar 4-3-3' Van wie heb je naast Messi wel genoten op het WK? “Hoeveel landen hebben op het WK nou echt mooi voetbal gespeeld? Frankrijk haalde de finale, heeft zoveel kwaliteit, maar zij liepen ook alleen maar te verdedigen en tegen te houden. Ze werden pas wakker toen ze 2-0 achterstonden in de WK-finale. Je ziet de trend dat teams massaal voor de goal gaan staan. Er is maar heel weinig ruimte. Het is aan toekomstige coaches om daar antwoorden op te vinden. Misschien moet er wat opportunistischer gespeeld worden en wat vaker voor afstandsschoten gekozen worden. Dat is beter dan dat eeuwige gebrei. Maar goed, het is nu ook net kroegpraat wat we doen...” Heb je genoten van Marokko, dat verrassend vierde werd? “Je kunt ergens op verschillende manier van genieten. De Marokkaanse spelers hebben met inzet, passie en trots voor hun land gevoetbald. Daar kon ik van genieten. Tegen Spanje en Portugal schuurde en kraakte het, maar ze hebben het gered dankzij die enorme inzet. Maar was het mooi voetbal? Ze parkeerden in veel wedstrijden de bus voor de goal. Verdedigend voetballen en de boel ontregelen, is makkelijker dan creëren en mooi voetballen.” Vader Gaan we jou ooit nog terugzien in het voetbal? “Nee. Of het moet zo zijn dat iemand die mij heel na aan het hart ligt, me vraagt om met hem te sparren. Maar dat zou ik dan achter de schermen doen en ik zou het liefst hebben dat niemand dat weet. Als iemand wat wil vragen, sta ik er open voor. Ik vertel graag op een open en eerlijke manier hoe ik dingen zie als daarnaar gevraagd wordt. Ik ga het niet opzoeken, dan moet iemand wel naar mij toe komen.” Als iemand als Giovanni van Bronckhorst dat zou doen bijvoorbeeld? “Zeker, ik draag Giovanni een warm hart toe. Ik ben blij om te zien hoe hij het heeft gedaan als coach. Hij moest natuurlijk niet zo lang geleden weg bij Glasgow Rangers, kan gebeuren. Maar als ik zie hoe hij zich altijd presenteert, dat vind ik geweldig. Hij is nog steeds de coach die met Feyenoord de meeste titels heeft gewonnen. En dat was echt niet in de hoogtijdagen, met alleen maar geweldige voetballers. Hem vind ik echt een mooie vertegenwoordiger van je club.” Schuilt in hem een bondscoach op een dag? “Ja, dat denk ik wel.” Hoe zien jouw dagen eruit? “Ik doe leuke dingen, sport geregeld, ben vader van vier kinderen en opa van twee kleinkinderen. Ik plan de agenda met mijn vrouw en help haar waar nodig. Daarnaast investeer ik sinds een aantal jaren samen met mijn zaakwaarnemer Perry Overeem in een aantal horeca- en sportcentra in Utrecht onder de naam van de Utrechtse Horeca Groep. Op dit moment hebben we drie zaken, maar binnenkort openen we een vierde in de binnenstad van Utrecht en een vijfde en zesde zijn ook in de maak. We waren trouwens ook initiatiefnemer van de herontwikkeling van de Watertoren op het Rotsoord. Vooral bij de opstart en opening van Hall22 ben ik samen met mijn andere UHG-compagnon, Marco van Basten, nog best actief geweest met het opnemen van leuke promotiefilmpjes, gefilmd door nog weer een andere compagnon, Barry Atsma. Het is een heel toffe multisporthal geworden met padel, bowling, squash en nog veel meer. Zo met deze mannen op een leuke manier ondernemen en investeren - waarbij de anderen vooral het echte harde werk doen -, bevalt mij prima, haha.” Jij hebt sinds maart 2020 een Cruyff Court samen met Ruud Gullit op het Balboaplein, daar waar jullie als kind op straat voetbalden. “Niet alleen Ruud en ik voetbalden daar in onze jeugd, ook Tarik Oulida en Dries Boussatta deden dat. Ik heb daar zoveel uren doorgebracht. Toen er werd gesproken over een Cruyff Court op het Balboaplein vond ik het een eer om dat samen met Ruud te doen. Het is een mooi plein en als je daar in de buurt woont, is het fijn om naartoe te gaan. Als het mooi weer is, fiets ik weleens door Amsterdam. Dan kan ik daar ook even stoppen.” Voetbal je dan mee? “Nou... ik heb een beetje last van mijn knieën.” Weten de kinderen wie jij bent? “De meesten weten wel dat ik gevoetbald heb.” Vinden ze het leuk als je stopt? “Ze zijn er eigenlijk heel onverschillig over. Dat hebben de kinderen van nu. Als ik wegga, hoor je dan: ‘Wat moest hij?’ Dat is ook wel goed.” Helden Magazine 65 Het verhaal van Frank Rijkaard komt voort uit Helden Magazine 65. Er is volop aandacht voor de wintersporten én ook voor voetbal. In deze editie lees je onder meer een uitgebreid interview met Lois Abbingh en Tess Lieder – voorheen Wester -. De handbalcollega’s zijn vriendinnen, schoonzussen en sinds kort ook allebei moeder. Daarnaast spraken we met Dávid Hancko en Kristyna Pliskova. De een is een grote aanwinst voor Feyenoord, de ander is toptennisster. Én een gesprek met de populairste schaatser van dit moment, Jutta Leerdam. Verder interviews met de succesvolste Nederlandse olympiër ooit: Ireen Wüst, de eerste keeper op het afgelopen WK: Andries Noppert, twee grootheden in het rolstoeltennis: Diede de Groot en Esther Vergeer. Shorttrackster Xandra Velzeboer gaat als een komeet én Joep Wennemars is keihard bezig om uit de schaduw van zijn vader Erben te treden. Ook heeft het voetbalvirus nog altijd Guus Hiddink in zijn greep, werden Marc van de Kuilen en Luuk Veltink vrienden door het noodlot, verteld Juul Franssen over haar strijd met de judobond, spreekt Victoria Koblenko met olympisch kampioen openwater Ferry Weertman én staat bondscoach van de Oranjevrouwen: Andries Jonker stil bij De Nachtwacht. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 65 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Tennis

Dávid Hancko en Kristyna Pliskova: ‘Wij kijken thuis alleen sport’

De een is verdediger bij Feyenoord, de ander is proftennisster. De [...]
De een is verdediger bij Feyenoord, de ander is proftennisster. De Slowaak Dávid Hancko (25) en Tsjechische Kristyna Pliskova (30) wonen sinds vorige zomer in Rotterdam met hun acht maanden oude zoontje Adam. Adam van acht maanden kruipt over de vloer in hun appartement in Rotterdam. Dávid Hancko, geboren en getogen in Slowakije, doet gauw een andere broek aan voor de fotoshoot. Kristyna Pliskova houdt haar zoontje in de gaten en praat wat in het Tsjechisch tegen hem. Kristyna legt uit: “Ik praat Tsjechisch tegen Adam en Slowaaks tegen David. De talen lijken op elkaar. Als Adam over een paar jaar naar school gaat, moeten we kiezen wat zijn eerste taal wordt. Anders wordt het zo’n raar mengelmoesje.” Dávid en Kristyna leerden elkaar kennen in de Tsjechische hoofdstad Praag. Dávid speelde op dat moment bij Sparta Praag, Krystina trainde bij tennisclub Sparta Praag. De twee zijn inmiddels drie jaar samen. In februari vorig jaar trouwden ze en in mei werd Adam geboren. Kristyna, net als tweelingzus Karolina – voormalig nummer één van de wereld – toptennisster: “We zagen elkaar voor het eerst op Instagram. Ik zag een foto van jou voorbijkomen, die likete ik. Ik kende je niet, wist ook niet dat je voetbalde. We raakten in gesprek. Ik zat op dat moment in Australië voor de Australian Open. Jij bleef ’s nachts wakker en we kletsten. Toen ik terug was in Praag, spraken we af.” Dávid: “Ik kende jou wel, wist ook dat Karolina jouw tweelingzus is. We zagen elkaar voor het eerst op 8 februari 2020. Een maand later kwam de coronapandemie. Vanaf dat moment waren we iedere dag samen. Ik had mijn individuele programma van Sparta Praag, stond op om zeven uur, ging hardlopen en ontbeten we samen. Daarna trainde jij op een baan in de buurt, die voor jou en je zus geopend was. Met mijn zwager, Karolina’s man, ging ik vaak kijken naar jullie trainingen. We hielpen met ballen rapen. Daarna gingen we met z’n allen lunchen.” Kristyna: “We leerden elkaar in korte tijd goed kennen. Ik hoefde niet te reizen, alles lag stil.” Dávid: “Die eerste vier maanden van onze relatie waren we iedere dag samen. Daardoor wist ik al snel dat jij voor mij de ware was.” Kristyna: “Ik vond jou meteen al een gentleman, je bent zo lief voor mij. Je bent grappig en ook nog eens lang. We hadden meteen een heel goede klik.” Kristyna: 'Ik vond Dávid meteen al een gentleman. Je bent zo lief voor mij. Je bent grappig en ook nog eens lang. We hadden meteen een heel goede klik' Dávid: “Ik vond jou een prachtige verschijning, en nog steeds. Bovendien hebben we veel gemeen, zijn allebei topsporters, snappen elkaar. Jij snapt wat ik meemaak in het voetbal en dat ik een druk schema heb. Het is heel fijn dat we allebei zoveel van sport houden. Tijdens de Europese tennistour kijken we na mijn training de hele middag tennis. Daarna switchen we naar Champions League wedstrijden of duels uit de Engelse Premier League.” Kristyna, lachend: “We kijken thuis alleen naar sport.” Ze vervolgt: “Toen de lockdown voorbij was en we mochten reizen, startte ik weer met het spelen van toernooien. Dat vond ik lastig, ik wilde ook bij jou zijn. Tijdens een wedstrijd wilde ik winnen, maar na een verliespartij vloog ik liever naar huis dan dat ik nog uitkwam in het dubbelspel. Ik heb in 2021 niet altijd de beste keuzes gemaakt voor mijn carrière, vond het fijner om bij jou thuis te zijn. Het was een van de redenen waarom we besloten dat we graag een kind wilden. Ik was al dat reizen een beetje zat.” Dávid: “Mensen zeiden tegen ons: ‘Is Kristyna nu al zwanger? Jullie zijn net samen.’ Wij waren zeker van onze zaak.” Dávid kon vanwege zijn eigen carrière niet vaak aanwezig zijn bij Kristyna’s toernooien. “Mijn hoogtepunt was Wimbledon. Nadat wij met Slowakije in de groepsfase uitgeschakeld waren op het EK in 2021 vloog ik naar Londen. Jij zat in een coronabubbel, daar mocht ik met jou in. Ik zag alle grote tennisspelers rondlopen.” Kristyna: “Roger Federer zat naast ons te eten. Normaal gesproken kom je zo iemand niet gauw tegen, toen was dat wel het geval.” Dávid: “Twee dagen voor Wimbledon gaf je me een rondleiding over het park. We liepen naar het centercourt en ik maakte wat foto’s.” Kristyna, lachend: “Ik vroeg jou: wat zou je doen als je nu Federer tegenkwam. Je zei: ‘Dan word ik gek.’ Wat denk je? Een paar minuten later stond Federer op het centercourt. Je wilde hem vragen of je met hem op de foto mocht, maar durfde dat niet.” Dávid: “Ik wilde hem niet storen. Hij was bezig met een televisie-interview, ik wilde niet zo’n fan boy zijn.” Lachend: “Ik baal er nog van dat ik niet met hem op de foto ben gegaan.” Krystina: “Vlak daarna zag je Novak Djokovic trainen.” Dávid knikt: “We liepen door naar een andere baan, bleek Djokovic daar te spelen. Ik had de tijd van mijn leven.” Cruijff-voetbal Dávid groeide op in een dorpje met 1600 inwoners, nabij de Slowaakse stad Prievidza, met zijn ouders en vijf jaar oudere zus Martina. Dávid: “Iedereen kende elkaar. Ik had een fantastische jeugd. Na school kwam ik thuis en ik voetbalde op straat tot het donker werd. Als kind hield ik niet van tekenfilms, in plaats daarvan zetten mijn ouders altijd een video voor me op met de hoogtepunten van het WK in 1998 in Frankrijk, daar maken ze nu nog grappen over. Martina is ook sportief, was crosscountry skiër, maar is gestopt omdat ze wilde studeren. Mijn vader voetbalde vroeger ook, op een bescheiden niveau in de vijfde divisie. Hij is een van de belangrijkste personen in mijn carrière, was tot mijn twaalfde coach van de teams waarin ik speelde. Hij is tactisch heel goed. Als we vroeger na een wedstrijd naar huis reden, zei hij altijd: ‘We kunnen het hebben over de 97 procent die je goed deed of over de drie procent die minder ging.’ Ik bel hem nog altijd voor en na iedere wedstrijd. Mijn moeder is ook een grote steun, hoor. Zij was nooit de grootste voetbalfan, maar kijkt vanaf mijn dertiende ook iedere wedstrijd. Ze wil alles weten, houdt zelfs de Instagram accounts van mijn teamgenoten in de gaten. Mijn ouders komen geregeld naar Rotterdam om naar mij te komen kijken. En natuurlijk om hun kleinzoon te zien.” Op zijn vijftiende kwam Dávid terecht in de jeugdopleiding van het Slowaakse MSK Zilina. Dávid: “Dat was een grote verandering. Ik ging uit huis, moest alles zelf regelen en snel zelfstandig worden. Bij Zilina heb ik de basis geleerd. Ik was nooit degene van wie men verwachtte de top te zullen halen, er waren altijd spelers beter dan ik. Ik was niet de snelste, de sterkste of de langste, had alleen een goed linkerbeen. Wilde per se slagen en in het eerste van Zilina komen, heb daar keihard voor moeten werken.” Het Slowaakse Zilina en het Nederlandse voetbal hebben meer gemeen dan je zou verwachten. “We leerden voetballen volgens de Hollandse school, het Cruijff-voetbal. We speelden in een 4-3-3-systeem, aanvallend en op balbezit. In het Slowaaks elftal zitten nu zelfs negen spelers die oorspronkelijk van Zilina komen.” Op zijn negentiende werd Dávid verkocht aan Fiorentina voor ruim 3,5 miljoen. Dávid: “Vroeger op school riep ik altijd dat ik profvoetballer wilde worden, maar niemand geloofde dat het me zou lukken. Toen wilde Fiorentina mij ineens hebben. Hoewel ik dat seizoen nauwelijks heb gespeeld, heb ik veel geleerd.” Stefano Pioli, de huidige trainer van AC Milan, stond op dat moment aan het roer van Fiorentina. “Van Pioli heb ik op tactisch gebied veel geleerd. Vooral de Italiaanse manier van verdedigen. Ik heb mooie dingen meegemaakt en ervaringen opgedaan, reisde naar San Siro in Milaan, naar Juventus in Turijn, speelde in de basis tegen Napoli.” Na een jaar vooral op de bank te hebben gezeten, vertrok Dávid op huurbasis naar Sparta Praag, dat hem uiteindelijk overnam. “Ik speelde iedere wedstrijd en heb in de Europa League mogen acteren. Het laatste seizoen gebruikte de coach mij als aanspreekpunt naar de spelers. Ook van sportief directeur Tomás Rosicky, oud-speler van onder meer Arsenal en Borussia Dortmund, heb ik veel geleerd. Hij gaf me tips na de wedstrijden. In Tsjechië voel je dat Sparta Praag een heel grote club is. De verwachtingen en druk die de fans je opleggen zijn groot. Die ervaring heeft me enorm geholpen toen ik aankwam in Rotterdam.” Schouderklopje Kristyna groeide op in Louny in Tsjechië. Al op haar vierde raakte ze voor het eerst, samen met haar tweelingzus Karolina, een tennisracket aan.“We waren nog te jong om te zwemmen of andere sporten te doen, maar mochten wel tennissen. Mijn ouders waren modern, wilden dat we van jongs af aan kansen kregen. Het leek hen goed dat wij op jonge leeftijd begonnen met een sport. Zelf waren ze niet heel sportief, hoewel mijn vader vroeger wel heeft geijshockeyd. Al snel bleek dat wij lang zouden worden, wat gunstig was voor het tennis. Ons leven bestond uit tennis, er was ook geen andere optie. School of een sociaal leven combineren met tennis was voor ons niet mogelijk. Gelukkig hadden Karolina en ik elkaar. Wij hebben tot ons twintigste samen gereisd, deelden ook een coach. Het was een fantastische tijd, maar achteraf denk ik wel: het was ook weleens te veel. Wij deelden altijd een kamer om geld te besparen, zaten continu op elkaars lip. Sinds de geboorte van Adam praten Karolina en ik veel over het verleden en hoe het voor ons was.” Dávid: 'Ik vond Kristyna een prachtige verschijning, en nog steeds. Bovendien hebben we veel gemeen, zijn allebei topsporters, snappen elkaar' Als jeugdspeler won Karolina al de Australian Open en Kristyna Wimbledon. Karolina, de huidige nummer 31 van de wereld, voerde in 2017 acht weken lang de wereldranglijst aan. Ze schreef tot nu toe zestien WTA-toernooien op haar naam in het enkelspel en won al bijna 25 miljoen dollar aan prijzengeld. Kristyna stond in 2017 35ste op de wereldranglijst, haar hoogste positie tot nu toe. Ze won twee WTA-titels in het enkelspel en sleepte tot nu toe zo’n 3,5 miljoen dollar aan prijzengeld in de wacht. Het record van de meeste aces in een wedstrijd staat ook op haar naam. Bij de Australian Open in 2016 sloeg ze er 31. Kristyna, lachend: “Dat is een bekende statistiek, die hoor ik vaak terugkomen. Ik vind het best bijzonder, hoor, maar wij hebben geleerd om nooit tevreden te zijn. Er was altijd een volgende wedstrijd. Van mijn ouders kregen wij nooit een schouderklopje. Je zal mij nooit horen zeggen dat ik goed gespeeld heb of een goede tennisster ben, dat hebben wij thuis nooit leren zeggen. Mijn ouders zijn streng. Als ik nu naar mijn carrière kijk, ben ik niet per se trots op een of twee wedstrijden, maar op het geheel. Als jonge meisjes hadden wij geen geld. Mijn ouders steunden ons financieel tot ons twintigste. Op dat moment kwam mijn vader in de problemen met de belastingdienst. Hij heeft zelfs nog even in de gevangenis gezeten. Karolina en ik moesten onszelf redden. Dat we het toch hebben gered samen, daar ben ik trots op. Bovendien zie je in de topsport niet vaak tweelingen die de top halen.” Van een concurrentiestrijd met haar zus is geen sprake, benadrukt Kristyna. “De connectie met een tweelingzus is anders dan met een gewone zus, denk ik. Wij hebben zo’n sterke band en elkaar nooit als concurrent gezien. We hebben geregeld tegen elkaar moeten spelen op toernooien, dat was natuurlijk minder. Ook voor onze moeder was dat vreselijk. Door de buitenwereld en media zijn wij wel altijd met elkaar vergeleken, vanaf het moment dat Karolina in de jeugd de Australian Open had gewonnen en ik Wimbledon. Ik voelde altijd die druk, kreeg continu vragen als: ‘Waarom won Karolina wel en jij niet?’ Wij zijn tweeling, maar hebben ook een ander leven. Toch zullen wij tot onze dood wel met elkaar vergeleken worden. Het afgelopen jaar presteerde Karolina minder. Er werd geregeld aan haar gevraagd: ‘Je zus heeft nu een kind, wanneer ben jij zwanger?’ Mensen bedoelen het niet slecht, hoor, maar die druk van buitenaf en de media is immens.” De geboorte van Adam, in mei 2022, heeft Kristyna veranderd. “Inmiddels heb ik anderhalf jaar niet kunnen spelen en mis het tennis enorm. Ik zie aan Karolina dat zij nog steeds nooit tevreden is. Ik probeer haar te overtuigen om van het tennis te genieten, want misschien wordt zij over twee jaar ook wel moeder en kan dan niet meer tennissen. Voor haar is dat nu nog moeilijk te beseffen, ze zit er nog middenin.” Kristyna is gebrand op een comeback in het tennis. “Onder ons appartement zit een sportschool, ik probeer daar nu geregeld naartoe te gaan. Toen ik zwanger was, zei ik: over een jaar ben ik weer terug op de baan, dan doe ik weer mee aan de Australian Open. Ik zorg nu fulltime voor Adam, dat is niet altijd even makkelijk, ik kan niet zomaar trainen wanneer ik wil. Wij zouden graag een tweede kindje willen over een paar jaar, pas daarna stop ik echt met tennis. Ik wil niet terugkijken en denken: had ik het maar geprobeerd.” Kalmte Met elkaar praten Dávid en Kristyna geregeld over hun sport. Kristyna: “Er zijn weinig overeenkomsten tussen voetbal en tennis. Soms kijk jij naar een wedstrijd van Karolina en zeg je: ‘Hoezo gaat zij niet voor die bal?’ Als je op de baan staat, voel je waarom je die keuze maakt. Op tv ziet het er heel anders uit. Ik voel wat zij meemaakt. Jij bent heel anders, op mentaal vlak, maar de sport is ook anders.” Dávid: “In beide sporten moet je honger hebben naar succes: als je wil winnen, moet je er hard voor werken. Bij jou is het in een stadion misschien stil, bij ons schreeuwen er veertigduizend mensen vanaf de tribune. De druk die de fans ons opleggen, voelen wij als voetballers enorm. Jij staat er weer alleen voor. Ik heb tien andere spelers om me heen, dat is een groot verschil. Maar allebei voelden we die vreselijke druk.” Kristyna: “Tennissers ervaren ook nog de financiële druk: als je niet wint, verdien je geen geld en kun je je coach niet betalen. Ieder jaar moet je je punten verdedigen, anders verlies je je ranking. Jij hebt een vierjarig contract en de club regelt alles voor je. In het tennis verdient de top 100 goed, voor de overige spelers is het ontzettend hard werken voor weiniggeld. En als je geblesseerd bent, verdien je niks. Ik heb veel prijzengeld verdiend, maar het leven is ook duur. Veel meiden reizen alleen of moeten een kamer met hun coach delen. Tennis kan eenzaam zijn, tussen de spelers onderling is er weinig vriendschap.” Mentaal is het leven als topsporter zwaar, beamen beiden. Kristyna: “In Tsjechië hebben wij een mentale coach gedeeld. Ik werkte al met hem, Dávid later ook. Samen praten wij ook veel over onze mentale gezondheid.” Dávid: “Jouw coach viel het op dat je beter speelde als je vijf minuten voor de wedstrijd even met mij praatte. Ik zei nooit: je moet zo spelen of dit doen. Het enige wat ik zei was: of je nou wint of verliest, ik hou meer van je dan gister. Die kalmte breng ik blijkbaar over op jou.” Dávid: 'Kristyna staat er alleen voor. Ik heb tien andere spelers om me heen, dat is een groot verschil. Maar allebei voelden we die druk' Kristyna: “Ik vroeg jou altijd: als ik verlies, hou je dan nog wel van me? Jij geeft mij rust. Wat ik tegen jou zeg voor een wedstrijd?” Lachend: “Kom terug met drie punten.” Dávid: “Anderhalf uur voor de wedstrijd leg ik mijn telefoon weg. Voor die tijd appen of bellen we altijd even. Je wenst me succes en zegt: of je nou wint of verliest, wij wachten thuis op je. Hoewel de boodschap voor iedere wedstrijd hetzelfde is, helpt het mij.” Kristyna: “Met Adam ben ik twee keer naar De Kuip geweest, dat vond ik best lastig met een baby. Als er iemand is om op Adam te passen, dan ga ik naar het stadion. Anders kijk ik thuis.” Chaos Vooral voor Kristyna is er in een jaar tijd veel veranderd. “Ik was als tennisster nooit lang op één plek. Toen ontmoette ik jou, werd zwanger, we trouwden, kregen een zoontje en verhuisden naar Rotterdam. Voor het eerst sinds mijn zesde ben ik ergens voor langere tijd.” Dávid: “Jij hebt veel opofferingen voor mijn carrière gemaakt. Je moest stoppen met tennis, dat je al vanaf je vierde deed, je grootste liefde. Adam werd geboren en vervolgens ben ik de hele zomer bezig geweest met mijn transfer naar Feyenoord. Dan belde de trainer, dan mijn manager, dan de technisch directeur... dat duurde uiteindelijk negen weken. De eerste twee maanden van het leven van Adam was het een chaos.” Kristyna: “Daarna verhuisden we, wat ook spannend was.” Na drie seizoenen bij Sparta Praag maakte Dávid in augustus 2022 de overstap naar Feyenoord. Er werd zes miljoen euro voor de centrale verdediger betaald. “Bij Sparta Praag wist ik dat ik een belangrijke speler zou worden dit seizoen. Het was veilig om te blijven, maar ik heb altijd gezegd: als ik de kans krijg om in een topcompetitie bij een topclub te spelen, dan ga ik. Toen kwam Feyenoord. Ik wist van hun succes van vorig seizoen, dat ze de finale van de Conference League hadden behaald en kende hun speelstijl. Ik dacht dat mij die wel zou liggen. Ook wist ik dat ik een kans zou krijgen om te spelen, als ze me voor zoveel geld wilden hebben.” Dávid miste geen wedstrijd, liet zichzelf zien in het veld, en werd al snel gewaardeerd door het Legioen. “Dat de fans meteen zo enthousiast waren, had ik niet durven hopen. Ik voel hun support, maar ik voel ook verantwoordelijkheid. De eerste seizoenshelft ging het goed, dat moet ik vasthouden.” Een boekje helpt hem daarbij. Voor iedere wedstrijd schrijft Dávid erin op waar hij die wedstrijd op moet letten. “Ik schrijf op wat ik moet doen op mijn positie en wat mentale dingen. Dat ik gefocust moet zijn, er vol voor moet gaan vanaf de eerste minuut en agressief de duels in moet gaan. Dat lees ik van tevoren dan nog een keer door.” Met trainer Arne Slot heeft hij een goede klik. “Hij is tactisch ontzettend sterk, pusht me en maakt me een betere speler. De trainer vertelt me hoe hij vindt dat een centrale verdediger zich op het veld moet gedragen, wat ik moet zeggen, in welke positie ik moet staan, met of zonder bal. Ik denk dat hij ook gecharmeerd is van mij, tot nu toe speel ik iedere wedstrijd. Maar ik voel dat hij iedere wedstrijd meer van mij verwacht. Hij is kritisch, op een goede manier.” Lawaai Dávid tekende een contract bij Feyenoord voor vier jaar, tot 2026. “Na de eerste seizoenshelft werd er al geroepen: ‘Je doet het zo goed, je zal wel vertrekken na dit jaar.’ Ik ben hier net, Kristyna en ik houden niet van veel grote veranderingen. Wij willen ons hier nu settelen en zien in de toekomt wel welke mogelijkheden er komen. De club, de stad, mijn teamgenoten en de fans in het stadion zijn geweldig.” Lachend: “Alleen het weer in Nederland mag wel wat beter.” Kristyna, lachend: “Alleen in een land als Spanje schijnt misschien altijd de zon.” Ze vervolgt: “Mijn doel is om terug te keren als professioneel tennisster, maar ik moet eerst weer fit worden. Daarna bekijken we hoe het met Adam gaat, of het reizen met hem te doen is en of ik een coach kan vinden die met mij kan komen trainen. Hopelijk zien jullie me binnenkort weer terug op de baan. Tot nu toe hebben we het naar ons zin hier en wil ik hier graag nog blijven. Ik loop iedere dag met Adam door Rotterdam. Het mooie is ook nog: Adam wordt rustig van het lawaai van de stad.” Helden Magazine 65 Het verhaal van Dávid Hancko en Kristyna Pliskova komt voort uit Helden Magazine 65. Er is volop aandacht voor de wintersporten én ook voor voetbal. Frank Rijkaard geeft sinds lange tijd weer eens een interview en spreekt onder meer over Cruijff, het Nederlands elftal en Lionel Messi. In deze editie lees je ook een uitgebreid interview met Lois Abbingh en Tess Lieder – voorheen Wester -. De handbalcollega’s zijn vriendinnen, schoonzussen en sinds kort ook allebei moeder. Daarnaast een gesprek met de populairste schaatser van dit moment, Jutta Leerdam. Verder interviews met de succesvolste Nederlandse olympiër ooit: Ireen Wüst, de eerste keeper op het afgelopen WK: Andries Noppert, twee grootheden in het rolstoeltennis: Diede de Groot en Esther Vergeer. Shorttrackster Xandra Velzeboer gaat als een komeet én Joep Wennemars is keihard bezig om uit de schaduw van zijn vader Erben te treden. Ook heeft het voetbalvirus nog altijd Guus Hiddink in zijn greep, werden Marc van de Kuilen en Luuk Veltink vrienden door het noodlot, verteld Juul Franssen over haar strijd met de judobond, spreekt Victoria Koblenko met olympisch kampioen openwater Ferry Weertman én staat bondscoach van de Oranjevrouwen: Andries Jonker stil bij De Nachtwacht. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 65 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Andries Jonker: ‘De strenge meester’

Andries Jonker (60) trainde Nederlandse clubs als [...]
Andries Jonker (60) trainde Nederlandse clubs als Willem II, MVV, Volendam en Telstar. In het buitenland was hij actief als assistent-trainer onder Louis van Gaal bij Barcelona en Bayern München en als hoofdtrainer van VfL Wolfsburg. Sinds vorige zomer is hij bondscoach van de Oranjevrouwen. We nodigden Andries uit in het Rijksmuseum voor de serie Leeuwinnen in het Rijks en stonden stil bij De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn. “Als ik in het buitenland kom, dan vallen er altijd twee namen: Johan Cruijff en Rembrandt. Ik noem het genialiteit, zij zijn de uitzondering op de uitzondering. Allebei mensen met uniek veel kwaliteit op hun vakgebied. Mooi dat zij in het buitenland ook zo erkend worden,” zegt Andries Jonker. Terwijl hij voor De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn staat in de Eregalerij van het Rijksmuseum in Amsterdam, haalt hij zijn persoonlijke herinneringen op aan het wereldberoemde schilderij. “Ik ben ooit begonnen als gymnastiekleraar in het Amsterdamse onderwijs. Op een van mijn laatste scholen, in de wijk Overtoomse Veld, zaten 123 kinderen. De directeur vroeg of ik met groep acht een aantal weken museumles wilde volgen. Hij wist niet of de overige leraren al die kinderen in de hand konden houden, hij dacht dat ik dat het best kon. We bezochten iedere vrijdagmorgen een museum: het Stedelijk Museum, het Van Gogh Museum, het Rijksmuseum. Weken achtereen was het goed gegaan, tot de laatste week, toen kwam de apotheose. De gids van het Rijksmuseum legde uit hoe De Nachtwacht in elkaar zat. Een jongetje stond voor me, achter het touw, ging naar voren en dook met een razendsnelle beweging onder het touw door. Ik greep hem net op tijd in zijn nek. Ik was niet de enige die oplette, er ging een alarm af en van alle kanten kwam beveiliging aanrennen. Het jongetje moest huilen. Op de weg terug naar school vroeg ik wat hij van plan was. Hij zei: ‘Die meneer zei dat het geschilderd is, maar dat kan helemaal niet, ik wilde voelen of het echt zo was.’” Rondleider Hugo Penning beaamt: “Soms geloof je niet dat het met een mensenhand geschilderd is. Het contrast tussen licht en donker is bijzonder. Dat heeft Rembrandt gedaan omdat hij weet dat mensen eerst naar het licht kijken en dan pas wat er te zien is in het donker. Eerst zien we die twee mannen, dan realiseren we ons: zij zijn de baas, dan zien we het meisje, en dan pas de rest van het schilderij. Rembrandt was in die tijd een moderne kunstenaar.” Andries: “Ik snapte wel dat het jongetje het schilderij wilde voelen, hoor. Ongelooflijk wat schilders in die tijd gepresteerd hebben. Ik kan me heel goed voorstellen dat zo’n ventje dacht: dit kan niet, ik word in de maling genomen.” Johan Neeskens Je bent al jaren werkzaam in het voetbal, maar schopte het zelf niet tot profvoetballer... “Ik kom uit Amsterdam-Noord, van Blauwe Zand, bepaald niet de beste wijk. Mijn broer en ik zijn met heel veel liefde opgevoed door mijn ouders. Wij mochten alles doen wat we wilden, daar moest alles voor wijken. Ik wist als jong jochie zeker dat ik profvoetballer zou worden. Op mijn zeventiende kwam ik bij Volendam terecht. In die tijd mochten er vijf van buiten Volendam meedoen, maar aan het einde van het seizoen moest ik vertrekken. Ik vond het heel erg dat ik weg moest en dat mijn droom opzijgezet moest worden. Johan Neeskens was mijn idool, zo’n soort speler was ik als kleine jongen ook. Achteraf was ik gewoon niet goed genoeg. Toen ben ik vol voor de Academie voor Lichamelijke Opvoeding gegaan.” Als trainer stond je aan het roer van Willem II, MVV en Volendam, was actief in het buitenland als assistent-trainer onder Louis van Gaal bij Barcelona en Bayern München en werd later hoofd van de Arsenal Academy en hoofdtrainer bij VfL Wolfsburg en Telstar. Hoe kijk je terug op je carrière? “Ik ben iemand die met jongens, meisjes, mannen en vrouwen kan werken, in het mastje van het betaald voetbal, bij een club als Telstar of MVV, maar ook in de wereldtop kan werken. Dat duidt op aanpassingsvermogen. Ik kom uit een eenvoudige buurt, heb me aan de grote wereld moeten aanpassen. De Champions League finale in 2010 met Bayern München is mijn hoogtepunt en tegelijkertijd mijn dieptepunt, omdat we hem verloren van Inter Milaan. Het doet nog steeds pijn, maar wat een mooi jaar hadden we beleefd.” Hoe is jouw band met Louis van Gaal? “Louis en ik hebben een heel goede band, vanaf het moment dat we elkaar voor het eerst ontmoetten. We hebben wederzijds respect en zijn open tegen elkaar. We kwamen elkaar vorig jaar tegen in Zeist, toen ik was aangesteld als bondscoach van het vrouwenteam. Hij vertelde mij hoe het met zijn gezondheid was, dat hij prostaatkanker had, draaide niet om de hete brij heen. Louis en ik zijn geen vrienden die bij elkaar over de vloer komen. Op het moment dat ik iets nodig heb of andersom, dan staan we voor elkaar klaar. Na drie interlandperiodes met de Oranjevrouwen belde ik hem op met wat vragen, hoe hij bepaalde dingen zou doen en deed met de mannen. We hebben een bijzondere verstandhouding gebaseerd op veel vertrouwen.” 'Na elke WK-wedstrijd heb ik Van Gaal een kort bericht gestuurd, met mijn waarnemingen en bevinding, dan kon hij daarmee doen wat hij wilde' Waarom heeft Van Gaal jou niet gevraagd als assistent bij het Nederlands elftal toen hij na het EK in 2021 Frank de Boer opvolgde als bondscoach? “Louis is heel goed in staat om naar zichzelf te kijken. Hoe hij wil dat het team functioneert en wie en wat hij daarvoor nodig heeft. Louis legde uit dat wij dezelfde kleur zijn, dat wij in bepaalde situaties exact hetzelfde reageren en dat hij graag iemand wilde die op een wat vriendelijkere manier kon reageren. Als een speler te laat komt, zitten wij er direct bovenop: ‘Waarom ben je te laat?’ Maar dat kun je ook anders doen, iets vriendelijker. Ik was niet verbaasd en kon me volledig in zijn keuze vinden.” Helden Magazine 65 Het eerste gedeelte van het verhaal van Andries Jonker komt voort uit Helden Magazine 65. Er is volop aandacht voor de wintersporten én ook voor voetbal. Frank Rijkaard geeft sinds lange tijd weer eens een interview en spreekt onder meer over Cruijff, het Nederlands elftal en Lionel Messi. In deze editie lees je ook een uitgebreid interview met Lois Abbingh en Tess Lieder – voorheen Wester -. De handbalcollega’s zijn vriendinnen, schoonzussen en sinds kort ook allebei moeder. Daarnaast spraken we met Dávid Hancko en Kristyna Pliskova. De een is een grote aanwinst voor Feyenoord, de ander is toptennisster. Én een gesprek met de populairste schaatser van dit moment, Jutta Leerdam. Verder interviews met de succesvolste Nederlandse olympiër ooit: Ireen Wüst, de eerste keeper op het afgelopen WK: Andries Noppert, twee grootheden in het rolstoeltennis: Diede de Groot en Esther Vergeer. Shorttrackster Xandra Velzeboer gaat als een komeet én Joep Wennemars is keihard bezig om uit de schaduw van zijn vader Erben te treden. Ook heeft het voetbalvirus nog altijd Guus Hiddink in zijn greep, werden Marc van de Kuilen en Luuk Veltink vrienden door het noodlot, verteld Juul Franssen over haar strijd met de judobond én spreekt Victoria Koblenko met olympisch kampioen openwater Ferry Weertman. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 65 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

John van ’t Schip: ‘Je zag bij ons de hand van Cruijff’

Athene: stad van de Akropolis, het Dionysus-theater en de Tempel [...]
Athene: stad van de Akropolis, het Dionysus-theater en de Tempel van de Olympische Zeus. Het is ook de stad waar Ajax - vernoemd naar een Griekse held - op 13 mei 1987 de Europa Cup II veroverde. De ploeg van coach Johan Cruijff won met 1-0 van Lokomotiv Leipzig. John van 't Schip blikt terug in de serie City of Memories, een samenwerking tussen Ajax en TUI. “Er was best veel belangstelling voor de finale. Voor het eerst in veertien jaar stond Ajax weer in een Europese eindstrijd. In 1973 was Johan Cruijff nog speler en in 1987 was hij de trainer, daar werd op ingezoomd,” zegt John van ’t Schip. Op 13 mei 1987 haalde Ajax de finale van de Europa Cup II. In het Olympisch Stadion van Athene was het Oost-Duitse Lokomotiv Leipzig de tegenstander. “In ons elftal zag je duidelijk de hand van Johan terug. We hadden een jong elftal, waren af en toe nog wat wisselvallig, maar we speelden wel heel aanvallend en sprankelend voetbal. We maakten veel goals. In de competitie, en ook in Europa.” Leermeester John had Cruijff al meegemaakt als speler. Cruijff was 34 toen hij in 1981 terugkeerde bij Ajax en John zeventien. “Ik had op tv de Europa Cup I-finale van 1972 gezien waarin Ajax won van Inter door twee goals van Johan. Ik was acht, wij waren net van Canada, waar ik ben geboren, naar Nederland verhuisd. Vanaf dat moment was ik Ajax-fan en mijn grote idool was Johan. Ik droomde dat ik samen met Johan voetbalde en dat ik bij hem thuis zou komen, dat hij een vriend van me werd. Het bizarre is dat het een paar jaar later ook allemaal gebeurde.” Voordat Johan zijn rentree maakte bij Ajax in 1981, trainde hij al geregeld met Jong Ajax mee. Daar speelde John toen ook in. Toen Cruijff een contract tekende, vertelde hij trainer Kurt Linder dat hij John en Marco van Basten bij het eerste moest halen. Op 6 december 1981 maakte Cruijff zijn rentree in de wedstrijd tegen HFC Haarlem. Ajax won met 4-1, Cruijff scoorde de 1-0 met een schitterende lob. “In die wedstrijd tegen Haarlem debuteerde ik. Niet veel later, tegen NEC, deed Marco dat, hij kwam het veld in voor Johan,” vertelt John. “Johan was zo belangrijk voor onze ontwikkeling. Hij was constant met Marco en mij bezig. Na trainingen gingen we vaak mee naar het huis van Danny en Johan in Vinkeveen. Johan was een soort voetbalprofessor die ons bij hem thuis voetballes gaf. We werden al heel snel FC Vinkeveen genoemd. We gingen ook op zijn merk voetbalschoenen spelen.” Ajax werd landskampioen in 1982 en 1983. Daarna vertrok Cruijff naar Feyenoord, waar hij zijn laatste seizoen speelde en de dubbel won. “We hielden ook contact met Johan toen hij bij Feyenoord speelde, en ook nadat hij was gestopt. Ik kreeg in 1984 problemen met mijn rug. Johan was de eerste die me belde. Hij zat in Spanje en zei: ‘Niks doen, over een week ben ik in Nederland en dan ga ik met jou langs artsen.’ Samen gingen we bij een chiropractor langs en bij Dick van Toorn in Rotterdam. Ik moest uiteindelijk geopereerd worden in Groningen. Johan heeft mij en mijn moeder naar Groningen gereden en is bij de operatie aanwezig geweest. Ik heb een maand in het ziekenhuis gelegen en in die periode kwam Johan aanzetten met broodjes krabsalade en een tv’tje.” Hogeschoolwerk Een jaar na zijn rugoperatie werd Cruijff coach van Ajax. “Johan hamerde er vanaf het eerste moment dat hij onze trainer werd heel erg op hoe we op het veld moesten staan. Altijd riep hij: ‘De bal voor de man spelen!’ Dat hoor ik in m’n slaap nu nog. Hij was heel erg bezig om snelheid in het spel te krijgen. In het begin dachten we echt: waar heeft hij het over? We hebben toen ook tegen hem gezegd: Johan, je gaat te snel voor ons, we begrijpen niet precies wat je bedoelt. Johan antwoordde: ‘Niks mee te maken. Dit is de weg die ik bewandel, zo gaan we het doen. Het kwartje zal snel vallen.’ En hij had gelijk, het kwartje viel ook snel. En hij was de leermeester voor het schoolbord. Op vrijdagmiddag kregen we echt voetballes of -college. In de perskamer ging hij over voetbal lullen met het bord erbij. Dan vroeg hij telkens aan spelers wat zij zouden doen in bepaalde situaties. Hij was heel erg bezig met het bewustmaken van het proces. Die colleges droegen ertoe bij dat wij op een gegeven moment inzagen wat hij bedoelde. Hij kreeg ons uiteindelijk allemaal mee in zijn ideeën.” Cruijff liet Ajax in het traditionele 4-3-3-systeem spelen, maar bracht daar wel nuances in aan. “Het systeem was dus duidelijk. We gingen met een nummer tien spelen, een middenvelder die eigenlijk als extra aanvaller opdook in de punt. Dat hoorde echt bij de spelopvatting van Johan om in aanvallend opzicht een man meer te creëren. Bij ons bekleedde John Bosman die rol. Verder vond Johan het heel belangrijk dat de libero inschoof bij balbezit. Op die manier kregen we een extra man op het middenveld. Met Ronald Koeman ging hij daarmee aan de slag toen hij trainer werd. Nadat Ronald was vertrokken naar PSV, moest Frank Rijkaard, die eigenlijk liever op het middenveld speelde, die positie innemen. De ideeën die hij bij Ajax had, heeft hij later ook geprojecteerd op Barcelona.” Cruijff deed zelf vaak mee met de trainingen. “Ondertussen was hij heel druk bezig met details. Met de bal voor de man spelen, maar ook met druk zetten op de tegenstander bij balverlies en de afstanden tussen de linies. Tijdens trainingen deden we heel veel positiespelletjes. Altijd met een idee, waardoor je er in wedstrijden ook echt wat aan had. Veld groot maken bij balbezit en juist klein bij balverlies. Rondo’s waren niet zomaar rondo’s, nee, dat was hogeschoolwerk. Die rondo’s waren zo belangrijk voor de manier waarop Johan wilde spelen.” Grappen John vertelt dat Cruijff als trainer veeleisend was, maar ook af en toe nog de voetballer was, die van een geintje hield. “In de bus op weg naar een wedstrijd zette hij telkens de versnelling in z’n vrij, terwijl de chauffeur het niet doorhad. De chauffeur riep dan: ‘Ik snap er niks van.’ Johan probeerde dan als een klein jongetje achter hem zijn lach in te houden. Dat waren grappen die je deed als speler, maar die deed hij ook gewoon nog als trainer. Maar hij kon tegelijkertijd boven de groep gaan staan en meedogenloos zijn.” De gedachten gaan terug naar 1986, aan het begin van het seizoen. “Vlak voor de Europese wedstrijd tegen Bursaspor speelden we uit tegen Veendam. We stonden 1-0 voor bij rust, ik had de voorzet gegeven op Rijkaard, die had gescoord. Ik vond dat ik best lekker speelde. In de rust zei Johan: ‘Schip blijft binnen.’ Ik dacht: waar slaat dat nou op? Ik was me aan het omkleden toen Marco de kleedkamer binnenkwam en zei: ‘Johan is gek geworden, hij heeft mij ook gewisseld.’ We vroegen ons af waarom hij ons, FC Vinkeveen, had gewisseld. Johan was destijds op oorlogspad, vond dat Marco en ik niet optimaal trainden. Wij waren nu eenmaal wat gemakzuchtiger dan mannen als Ronald Spelbos en Jan Wouters. Dat wilde hij er natuurlijk uit halen bij ons. Wat Johan in die periode geregeld deed, was een kleine ruimte afbakenen, dan riep hij: ‘Twee tegen twee. Schip en Van Basten tegen Spelbos en Wouters.’ Johan wist natuurlijk al dat Jan en Ronald zich niet door ons zouden laten piepelen. Wij wilden altijd leuke dingen doen, lekker pielen en tikken. Nou, van Jan en Ronald kreeg je dan een kegel of een beuk.” John begint te lachen als hij aan een anekdote denkt in aanloop naar de thuiswedstrijd tegen Bursaspor. “Tijdens de voorbespreking zaten we in een conferentiezaaltje van een hotel in Scheveningen. De tafels stonden in een U-vorm. Frank Rijkaard zat naast me en Arnold Scholten zat recht tegenover me. Johan was aan het vertellen en Frank was ondertussen wat aan het tekenen op het blocnoteje dat voor ons lag. Op een gegeven moment tikte Rijkaard me aan en schoof hij zijn papiertje voor me. Frank had een karikatuur gemaakt van Scholten, met die grote neus van hem en dat witte haar. Juist op dat moment keek Arnold Scholten me aan. Ik kon mijn lachen niet inhouden. Johan werd kwaad, riep: ‘Schip, wat nu weer! Ben je nu nog niet scherp? Ik haalde je er tegen Veendam toch niet voor niets uit?’ Na afloop ben ik naar Johan toegelopen en heb ik uitgelegd wat er was gebeurd. Ik liet hem het tekeningetje van Frank zien. Johan was op dat moment ook meteen weer de voetballer, kwam ook niet meer bij.” Rugby Ronald Koeman en Gerald Vanenburg vertrokken in de zomer van 1986 naar PSV. Danny Blind en Jan Wouters kwamen in hun plaats. “We hadden een team met veel jonge jongens,” zegt John. Hij, Marco van Basten, Frank Rijkaard, Sonny Silooy en Stanley Menzo waren allemaal rond de 23. Aron Winter en Rob Witschge waren rond de twintig, maar kregen de kans van Cruijff. Dennis Bergkamp debuteerde dat seizoen op zijn zeventiende in het eerste. 'Cruijff was een soort voetbalprofessor die Van Basten en mij bij hem thuis voetballes gaf. W werden al heel snel FC Vinkeveen genoemd.' Peter Boeve, Ronald Spelbos en Arnold Mühren waren de mannen met ervaring in de selectie. “Johan vond ons in het eerste jaar dat hij onze coach was te frivool, hij zocht naar een betere balans. Gerald Vanenburg en ik speelden allebei aan de rechterkant, dat vond hij te veel van hetzelfde. Johan haalde Jan en Danny, zij moesten voor meer balans zorgen. In het begin dachten veel mensen: wat moeten die twee nou bij Ajax? Maar al snel hoorde je daar niemand meer over. Marco was de aanvoerder, maar hij was een echte centrumspits, was bezig met het maken van goals. Fantastische voetballer, maar vooral een leider door zijn ambitieuze instelling en wil om te winnen. Arnold Mühren was de man die spelers toesprak, die de jonge jongens begeleidde. Johan had hem meteen gehaald toen hij trainer was. Wij jonge jongens konden zoveel van Arnold leren. Hij was echt het cement van de ploeg.” Ajax begon steeds beter te draaien. De landstitel ging weliswaar naar PSV, maar in Europa ging het heel goed. Bursaspor werd in de eerste ronde met 2-0 en 5-0 verslagen, tegen Olympiakos Piraeus werd het in de tweede ronde 4-0 en 1-1, Malmö FF werd in de kwartfinale na een 1-0 nederlaag in Zweden thuis verslagen met 3-1. In de halve finale kreeg Real Zaragoza in Spanje in de beroemde regenwedstrijd met 3-2 klop en thuis werd het 3-0. Ajax had de finale bereikt van het Europees toernooi voor bekerwinnaars en mocht naar Athene. “We reisden in mooie, wit met blauwe zomeroverhemden af naar Athene. Dat waren de kleuren van de Griekse vlag. We betrokken een hotel in de wijk Vouliagmeni, in het zuiden van Athene en dicht bij het strand. Het was prachtig weer, maar van de stad zagen we verder weinig. De vrouwen en vriendinnen – de meeste van ons waren nog niet getrouwd – hadden tijd om de stad te bezichtigen, gingen naar de Akropolis.” 'Die Europese wedstrijden vond ik een feest. Johan was er ook een meester in om de spanning weg te halen. Hij riep: 'Jongens, ga gewoon doen wat je moet doen.'' Een dag voor Europese wedstrijden werd er altijd op het strand getraind. In Nederland gebeurde dat bijna altijd in Wassenaar, waar de selectie vaak in een klein familiehotel zat. “Die routine hielden we ook aan in Athene. We deden op het strand altijd een soort rugby. Johan deed dat om de druk van de wedstrijd van de schouders te laten vallen, om het hoofd leeg te maken door wat anders te doen dan voetballen. Even lekker lachen met elkaar. Maar tijdens die training op het strand raakte Danny Blind geblesseerd tijdens het potje rugby; Frank Rijkaard viel op zijn knie waardoor Danny de finale miste. Frank Verlaat kwam erin voor Danny. Typisch Johan dat hij een jonge jongen voor de leeuwen gooide. Verlaat maakte zijn debuut in het eerste in een Europa Cup-finale.” Polonaise Lokomotiv Leipzig was een club van achter het IJzeren Gordijn. Van de Oost- Duitse ploeg in het geel-blauwe tenue was niet veel bekend. “Assistent Tonny Bruins Slot had tal van wedstrijden van hen bekeken. Het was echt een communistisch legerteam. Wij zagen daar in Nederland niet veel van, maar ze bleken in Leipzig hun thuiswedstrijden voor 100.000 toeschouwers te spelen. We hoorden van Tonny hoe ze speelden, waar we op moesten letten en wat voor een type spelers we tegenover ons zouden krijgen. Ik zou te maken krijgen met een vrij grote, houterige linksback.” John was 23. Hij was niet zenuwachtig voor de belangrijkste wedstrijd in zijn loopbaan tot dan toe. “Die Europese wedstrijden vond ik altijd een feest. Johan was er ook een meester in om de spanning weg te halen bij de spelers. Hij riep: ‘Jongens, maak je niet druk. Jullie zijn hartstikke goed, ga gewoon doen wat je moet doen. En geniet ervan.’ Doordat hij zo relaxed was voor een wedstrijd, waren wij dat ook. Johan kon door zijn manier van praten je sterker maken dan je was. Spanning voelde je altijd, dat is ook goed. Maar Johan zorgde ervoor dat het niet doorsloeg in stress.” Het Olympisch Stadion was gevuld met 35.000 toeschouwers. De meesten waren op de hand van favoriet Ajax, de club was immers vernoemd naar een Griekse held. Ajax maakte na 21 minuten 1-0. “We speelden niet onze beste wedstrijd, maar waren wel beter. Sonny Silooy gaf de voorzet waaruit Marco scoorde met z’n kop. Ik was ook betrokken bij de goal. Mijn directe tegenstander zat voortdurend kort op me, volgde me overal. Sonny speelde mij de bal aan en ging er zelf overheen op rechts. Ik had mijn tegenstander in m’n rug, kon eigenlijk geen kant op. Ik maakte een schijnbeweging, waardoor mijn man de verkeerde kant op ging. Kon draaien en gaf de bal op Sonny. Hij gaf daarna de voorzet op Marco. Tonny Bruins Slot zei na afloop dat het helemaal niet kon wat Sonny deed. Ik had een man in mijn rug, hij mocht niet diepgaan. Als ik balverlies had geleden, had de hele rechterkant bij ons opengelegen.” Van Basten werd matchwinner in zijn laatste wedstrijd voor Ajax, hij stond op het punt naar AC Milan te vertrekken. “Eigenlijk zijn we niet in de problemen gekomen. Zij konden niet en ons lukte het niet om na die 1-0 vrijuit te gaan voetballen, wat we normaal altijd deden. We hinkten toch op twee gedachten omdat er een Europese beker op het spel stond.” De dag na de vierde Europese beker – na de winst van de Europa Cup I in 1971, 1972 en 1973 – vloog Ajax terug naar Nederland. “We hadden ’s avonds een heel leuk feest in een Amsterdams hotel. Eerst een diner, daarna gingen we in polonaise door de zaal. Johan en Danny deden ook mee. Fantastisch feest in al z’n simpelheid. Het team en de vrouwen, dat was het.” Vriendschappen “Ik speelde al voor het Nederlands elftal, maar met die Europa Cup op zak hadden wij ons als spelers internationaal op de kaart gezet. De impact merkte ik pas later. Tot vandaag de dag beginnen mensen nog over die wedstrijd. Zeker ook in Griekenland.” John, met Oranje winnaar van het EK in 1988, won met Ajax vier landstitels, drie keer de KNVB-beker en na de Europa Cup II won hij in 1992 ook nog de UEFA Cup. Daarna vertrok hij naar het Italiaanse Genoa, waar hij nog vier jaar speelde. Na zijn voetbalcarrière werd ook hij trainer. Geregeld samen met Van Basten, onder andere bij het Nederlands elftal en Ajax, terwijl Cruijff op de achtergrond meekeek. Maar ook in zijn eentje bij clubs in Nederland, Australië en Mexico. In 2019 werd hij bondscoach van Griekenland en dat bleef John tot eind 2021. “Athene en eigenlijk heel Griekenland hebben een belangrijke rol gespeeld in mijn leven. Het begon in 1987 met de Europa Cup II-finale. In 1989 zijn mijn vrouw Danielle en ik op huwelijksreis geweest naar Mykonos. Met de kinderen zijn we naar Kos en Rhodos op vakantie geweest. En toen kreeg ik ook nog de kans om bondscoach van Griekenland te worden... De liefde voor het land en de stad Athene is alleen maar groter geworden met de jaren.” 'Athene en eigenlijk heel Griekenland hebben een belangrijke rol gespeeld in mijn leven. Ik kreeg ook nog de kans om bondscoach van Griekenland te worden...' John straalt als hij over Athene praat. “We woonden tweeënhalf jaar lang aan de zuidkant van Athene, vlak bij het strand. Ik ontdekte toen dat wij ook in de buurt van het hotel in Vouliagmeni woonden, waar we in 1987 met Ajax zaten. Mijn vrouw en ik zijn echt van Athene gaan houden. Het klimaat en het eten zijn geweldig. We zaten er ook in de coronaperiode en hebben de tijd gehad om de stad echt te ontdekken. Rond de Akropolis, in de wijk Plaka, waren we vaak te vinden. Maar je hebt zoveel andere mooie wijken waar je lekker kunt eten. Er zijn zoveel bezienswaardigheden in en rond Athene. Een trip naar de Tempel van Poseidon in Sounio, in de provincie Attica, is echt de moeite waard. Athene ademt een en al historie. Naast de cultuur en de mythische verhalen kun je genieten van de natuur en de zee. Je hebt niet veel hoofdsteden waar je lekker naar het strand kunt of de boot kunt pakken naar de eilanden. De mensen zijn ook fantastisch. De Grieken vieren het leven. Het geld dat ze verdienen, gaat meestal op aan gezelligheid, aan eten of vakantie. Het zijn ook heel sociale mensen. Ze delen graag. We hebben veel vriendschappen overgehouden aan onze tijd daar. We blijven er zeker komen.” Helden Magazine 64 Het verhaal van John van 't Schip komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde. In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal. Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast liet Dylan van Baarle zien dat zijn tweede plek op het WK in 2021 geen toeval was en is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain. Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Vanity Lewerissa: ‘Alleen het woord al: kánker’

Thuis in Maastricht, waar Ajax de favoriete club is, vertelt [...]
Thuis in Maastricht, waar Ajax de favoriete club is, vertelt Vanity Lewerissa (31 jaar, voetbalster van Standard Luik en eerder VVV, PSV en Ajax, elfvoudig international en Europees kampioen 2017) over haar angstige kalenderjaar 2022. Dat begint op zaterdagochtend 8 januari. “Ik lag nog in bed, had jeuk aan m’n rechter oksel en voelde bij het krabben een knobbeltje in m’n borst, een kleine knikker. Meteen voelde ik aan m’n linker borst: niks. Daarna ben ik op m’n telefoon gaan googelen en daardoor gingen de alarmbellen steeds harder af. Om m’n ouders niet ongerust te maken, hab ik thuis nog niks gezegd. Een teamgenootje dat me kwam ophalen voor de training is arts bij defensie. Haar heb ik gevraagd te voelen en een advies te geven. Ze vond het lastig te beoordelen en zei: ‘Ga maandag naar je huisarts.’ Toen ik terugkwam van de training heb ik het m’n ouders verteld en maandagochtend meteen de huisarts gebeld. Die kon het ook niet goed beoordelen en heeft me naar het ziekenhuis gestuurd, voor een echo en wat echt geen pretje is een mammografie. De arts daar zei dat het er niet kwaadaardig uitzag, maar dat ze voor de zekerheid toch een biopt zouden doen. Van een verdikking bij m’n oksel was dat nog niet nodig. Dat was nog pijnlijker dan van die tumor en kon eventueel altijd nog. Omdat ik een paar keer het woord ‘goedaardig’ had gehoord, was ik enigszins gerustgesteld. 'Meteen gaan er scenario's door je hoofd: ga ik genezen en dit overleven? Ga ik ooit kinderen krijgen? Een week later zou ik de uitslag krijgen. Naarmate die dag naderde, nam de spanning toe. Want: wat als? ’s Ochtends 18 januari was mijn afspraak in het ziekenhuis van Maastricht en de oncoloog zei meteen: ‘Het is niet goed.’ Ik antwoordde: niet goed? ‘Nee, het is borstkanker.’ Ik barstte in één lange huilbui uit en heb alleen de woorden ‘operatie’ en ‘chemo’ gehoord. Ik wilde alleen maar weg, naar huis. Het te volgen traject interesseerde me op dat moment totaal niet. Ik ben met m’n moeder naar huis gegaan en heb m’n twee broers en een tante gebeld. Die hebben me, net als m’n ouders, zo enorm gesteund. Al moet je er uiteindelijk zelf doorheen en ’t zelf doen. Alleen het woord al: kánker! Dat je dat hebt, is zo heftig. En daar heb je maar mee te leven. Meteen gaan er allerlei scenario’s door je hoofd: ga ik genezen en dit overleven? Ga ik ooit kinderen krijgen? Want het kan effect hebben op je vruchtbaarheid en daarom heb ik voor de zekerheid mijn eicellen laten invriezen. Helden Magazine 64 Het eerste gedeelte van het verhaal van Vanity Lewerissa komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde. In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal. Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast liet Dylan van Baarle zien dat zijn tweede plek op het WK in 2021 geen toeval was en is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain. Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Louis van Gaal: ‘Een tactisch wonder’

Spanje-Nederland werd op het WK van 2014 een wedstrijd om nooit te [...]
Spanje-Nederland werd op het WK van 2014 een wedstrijd om nooit te vergeten. Met Arjen Robben en Robin van Persie als uitblinkers verpulverde het Nederlands elftal totaal onverwacht het Spaansesterrenteam. Totaal onverwacht? Eén man dacht daar anders over: bondscoach Louis van Gaal. Een reconstructie in tien scènes. De verrassing “Weet je wat ik doe, Robin?” De aanvoerder van Oranje keek de bondscoach verwonderd aan. De toon verraadde dat er een list was verzonnen, de ogen van de bondscoach twinkelden. Het was de dag voordat het Nederlands elftal zijn eerste wedstrijd op het WK zou spelen. Merkwaardig, dacht Robin van Persie, wat zouden ze nu krijgen? Wekenlang hadden ze toegeleefd naar de clash tegen Spanje, de reprise van de WK-finale van 2010 die zo smartelijk was verloren, wekenlang had Louis van Gaal het nieuwe systeem, 1-5-3-2, erin gedrild bij zijn spelers en wekenlang was op alle slakken zout gelegd en hadden ze tot overgeven aan toe moeten rennen en vliegen om maar topfit te worden. Voor toeval was weinig ruimte, alle 23 spelers en 37 stafleden wisten tot in de allerkleinste details wat er van hen verwacht werd op die dertiende juni van 2014 in het Braziliaanse Salvador. Maar nu ging Louis van Gaal blijkbaar iets bijzonders doen. “Nou, trainer, ik ben benieuwd,” zei Van Persie. “Ik nodig zo alle families uit voor morgen. En die mogen blijven tot de middag.” Van Persie stamelde: “Op de ochtend van de wedstrijd?” Van Gaal lachte zijn hardste lach en bulderde: “Ja! Kinderen erbij, vrouwen erbij. Robin, we hebben vijf weken keihard gewerkt in Portugal. Nu weer hier, ik ga dat doen.” [caption id="attachment_18822" align="alignnone" width="2560"] Robin van Persie met zoontje Shaqueel[/caption] Het schoot voor de zoveelste keer door het hoofd van Van Persie. Hij mocht dan zelf een aparte vogel zijn, de bondscoach was er ook eentje. Pas toen hij daadwerkelijk stond te poolen met zijn zoontje Shaqueel, terwijl de klok langzaam richting kick-off tikte, begreep hij wat hier gebeurde. Het jonge, onervaren Oranje, extreem gespannen voor de clash met de regerend wereld- en Europees kampioen, schudde alles van zich af. Er werd gelachen, koffie gedronken met de vrouwen, de kinderen dartelden rond. Enkel Bruno Martins Indi voelde de situatie niet helemaal goed aan. Toen hij met zijn geliefde voor de lift stond en al op het knopje had gedrukt, voelde hij een harde, grote hand op zijn schouder. Toen hij zich omdraaide keek hij in de ogen van de bondscoach. “Nee, Bruno, dat gaan we dus niet doen. Ik ga nu ook niet lepeltje-lepeltje liggen met Truus.” De specialisten Max Reckers tuurde naar zijn scherm. De beeldjes van de ‘computergoeroe’, zoals hij door de bondscoach werd genoemd, waren een buitengewoon belangrijk onderdeel van de strategie van Oranje. Die beeldjes moesten goed zijn, een verhaal vertellen wat aan alle kanten klopte, inspireerde en triggerde. Reckers, een man van data, feiten en innovatie, was moe. Louis van Gaal voelde als een tweede vader, maar was vooral coach van de coaches en je kon bij hem geen steek laten vallen. Iedere avond, na iedere lange werkdag, moest er nog gediscussieerd worden en gingen al die specialisten van het omvangrijke begeleidingsteam op elkaar los. Dan had je zo’n inspanningsfysioloog als Jos van Dijk, een ongekende topper in zijn vak, maar wat kon die man wollig en abstract ouwehoeren. Daar hield Reckers niet van, die wilde concrete opdrachten en dan kwam hij wel met de juiste beeldjes op de proppen. Maar in zijn ogen toverde Jos met sprookjes die in de algehele visie zouden moeten passen. Dodelijk vermoeiend. Maar wie zette de bondscoach de hele tijd bij elkaar: Jos en Max. Nou lekker dan. Aan de andere kant, dat wist Reckers dondersgoed, was de irritatie vaak de prikkel tot het komen van oplossingen. Hoe hadden Van Dijk en hij zich wel niet gebogen over het optimaal fit krijgen van ‘de man van glas’, Arjen Robben? Ze waren tot de conclusie gekomen dat er een veel te grote motor in een niet zo’n heel goede auto zat en die motor brulde maar, omdat Robben een fanatisme bezat wat alleen de buitencategorie topsporters herkennen. [caption id="attachment_18823" align="alignnone" width="2156"] Louis van Gaal en Arjen Robben[/caption] Aan de hand van data waren ze hem gaan temperen in het aantal inspanningen. Zo wisten ze Robben al bij Bayern München vaker topfit te krijgen dan ooit en nam het aantal blessures af. Voor dit WK zag Reckers aan de data dat het goed zat, de sterspeler van Oranje kon het aan zijn extreem intense sprints in te zetten. Er was wel iets anders wat Reckers spannend vond. De vijftienmeterregel was heilig geworden. Zowel de linies als de spelers mochten nooit die regel loslaten. Drie weken lang had Louis van Gaal hem de opdracht gegeven dit te monitoren. “Vroeger deed ik dat met een touw, Max, als ze dan te ver uit elkaar gingen staan vielen ze allemaal om.” Maar Reckers kan het met zijn beelden geweldig laten zien aan de spelers. Op een dag kwam keeperstrainer Frans Hoek aankloppen: of Max wel even aan de doelman wilde denken, dus even aanpassen graag al die data. [caption id="attachment_18824" align="alignnone" width="2551"] Keeperstrainer Frans Hoek instrueert Jasper Cillessen[/caption] Ging ie weer. Dag na dag na dag. Geen speler mocht meer dan vijftien meter van de andere afstaan, geen linie mocht meer dan vijftien meter van de andere linie afwijken, de keeper moest er aan denken, de mannen die vanuit intuïtie speelden moesten er aan denken, en als het ook maar even misging, het een metertje scheelde, schalde de stem van de bondscoach over het veld. Ongelooflijk vond Reckers dat. De bondscoach had de beelden als enige nooit nodig om toch gelijk te hebben. De beelden waren er puur als bewijs voor de ongelovige speler. Op televisie lachten ze erom, René van der Gijp en Johan Derksen voorop. Wat een poeha, wat een overdreven onzin, al die specialisten in de staf. Reckers wist beter. Bij Bayern al waren ze erachter gekomen: de vijftienmeterregel stond garant voor vele clean sheets en zodra de regel vergeten werd, regende het tegengoals. Zeker tegen zo’n ploeg als Spanje. De overtuiging Het was Joël Veltman die per ongeluk zijn mond voorbij praatte. De voorbereiding was al in volle gang en nog niemand was het opgevallen dat Oranje afscheid had genomen van de Hollandse school. Het vertrouwde 1-4-3-3 was ingewisseld voor een 1-5-3-2. Althans, dat was de conclusie van de media en de bondscoach wist beter. Die had een 1-3-1-4-2 op het bord gezet waar veel spelers aanvankelijk glazig naar hadden gekeken. Vervolgens had Van Gaal uitgelegd hoe je van een verdedigende 1-5-1-2-2 naar dat aanvallende andere systeem moest schakelen. De overwegend jonge spelers, met nauwelijks ervaring op het mondiale podium, hadden twee dingen mee: ze waren leergierig en waren in enkele weken Hoenderloo topfit geworden. De vraag was alleen: wat zouden de vedetten ervan vinden? Die hadden de eerste weken van het trainingskamp nog rust gehad en kwamen nu binnen. Spannend. De grootste vedetten, Robin van Persie en Arjen Robben, straalden van oor tot oor. En gaven hun jongere collega’s nog eens een boost in het vertrouwen dat deze wonderlijke weg naar succes de juiste was. Ze meenden het. Van Persie was al in een zeer vroeg stadium in vertrouwen genomen door de bondscoach. De sterspeler van Arsenal was geblesseerd in Nederland aan het revalideren toen Van Gaal met Truus voor zijn deur stond: “Ga je mee naar PSV-Feyenoord?” Naast elkaar op de tribune wees Van Gaal Van Persie op het systeem van Ronald Koeman, met Graziano Pellè als spits en met vijf verdedigers achterin. Dat was nog eens heerlijk voetballen, dacht Van Persie, al die mannen die zich gedisciplineerd inzetten om jou te laten uitblinken. De aanvoerder was meteen in voor deze revolutie. Even later zaten Robben en Van Gaal aan de koffie. De ster van Bayern glunderde. Met deze plannen zag hij het zitten, dit werd leuk, dit werd lachen. Toen moesten er nog twee dingen gebeuren. De derde sterspeler, Wesley Sneijder, moest een wonder gaan verrichten om fit te raken. En misschien nog wel belangrijker: na het wegvallen van Kevin Strootman met een meniscusblessure viel Van Gaal terug op een speler waar hij eigenlijk niet zo dol op was: de druistige Nigel de Jong. [caption id="attachment_18825" align="alignnone" width="2560"] Wesley Sneijder en Dirk Kuyt[/caption] Juist die werd zijn belangrijkste soldaat: krachtig, dominant, een voorbeeld voor de jongeren. Alleen, nu moest Sneijder nóg fitter worden, want met De Jong erbij werd de rol van de nummer tien anders, hij moest op ‘acht’ spelen en dat betekende flink hollen tegen de Spanjaarden. Dat werd spannend, maar die strijd ging Van Gaal aan, die oorlog met Sneijder moest hij winnen. Ging hij winnen. De rol van het brein Spanje wentelde zich in de comfortzone. Wat kon er gebeuren? Het elftal zat bomvol gelauwerde sterren. Vanaf 2008 hadden ze alles gewonnen: twee keer Europees kampioen, een keer wereldkampioen. Nog maar enkele weken geleden was de finale van de Champions League tussen Real Madrid en Atlético Madrid geweest, een zinderende 4-1 na verlenging. Atlético was landskampioen geworden met de genaturaliseerde spits Diego Costa als grootste troef, de ontbrekende schakel in het soms wat moeilijk scorende Spanje. Barcelona leverde, ondanks een wat minder jaar, wel de as Piqué, Xavi en Iniesta, met name de laatste was in bloedvorm. En op de bank zat daar de lieve ouwe opa die stiekem alle prijzen bij elkaar schommelde: Vicente del Bosque. Slechts een jaar ouder dan Louis van Gaal, met de rust en de senioriteit van een onaantastbare grootheid. In het Spaanse brein rustte het vertrouwen, het suste misschien wel in slaap. In Nederland was er nog maar één man die geloofde in de kansen. Dat was Louis van Gaal zelf. Dat gekke systeem, die slaapverwekkende oefenduels, de ongerustheid over de fitheid van Sneijder en Van Persie, de namen van al die eredivisiejongens op het bord versus de wereldsterren van Spanje, dat kon toch niet goed gaan? “Maar wij zijn fit!” brulde de bondscoach tegen zijn spelers. En die geloofden het op een gegeven moment ook zelf. Al die Spanjaarden hadden zestig wedstrijden of meer gespeeld in een slopend seizoen. Alleen Daley Blind en Arjen Robben kwamen daar een beetje bij in de buurt. Het klimaat in Brazilië vergde een ultieme fitheid, veel wedstrijden zouden in de tweede helft beslist gaan worden. Oudere, minder fitte teams zouden het ongetwijfeld gaan afleggen. En de bondscoach bleef het maar uitleggen: als Oranje het voor elkaar zou krijgen vanaf de buitenkanten de ballen diep over Piqué en Sergio Ramos te leggen zou het bingo zijn. Die waren niet zo snel, Robben en Van Persie zouden die twee eruit gaan lopen. In het gebutste brein van Oranje werden alle signalen geactiveerd, de mannen waren klaarwakker. Frans Hoek had nog wel een uitdaging. “Blijven staan, Jasper,” werd zijn mantra. De doelman had veel kwaliteiten, maar in de een-tegen-een en zeker ook met penalty’s kwam de gokker in hem naar boven. Dan ging hij alvast duiken en liggen in plaats dat hij zich groot maakte en wachtte op de actie van de aanvaller. Hoek werd er gek van. Juist tegen Spanje moest Jasper Cillessen zijn rust zien te bewaren en het voetbal niet met het casino verwarren. Hoek pakte het hoofd van de keeper nog een keer vast: “Denk erom, hè?” Cillessen had zijn ondoorgrondelijke glimlach getoond. Wat ging er in zijn hoofd om? Hallo, ik ben ron Ron Vlaar tuurde in de diepte. Daar zag hij hem. De boevenkop van Costa. Vlak voor de wedstrijd had de bondscoach toch iets omgedraaid. Niet hij, maar Stefan de Vrij werd de vrije verdediger. Vlaar moest in gevecht gaan met de spits waar de hele wereld naar keek. In zijn moederland floten ze hem uit, die verrader, maar de door Diego Simeone geprogrammeerde schurk was een spits om van te schrikken. Sterk, gemeen, gewiekst en doeltreffend. Vlaar, van degradatiekandidaat Aston Villa, kon aan de bak met een lichaam dat al vaak genoeg had verteld dat het op zijn retour was. Scheidsrechter Nicola Rizzoli zette de boel in gang en het witte Spanje begon te combineren tegen het blauwe Oranje. Frank Snoeks legde de kijkers uit hoe het zat: er waren drie spelers die een gouden driehoek moesten vormen – Robben, Van Persie en Sneijder –, de rest moest tegenhouden. Snoeks zat mis. Oranje was een georkestreerd geheel en de spelers schoven extreem gedisciplineerd van systeem naar systeem. Nimmer werd de vijftienmeterregel vergeten en daardoor werden de ruimtes klein, te klein om eens fijn doorheen te combineren. [caption id="attachment_18826" align="alignnone" width="2127"] Ron Vlaar luistert, van Gaal legt uit[/caption] Ron Vlaar kegelde in zijn eerste actie meteen Costa fiks omver. Hallo, ik ben Ron. Was dat maar vast gebeurd. De Brazilianen op de tribune vonden het prachtig, het sentiment ging naar de Nederlanders. Arjen Robben stond ondertussen te popelen zich met het spel te bemoeien, want hoe knap Oranje tactisch ook speelde, een goede pass in de richting van de sterspelers zat er nauwelijks in. Hij week uit naar de zijkant en herinnerde zich de talloze trainingen en patronen meteen. Bal hard langs Piqué en Ramos, Sneijder liep het gat in en... Iker Casillas. De kwelgeest van Robben uit 2010 was nog steeds niet te passeren. Plotwendingen Del Bosque begon te wippen. Dit liep niet naar wens. Met Costa dacht hij een probleem te hebben opgelost, maar dit Oranje zorgde ervoor dat hij er plotseling een probleem bij had. Het korte combineren, de grootste kracht van Spanje, was in al die drukte niet mogelijk en dus begonnen zijn spelers steeds vaker de diepte te zoeken richting de spits. Maar die passes mislukten stuk voor stuk, alles was voor Vlaar en De Vrij. Zorgelijk was ook de samenwerking tussen Piqué en Ramos, die voor het eerst dat jaar samen in het centrum stonden. In alle andere wedstrijden was Martínez van Bayern vaste keus geweest. Zat hij fout? Zijn beste opbouwer zat nu op de bank. Xavi speelde bleek, de jonge Azpilicueta en Alba waren onrustig, gelukkig trok Iniesta meer en meer de regie naar zich toe. Hij zag de zwakke schakel van Oranje. Sneijder werkte zich een ongeluk en zweette als een otter, maar als er een gat viel, was het vaak rondom hem. De Jong en Jonathan de Guzman repareerden zich een ongeluk, maar in balbezit speelden alle middenvelders bijzonder matig. In de 27ste minuut fopte Costa de Italiaanse arbiter door met zijn been achter die van De Vrij te haken. Penalty. Cillessen bleef lang staan, maar Alonso stond niet op het lijstje van Hoek als mogelijke penaltynemer. Hij moest gokken en gokte goed, de bal bleek net iets te zuiver geplaatst: 1-0. Oranje kon niets anders dan de tegenstander proberen uit te putten. ‘Provocerende pressing’, had de bondscoach gezegd. Ze lieten de Spanjaarden komen om ze rond de middencirkel van alle kanten af te jagen, druk te zetten, te frustreren. Het lukte wonderwel, maar zelf een kans krijgen: ho maar. [caption id="attachment_18827" align="alignnone" width="2560"] De beroemde kopgoal van Van Persie[/caption] Vlak voor rust, toen de wedstrijd naar de thee kabbelde, besloot Robben: wat Iniesta kan, kan ik ook. De topfitte aanvaller begon te zwerven om de boel naar zijn hand te zetten. Meteen werd het duidelijk. Ramos en Piqué waren moe. Niet scherp, niet fit, niet goed en niet snel genoeg. Maar aan de andere kant ontsnapte De Guzman aan rood, bij de huidige VAR was zijn landing op de wreef van Alonso ongetwijfeld bestraft, en kwam Silva oog in oog met Cillessen na een majestueuze steekpass van Iniesta. Cillessen zakte al door zijn knie, maar in een flits hoorde hij de woorden van Hoek: blijf staan, blijf wachten. Net op tijd stak hij zijn hand de lucht in. Wereldredding. Plotwending. Ander verhaal. 2-0 en het was wellicht klaar geweest. Blind verzond een minuutje later, vlak voor rust, een wereldpass en Van Persie sprong zijn dolfijnensprong. Kopbal over Casillas, 1-1. Geluk of toeval of beide niet Geluk? Natuurlijk niet. Niks geen geluk. Van Gaal kon er boos om worden. Dit was wat hij had voorspeld en de spelers hadden kwaliteit getoond. Die redding van Cillessen was geen geluk. Die aanval van Blind en Van Persie was geen geluk. Allemaal op getraind, allemaal voorspeld, allemaal de kwaliteiten van de spelers. Van Persie verklapte later wat er in de split second voor zijn kopbal in zijn hoofd gebeurde. “De kopbal was bewust. Toen ik de bal bijna bij me had, flitste door mijn hoofd: ik neem hem op de borst aan. Maar ik voelde dat ik er dan niet bij zou kunnen komen. Dus kon het alleen maar met mijn hoofd. En pas op het allerlaatste moment bedacht ik: dan moet ie eroverheen. En nee, dat was geen toeval. Ik praatte altijd veel met keeperstrainer Frans Hoek. Even samen een bakkie doen. Hij had me uitgelegd hoe Iker Casillas denkt. Ik wist: die komt sneller zijn doel uit dan een andere keeper. Onbewust zat dat in mijn hersenen geprogrammeerd. Dat alles dan zo samenkomt in die kopbal, ja, dat was een droom die uitkwam.” Van Gaal zei: “Ze zeggen vaak: daar heb je hem weer. Arrogant. Maar het is gewoon een feit dat die wedstrijd liep zoals ik vooraf al zei dat-ie zou lopen. De spelers moesten het alleen nog uitvoeren en dat deden ze geweldig. Alle lof voor hen, het was hun verdienste. Ze flikten het tegen spelers die alles gewonnen hadden. Maar dat wij tegen hen kansen kregen, was logisch. Piqué en Ramos waren niet zo snel, onze aanvallers wel. En zij verdedigden altijd op de middenlijn, dus wij zouden veel kansen krijgen.” Een onmogelijk geachte zege In de studio van de NOS dachten ze daar in de rust nog heel anders over. Niks geen kansen bromden Bert van Marwijk en Youri Mulder. 'Pover', zo speelde Oranje. "Pover?" schrok Tom Egbers. Mulder somberde: "Ja, pover. Zeer matig voetbal." Van Marwijk: "Die Spanjaarden hadden het natuurlijk allang moeten uitspelen, maar die zijn zo nonchalant." De wedstrijd begon weer en de hemel brak open. Stortregen, typisch het klimaat in Salvador, wist Snoeks, het kon ook zo maar weer over zijn. De wedstrijd werd intenser, rommeliger, slordiger, tot in de 53ste minuut Daley Blind nog maar eens een lange pass de diepte ingooide. Weer stond het centrale duo van Spanje uit positie, deze keer was het Robben die de bal met buitenkantje voet uit de lucht plukte, hij kapte Piqué uit en kogelde de bal richting doel. Kwelgeest Casillas stond al klaar de poging te pareren, maar de te laat toegesnelde Ramos toucheerde de bal voldoende om de baan van het schot te veranderen: 1-2.  Aan de andere kant leek Costa steeds kleiner en radelozer. De malle Martins Indi deed net of hij een enorme kopstoot van hem kreeg en allemachtig, daar hoorde Costa die Brazilianen weer joelen. Wat een ellende. De Spanjaarden ademden zwaar, ze kwamen niet in hun geliefde tikkie-takkie-spel met de vele positiewisselingen en kordate loopacties, ze werden op tactisch gebied uitgedaagd zoals ze nimmer ervoor werden uitgedaagd. En dan hielp het niet dat er ineens een onhandige spits aan het klooien sloeg, een man die steeds door Ron Vlaar perfect buitenspel werd gezet. Het hielp ook niet dat die jongens van Oranje steeds harder begonnen te lopen, die gasten leken wel topfit. Hup, daar versnelde Robben weer, ene Daryl Janmaat kletste eroverheen en Van Persie haalde machtig uit: de lat. Del Bosque greep in: alles op de aanval, Fernando Torres en Pedro erbij, Costa en Alonso eruit. Van Gaal bracht Georginio Wijnaldum voor De Guzman: nog een loper erbij. Geluk en toeval kwamen pas na het plan dat steeds meer lukte. Rizzoli gaf een onterechte vrije trap, Sneijder krulde die naar de tweede paal en Casillas dook er – onder druk van Van Persie – onderdoor. Dankjewel, zei De Vrij: 1-3. Menig arbiter zou hem afkeuren, Casillas werd aangevallen in zijn gebied, Rizzoli vond het prima allemaal. Vlak erna floot hij wel toen Silva de 2-3 maakte. Buitenspel. De film ging hard. Casillas in de fout, Van Persie met een uiterste krachtsinspanning: 1-4. Sneijder met een loeiharde pass de diepte in, Robben die Ramos inhaalde, uitkapte, Casillas uitkapte, de bal in het doel kogelde: 1-5. [caption id="attachment_18828" align="alignnone" width="2560"] Spanje keeper Iker Casillas is voor de vijfde keer verslagen. Doelpuntenmaker Robben en Sneijder vieren feest[/caption] De Spanjaarden, die in de vorige drie eindrondes in totaal slechts zes goaltjes hadden geïncasseerd, doolden duizelig rond. Casillas, die in 2014 in 29 officiële wedstrijden maar twintig keer was gepasseerd, wist niet wat hem overkwam. De superlatieven vochten zich een weg naar buiten. Oranje had gedaan wat niemand voor mogelijk had gehouden. Niemand? Wat vooraf ging “Maar de bondscoach ziet kansen!” Een volle zaal vol mkb’ers kijkt geamuseerd en geboeid naar de grote man op het podium die in het voorjaar van 2014 naar een scherm wijst. “Want de bondscoach gelooft in visie en structuur.” Stilte. “En dan vooral in mijn visie. En mijn structuur.” De zaal lacht. De mensen beginnen te schuiven op hun stoelen. In het hele land heeft niemand veel zin in het WK. Dit Oranje is niet goed genoeg. De poule met Spanje, Chili en Australië: niet te doen. En stel nou dat ze tweede worden in die poule? Dan wacht gastland Brazilië. Kortom: kansloos. Maar die man op het podium, die is wel erg enthousiast en zeker van zijn zaak. De mensen in de zaal voelen zich bevoorrecht. Ze hebben een soort van exclusieve hoop in een verder behoorlijk somber voetballand. Van Gaal zei: ‘Ze zeggen vaak: daar heb je hem weer. Arrogant. Maar het is gewoon een feit dat die wedstrijd liep zoals ik vooraf al zei dat-ie zou lopen’ De duiding achteraf Louis van Gaal kijkt me geringschattend aan. “Nee natuurlijk niet,” brult hij. Hij schudt zijn hoofd. Als zelfs zijn biograaf er al niks van begrijpt... Even een slok van zijn macchiato en een hap van zijn wrap met kip. Weer rustig geworden: “Spanje-Nederland was niet de mooiste wedstrijd onder mijn leiding. Je moet het altijd in verhouding zien. De momenten waarop ik als vakman echt gelukkig was, zijn talrijk geweest. Als ik er een wedstrijd uit mag pikken: de 0-2 van Ajax tegen Real Madrid in de winter van 1995. Die avond was Ajax zo dominant. Met Bayern heb ik wedstrijden gespeeld waarvan ik dacht: dit is het. September 2009 wonnen we van Dortmund met 5-1.” En waarom Spanje-Nederland niet? “Omdat in mijn vaandel staat: aanvallend, dominant en attractief. Alleen, een coach is meer dan een vaandel. Een coach moet zorgen dat zijn elftal zo goed mogelijk presteert. Strategie, tactiek en overredingskracht zijn dan de wapens. Tactiek is een middel en het WK in 2014 is een tactisch wonder geworden. De spelers hebben zich zo goed gevoeld in dat systeem. En natuurlijk speelden we tegen Spanje countervoetbal, maar de hele wereld heeft die weken genoten van het Nederlands elftal en we hebben ook heel veel gescoord. Maar die 5-1 tegen Spanje bleef eengevolg van een tactisch middel.” Helden Magazine 64 De reconstructie van Van Gaal komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde. In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen. Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast liet Dylan van Baarle zien dat zijn tweede plek op het WK in 2021 geen toeval was en is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain. Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Voetbal

Denzel Dumfries: ‘Stoomlocomotief van Oranje’

Hij kwam via de achterdeur het betaald voetbal binnen. [...]
Hij kwam via de achterdeur het betaald voetbal binnen. Denzel Dumfries werkte zich op tot een gewaardeerde international en verdiende na het afgelopen EK, waarop hij de smaakmaker was van Oranje, een transfer naar Internazionale. De wingback is misschien wel de beste ter wereld op zijn positie. Wie op het WK tegenover hem komt te staan, heeft een vervelende dag.We leggen hem stellingen voor. Denzel Dumfries is back, middenvelder en vleugelaanvaller ineen. Hij neemt de hele rechterkant voor zijn rekening, lijkt onvermoeibaar. Zijn positie is een belangrijke in het heden­ daagse voetbal en zeker in het systeem dat Louis van Gaal op het WK wil spelen. Met de term wingback doe je hem eigen­ lijk tekort. Denzel is eerder een ‘rechtsbackmiddenbuiten’, of gewoon een verdediger met vleugels. De stoomlocomotief van Oranje brak pas eind 2015 door. Hij speelde tot z’n achttiende bij amateurclubs onder de rook van Rotterdam en kreeg in 2014 het laatste plekje in de selectie van Sparta. Bij de club, die toen in de eerste divisie speelde, kreeg hij op zijn negentiende de kans om te laten zien wat hij kon. Daarna ging het snel. Via sc Heerenveen kwam hij in 2018 bij PSV, waar coach Mark van Bommel hem een jaar later de aanvoerdersband gaf. Na het EK van 2021, waarop Denzel de smaakmaker van het Nederlands elftal was, vertrok hij voor 15 miljoen euro naar Inter Milaan. Ook daar weten tegenstanders inmiddels dat ze een rotdag hebben als ze het tegen de snelle, sterke, goed verdedigende en makkelijke scorende Denzel, in het bezit van de longen van een paard, op moeten nemen. Ook op het WK in Qatar zullen de ogen ook op Denzel gericht zijn. In het systeem van bondscoach Louis van Gaal, met drie centrale verdedigers en twee wingbacks, kan hij zich weer naar hartenlust uitleven. Van mij mag het Nederlands elftal altijd met vijf verdedigers spelen “Daar ben ik het niet mee eens, ik vind dat heel erg afhankelijk van de beschikbare spelers en ook wel van de tegenstander. Voor mij is het een ideaal systeem, omdat we het met Inter spelen, maar ik voel me ook thuis in een systeem met vier verdedigers en een echte rechtsbuiten voor me. We hebben met het Nederlands elftal heel vaak en met succes met vier verde­ digers gespeeld, hebben ons met dat systeem geplaatst voor de finale van de Nations League en het WK. Mij maakt het systeem niet uit. Ik ben bij Sparta begonnen als centrumver­ dediger, maar ben als rechtsback doorgebroken en voor die positie aangetrokken door Heerenveen.” Je maakte na het EK een mooie transfer naar Internazionale. Jouw zaakwaarnemer was Mino Raiola. Hoe hard kwam het aan dat hij op 30 april dit jaar overleed? “Heel hard. Ik heb ongeveer drie jaar met Mino gewerkt. Hij nodigde me geregeld uit om naar Monaco te komen en dan zaten we uren te praten. Zijn intelligentie en werkethiek spraken me heel erg aan. Hij stond 24/7 voor me klaar, ik kon hem altijd bellen. Het was op het laatst bij PSV, na het ontslag van Mark van Bommel, best lastig. Gedurende de coronapandemie kwa­ men clubs in Nederland voor een financiële uitdaging te staan zo ook PSV. Er werd gevraagd of we als spelersgroep mee wilden denken. Als aanvoerder kwam ik voor een nieuwe uitdaging te staan. Ik wilde daar Mino niet mee lastigvallen, omdat het iets van de club met alle spelers betrof. Maar hij was ontstemd dat ik hem toch niet had gebeld. Heel bijzonder hoe hij zoveel spelers op hoog niveau, tot tevreden­ heid van de spelers, heeft begeleid. Zijn werk is overgenomen door Rafaela Pimenta en de voormalige back van Ajax, de Braziliaan Maxwell.” Je hebt snel naam gemaakt in Italië. Is er al interesse getoond van andere clubs? “Er is heus weleens interesse getoond bij mijn zaakwaarnemer, maar daarmee ben ik totaal niet bezig. Ik zit bij een prachtige club, ben dolgelukkig en heb nog uitdagingen en doelstellin­ gen die ik wil behalen.’’ Je bent 26, hebt je vleugels nog maar net uitgeslagen. Zien we je op een dag terug in de Nederlandse competitie? “Sparta en PSV zijn echt mijn clubs, dus als ik het voorrecht heb op latere leeftijd op niveau te kunnen terugkeren naar Nederland, dan ga ik bij voorkeur naar PSV of Sparta. En als ik dan meer gedoceerd moet spelen, zou ik graag nog eens in het centrum spelen. Maar voorlopig is dat niet aan de orde.” En wat als Feyenoord of Ajax interesse toont? “Vinden jullie het goed als ik die vraag aan me voorbij laat gaan?” Als Louis van Gaal zegt dat ik door een muur moet lopen, dan doe ik dat “Gelukkig zegt hij dat niet, maar ik snap de stelling. Van Gaal is een fantastische trainer, ik luister naar wat hij zegt en beschouw het als een eer om met hem te mogen werken. Door een muur, ach ja, ik ga voor Van Gaal door een muur. Hij is tactisch heel sterk, heeft een overtuigende visie. Ik weet precies wat hij van mij verwacht en hij brengt dat over op een manier die nauwelijks duidelijker kan. Bovendien is hij op menselijk vlak heel sterk, hij is heel eerlijk en verwacht ook dat je eerlijk tegen hem bent. Daarmee creëert hij in mijn ogen een top­ sportklimaat waarin iedereen maximaal presteert.” Van Gaal heeft een achtergrond als docent lichamelijke opvoeding. Dat moet je bekend voorkomen. “Klopt, mijn ouders zitten, net als Van Gaal vroeger, in het onderwijs, maar zijn wel iets minder dominant. Ooit vond mijn moeder het jammer dat ik mijn school niet heb afgemaakt. Ze vond het onverstandig en het heeft wel even geduurd voor ze daar vrede mee had. Ze ziet nu dat we een leuk gezin en een mooi leven hebben.” Van Gaal vertelde dit jaar in de documentaire ‘Louis’ dat hij al sinds eind 2020 lijdt aan prostaatkanker. Hoe kwam dat bij jou binnen? “Heftig, een schok. Wij wisten het niet als spelersgroep. Ik hoorde het toen Van Gaal het vlak voor de première van zijn documentaire vertelde in het tv­ programma van Humberto Tan. Ik heb hem een berichtje gestuurd. Mijn opa heeft ook prostaatkanker gehad. Toen bleek dat hij het had, dacht de broer van m’n vader: ik ga me laten testen. Hij testte positief, zat in de beginfase. Hij heeft mijn vader geadvi­seerd zich ook te laten testen. Zelfde uit­slag: ook in de beginfase, waardoor ook hij zich goed kon laten behandelen. Dat was twee à drie jaar geleden en hij is goed hersteld. Ik ben dus was wel bekend met de ziekte, met de impact als je het hoort en de mogelijkheden van behandelen. De laatste tijd zijn we natuurlijk opge­ schrikt door jonge spelers met kanker als Timo Baumgartl met wie ik nog heb gespeeld, Jean­Paul Boëtius en Sébastien Haller.” Ik knijp me nog dagelijks even in mijn arm bij de gedachte dat ik Oranje-international ben en speler van Internazionale “Dat mag je wel zeggen. Als ik naar het verloop van mijn carrière kijk, ben ik heel erg gezegend. Ik ken nog altijd mijn verbeterpunten, daarom weet ik dat ik nog altijd beter kan worden en me kan ontwikkelen.” De verwachtingen zijn hoog als je bij een topclub of in Oranje speelt. Veel mensen hebben ook een mening over je. Wat doet dat met je? “Ik zie druk niet als een last, meer als iets dat erbij hoort. Ik lees lang niet alles wat er over me wordt geschreven, maar heb wel meegekregen dat Wesley Sneijder heel positief over me heeft gesproken. Hij is oud­speler van Inter, dat maakt zijn mening extra bijzonder.” Kun jij eigenlijk al Italiaans lezen en spreken? “Nee, nog niet heel goed. Ik begrijp het wel, maar we hebben het zo druk met drie keer in de week spelen en thuis een gezin met een zoon van twee jaar en een dochter van acht maanden, dat ik nog te weinig tijd heb gehad om goed les te nemen. Een dag voor elke wedstrijd gaan we in trainingskamp, dus ik slaap ik deze periode vijf van de zeven nachten bij de club en maar twee nachten thuis. Geluk­kig kan ik facetimen met mijn vrouw en kinderen, maar soms is het wel zwaar dat ik ze nauwelijks echt zie en ze ook niet even lekker kan knuffelen. Wat lezen betreft: dat doe ik te weinig. Ik heb het daar bij het Nederlands elf­ tal met Edgar Davids over gehad, Edgar leest veel.” Er was kritiek en bijval op de benoeming van Davids als assistent-bondscoach. “Ik ken Edgar vrij lang, al vanaf de tijd dat ik bij Sparta doorbrak en hij me samen met mijn personal trainer Er­ rol Esajas trainde. Sindsdien zijn ze me ook samen gaan begeleiden eigen­ lijk. Edgar is in Italië echt een grote meneer. Ik vind hem bij het Neder­ lands elftal van toegevoegde waarde. En er schuilt in hem zeker een trainer.’’ Lachend: ‘‘Hij doet niet mee in partijtjes. Misschien is dat maar beter ook.” Ik trek een lange neus naar alle mensen die het niet in mij zagen als voetballer “Een lange neus trek ik niet, boven­dien kan ik me wel voorstellen dat niet iedereen het meteen in mij zag zitten. Ik was op mijn twintigste nog zeker niet de beste, dat zag ik ook wel. Maar het tegen­ gas dat ik heb gehad, hebben mij extra gemotiveerd, hebben me sterker gemaakt. Ik was al jong goed in het ana­lyseren van wat ik tekortkwam en ben veel gaan trainen om mijn zwakke punten te verbeteren. Zo kwam ik ook bij Esajas terecht. Ik realiseerde me al snel dat ik eigenlijk alles in mijn spel moest verbeteren om de top te halen. Ik zag dat mijn trap en mijn voorzetten beter moes­ten. Daarop heb ik uren getraind. Want wat ik ook wist: ik wilde de top halen.” Ik ben de beste wingback van de wereld “Dat zal ik nooit zeggen over me­ zelf. Je hebt op dit moment zoveel goede wingbacks: Reece James van Chelsea, Achraf Hakimi van Paris Saint­-Germain, João Cancelo van Manchester City en Trent Alexander­ Arnold van Liverpool. Ik vind dat zij verder zijn dan ik, vooral omdat ik van mezelf vind dat bepaalde dingen beter kunnen als je op absoluut topniveau speelt. Vooral in de eindfase mis ik af en toe nog iets. Neem de Champions League­ wedstrijd tegen Barcelona die in 3­3 eindigde. Ik kwam bij de goal, moest scoren of een assist geven. Die momenten heb ik daarna met de trainers bekeken. Ik moet meer halen uit zo’n bepalend moment in een wedstrijd. Het heeft misschien met durven te maken, dat ik iets langer durf te wachten met het spelen van de bal, met het nemen van een beslissing. Het is mijn doel dat ik ook op die momenten het verschil kan maken. En dat tegenstanders dat ook weten.” Het EK van 2021 heeft mij een enorme boost gegeven “Dat kan ik niet ontkennen. Het mee­ maken van het EK was geweldig, het resultaat was uiteindelijk teleurstellend, maar dat EK heeft wel bijgedragen aan mijn doorbraak als international. Dat toernooi was ook goed voor m’n zelf­ vertrouwen. Ik dacht dat ik het kon, maar moest het wel laten zien. Tijdens het EK kon ik echt laten zien wat ik in mij heb, dus dat toernooi was voor mij in vele opzichten geweldig.” De achtste finale was helaas het eindstation, jullie verloren van Tsjechië. “Ik was ervan overtuigd dat we met de selectie die we hadden, ver zouden komen. Ontzettend jammer hoe het is gelopen, ook voor onze coach Frank de Boer. Maar des te meer honger hebben we om op het komende WK wel te laten zien wat we kunnen.” Sinds dat EK ben je een BN’er... “Ik kan tegenwoordig in Milaan en Rotterdam ook niet meer de stad in zon­ der dat ik moet poseren voor foto’s en handtekeningen moet uitdelen. Ik ge­niet er wel van, vooral bij kinderen. Al­leen zorgt het er ook voor dat ik soms de keuze maak even niet naar wat leuks te gaan. In Italië heb je heel leuke kleine restaurants ik geniet ervan om die te be­zoeken.” Ik zou dolgraag op een dag de OneLove-aanvoerdersband bij Oranje dragen “Het is niet mijn ambitie. Mede omdat ik vind dat we met Virgil van Dijk op alle gebieden een fantastische aanvoerder hebben. Hoe hij ons vertegenwoordigt, hoe hij met het team bezig is; daarin is hij zo’n voorbeeld voor iedereen. Hij is er altijd voor je. Er was een periode dat ik niet altijd speelde. Toen legde Virgil me heel geduldig uit dat hij ook een andere weg had bewandeld dan de gemiddelde prof, en dat op die weg geduld ook een belangrijke factor was. En nu speelt hij bij een van de beste teams van Europa. Wat betreft de Onelove­-aanvoerders­band: ik vind het gedachtegoed achter die band heel goed en mooi. En ik res­pecteer tegelijkertijd ieders standpunt. En het doet me wel iets dat we daar als spelers van Oranje collectief achter staan, dat iedereen meteen zei dat we aan die acties zouden meewerken. Dat kenmerkt ook deze groep. Je merkt dat er veel aan­ dacht voor is en dat we eigenlijk alleen maar positieve reacties ontvangen. De boodschap naar buiten toe is heel sterk. Ik heb gelezen dat oud­voetballer Gary Lineker heeft gezegd dat hij twee spe­lers in Engeland kent die er niet voor durven uit te komen dat ze homo­ seksueel zijn. Die angst snap ik wel, omdat ik denk dat er in delen van de voetbalwereld nog geen cultuur heerst van volledige acceptatie en vrijheid op dat gebied. Ik vrees dat ervoor­ al binnen de voetbalwereld nog een handrem op zit. Sterker, ik weet dat wel zeker. Je weet nooit hoe sommige tegenstanders reageren. En dan maak je de keuze dat je liever niet naar bui­tenkomt met je geaardheid. Ik zou het vreselijk vinden als ik met een team­genoot speel die niet zichzelf kan zijn.” Ik maak me zorgen om de wereld waarin mijn zoon en dochter opgroeien “Ook ik zie dat de wereld verhardt, dat steeds meer extreme kampen ontstaan waarin heel weinig respect is voor elkaars standpunten. Er is weinig ruimte om te luisteren naar elkaars ideeën en opvattingen. Natuurlijk volg ik de oorlog in Oekraïne, of de situatie omtrent de dood van het Iraanse meisje Mahsa Amini. Tegelijk vind ik dat mijn kinderen in deze wereld moeten opgroeien en dat het de plicht van mijn vriendin en mij is dat we ze de juiste basis geven om zelfstandig en onafhankelijk denkende mensen te worden, om een vrije geest te hebben. Zoals ik thuis ook ben opgevoed. Kijk, ik kan onze kinderen niet afsluiten van de buitenwereld. Mijn vriendin en ik proberen ze als mens waarden mee te geven waarvoor ze in onze ogen horen te staan. Daarover heb­ ben we thuis mooie gesprekken. Opvoeden kan natuurlijk nooit perfect, maar levert thuis ook veel gesprekstof op. Mijn vrien­din en ik verschillen nog weleens van mening wat het beste is. Maar door het er met elkaar over te hebben, maak je elkaar be­ wust van elkaars standpunten en komen we tot een oplossing.” Ik verwacht dat Nederland op het WK... “...heel ver gaat komen. We gaan natuurlijk heen om te winnen, dat moet altijd de insteek zijn. We zijn in elk geval moeilijk te verslaan, dat is de laatste tijd wel gebleken in wedstrijden tegen toplanden als Duitsland en België, waarin we niet top speelden, maar toch niet verloren of zelfs wonnen. In mijn ogen hebben we een heel sterk team. We gaan voor het hoogst haalbare, wil­len het Nederlandse publiek iets moois geven.” Als ik aan Johan Cruijff denk... “...dan denk ik aan de beste voetballer die Nederland heeft gehad.” Helden Magazine 64 Het verhaal van Denzel Dumfries komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde. In de WK-special lees je interviews met Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal. Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast liet Dylan van Baarle zien dat zijn tweede plek op het WK in 2021 geen toeval was en is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain. Thomas Krol won op zijn eerste Spelen meteen goud en zilver. Maar het ging niet vanzelf. Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.