Word abonnee

Voetbal

John de Wolf: ‘In het veld ging ik over lijken’

Lars van den Brik

Voetbal

John de Wolf: ‘In het veld ging ik over lijken’

door: Jasper Boks
24 juli 2017
22 tot 27 minuten lezen

Hij geeft clinics aan kinderen, ondersteunt werkzoekende vijftigplussers en roept fans op zich te gedragen. “Ik vind het leuk als ik mensen blij maak,” zegt de nog altijd ongekend populaire John de Wolf. We gingen bij hem langs in Spakenburg, waar hij voetbaltrainer is, voor een gesprek over Feyenoord, de dood en zijn imago. “Ik geil niet zo op mezelf, hoor.”

“Sneller, boys! Hé, niet stilstaan! Tempo! Kom in de bal. Niet verstoppen!” schreeuwt hij met zware, basale stem naar de spelers. John de Wolf kijkt geconcentreerd en draagt zwarte lange kousen, een zwarte korte broek en een zwart T-shirt met in witte letters de initialen JdW. Zijn armen heeft hij over elkaar, de benen zijn iets gespreid.

Hij blaast op z’n fluitje, om z’n rechterpols heeft hij een armbandje van kralen. “Stoppen! Blijf allemaal zo staan.” John beent het kunstgrasveld op, vertelt wat er fout ging en hoe het wel moet. De spelers luisteren, ze knikken alleen of zeggen: “Ja, trainer.” Hij straalt autoriteit uit, met zijn gemillimeterde haar en stoppelbaard. Aan het einde van de training moet het verliezende team van hem opdrukken. Daarna komt iedereen in een kring om hem heen staan. John praat, de rest zwijgt.

Hij wijst de spelers vervolgens naar een rij stoeltjes op het veld. “We gaan een elftalfoto maken, boys!” John neemt plaats in het midden van de eerste rij. Borst naar voren en routineus plaatst hij de handen op de knieën. Met een strakke blik kijkt hij recht in de lens. Daarna zit zijn eerste training als trainer van SV Spakenburg erop.

“Gisteren zat ik nog in Italië. Overgangetje hoor,” zegt John. Zijn huidskleur verraadt drie weken zon aan het Gardameer. Over een ‘overgangetje’ gesproken. Een paar weken eerder troffen we hem nog in Veenendaal bij tweededivisionist GVVV. Zijn transfer heeft voor nogal wat commotie gezorgd binnen het amateurvoetbal. “Ik had het prima naar m’n zin, prettige club, goeie spelersgroep. Met m’n volle verstand heb ik een tweejarig contract getekend bij GVVV. Maar ik heb altijd gezegd dat als de kans zich voor zou doen om naar Spakenburg te gaan, ik die zou grijpen. Ook al zijn ze net gedegradeerd naar de derde divisie, het is voor mij de mooiste amateurclub om te werken.”

Het was voor John de trein die hij niet kon laten passeren. “Het ging me niet om geld, daar hadden we het pas na drieënhalf uur in ons eerste gesprek over. Iets van vijftig man had gesolliciteerd voor deze functie, maar ze hadden mij op hun lijstje staan. Ik was vereerd.”

‘Een tijdje heb ik gedacht: jeetjeminaFeyenoord mag ook weleens bij mij komen’

Aan John de taak om De Blauwen, de club van de boeren en klerken, terug te brengen in de tweede divisie, daar waar aartsvijand en buurman IJsselmeervogels, de club van het volk en de vissers, net heen is gepromoveerd. De beladen derby tussen De Rooien en De Blauwen moet terug op de agenda in Spakenburg.

Hij is assistent-trainer geweest bij Sparta, verder is hij sinds 2000 coach geweest van een lange rij amateurclubs. De vraag waarom hij niet te bewonderen is als trainer in de eredivisie krijgt hij geregeld. “Ik heb niet de papieren om aan de slag te mogen in de eredivisie of Jupiler League, die ambitie heb ik ook niet. Bij een amateurclub trainen we in de avond, wat inhoudt dat ik overdag andere mooie dingen kan doen.”

Nog vaker wordt hem gevraagd waarom hij als boegbeeld niet ‘iets’ bij Feyenoord doet, de club waarvoor hij tussen 1989 en 1994 uitkwam en waarmee hij drie keer de KNVB-beker en in 1993 de landstitel won. “Natuurlijk blijft Feyenoord altijd jeuken, jarenlang had ik de droom om ooit bij mijn cluppie terug te komen. Maar ik werd nooit gevraagd. Ik heb een tijdje gedacht: jeetjemina, de club mag ook weleens bij mij komen. Dat heb ik nooit hardop geroepen, want dat was natuurlijk meteen een heel ding geworden en ik wilde niet voor onrust zorgen. Drie maanden terug heb ik een bak koffie gedronken met technisch directeur Martin van Geel. Hij vroeg me later of ik coach van Feyenoord onder 19 wilde worden. Ik was gevleid, het streelde m’n ego. Maar ja, ik had net voor twee jaar getekend bij Spakenburg. Wie weet in de toekomst.”

De komende tijd maakt hij de gang van woonplaats Leiden naar het voormalige vissersdorp, waar hij ook een eigen voetbalschool gaat beginnen om voor een betere doorstroming van jeugd naar het eerste elftal te zorgen. Op zondag hoeft hij sowieso niet af te reizen, dan wordt er niet gevoetbald in de gereformeerde gemeenschap.

“Ik ben niet van het geloof, geloof in mezelf. In de kerk kom ik weleens, tijdens mijn vakantie nog. Hebben mijn vriendin en ik er kaarsjes aangestoken. Inge voor haar ouders, die allebei zijn overleden. En ik voor m’n vader, een goede vriend en mijn voormalige schoonmoeder, die er niet meer zijn. Ik hoop heel erg dat er straks nog iets is, ben als de dood voor de dood. Ik ben zo bang voor wat ik achterlaat, weet hoeveel verdriet ik nog altijd heb van het verlies van m’n vader. Als ik dan bedenk hoe het voor de mensen die mij liefhebben moet zijn als ik wegval… Daar kan ik nu al slapeloze nachten van krijgen.”

Op zijn lijf heeft hij meerdere tatoeages, allemaal verwijzingen naar mensen die hem zeer dierbaar zijn. Naast zijn drie kinderen, vriendin en zijn moeder, verwijzen er drie naar de mensen die hem ontvielen en voor wie hij een kaarsje brandde in Italië. “De R op mijn rechterenkel staat niet voor ‘rechts’, maar voor ‘Rien’. Ik was altijd met hem samen, ze dachten dat-ie m’n bodyguard was. Hij was in de dertig en ineens was m’n beste vriend er niet meer. Hersenbloeding.”

De tatoeage op zijn linkerbovenarm verwijst naar zijn ex-schoonmoeder en die op de rechterbovenarm is de sterfdatum van zijn vader, die op 1 augustus 1999 overleed op slechts 58-jarige leeftijd. “Ik denk nog elke dag aan m’n vader. Dat hij er niet meer is, went nooit. Het voelt nog altijd alsof het net is gebeurd. Niet dat ik elke dag van slag ben, maar ik denk geregeld: had pa dit maar meegemaakt.”

Hij neemt een slokje van z’n cola light. “M’n vader moest van de artsen langskomen in het ziekenhuis en kreeg de boodschap dat hij nog maximaal een jaar te leven had door een probleem met zijn hart en longen. M’n vader begon keihard te huilen aan tafel toen hij het ons vertelde… ‘Ik vind het zo zielig voor jullie,’ zei hij. Ik zei: ‘Zielig voor ons, het is zielig voor jou!’ Nu begrijp ik zijn woorden van destijds, hij was ook bang voor wat hij achterliet. Hij overleed uiteindelijk aan een longontsteking. De dag dat hij stierf, had ik hem ’s ochtends nog aan de telefoon. Ik was er niet bij toen hij overleed. Te laat. Ik heb heel lang niet kunnen begrijpen waarom hij niet op me had gewacht. Nu snap ik ook dat beter. Je wilt niet vlak voor je heengaat het intense verdriet van je kinderen zien.”

John laat op z’n mobiel zwart-witfoto’s van zijn vader als twintiger zien. Hij lijkt op acteur James Dean. “Wat karakter betreft, lijk ik op m’n vader. Hij was ook een gever, wilde ook altijd mensen pleasen.” Hij scrolt door naar een foto van z’n moeder. “Voor m’n moeder is het ook zwaar, zonder m’n vader. Pa was haar eerste vriendje. Iedereen denkt altijd dat ik een grote, blonde moeder heb. Is niet zo. Kijk, ze is net een klein, donker, Italiaans vrouwtje. Vorige maand is ze 75 geworden, heb ik haar 75 rode rozen gegeven.”

Op de foto is John te zien met zijn moeder, te midden van het gigantische boeket. “Ik heb nog nooit woorden gehad met m’n moeder, ze is de makkelijkste vrouw die ik ken. Op m’n ruggenwervel heb ik een tatoeage voor m’n moeder, in Chinese tekens staat er: ‘Ik hou van je, ma.’”

“Goed zo Messi!” roept John tegen een jongetje in een Barcelonashirt. In het voorbijgaan, geeft hij hem een aai over de bol. Vol trots kijkt het jochie naar zijn moeder langs de kant, die steekt vol trots twee duimen op.

Dertig jongens en meisjes staan in een rij. Een voor een dribbelen ze met de bal aan de voet op John af, bij hem aangekomen moeten ze hem met een schaarbeweging passeren. Een meisje die over de bal struikelt, pakt hij bij de schouders en hij doet nog een keer voor hoe ze de beweging moet maken. “Nog een keertje,” roept hij daarna tegen het meisje. Als het goed is gegaan, vraagt hij aan alle vaders, moeders, opa’s en oma’s die in rijen om het veldje staan om applaus. Na afloop roept hij alle kinderen een voor een naar voren. Ze krijgen een diploma en John gaat met elke deelnemer aan de clinic op de foto. Als een jongetje met een Ajax-shirt aan de beurt is, vraagt John hoofdschuddend met z’n zware stem. “Moet je dat shirt van je vader, je moeder of van jezelf aan?” Het kind zegt dat het van papa moet. John toont een grote grijns, geeft het jochie een aai over de bol en zegt: “Nou, kom maar.”

Geregeld geeft hij deze clinics op Landal Coldenhove in Eerbeek, in de mei- en zomervakantie zelfs drie keer in de week. Na afloop bestormen de ouders en grootouders hem. Ook zij willen met hem op de foto. Een half uur later stapt hij eindelijk het veldje af.

“Die kinderen weten vaak niet wie ik ben, of ze hebben me nog even opgezocht op internet, merk ik. Zo leuk om te doen, ik krijg er zoveel energie van. De kinderen mogen meedoen tegen een inleg van minimaal vijf euro. Er kunnen er dertig meedoen en die zijn er ook altijd. Ik verdien er niets aan en Landal ook niet, de opbrengst gaat rechtstreeks naar Right To Play.”

Hij verwijst naar zijn jeugd in Schiedam, waar hij dagelijks met een bal op straat te vinden was. “We roepen allemaal dat kinderen veel meer moeten bewegen. De jeugd wil echt wel bezig zijn met sport en spel, merk ik tijdens de clinics, maar ze moeten wel de gelegenheid krijgen. Het moet wel voor ze georganiseerd worden.”

John is zelf vader van zoons Rodney en Desley en dochter Stacey. De oudste wordt dertig, de jongste is net 24. “Ik ben twaalf jaar geleden gescheiden, de kinderen zijn daarna bij hun moeder blijven wonen, totdat ze uit huis gingen. Ik heb me altijd een beetje schuldig gevoeld, dat we zijn gescheiden en dat ik bij hen weg ben gegaan. We hebben kinderen op de wereld gezet met de bedoeling ze samen oud te zien worden. Het was moeilijk, maar ik wist dat ze het goed hadden bij hun moeder, dat maakte het makkelijker de situatie te accepteren. Het minste wat ik kan doen, is er voor de kinderen zijn als ze me nodig hebben.”

Het contact met zijn ex is goed, net als die met z’n kinderen. “De kinderen wonen alle drie samen. Mijn ex heeft het grootste deel van de opvoeding voor haar rekening genomen, omdat ik vaak weg was door het voetbal.”

‘Toen ik in 1999 stopte met voetbal is meteen het haar eraf gegaan en gingen de oorbellen uit

John de Wolf die in pak in de Tweede Kamer politici toespreekt. Het gebeurde in oktober. Vorig jaar werd hij benaderd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de vraag of hij zich in wilde zetten voor de werkzoekende vijftigplusser. John dacht eerst aan Bananasplit. Het bleek serieus. Minister Lodewijk Asscher prees John als een daadkrachtig persoon, die werkgevers, werknemers en werkzoekenden streng toe kan spreken als het moet, maar ook een schouderklopje uit kan delen.

“Wat er ook mee te maken heeft is dat ik zelf vijftigplusser ben. En ik was in Maassluis, Schiedam en Vlaardingen al twee keer per week aan het sporten met werkzoekenden in de sportschool. Dat project heet Stroomopwaarts. Met mijn netwerk probeer ik mensen weer aan een baan te helpen of ze minimaal te motiveren weer aan de slag te gaan.”

Bij zijn functie als boegbeeld van de werkzoekende vijftigplussers hoorde ook een bezoek aan Den Haag om met Kamerleden te praten die zich bezighouden met werkloosheid. “Zwetende oksels,” lacht John. “Joh, ik ben toch geen politicus. Maar ik vond het ook bijzonder dat ze bij mij uitkwamen. En blijkbaar doe ik het goed, want mijn ambassadeursrol is verlengd tot eind dit jaar.”

De Facebookpagina ‘John de Wolf op Onderzoek’ is al 2,4 miljoen keer bekeken. Daarop zijn ook filmpjes te zien waarin John met werkzoekenden langs bedrijven gaat. “Wij proberen juist te wijzen op de voordelen van vijftigplussers in dienst nemen. Ze zijn niet snel ziek, zwak of misselijk, hebben ervaring, blijven onder stress vaak rustig, ze hebben geen kleine kinderen en ze sporten niet meer in de weekenden en zijn dus heel flexibel. Ik maak bij bedrijven vaak de vergelijking met een voetbalteam. Het beste team is een mix tussen jonge honden en spelers met ervaring.”

Tekst gaat verder onder de foto

John laat z’n gezicht ook zien bij bijeenkomsten, luistert wat er speelt. “Het probleem ligt niet alleen bij de werkgevers. Het kan geen kwaad om de werkzoekende vijftigplusser af en toe eens een schop onder de kont te geven of een spiegel voor te houden. Ik zeg vaak dat ze niet op zoek moeten naar een baan, maar naar werk. Als er iets voorbijkomt, ga dan niet meteen zeggen: ‘Is niets voor mij, kan ik niet, wil ik niet.’”

Hij komt ook schrijnende gevallen tegen. Mensen die al honderden keren hebben gesolliciteerd en maar amper respons krijgen. “Ik ken ook het verhaal van een man die elke dag trouw met z’n broodtrommel in de hand de deur uit gaat, terwijl hij al een tijdje zonder werk zit. Hij wil het z’n kinderen niet vertellen, schaamt zich. Met z’n broodtrommel gaat hij elke dag de boer op, op zoek naar een baan.”

Bij zijn bezoek aan de Tweede Kamer sprak hij ook met 50Plus-bewindsvoerder Henk Krol. “Nee, een politieke carrière is niets voor mij. Ik zeg dingen vanuit mijn hart, als politicus kun je niet zomaar alles roepen. Dan moet ik dus acteren. Het moet geen soap worden en ze moeten me al helemaal niet als een soort clown zien.”

Laat hij zich maar op zijn manier inzetten voor de samenleving. Zoals na de onverwachte nederlaag van Feyenoord tegen Excelsior. In plaats van feest wegens het binnenhalen van de landstitel, braken er rellen uit in Rotterdam.

“Ik zat in de studio bij FOX Sports, toen ik thuiskwam, zag ik de beelden. Er werden stenen geworpen richting ME’ers. Ik kon dat niet over m’n kant laten gaan, moest iets doen. Ik heb een paar quotes opgeschreven met m’n vriendin Inge, heb contact opgenomen met m’n maat Arjan Verhagen en die heeft weer contacten bij de gemeente. Voordat ik het wist, stond ik op woensdagmorgen half zeven in een ME-pak en voor een ME-bus mijn boodschap te verkondigen, terwijl Arjan het opnam met z’n mobieltje.”

In het filmpje riep hij supporters op hun koppie erbij te houden en ervoor te zorgen dat de huldiging niet in gevaar kwam. “Ik ben ook Feyenoorder. Omdat ik in zo’n pak sta wil niet zeggen dat ik geen Feyenoord-hart heb. Laten we ervoor zorgen dat we niet tegenover elkaar staan, maar naast elkaar. Denk aan onze mooie club. Hand in hand.” Het filmpje werd meteen door alle media opgepikt, ’s avonds zat hij bij RTL Late Night aan tafel. “Ik vertelde wat de politieagenten, ME’ers en burgemeester Ahmed Aboutaleb ook dachten, maar als een jongen van de club het roept, komt het toch beter binnen.”

De dag nadat Feyenoord de eerste landstitel sinds 1999 binnensleepte, was John ook op de Coolsingel, daar waar hij in 1993 zelf op het bordes stond. “Toen ik aan kwam rijden, was alles afgezet. Toen de ME’ers me zagen, wilden ze meteen met me op de foto en ze gaven me een vrijgeleide. Ze waren zo blij dat ik voor hen op was gekomen. Tijdens de huldiging is er geen wanklank geweest. Sterker, politieagenten stonden het feest mee te vieren. Het is niet alleen het filmpje van John de Wolf waardoor het rustig bleef, maar het heeft wellicht geholpen.”

Een grote glimlach komt op z’n gezicht als hij terugdenkt aan maandag 15 mei. “Ik was al vroeg in de stad, moest bij Tattoo Bob zijn waar fans op kosten van Qmusic tatoeages konden laten zetten. Ik zag in alle vroegte al vaders met hun kinderen door de stad lopen in Feyenoord-shirts. Dat beeld ga ik niet snel vergeten. En nu gaat Feyenoord de Champions League in. Het is niet de bedoeling dat ik een tweede filmpje op moet nemen.”

Tekst gaat verder onder de foto

John die opkomt voor werkzoekenden, die clinics geeft aan kinderen, die politici toespreekt en fans vertelt zich te gedragen. Hij snapt wel dat mensen denken dat hij een gedaanteverwisseling heeft ondergaan.

Velen denken bij het vallen van zijn naam immers in de eerste plaats aan de robuuste verdediger met de lange manen, stoppelbaard en norse blik. Díe John boezemde angst in, aanvallers deden het in hun broek als ze tegenover hem stonden.

“Er waren twee Johns,” zegt hij. “In het veld ging ik over lijken, daarbuiten ben ik altijd iemand met een goed hart geweest, die geweld en ruzie haat. Maar ja, die John zagen veel mensen niet. In het veld kon ik mensen intimideren, dat hoort bij topsport. Mooi meegenomen als mensen dachten: o jee… Maar het begon wel met presteren. Als je de spitsen niet uitschakelt, lachen ze je uit. Dan maakt het niet uit dat je lange haren hebt, een stoppelbaardje laat staan en oorbelletjes indoet. Ik merk nog altijd dat mensen ontzag voor me hebben door hoe ik was op het veld. En wat misschien ook niet helpt, is mijn mimiek. Ik kom soms boos over, terwijl ik dat niet ben. Weet ik vaak niet van mezelf.”

Maar John was ook iemand die graag op stap ging. En er was het kaartincident. In 1994 werd hij tijdens een partijtje poker om veel geld met Feyenoord-maatje Rob Witschge en Ajacieden Frank en Ronald de Boer betrapt op vals spelen bij Oranje. Ook dat zit aan hem vastgeplakt. Hij vertelt erover in zijn biografie De Wolf, John en ook tijdens FC De Rebellen, een theatershow waarin markante oud-voetballers hun verhaal doen, biechtte hij het op.

“Iedereen van een jaar of vijftig heeft wel een smetje, waarvan hij of zij denkt: kon ik het maar terugdraaien,” zegt John, “ik ben keihard gestraft voor wat ik heb gedaan. En terecht. Het is een zwarte bladzijde in m’n carrière. Ik heb op de blaren moeten zitten. En het heeft me indirect ook het WK van 1994 gekost, waar de kans groot was geweest dat ik had gespeeld in de verloren kwartfinale tegen Brazilië. Dan had ik op Romário gestaan. Ik raakte geblesseerd op de training, een spierscheuring in m’n kuit. Een gevolg van de stress en de spanning.

‘Ik zie de foto’s weleens terug van mezelf in die kleren en denk dan: tjongejonge, hoe heb je er ooit mee durven rondlopen’

Rob heb ik daarna een paar keer gesproken, we zijn on speaking terms als we elkaar tegenkomen. Daar ben ik blij om hoor, want het heeft wel aan me geknaagd. Met Ronald en Frank praat ik ook gewoon, Ronald kom ik geregeld tegen bij FOX. Die jongens hebben hopelijk ingezien, ondanks dat het not done was wat ik heb gedaan, dat het eigenlijk niet bij me paste. Maar ja…”

Zijn wilde haren is hij letterlijk en figuurlijk kwijt. Onlangs doneerde John het laatste stukje haar dat hij had bewaard aan het Feyenoord Museum. “Toen ik in 1999 stopte met voetbal is meteen het haar eraf gegaan en de oorbellen gingen uit. Voetbal was klaar en met dat kapsel was ik ook klaar. Ik ging de trainerscursus doen, was 37. Het voelde alsof ik een nieuw leven binnenstapte. Het haar lag sindsdien in een plastic zakje in de kast. Het kostte me geen enkele moeite het af te staan. Ik ben niet zo van het bewaren, heb één Oranjeshirt overgehouden. Die heb ik ingelijst, met een foto erbij van mezelf in dat shirt met m’n twee zoons, want m’n dochter was nog niet geboren. M’n vader bewaarde wel alles, verzamelde videobanden, foto’s en krantenknipsels van me. Nee, ik geil niet zo op mezelf hoor,” zegt hij, gevolgd door een harde lach.

Zelf voetballen mist hij niet. “Het kan ook niet meer, m’n knieën zijn heel erg slecht. Wat ik mooi vond, was met mannen onder elkaar in de kleedkamer zitten na een wedstrijd. Daarom geniet ik er als trainer ook zo van als ik die gasten zie na een wedstrijd. Ik blijf dan trouwens niet lang in de kleedkamer hangen. Ze mogen het ook over mij hebben, zoals ik het ook over m’n trainers had. En als we op trainingskamp gaan, weet ik ook wat er achter m’n rug om gebeurt. Ze moeten op tijd naar hun kamer, maar ik ben geen politieagent. Dat heb ik van Willem van Hanegem en van Wim Jansen geleerd. Als ze weg willen, dan gaan ze maar. Maar ik moet er niet achter komen.”

De namen van zijn oud-trainers bij Feyenoord zijn genoemd. “De Kromme en Jansen hebben een speciaal plekje in m’n hart. Aan alle trainers bewaar ik goeie herinneringen, maar onder hen ben ik echt een betere speler geworden. Hoe zij met spelers omgingen: fantastisch. Iconen. Als ik ze tegenkom, zeg ik nog altijd ‘trainer’ tegen ze.”

Ook oud-collega’s komt hij geregeld tegen. Ruud Heus, Regi Blinker, Henk Fraser. “Het is altijd meteen ouwe jongens krentenbrood. We zijn allemaal onze eigen weg gegaan. Ik heb meteen dingen aangepakt na het voetbal, ben niet stil blijven staan. Ik ben een aanpakker en kom er steeds weer achter dat ik tot meer in staat ben dan ikzelf voor mogelijk had gehouden. Ik leid een mooi leven, vol variatie.”

John de Wolf heeft over aandacht nog altijd niet te klagen, blijkt als we Spakenburg in lopen. Sterker, naast de vrouwen in klederdracht, lijkt Spakenburg er een attractie bij te hebben. Hoofden draaien als vanzelf om als hij passeert. “Hé, John de Wolf!” klinkt het heel wat keren. Mensen maken van afstand foto’s van hem. Bij de haven roept een vrouw triomfantelijk vanaf een boot, terwijl ze naar een meisje naast zich wijst: “Meneer De Wolf, zij is ook voor Feyenoord!” “Hartstikke mooi, mevrouw,” antwoordt John vriendelijk. Een kelner komt vertellen dat hij ooit, toen John nog bij FC Groningen speelde, met hem op de foto is gegaan. “Echt waar? Wat leuk,” zegt John welgemeend. Voor iedereen heeft hij een vriendelijk woordje klaar en geen enkel fotoverzoek weigert hij.

Het dertigjarig jubileum als BN’er nadert. “Weet je? Ik zou er eerder een probleem mee hebben als ze niet meer naar me roepen of met me op de foto willen. Klinkt misschien raar, maar het hoort gewoon bij m’n leven. Toch leuk als ik mensen daar blij mee maak? Ik vind het alleen ongemakkelijk als mensen stiekem foto’s nemen. Neem ik bijvoorbeeld net een hap. Ik loop dan vaak even naar die persoon toe en zeg: ‘Vraag het gewoon, krijg je een veel betere foto. Leuk voor jou en voor mij.’”

Zijn populariteit was ooit zo groot dat een fan een tatoeage met de beeltenis van John op diens rug liet zetten. “Dat is zijn probleem,” grijnst John.

Zoals hij in de jaren negentig ook door Amsterdamse handelaren van de Albert Cuypmarkt werd gevraagd om reclame te maken voor hun blouses met opvallende kleurmozaïeken. “Ik heb als gevolg van een weddenschap zo’n blouse nog even aangedaan bij FOX, rond het kampioenschap van Feyenoord. Ze spreken nog steeds over de John de Wolf-blouse. Kun je nagaan wat voor een impact dat heeft gehad. Als je ze nu ziet, denk je dat je naar het testbeeld zit te kijken. Ik zie de foto’s weleens terug van mezelf in die kleren en denk dan: tjongejonge, hoe heb je er ooit mee durven rondlopen. En het was niet alleen een overhemd hè, er hoorde ook een vestje bij en een colbert overheen. Je kunt die kleding nu alleen nog aan met carnaval. We hebben er aardig om gelachen, maar die tijden zijn voorbij.

Ik voel me wel bevoorrecht dat ik zoveel mooie dingen heb mogen meemaken. Maar denk nou niet dat ik overal ‘ja’ tegen zeg. Het moet wel bij me passen. Ik ben natuurlijk niet Bassie of Adriaan.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: