Word abonnee

Wielrennen

Laurine van Riessen en Matthijs Büchli: ‘Ineens werd het donker’

Manon van der Zwaal

Wielrennen

Laurine van Riessen en Matthijs Büchli: ‘Ineens werd het donker’

door: Rob Willemse
15 maart 2022
15 tot 20 minuten lezen

Na vallen volgde geen opstaan. Waarom het in de een­na­laatste bocht van de olympische wielerbaan van Tokio op het onderdeel keirin misging, weet Laurine van Riessen nog steeds niet. Acht gebroken botten, een ingeklapte long en een bloeding in haar hoofd bete­kenden het einde van haar droom: een tweede olympische medaille, nu op de Zomerspelen na het brons als schaatsster op de 1000 meter van de Winterspelen van 2010. Daardoor werd haar vriend Matthijs Büchli haar zorgverlener ter plekke. Nadat hij olympisch goud in de teamsprint had gewonnen, zag ook hij zijn medaillekans als regerend wereld­kampioen op de keirin sneuvelen. Thuis in Apeldoorn blikken ze terug op de Spelen van Tokio.

Matthijs: “Ik had al bedacht dat ik na de Spelen de overstap van de baan naar de weg zou maken, dus dat moest ik noodgedwongen een jaar uitstellen door corona.”

Laurine: “Voor mij had uitstel wel een voordeel, want het gaf me de kans me verder te verbeteren. Al was ik er in 2020 ook al klaar voor.”

Matthijs: “Ons sprintteam, met ook Jeffrey Hoogland, Roy van den Berg en Harrie Lavreysen, was zo sterk dat we in het geval van corona een zekere medaille zouden mislopen. Daarom zijn we ook, één vlucht na de eerste beruchte waarin Nederlandse sporters corona hebben opgelopen, eerste klas naar Tokio gevlogen; om de gepaste afstand te kunnen bewaren.”

Laurine: “Het zal je maar gebeuren wat besmette sporters is overkomen: opge­sloten worden in een Japans quarantai­nehotel, vijf jaar voor niks getraind. En we waren in de best denkbare vorm. Drie dagen voor mijn val werden Shanne Bras­pennincx en ik vierde op de teamsprint, een onderdeel waarop we niet getraind hadden, maar waaraan we deel moesten nemen om mee te mogen doen aan de individuele nummers: keirin en – mijn beste onderdeel – de sprint. Een dag later won Matthijs met Jeffrey, Roy en Har­rie goud op de teamsprint. Dus met de stemming en het zelfvertrouwen zat het goed.” Lachend: “O, het duurde even voor de prijsuitreiking begon en omdat ik Matthijs natuurlijk wel een beetje ken, wist ik waarom.”

Matthijs: “Van tevoren was verteld dat alleen de drie die de finale hadden gereden het podium op mochten. Dat betekende dat ik zou moeten toekijken. Meteen nadat het goud binnen was, heb ik de officials al laten weten: ik ga gewoon op het podium staan. Dat ging natuurlijk tegen het protocol in. Dus werd er ineens enorm rondgebeld met als uiteindelijk compromis: ik mocht het podium op, na het volkslied. Volgens mij is daar ter plekke ook nog een vierde medaille gegraveerd, voor mij dus.”

Laurine, lachend: “Jij kunt vrij over­ tuigend zijn, op een stoïcijnse manier.”

Matthijs: “Ja. Niet boos worden, maar gewoon heel rustig kijken en zeggen: nee, ik blijf niet hier, ik ga het podium op. Japanners worden heel nerveus als het protocol geschonden wordt. Ach, ik heb er een mooi verhaal aan over­ gehouden.”

Laurine: “Vanaf dat moment werd alles anders. In keirin kun je altijd het onverwachte verwachten. Ook daarom had ik hogere verwachtingen van de sprint. Maar dat ik zou vallen en in een ziekenhuis wakker zou worden; daar had ik geen rekening mee gehouden. Ik vind het een heel leuk onderdeel, maar ben niet zo ervaren als Matthijs. Die is tactisch heel slim en glipt altijd tussen iedereen door om in de beste positie te komen. Dat verschil kan komen doordat ik laat met baanrennen ben begonnen.”

Matthijs: “Hoe eerder je begint en hoe meer je oefent hoe beter het is natuurlijk. Dus als je, zoals Lau, tot je 27ste gewend bent geweest om op een schaatsbaan met één tegenstander tegen de klok te rijden, is het heel moeilijk nog aan te leren.”

Laurine: “Vaak gaat het ook heel goed en soms gaat het mis. En als dat op de Spelen gebeurt, is dat extra beroerd. Die kwartfinale was een moeilijke rit, ik moest bij de beste vier zitten en in de een-na-laatste bocht zat ik in het wiel van Emma Hinze, de Duitse wereldkampioene.”

Matthijs: “Naast Lau reed een Oekraïense en een Hongkongse kwam nog onderdoor. Daardoor raakte ze ingesloten.”

Laurine: “Ik voelde me zo sterk dat ik dacht: dit komt goed, ik zit zo meteen bij de laatste vier en ga door naar de halve finale. Totdat ik even naar boven stuurde en het achterwiel van Hinze raakte. Ineens werd het donker, totdat ik wakker werd in het ziekenhuis. Ook van die val weet ik niks meer. Dat heb ik echt terug moeten kijken. Het zag er niet eens heel erg uit. Maar dat de Britse Katy Marchant echt boven op me viel, heeft natuurlijk ook niet geholpen.”

Matthijs: “Ik zat op m’n hotelkamer te kijken en dacht eerst: shit. Natuurlijk wist ik: einde van haar medaillekans op dit onderdeel. Maar ik dacht nog niet meteen aan heel erge dingen, ook niet toen ik zag dat ze bleef liggen. Ik ging er nog van uit: die staat zo op en gaat morgen gewoon de sprint rijden.”

Laurine: “Dat dacht ik in het ziekenhuis ook nog. Daar wilden ze m’n pak openknippen, maar ik riep meteen: daar moet ik nog in rijden. Al besefte ik wel dat een goeie sprint rijden met zoveel pijn een flink stuk lastiger zou worden. Onze dokter zei meteen dat het pak al aan gort lag.”

Matthijs: “Die dokter heb ik meteen gebeld en hij vertelde dat ze buiten bewustzijn was geweest. Dan wordt het ineens een heel ander verhaal. Gelukkig was ze in het ziekenhuis snel bijgekomen en weer aanspreekbaar. Na dat belletje ben ik zo snel mogelijk naar het ziekenhuis gegaan.”

Laurine: “Dat mocht niet van mij, twee dagen later moest hij zijn keirinwedstrijden rijden en daar moest hij zich op focussen.”

Matthijs: “Vanwege corona mocht het van het ziekenhuis ook niet. Maar een paar uur na haar val was ik, met een mondkapje op, bij haar op de emergency high care unit; met onze sportarts en de teammanager. De coaches waren op de baan, want Shanne moest de keirinfinale rijden.”

Laurine: “Shanne won goud, hoorde ik in het ziekenhuis. Dat was wel een troost. Ik wist hoe hard zij ervoor gewerkt had en dat ze een heel zwaar traject achter de rug had na haar hartinfarct in 2015.”

Matthijs: “Ik was vooral blij omdat het redelijk goed met Lau leek te gaan; gezien de omstandigheden. Wel was duidelijk dat ze een aantal breuken had.”

Laurine: “Ik zat aardig onder de pijnstillende middelen. Zeven gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen en ik had ook nog een ingeklapte long en een bloeding in m’n hoofd.”

Matthijs: “De pijn kwam in golfbewegingen. Soms had ze heel veel last, maar dan kreeg ze wat extra pijnstilling en keek ze weer heel relaxed en blij.”

Laurine: ‘Ik zat aardig onder de pijnstillende middelen. Zeven gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen en ik had ook nog een ingeklapte long en een bloeding in m’n hoofd’

Laurine: “Pas toen ik de artsen hoorde praten over breuken wist ik dat de Spelen voorbij waren en mochten ze m’n pak openknippen. In het wielrennen zijn ook genoeg ongelukken gebeurd waarbij renners blijvende schade hebben opgelopen. Het had dus ook erger kunnen zijn. Maar dat besef kwam bij mij, en ook bij Matthijs, pas later. Daarbij had ik er niet veel aan kunnen doen. Geen medaille winnen omdat je iets verkeerds of stoms gedaan hebt, is veel vervelender. Maar dit was vette pech en ik besefte ook: ik kan hier heel lang over gaan nadenken, maar daar ga ik niets mee veranderen.”

Matthijs: “Zo moet je ook denken. Vier, vijf jaar lang ben je alleen maar bezig met je sport en je eigen prestaties. Als dan zoiets gebeurt en je gaat niet relativeren, ga je kapot.”

Tekst gaat verder onder de foto

Laurine van Riessen

Laurine: “Toch drong nog steeds niet echt door dat het sprinttoernooi de volgende dag zonder mij zou beginnen, al zal dat ook gekomen zijn door de pijnstillers die me suf hielden. Maar ik was er zo lang mee bezig geweest, op de fiets en in m’n hoofd. Omdat Matthijs zich op z’n eigen programma moest concentreren en niet met mij bezig kon zijn, had ik meteen al gezegd: blijf daar, blijf weg. Al was ik wel blij dat hij toch was gekomen. Mijn familie was in Nederland, en hij kon meteen zien dat ik redelijk oké was. Maar ik heb ’m daarna wel verteld dat ik hem de volgende twee dagen niet wilde zien.”

Matthijs: “Omdat me duidelijk was geworden dat ze geen blijvende schade had opgelopen, was ’t makkelijker om weg te blijven en de knop om te zetten. Haar situatie heeft ook geen invloed op mijn rijden gehad.”

Laurine: “Zijn wedstrijden heb ik op de laptop in het ziekenhuis gekeken toen ik nog onder de zware pijnstillers zat. Bang dat hij ook zou vallen was ik niet. En ik zag dat hij na de eerste serie door was, maar even later bleek dat toch niet zo te zijn. Tussendoor zat ik ook met m’n familie te appen. Daarna zag ik zijn herkansing en was hij alsnog door: mooi. Daarna ben ik even weggezakt en toen ik weer keek, bleek dat hij toch weer niet door was en moest overrijden. Dus tweemaal heb ik gedacht: hij is door en tweemaal bleek dat toch niet zo te zijn. Dat was voor mij in een ziekenhuiskamer en onder zware medicatie moeilijk te begrijpen.”

Matthijs: “Volgens een heel streng en slecht jurylid had ik iemand afgesneden. Normaal word je voor zoiets nooit teruggezet, maar nu waren er extra camera’s waarop volgens dat jurylid te zien was dat ik fout had gezeten. Met twee vollebakritten in de benen was ik al helemaal naar de kloten, ik had ook geen hersteltijd en was daardoor bij voorbaat eigenlijk al kansloos toen ik moest overrijden. Dat ik toch nog derde werd, was een bewijs van mijn topvorm. Maar ik had bij de eerste twee moeten zitten. Bij de jury ben ik blijven proberen ze op andere gedachten te brengen, maar nee…”

Laurine: “Ook dat bedoelde ik dus met: in keirin kan altijd van alles gebeuren.”

Matthijs: “Balen, einde toernooi waar ik zo naar toe had geleefd. Boos was ik niet eens. Misschien was ik daar wel te moe voor. Drie ritten vlak achter elkaar rijden is zo zwaar. M’n benen deden zo’n pijn. Lopen kon ik niet. Ik heb een half uur op de grond gelegen en daarna wilde ik alleen maar koud water over me heen. Daarom ben ik onder een koude douche gaan staan en heb tussendoor bij de wc van pure vermoeidheid nog overgegeven.”

Tekst gaat verder onder de foto

Matthijs Büchli

Laurine: “Dat Matthijs eruit lag, had ik wel door. Maar ik had dus geen idee hoe dat gegaan was. Ook zijn medaille was weg en voor hem was goud heel reëel geweest. Ik wist hoe hard hij ervoor gewerkt had. Al kwam alles door die zware medicatie wel iets minder hard binnen. En omdat hij klaar was met fietsen, kon hij elke dag langskomen. Dat was wel gezellig, want ik lag alleen op een kamer. Al was ik nog niet veel waard. Ik heb veel geslapen, geappt met de mensen in Nederland en ik werd vaak gebeld. Verder mocht en kon ik heel weinig. Op een gegeven moment wilde ik wel wat door dat ziekenhuis gaan struinen, maar dat mocht niet: alleen in bed liggen en naar de wc moest ik met de rolstoel. Maar met m’n benen was niks mis. Verder deed alles pijn.”

Matthijs: “Hoesten, niezen, ademen, lachen, omdraaien, bewegen… Dat ze dan pijn had, was goed te zien. Elke dag was ik bij haar, van één tot zes uur. Mijn feeststemming vanwege het goud met de teamsprint was al weg door Lau’s val en mijn keirinpech. Dat ik langer mocht blijven om haar daar niet alleen te laten liggen, had het NOC*NSF goed geregeld. Ze waren goed verzekerd, want twee weken extra was best een dure grap.”

Laurine: “Ik was heel blij dat hij er was. Af en toe nam hij pasta of pizza mee. In die eerste week was ik ook jarig.”

Matthijs: “En dat hebben we gevierd. Haar verjaardag vindt Lau belangrijk. Ik had er ook de tijd voor, ben naar een feestwinkel gegaan en heb slingers en taart gehaald. Was leuk.”

Matthijs: ‘Mijn feeststemming vanwege het goud met de teamsprint was al weg door Lau’s val en mijn keirinpech’

Laurine: “De tweede week heb ik op de hometrainer gezeten: twintig minuutjes per dag. Ik werd voor gek verklaard, maar het stelde niets voor. Wel lekker om even van de kamer af en in beweging te zijn. Het voelde ook als eerste stap naar ‘weer normaal zijn’. In oktober was het WK en ik wilde weer zo snel mogelijk op niveau zijn. Toen ik minder zware pijnmedicatie kreeg en weer normaal kon denken, ben ik aan de gang gegaan met bedankjes voor de ploeg en alle mensen die me zo gesteund hadden. Omdat we vaak in Japan waren geweest, kennen we best veel Japanners en die hebben ons goed geholpen, met van alles. Matthijs heb ik op pad gestuurd voor cadeautjes.”

Matthijs: “Ze is kaartjes gaan schrijven; voor anderen terwijl ze zelf in het ziekenhuis lag.”

Laurine, lachend: “Ach, het houd je een beetje bezig. In het begin had ik er geen puf voor, had ik pijn en wilde ik alleen maar slapen. Ik had zelfs geen zin om naar huis te gaan.”

Matthijs: “Maar na twee weken wilden we wel naar huis en hebben we het voor elkaar gekregen dat we iets vroeger…”

Laurine: “Ja, dat heb jij wel goed gepusht.”

Matthijs: “In het ziekenhuis stelden ze maandag voor. Wij zeiden: ‘Nee, wij willen wel graag deze zaterdag. Dus gaan we zaterdag en niet maandag.’ Er was ook veel contact met Nederlandse artsen en omdat die het goed vonden, was het verantwoord.”

Laurine: “Dat was alweer een voordeel dat Matthijs er was. Die kon veel regelen en bellen met Nederland.” Lachend: “En had ik al gezegd dat hij overtuigend kan zijn?”

Matthijs: “Ik had contact met NOC*NSF, met Eurocross dat alles medisch regelde, met artsen, het ziekenhuis en onze eigen sportarts. Vrijdagavond kregen we groen licht, zaterdag waren we weg.”

Laurine: “De reis in die vliegtuigstoel – weer eerste klas – ging goed. Liggen was de eerste zes weken te pijnlijk, net als zitten; half rechtop zitten gaf de minste last. Een ziekenhuisbed is natuurlijk goed in te stellen en dat geldt ook voor zo’n vliegtuigstoel, dus met een flinke pijnstilling ging dat best wel. Het was leuk om op Schiphol onze families weer te zien. Maar daarna werd het lastig, veel lastiger dan in het ziekenhuis. Op plekken komen waarvandaan je vertrokken bent om een olympische medaille te halen en waar je hele voorbereiding ligt, was heel confronterend. Daar kwam bij dat ik weer ging trainen wat behoorlijk pijn deed.”

Matthijs: “We zijn gaan googelen hoelang er stond voor herstel van zeven gebroken ribben: na zes maanden kun je redelijk normaal zitten. Nou, na zes weken trainde Lau weer op de baan en tweeënhalve maand later, in oktober, reed ze het WK; wel met veel pijn.”

Laurine: “Dat ik me voor dat WK kwalificeerde, gaf houvast en was al een overwinning. Sinds februari 2020 had ik vanwege corona geen wedstrijden gereden, op dat korte optreden op de Spelen na. In Tokio ging ik voor een medaille, op het WK was dat echt niet reëel. Maar ik was er. Nu focus ik me op het komende WK in Parijs. Aan de Spelen van 2024 denk ik nog niet. Ik word dan 37 en denk dat Tokio mijn laatste kans was een medaille te halen op de Winter- én de Zomerspelen. Al zeg ik nooit: nooit. En Matthijs is nu wegrenner. Laat hij die olympische medaille maar winnen in een mooie eindsprint.”

Helden Magazine 61

Het verhaal van Matthijs Büchli en Laurine van Riessen komt voort uit Helden Magazine 61. In deze editie wordt er stil gestaan bij Johan Cruijff. Cruijff zou op 25 april 75 zijn geworden. Barbara en Frits Barend reisden naar Barcelona voor een bijzonder gesprek met Jordi Cruijff over zijn vader.

In Helden Magazine 61 lees je een uitgebreid interview met Kiki Bertens en Marit Bouwmeester. De mama’s in spé behoren tot de succesvolste sportvrouwen die Nederland ooit heeft gehad en staan nu voor een nieuwe uitdaging in hun leven. Ook spraken we Justin Bijlow en zijn vriendin, zij verwachten in juni hun eerste kindje. Het gaat de keeper van Feyenoord en Oranje voor de wind. Daarnaast is Jurriën Timber onomstreden in de verdediging bij Ajax en Oranje. Een gesprek over zijn moeder, tweelingbroer Quinten, Curaçao en Louis van Gaal.

Ook spraken we met Emma Oosterwegel over haar geheim, hoort Tallon Griekspoor er nu echt bij én behoort Sebastian Langeveld tot de beste Nederlandse klassiekerrenners van het peleton. Joey & Henk Veerman zijn oud-teamgenoten, vrienden en plaatsgenoten. De Volendammers gingen het gesprek aan over onder meer hun vriendschap en transfers. Bovendien een bijzonder interview met Stig Broeckx, de oud-wielrenner lag maandenlang in diepe coma en was gedoemd een kasplantje te worden, maar stond letterlijk weer op.

Verder was Gijs van Lennep een succesvolle autocoureur in de jaren zestig en zeventig. Reist Youri Zoon al negentien jaar als kitesurfer de wereld over en gaat nu een nieuwe uitdaging in zijn leven aan: de triatlon. Blikten we terug met Hennie Kuiper op zijn imposante wielercarrière. Victoria Koblenko trekt een sprintje met 400 meterloper Liemarvin Bonevacia én Jill Roord staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij David Leeuw met zijn gezin.

Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 61 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Delen: