Word abonnee

Uit helden

‘Mijn lichaam is prima zo’

door: Jasper Boks
22 oktober 2015

Epke Zonderland is olympisch en wereldkampioen op de rekstok. Er waren jaren van intensieve training voor nodig om de Flying Dutchman te worden. We zochten de 29-jarige turner op in aanloop naar het WK in Glasgow voor een gesprek over zijn imposante lichaam.

Met de rechterhand in het verband komt Epke Zonderland de naar hem vernoemde turnhal in Heerenveen binnengelopen. Hij heeft zijn duim gekneusd in aanloop naar het WK in Glasgow. Zijn voorbereiding loopt daardoor niet helemaal als gepland, maar de 29-jarige turner maakt zich geen zorgen. “Er is eigenlijk altijd wel wat, alleen in de aanloop naar de Spelen in Londen ben ik een lange periode blessurevrij geweest,” zegt hij.

Blauwe plekken, schrammen, builen en kneuzingen horen bij zijn sport. Het ongeëvenaarde kunst- en vliegwerk dat hij al jaren laat zien aan de rekstok en die hem onder meer olympisch goud in 2012, de wereldtitels in 2013 en 2014 én de bijnaam Flying Dutchman opleverden, kan hij alleen laten zien door keihard te werken, dag in dag uit met zijn lichaam en sport bezig te zijn en grenzen te verleggen. En dan gaat er dus weleens wat mis. Pijn lijden hoort erbij als je als turner de top wilt bereiken. 

Zoals je ook dag in dag uit met je lichaam bezig moet zijn als gymnast. Turnen is immers de sport van de gebeeldhouwde lichamen en de sixpacks, maar die krijg je niet zomaar, daar moet je heel veel voor doen en ook laten.

Op zijn zesde liep Epke al in de turnhal, in navolging van zijn grote broers Johan en Herre. Telkens als er weer wat nieuws moest worden uitgeprobeerd, werd Epke door zijn broers naar voren geschoven. Van jongs af aan ging hij geen uitdaging uit de weg, in 2012 resulteerde dat in een nooit eerder vertoonde rekoefening met drie vluchtelementen op rij, waarmee hij wereldwijd lof oogstte.

‘Naar Nederlandse maatstaven ben ik een ukkie, maar voor een turner ben ik lang’

Vernieling
Lef, toewijding, een ongekend turntalent en een lichaam dat uitermate geschikt is voor topturnen; zie daar de ingrediënten die Epke zo goed maken. “De spanwijdte van mijn armen is langer dan mijn lichaam zelf. Ha, dat kan ook komen doordat ik ben uitgerekt doordat ik altijd aan die rekstok hang. Die lange armen hebben voor mij een meerwaarde als turner. Mijn benen zijn juist iets korter dan mijn romp. Het zwaartepunt van mijn lichaam is daardoor net wat gunstiger dan bij andere turners. Dat zijn dingen waardoor het voor mij iets makkelijker is om die moeilijke oefeningen goed uit te kunnen voeren. Mijn lichaam is goed gebouwd voor topturnen, vooral voor de rekstok.”

Epke meet 1 meter 73. “Naar Nederlandse maatstaven ben ik een ukkie,” lacht hij, “maar voor een turner ben ik lang en op rek is dat een voordeel.”

Hij vraagt al jaren het uiterste van zijn lichaam. Aan Epke, naast het turnen student geneeskunde met als droom op een dag chirurg te zijn, de vraag of topsport gezond is voor zijn lichaam. “Dat vind ik een moeilijke vraag, ik moet als topsporter altijd de grens opzoeken en soms ga ik daar overheen. Dat is niet goed voor mijn lichaam. Ik vind het niet erg om pijn te lijden, als ik een keer wat breek, dan herstelt dat wel weer. Maar ik mag geen chronische problemen krijgen doordat ik te veel van mijn lichaam vraag. Toch denk ik dat de voordelen van een topsportbestaan opwegen tegen de nadelen. Maar je moet wel heel verstandig met dat lichaam omgaan, jezelf heel goed verzorgen en altijd luisteren naar dat lichaam, al is dat soms heel moeilijk. Het is niet eenvoudig om te stoppen als je iets voelt, terwijl het net zo lekker gaat tijdens de training.”

Zo’n chronische blessure heeft hij ook gehad aan zijn rechterschouder. Het noopte hem om rond de Spelen in 2008 een rigoureuze, moeilijke beslissing te nemen. Epke zegde de meerkamp vaarwel, besloot zich alleen nog toe te leggen op brug en rek. Van sprong, voltige, vloer en ringen nam hij met pijn in het hart afscheid. “Als ik per se die meerkamp wilde blijven turnen, moest ik mijn lichaam zo erg pushen dat ik de boel de vernieling in zou kunnen draaien. Het topsportleven is fantastisch, maar ik leid het niet ten koste van alles. Er is ook nog een leven na het turnen en dan wil ik heel graag een goede chirurg worden. Maar of ik niet te veel van mijn lichaam heb gevraagd, weet ik natuurlijk pas als ik ben gestopt met turnen. Ik kan niet honderd procent inschatten welke rekening ik moet betalen voor alle klappen die mijn lichaam te verduren heeft gehad, het hoge niveau dat ik van mijn lichaam vraag en het zoeken naar de grens. Hoe vaak hoor je niet dat mensen lichamelijke klachten kunnen herleiden naar de zware arbeid die ze vroeger hebben geleverd? Ik heb natuurlijk heel veel repeterende bewegingen gemaakt, kan me voorstellen dat ik daardoor in de toekomst hier en daar een pijntje krijg. Van mijn schouder heb ik juist steeds minder last.”

Elk nadeel heeft zijn voordeel. De schouderblessure zorgde er misschien wel voor dat Epke nu olympisch en tweevoudig wereldkampioen op rek is. “Ik heb zoveel progressie kunnen boeken, doordat ik al mijn energi  e alleen in rek en brug hoefde te steken. Als ik de meerkamp had blijven turnen dan had ik denk ik te weinig uren op rek gemaakt om olympisch kampioen te kunnen worden.”

Epke4 

Opdrukken
Hij vraagt veel van zijn lichaam, dagelijks traint hij vier uur verdeeld over twee sessies. Maar tegelijkertijd is hij er voorzichtig mee. Epke verzorgt zijn lijf goed, niets wordt aan het toeval overgelaten. “Onbewust rek en strek ik de hele dag door. Na trainingen ga ik soms nog eens extra naar de fysiotherapeut of masseur. Bij alles wat ik doe, stel ik mezelf de vraag of het goed is voor mijn lichaam en voor het turnen.”

Als Epke op vakantie gaat, is helemaal niets doen geen optie. Dan loopt hij veel te veel vertraging op. “Tijdens vakantie doe ik mijn krachttraining en allerlei oefeningen waarmee ik mijn lenigheid op peil houd. Ik loop dan geregeld op mijn handen door de kamer, is goed voor de kracht en de balans. En ik doe aan opdrukken en allerlei oefeningen om de belangrijke spieren aan te spreken.”

Maar denk nou niet dat Epke op elk moment de oefening tevoorschijn kan toveren waarmee hij vorig jaar de wereldtitel prolongeerde. “Mijn lichaam is er niet voortdurend klaar voor om topsport te bedrijven. Ik heb elk jaar twee periodes waarin ik wil pieken. In het voorjaar wil ik in vorm zijn voor het EK en in het najaar voor het WK. In totaal ben ik ongeveer twee maanden per jaar in topvorm. De rest van het jaar train ik hard om er voor te zorgen dat ik in die twee maanden ook mijn beste niveau kan laten zien. En na die grote toernooien pak ik mijn rust, laat ik mijn lichaam herstellen. Dan laat ik de teugels iets vieren, anders houdt mijn lijf het niet vol.”

Dit jaar is de uitzondering. Na het WK in Glasgow van 23 oktober tot en met 1 november, waar Epke zich hoopt te kwalificeren voor de Spelen en een goed resultaat met de Nederlandse ploeg wil boeken, zal hij zijn lichaam minder rust gunnen. Volgend jaar augustus hoopt hij zijn olympische titel te prolongeren in Rio en ook hoge ogen op brug te gooien. Kortom, werk aan de winkel. “Mijn rust heb ik nodig, maar in het jaar in aanloop naar de Spelen zit die me ook een beetje in de weg. Ik neem dus minder lang rust en probeer langer mijn vorm vast te houden en het niveau hoog te houden.”

‘Als ik bij de McDonald’s eet, krijg ik daar last van. Mijn lichaam merkt het meteen als ik gefrituurd eten neem’

Bitterbal
Als je naar zijn lichaam kijkt, zie je geen grammetje vet. Epke is volledig drooggetraind, alle spieren zijn zichtbaar. Het is een indrukwekkend gezicht. Natuurlijk kan de verhuisservice worden afgebeld als Epke komt helpen. En voor zware boodschappen zou hij zijn hand niet hoeven omdraaien. Maar alle spierkracht gebruikt hij uitsluitend in de turnhal, daarbuiten probeert hij zo weinig mogelijk energie te verspillen. “Onnodig lang staan voorkom ik en ik probeer niet te veel te tillen in aanloop naar een belangrijke wedstrijd. Ik ben dan alleen maar aan het herstellen en rusten tussen trainingen door. Zwaar tillen heb ik met de jaren echt wel afgeleerd. Natuurlijk ben ik sterk genoeg, maar ik kan zomaar een spiertje verrekken zonder dat ik daar erg in heb. Dat merk ik dan pas als ik aan de rekstok hang. Mijn familie staat ook niet toe dat ik zwaar til, die letten er ook echt op. Zij zijn bang dat het in mijn rug zou kunnen schieten.”

Bij het zo perfect mogelijk onderhouden van zijn lichaam, hoort uiteraard ook gezonde en uitgebalanceerde voeding. Epke maakt al jaren gebruik van een voedingsdeskundige. “Ik ben zo goed als 52 weken per jaar bezig met mijn voeding. Sinds 2008 doe ik dat bewust zo. Na een toernooi zou ik even mogen zondigen, maar na twee dagen wil ik gewoon weer gezond eten. Ik ben zo gewend om elke dag de goede dingen te eten. Als ik dat een keer niet doe, voel ik me niet lekker. Een keer een hamburger of een patatje zou echt niet meteen invloed op mijn prestaties hebben. Maar als ik dat neem, zou ik me meteen rot voelen en er dus ook niet van kunnen genieten. Na mijn carrière kan ik meer van een patatje genieten, nu denk ik meteen: dit is niet goed voor mijn sport.” 

De laatste keer dat hij naar de McDonald’s is geweest? Epke zou het zo niet meer weten. “Ik merk gewoon dat wanneer ik vettigheid eet, het verkeerd valt bij mij. Mijn lichaam is het niet meer gewend. Als ik bij de McDonald’s eet, krijg ik daar last van. Mijn lichaam merkt het meteen als ik gefrituurd eten neem. Een bitterbal vind ik heerlijk, hoor. Maar als ik er drie neem, breekt het me al op. Mijn lichaam kan dat moeilijk verwerken.”

Wat staat er dan wel op het menu bij hem thuis in Heerenveen? “Veel groente en fruit en bijna altijd natuurlijke producten. De vetten en slechte, snelle suikers probeer ik te vermijden. Als ik kook, gebruik ik ook geen pakjes meer. Ik bereid alles met droge en verse kruiden, daarmee maak ik het eten op smaak. Zo omzeil ik de E-nummers. Ik gebruik ook voedingssupplementen en na zware trainingen zorg ik dat ik voldoende eiwitten krijg om het herstel te bevorderen.”

Hij is niet alleen olympisch kampioen op rek en chirurg-in-opleiding, in Epke schuilt ook nog een goede kok. “Koken vind ik heel erg leuk. Ik word gedwongen om heel gezond te koken en heel bewust met voeding bezig te zijn. Ik heb geleerd waar ik de smaken vandaan moet halen, want als je alles uit een zakje haalt, weet je dat niet.”

Tekst gaat verder onder de foto

Functionele spieren
De jaren beginnen te tellen voor Epke. Hij is 29 jaar en merkt aan zijn lichaam dat hij een jaartje ouder wordt. “Er zitten voordelen, maar zeker ook nadelen aan het ouder worden voor mij als turner. Het voordeel is dat ik zoveel ervaring heb. Ik heb de meeste oefeningen al zo vaak gedaan, dat ik ze ook heel snel weer oppak. De kwaliteit van de trainingen is met de jaren omhooggegaan, maar de kwantiteit gaat naar beneden. De tijd van alsmaar herhalen is voorbij. Ik doe iets een paar keer en dan moet het goed zijn. Anders probeer ik het een dagje later weer, puur omdat het anders te zwaar wordt. Tien jaar geleden kon ik door blijven gaan.”

Het einde komt zo langzaamaan in zicht. Kijk je ook uit naar het moment dat je niet constant jezelf de vraag moet stellen of dat wat je doet goed is voor het turnen?
“Het geeft me nu ook houvast en ritme. Maar om het straks helemaal los te kunnen laten, lijkt me ook fijn.”

Maar denk niet dat Epke van de ene op de andere dag de rekstok niet meer aan zal raken. Het lichaam zal moeten afkicken. In sport heet het dat je moet aftrainen na jaren van fysieke inspanning. “Ik zal daar minstens een jaar voor moeten uittrekken. Ga maar na, ik begon al op mijn zesde serieus te trainen. Mijn lichaam heeft zich helemaal aangepast aan mijn sport. Die specifieke turnbelasting op mijn gewrichten zal ik toch langzaam moeten afbouwen. Het is niet goed om in één keer rigoureus te stoppen. Na de Spelen in Londen heb ik mezelf drie weken vakantie gegund, heb ik volledige rust genomen. Toen merkte ik al aan mijn lichaam dat ik pijntjes kreeg, een bepaalde stijfheid. Ik moet die belasting langzaam afbouwen, dan raakt mijn lichaam er wel aan gewend.”

Zover is het nog niet. Vooralsnog staat turnen op de eerste plaats. Een bijkomstigheid van al die uren in de turnhal, het krachthonk en de uitgebalanceerde voeding is te zien als Epke zijn shirt uittrekt. Het is een lichaam waar vrouwen van in katzwijm vallen en mannen toch op z’n minst een tikkeltje jaloers van worden. Maar hoe kijkt Epke zelf naar zijn lichaam in de spiegel? “Ik zie voor mijn sport functionele spieren. Ik vind een atletisch lichaam mooi, al hoeft dat opgepompte van mij niet per se. Als ik in de spiegel kijk, kan ik aan mijn lichaam zien of ik in vorm en goed getraind ben, aan de manier hoe mijn spieren uitkomen. Als mijn vetpercentage hoger is, zie ik die spieren minder goed.”

Je wordt veel geroemd om je lichaam.
“Ha, er zijn inderdaad ook andere mensen die het mooi vinden.”

Zijn er ook verbeterpunten of minpunten te noemen als je naar jouw lichaam kijkt?
“Die zijn er altijd, ook bij mij. Als ik wat groter zou zijn, zou het lichaam er ook automatisch wat mooier uitzien. Ach, ik ben tevreden met hoe ik ben. Het is prima zo.” 

Delen: