Word abonnee
Meer

Baanwielrennen

Harrie Lavreysen: ‘Ik laat me niet gek maken’

Harrie Lavreysen Harrie Lavreysen (27) is de te kloppen man in Parijs. De baanwielrenner heerst al jaren op de sprint, met de Nederlandse ploeg en individueel. Hoe gaat hij om met de immense verwachtingen? Hoe slaagt hij erin om al zo lang zijn sport te domineren? We leggen hem in Helden Magazine nummer 72 voor vertrek naar Parijs zeven stellingen voor. Ik eet, slaap en drink baanwielrennen “Ik sta ermee op en ga ermee naar bed, ben de hele dag bezig om te kijken of ik nog beter kan worden. Denk nou niet dat ik knettergek ben, of dat ik echt als een monnik leef, maar alle keuzes die ik maak, staan in het teken van baanwielrennen. Zeker in aanloop naar de Spelen. Steeds stel ik mezelf de vraag: word ik hier beter van?” Heb jij nog andere hobby’s dan baanwielrennen? “Niet echt. Als mensen die vraag stellen, antwoord ik vaak: films kijken. Daar kan ik nog wel voor gaan zitten. Maar verder...” Sta jij ondanks twee gouden olympische medailles en dertien wereldtitels nog voor elke training te popelen om weer de baan op te gaan? “Nou... Ik heb ook trainingen waarvan ik op voorhand al weet dat die heel veel pijn gaan doen. Maar ook dan denk ik: die heb ik nodig om weer ietsje beter te worden. Kijk, het is ook leuk om te trainen en makkelijker op te brengen als je steeds beloond wordt voor alle inspanningen.” Jij vertelde al eens eerder dat jij het verschil maakt doordat jij je lichaam in een bepaalde hoek kunt houden als je door de bochten rijdt en daardoor je krachten nog heel goed kwijt kunt waar dat bij concurrenten minder het geval is. En dat je voortdurend bezig bent jezelf en de concurrentie te analyseren. Knikt: “Daarbij komt nog dat ik door de jaren heen mijn lichaam beter heb leren kennen. Een aantal jaren geleden maakte mijn trainer Hugo Haak de trainingsprogramma’s en die voerde ik vervolgens uit. Nu schrijf ik ze ook zelf. Er zijn dus met de jaren wat dingen veranderd, maar de instelling is nog steeds dezelfde: dagelijks bezig zijn met verbeteren en steeds mezelf de vraag stellen of het goed is wat ik doe. Dat analyseren blijft erbij horen. Ook van de concurrentie. We hebben een database van wedstrijden. Bij elke wedstrijd is er iemand van ons aanwezig die niet alleen ons, maar ook alle concurrenten filmt. Ik kan heel makkelijk wedstrijden van mezelf en van een willekeurige concurrent opzoeken. Tijdens trainingen wordt ook alles gefilmd, zodat ik die meteen kan terugkijken.” Is die toewijding en discipline de sleutel van het succes? “Als ik een wedstrijd heb gereden, kan ik het wel even loslaten, maar al snel grijp ik terug op mijn routines. Voor de volgende wedstrijd ben ik al mijn tegenstanders alweer aan het bestuderen. Begin dit jaar deed ik niet mee aan de wereldbekerwedstrijd in Australië. Dat nam niet weg dat ik wel alles heb bekeken. Ik mag mezelf niet laten verrassen, moet zien wat voor ritten de andere renners gereden hebben. In een olympisch jaar ben ik daar nog scherper op.” Helden Magazine nummer 72 Het eerste gedeelte van het interview met Harrie Lavreysen komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren drie rolmodellen van wereldklasse uit de Nederlandse atletiek: Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Wat is het geheim van hun succes? Experts zoals Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc delen hun inzichten. EK voetbal De sportzomer van 2024 wordt afgetrapt met het EK voetbal, dat op 14 juni begint. In deze Helden een verhaal over Ronald Koeman. Onder andere Frank Rijkaard, Ruud Gullit, broer Erwin Koeman, Guus Hiddink, Jordi Cruijff en Rafael van der Vaart delen hun mening over de bondscoach van het Nederlands elftal. Verder ging Helden naar Milaan voor een interview met revelatie Tijjani Reijnders en zijn vrouw. Daley Blind 106-voudig international - bespreekt zijn indrukwekkende carrière aan de hand van foto’s. Brian Brobbey over de bondscoach, Marco van Basten, zijn toekomst, zijn roots en racisme. Arie Haan gaat vijftig jaar terug in de tijd, naar het WK voetbal in West-Duitsland dat eindigde met een nationaal trauma. Jan Wouters blikt terug op het gewonnen EK van 1988, ook in Duitsland. Het is nog altijd de enige hoofdprijs van Oranje. Tour de France  Na het EK volgt de Tour de France, van 29 juni tot en met 21 juli. In deze Helden lees je een interview met sprinter Fabio Jakobsen en een portret van Mathieu van der Poel, die ook de olympische wegwedstrijd in Parijs rijdt. Jeroen Blijlevens en Steven de Jongh, ploegleiders bij Lidl-Trek, vertellen hun verhaal, en we vragen ons af: kan Sepp Kuss na de Vuelta ook de Tour winnen? Olympische Spelen De Olympische Spelen vinden plaats van 26 juli tot en met 11 augustus. Chef de mission Pieter van den Hoogenband kijkt terug op zijn gouden race twintig jaar geleden. Turnster Sanne Wevers bereidt zich voor op haar laatste kunstje, en BMX’er Niek Kimmann over zijn post-olympische dip. Sharon van Rouwendaal gaat voor goud in het openwater, roeizussen Bente en Ilse Paulis geven een dubbelinterview, en Simone van de Kraats hoopt op goud in het waterpolo. Bovendien gingen we op bezoek bij Tes Schouten, Caspar Corbeau en Arno Kamminga, de drie schoolslagmusketiers. Alle drie zijn ze een medaillekandidaat in Parijs. Voor het eerst sinds 1992 plaatse een Nederlands duo zich op de 500 meter kanosprint voor de Spelen. Hoog tijd om kennis te maken met Selma Konijn en Ruth Vorsselman. Triatlontopper Maya Kingma stelde ernstige misstanden aan de kaak binnen het topsportprogramma van de triatlonbond. Dat werd de triatleet niet door iedereen in dank afgenomen. Joost Luiten is sinds kort vader en worstelde met golfyips. In aanloop naar de KLM Open, die hij twee keer won, doet hij zijn verhaal.
Harrie Lavreysen Harrie Lavreysen (27) is de te kloppen man in Parijs. De baanwielrenner heerst al jaren op de sprint, met de Nederlandse ploeg en individueel. Hoe gaat hij om met de immense verwachtingen? Hoe slaagt hij erin om al zo lang zijn sport te domineren? We leggen hem in Helden Magazine nummer 72 voor vertrek naar Parijs zeven stellingen voor. Ik eet, slaap en drink baanwielrennen “Ik sta ermee op en ga ermee naar bed, ben de hele dag bezig om te kijken of ik nog beter kan worden. Denk nou niet dat ik knettergek ben, of dat ik echt als een monnik leef, maar alle keuzes die ik maak, staan in het teken van baanwielrennen. Zeker in aanloop naar de Spelen. Steeds stel ik mezelf de vraag: word ik hier beter van?” Heb jij nog andere hobby’s dan baanwielrennen? “Niet echt. Als mensen die vraag stellen, antwoord ik vaak: films kijken. Daar kan ik nog wel voor gaan zitten. Maar verder...” Sta jij ondanks twee gouden olympische medailles en dertien wereldtitels nog voor elke training te popelen om weer de baan op te gaan? “Nou... Ik heb ook trainingen waarvan ik op voorhand al weet dat die heel veel pijn gaan doen. Maar ook dan denk ik: die heb ik nodig om weer ietsje beter te worden. Kijk, het is ook leuk om te trainen en makkelijker op te brengen als je steeds beloond wordt voor alle inspanningen.” Jij vertelde al eens eerder dat jij het verschil maakt doordat jij je lichaam in een bepaalde hoek kunt houden als je door de bochten rijdt en daardoor je krachten nog heel goed kwijt kunt waar dat bij concurrenten minder het geval is. En dat je voortdurend bezig bent jezelf en de concurrentie te analyseren. Knikt: “Daarbij komt nog dat ik door de jaren heen mijn lichaam beter heb leren kennen. Een aantal jaren geleden maakte mijn trainer Hugo Haak de trainingsprogramma’s en die voerde ik vervolgens uit. Nu schrijf ik ze ook zelf. Er zijn dus met de jaren wat dingen veranderd, maar de instelling is nog steeds dezelfde: dagelijks bezig zijn met verbeteren en steeds mezelf de vraag stellen of het goed is wat ik doe. Dat analyseren blijft erbij horen. Ook van de concurrentie. We hebben een database van wedstrijden. Bij elke wedstrijd is er iemand van ons aanwezig die niet alleen ons, maar ook alle concurrenten filmt. Ik kan heel makkelijk wedstrijden van mezelf en van een willekeurige concurrent opzoeken. Tijdens trainingen wordt ook alles gefilmd, zodat ik die meteen kan terugkijken.” Is die toewijding en discipline de sleutel van het succes? “Als ik een wedstrijd heb gereden, kan ik het wel even loslaten, maar al snel grijp ik terug op mijn routines. Voor de volgende wedstrijd ben ik al mijn tegenstanders alweer aan het bestuderen. Begin dit jaar deed ik niet mee aan de wereldbekerwedstrijd in Australië. Dat nam niet weg dat ik wel alles heb bekeken. Ik mag mezelf niet laten verrassen, moet zien wat voor ritten de andere renners gereden hebben. In een olympisch jaar ben ik daar nog scherper op.” Helden Magazine nummer 72 Het eerste gedeelte van het interview met Harrie Lavreysen komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren drie rolmodellen van wereldklasse uit de Nederlandse atletiek: Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Wat is het geheim van hun succes? Experts zoals Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc delen hun inzichten. EK voetbal De sportzomer van 2024 wordt afgetrapt met het EK voetbal, dat op 14 juni begint. In deze Helden een verhaal over Ronald Koeman. Onder andere Frank Rijkaard, Ruud Gullit, broer Erwin Koeman, Guus Hiddink, Jordi Cruijff en Rafael van der Vaart delen hun mening over de bondscoach van het Nederlands elftal. Verder ging Helden naar Milaan voor een interview met revelatie Tijjani Reijnders en zijn vrouw. Daley Blind 106-voudig international - bespreekt zijn indrukwekkende carrière aan de hand van foto’s. Brian Brobbey over de bondscoach, Marco van Basten, zijn toekomst, zijn roots en racisme. Arie Haan gaat vijftig jaar terug in de tijd, naar het WK voetbal in West-Duitsland dat eindigde met een nationaal trauma. Jan Wouters blikt terug op het gewonnen EK van 1988, ook in Duitsland. Het is nog altijd de enige hoofdprijs van Oranje. Tour de France  Na het EK volgt de Tour de France, van 29 juni tot en met 21 juli. In deze Helden lees je een interview met sprinter Fabio Jakobsen en een portret van Mathieu van der Poel, die ook de olympische wegwedstrijd in Parijs rijdt. Jeroen Blijlevens en Steven de Jongh, ploegleiders bij Lidl-Trek, vertellen hun verhaal, en we vragen ons af: kan Sepp Kuss na de Vuelta ook de Tour winnen? Olympische Spelen De Olympische Spelen vinden plaats van 26 juli tot en met 11 augustus. Chef de mission Pieter van den Hoogenband kijkt terug op zijn gouden race twintig jaar geleden. Turnster Sanne Wevers bereidt zich voor op haar laatste kunstje, en BMX’er Niek Kimmann over zijn post-olympische dip. Sharon van Rouwendaal gaat voor goud in het openwater, roeizussen Bente en Ilse Paulis geven een dubbelinterview, en Simone van de Kraats hoopt op goud in het waterpolo. Bovendien gingen we op bezoek bij Tes Schouten, Caspar Corbeau en Arno Kamminga, de drie schoolslagmusketiers. Alle drie zijn ze een medaillekandidaat in Parijs. Voor het eerst sinds 1992 plaatse een Nederlands duo zich op de 500 meter kanosprint voor de Spelen. Hoog tijd om kennis te maken met Selma Konijn en Ruth Vorsselman. Triatlontopper Maya Kingma stelde ernstige misstanden aan de kaak binnen het topsportprogramma van de triatlonbond. Dat werd de triatleet niet door iedereen in dank afgenomen. Joost Luiten is sinds kort vader en worstelde met golfyips. In aanloop naar de KLM Open, die hij twee keer won, doet hij zijn verhaal.

Motorcross

Collin Veijer: Motormuis

Collin Veijer (19) zorgde er vorig seizoen voor dat Nederland voor het eerst sinds 33 jaar weer een Grand Prix-winnaar heeft in de motorsport. Op 12 november won hij de GP van Maleisië en dat in zijn debuutjaar. In aanloop naar zijn tweede seizoen in de Moto3, dat op 8 maart van start is gegaan, legden we hem in Helden Magazine 71 vier stellingen voor. Een gesprek over aandacht van vrouwen, motorsport-DNA, het Max Verstappen-effect en de wereldtitel. Sinds mijn eerste Grand Prix zege in de Moto3-klasse heb ik over aandacht van vrouwen niet te klagen Lachend: “Ik kijk daar eerlijk gezegd niet heel erg naar. Ik kreeg wel wat meer DM’s op Instagram binnen van vrouwen dan ik normaal krijg.” Wat is er allemaal veranderd in je leven na de overwinning op 12 november vorig jaar? “Vooral de aandacht. In de kring mensen die ik om mij heen heb, is er niks veranderd. Maar van buitenaf zie je wel dat wanneer je succes hebt, mensen je ineens heel leuk vinden. Daar zitten veel goede mensen tussen, maar ook wat mindere.” Heb je na de overwinning contact gehad met de laatste Nederlandse Grand Prix-winnaar Hans Spaan? “Ik heb geen persoonlijk contact met hem gehad, maar via Ziggo kreeg ik wel een videoboodschap van hem te zien. Dat was erg leuk.” Wat hebben je ouders tegen je gezegd na jouw overwinning? “Mijn vader is er altijd bij en maakt alles van dichtbij mee. Na de race zei hij tegen mij: ‘Leuk dat je hem gewonnen hebt, maar we zijn hier niet om één race te winnen. We zijn hier om er meerdere te winnen. Hou beide benen op de grond en ga niet gek doen.’” Heb je na de eerste GP-zege een cadeautje voor je ouders gekocht? “Nee, voor dat soort dingen zijn wij allemaal iets te nuchter.” Hoe verschilt jouw leven met dat van een normale negentienjarige? Lachend: “Ik krijg iets meer geld dan de gemiddelde negentienjarige. Ik ga sinds mijn zestiende niet meer naar school en ben elke dag aan het trainen. Dat doet de gemiddelde negentienjarige natuurlijk niet, die gaat gewoon nog naar school of is net begonnen met werken.” Wat vinden jouw oud-klasgenoten van wat je nu doet? “Met de meesten heb ik geen contact meer. Degenen die ik spreek, vinden het wel leuk, maar ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen. Ik voel me niet speciaal.” Lachend: “We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.” ''Ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen, voel me niet speciaal. We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.'' Zou je soms willen dat jouw leven iets meer op dat van een ‘normale’ negentienjarige leek? “Soms wel. Dat probeer ik in te halen in december. Dan kom ik vanuit Barcelona naar Nederland en ga ik naast het trainen af en toe met vrienden op stap en zie ik mijn familie wat meer. Ik ben de rest van het jaar vrij hard voor mezelf. Als ik een keer op stap ga, dan zorg ik dat ik de volgende dag gewoon weer op de fiets zit om aan mijn conditie te werken.” Helden Magazine 71 Het eerste gedeelte van het interview met Collin Veijer is afkomstig uit de tweede uitgave van 2024. De 71ste editie van Helden Magazine is voor het eerst in België te bewonderen! Deze mijlpaal wordt gevierd met twee verschillende sporters op de cover: Estavana Polman in Nederland en Wout van Aert in België. In een openhartig interview deelt Estavana Polman, het gezicht van het Nederlandse handbalteam, haar verhaal over de voorbereidingen op het olympisch kwalificatietoernooi. Daarbij komen ook haar persoonlijke uitdagingen, zoals haar relatie met Rafael van der Vaart, het moederschap en haar blessures ter sprake. Alleskunner Wout van Aert laat dit jaar de Tour de France schieten en kiest voor het eerst voor de Giro d’Italia. De Belgische renner spreekt zich uit over het nieuwe traject, Mathieu van der Poel, Visma-Lease a Bike en de Olympische Spelen. In deze editie van Helden wordt er ook veel aandacht besteed aan voetbal. Esmee Brugts, bekroond als Talent van het Jaar, maakte afgelopen zomer een droomtransfer naar FC Barcelona. Experts laten zich daarnaast uit over Jerdy Schouten, de sleutelspeler van PSV, dat op weg is naar het landskampioenschap en het EK met Oranje in Duitsland. We blikken terug op de legendarische wedstrijd tegen Portugal tijdens het WK van 2006 met Khalid Boulahrouz en bezoeken verdediger Bart Nieuwkoop in Rotterdam. Met Manchester City won Kevin De Bruyne alles wat er te winnen valt. Kenners spreken zich uit over onder meer zijn weergaloze traptechniek en fabuleuze inzicht. In ‘De Dag Dat Alles Misging’ kijken Sigi Lens en Edu Nandlal terug op de vliegtuigcrash in Suriname. Ze hebben de verschrikkelijke SLM-ramp overleefd die zich 35 jaar geleden heeft voorgedaan. Verder in de 140 pagina’s tellende editie deelt marathonloopster Anne Luijten haar bewogen jaar met de lezers. Ze liep de olympische limiet, trouwde, maar verloor ook haar trouwste fan: vader Jos. Zwemfenomeen Ian Thorpe blikt terug op zijn legendarische races en vriendschap met Pieter van den Hoogenband. Victoria Koblenko gaat in gesprek met Ranomi Kromowidjojo, drievoudig olympisch kampioen en zeventienvoudig wereldkampioen zwemmen en kickbokslegende Peter Aerts, een grootheid in Japan, spreekt onder meer over het oprichten van zijn eigen bond LEGEND.
Collin Veijer (19) zorgde er vorig seizoen voor dat Nederland voor het eerst sinds 33 jaar weer een Grand Prix-winnaar heeft in de motorsport. Op 12 november won hij de GP van Maleisië en dat in zijn debuutjaar. In aanloop naar zijn tweede seizoen in de Moto3, dat op 8 maart van start is gegaan, legden we hem in Helden Magazine 71 vier stellingen voor. Een gesprek over aandacht van vrouwen, motorsport-DNA, het Max Verstappen-effect en de wereldtitel. Sinds mijn eerste Grand Prix zege in de Moto3-klasse heb ik over aandacht van vrouwen niet te klagen Lachend: “Ik kijk daar eerlijk gezegd niet heel erg naar. Ik kreeg wel wat meer DM’s op Instagram binnen van vrouwen dan ik normaal krijg.” Wat is er allemaal veranderd in je leven na de overwinning op 12 november vorig jaar? “Vooral de aandacht. In de kring mensen die ik om mij heen heb, is er niks veranderd. Maar van buitenaf zie je wel dat wanneer je succes hebt, mensen je ineens heel leuk vinden. Daar zitten veel goede mensen tussen, maar ook wat mindere.” Heb je na de overwinning contact gehad met de laatste Nederlandse Grand Prix-winnaar Hans Spaan? “Ik heb geen persoonlijk contact met hem gehad, maar via Ziggo kreeg ik wel een videoboodschap van hem te zien. Dat was erg leuk.” Wat hebben je ouders tegen je gezegd na jouw overwinning? “Mijn vader is er altijd bij en maakt alles van dichtbij mee. Na de race zei hij tegen mij: ‘Leuk dat je hem gewonnen hebt, maar we zijn hier niet om één race te winnen. We zijn hier om er meerdere te winnen. Hou beide benen op de grond en ga niet gek doen.’” Heb je na de eerste GP-zege een cadeautje voor je ouders gekocht? “Nee, voor dat soort dingen zijn wij allemaal iets te nuchter.” Hoe verschilt jouw leven met dat van een normale negentienjarige? Lachend: “Ik krijg iets meer geld dan de gemiddelde negentienjarige. Ik ga sinds mijn zestiende niet meer naar school en ben elke dag aan het trainen. Dat doet de gemiddelde negentienjarige natuurlijk niet, die gaat gewoon nog naar school of is net begonnen met werken.” Wat vinden jouw oud-klasgenoten van wat je nu doet? “Met de meesten heb ik geen contact meer. Degenen die ik spreek, vinden het wel leuk, maar ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen. Ik voel me niet speciaal.” Lachend: “We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.” ''Ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen, voel me niet speciaal. We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.'' Zou je soms willen dat jouw leven iets meer op dat van een ‘normale’ negentienjarige leek? “Soms wel. Dat probeer ik in te halen in december. Dan kom ik vanuit Barcelona naar Nederland en ga ik naast het trainen af en toe met vrienden op stap en zie ik mijn familie wat meer. Ik ben de rest van het jaar vrij hard voor mezelf. Als ik een keer op stap ga, dan zorg ik dat ik de volgende dag gewoon weer op de fiets zit om aan mijn conditie te werken.” Helden Magazine 71 Het eerste gedeelte van het interview met Collin Veijer is afkomstig uit de tweede uitgave van 2024. De 71ste editie van Helden Magazine is voor het eerst in België te bewonderen! Deze mijlpaal wordt gevierd met twee verschillende sporters op de cover: Estavana Polman in Nederland en Wout van Aert in België. In een openhartig interview deelt Estavana Polman, het gezicht van het Nederlandse handbalteam, haar verhaal over de voorbereidingen op het olympisch kwalificatietoernooi. Daarbij komen ook haar persoonlijke uitdagingen, zoals haar relatie met Rafael van der Vaart, het moederschap en haar blessures ter sprake. Alleskunner Wout van Aert laat dit jaar de Tour de France schieten en kiest voor het eerst voor de Giro d’Italia. De Belgische renner spreekt zich uit over het nieuwe traject, Mathieu van der Poel, Visma-Lease a Bike en de Olympische Spelen. In deze editie van Helden wordt er ook veel aandacht besteed aan voetbal. Esmee Brugts, bekroond als Talent van het Jaar, maakte afgelopen zomer een droomtransfer naar FC Barcelona. Experts laten zich daarnaast uit over Jerdy Schouten, de sleutelspeler van PSV, dat op weg is naar het landskampioenschap en het EK met Oranje in Duitsland. We blikken terug op de legendarische wedstrijd tegen Portugal tijdens het WK van 2006 met Khalid Boulahrouz en bezoeken verdediger Bart Nieuwkoop in Rotterdam. Met Manchester City won Kevin De Bruyne alles wat er te winnen valt. Kenners spreken zich uit over onder meer zijn weergaloze traptechniek en fabuleuze inzicht. In ‘De Dag Dat Alles Misging’ kijken Sigi Lens en Edu Nandlal terug op de vliegtuigcrash in Suriname. Ze hebben de verschrikkelijke SLM-ramp overleefd die zich 35 jaar geleden heeft voorgedaan. Verder in de 140 pagina’s tellende editie deelt marathonloopster Anne Luijten haar bewogen jaar met de lezers. Ze liep de olympische limiet, trouwde, maar verloor ook haar trouwste fan: vader Jos. Zwemfenomeen Ian Thorpe blikt terug op zijn legendarische races en vriendschap met Pieter van den Hoogenband. Victoria Koblenko gaat in gesprek met Ranomi Kromowidjojo, drievoudig olympisch kampioen en zeventienvoudig wereldkampioen zwemmen en kickbokslegende Peter Aerts, een grootheid in Japan, spreekt onder meer over het oprichten van zijn eigen bond LEGEND.

Baanwielrennen

Jeffrey Hoogland: Kilometer vreter

Jeffrey Hoogland (30) pakte op de Spelen in Parijs goud op de teamsprint. Daarnaast verbeterde hij  vorig jaar in Mexico het wereldrecord op de tijdrit van 1000 meter. Een verhaal over intense pijn, twijfels en een nieuwe goudjacht met de koning van de kilometer. “Na elke kilometer schreeuwt mijn lichaam tegen me: doe dit alsjeblieft nooit meer.” “De pijn die ik voel op de kilometer is niet in woorden uit te drukken. In één minuut sloop je je spieren. Je moet het meemaken om te weten hoe dat voelt. Ik begin vanuit stilstand met een heel zwaar verzet, op zeeniveau vaak 68 tanden voor en 15 achter, versnellingen zitten immers niet op een baanfiets. De eerste ronde gebruik ik om op snelheid te komen, dan denk ik alleen maar: trappen, je moet harder, kom op sneller. De eerste anderhalve ronde is het puur explosief bezig zijn, tot ik een topsnelheid van meer dan 75 kilometer per uur bereik. De tweede ronde gaat nog wel, dan is het zaak dat tempo vast te houden. Maar na vijfhonderd meter begint de verzuring in m’n benen. Bij elke trap meer. In de derde ronde lukt het nog wel om te fietsen, maar daarna kom je op een niveau van fight or flight, dat is een state of mind waarin mensen in paniek kunnen raken. Uit wat voor hout je bent gesneden blijkt in zo’n stresssituatie. De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. In die vierde en laatste ronde knalt het melkzuur zo’n beetje uit m’n oren. Wat ik in die laatste ronde doe, voelt niet eens meer als fietsen. Het is eigenlijk meer mee peddelen, want de pure kracht is weggevloeid. Door de pijn heen, verstand op nul, puur op mentaliteit de finish halen. Dat knokken tegen mezelf is ook wat het mooi en uitdagend maakt. Niet op dat moment, hoor, maar wel als je er, zoals ik nu, op terugkijkt en over nadenkt. 'De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: Ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. Door die pijn heen' Die laatste meters voelt het bijna alsof ik niet meer op aarde ben, dan wordt het licht in mijn hoofd. In het begin kijk ik altijd langs en over mijn handen heen. Ik wil zien waar ik heen stuur, dan rij ik ook de meest vloeiende lijn. Maar in de laatste ronde zakt mijn bovenlichaam in door de vermoeidheid. Ik moet de energie letterlijk uit mijn kleine teen halen. Zolang je nog spanning op je benen hebt, voel je dus wel de enorme verzuring, maar op een of andere manier associeer ik die dan nog niet met pijn, dat heb ik geblokkeerd. Maar zodra ik de finish gepasseerd ben en de druk gaat van m’n benen af, dan lijkt het of ze zijn ontploft vanbinnen. Zoveel pijn voel ik dan ineens. Toen ik in 2018 in Apeldoorn voor het eerst wereldkampioen werd op de kilometer kon ik niet eens meer lopen. Ik lag meteen op de grond toen ik van m’n fiets kwam, lopen ging niet meer, ik moest echt worden ondersteund naar het middenterrein. Tegenwoordig gaat dat beter. Hoe zwaarder de versnelling is die ik met de jaren ben gaan ronddraaien, des te beter ik de inspanning aankan. De kilometer is een combinatie van uithoudingsvermogen en kracht. Met een zwaarder verzet draait het meer om kracht en raak ik minder snel buiten adem en ben ik na afloop minder gesloopt. Neemt niet weg dat na elke kilometer mijn lichaam tegen me schreeuwt: doe dit alsjeblieft nooit meer. Na een kilometer heb ik nog een week lang last van mijn lijf, benen en longen. De dagen erna heb ik last van, zoals wij het noemen, de ‘kilokuch’. Een heel droge, nare hoest waar je niets aan kunt doen. Dat geeft wel aan hoe erg ik m’n longen heb gesloopt. Na een week rust ben ik vaak weer het mannetje. Ik weet nog dat ik na mijn eerste wereldtitel op de kilometer meteen met mijn vriendin Shanne Braspennincx op wintersport ging. Pas aan het einde van de vakantie kwam ik weer een beetje op adem. Op een of andere manier ben ik elke keer als er iets te halen valt op de kilometer de pijn van de vorige keer weer vergeten. Nou ja, vergeten... Als ik in de startmachine sta, dan ben ik er niet bang voor. Het wordt natuurlijk niks als je op je fiets zit en je denkt: ik ga zoveel pijn hebben, moet ik wel van start? Ik hou van de uitdaging. Het is een minuut lang all out gaan. Daar kun je heel zenuwachtig van worden, maar mij helpen nervositeit en spanning juist om scherper te worden en me goed te voelen.” Kunst “Ik rij helemaal niet graag een kilometer, tenzij er iets te halen valt. Voor mij is het eigenlijk een bijnummer, aangezien deze discipline na de Spelen van 2004 van de olympische agenda verdween. Ik train er ook niet echt voor, vaak gaat een dag voor de WK het stuur voor de kilometer pas op m’n fiets. Lange tijd heb ik ook niet heel erg op de aerodynamica gelet wat betreft mijn houding op de fiets. Het was vaak gewoon: hard van start gaan, daarna op het stuur gaan liggen en dan komt het wel goed. Sinds ik in 2015 bij de EK voor het eerst de kilometer reed, ben ik ongeslagen. Als ik start, win ik goud. Bizar. Ik krijg geregeld de vraag of ik gemaakt ben voor de kilometer. Eigenlijk ben ik gemaakt voor de 500 meter, ik moet alleen nog twee rondjes langer door. Ik heb van jongs af aan, ook door mijn achtergrond als BMX’er, een goede start. Daarnaast heb ik als sprinter veel power. In de teamsprint neem ik altijd de derde ronde voor mijn rekening. Maar ik moet wel zeggen dat een kilometer echt wel zwaarder is dan de teamsprint. Het is een ronde langer en ik moet alles zelf doen. Op de teamsprint zit ik eerst in de slipstream van starter Roy van den Berg en van Harrie Lavreysen, die de tweede ronde voor z’n rekening neemt. Vergeleken bij de kilometer rij ik de eerste twee rondes op de teamsprint redelijk ontspannen, daarna ben ik aan de beurt en moet ik een ronde knallen. Maar goed, die teamsprint helpt natuurlijk wel om een goede kilometer te rijden. Voorheen moesten baanrenners het op de kilometer juist hebben van de laatste twee ronden. Er werd destijds met lichtere verzetten gereden, renners met meer inhoud gingen vaak wel twee seconden langzamer van start. Die achterstand maakten ze op het einde wel goed op de pure sprinters, die dan inkakten. Tegenwoordig is het materiaal veel verder ontwikkeld. De fiets, de aerodynamische pakken en helmen zorgen ervoor dat een sprinter langer zijn snelheid vast kan houden. Daarnaast wordt er op een hoger niveau getraind, lukt het om een zwaarder verzet rond te blijven trappen. De snelheden zijn hoger en worden langer vastgehouden. Daardoor zijn de jongens van de langere adem nu kansloos. Het is: alles aanspannen in dat lijf en gaan. Het is eigenlijk een soort kunst geworden.” Wereldrecord “Nadat ik dit jaar in Glasgow mijn vierde wereldtitel op de kilometer pakte, dacht ik: en nu kunnen we voor het wereldrecord gaan. François Pervis reed op 7 december 2013 in het Mexicaanse Aguascalientes, een baan op 1700 meter boven zeeniveau, een tijd van 56,303. Een bizar snelle tijd, maar ik dacht al een tijdje dat het mogelijk was die tijd te verbeteren, omdat we tien jaar verder zijn, het materiaal beter is en de renners weer sterker en sneller zijn. Ik had wel een voorwaarde voordat ik het record aan zou vallen: ik moest in Glasgow eerst de wereldtitel prolongeren. Ik vond het niet kunnen om het wereldrecord aan te vallen, terwijl ik niet eens de beste van de wereld was. Dat was mijn eer te na. Daardoor kwam er ook extra druk op de kilometer bij de WK. Toen ik op 8 augustus mijn vierde wereldtitel pakte, kon ik de aanval op het wereldrecord aankondigen. Het was een late call. Veel moest nog geregeld worden om op 31 oktober het record aan te kunnen vallen in Aguascalientes. Het begon met het scheppen van de voorwaarden. Mijn management House of Sports en Shanne, die ook heel goed is in het regelen en organiseren, hebben mij daar heel erg bij geholpen. Ik ben heel dankbaar dat mooie partners als AP Support, de Nederlandse Loterij, AGU, Yamaha, Omnisport, HiPRO en de KNWU mij hebben ondersteund, waardoor ik een wedstrijd helemaal voor mij alleen in Mexico kon organiseren. Normaal gesproken hebben Shanne en ik het thuis nooit over fietsen, maar dat was de afgelopen tijd wel anders. In tegenstelling tot voorheen ben ik in aanloop naar de wereldrecordpoging natuurlijk wel heel intensief gaan trainen op de kilometer. Het kilometerstuur zat standaard op mijn fiets. We hebben gekeken naar mijn houding, die kon aerodynamischer. Het was beter om mijn hoofd minder omhoog te houden dan ik gewend was en dus ook minder ver vooruit te kijken. Dat was weer een heel andere houding, was wennen. Daar hebben we eerst op de roller en daarna op de baan heel hard aan gewerkt. Dat het dan lukt, in een tijd van 55,433, 0,896 seconden sneller dan het oude record, is de ultieme bekroning.” Burn-out “De aanval op het wereldrecord was de afgelopen tijd een mooie prikkel. Na de Spelen had ik juist moeite om gemotiveerd te blijven. Tien jaar lang had ik heel intensief voor mijn sport geleefd. Mensen weten nog hoe het was tijdens de lockdown, dat ineens jouw wereldje heel klein werd. Dat is eigenlijk hoe mijn leven al jaren was. Alles stond in het teken van het fietsen, voor andere dingen was amper ruimte. Het is heftig om jarenlang jezelf restricties op te leggen, binnen een vaste structuur te leven en amper tijd voor sociale contacten te hebben. Wij hadden de ambitie om de beste te worden op de teamsprint, gingen nog extremer te werk om ons grote doel te halen. Ik ben juist iemand die van nature op z’n tijd wat afleiding nodig heeft, moet soms m’n hoofd leegmaken. Voor mij betekent dat: af en toe lekker crossen met de motor of afspreken met vrienden. Ik word gek als ik dag in dag uit met maar één ding bezig ben. Tot en met de Spelen in Tokio moest dat allemaal wijken. Mijn leven draaide om fietsen, fietsen en nog eens fietsen. Ons grote doel, goud winnen op de teamsprint, haalden we. Daarnaast pakte ik zilver op de sprint. Ik was in mijn beste vorm ooit in Tokio, was zo trots op wat ik had bereikt, maar merkte ook dat ik op het randje zat van wat tegenwoordig vaak al snel als een burn-out wordt bestempeld. Ik was er na de Spelen even klaar mee om alleen maar met fietsen bezig te zijn, was al heel erg blij met mijn carrière en zag ertegen op om meteen weer aan een nieuwe olympische cyclus te moeten beginnen. En ik moest er niet aan denken meteen weer als een kluizenaar te leven voor m’n sport, vond het ook belangrijk om ‘mens’ te zijn, om er te zijn voor mijn vrienden, die al die jaren begrip toonden voor mijn leven als topsporter. Daar ben ik ze enorm dankbaar voor, maar tegelijkertijd had ik wel vaak het gevoel dat ik iets miste. Het zette me ook aan het denken en al voor de Spelen realiseerde ik me dat het leven uit meer bestaat dan fietsen. Ik had daar ook gesprekken over met mijn vrienden na Tokio. Ik vertelde dat ik het gewoon niet meer leuk vond, dat ik er zo klaar mee was en dat het in aanloop naar de Spelen zo extreem zwaar was geweest. En dat alleen maar om zo’n medaille te halen, zei ik. Ik ging die medailles downgraden, dacht: zijn die het waard om daar zoveel voor op te geven? Mijn vrienden probeerden me op te beuren, zeiden: ‘Je hebt toch iets moois bereikt? Wij hebben ons werk en dat is ook niet altijd zaligmakend.’ Mijn gevoel om het fietsen even op een lager pitje te zetten, werd versterkt door Shanne. Zij was in Tokio olympisch kampioen geworden op de keirin, had een enorm voldaan gevoel, maar stond er na terugkomst net zo in als ik: er is meer in het leven. En natuurlijk is het ook makkelijker om zo te denken als je allebei olympisch goud thuis hebt liggen. Voor Tokio hadden Shanne en ik een huis gekocht in Haarle, vlakbij Nijverdal waar mijn roots liggen, met het plan dat na de Spelen te gaan verbouwen. In eerste instantie dachten we een paar dingen aan te passen, maar het mondde uit in een gigantische verbouwing. Ik deed veel dingen zelf en was dus heel veel tijd kwijt aan ons huis. Ik trainde wel, maar mijn focus lag lange tijd meer op de verbouwing dan op het fietsen. En dan is het volkomen logisch dat ik op de sprint eerder werd uitgeschakeld dan ik gewend was en ik niet het niveau had van voorheen. Eigenlijk vond ik het ook wel prettig om bijna twee seizoenen zonder druk en verwachtingen te fietsen, op een gegeven moment verwachtte voor mijn gevoel niemand meer iets van mij en dat vond ik prima. De verklaring was simpel: ik was niet helemaal goed bezig met mijn sport.” Legacy “Ik had nog de ambitie om naast de teamsprint ook individueel olympisch goud te pakken, maar daarvoor moest eerst het vuurtje in mij weer gaan branden. En dat duurde even. Dit jaar ging ik al wel weer mee in het stramien van wereldbekerwedstrijden rijden, ik sloot weer echt aan bij de jongens. Al moest ik ook nog af en toe thuis zijn voor de finishing touches van de verbouwing. In aanloop naar de WK begon ik ook weer echt hard te trainen. Mijn coach Mehdi Kordi heeft ook een belangrijke rol gespeeld om dat vuurtje weer te laten branden. Hij was het die steeds begon over het wereldrecord op de kilometer. ‘Je hebt een mooie carrière, maar je kunt ook echt een legacy nalaten als je dat record pakt. Jij bent de beste op de kilometer, wil je dat record dan niet?’ Bij dat record dacht ik altijd: dat is een belachelijk snelle tijd. Ik wist natuurlijk ook dat het op hoogte was gerealiseerd en rijden in ijle lucht maakt een groot verschil met sprinten op zeeniveau. Ik dacht dat ik de capaciteiten had om het te kunnen verbeteren, wachtte op een moment dat ik het record aan zou kunnen vallen, maar er waren de afgelopen jaren simpelweg geen wedstrijden meer op grote hoogte. Doordat Mehdi er steeds over begon, dacht ik: misschien moet ik zelf dan maar de omstandigheden creëren om het record aan te vallen. En toen dat in mijn hoofd ging zitten, had ik weer een doel om voor te trainen. De gedachte aan het record heeft mij de afgelopen tijd op de been gehouden als topsporter. Mehdi heeft dat heel slim gedaan. Ik had dat zetje echt nodig. De aanval op dat record zorgde er ook voor dat ik gemotiveerd ben om er alles uit te halen op weg naar de Spelen. Ik wil in Parijs nog één keer de beste Jeffrey laten zien. Als ik dit record niet had gehad om naar toe te leven, was het maar de vraag of die nog tevoorschijn zou komen.” Onrust “Bij de WK in Glasgow haalde ik naast onze wereldtitel op de teamsprint en het goud op de kilometer nog op een andere manier het nieuws. Er werd breed uitgemeten dat er een bom was gelegd onder de succesvolle teamsprint, dat het niet goed zat tussen Harrie en mij door uitspraken die ik deed. Ik heb in Glasgow dingen geroepen uit emotie, waardoor onrust ontstond. Ik had helemaal geen zin om erover te praten, maar heb ik toch uitspraken gedaan, ook omdat ik de sprint nog niet helemaal had verwerkt. Dan zei ik: Harry was voor mij de afgelopen twee jaar geen realistische sparringpartner meer, ik kreeg training na training op mijn flikker en dat motiveert ook niet. En ik riep dat het ieder voor zich was. Uitspraken uit pure emotie. Harrie is de beste van de beste op de sprint. Als ik me dan ook nog een tijd focus op de verbouwing van ons huis, dan is het niet raar dat je op je donder krijgt. Met mijn uitspraken gingen de journalisten daarna natuurlijk naar Harrie en voor we het wisten, bestond in de media het beeld dat er ruzie in de tent was. De volgende ochtend zaten Harrie en ik naast elkaar op het vliegveld en we zeiden tegen elkaar: ‘Wat is ons allemaal overkomen? We hebben toch geen ruzie?’ Nee, dat hadden we niet. ‘Zullen we maar gewoon verder gaan dan?’ Het is goed tussen Harrie en mij. Ik snap ook dat er de afgelopen jaren is ingezoomd op de strijd tussen Harrie en mij. Het is natuurlijk ook een aparte situatie dat we bij grote toernooien eerst teamgenoten zijn op de teamsprint en daarna elkaars grootste concurrenten op de individuele sprint. Het is uniek dat de beste sprinters allebei uit Nederland komen. En ja, in Parijs zal ik het ook weer tegen Harrie op moeten nemen. Hij is de te kloppen man op de sprint. Jarenlang, tot en met de Spelen in Tokio, ontliepen we elkaar heel weinig. Ik probeer niet te veel met hem bezig te zijn, maar voornamelijk te kijken naar mezelf. Hoe kan ik me nog ontwikkelen? Wat kan ik bedenken om hem te verslaan? Met Harrie, maar ook met Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Nils van ’t Hoenderdaal, oud-bondscoach René Wolff en alle anderen met wie wij als baansprinters de groei hebben doorgemaakt, heb ik een band voor de rest van m’n leven. Door de manier waarop wij onze sport beleven, door de wijze waarop we dag in dag uit elkaar op een hoger niveau hebben gebracht. Ook buiten het fietsen om is die klik er. Roy heeft na de Spelen een barbecue georganiseerd, we hebben het ook gezellig samen.” Rugklachten Vanaf de WK tot en met de recordpoging is het stuur voor de kilometer niet meer van mijn fiets geweest. Mijn trainingsschema’s waren de afgelopen tijd daardoor anders dan die van de andere sprinters. Vanaf nu gaat het vizier op de Spelen, waar we op de teamsprint uiteraard onze titel willen prolongeren. Roy, Harrie en ik weten precies wat we daarvoor moeten doen. Als wij allemaal ons niveau halen, zijn we in principe onverslaanbaar. Het klinkt misschien arrogant als ik zeg: zet ons met z’n drieën bij elkaar en het kan bijna niet missen. Wat een luxe om dat uit te kunnen spreken. We zullen veel samen gaan trainen en proberen het beste in elkaar naar boven te brengen de komende tijd, zoals we dat voor de Spelen in Tokio ook deden. Het traject zal er wel iets anders uitzien, aangezien ik ook geregeld in Spanje wil trainen, waar Shanne en ik een appartement hebben. Ik vind het fijn om af en toe in een andere omgeving te trainen, dat is ook weer verfrissend. Ik zal me in elk geval heel erg focussen op de juiste dingen doen, fysiek weer zo goed worden als mogelijk. Dan kan ik weer strijden om het goud, met de teamsprint en individueel. Het einde van mijn topsportcarrière komt langzaamaan in zicht. Ik ben dertig, kijk ook wel uit naar een leven zonder de fiets. Om mijn sport op het niveau te doen zoals ik dat al jaren doe, is heel intensief. Ik merk dat ook aan mijn lichaam, heb mezelf zo belast dat ik last krijg van slijtage. Vooral mijn rug is vaak pijnlijk. Met name als ik toewerk naar een piekmoment, waarin ik zoveel van mijn lichaam vraag, gaat alles pijn doen. Topsport is niet gezond. En als je ziet hoe bizar het niveau is toegenomen in het baanwielrennen de afgelopen tien jaar... Ik denk dat we tegen het maximale aanzitten van wat een menselijk lichaam aankan. Als je ziet hoe wij tekeergaan op de sprint. En toch zal de sport ook nadat ik ben gestopt zich weer doorontwikkelen. Ik ben niet bang dat ik na m’n carrière rondloop met chronische rugklachten. Veel van de lichamelijke ongemakken komen ook voort uit het feit dat ik nu simpelweg te veel spieren heb, de spierspanning is zo hoog. Als ik straks mijn lichaam rust kan gunnen, zal die afnemen. Na de Spelen in Tokio heb ik al gemerkt dat ik in het dagelijks leven nergens last van had toen het fietsen op een lager pitje stond. Dat stelde me ook gerust. Of Parijs mijn laatste kunstje wordt, weet ik nu nog niet. Het zal sowieso mijn derde en laatste deelname aan de Spelen zijn. Misschien gun ik me erna eerst weer even rust en bedenk ik dan weer iets. Bij mij weet je het maar nooit als ik ergens een uitdaging in zie.” Trouwen “Ik realiseer me steeds meer dat ik zoveel te danken heb aan mijn sport. Negen wereldtitels, olympisch goud en zilver, het wereldrecord. Allemaal geweldig. Maar ik heb ook mijn vriendin leren kennen dankzij de topsport. Wat nog ontbreekt is een ring om mijn en haar vinger, ja. Dat is nu nog even lastig te plannen, ik ben nog even heel egoïstisch bezig. Trouwen is iets voor in mijn nieuwe leven, haha. Dan heb ik meteen weer een mooi nieuw doel. Helden Magazine 69 Het verhaal van Jeffrey Hoogland komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Verder pakten zeilers Bart Lambriex en Floris van de Werken een hattrick aan wereldtitels. Over zeilen gesproken: Marit Bouwmeester keerde terug na de bevalling van haar dochter in 2022 en werd meteen weer Europees kampioen. Feyenoord werd ook kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Jeffrey Hoogland (30) pakte op de Spelen in Parijs goud op de teamsprint. Daarnaast verbeterde hij  vorig jaar in Mexico het wereldrecord op de tijdrit van 1000 meter. Een verhaal over intense pijn, twijfels en een nieuwe goudjacht met de koning van de kilometer. “Na elke kilometer schreeuwt mijn lichaam tegen me: doe dit alsjeblieft nooit meer.” “De pijn die ik voel op de kilometer is niet in woorden uit te drukken. In één minuut sloop je je spieren. Je moet het meemaken om te weten hoe dat voelt. Ik begin vanuit stilstand met een heel zwaar verzet, op zeeniveau vaak 68 tanden voor en 15 achter, versnellingen zitten immers niet op een baanfiets. De eerste ronde gebruik ik om op snelheid te komen, dan denk ik alleen maar: trappen, je moet harder, kom op sneller. De eerste anderhalve ronde is het puur explosief bezig zijn, tot ik een topsnelheid van meer dan 75 kilometer per uur bereik. De tweede ronde gaat nog wel, dan is het zaak dat tempo vast te houden. Maar na vijfhonderd meter begint de verzuring in m’n benen. Bij elke trap meer. In de derde ronde lukt het nog wel om te fietsen, maar daarna kom je op een niveau van fight or flight, dat is een state of mind waarin mensen in paniek kunnen raken. Uit wat voor hout je bent gesneden blijkt in zo’n stresssituatie. De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. In die vierde en laatste ronde knalt het melkzuur zo’n beetje uit m’n oren. Wat ik in die laatste ronde doe, voelt niet eens meer als fietsen. Het is eigenlijk meer mee peddelen, want de pure kracht is weggevloeid. Door de pijn heen, verstand op nul, puur op mentaliteit de finish halen. Dat knokken tegen mezelf is ook wat het mooi en uitdagend maakt. Niet op dat moment, hoor, maar wel als je er, zoals ik nu, op terugkijkt en over nadenkt. 'De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: Ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. Door die pijn heen' Die laatste meters voelt het bijna alsof ik niet meer op aarde ben, dan wordt het licht in mijn hoofd. In het begin kijk ik altijd langs en over mijn handen heen. Ik wil zien waar ik heen stuur, dan rij ik ook de meest vloeiende lijn. Maar in de laatste ronde zakt mijn bovenlichaam in door de vermoeidheid. Ik moet de energie letterlijk uit mijn kleine teen halen. Zolang je nog spanning op je benen hebt, voel je dus wel de enorme verzuring, maar op een of andere manier associeer ik die dan nog niet met pijn, dat heb ik geblokkeerd. Maar zodra ik de finish gepasseerd ben en de druk gaat van m’n benen af, dan lijkt het of ze zijn ontploft vanbinnen. Zoveel pijn voel ik dan ineens. Toen ik in 2018 in Apeldoorn voor het eerst wereldkampioen werd op de kilometer kon ik niet eens meer lopen. Ik lag meteen op de grond toen ik van m’n fiets kwam, lopen ging niet meer, ik moest echt worden ondersteund naar het middenterrein. Tegenwoordig gaat dat beter. Hoe zwaarder de versnelling is die ik met de jaren ben gaan ronddraaien, des te beter ik de inspanning aankan. De kilometer is een combinatie van uithoudingsvermogen en kracht. Met een zwaarder verzet draait het meer om kracht en raak ik minder snel buiten adem en ben ik na afloop minder gesloopt. Neemt niet weg dat na elke kilometer mijn lichaam tegen me schreeuwt: doe dit alsjeblieft nooit meer. Na een kilometer heb ik nog een week lang last van mijn lijf, benen en longen. De dagen erna heb ik last van, zoals wij het noemen, de ‘kilokuch’. Een heel droge, nare hoest waar je niets aan kunt doen. Dat geeft wel aan hoe erg ik m’n longen heb gesloopt. Na een week rust ben ik vaak weer het mannetje. Ik weet nog dat ik na mijn eerste wereldtitel op de kilometer meteen met mijn vriendin Shanne Braspennincx op wintersport ging. Pas aan het einde van de vakantie kwam ik weer een beetje op adem. Op een of andere manier ben ik elke keer als er iets te halen valt op de kilometer de pijn van de vorige keer weer vergeten. Nou ja, vergeten... Als ik in de startmachine sta, dan ben ik er niet bang voor. Het wordt natuurlijk niks als je op je fiets zit en je denkt: ik ga zoveel pijn hebben, moet ik wel van start? Ik hou van de uitdaging. Het is een minuut lang all out gaan. Daar kun je heel zenuwachtig van worden, maar mij helpen nervositeit en spanning juist om scherper te worden en me goed te voelen.” Kunst “Ik rij helemaal niet graag een kilometer, tenzij er iets te halen valt. Voor mij is het eigenlijk een bijnummer, aangezien deze discipline na de Spelen van 2004 van de olympische agenda verdween. Ik train er ook niet echt voor, vaak gaat een dag voor de WK het stuur voor de kilometer pas op m’n fiets. Lange tijd heb ik ook niet heel erg op de aerodynamica gelet wat betreft mijn houding op de fiets. Het was vaak gewoon: hard van start gaan, daarna op het stuur gaan liggen en dan komt het wel goed. Sinds ik in 2015 bij de EK voor het eerst de kilometer reed, ben ik ongeslagen. Als ik start, win ik goud. Bizar. Ik krijg geregeld de vraag of ik gemaakt ben voor de kilometer. Eigenlijk ben ik gemaakt voor de 500 meter, ik moet alleen nog twee rondjes langer door. Ik heb van jongs af aan, ook door mijn achtergrond als BMX’er, een goede start. Daarnaast heb ik als sprinter veel power. In de teamsprint neem ik altijd de derde ronde voor mijn rekening. Maar ik moet wel zeggen dat een kilometer echt wel zwaarder is dan de teamsprint. Het is een ronde langer en ik moet alles zelf doen. Op de teamsprint zit ik eerst in de slipstream van starter Roy van den Berg en van Harrie Lavreysen, die de tweede ronde voor z’n rekening neemt. Vergeleken bij de kilometer rij ik de eerste twee rondes op de teamsprint redelijk ontspannen, daarna ben ik aan de beurt en moet ik een ronde knallen. Maar goed, die teamsprint helpt natuurlijk wel om een goede kilometer te rijden. Voorheen moesten baanrenners het op de kilometer juist hebben van de laatste twee ronden. Er werd destijds met lichtere verzetten gereden, renners met meer inhoud gingen vaak wel twee seconden langzamer van start. Die achterstand maakten ze op het einde wel goed op de pure sprinters, die dan inkakten. Tegenwoordig is het materiaal veel verder ontwikkeld. De fiets, de aerodynamische pakken en helmen zorgen ervoor dat een sprinter langer zijn snelheid vast kan houden. Daarnaast wordt er op een hoger niveau getraind, lukt het om een zwaarder verzet rond te blijven trappen. De snelheden zijn hoger en worden langer vastgehouden. Daardoor zijn de jongens van de langere adem nu kansloos. Het is: alles aanspannen in dat lijf en gaan. Het is eigenlijk een soort kunst geworden.” Wereldrecord “Nadat ik dit jaar in Glasgow mijn vierde wereldtitel op de kilometer pakte, dacht ik: en nu kunnen we voor het wereldrecord gaan. François Pervis reed op 7 december 2013 in het Mexicaanse Aguascalientes, een baan op 1700 meter boven zeeniveau, een tijd van 56,303. Een bizar snelle tijd, maar ik dacht al een tijdje dat het mogelijk was die tijd te verbeteren, omdat we tien jaar verder zijn, het materiaal beter is en de renners weer sterker en sneller zijn. Ik had wel een voorwaarde voordat ik het record aan zou vallen: ik moest in Glasgow eerst de wereldtitel prolongeren. Ik vond het niet kunnen om het wereldrecord aan te vallen, terwijl ik niet eens de beste van de wereld was. Dat was mijn eer te na. Daardoor kwam er ook extra druk op de kilometer bij de WK. Toen ik op 8 augustus mijn vierde wereldtitel pakte, kon ik de aanval op het wereldrecord aankondigen. Het was een late call. Veel moest nog geregeld worden om op 31 oktober het record aan te kunnen vallen in Aguascalientes. Het begon met het scheppen van de voorwaarden. Mijn management House of Sports en Shanne, die ook heel goed is in het regelen en organiseren, hebben mij daar heel erg bij geholpen. Ik ben heel dankbaar dat mooie partners als AP Support, de Nederlandse Loterij, AGU, Yamaha, Omnisport, HiPRO en de KNWU mij hebben ondersteund, waardoor ik een wedstrijd helemaal voor mij alleen in Mexico kon organiseren. Normaal gesproken hebben Shanne en ik het thuis nooit over fietsen, maar dat was de afgelopen tijd wel anders. In tegenstelling tot voorheen ben ik in aanloop naar de wereldrecordpoging natuurlijk wel heel intensief gaan trainen op de kilometer. Het kilometerstuur zat standaard op mijn fiets. We hebben gekeken naar mijn houding, die kon aerodynamischer. Het was beter om mijn hoofd minder omhoog te houden dan ik gewend was en dus ook minder ver vooruit te kijken. Dat was weer een heel andere houding, was wennen. Daar hebben we eerst op de roller en daarna op de baan heel hard aan gewerkt. Dat het dan lukt, in een tijd van 55,433, 0,896 seconden sneller dan het oude record, is de ultieme bekroning.” Burn-out “De aanval op het wereldrecord was de afgelopen tijd een mooie prikkel. Na de Spelen had ik juist moeite om gemotiveerd te blijven. Tien jaar lang had ik heel intensief voor mijn sport geleefd. Mensen weten nog hoe het was tijdens de lockdown, dat ineens jouw wereldje heel klein werd. Dat is eigenlijk hoe mijn leven al jaren was. Alles stond in het teken van het fietsen, voor andere dingen was amper ruimte. Het is heftig om jarenlang jezelf restricties op te leggen, binnen een vaste structuur te leven en amper tijd voor sociale contacten te hebben. Wij hadden de ambitie om de beste te worden op de teamsprint, gingen nog extremer te werk om ons grote doel te halen. Ik ben juist iemand die van nature op z’n tijd wat afleiding nodig heeft, moet soms m’n hoofd leegmaken. Voor mij betekent dat: af en toe lekker crossen met de motor of afspreken met vrienden. Ik word gek als ik dag in dag uit met maar één ding bezig ben. Tot en met de Spelen in Tokio moest dat allemaal wijken. Mijn leven draaide om fietsen, fietsen en nog eens fietsen. Ons grote doel, goud winnen op de teamsprint, haalden we. Daarnaast pakte ik zilver op de sprint. Ik was in mijn beste vorm ooit in Tokio, was zo trots op wat ik had bereikt, maar merkte ook dat ik op het randje zat van wat tegenwoordig vaak al snel als een burn-out wordt bestempeld. Ik was er na de Spelen even klaar mee om alleen maar met fietsen bezig te zijn, was al heel erg blij met mijn carrière en zag ertegen op om meteen weer aan een nieuwe olympische cyclus te moeten beginnen. En ik moest er niet aan denken meteen weer als een kluizenaar te leven voor m’n sport, vond het ook belangrijk om ‘mens’ te zijn, om er te zijn voor mijn vrienden, die al die jaren begrip toonden voor mijn leven als topsporter. Daar ben ik ze enorm dankbaar voor, maar tegelijkertijd had ik wel vaak het gevoel dat ik iets miste. Het zette me ook aan het denken en al voor de Spelen realiseerde ik me dat het leven uit meer bestaat dan fietsen. Ik had daar ook gesprekken over met mijn vrienden na Tokio. Ik vertelde dat ik het gewoon niet meer leuk vond, dat ik er zo klaar mee was en dat het in aanloop naar de Spelen zo extreem zwaar was geweest. En dat alleen maar om zo’n medaille te halen, zei ik. Ik ging die medailles downgraden, dacht: zijn die het waard om daar zoveel voor op te geven? Mijn vrienden probeerden me op te beuren, zeiden: ‘Je hebt toch iets moois bereikt? Wij hebben ons werk en dat is ook niet altijd zaligmakend.’ Mijn gevoel om het fietsen even op een lager pitje te zetten, werd versterkt door Shanne. Zij was in Tokio olympisch kampioen geworden op de keirin, had een enorm voldaan gevoel, maar stond er na terugkomst net zo in als ik: er is meer in het leven. En natuurlijk is het ook makkelijker om zo te denken als je allebei olympisch goud thuis hebt liggen. Voor Tokio hadden Shanne en ik een huis gekocht in Haarle, vlakbij Nijverdal waar mijn roots liggen, met het plan dat na de Spelen te gaan verbouwen. In eerste instantie dachten we een paar dingen aan te passen, maar het mondde uit in een gigantische verbouwing. Ik deed veel dingen zelf en was dus heel veel tijd kwijt aan ons huis. Ik trainde wel, maar mijn focus lag lange tijd meer op de verbouwing dan op het fietsen. En dan is het volkomen logisch dat ik op de sprint eerder werd uitgeschakeld dan ik gewend was en ik niet het niveau had van voorheen. Eigenlijk vond ik het ook wel prettig om bijna twee seizoenen zonder druk en verwachtingen te fietsen, op een gegeven moment verwachtte voor mijn gevoel niemand meer iets van mij en dat vond ik prima. De verklaring was simpel: ik was niet helemaal goed bezig met mijn sport.” Legacy “Ik had nog de ambitie om naast de teamsprint ook individueel olympisch goud te pakken, maar daarvoor moest eerst het vuurtje in mij weer gaan branden. En dat duurde even. Dit jaar ging ik al wel weer mee in het stramien van wereldbekerwedstrijden rijden, ik sloot weer echt aan bij de jongens. Al moest ik ook nog af en toe thuis zijn voor de finishing touches van de verbouwing. In aanloop naar de WK begon ik ook weer echt hard te trainen. Mijn coach Mehdi Kordi heeft ook een belangrijke rol gespeeld om dat vuurtje weer te laten branden. Hij was het die steeds begon over het wereldrecord op de kilometer. ‘Je hebt een mooie carrière, maar je kunt ook echt een legacy nalaten als je dat record pakt. Jij bent de beste op de kilometer, wil je dat record dan niet?’ Bij dat record dacht ik altijd: dat is een belachelijk snelle tijd. Ik wist natuurlijk ook dat het op hoogte was gerealiseerd en rijden in ijle lucht maakt een groot verschil met sprinten op zeeniveau. Ik dacht dat ik de capaciteiten had om het te kunnen verbeteren, wachtte op een moment dat ik het record aan zou kunnen vallen, maar er waren de afgelopen jaren simpelweg geen wedstrijden meer op grote hoogte. Doordat Mehdi er steeds over begon, dacht ik: misschien moet ik zelf dan maar de omstandigheden creëren om het record aan te vallen. En toen dat in mijn hoofd ging zitten, had ik weer een doel om voor te trainen. De gedachte aan het record heeft mij de afgelopen tijd op de been gehouden als topsporter. Mehdi heeft dat heel slim gedaan. Ik had dat zetje echt nodig. De aanval op dat record zorgde er ook voor dat ik gemotiveerd ben om er alles uit te halen op weg naar de Spelen. Ik wil in Parijs nog één keer de beste Jeffrey laten zien. Als ik dit record niet had gehad om naar toe te leven, was het maar de vraag of die nog tevoorschijn zou komen.” Onrust “Bij de WK in Glasgow haalde ik naast onze wereldtitel op de teamsprint en het goud op de kilometer nog op een andere manier het nieuws. Er werd breed uitgemeten dat er een bom was gelegd onder de succesvolle teamsprint, dat het niet goed zat tussen Harrie en mij door uitspraken die ik deed. Ik heb in Glasgow dingen geroepen uit emotie, waardoor onrust ontstond. Ik had helemaal geen zin om erover te praten, maar heb ik toch uitspraken gedaan, ook omdat ik de sprint nog niet helemaal had verwerkt. Dan zei ik: Harry was voor mij de afgelopen twee jaar geen realistische sparringpartner meer, ik kreeg training na training op mijn flikker en dat motiveert ook niet. En ik riep dat het ieder voor zich was. Uitspraken uit pure emotie. Harrie is de beste van de beste op de sprint. Als ik me dan ook nog een tijd focus op de verbouwing van ons huis, dan is het niet raar dat je op je donder krijgt. Met mijn uitspraken gingen de journalisten daarna natuurlijk naar Harrie en voor we het wisten, bestond in de media het beeld dat er ruzie in de tent was. De volgende ochtend zaten Harrie en ik naast elkaar op het vliegveld en we zeiden tegen elkaar: ‘Wat is ons allemaal overkomen? We hebben toch geen ruzie?’ Nee, dat hadden we niet. ‘Zullen we maar gewoon verder gaan dan?’ Het is goed tussen Harrie en mij. Ik snap ook dat er de afgelopen jaren is ingezoomd op de strijd tussen Harrie en mij. Het is natuurlijk ook een aparte situatie dat we bij grote toernooien eerst teamgenoten zijn op de teamsprint en daarna elkaars grootste concurrenten op de individuele sprint. Het is uniek dat de beste sprinters allebei uit Nederland komen. En ja, in Parijs zal ik het ook weer tegen Harrie op moeten nemen. Hij is de te kloppen man op de sprint. Jarenlang, tot en met de Spelen in Tokio, ontliepen we elkaar heel weinig. Ik probeer niet te veel met hem bezig te zijn, maar voornamelijk te kijken naar mezelf. Hoe kan ik me nog ontwikkelen? Wat kan ik bedenken om hem te verslaan? Met Harrie, maar ook met Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Nils van ’t Hoenderdaal, oud-bondscoach René Wolff en alle anderen met wie wij als baansprinters de groei hebben doorgemaakt, heb ik een band voor de rest van m’n leven. Door de manier waarop wij onze sport beleven, door de wijze waarop we dag in dag uit elkaar op een hoger niveau hebben gebracht. Ook buiten het fietsen om is die klik er. Roy heeft na de Spelen een barbecue georganiseerd, we hebben het ook gezellig samen.” Rugklachten Vanaf de WK tot en met de recordpoging is het stuur voor de kilometer niet meer van mijn fiets geweest. Mijn trainingsschema’s waren de afgelopen tijd daardoor anders dan die van de andere sprinters. Vanaf nu gaat het vizier op de Spelen, waar we op de teamsprint uiteraard onze titel willen prolongeren. Roy, Harrie en ik weten precies wat we daarvoor moeten doen. Als wij allemaal ons niveau halen, zijn we in principe onverslaanbaar. Het klinkt misschien arrogant als ik zeg: zet ons met z’n drieën bij elkaar en het kan bijna niet missen. Wat een luxe om dat uit te kunnen spreken. We zullen veel samen gaan trainen en proberen het beste in elkaar naar boven te brengen de komende tijd, zoals we dat voor de Spelen in Tokio ook deden. Het traject zal er wel iets anders uitzien, aangezien ik ook geregeld in Spanje wil trainen, waar Shanne en ik een appartement hebben. Ik vind het fijn om af en toe in een andere omgeving te trainen, dat is ook weer verfrissend. Ik zal me in elk geval heel erg focussen op de juiste dingen doen, fysiek weer zo goed worden als mogelijk. Dan kan ik weer strijden om het goud, met de teamsprint en individueel. Het einde van mijn topsportcarrière komt langzaamaan in zicht. Ik ben dertig, kijk ook wel uit naar een leven zonder de fiets. Om mijn sport op het niveau te doen zoals ik dat al jaren doe, is heel intensief. Ik merk dat ook aan mijn lichaam, heb mezelf zo belast dat ik last krijg van slijtage. Vooral mijn rug is vaak pijnlijk. Met name als ik toewerk naar een piekmoment, waarin ik zoveel van mijn lichaam vraag, gaat alles pijn doen. Topsport is niet gezond. En als je ziet hoe bizar het niveau is toegenomen in het baanwielrennen de afgelopen tien jaar... Ik denk dat we tegen het maximale aanzitten van wat een menselijk lichaam aankan. Als je ziet hoe wij tekeergaan op de sprint. En toch zal de sport ook nadat ik ben gestopt zich weer doorontwikkelen. Ik ben niet bang dat ik na m’n carrière rondloop met chronische rugklachten. Veel van de lichamelijke ongemakken komen ook voort uit het feit dat ik nu simpelweg te veel spieren heb, de spierspanning is zo hoog. Als ik straks mijn lichaam rust kan gunnen, zal die afnemen. Na de Spelen in Tokio heb ik al gemerkt dat ik in het dagelijks leven nergens last van had toen het fietsen op een lager pitje stond. Dat stelde me ook gerust. Of Parijs mijn laatste kunstje wordt, weet ik nu nog niet. Het zal sowieso mijn derde en laatste deelname aan de Spelen zijn. Misschien gun ik me erna eerst weer even rust en bedenk ik dan weer iets. Bij mij weet je het maar nooit als ik ergens een uitdaging in zie.” Trouwen “Ik realiseer me steeds meer dat ik zoveel te danken heb aan mijn sport. Negen wereldtitels, olympisch goud en zilver, het wereldrecord. Allemaal geweldig. Maar ik heb ook mijn vriendin leren kennen dankzij de topsport. Wat nog ontbreekt is een ring om mijn en haar vinger, ja. Dat is nu nog even lastig te plannen, ik ben nog even heel egoïstisch bezig. Trouwen is iets voor in mijn nieuwe leven, haha. Dan heb ik meteen weer een mooi nieuw doel. Helden Magazine 69 Het verhaal van Jeffrey Hoogland komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Verder pakten zeilers Bart Lambriex en Floris van de Werken een hattrick aan wereldtitels. Over zeilen gesproken: Marit Bouwmeester keerde terug na de bevalling van haar dochter in 2022 en werd meteen weer Europees kampioen. Feyenoord werd ook kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Snowboarden

Chris Vos en Lisa Bunschoten: ‘Ik heb altijd mijn maatje bij me’

Chris Vos (23) en Lisa Bunschoten (26) zijn de beste parasnowboarders van Nederland. En een liefdeskoppel. In aanloop naar de Paralympische Winterspelen (4-13 maart) gingen we op bezoek bij de medaillekandidaten. Het moderne rijtjeshuis van Chris Vos en Lisa Bunschoten in een nieuwbouwwijk in Zuidoostbeemster is van alle gemakken voorzien. Afgelopen zomer zijn ze er ingetrokken na jarenlang in Arnhem te hebben gewoond. In tegenstelling tot hun vorige woning hebben ze alleen geen balken meer aan het plafond waar ze hun gewonnen medailles aan op kunnen hangen. En dat zijn er nogal wat. Het is begin december 2021 en Chris en Lisa zijn net terug uit Landgraaf waar ze de eerste World Cup van hun bomvolle seizoen, met zowel het WK als de Paralympische Spelen, hebben gereden. Allebei zijn ze met goud thuisgekomen. “Mijn medaille hangt boven. Aan mijn snowboard die tussen de was staat,” zegt Chris lachend. “Als je gaat verhuizen ga je spullen uitzoeken. Ik heb enkele prijzen weggedaan. Onhandige dingen zoals een blok hout. Best gaaf, maar wat moet je ermee?! Maar medailles gooien we niet weg. In dit huis leggen we nieuwe medailles vaak een week op tafel. Daarna gaan ze in een mooie doos waarin we ze bewaren.” Lisa: “Als we alles wat we hebben gewonnen zouden ophangen, dan wordt het een beetje vol. De medailles van de Spelen en het WK hebben wel een mooi plekje gekregen.” Kantje boord Sinds de verhuizing woont Chris op tien minuten van zijn ouderlijk huis. Eén keer per week doen Lisa en hij op de zolder van de boerderij van zijn ouders krachttraining. Het is ook de plek waar het achttien jaar geleden vreselijk misging. Chris: “Toen ik vijf jaar oud was, werd er bij ons op het erf verbouwd. Als de grote machines aan het werk waren, mochten mijn broer en ik niet naar buiten. Op een dag deden we dat toch omdat we in het zand wilden spelen. De machinist van de graafmachine zag me niet en reed over mijn middel heen. Ik werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Mijn heupen waren op vier plaatsen gebroken en veel bloedvaten waren stuk. Ik was vanbinnen aan het doodbloeden. Het was kantje boord of ik het zou redden. De eerste dagen na de operaties was het kritisch. Er werd meerdere keren tegen mijn ouders gezegd dat ze afscheid van me moesten nemen. Ook toen ik een bacteriële infectie opliep waardoor mijn bilspier met spoed moest worden geamputeerd. Ik weet niet hoe, maar ik wist het te overleven. Het gevolg was wel dat mijn rechterbeen verlamd was.” De artsen dachten dat Chris nooit meer zou kunnen lopen en de rest van zijn leven in een rolstoel zou zitten. Maar dat vertikte hij. Chris wilde spelen zoals ieder kind en proberen weer te kunnen lopen, wat hem ook lukte met eerst een looprekje en later een orthese. “Er werd van alles afgeraden door de dokters. Gelukkig ben ik opgegroeid in een gezin dat twee keer nadacht en wel naar de mogelijkheden keek. Laat hem maar vallen, dachten mijn ouders. Hij staat wel weer op.” Met veel vallen, pijn, kramp en hulp van zijn vader, die een touw om zijn middel deed zodat ze samen de piste af konden, leerde Chris in zijn jeugdjaren zelfstandig snowboarden. Toen hij in 2010 Nicolien Sauerbreij olympisch kampioen zag worden op de parallelreuzenslalom dacht hij: dat wil ik ook. Zo kwam hij in contact met Bibian Mentel, die bezig was met het oprichten van een team en van snowboarden een paralympische sport wilde maken. “Bieb nam me mee naar wedstrijden in Frankrijk en Spanje. Ik was twaalf jaar en kon er nog niets van, maar ik vond het heel gaaf. Ik kwam gasten tegen die ook met een prothese aan het snowboarden waren. In die tijd stonden ze allemaal nog te blowen. Het was één grote cracky bende, maar ik vond het geweldig. Van een team dat iedere zondag voor de lol ging trainen werden we steeds professioneler.” Kussen bij de lift Lisa werd geboren met fibula aplasie. Door het missen van haar kuitbeen en een incomplete knie was haar linkerbeen flink korter dan haar rechterbeen. Ook had ze een spitsvoet. “Op zesjarige leeftijd is mijn been verlengd. Mijn onderen bovenbeen werden gebroken en ik kreeg een stellage met pinnen door mijn been, op twee plekken zelfs door het bot. Negen maanden lang moest ik iedere dag aan een schroef draaien waardoor mijn been werd uitgerekt. Dat was niet fijn. Ik had vooral veel spierpijn. De pinnen van de stellage moesten iedere week worden schoongemaakt. Met watjes en alcohol. Dat was verschrikkelijk. Ik schreeuwde de hele straat bij elkaar van de pijn. Omdat de pinnen nat mochten worden, zetten mijn ouders voorafgaand aan het schoonmaken een sproeier buiten waar ik met kinderen uit de straat onder kon spelen. Ze koppelden nare momenten aan leuke dingen en dat hielp me heel erg. Het beenverschil van twaalf centimeter werd uiteindelijk teruggebracht naar vijf en mijn knieën kwamen op dezelfde hoogte te staan.” Op vijftienjarige leeftijd stond er opnieuw een beenverlenging en ook het rechtzetten van haar voet op de planning. Totdat een arts haar aan het twijfelen bracht. “Die arts dacht dat ik daardoor juist meer last zou krijgen naarmate ik ouder zou worden. Hij zei: ‘Als het mijn been was, dan zou ik voor amputatie kiezen.’ Dat waren heftige woorden. Ik besloot de afspraak af te zeggen en eerst goed rond te kijken. Toen ik zag wat mensen allemaal konden met een prothese, dacht ik: wow, dat wil ik ook kunnen. Daarna was de keuze snel gemaakt en werd mijn linkervoet geamputeerd.” Voor de amputatie had Lisa met een orthese leren snowboarden. Met een prothese bleek het ook te lukken. “Ik was heel blij dat ik na de ingreep weer op een snowboard kon staan. Tijdens een Fundag in Snowworld die was georganiseerd door de Mentelity Foundation kwam ik Bibian tegen. Ze vond het tof dat er nog een meisje met een prothese aan het snowboarden was en vroeg of ik mee wilde doen aan wedstrijden. Ik was meteen enthousiast.” Zo kwamen Chris en Lisa in hetzelfde team terecht. Maar van liefde op het eerste gezicht was niet bepaald sprake. Chris: “In het begin was ik jou aan het narren en plagen omdat je een beetje bang was en niet zo hard naar beneden durfde te gaan.” Lisa: “Ik ben tweeënhalf jaar ouder en vond jou maar een vervelend rotjoch. Chris: “In die tijd zagen we elkaar vijf keer per week in Snowworld. Daarnaast deden we wedstrijden met het team van Bieb.” Lisa: “We reisden de wereld over, maakten samen veel mee en daardoor ontstond er een vriendschap.” Twee jaar na hun eerste kennismaking sloeg de vonk over. Chris: “Mijn moeder zei: ‘Heb je weleens goed naar dat meisje gekeken?’ Toen ik dat deed, was het er ineens. Ik vond jou eerder leuk dan jij mij.” Lisa: “Ik merkte dat je veranderde. Daardoor ging ik ook anders naar jou kijken. Van een irritant jochie werd je ineens een leuke jongen.” Chris: “Ik stopte met plagen. In plaats daarvan ging ik lief doen en slijmen. En we gingen elkaar stiekem kusjes geven bij de skilift. Vlak voor Sochi kregen we een relatie.” Onafscheidelijk duo Met zijn krap zestien jaar was Chris tijdens de Paralympische Winterspelen van 2014 de jongste Nederlandse deelnemer. Hij werd dertiende op de boardercross, Lisa werd zevende. In de daaropvolgende jaren bestormden ze samen de top. In 2015 en 2017 werd Chris wereldkampioen op de onderdelen banked slalom en boardercross. Na twee zilveren en één bronzen plak op het WK veroverde Lisa in 2019 ook op beide onderdelen de wereldtitel. Met dank aan hun streven elkaar en daarmee ook zichzelf beter te willen maken. Lisa: “We zijn allebei heel competitief en trekken ons aan elkaar op. Tijdens trainingen doen we heats tegen elkaar. De drive om van elkaar te willen winnen is groot. Met boardercross ben ik op sommige stukken sneller dan Chris en andersom. Er gebeurt altijd iets als we het tegen elkaar opnemen.” Chris, lachend: “Er komt dan ook wat gescheld aan te pas. Wie wint wrijft dat zeker nog even in bij de ander. Het kan soms intens zijn, maar we zijn het gewend dat we dezelfde sport beoefenen en iedere dag samen zijn. Ik heb altijd mijn maatje bij me en daar heb ik veel aan.” Lisa: “Het komt soms voor dat de een met een gouden medaille thuiskomt en de ander met een teleurstellend resultaat. Toch zijn we dan blij voor de ander. Het is altijd beter dat in elk geval een van ons twee wint. Ik ben blijer voor Chris als hij wint dan voor mezelf.” Chris: “Dat heb ik ook. Maar het tofste is als we allebei een goed resultaat halen.” Chris: ‘Ik stopte met plagen. In plaats daarvan ging ik lief doen en slijmen. En we gingen elkaar stiekem kusjes geven bij de skilift’ Lisa: “We vinden allebei dezelfde dingen leuk, maar qua karakter zijn we compleet verschillend.” Chris: “Jij bent een pietje-precies en heel gestructureerd. Ik ben chaotisch en een beetje lazy. Ik weet soms niet op welke dagen we een wedstrijd hebben.” Lisa, lachend: “Je weet soms niet eens wanneer je in een vliegtuig moet zitten!” Ook rond wedstrijden is het koppel onafscheidelijk. Al is er dan wel degelijk een verschil met thuis. Lisa: “Sta ik in de racemodus dan ben ik een ander persoon. Heel gek is dat. We zijn tijdens een raceweek samen, delen een hotelkamer, maar we leven langs elkaar heen. Alles draait dan om het snowboarden en om winnen.” Chris: “We doen dan heel erg ons eigen ding. Meestal gaan we tijdens zo’n week even ertussenuit en een hapje eten. Om echt samen te zijn. Niet als sporters, maar als stel.” Lisa: “Vaak is het zo dat de runs van de mannen en vrouwen door elkaar heen lopen. Dan staan we samen bij de start.” Chris: “Jij geeft me altijd een knuffel en een kus, dat vind ik soms irritant. Dan zit ik in mijn focus en denk ik: laat me met rust.” Lisa: “Ik krijg dan een blik toegeworpen van: ga weg!” Chris: “Maar andersom doe ik dat bij jou net zo goed. We wensen elkaar wel altijd succes.” Rare dag Vier jaar geleden, bij de Paralympics in Pyeongchang, werd de banked slalom van de mannen en vrouwen ook tegelijkertijd gehouden. Terwijl Lisa zich boven aan de piste klaarmaakte voor haar finale tegen mentor Bibian Mentel, zat Chris verderop op een stoeltje te wachten voor zijn eindstrijd die een paar minuten later zou beginnen. Chris: “Er hingen overal tv-schermen, maar ik keek niet naar de beelden omdat ik me volledig wilde focussen op mijn eigen race. Ik hoorde het startsein en even later allemaal oh’s en ah’s uit het publiek. Onze fysiotherapeut, die naast me zat, werd opgeroepen. Ik had door dat er een val was geweest. Zijn ze oké, kon ik nog net aan hem vragen. Dat was zo. En toen moest ik mijn finale rijden.” Lisa: “Ik ging er vol in, wilde laten zien wat ik in me had. Ik haalde Bibian in. Vlak daarna raakten we elkaar en kwamen we ten val. Mijn eerste reactie was: opstaan en doorgaan.” Mentel stond eerder op haar board en was sneller weg. Lisa moest genoegen nemen met een zilveren medaille. “Dat was erg balen. Toen ik beneden kwam, werd ik meteen meegenomen naar een bouwkeet. Er kwam een arts die zei: ‘Kijk maar even niet in de spiegel.’ Ik dacht alleen maar: waarom, wat is er aan de hand? Ik had wel bloed gezien na de val, maar dacht dat ik een bloedneus had. Pas toen kreeg ik door dat er een snee in mijn wang zat. Ik wilde de race van Chris zien, maar dat lukte niet.” Lisa: ‘We zijn allebei heel competitief en trekken ons aan elkaar op. De drive om van elkaar te willen winnen op de training is groot’ Chris: “Ik stond gespannen aan de start. Ook omdat ik niet precies wist wat er met Lisa was gebeurd en wat de uitkomst van de race was. Mijn finale was snel voorbij. In de eerste sectie maakte ik een fout waardoor ik viel. Toen ik beneden kwam, ging ik meteen naar jou toe. Je hele gezicht lag open en je ging naar het ziekenhuis. Ik moest naar de dopingcontrole en vervolgens naar de medailleceremonie. We zagen elkaar pas om middernacht weer in het dorp. Ik had gewacht tot je terug was. Samen met de fysio aten we pizza. Dat was het enige wat je kon eten omdat je wang was gehecht en geplakt. Het was een heel rare dag. Jammer dat onze finales op die manier eindigden, dat het geen mooie strijd tot de finish was geweest.” Lisa: “Gelukkig komt er een nieuwe kans aan. Ik sta er goed voor richting Beijing, heb begin dit seizoen gemerkt dat het gat met de concurrentie nog groter is geworden.” Chris: “Bij de eerste World Cup in Landgraaf reed ik mijn beste race ooit nadat ik twee jaar lang geen wedstrijd had gewonnen. Ik heb nog nooit zo goed op mijn board gestaan als nu. Met dank aan mijn nieuwe racebeen, dat is gemaakt door paralympisch kampioen en concurrent Mike Schultz, die ook prothesebouwer is. Toen hij na de vorige Spelen zijn hulp aanbood, nam ik dat meteen aan. Vijftien jaar geleden ging ik met stijve benen de berg af. Pakte ik een schans, dan brak ik alle scharnieren af en moest mijn vader weer naar de prothesemaker. Nu heb ik een stevig en volledig carbonbeen met een veer uit een motorcrossfiets, die ik tot negentig graden kan buigen. Dat is een gave ontwikkeling geweest.” Lisa: “Onderling praten we niet veel over goud. Meer over hoe we nog beter kunnen worden. Al gaan we natuurlijk wel voor die ultieme beloning.” Chris: “Ik ben een ander mens dan in Zuid-Korea, ben slimmer en sterker geworden en heb veel meer ervaring. Een gouden medaille zou de kers op de taart zijn voor alles wat we de afgelopen jaren hebben gedaan.” Lisa: “Na de vorige Spelen zijn we een maand naar Bali gegaan en daarna weer volle bak gaan trainen. Eigenlijk zijn we al acht jaar aan het doorrammen.” Inspiratiebron In maart nemen Chris en Lisa voor de derde keer deel aan de Paralympics. Als vaandeldragers van het Nederlandse para­snowboarden. Het zullen de eerste Spelen zonder hun voor­malige mentor worden. Bibian Mentel overleed op 29 maart 2021 aan de gevolgen van kanker. Chris: “Je wist dat het eraan zat te komen, maar toch was het heftig. We waren op dat moment in het Italiaanse Colere voor een World Cup. Een van de weinige wedstrijden die doorging in het coronaseizoen. Ik was heel blij dat ik daar was. Op een berg in de sneeuw met de club die zij ooit was begonnen. Ik deed daar wat zij altijd zo graag deed: snowboarden. Voor mijn gevoel kon ik op die manier afscheid van Bieb nemen. Het was goed zo.” Lisa: “Het was alsof het zo moest zijn dat we daar waren. Een van de mooiste herinneringen voor mij is dat we na Sochi door Bibian en haar man Edwin mee naar Canada werden genomen. Met een helikopter werden we in the middle of nowhere gedropt om offpiste en onder begeleiding van een gids te gaan boarden. We verbleven met elkaar in een lodge. Er waren geen liften, geen mensen. Niets. Dat was te gek.” Chris: “Ik herinner me nog goed dat we in 2015 in La Molina waren. Bieb had net gehoord dat ze uitzaaiingen had en stond vervolgens bij min twintig graden en keiharde sneeuw iemand te leren snowboarden. Ik ben haar heel dankbaar dat ze me de kans heeft gegeven om de sport te leren kennen. Door het snowboarden heb ik me kunnen ontwikkelen en dat heeft me gemaakt tot de persoon die ik nu ben.” Lisa: “Bibian heeft me vooral meege­geven dat ik moet doen wat ik leuk vind en ervan moet genieten. En om anderen te inspireren en helpen dat ook te doen.” Chris: “Ze heeft ons ook geleerd om iets terug te geven aan de sport. Ik weet hoeveel het waard is als mensen je helpen. Dat probeer ik te doen bij de volgende generatie snowboarders, bijvoorbeeld door ze te helpen met materiaal en tips. Lisa en ik willen laten zien wat er mogelijk is met een prothese of orthese. Twee jaar geleden heb ik mijn vliegbrevet gehaald. Vliegen met een beperking? Normaal gesproken is dat: boem, deur dicht. Door het zoeken naar de juiste mensen die de deur op een kier hielden, is het toch gelukt. Wat ik doe met snowboarden en vliegen is best extreem. Dat hoeft het natuurlijk niet voor iedereen te zijn. Het gaat erom dat kinderen doen wat ze het liefst willen. En dat er wordt gedacht in mogelijkheden. Dat proberen we ze tijdens clinics mee te geven.” Lisa: “Ook laten we ouders zien wat ze kunnen doen. Het helpt heel erg als ouders erin staan van: ga het proberen, kijk wat je kunt. Dat hebben onze ouders ook gedaan en die instelling neem je met je mee.” Chris: “Je kunt veel meer dan je denkt. Ook met een beperking kun je nog steeds je dromen najagen.” Helden Magazine 60 Het verhaal van Chris Vos en Lisa Bunschoten komt voort uit Helden Magazine 60. Deze editie staat voor een groot deel in het teken van de Olympische Spelen, waar Golden Girl Suzanne Schulting vier jaar geleden ‘zomaar’ olympisch kampioen werd en nu de favoriet is op elke afstand. In Helden Magazine 60 lees je een uitgebreid interview met succesvolste Nederlandse olympiër, Ireen Wüst. Ook spraken we Thomas Krol over onder meer zijn transformatie en Kjeld Nuis. Krijgt Sven Kramer in aanloop naar zijn laatste Spelen tien stellingen voorgelegd, spreken we met Antoinette de Jong over trouwen en een nieuwe koers én lacht het leven Irene Schouten toe, al weet ze ook maar al te goed hoe de andere kant van de medaille eruitziet. Ook in Helden Magazine 60 wist Botic van de Zandschulp in 2021 de sprong naar de top honderd te maken, maar dat is pas het begin voor de 26-jarige tennisser. Een gesprek met Peter Bosz over stress, Ajax en zijn ambitie om op een dag bondscoach te worden. Naast speler van Atalanta Bergamo en Oranje is Marten de Roon ook influencer. Op basis van 10 social media-posts gingen wij het gesprek met de voetballer aan. En hoe goed is Lionel Messi nog? We vroegen het aan Ronald Koeman, Henk ten Cate, Ruud Gullit, Giovanni van Bronckhorst, Ron Vlaar en Edwin Winkels. Verder een reconstructie van het olympisch goud op de 1000 meter met Gerard van Velde. Victoria Koblenko probeert daarnaast Jorden van Foreest schaakmat te zetten én Samantha van Diemen staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 60 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Chris Vos (23) en Lisa Bunschoten (26) zijn de beste parasnowboarders van Nederland. En een liefdeskoppel. In aanloop naar de Paralympische Winterspelen (4-13 maart) gingen we op bezoek bij de medaillekandidaten. Het moderne rijtjeshuis van Chris Vos en Lisa Bunschoten in een nieuwbouwwijk in Zuidoostbeemster is van alle gemakken voorzien. Afgelopen zomer zijn ze er ingetrokken na jarenlang in Arnhem te hebben gewoond. In tegenstelling tot hun vorige woning hebben ze alleen geen balken meer aan het plafond waar ze hun gewonnen medailles aan op kunnen hangen. En dat zijn er nogal wat. Het is begin december 2021 en Chris en Lisa zijn net terug uit Landgraaf waar ze de eerste World Cup van hun bomvolle seizoen, met zowel het WK als de Paralympische Spelen, hebben gereden. Allebei zijn ze met goud thuisgekomen. “Mijn medaille hangt boven. Aan mijn snowboard die tussen de was staat,” zegt Chris lachend. “Als je gaat verhuizen ga je spullen uitzoeken. Ik heb enkele prijzen weggedaan. Onhandige dingen zoals een blok hout. Best gaaf, maar wat moet je ermee?! Maar medailles gooien we niet weg. In dit huis leggen we nieuwe medailles vaak een week op tafel. Daarna gaan ze in een mooie doos waarin we ze bewaren.” Lisa: “Als we alles wat we hebben gewonnen zouden ophangen, dan wordt het een beetje vol. De medailles van de Spelen en het WK hebben wel een mooi plekje gekregen.” Kantje boord Sinds de verhuizing woont Chris op tien minuten van zijn ouderlijk huis. Eén keer per week doen Lisa en hij op de zolder van de boerderij van zijn ouders krachttraining. Het is ook de plek waar het achttien jaar geleden vreselijk misging. Chris: “Toen ik vijf jaar oud was, werd er bij ons op het erf verbouwd. Als de grote machines aan het werk waren, mochten mijn broer en ik niet naar buiten. Op een dag deden we dat toch omdat we in het zand wilden spelen. De machinist van de graafmachine zag me niet en reed over mijn middel heen. Ik werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Mijn heupen waren op vier plaatsen gebroken en veel bloedvaten waren stuk. Ik was vanbinnen aan het doodbloeden. Het was kantje boord of ik het zou redden. De eerste dagen na de operaties was het kritisch. Er werd meerdere keren tegen mijn ouders gezegd dat ze afscheid van me moesten nemen. Ook toen ik een bacteriële infectie opliep waardoor mijn bilspier met spoed moest worden geamputeerd. Ik weet niet hoe, maar ik wist het te overleven. Het gevolg was wel dat mijn rechterbeen verlamd was.” De artsen dachten dat Chris nooit meer zou kunnen lopen en de rest van zijn leven in een rolstoel zou zitten. Maar dat vertikte hij. Chris wilde spelen zoals ieder kind en proberen weer te kunnen lopen, wat hem ook lukte met eerst een looprekje en later een orthese. “Er werd van alles afgeraden door de dokters. Gelukkig ben ik opgegroeid in een gezin dat twee keer nadacht en wel naar de mogelijkheden keek. Laat hem maar vallen, dachten mijn ouders. Hij staat wel weer op.” Met veel vallen, pijn, kramp en hulp van zijn vader, die een touw om zijn middel deed zodat ze samen de piste af konden, leerde Chris in zijn jeugdjaren zelfstandig snowboarden. Toen hij in 2010 Nicolien Sauerbreij olympisch kampioen zag worden op de parallelreuzenslalom dacht hij: dat wil ik ook. Zo kwam hij in contact met Bibian Mentel, die bezig was met het oprichten van een team en van snowboarden een paralympische sport wilde maken. “Bieb nam me mee naar wedstrijden in Frankrijk en Spanje. Ik was twaalf jaar en kon er nog niets van, maar ik vond het heel gaaf. Ik kwam gasten tegen die ook met een prothese aan het snowboarden waren. In die tijd stonden ze allemaal nog te blowen. Het was één grote cracky bende, maar ik vond het geweldig. Van een team dat iedere zondag voor de lol ging trainen werden we steeds professioneler.” Kussen bij de lift Lisa werd geboren met fibula aplasie. Door het missen van haar kuitbeen en een incomplete knie was haar linkerbeen flink korter dan haar rechterbeen. Ook had ze een spitsvoet. “Op zesjarige leeftijd is mijn been verlengd. Mijn onderen bovenbeen werden gebroken en ik kreeg een stellage met pinnen door mijn been, op twee plekken zelfs door het bot. Negen maanden lang moest ik iedere dag aan een schroef draaien waardoor mijn been werd uitgerekt. Dat was niet fijn. Ik had vooral veel spierpijn. De pinnen van de stellage moesten iedere week worden schoongemaakt. Met watjes en alcohol. Dat was verschrikkelijk. Ik schreeuwde de hele straat bij elkaar van de pijn. Omdat de pinnen nat mochten worden, zetten mijn ouders voorafgaand aan het schoonmaken een sproeier buiten waar ik met kinderen uit de straat onder kon spelen. Ze koppelden nare momenten aan leuke dingen en dat hielp me heel erg. Het beenverschil van twaalf centimeter werd uiteindelijk teruggebracht naar vijf en mijn knieën kwamen op dezelfde hoogte te staan.” Op vijftienjarige leeftijd stond er opnieuw een beenverlenging en ook het rechtzetten van haar voet op de planning. Totdat een arts haar aan het twijfelen bracht. “Die arts dacht dat ik daardoor juist meer last zou krijgen naarmate ik ouder zou worden. Hij zei: ‘Als het mijn been was, dan zou ik voor amputatie kiezen.’ Dat waren heftige woorden. Ik besloot de afspraak af te zeggen en eerst goed rond te kijken. Toen ik zag wat mensen allemaal konden met een prothese, dacht ik: wow, dat wil ik ook kunnen. Daarna was de keuze snel gemaakt en werd mijn linkervoet geamputeerd.” Voor de amputatie had Lisa met een orthese leren snowboarden. Met een prothese bleek het ook te lukken. “Ik was heel blij dat ik na de ingreep weer op een snowboard kon staan. Tijdens een Fundag in Snowworld die was georganiseerd door de Mentelity Foundation kwam ik Bibian tegen. Ze vond het tof dat er nog een meisje met een prothese aan het snowboarden was en vroeg of ik mee wilde doen aan wedstrijden. Ik was meteen enthousiast.” Zo kwamen Chris en Lisa in hetzelfde team terecht. Maar van liefde op het eerste gezicht was niet bepaald sprake. Chris: “In het begin was ik jou aan het narren en plagen omdat je een beetje bang was en niet zo hard naar beneden durfde te gaan.” Lisa: “Ik ben tweeënhalf jaar ouder en vond jou maar een vervelend rotjoch. Chris: “In die tijd zagen we elkaar vijf keer per week in Snowworld. Daarnaast deden we wedstrijden met het team van Bieb.” Lisa: “We reisden de wereld over, maakten samen veel mee en daardoor ontstond er een vriendschap.” Twee jaar na hun eerste kennismaking sloeg de vonk over. Chris: “Mijn moeder zei: ‘Heb je weleens goed naar dat meisje gekeken?’ Toen ik dat deed, was het er ineens. Ik vond jou eerder leuk dan jij mij.” Lisa: “Ik merkte dat je veranderde. Daardoor ging ik ook anders naar jou kijken. Van een irritant jochie werd je ineens een leuke jongen.” Chris: “Ik stopte met plagen. In plaats daarvan ging ik lief doen en slijmen. En we gingen elkaar stiekem kusjes geven bij de skilift. Vlak voor Sochi kregen we een relatie.” Onafscheidelijk duo Met zijn krap zestien jaar was Chris tijdens de Paralympische Winterspelen van 2014 de jongste Nederlandse deelnemer. Hij werd dertiende op de boardercross, Lisa werd zevende. In de daaropvolgende jaren bestormden ze samen de top. In 2015 en 2017 werd Chris wereldkampioen op de onderdelen banked slalom en boardercross. Na twee zilveren en één bronzen plak op het WK veroverde Lisa in 2019 ook op beide onderdelen de wereldtitel. Met dank aan hun streven elkaar en daarmee ook zichzelf beter te willen maken. Lisa: “We zijn allebei heel competitief en trekken ons aan elkaar op. Tijdens trainingen doen we heats tegen elkaar. De drive om van elkaar te willen winnen is groot. Met boardercross ben ik op sommige stukken sneller dan Chris en andersom. Er gebeurt altijd iets als we het tegen elkaar opnemen.” Chris, lachend: “Er komt dan ook wat gescheld aan te pas. Wie wint wrijft dat zeker nog even in bij de ander. Het kan soms intens zijn, maar we zijn het gewend dat we dezelfde sport beoefenen en iedere dag samen zijn. Ik heb altijd mijn maatje bij me en daar heb ik veel aan.” Lisa: “Het komt soms voor dat de een met een gouden medaille thuiskomt en de ander met een teleurstellend resultaat. Toch zijn we dan blij voor de ander. Het is altijd beter dat in elk geval een van ons twee wint. Ik ben blijer voor Chris als hij wint dan voor mezelf.” Chris: “Dat heb ik ook. Maar het tofste is als we allebei een goed resultaat halen.” Chris: ‘Ik stopte met plagen. In plaats daarvan ging ik lief doen en slijmen. En we gingen elkaar stiekem kusjes geven bij de skilift’ Lisa: “We vinden allebei dezelfde dingen leuk, maar qua karakter zijn we compleet verschillend.” Chris: “Jij bent een pietje-precies en heel gestructureerd. Ik ben chaotisch en een beetje lazy. Ik weet soms niet op welke dagen we een wedstrijd hebben.” Lisa, lachend: “Je weet soms niet eens wanneer je in een vliegtuig moet zitten!” Ook rond wedstrijden is het koppel onafscheidelijk. Al is er dan wel degelijk een verschil met thuis. Lisa: “Sta ik in de racemodus dan ben ik een ander persoon. Heel gek is dat. We zijn tijdens een raceweek samen, delen een hotelkamer, maar we leven langs elkaar heen. Alles draait dan om het snowboarden en om winnen.” Chris: “We doen dan heel erg ons eigen ding. Meestal gaan we tijdens zo’n week even ertussenuit en een hapje eten. Om echt samen te zijn. Niet als sporters, maar als stel.” Lisa: “Vaak is het zo dat de runs van de mannen en vrouwen door elkaar heen lopen. Dan staan we samen bij de start.” Chris: “Jij geeft me altijd een knuffel en een kus, dat vind ik soms irritant. Dan zit ik in mijn focus en denk ik: laat me met rust.” Lisa: “Ik krijg dan een blik toegeworpen van: ga weg!” Chris: “Maar andersom doe ik dat bij jou net zo goed. We wensen elkaar wel altijd succes.” Rare dag Vier jaar geleden, bij de Paralympics in Pyeongchang, werd de banked slalom van de mannen en vrouwen ook tegelijkertijd gehouden. Terwijl Lisa zich boven aan de piste klaarmaakte voor haar finale tegen mentor Bibian Mentel, zat Chris verderop op een stoeltje te wachten voor zijn eindstrijd die een paar minuten later zou beginnen. Chris: “Er hingen overal tv-schermen, maar ik keek niet naar de beelden omdat ik me volledig wilde focussen op mijn eigen race. Ik hoorde het startsein en even later allemaal oh’s en ah’s uit het publiek. Onze fysiotherapeut, die naast me zat, werd opgeroepen. Ik had door dat er een val was geweest. Zijn ze oké, kon ik nog net aan hem vragen. Dat was zo. En toen moest ik mijn finale rijden.” Lisa: “Ik ging er vol in, wilde laten zien wat ik in me had. Ik haalde Bibian in. Vlak daarna raakten we elkaar en kwamen we ten val. Mijn eerste reactie was: opstaan en doorgaan.” Mentel stond eerder op haar board en was sneller weg. Lisa moest genoegen nemen met een zilveren medaille. “Dat was erg balen. Toen ik beneden kwam, werd ik meteen meegenomen naar een bouwkeet. Er kwam een arts die zei: ‘Kijk maar even niet in de spiegel.’ Ik dacht alleen maar: waarom, wat is er aan de hand? Ik had wel bloed gezien na de val, maar dacht dat ik een bloedneus had. Pas toen kreeg ik door dat er een snee in mijn wang zat. Ik wilde de race van Chris zien, maar dat lukte niet.” Lisa: ‘We zijn allebei heel competitief en trekken ons aan elkaar op. De drive om van elkaar te willen winnen op de training is groot’ Chris: “Ik stond gespannen aan de start. Ook omdat ik niet precies wist wat er met Lisa was gebeurd en wat de uitkomst van de race was. Mijn finale was snel voorbij. In de eerste sectie maakte ik een fout waardoor ik viel. Toen ik beneden kwam, ging ik meteen naar jou toe. Je hele gezicht lag open en je ging naar het ziekenhuis. Ik moest naar de dopingcontrole en vervolgens naar de medailleceremonie. We zagen elkaar pas om middernacht weer in het dorp. Ik had gewacht tot je terug was. Samen met de fysio aten we pizza. Dat was het enige wat je kon eten omdat je wang was gehecht en geplakt. Het was een heel rare dag. Jammer dat onze finales op die manier eindigden, dat het geen mooie strijd tot de finish was geweest.” Lisa: “Gelukkig komt er een nieuwe kans aan. Ik sta er goed voor richting Beijing, heb begin dit seizoen gemerkt dat het gat met de concurrentie nog groter is geworden.” Chris: “Bij de eerste World Cup in Landgraaf reed ik mijn beste race ooit nadat ik twee jaar lang geen wedstrijd had gewonnen. Ik heb nog nooit zo goed op mijn board gestaan als nu. Met dank aan mijn nieuwe racebeen, dat is gemaakt door paralympisch kampioen en concurrent Mike Schultz, die ook prothesebouwer is. Toen hij na de vorige Spelen zijn hulp aanbood, nam ik dat meteen aan. Vijftien jaar geleden ging ik met stijve benen de berg af. Pakte ik een schans, dan brak ik alle scharnieren af en moest mijn vader weer naar de prothesemaker. Nu heb ik een stevig en volledig carbonbeen met een veer uit een motorcrossfiets, die ik tot negentig graden kan buigen. Dat is een gave ontwikkeling geweest.” Lisa: “Onderling praten we niet veel over goud. Meer over hoe we nog beter kunnen worden. Al gaan we natuurlijk wel voor die ultieme beloning.” Chris: “Ik ben een ander mens dan in Zuid-Korea, ben slimmer en sterker geworden en heb veel meer ervaring. Een gouden medaille zou de kers op de taart zijn voor alles wat we de afgelopen jaren hebben gedaan.” Lisa: “Na de vorige Spelen zijn we een maand naar Bali gegaan en daarna weer volle bak gaan trainen. Eigenlijk zijn we al acht jaar aan het doorrammen.” Inspiratiebron In maart nemen Chris en Lisa voor de derde keer deel aan de Paralympics. Als vaandeldragers van het Nederlandse para­snowboarden. Het zullen de eerste Spelen zonder hun voor­malige mentor worden. Bibian Mentel overleed op 29 maart 2021 aan de gevolgen van kanker. Chris: “Je wist dat het eraan zat te komen, maar toch was het heftig. We waren op dat moment in het Italiaanse Colere voor een World Cup. Een van de weinige wedstrijden die doorging in het coronaseizoen. Ik was heel blij dat ik daar was. Op een berg in de sneeuw met de club die zij ooit was begonnen. Ik deed daar wat zij altijd zo graag deed: snowboarden. Voor mijn gevoel kon ik op die manier afscheid van Bieb nemen. Het was goed zo.” Lisa: “Het was alsof het zo moest zijn dat we daar waren. Een van de mooiste herinneringen voor mij is dat we na Sochi door Bibian en haar man Edwin mee naar Canada werden genomen. Met een helikopter werden we in the middle of nowhere gedropt om offpiste en onder begeleiding van een gids te gaan boarden. We verbleven met elkaar in een lodge. Er waren geen liften, geen mensen. Niets. Dat was te gek.” Chris: “Ik herinner me nog goed dat we in 2015 in La Molina waren. Bieb had net gehoord dat ze uitzaaiingen had en stond vervolgens bij min twintig graden en keiharde sneeuw iemand te leren snowboarden. Ik ben haar heel dankbaar dat ze me de kans heeft gegeven om de sport te leren kennen. Door het snowboarden heb ik me kunnen ontwikkelen en dat heeft me gemaakt tot de persoon die ik nu ben.” Lisa: “Bibian heeft me vooral meege­geven dat ik moet doen wat ik leuk vind en ervan moet genieten. En om anderen te inspireren en helpen dat ook te doen.” Chris: “Ze heeft ons ook geleerd om iets terug te geven aan de sport. Ik weet hoeveel het waard is als mensen je helpen. Dat probeer ik te doen bij de volgende generatie snowboarders, bijvoorbeeld door ze te helpen met materiaal en tips. Lisa en ik willen laten zien wat er mogelijk is met een prothese of orthese. Twee jaar geleden heb ik mijn vliegbrevet gehaald. Vliegen met een beperking? Normaal gesproken is dat: boem, deur dicht. Door het zoeken naar de juiste mensen die de deur op een kier hielden, is het toch gelukt. Wat ik doe met snowboarden en vliegen is best extreem. Dat hoeft het natuurlijk niet voor iedereen te zijn. Het gaat erom dat kinderen doen wat ze het liefst willen. En dat er wordt gedacht in mogelijkheden. Dat proberen we ze tijdens clinics mee te geven.” Lisa: “Ook laten we ouders zien wat ze kunnen doen. Het helpt heel erg als ouders erin staan van: ga het proberen, kijk wat je kunt. Dat hebben onze ouders ook gedaan en die instelling neem je met je mee.” Chris: “Je kunt veel meer dan je denkt. Ook met een beperking kun je nog steeds je dromen najagen.” Helden Magazine 60 Het verhaal van Chris Vos en Lisa Bunschoten komt voort uit Helden Magazine 60. Deze editie staat voor een groot deel in het teken van de Olympische Spelen, waar Golden Girl Suzanne Schulting vier jaar geleden ‘zomaar’ olympisch kampioen werd en nu de favoriet is op elke afstand. In Helden Magazine 60 lees je een uitgebreid interview met succesvolste Nederlandse olympiër, Ireen Wüst. Ook spraken we Thomas Krol over onder meer zijn transformatie en Kjeld Nuis. Krijgt Sven Kramer in aanloop naar zijn laatste Spelen tien stellingen voorgelegd, spreken we met Antoinette de Jong over trouwen en een nieuwe koers én lacht het leven Irene Schouten toe, al weet ze ook maar al te goed hoe de andere kant van de medaille eruitziet. Ook in Helden Magazine 60 wist Botic van de Zandschulp in 2021 de sprong naar de top honderd te maken, maar dat is pas het begin voor de 26-jarige tennisser. Een gesprek met Peter Bosz over stress, Ajax en zijn ambitie om op een dag bondscoach te worden. Naast speler van Atalanta Bergamo en Oranje is Marten de Roon ook influencer. Op basis van 10 social media-posts gingen wij het gesprek met de voetballer aan. En hoe goed is Lionel Messi nog? We vroegen het aan Ronald Koeman, Henk ten Cate, Ruud Gullit, Giovanni van Bronckhorst, Ron Vlaar en Edwin Winkels. Verder een reconstructie van het olympisch goud op de 1000 meter met Gerard van Velde. Victoria Koblenko probeert daarnaast Jorden van Foreest schaakmat te zetten én Samantha van Diemen staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 60 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Schaken

Jorden van Foreest: Geboren om te schaken

Jorden van Foreest won vorig jaar ‘zomaar’ het Tata Steel-schaaktoernooi. Hij werd de eerste Nederlandse winnaar sinds Jan Timman in 1985. In aanloop naar de nieuwe editie (14-30 januari, Wijk aan Zee) gaat Victoria Koblenko bij de 22-jarige schaakgrootmeester langs in hotel de Orangerie in Brugge, de stad waar hij is gaan wonen voor de liefde. Na het zien van de documentaire ‘De stelling van Foreest' heb ik veel waardering gekregen voor jouw ouders. In de docu zien we hoe je ouders hun zes kinderen leren denken. Zelfstandig denkvermogen ontwikkelden zij door onder meer thuisonderwijs en door jou en je vier broers en zusje op jonge leeftijd te leren schaken. Wat herinner jij je nog van de eerste keer achter een schaakbord? “We waren net verhuisd van Zutphen naar Groningen, ik was zes jaar. Ik heb een plaatje in mijn hoofd van hoe die huurwoning er toen uitzag en hoe ik daar de vloer moest bezemen. Mijn vader heeft me toen de regels geleerd. Niet met een plan, maar voor de lol. Mijn vader gaf me er een schaakboekje bij. Met zo’n koninginnendiploma.” Was je meteen fanatiek? “Ik vond het meteen best wel leuk en had een deal met mijn vader: hij had in Groningen gestudeerd, herinnerde zich een schaakcafé en als ik het schaakboekje uit had met de basisregels, dan zouden we in dat café een chocomel gaan drinken. Helaas konden we het niet meer vinden. Pas vijf of zes jaar later vonden we een alternatief schaakcafé.” Wat is het mooiste wat je van je ouders hebt geleerd? “Het spel zelf. En daarnaast al het ondersteunende advies. We hebben zo vaak aan tafel gezeten met de vraag: hoe kunnen we jou nog beter laten spelen? Die gesprekken zijn altijd onwijs waardevol het ging niet alleen over het schaaktechnische, maar ook over mijn psyche. Mijn ouders hebben altijd gedacht: hoe helpen we je naar de beste mentale staat?” Domme fout Hoe was je eerste toernooi? “Van mijn eerste toernooi herinner ik me een arbiter die ik heel streng vond, ik was toen zes of zeven. Dat liet een enorme indruk achter en daarna duurde het drie jaar voordat ik weer een toernooi durfde te spelen. Later begreep ik uit de Groningse schaakgemeenschap dat het een heel vriendelijke man was. Maar al die regels van een toernooi, al die kinderen én die arbiter hadden veel indruk gemaakt.” Wanneer won je je eerste toernooi? “Dat was het Nederlandse kampioenschap onder de tien jaar in 2009.” Wat me fascineert aan schaken is dat je niet alleen met strategie en tactiek bezig moet zijn, maar ook moet leren omgaan met verlies. Voor kinderen is dat vaak een uitdaging. Hoe was dat voor jou? “De partijen die ik verloor, vond ik erg pijnlijk. Ik denk niet dat ik een goede verliezer was. Mijn ouders deden hun best voor mijn schaakcarrière en als ik in hun perceptie een domme fout maakte, dan was de sfeer thuis niet goed. Uiteindelijk raak je gewend aan winnen, maar ook aan verliezen.” Je speelt dus niet alleen tegen je tegenstander, maar je neemt het ook op tegen je zelfbeeld? “Ja, je verliest een stukje zelfvertrouwen door een nederlaag. Ik weet nog goed dat ik in Wijk aan Zee zo slecht speelde toen ik achttien was, dat ik maanden twijfelde of ik het wel kon en of ik door moest gaan met schaken.” 'Ik doe wel ademhalingsoefeningen van Wim Hof en ik neem koude douches tijdens toernooien' Is die onzekerheid alleen aan schaken gerelateerd? “Niet alleen. Ik twijfel altijd over mezelf. Gaat het wel goed komen allemaal? Of kan ik niet beter wat anders doen? Maar als ik goed speel, dan heb ik minder last van die onzekerheid. Maar dat opgebouwde vertrouwen kan je met één slechte zet verbrijzelen. Dan ben ik voor m’n gevoel weer helemaal niks.” Helden Magazine 60 Het eerste gedeelte van het verhaal van Jorden van Foreest komt voort uit Helden Magazine 60. Deze editie staat voor een groot deel in het teken van de Olympische Spelen, waar Golden Girl Suzanne Schulting vier jaar geleden ‘zomaar’ olympisch kampioen werd en nu de favoriet is op elke afstand. In Helden Magazine 60 lees je een uitgebreid interview met succesvolste Nederlandse olympiër, Ireen Wüst. Ook spraken we Thomas Krol over onder meer zijn transformatie en Kjeld Nuis. Krijgt Sven Kramer in aanloop naar zijn laatste Spelen tien stellingen voorgelegd, spreken we met Antoinette de Jong over trouwen en een nieuwe koers én lacht het leven Irene Schouten toe, al weet ze ook maar al te goed hoe de andere kant van de medaille eruitziet. Ook in Helden Magazine 60 wist Botic van de Zandschulp in 2021 de sprong naar de top honderd te maken, maar dat is pas het begin voor de 26-jarige tennisser. Een gesprek met Peter Bosz over stress, Ajax en zijn ambitie om op een dag bondscoach te worden. Naast speler van Atalanta Bergamo en Oranje is Marten de Roon ook influencer. Op basis van 10 social media-posts gingen wij het gesprek met de voetballer aan. En hoe goed is Lionel Messi nog? We vroegen het aan Ronald Koeman, Henk ten Cate, Ruud Gullit, Giovanni van Bronckhorst, Ron Vlaar en Edwin Winkels. Verder zijn Chris Vos en Lisa Bunschoten de beste paralympische snowboarders van Nederland. In aanloop naar de Paralympics gingen we bij hen langs, een reconstructie van het olympisch goud op de 1000 meter met Gerard van Velde én Samantha van Diemen staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 60 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Jorden van Foreest won vorig jaar ‘zomaar’ het Tata Steel-schaaktoernooi. Hij werd de eerste Nederlandse winnaar sinds Jan Timman in 1985. In aanloop naar de nieuwe editie (14-30 januari, Wijk aan Zee) gaat Victoria Koblenko bij de 22-jarige schaakgrootmeester langs in hotel de Orangerie in Brugge, de stad waar hij is gaan wonen voor de liefde. Na het zien van de documentaire ‘De stelling van Foreest' heb ik veel waardering gekregen voor jouw ouders. In de docu zien we hoe je ouders hun zes kinderen leren denken. Zelfstandig denkvermogen ontwikkelden zij door onder meer thuisonderwijs en door jou en je vier broers en zusje op jonge leeftijd te leren schaken. Wat herinner jij je nog van de eerste keer achter een schaakbord? “We waren net verhuisd van Zutphen naar Groningen, ik was zes jaar. Ik heb een plaatje in mijn hoofd van hoe die huurwoning er toen uitzag en hoe ik daar de vloer moest bezemen. Mijn vader heeft me toen de regels geleerd. Niet met een plan, maar voor de lol. Mijn vader gaf me er een schaakboekje bij. Met zo’n koninginnendiploma.” Was je meteen fanatiek? “Ik vond het meteen best wel leuk en had een deal met mijn vader: hij had in Groningen gestudeerd, herinnerde zich een schaakcafé en als ik het schaakboekje uit had met de basisregels, dan zouden we in dat café een chocomel gaan drinken. Helaas konden we het niet meer vinden. Pas vijf of zes jaar later vonden we een alternatief schaakcafé.” Wat is het mooiste wat je van je ouders hebt geleerd? “Het spel zelf. En daarnaast al het ondersteunende advies. We hebben zo vaak aan tafel gezeten met de vraag: hoe kunnen we jou nog beter laten spelen? Die gesprekken zijn altijd onwijs waardevol het ging niet alleen over het schaaktechnische, maar ook over mijn psyche. Mijn ouders hebben altijd gedacht: hoe helpen we je naar de beste mentale staat?” Domme fout Hoe was je eerste toernooi? “Van mijn eerste toernooi herinner ik me een arbiter die ik heel streng vond, ik was toen zes of zeven. Dat liet een enorme indruk achter en daarna duurde het drie jaar voordat ik weer een toernooi durfde te spelen. Later begreep ik uit de Groningse schaakgemeenschap dat het een heel vriendelijke man was. Maar al die regels van een toernooi, al die kinderen én die arbiter hadden veel indruk gemaakt.” Wanneer won je je eerste toernooi? “Dat was het Nederlandse kampioenschap onder de tien jaar in 2009.” Wat me fascineert aan schaken is dat je niet alleen met strategie en tactiek bezig moet zijn, maar ook moet leren omgaan met verlies. Voor kinderen is dat vaak een uitdaging. Hoe was dat voor jou? “De partijen die ik verloor, vond ik erg pijnlijk. Ik denk niet dat ik een goede verliezer was. Mijn ouders deden hun best voor mijn schaakcarrière en als ik in hun perceptie een domme fout maakte, dan was de sfeer thuis niet goed. Uiteindelijk raak je gewend aan winnen, maar ook aan verliezen.” Je speelt dus niet alleen tegen je tegenstander, maar je neemt het ook op tegen je zelfbeeld? “Ja, je verliest een stukje zelfvertrouwen door een nederlaag. Ik weet nog goed dat ik in Wijk aan Zee zo slecht speelde toen ik achttien was, dat ik maanden twijfelde of ik het wel kon en of ik door moest gaan met schaken.” 'Ik doe wel ademhalingsoefeningen van Wim Hof en ik neem koude douches tijdens toernooien' Is die onzekerheid alleen aan schaken gerelateerd? “Niet alleen. Ik twijfel altijd over mezelf. Gaat het wel goed komen allemaal? Of kan ik niet beter wat anders doen? Maar als ik goed speel, dan heb ik minder last van die onzekerheid. Maar dat opgebouwde vertrouwen kan je met één slechte zet verbrijzelen. Dan ben ik voor m’n gevoel weer helemaal niks.” Helden Magazine 60 Het eerste gedeelte van het verhaal van Jorden van Foreest komt voort uit Helden Magazine 60. Deze editie staat voor een groot deel in het teken van de Olympische Spelen, waar Golden Girl Suzanne Schulting vier jaar geleden ‘zomaar’ olympisch kampioen werd en nu de favoriet is op elke afstand. In Helden Magazine 60 lees je een uitgebreid interview met succesvolste Nederlandse olympiër, Ireen Wüst. Ook spraken we Thomas Krol over onder meer zijn transformatie en Kjeld Nuis. Krijgt Sven Kramer in aanloop naar zijn laatste Spelen tien stellingen voorgelegd, spreken we met Antoinette de Jong over trouwen en een nieuwe koers én lacht het leven Irene Schouten toe, al weet ze ook maar al te goed hoe de andere kant van de medaille eruitziet. Ook in Helden Magazine 60 wist Botic van de Zandschulp in 2021 de sprong naar de top honderd te maken, maar dat is pas het begin voor de 26-jarige tennisser. Een gesprek met Peter Bosz over stress, Ajax en zijn ambitie om op een dag bondscoach te worden. Naast speler van Atalanta Bergamo en Oranje is Marten de Roon ook influencer. Op basis van 10 social media-posts gingen wij het gesprek met de voetballer aan. En hoe goed is Lionel Messi nog? We vroegen het aan Ronald Koeman, Henk ten Cate, Ruud Gullit, Giovanni van Bronckhorst, Ron Vlaar en Edwin Winkels. Verder zijn Chris Vos en Lisa Bunschoten de beste paralympische snowboarders van Nederland. In aanloop naar de Paralympics gingen we bij hen langs, een reconstructie van het olympisch goud op de 1000 meter met Gerard van Velde én Samantha van Diemen staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 60 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Snowboarden

Bibian Mentel: ‘Het leven is als een ui die je helemaal afpelt’

Paralympisch snowboardster Bibian Mentel was een inspiratie voor velen vanwege haar optimisme en doorzettingsvermogen. Talloze keren kreeg ze te maken met kanker. Drie weken voor haar overlijden op 29 maart dit jaar ging Barbara Barend bij haar langs voor een afscheidsinterview. Ik schrok van het bericht begin dit jaar dat er bij Bibian Mentel tumoren in haar hoofd gevonden waren, dat ze nu echt was uitbehandeld en het snel kon gaan. “Mag ik afscheid van je nemen?” vroeg ik haar per app. “Natuurlijk,” antwoordden zij en haar man Edwin Spee. Edwin belde me vervolgens. Geïnspireerd door de vorig jaar overleden Marc de Hond zei hij: “Barbara, we hebben een vraag. Bieb zou graag nog een laatste interview afgeven om te publiceren na haar dood.” En zo treffen we elkaar begin maart, met de wetenschap dat we elkaar daarna nooit meer zullen zien. We zitten tegenover elkaar op het bed van Edwin en Bibian. Bibian ligt er broos, maar tegelijk stralend bij. Ik heb taart meegenomen. Bibian: “Ik heb jarenlang alleen maar gegeten wat goed voor mij was. Mijn dokter zei dat ik vanaf nu niet meer gezond, maar lekker moet eten. Dit kan zo maar mijn laatste taartje zijn. Heerlijk, rode vruchten bavarois.” Hoe hoorde je dat je je moest voorbereiden op het afscheid van het leven? Bibian: “Ik voelde me niet lekker, had een afspraak met mijn dokter om te kijken wat er mogelijk was. We zouden een masker laten aanmeten dat nodig was om mijn hoofd stil te houden bij bestralingen voor de tumoren. Voordat we het masker zouden aanmeten, zei hij: ‘Ik heb slecht nieuws.’ Hij vertelde me dat er nu echt niets meer te doen was en dat als we verder zouden gaan met behandelen, er niet alleen geen enkele garantie op verbetering was, maar ook een grote kans op bloedingen die gepaard zouden gaan met vreselijke hoofdpijn. Hij zei: ‘Dan moeten we gaan afwegen: weegt de zeer minimale kans op uitstel op tegen de mogelijk helse pijnen die je te wachten staan.’ Voor het uittekenen van dat masker moest ik veertig minuten bewegingloos op mijn rug blijven liggen. We probeerden het, maar ik moest meteen heel erg hoesten. Dat overkwam me wel vaker, maar toen had ik ineens twijfel. De dokter had me net verteld dat het snel slechter zou worden. Ik vroeg hem of het uittekenen van het masker een dagje uitgesteld kon worden. Hij zei: ‘Natuurlijk, als je je zo beroerd voelt, dan zie ik je vrijdag weer.’ Donderdag lag ik de hele dag in bed, ik voelde me echt niet lekker. Vrijdagochtend moest ik ’s ochtends naar het toilet en ik kreeg geen lucht meer. Ik was aan het snakken naar adem, iets dat ik helemaal niet kende. Ik maakte Ed wakker en zei: ‘Ik krijg geen lucht.’ Toen zei hij: ‘Dan kunnen we ook niet naar het ziekenhuis voor dat masker, want zo ga ik je niet meenemen.’ Edwin heeft de afspraak afgebeld en gezegd: ‘We moeten het uittekenen van het masker toch over het weekend heen tillen.’ De ziekenhuizen in Leiden en Amsterdam hadden contact gehad, waarop mijn arts me belde en vroeg of hij langs mocht komen. We voelden dat hij niet even gezellig een kopje thee kwam drinken. Hij zei: ‘We hebben alle scenario’s doorgenomen en eigenlijk kunnen we niks meer doen. Door jouw positieve instelling zijn we al diverse keren verder gegaan dan we normaal gesproken zouden doen. Maar we zijn nu op een punt gekomen dat we niets meer kunnen bedenken dat jou gaat helpen. Willen we gaan opereren, dan moet je stoppen met je bloedverdunners, maar die heb je ontzettend hard nodig. Want zonder bloedverdunners krijg je gegarandeerd een herseninfarct. Dus Bibian, we weten het gewoon niet meer, eigenlijk kunnen we niks meer.’ In het weekend dat volgde, voelde ik me echt beroerd. Ik moest het nieuws verwerken. Het was me allemaal te veel. Als ik aan dat moment terugdenk, word ik weer emotioneel.” Bibian vervolgt: “Het eerste wat ik tegen de dokter zei, was: ik wil niet stikken. Wat ik die ochtend had meegemaakt, wilde ik niet nog een keer. Zo sterven lijkt me vreselijk. Na onderling overleg tussen de neurochirurg, de huisarts en de oncoloog hebben we besloten dat ik niet opgenomen hoefde te worden, maar thuis mocht blijven en in direct contact met de huisarts moest staan. Dat was ook mijn keuze. Ik vroeg of ze me iets konden geven om van die benauwdheid af te komen. De gedachte dat Ed en de kinderen me misschien zouden zien stikken, vond ik vreselijk. De huisarts heeft ervoor gezorgd dat de euthanasiespullen naast ons bed kwamen te liggen, een neusspray voor het geval ik zou dreigen te stikken. Ik zou vier sprays in het ene en vier in het andere neusgat moeten doen en dan zou ik vredig inslapen. Dat geeft me rust, dan is dat geregeld. Ik vond het ook wel pittig, want ik voelde dat alle artsen dachten: ik weet niet of ze het weekend gaat halen. Dat weekend heb ik hele delen niet bewust meegemaakt. Na dat weekend begonnen we met de dexamethason, dat is een prednison maar dan vele malen sterker, waardoor de benauwdheid minder werd. Ik kreeg ook antibiotica voor mijn longen. Vanaf dat moment ging het weer een beetje bergopwaarts. Ik voel me weer zo goed dat ik nog graag mensen ontvang die ik liefheb, ondanks corona. Ook dat heb ik met de huisarts besproken. De huisarts zei: ‘Bieb, natuurlijk moet je voorzichtig doen en een beetje afstand houden, maar als jij in deze fase van je leven je familie of vriendinnen een kus wil geven, dan geef je ze lekker een kus.” Edwin komt even langs, legt een extra kussen in Bibians rug en gaat naar kantoor. Hij is meer dan twintig kilo afgevallen. Edwin: “Ik houd er rekening mee dat Bibian straks niet meer mobiel is en dat ik haar moet tillen als ze iets wil. Dat doe ik nu al af en toe. Dus ik moet wel in training blijven.” Bibian: “Dank je, knapperd.” Ze kussen elkaar en Edwin gaat weg. Je straalt. Bibian knikt: “Het leuke is dat ik niet van de ene op de andere dag uit het leven ben gerukt en de tijd heb gekregen afscheid te nemen van mijn dierbaren. Ik heb mooie gesprekken met mijn zoon Julian gehad, met onze meiden Bella en Laila. De meiden zijn lekkere binnenvetters, ik heb ze een beetje losgebroken en gezegd: kom op, gewoon kletsen. Ze zijn twee dagen geleden 22 geworden. Ik besprak met ze hoe ze hun leven willen inrichten, maar zei ze ook dat ik ze dankbaar ben voor de mooie momenten met hen en hoe ze mij, als nieuwe vrouw van hun vader, in hun leven hebben toegelaten. Dat soort gesprekken maakt het naderen van het einde zo mooi dat ik ’s ochtends met een glimlach wakker word. Dan lig ik naast mijn vent, komt mijn zoon naar beneden in zijn onderbroek om me een kus te geven en straalt de zon. Dan voel ik rust dat ik mijn laatste dagen zo mag uittekenen. Dat is toch prachtig? Natuurlijk verbaas ik mezelf hoe ik deze laatste dagen onderga, of straks als mensen dit artikel lezen, heb ondergaan... Ik zeg tegen niemand tot ziens, ik zeg heel bewust: tot de volgende keer. Als die er komt, is het mooi meegenomen en zo niet, dan hebben we een mooie tijd gehad. Er komen veel vriendinnen langs. Ze wisselen elkaar af en komen voor ons koken. 'Ik zeg tegen niemand tot ziens, ik zeg heel bewust: tot de volgende keer. Als die er komt, is het mooi meegenomen en zo niet, dan hebben we een mooie tijd gehad' Een vriendin uit Haarlem komt drie keer in de week om te koken en een ander, die in Brussel woont, komt iedere week een dag langs om het eten te verzorgen. Dat is ook voor Ed een opluchting, het geeft hem rust. Het zijn bijna allemaal nog mijn middelbare schoolvriendinnen. Zes ervan zitten nu in het hoofdbestuur van de Mentelity Foundation. Ed zei: ‘Wie weten nou beter dan je beste vriendinnen waar jij naartoe wil met de stichting?’ Bibian neemt even pauze om rustig te ademen. Ze lacht. “Weet je, normaal krijg je alle loftuitingen als je bent overleden. Ik krijg ze nog bij leven. Dat is zo bijzonder. Van de week ging de deurbel, toen stond er zo’n officiële bode voor de deur met een zwarte zonnebril op. Hij kwam een brief van Prinses Margriet brengen. Zo lief dat ze überhaupt iets heeft geschreven en erover nadenkt. Ik heb haar een paar keer mogen ontmoeten. Ze heeft me, ook namens Koning Willem-Alexander, bedankt voor de mooie sportmomenten, maar ook hoe ik als mens een voorbeeld ben geweest. Ik heb geregeld gesprekken met haar gevoerd over haar zoon Bernhard die immers ook kanker heeft gehad. Ze kon ook goed met mijn moeder overweg, ze hebben elkaar ontmoet tijdens de Spelen. Zij deelden iets gemeenschappelijks. Het is een lief en warm mens, dus die brief was te gek.” Helden Magazine 59 Het eerste gedeelte van het verhaal van Bibian Mentel komt voort uit Helden Magazine 59. Sifan Hassan is onze Held van het Jaar en siert de cover van het dubbeldik eindejaarsnummer. Ze kwam, zag en overwon. Hassan deed wat niemand voor haar deed: drie olympische medailles winnen op de middellange afstanden op dezelfde Spelen. In Helden Magazine 59 lees je een uitgebreid interview met Fabio Jakobsen en zijn aanstaande vrouw Delore. Ze blikken samen terug op de zware val in Polen, waarbij Fabio bijna het leven verloor én hoe hij zich dit jaar heeft teruggevochten. Daarnaast spraken we een van de sterkhouders van Ajax, Daley Blind in het bijzijn van zijn vrouw, dochter, moeder en twee zussen. Rolstoeltennisster Diede de Groot won dit jaar de Golden Slam. De dubbelvier zorgden voor het eerste olympische roeigoud bij de mannen in 25 jaar én Sjinkie Knegt vertelt over het leven na het ongeluk met de houtkachel. Ook in Helden Magazine 59 hebben Jeffrey Hoogland en Shanne Braspennincx het mooi geflikt met z’n tweeën, beloonde Tom Dumoulin zijn terugkeer met olympisch zilver op de tijdrit en groeide Denzel Dumfries uit tot de Held van Oranje tijdens het EK. Overigens vertelt Frédérique Matla over haar weg naar de top, won Abdi Nageeye niet alleen olympisch zilver op de marathon, maar coachte hij ondertussen ook zijn maatje naar brons en is Harrie Lavreysen de koning van de sprint. Verder zijn vrienden Niek Kimmann en Jelle van Gorkom allebei in het bezit van een olympische medaille. Dai Dai N’tab was ooit een feestbeest, nu is hij een van de snelste schaatsers van het land. Sanne van Dijke won olympisch brons, maar verloor in aanloop naar de Spelen haar broer en daarna haar trainingsmaatje. Reshmie Oogink blikt in ‘De dag dat’ terug op het moment dat ze in Tokio te horen kreeg dat ze corona had. Victoria Koblenko ontmoet daarnaast olympisch kampioen Kiran Badloe én Caitlin Dijkstra staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.
Paralympisch snowboardster Bibian Mentel was een inspiratie voor velen vanwege haar optimisme en doorzettingsvermogen. Talloze keren kreeg ze te maken met kanker. Drie weken voor haar overlijden op 29 maart dit jaar ging Barbara Barend bij haar langs voor een afscheidsinterview. Ik schrok van het bericht begin dit jaar dat er bij Bibian Mentel tumoren in haar hoofd gevonden waren, dat ze nu echt was uitbehandeld en het snel kon gaan. “Mag ik afscheid van je nemen?” vroeg ik haar per app. “Natuurlijk,” antwoordden zij en haar man Edwin Spee. Edwin belde me vervolgens. Geïnspireerd door de vorig jaar overleden Marc de Hond zei hij: “Barbara, we hebben een vraag. Bieb zou graag nog een laatste interview afgeven om te publiceren na haar dood.” En zo treffen we elkaar begin maart, met de wetenschap dat we elkaar daarna nooit meer zullen zien. We zitten tegenover elkaar op het bed van Edwin en Bibian. Bibian ligt er broos, maar tegelijk stralend bij. Ik heb taart meegenomen. Bibian: “Ik heb jarenlang alleen maar gegeten wat goed voor mij was. Mijn dokter zei dat ik vanaf nu niet meer gezond, maar lekker moet eten. Dit kan zo maar mijn laatste taartje zijn. Heerlijk, rode vruchten bavarois.” Hoe hoorde je dat je je moest voorbereiden op het afscheid van het leven? Bibian: “Ik voelde me niet lekker, had een afspraak met mijn dokter om te kijken wat er mogelijk was. We zouden een masker laten aanmeten dat nodig was om mijn hoofd stil te houden bij bestralingen voor de tumoren. Voordat we het masker zouden aanmeten, zei hij: ‘Ik heb slecht nieuws.’ Hij vertelde me dat er nu echt niets meer te doen was en dat als we verder zouden gaan met behandelen, er niet alleen geen enkele garantie op verbetering was, maar ook een grote kans op bloedingen die gepaard zouden gaan met vreselijke hoofdpijn. Hij zei: ‘Dan moeten we gaan afwegen: weegt de zeer minimale kans op uitstel op tegen de mogelijk helse pijnen die je te wachten staan.’ Voor het uittekenen van dat masker moest ik veertig minuten bewegingloos op mijn rug blijven liggen. We probeerden het, maar ik moest meteen heel erg hoesten. Dat overkwam me wel vaker, maar toen had ik ineens twijfel. De dokter had me net verteld dat het snel slechter zou worden. Ik vroeg hem of het uittekenen van het masker een dagje uitgesteld kon worden. Hij zei: ‘Natuurlijk, als je je zo beroerd voelt, dan zie ik je vrijdag weer.’ Donderdag lag ik de hele dag in bed, ik voelde me echt niet lekker. Vrijdagochtend moest ik ’s ochtends naar het toilet en ik kreeg geen lucht meer. Ik was aan het snakken naar adem, iets dat ik helemaal niet kende. Ik maakte Ed wakker en zei: ‘Ik krijg geen lucht.’ Toen zei hij: ‘Dan kunnen we ook niet naar het ziekenhuis voor dat masker, want zo ga ik je niet meenemen.’ Edwin heeft de afspraak afgebeld en gezegd: ‘We moeten het uittekenen van het masker toch over het weekend heen tillen.’ De ziekenhuizen in Leiden en Amsterdam hadden contact gehad, waarop mijn arts me belde en vroeg of hij langs mocht komen. We voelden dat hij niet even gezellig een kopje thee kwam drinken. Hij zei: ‘We hebben alle scenario’s doorgenomen en eigenlijk kunnen we niks meer doen. Door jouw positieve instelling zijn we al diverse keren verder gegaan dan we normaal gesproken zouden doen. Maar we zijn nu op een punt gekomen dat we niets meer kunnen bedenken dat jou gaat helpen. Willen we gaan opereren, dan moet je stoppen met je bloedverdunners, maar die heb je ontzettend hard nodig. Want zonder bloedverdunners krijg je gegarandeerd een herseninfarct. Dus Bibian, we weten het gewoon niet meer, eigenlijk kunnen we niks meer.’ In het weekend dat volgde, voelde ik me echt beroerd. Ik moest het nieuws verwerken. Het was me allemaal te veel. Als ik aan dat moment terugdenk, word ik weer emotioneel.” Bibian vervolgt: “Het eerste wat ik tegen de dokter zei, was: ik wil niet stikken. Wat ik die ochtend had meegemaakt, wilde ik niet nog een keer. Zo sterven lijkt me vreselijk. Na onderling overleg tussen de neurochirurg, de huisarts en de oncoloog hebben we besloten dat ik niet opgenomen hoefde te worden, maar thuis mocht blijven en in direct contact met de huisarts moest staan. Dat was ook mijn keuze. Ik vroeg of ze me iets konden geven om van die benauwdheid af te komen. De gedachte dat Ed en de kinderen me misschien zouden zien stikken, vond ik vreselijk. De huisarts heeft ervoor gezorgd dat de euthanasiespullen naast ons bed kwamen te liggen, een neusspray voor het geval ik zou dreigen te stikken. Ik zou vier sprays in het ene en vier in het andere neusgat moeten doen en dan zou ik vredig inslapen. Dat geeft me rust, dan is dat geregeld. Ik vond het ook wel pittig, want ik voelde dat alle artsen dachten: ik weet niet of ze het weekend gaat halen. Dat weekend heb ik hele delen niet bewust meegemaakt. Na dat weekend begonnen we met de dexamethason, dat is een prednison maar dan vele malen sterker, waardoor de benauwdheid minder werd. Ik kreeg ook antibiotica voor mijn longen. Vanaf dat moment ging het weer een beetje bergopwaarts. Ik voel me weer zo goed dat ik nog graag mensen ontvang die ik liefheb, ondanks corona. Ook dat heb ik met de huisarts besproken. De huisarts zei: ‘Bieb, natuurlijk moet je voorzichtig doen en een beetje afstand houden, maar als jij in deze fase van je leven je familie of vriendinnen een kus wil geven, dan geef je ze lekker een kus.” Edwin komt even langs, legt een extra kussen in Bibians rug en gaat naar kantoor. Hij is meer dan twintig kilo afgevallen. Edwin: “Ik houd er rekening mee dat Bibian straks niet meer mobiel is en dat ik haar moet tillen als ze iets wil. Dat doe ik nu al af en toe. Dus ik moet wel in training blijven.” Bibian: “Dank je, knapperd.” Ze kussen elkaar en Edwin gaat weg. Je straalt. Bibian knikt: “Het leuke is dat ik niet van de ene op de andere dag uit het leven ben gerukt en de tijd heb gekregen afscheid te nemen van mijn dierbaren. Ik heb mooie gesprekken met mijn zoon Julian gehad, met onze meiden Bella en Laila. De meiden zijn lekkere binnenvetters, ik heb ze een beetje losgebroken en gezegd: kom op, gewoon kletsen. Ze zijn twee dagen geleden 22 geworden. Ik besprak met ze hoe ze hun leven willen inrichten, maar zei ze ook dat ik ze dankbaar ben voor de mooie momenten met hen en hoe ze mij, als nieuwe vrouw van hun vader, in hun leven hebben toegelaten. Dat soort gesprekken maakt het naderen van het einde zo mooi dat ik ’s ochtends met een glimlach wakker word. Dan lig ik naast mijn vent, komt mijn zoon naar beneden in zijn onderbroek om me een kus te geven en straalt de zon. Dan voel ik rust dat ik mijn laatste dagen zo mag uittekenen. Dat is toch prachtig? Natuurlijk verbaas ik mezelf hoe ik deze laatste dagen onderga, of straks als mensen dit artikel lezen, heb ondergaan... Ik zeg tegen niemand tot ziens, ik zeg heel bewust: tot de volgende keer. Als die er komt, is het mooi meegenomen en zo niet, dan hebben we een mooie tijd gehad. Er komen veel vriendinnen langs. Ze wisselen elkaar af en komen voor ons koken. 'Ik zeg tegen niemand tot ziens, ik zeg heel bewust: tot de volgende keer. Als die er komt, is het mooi meegenomen en zo niet, dan hebben we een mooie tijd gehad' Een vriendin uit Haarlem komt drie keer in de week om te koken en een ander, die in Brussel woont, komt iedere week een dag langs om het eten te verzorgen. Dat is ook voor Ed een opluchting, het geeft hem rust. Het zijn bijna allemaal nog mijn middelbare schoolvriendinnen. Zes ervan zitten nu in het hoofdbestuur van de Mentelity Foundation. Ed zei: ‘Wie weten nou beter dan je beste vriendinnen waar jij naartoe wil met de stichting?’ Bibian neemt even pauze om rustig te ademen. Ze lacht. “Weet je, normaal krijg je alle loftuitingen als je bent overleden. Ik krijg ze nog bij leven. Dat is zo bijzonder. Van de week ging de deurbel, toen stond er zo’n officiële bode voor de deur met een zwarte zonnebril op. Hij kwam een brief van Prinses Margriet brengen. Zo lief dat ze überhaupt iets heeft geschreven en erover nadenkt. Ik heb haar een paar keer mogen ontmoeten. Ze heeft me, ook namens Koning Willem-Alexander, bedankt voor de mooie sportmomenten, maar ook hoe ik als mens een voorbeeld ben geweest. Ik heb geregeld gesprekken met haar gevoerd over haar zoon Bernhard die immers ook kanker heeft gehad. Ze kon ook goed met mijn moeder overweg, ze hebben elkaar ontmoet tijdens de Spelen. Zij deelden iets gemeenschappelijks. Het is een lief en warm mens, dus die brief was te gek.” Helden Magazine 59 Het eerste gedeelte van het verhaal van Bibian Mentel komt voort uit Helden Magazine 59. Sifan Hassan is onze Held van het Jaar en siert de cover van het dubbeldik eindejaarsnummer. Ze kwam, zag en overwon. Hassan deed wat niemand voor haar deed: drie olympische medailles winnen op de middellange afstanden op dezelfde Spelen. In Helden Magazine 59 lees je een uitgebreid interview met Fabio Jakobsen en zijn aanstaande vrouw Delore. Ze blikken samen terug op de zware val in Polen, waarbij Fabio bijna het leven verloor én hoe hij zich dit jaar heeft teruggevochten. Daarnaast spraken we een van de sterkhouders van Ajax, Daley Blind in het bijzijn van zijn vrouw, dochter, moeder en twee zussen. Rolstoeltennisster Diede de Groot won dit jaar de Golden Slam. De dubbelvier zorgden voor het eerste olympische roeigoud bij de mannen in 25 jaar én Sjinkie Knegt vertelt over het leven na het ongeluk met de houtkachel. Ook in Helden Magazine 59 hebben Jeffrey Hoogland en Shanne Braspennincx het mooi geflikt met z’n tweeën, beloonde Tom Dumoulin zijn terugkeer met olympisch zilver op de tijdrit en groeide Denzel Dumfries uit tot de Held van Oranje tijdens het EK. Overigens vertelt Frédérique Matla over haar weg naar de top, won Abdi Nageeye niet alleen olympisch zilver op de marathon, maar coachte hij ondertussen ook zijn maatje naar brons en is Harrie Lavreysen de koning van de sprint. Verder zijn vrienden Niek Kimmann en Jelle van Gorkom allebei in het bezit van een olympische medaille. Dai Dai N’tab was ooit een feestbeest, nu is hij een van de snelste schaatsers van het land. Sanne van Dijke won olympisch brons, maar verloor in aanloop naar de Spelen haar broer en daarna haar trainingsmaatje. Reshmie Oogink blikt in ‘De dag dat’ terug op het moment dat ze in Tokio te horen kreeg dat ze corona had. Victoria Koblenko ontmoet daarnaast olympisch kampioen Kiran Badloe én Caitlin Dijkstra staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Motorcross

Zonta van den Goorbergh: Project Zonta

Zonta van den Goorbergh (14) wil in de voetsporen van zijn vader, oud-MotoGP-coureur Jurgen van den Goorbergh, treden. Zoals Max Verstappen aan de hand werd genomen door zijn vader Jos, doet Jurgen dat nu met Zonta. Helden ging langs bij de familie waar alles in het teken staat van motorsport. Racen, racen en nog eens racen. Daar draait het om bij de familie Van den Goorbergh. Het gezin woont in Breda in een huis met een aangrenzende loods vol motoren, racepakken, helmen, een kantoor vol prijzen, een werkplaats om te sleutelen en er staat een camper om mee af te reizen naar de circuits. Zonta van den Goorbergh naar de wereldtop van het wegracen krijgen is een familiemissie. En met de deelname aan de European Talent Cup én de Red Bull MotoGP Rookies Cup begint die missie serieuze vormen aan te nemen. Het is immers dé opstap naar de MotoGP, de Formule 1 van de motorsport. De motorsport zit bij de veertienjarige Zonta in het dna. Vader Jurgen, vijftig inmiddels, was jarenlang het gezicht van de motorsport in Nederland. Hij schopte het tot de MotoGP, had als beste resultaat een vierde plek in een grand prix en stoomt nu zijn zoon klaar voor een carrière zoals hij die heeft gehad. Jurgen is de chef monteur van Zonta, zoekt sponsors voor het raceavontuur van zijn zoon en rijdt met de camper naar alle circuits toe. Maar er zijn er meer die intensief betrokken zijn bij Project Zonta. Oom Patrick van den Goorbergh, die ook uitkwam in de MotoGP en als beste resultaat een zesde plek in een GP had, is de rider coach en data analist van zijn neefje en verzorgt de banden. Neef Tiger, de achttienjarige zoon van Patrick, gaat sinds 2019 mee als monteur van Zonta naar de European Talent Cup. Zus Quincy, twee jaar ouder dan Zonta, monteert video’s van de races van haar broertje en helpt hem met zijn huiswerk. Moeder Misha is de officemanager, zij regelt alles achter de schermen. Wat vind jij ervan dat de hele familie in dienst is van jouw racecarrière? Zonta: “Natuurlijk is het fijn om het met m'n familie te doen. Ze staan dichtbij me en weten meteen wat er aan de hand is als er iets is.” Jurgen: “Door de ervaring die Patrick en ik hebben, kunnen we Zonta dingen heel goed bijbrengen. Als we over twee of drie jaar de stap maken naar het Junior WK of de Moto3, dan kunnen we kijken of we terechtkunnen bij een team. Het is ook weleens lastig dat we familie zijn, want er zijn momenten dat we ook streng moeten zijn. Het is altijd zoeken naar een middenweg, maar ik denk dat het voor Zonta toch een voordeel is dat wij hem met de hele familie helpen. Hij heeft jongetjes om zich heen die in een groot team zitten, bij hen ziet het er allemaal heel mooi uit, maar presteren doen ze niet. Bij die teams is het gewoon: hier heb je een zak met centen. Uiteindelijk doen wij het beter met minder budget.” Misha: “Ik denk dat Zonta zich er niet van bewust is dat iedereen in de familie met hem bezig is. Hij heeft niet in de gaten dat ik mijn vrije avond aan de bedrijfsadministratie besteed of dat Quincy na zijn wedstrijd een filmpje maakt, terwijl zij ook nog haar huiswerk wil doen.” Patrick: “Zonta moet zich gewoon focussen op het rijden.” Jurgen: “Om hem echt op het allerhoogste niveau te krijgen, weet ik gewoon wat er nodig is voor Zonta.” Sprookje De link met Max Verstappen is snel gelegd. Jurgen: “Jos en Max hebben hetzelfde meegemaakt. Jos heeft een carrière gehad in de Formule 1 en besloot met zijn zoon hetzelfde pad te bewandelen. Hij kon met al zijn kennis Max waarschuwen voor de valkuilen. Dat is bij ons hetzelfde.” Hebben jullie profijt van het succes van Max Verstappen? Jurgen: ''Het is zeker niet nadelig. Dankzij Max is het makkelijker om mensen over te halen. We zijn op dezelfde manier bezig, maar dan in de motorsport. Zonta heeft drie mooie sponsors achter zich staan die er ook echt in geloven. Daarnaast zijn er nog mensen die hem ondersteunen met materialen.” Misha: “Het voordeel van het Verstappen-verhaal is dat mensen hebben gezien dat deze aanpak succesvol kan zijn. Max begon ook op jonge leeftijd en kwam mede dankzij de kennis van zijn vader waar hij nu is. Mensen hebben dat sprookje zien gebeuren. Ze zien in dat het een voordeel is dat Zonta ook op jonge leeftijd is begonnen en dat hij ook gebruik kan maken van alle kennis die onder dit dak zit.” Jurgen: “We willen gewoon laten zien dat een Nederlander ook de top kan bereiken, hoewel we een klein motorsportland zijn. Max is op dit moment de beste Formule 1-coureur die er is, als hij de allerbeste auto heeft, wordt hij wereldkampioen. Waarom zou een Nederlander dat ook niet in de MotoGP kunnen? Wij denken dat het kan, anders waren we hier ook niet aan begonnen.” 'Dankzij Max Verstappen is het makkelijker om mensen over te halen. We zijn op dezelfde manier bezig, maar dan in de motorsport' Dacht je toen je wist dat jullie in verwachting waren van een zoon: mooi, daar gaan we een topcoureur van maken? Jurgen: “Nee, ik dacht niet meteen al aan een motorcoureur, hoor. Echt niet!” Zonta, hoe oud was je toen je voor het eerst op een motor zat? “Ik was drie toen ik op een klein elektrisch trailmotortje reed. Ik kon nog amper praten, maar vond het meteen leuk.” Misha: “De loods stond hier vol met motoren: Dakar-motors, crossmotors, een enduramotor, noem maar op. Zoals bij een voetbalgezin overal ballen liggen en bij een wielrennersgezin overal fietsen staan en er automatisch gefietst wordt, zo werd er bij ons motor gereden. Toen kwamen ook net die elektrische motortjes. Hij kreeg er een voor zijn derde verjaardag.” Jurgen: “Nou kreeg... hij moest er wel wat voor doen.” Misha: “Zonta moest eerst kunnen fietsen, want je kunt niet motorrijden als je niet kunt fietsen. Dat ging vrij snel, hij was tweeënhalf toen hij kon fietsen. Maar hij moest ook zijn speen inleveren. Je mocht geen tut als je wilde motorrijden. Overdag had hij zijn motorfiets, maar als hij ’s avonds naar bed ging, zei Zonta: ‘Zal ik mijn motorfiets teruggeven, want ik wil eigenlijk mijn speen wel weer.’ Dan antwoordde ik: dat kan niet schatje, je kunt niet motorrijden en een speen hebben. Het heeft een aantal weken geduurd, maar uiteindelijk viel zijn keuze toch op de motor. We hebben natuurlijk mazzel met de loods hier. Tiger kwam in de weekenden ook vaak langs. Toen ze wat groter werden, hadden we hele stellages buiten en gingen ze binnendoor en buitenom springen met de motor.” Quincy: “Er waren hele constructies in de tuin gebouwd. Van springschansen tot banken die platlagen, waar een plank overheen lag.” Misha: “Levensgevaarlijk, maar die passie is dus al snel begonnen.” Zonta: “Als ik eraan terugdenk, zou ik het nu niet meer durven.” Wanneer ontdekten jullie dat Zonta echt talent had? Zonta: “Toen ik in de NSF100 Cup reed bij Molenaar. Ik was elf, het was het eerste jaar dat ik echt races reed. Ik startte een wedstrijd vanaf de vijftiende plek en won. Terwijl ik racete tegen jongens die al een aantal jaren in die klasse reden.” Jurgen: “Daaraan kon je het al zien, ja. In het begin waren er veel valpartijen en moest de rijstijl nog worden aangepast. Zonta kwam vanuit de motorcross, daarin duw je veel met de motorfiets. Na driekwart jaar vielen alle puzzelstukjes op hun plek en had hij ineens het ronderecord te pakken op de Junior Track. En dat tussen jongens die al zeven of acht jaar lang op racebanen reden.” Patrick: “Het was eigenlijk een beetje zoals het bij ons is gegaan, Jurgen. Ook Zonta stapte koud op een motor...” Ja, waren jullie ook zo jong? Patrick: “Ik was achttien.” Jurgen: “Ik ben vanaf mijn zestiende gaan racen, maar je moest eigenlijk achttien zijn en je rijbewijs hebben. Dus ik heb veel illegaal gereden.” Hoe oud waren jullie toen je op het niveau was waar Zonta nu op zijn veertiende is? Patrick: “Ik denk dat wij 21 of 22 waren.” Jurgen: “Toen reden wij net allebei GP, samen met Max Biaggi. In 1997 ging ik 500cc rijden, dat was toen de hoogste raceklasse, wat nu MotoGP is. Ik was destijds 27. De jongens van nu liggen zo’n acht jaar op ons voor.” Kijken jullie weleens met Zonta naar oude beelden uit jullie tijd? Jurgen: “Die zijn er nauwelijks.” Patrick: “Er zijn ook totaal geen raakvlakken meer.” Jurgen: “De rijstijl is nu zo anders. Als je ziet hoe het racen geëvolueerd is, dat is bizar. Ze raken bijna met de ellebogen de grond. Dat zag je in onze tijd niet.” Misha: “Ik was een tijdje terug oude foto’s aan het scannen, dus ik liet een foto aan Zonta zien en zei: kijk, dat is papa. Wat was het eerste dat jij zei?” Zonta, lachend: “Ik riep: als ik dat zo doe, dan krijg ik een knal voor m’n kop!” Jeffrey Herlings Zonta debuteerde in 2019 in de European Talent Cup en de Red Bull MotoGP Rookies Cup. Met zijn dertien jaar was hij de jongste van het veld. Zonta: “Het was een heel leerzaam jaar. Ik heb er veel nieuwe vrienden bij en ik ken nu iedereen op de paddock. Dat maakt het veel leuker.” Jurgen: “Aan het begin van het seizoen was het doel om een aantal keer in de top vijftien te komen in de Rookies Cup. Zonta werd uiteindelijk dertiende, reed elke race in de punten en heeft zelfs al in de kopgroep meegereden tussen jongens van zestien jaar. We lopen nu eigenlijk op de planning vooruit. Hij is pas veertien.” Wat is dan precies de planning? Jurgen: “We gaan nu nog een jaar hetzelfde doen, dus European Talent Cup en Red Bull Rookies Cup. Vanaf 2021 is het dan de bedoeling om op een echte WK Junior motorfiets te rijden.” Wie is jouw grote voorbeeld, Zonta? “Marc Márquez (achtvoudig wereldkampioen en huidig MotoGP-kampioen, red.), vanwege zijn rijstijl en vrolijkheid. Ook als er iets negatiefs gebeurt, blijft hij vrolijk. Ik heb hem in 2017 voor het eerst ontmoet toen ik in het Marc Márquez Junior Motor Camp zat. Nu zie ik hem, en ook andere MotoGP-coureurs, weleens op de paddock als ik daar ben voor de Red Bull Rookies Cup. Márquez is heel aardig en niet te vol van zichzelf. En hij is heel snel en gefocust.” Maar je rijdt met nummer 84, dat is te danken aan een andere coureur. Zonta: “Ja, dat is het nummer van Jeffrey Herlings. Dat is nog uit mijn motorcrosstijd, waar ik mee begon toen ik acht jaar was. Jeffrey was toen nog mijn grote voorbeeld.” Misha: “Als je hem vroeger vroeg wat hij wilde worden zei hij: ‘Wereldkampioen motorcross.’ Wegrace bestond niet in zijn ogen.” Wanneer verkoos je het wegracen boven het motorcrossen? Zonta: “Nóóit!” Jurgen, lachend: “Zijn ouders hebben dat besluit voor hem genomen.” Zonta: “Ik kon gewoon niet kiezen en toen heeft papa het besluit genomen. Volgens mij hebben jullie niet eens overlegd.” Misha: “Jawel, wij hebben veel gesprekken met je gevoerd.” Jurgen: “Zonta hoorde als motorcrosser bij de top tien van Nederland van zijn leeftijdscategorie, stond zelfs aan de leiding in het kampioenschap toen we ermee stopten. Niemand geloofde ons toen we vertelden dat ze ons niet meer zouden zien. De keuze voor het wegracen heb ik genomen door mijn eigen achtergrond. Ik weet er veel van en heb geen verstand van crossen. Wel heb ik de Dakar Rally gereden, maar dat wil niet zeggen dat ik een goede motorcrosser ben. Ik weet niet eens hoe ik goed een springbult moet pakken. We kregen de kans om het wegracen te testen in de Molenaar NSF100 Cup en dat ging meteen goed. Toen zijn we ons daarop gaan focussen. De ervaring van het motorcrossen komt ook weer goed van pas bij het wegracen, er zat wel een plan achter het crossen. Dat was ook de reden dat Zonta aan BMX’en heeft gedaan. Daardoor is zijn start heel goed bij de race.” Zonta: “Ik heb de NSF één jaar gedaan en toen ze me vroegen of ik dat nog een jaar wilde, zei ik nee. Ik had er geen plezier meer in. Zat aan mijn limiet, had baanrecords gereden en wilde verder. Ik kon niet meer harder.” Yogalesje Zonta brengt op zijn veertiende al twintig weekenden per jaar door in het buitenland. Misha rekende in 2019 uit dat hun zoon in totaal meer dan honderd dagen niet thuis sliep. Jurgen: “Ook om te trainen zijn we veel in het buitenland. We hebben een mooie camper die tijdens het seizoen op een vaste plek in Valencia staat. Eigenlijk alles wat je kunt bedenken, zit erin: douche, toilet, keukentje, bedden, airconditioning, televisie en een mooie werkplaats. We hebben het dus best goed voor elkaar.” Hoe vind je het om zoveel op pad te zijn met je vader, Zonta? “Ik vind het niet heel erg. Als papa over de snelweg rijdt, zit ik meestal achterin, dan lig ik lekker in het bedje.” Jurgen: “Anders wordt hij ziek... Maar het is niet zo dat Zonta altijd met me meerijdt in de camper. De lange reizen gaat hij met Patrick en Tiger mee met het vliegtuig. Ik rijd dan met het materiaal. Zonta zit natuurlijk ook op school, dus hij moet zo snel mogelijk weer terug zijn.” Hoe is het racen te combineren met school? Zonta: “Het is druk, ik heb ook veel toetsen die ik nog moet inhalen. Mama en Quincy helpen mij ook met school. Maar het gaat heel goed.” Misha: “Hij werkt er heel hard voor. Er kan onderweg weleens wat geleerd worden, maar niet in een raceweekend. Dan ligt de focus op racen en moet je niet ook nog eens willen leren voor een proefwerk biologie.” Zonta: “Ik moet ook wel mijn best doen, want ik doe havo en als ik nu niet blijf zitten, dan ben ik op m’n zestiende van school af. Als ik op die leeftijd nog examen moet doen en ik rijd tegelijkertijd in het WK met twintig wedstrijden per jaar over de hele wereld, dan ga ik het niet halen. Ik mag dus niet blijven zitten, anders moet ik naar de mavo toe.” En hoe zit het met vriendjes en vriendinnetjes? Jurgen en Tiger: “Nou, dat laatste zit wel snor!” Zonta, lachend: “Stelletje eikels! Op school en in het racen heb ik vrienden.” Misha: “Je moet jezelf op school alleen af en toe opnieuw voorstellen. Soms komt hij na vier weken weer eens binnenvallen.” Wat doe je in je vrije tijd? Zonta, lachend: “Ik heb geen vrije tijd.” Jurgen: “Gamen...” Welk spel speel je dan? Zonta: “Vooral MotoGP 19... Maar als ik een weekend vrij ben, dan ga ik naar vrienden toe of zij komen hier.” Jurgen, lachend: “En het liefst gaan ze dan motorrijden!” Word je er nooit moe van dat alles om racen draait, Misha? “Jawel. Ik ben altijd bezig, altijd aan het vooruitplannen en het regelen. Dat geldt ook voor Jurgen. Maar de eerste dag dat ze weg zijn, zit ik meestal met Quincy op de bank. Na een yogalesje denk ik vaak even: hèhè, iedereen is opgezouten.” Wat vind jij er als moeder van dat jouw zoon zo’n risicovolle sport beoefent? Misha: “Ik heb weleens geroepen: dammen mag ook. Jurgen en ik zijn jarenlang bezig geweest met het racen. Maar nu gaat het wel om m’n kind. Dat is af en toe wel een dingetje, zeker als het niet goed gaat of als er wat gebeurt.” Zonta: “Mam gaf gewoon niets om jou pap, en ze strest om mij!” Misha: “Dat is niet waar, want als papa nu de Dakar Rally rijdt, heb ik slapeloze nachten en ligt de telefoon naast me. Maar Jurgen was volwassen en wilde gewoon heel thuiskomen, hij was geen crasher, dus om hem hoefde ik me niet druk te maken.” Hoe beleef je zijn races? Misha: “Uiterst geconcentreerd. Ik zie alles, veelal vanaf de bank. Ik heb de tijdwaarneming altijd aanstaan. De moeder van Patrick en Jurgen liep tijdens de start altijd rondjes met de hond en kwam halverwege de wedstrijd binnen. Dat kan ik me niet voorstellen. Ik zou er wel vaker bij willen zijn om input te geven, af en toe een kus en een knuffel en om successen mee te vieren. Maar Quincy zat afgelopen tijd in de eindexamenklas havo. Ik kon haar niet elk weekend meenemen. Dan heb ik het nog niet eens over de kosten. Hotelletje, autootje, je bent zo duizend euro kwijt. En dan heb ik zelf ook nog een baan.” Maar kijk je naar de race of kijk je naar Zonta? Misha: “Ik kijk naar Zonta. Ja, dat is precies zoals het is: ik kijk naar Zonta.” Jurgen: “Ik heb hetzelfde. Ik kijk naar hem als rijder, maar ook als mijn zoon. Dus ik wil ook dat hij alles zo veilig mogelijk doet en probeer alleen maar merken aan hem te verbinden die goed zijn. En we rijden op goede circuits. Ik bedoel, we gaan niet op stratencircuits rijden.” Misha: “Jurgen heeft wel één ding geleerd: bel me niet op een racedag. Als je me dan ’s middags belt, dan redeneer ik meteen dat er iets aan de hand moet zijn. Waarom zou je me anders bellen? Dan denk ik: foute boel, sleutelbeentje op z’n minst. Ik heb dat ook ooit gehad met de manager van Jurgen, die me belde om iets onbenulligs. Ik voel mijn hart nog in mijn keel zitten. Als er gereden wordt, moet je niet bellen. Het is gewoon zo spannend.” Heb je al zware blessures opgelopen? Zonta: “Een gebroken voet, schouder bezeerd, mijn sleutelbeen is er een aantal keren uitgeschoten. Maar dat hoort allemaal een beetje bij het racen. Als ik crash, is altijd mijn eerste reactie dat ik zo snel mogelijk weer op die motor moet. Ik heb een keer gehad dat ik opstond en zo weer neerviel. Toen kwamen er officials naar me toe met een brancard. Ik dacht: als ik daar op kom te liggen, is het foute boel. Ik kreeg echter de motor niet aan de praat, waardoor ik toch naar het medical center moest voor een check: lichte hersenschudding. Maar ook als er iets gebroken is, wil ik gewoon doorrijden.” Juiste instelling Over zijn doelstellingen voor de komende tijd is Zonta heel duidelijk: kampioen worden in zowel de European Talent Cup als de Red Bull Rookies Cup. Jurgen nuanceert: “Kampioen worden hoeft helemaal niet. Dat moet je straks doen als je Moto3 rijdt.” Patrick: “Nu moet je vooral laten zien dat je snelheid en talent hebt. Verder jezelf blijven ontwikkelen. Je moet er snel staan en laten zien dat je het gevecht durft aan te gaan.” Jurgen: “Als je zestien of zeventien bent, moet je zorgen dat je het WK Moto3 rijdt. Dus eerst bewijzen dat je goed genoeg bent. Zo is dat ook bij Max Verstappen gegaan. En dan moet je als Nederlander geluk hebben dat je een kans krijgt bij een goed team.” Wat is jouw droom, Zonta? Zonta: “Kampioen worden in de MotoGP.” Is dat haalbaar? Jurgen: “Ja. Het hoeven echt niet alleen maar Spanjaarden of Italianen te zijn die kampioen worden. Hoe hoog het motorcrossniveau hier in Nederland is, zo hoog is het wegraceniveau daar. We zijn de helft van het jaar ook in Spanje. Daar gebeurt het. Met de juiste instelling, het doorzettingsvermogen en het stappenplan is het zeker mogelijk.” Misha: “En geluk. Er komt veel meer bij kijken dan alleen een stappenplan. Laten we eerlijk zijn.” Waarin onderscheidt Zonta zich ten opzichte van de rest? Patrick: “Het belangrijkste is talent. Met alleen hard werken word je geen kampioen.” Helden Magazine 53 Het verhaal van Zonta van den Goorbergh komt voort uit Helden Magazine nummer 53. In de 53ste editie blikken onder meer Robin en Bouchra van Persie uitgebreid terug op hún carrière, want zo voelt dat. Een gesprek over Louis van Gaal, Oranje, Feyenoord, racisme, homo-acceptatie, de toekomst én de liefde. Daarnaast verbindt niet alleen het zwemmen Femke Heemskerk, Kira Toussaint en Ranomi Kromowidjojo, maar ook het feit dat ze alle drie bijna gelijktijdig ten huwelijk zijn gevraagd. Daarnaast vertellen Joël en Naomi Veltman hoe zij er in goede en slechte tijden voor elkaar zijn, laat Guus Hiddink zijn licht schijnen over de rentree van Arjen Robben, Oranje en racisme én schittert aanstaande moeder Stefanie van der Gragt in de rubriek ‘Leeuwinnen in het Rijks.’ Verder in de 53ste editie van Helden spraken we met ploeggenoten met hetzelfde doel: Tom Dumoulin en Primoz Roglic. Blikten we met Laurens ten Dam terug op zijn loopbaan én vertelt Lorena Wiebes openhartig over de drugsverslaving van haar broer en hoeveel impact dat op haar en het gezin heeft gehad. Ook ging Helden langs bij de pas vijftienjarige Keet Oldenbeuving. Ze werd in 2019 Europees kampioen en won de NOC*NSF Young Talent Award. Theo Lucius voelt vijftien jaar na het mislopen van de Champions League-finale nog steeds de kater.Victoria Koblenko ging langs bij oud-voetballer Bryan Roy én Tessie Savelkouls raakte op 9 februari dit jaar zwaar geblesseerd, de kans dat ze ooit nog kan judoën is klein. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.
Zonta van den Goorbergh (14) wil in de voetsporen van zijn vader, oud-MotoGP-coureur Jurgen van den Goorbergh, treden. Zoals Max Verstappen aan de hand werd genomen door zijn vader Jos, doet Jurgen dat nu met Zonta. Helden ging langs bij de familie waar alles in het teken staat van motorsport. Racen, racen en nog eens racen. Daar draait het om bij de familie Van den Goorbergh. Het gezin woont in Breda in een huis met een aangrenzende loods vol motoren, racepakken, helmen, een kantoor vol prijzen, een werkplaats om te sleutelen en er staat een camper om mee af te reizen naar de circuits. Zonta van den Goorbergh naar de wereldtop van het wegracen krijgen is een familiemissie. En met de deelname aan de European Talent Cup én de Red Bull MotoGP Rookies Cup begint die missie serieuze vormen aan te nemen. Het is immers dé opstap naar de MotoGP, de Formule 1 van de motorsport. De motorsport zit bij de veertienjarige Zonta in het dna. Vader Jurgen, vijftig inmiddels, was jarenlang het gezicht van de motorsport in Nederland. Hij schopte het tot de MotoGP, had als beste resultaat een vierde plek in een grand prix en stoomt nu zijn zoon klaar voor een carrière zoals hij die heeft gehad. Jurgen is de chef monteur van Zonta, zoekt sponsors voor het raceavontuur van zijn zoon en rijdt met de camper naar alle circuits toe. Maar er zijn er meer die intensief betrokken zijn bij Project Zonta. Oom Patrick van den Goorbergh, die ook uitkwam in de MotoGP en als beste resultaat een zesde plek in een GP had, is de rider coach en data analist van zijn neefje en verzorgt de banden. Neef Tiger, de achttienjarige zoon van Patrick, gaat sinds 2019 mee als monteur van Zonta naar de European Talent Cup. Zus Quincy, twee jaar ouder dan Zonta, monteert video’s van de races van haar broertje en helpt hem met zijn huiswerk. Moeder Misha is de officemanager, zij regelt alles achter de schermen. Wat vind jij ervan dat de hele familie in dienst is van jouw racecarrière? Zonta: “Natuurlijk is het fijn om het met m'n familie te doen. Ze staan dichtbij me en weten meteen wat er aan de hand is als er iets is.” Jurgen: “Door de ervaring die Patrick en ik hebben, kunnen we Zonta dingen heel goed bijbrengen. Als we over twee of drie jaar de stap maken naar het Junior WK of de Moto3, dan kunnen we kijken of we terechtkunnen bij een team. Het is ook weleens lastig dat we familie zijn, want er zijn momenten dat we ook streng moeten zijn. Het is altijd zoeken naar een middenweg, maar ik denk dat het voor Zonta toch een voordeel is dat wij hem met de hele familie helpen. Hij heeft jongetjes om zich heen die in een groot team zitten, bij hen ziet het er allemaal heel mooi uit, maar presteren doen ze niet. Bij die teams is het gewoon: hier heb je een zak met centen. Uiteindelijk doen wij het beter met minder budget.” Misha: “Ik denk dat Zonta zich er niet van bewust is dat iedereen in de familie met hem bezig is. Hij heeft niet in de gaten dat ik mijn vrije avond aan de bedrijfsadministratie besteed of dat Quincy na zijn wedstrijd een filmpje maakt, terwijl zij ook nog haar huiswerk wil doen.” Patrick: “Zonta moet zich gewoon focussen op het rijden.” Jurgen: “Om hem echt op het allerhoogste niveau te krijgen, weet ik gewoon wat er nodig is voor Zonta.” Sprookje De link met Max Verstappen is snel gelegd. Jurgen: “Jos en Max hebben hetzelfde meegemaakt. Jos heeft een carrière gehad in de Formule 1 en besloot met zijn zoon hetzelfde pad te bewandelen. Hij kon met al zijn kennis Max waarschuwen voor de valkuilen. Dat is bij ons hetzelfde.” Hebben jullie profijt van het succes van Max Verstappen? Jurgen: ''Het is zeker niet nadelig. Dankzij Max is het makkelijker om mensen over te halen. We zijn op dezelfde manier bezig, maar dan in de motorsport. Zonta heeft drie mooie sponsors achter zich staan die er ook echt in geloven. Daarnaast zijn er nog mensen die hem ondersteunen met materialen.” Misha: “Het voordeel van het Verstappen-verhaal is dat mensen hebben gezien dat deze aanpak succesvol kan zijn. Max begon ook op jonge leeftijd en kwam mede dankzij de kennis van zijn vader waar hij nu is. Mensen hebben dat sprookje zien gebeuren. Ze zien in dat het een voordeel is dat Zonta ook op jonge leeftijd is begonnen en dat hij ook gebruik kan maken van alle kennis die onder dit dak zit.” Jurgen: “We willen gewoon laten zien dat een Nederlander ook de top kan bereiken, hoewel we een klein motorsportland zijn. Max is op dit moment de beste Formule 1-coureur die er is, als hij de allerbeste auto heeft, wordt hij wereldkampioen. Waarom zou een Nederlander dat ook niet in de MotoGP kunnen? Wij denken dat het kan, anders waren we hier ook niet aan begonnen.” 'Dankzij Max Verstappen is het makkelijker om mensen over te halen. We zijn op dezelfde manier bezig, maar dan in de motorsport' Dacht je toen je wist dat jullie in verwachting waren van een zoon: mooi, daar gaan we een topcoureur van maken? Jurgen: “Nee, ik dacht niet meteen al aan een motorcoureur, hoor. Echt niet!” Zonta, hoe oud was je toen je voor het eerst op een motor zat? “Ik was drie toen ik op een klein elektrisch trailmotortje reed. Ik kon nog amper praten, maar vond het meteen leuk.” Misha: “De loods stond hier vol met motoren: Dakar-motors, crossmotors, een enduramotor, noem maar op. Zoals bij een voetbalgezin overal ballen liggen en bij een wielrennersgezin overal fietsen staan en er automatisch gefietst wordt, zo werd er bij ons motor gereden. Toen kwamen ook net die elektrische motortjes. Hij kreeg er een voor zijn derde verjaardag.” Jurgen: “Nou kreeg... hij moest er wel wat voor doen.” Misha: “Zonta moest eerst kunnen fietsen, want je kunt niet motorrijden als je niet kunt fietsen. Dat ging vrij snel, hij was tweeënhalf toen hij kon fietsen. Maar hij moest ook zijn speen inleveren. Je mocht geen tut als je wilde motorrijden. Overdag had hij zijn motorfiets, maar als hij ’s avonds naar bed ging, zei Zonta: ‘Zal ik mijn motorfiets teruggeven, want ik wil eigenlijk mijn speen wel weer.’ Dan antwoordde ik: dat kan niet schatje, je kunt niet motorrijden en een speen hebben. Het heeft een aantal weken geduurd, maar uiteindelijk viel zijn keuze toch op de motor. We hebben natuurlijk mazzel met de loods hier. Tiger kwam in de weekenden ook vaak langs. Toen ze wat groter werden, hadden we hele stellages buiten en gingen ze binnendoor en buitenom springen met de motor.” Quincy: “Er waren hele constructies in de tuin gebouwd. Van springschansen tot banken die platlagen, waar een plank overheen lag.” Misha: “Levensgevaarlijk, maar die passie is dus al snel begonnen.” Zonta: “Als ik eraan terugdenk, zou ik het nu niet meer durven.” Wanneer ontdekten jullie dat Zonta echt talent had? Zonta: “Toen ik in de NSF100 Cup reed bij Molenaar. Ik was elf, het was het eerste jaar dat ik echt races reed. Ik startte een wedstrijd vanaf de vijftiende plek en won. Terwijl ik racete tegen jongens die al een aantal jaren in die klasse reden.” Jurgen: “Daaraan kon je het al zien, ja. In het begin waren er veel valpartijen en moest de rijstijl nog worden aangepast. Zonta kwam vanuit de motorcross, daarin duw je veel met de motorfiets. Na driekwart jaar vielen alle puzzelstukjes op hun plek en had hij ineens het ronderecord te pakken op de Junior Track. En dat tussen jongens die al zeven of acht jaar lang op racebanen reden.” Patrick: “Het was eigenlijk een beetje zoals het bij ons is gegaan, Jurgen. Ook Zonta stapte koud op een motor...” Ja, waren jullie ook zo jong? Patrick: “Ik was achttien.” Jurgen: “Ik ben vanaf mijn zestiende gaan racen, maar je moest eigenlijk achttien zijn en je rijbewijs hebben. Dus ik heb veel illegaal gereden.” Hoe oud waren jullie toen je op het niveau was waar Zonta nu op zijn veertiende is? Patrick: “Ik denk dat wij 21 of 22 waren.” Jurgen: “Toen reden wij net allebei GP, samen met Max Biaggi. In 1997 ging ik 500cc rijden, dat was toen de hoogste raceklasse, wat nu MotoGP is. Ik was destijds 27. De jongens van nu liggen zo’n acht jaar op ons voor.” Kijken jullie weleens met Zonta naar oude beelden uit jullie tijd? Jurgen: “Die zijn er nauwelijks.” Patrick: “Er zijn ook totaal geen raakvlakken meer.” Jurgen: “De rijstijl is nu zo anders. Als je ziet hoe het racen geëvolueerd is, dat is bizar. Ze raken bijna met de ellebogen de grond. Dat zag je in onze tijd niet.” Misha: “Ik was een tijdje terug oude foto’s aan het scannen, dus ik liet een foto aan Zonta zien en zei: kijk, dat is papa. Wat was het eerste dat jij zei?” Zonta, lachend: “Ik riep: als ik dat zo doe, dan krijg ik een knal voor m’n kop!” Jeffrey Herlings Zonta debuteerde in 2019 in de European Talent Cup en de Red Bull MotoGP Rookies Cup. Met zijn dertien jaar was hij de jongste van het veld. Zonta: “Het was een heel leerzaam jaar. Ik heb er veel nieuwe vrienden bij en ik ken nu iedereen op de paddock. Dat maakt het veel leuker.” Jurgen: “Aan het begin van het seizoen was het doel om een aantal keer in de top vijftien te komen in de Rookies Cup. Zonta werd uiteindelijk dertiende, reed elke race in de punten en heeft zelfs al in de kopgroep meegereden tussen jongens van zestien jaar. We lopen nu eigenlijk op de planning vooruit. Hij is pas veertien.” Wat is dan precies de planning? Jurgen: “We gaan nu nog een jaar hetzelfde doen, dus European Talent Cup en Red Bull Rookies Cup. Vanaf 2021 is het dan de bedoeling om op een echte WK Junior motorfiets te rijden.” Wie is jouw grote voorbeeld, Zonta? “Marc Márquez (achtvoudig wereldkampioen en huidig MotoGP-kampioen, red.), vanwege zijn rijstijl en vrolijkheid. Ook als er iets negatiefs gebeurt, blijft hij vrolijk. Ik heb hem in 2017 voor het eerst ontmoet toen ik in het Marc Márquez Junior Motor Camp zat. Nu zie ik hem, en ook andere MotoGP-coureurs, weleens op de paddock als ik daar ben voor de Red Bull Rookies Cup. Márquez is heel aardig en niet te vol van zichzelf. En hij is heel snel en gefocust.” Maar je rijdt met nummer 84, dat is te danken aan een andere coureur. Zonta: “Ja, dat is het nummer van Jeffrey Herlings. Dat is nog uit mijn motorcrosstijd, waar ik mee begon toen ik acht jaar was. Jeffrey was toen nog mijn grote voorbeeld.” Misha: “Als je hem vroeger vroeg wat hij wilde worden zei hij: ‘Wereldkampioen motorcross.’ Wegrace bestond niet in zijn ogen.” Wanneer verkoos je het wegracen boven het motorcrossen? Zonta: “Nóóit!” Jurgen, lachend: “Zijn ouders hebben dat besluit voor hem genomen.” Zonta: “Ik kon gewoon niet kiezen en toen heeft papa het besluit genomen. Volgens mij hebben jullie niet eens overlegd.” Misha: “Jawel, wij hebben veel gesprekken met je gevoerd.” Jurgen: “Zonta hoorde als motorcrosser bij de top tien van Nederland van zijn leeftijdscategorie, stond zelfs aan de leiding in het kampioenschap toen we ermee stopten. Niemand geloofde ons toen we vertelden dat ze ons niet meer zouden zien. De keuze voor het wegracen heb ik genomen door mijn eigen achtergrond. Ik weet er veel van en heb geen verstand van crossen. Wel heb ik de Dakar Rally gereden, maar dat wil niet zeggen dat ik een goede motorcrosser ben. Ik weet niet eens hoe ik goed een springbult moet pakken. We kregen de kans om het wegracen te testen in de Molenaar NSF100 Cup en dat ging meteen goed. Toen zijn we ons daarop gaan focussen. De ervaring van het motorcrossen komt ook weer goed van pas bij het wegracen, er zat wel een plan achter het crossen. Dat was ook de reden dat Zonta aan BMX’en heeft gedaan. Daardoor is zijn start heel goed bij de race.” Zonta: “Ik heb de NSF één jaar gedaan en toen ze me vroegen of ik dat nog een jaar wilde, zei ik nee. Ik had er geen plezier meer in. Zat aan mijn limiet, had baanrecords gereden en wilde verder. Ik kon niet meer harder.” Yogalesje Zonta brengt op zijn veertiende al twintig weekenden per jaar door in het buitenland. Misha rekende in 2019 uit dat hun zoon in totaal meer dan honderd dagen niet thuis sliep. Jurgen: “Ook om te trainen zijn we veel in het buitenland. We hebben een mooie camper die tijdens het seizoen op een vaste plek in Valencia staat. Eigenlijk alles wat je kunt bedenken, zit erin: douche, toilet, keukentje, bedden, airconditioning, televisie en een mooie werkplaats. We hebben het dus best goed voor elkaar.” Hoe vind je het om zoveel op pad te zijn met je vader, Zonta? “Ik vind het niet heel erg. Als papa over de snelweg rijdt, zit ik meestal achterin, dan lig ik lekker in het bedje.” Jurgen: “Anders wordt hij ziek... Maar het is niet zo dat Zonta altijd met me meerijdt in de camper. De lange reizen gaat hij met Patrick en Tiger mee met het vliegtuig. Ik rijd dan met het materiaal. Zonta zit natuurlijk ook op school, dus hij moet zo snel mogelijk weer terug zijn.” Hoe is het racen te combineren met school? Zonta: “Het is druk, ik heb ook veel toetsen die ik nog moet inhalen. Mama en Quincy helpen mij ook met school. Maar het gaat heel goed.” Misha: “Hij werkt er heel hard voor. Er kan onderweg weleens wat geleerd worden, maar niet in een raceweekend. Dan ligt de focus op racen en moet je niet ook nog eens willen leren voor een proefwerk biologie.” Zonta: “Ik moet ook wel mijn best doen, want ik doe havo en als ik nu niet blijf zitten, dan ben ik op m’n zestiende van school af. Als ik op die leeftijd nog examen moet doen en ik rijd tegelijkertijd in het WK met twintig wedstrijden per jaar over de hele wereld, dan ga ik het niet halen. Ik mag dus niet blijven zitten, anders moet ik naar de mavo toe.” En hoe zit het met vriendjes en vriendinnetjes? Jurgen en Tiger: “Nou, dat laatste zit wel snor!” Zonta, lachend: “Stelletje eikels! Op school en in het racen heb ik vrienden.” Misha: “Je moet jezelf op school alleen af en toe opnieuw voorstellen. Soms komt hij na vier weken weer eens binnenvallen.” Wat doe je in je vrije tijd? Zonta, lachend: “Ik heb geen vrije tijd.” Jurgen: “Gamen...” Welk spel speel je dan? Zonta: “Vooral MotoGP 19... Maar als ik een weekend vrij ben, dan ga ik naar vrienden toe of zij komen hier.” Jurgen, lachend: “En het liefst gaan ze dan motorrijden!” Word je er nooit moe van dat alles om racen draait, Misha? “Jawel. Ik ben altijd bezig, altijd aan het vooruitplannen en het regelen. Dat geldt ook voor Jurgen. Maar de eerste dag dat ze weg zijn, zit ik meestal met Quincy op de bank. Na een yogalesje denk ik vaak even: hèhè, iedereen is opgezouten.” Wat vind jij er als moeder van dat jouw zoon zo’n risicovolle sport beoefent? Misha: “Ik heb weleens geroepen: dammen mag ook. Jurgen en ik zijn jarenlang bezig geweest met het racen. Maar nu gaat het wel om m’n kind. Dat is af en toe wel een dingetje, zeker als het niet goed gaat of als er wat gebeurt.” Zonta: “Mam gaf gewoon niets om jou pap, en ze strest om mij!” Misha: “Dat is niet waar, want als papa nu de Dakar Rally rijdt, heb ik slapeloze nachten en ligt de telefoon naast me. Maar Jurgen was volwassen en wilde gewoon heel thuiskomen, hij was geen crasher, dus om hem hoefde ik me niet druk te maken.” Hoe beleef je zijn races? Misha: “Uiterst geconcentreerd. Ik zie alles, veelal vanaf de bank. Ik heb de tijdwaarneming altijd aanstaan. De moeder van Patrick en Jurgen liep tijdens de start altijd rondjes met de hond en kwam halverwege de wedstrijd binnen. Dat kan ik me niet voorstellen. Ik zou er wel vaker bij willen zijn om input te geven, af en toe een kus en een knuffel en om successen mee te vieren. Maar Quincy zat afgelopen tijd in de eindexamenklas havo. Ik kon haar niet elk weekend meenemen. Dan heb ik het nog niet eens over de kosten. Hotelletje, autootje, je bent zo duizend euro kwijt. En dan heb ik zelf ook nog een baan.” Maar kijk je naar de race of kijk je naar Zonta? Misha: “Ik kijk naar Zonta. Ja, dat is precies zoals het is: ik kijk naar Zonta.” Jurgen: “Ik heb hetzelfde. Ik kijk naar hem als rijder, maar ook als mijn zoon. Dus ik wil ook dat hij alles zo veilig mogelijk doet en probeer alleen maar merken aan hem te verbinden die goed zijn. En we rijden op goede circuits. Ik bedoel, we gaan niet op stratencircuits rijden.” Misha: “Jurgen heeft wel één ding geleerd: bel me niet op een racedag. Als je me dan ’s middags belt, dan redeneer ik meteen dat er iets aan de hand moet zijn. Waarom zou je me anders bellen? Dan denk ik: foute boel, sleutelbeentje op z’n minst. Ik heb dat ook ooit gehad met de manager van Jurgen, die me belde om iets onbenulligs. Ik voel mijn hart nog in mijn keel zitten. Als er gereden wordt, moet je niet bellen. Het is gewoon zo spannend.” Heb je al zware blessures opgelopen? Zonta: “Een gebroken voet, schouder bezeerd, mijn sleutelbeen is er een aantal keren uitgeschoten. Maar dat hoort allemaal een beetje bij het racen. Als ik crash, is altijd mijn eerste reactie dat ik zo snel mogelijk weer op die motor moet. Ik heb een keer gehad dat ik opstond en zo weer neerviel. Toen kwamen er officials naar me toe met een brancard. Ik dacht: als ik daar op kom te liggen, is het foute boel. Ik kreeg echter de motor niet aan de praat, waardoor ik toch naar het medical center moest voor een check: lichte hersenschudding. Maar ook als er iets gebroken is, wil ik gewoon doorrijden.” Juiste instelling Over zijn doelstellingen voor de komende tijd is Zonta heel duidelijk: kampioen worden in zowel de European Talent Cup als de Red Bull Rookies Cup. Jurgen nuanceert: “Kampioen worden hoeft helemaal niet. Dat moet je straks doen als je Moto3 rijdt.” Patrick: “Nu moet je vooral laten zien dat je snelheid en talent hebt. Verder jezelf blijven ontwikkelen. Je moet er snel staan en laten zien dat je het gevecht durft aan te gaan.” Jurgen: “Als je zestien of zeventien bent, moet je zorgen dat je het WK Moto3 rijdt. Dus eerst bewijzen dat je goed genoeg bent. Zo is dat ook bij Max Verstappen gegaan. En dan moet je als Nederlander geluk hebben dat je een kans krijgt bij een goed team.” Wat is jouw droom, Zonta? Zonta: “Kampioen worden in de MotoGP.” Is dat haalbaar? Jurgen: “Ja. Het hoeven echt niet alleen maar Spanjaarden of Italianen te zijn die kampioen worden. Hoe hoog het motorcrossniveau hier in Nederland is, zo hoog is het wegraceniveau daar. We zijn de helft van het jaar ook in Spanje. Daar gebeurt het. Met de juiste instelling, het doorzettingsvermogen en het stappenplan is het zeker mogelijk.” Misha: “En geluk. Er komt veel meer bij kijken dan alleen een stappenplan. Laten we eerlijk zijn.” Waarin onderscheidt Zonta zich ten opzichte van de rest? Patrick: “Het belangrijkste is talent. Met alleen hard werken word je geen kampioen.” Helden Magazine 53 Het verhaal van Zonta van den Goorbergh komt voort uit Helden Magazine nummer 53. In de 53ste editie blikken onder meer Robin en Bouchra van Persie uitgebreid terug op hún carrière, want zo voelt dat. Een gesprek over Louis van Gaal, Oranje, Feyenoord, racisme, homo-acceptatie, de toekomst én de liefde. Daarnaast verbindt niet alleen het zwemmen Femke Heemskerk, Kira Toussaint en Ranomi Kromowidjojo, maar ook het feit dat ze alle drie bijna gelijktijdig ten huwelijk zijn gevraagd. Daarnaast vertellen Joël en Naomi Veltman hoe zij er in goede en slechte tijden voor elkaar zijn, laat Guus Hiddink zijn licht schijnen over de rentree van Arjen Robben, Oranje en racisme én schittert aanstaande moeder Stefanie van der Gragt in de rubriek ‘Leeuwinnen in het Rijks.’ Verder in de 53ste editie van Helden spraken we met ploeggenoten met hetzelfde doel: Tom Dumoulin en Primoz Roglic. Blikten we met Laurens ten Dam terug op zijn loopbaan én vertelt Lorena Wiebes openhartig over de drugsverslaving van haar broer en hoeveel impact dat op haar en het gezin heeft gehad. Ook ging Helden langs bij de pas vijftienjarige Keet Oldenbeuving. Ze werd in 2019 Europees kampioen en won de NOC*NSF Young Talent Award. Theo Lucius voelt vijftien jaar na het mislopen van de Champions League-finale nog steeds de kater.Victoria Koblenko ging langs bij oud-voetballer Bryan Roy én Tessie Savelkouls raakte op 9 februari dit jaar zwaar geblesseerd, de kans dat ze ooit nog kan judoën is klein. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Motorcross

Jeffrey Herlings: ‘Vrouwen zijn er over tien jaar ook nog’

Op Jeffrey Herlings staat geen maat. De motorcrosser is al drievoudig wereldkampioen in de MX2-klasse, dit jaar is hij hard op weg om de wereldtitel te veroveren in de koningsklasse, de MGPX. Wat is zijn geheim? “Ik kijk weleens om me heen en denk dan: jeetje, ik ben pas 23, heb een prach­tig leven, woon in een mooi huis en hoef me financieel geen zorgen te maken. Maar als ik zie wat ik ervoor heb moeten doen, de ontelbare uren die ik erin heb gestoken.... Ik heb ook veel pijn geleden, zou het niet zo snel overdoen. Ik cross al achttien jaar en ben er 24 uur per dag, zeven dagen in de week mee bezig. Het is niet alleen mijn werk, het is ook mijn leven. Ik ben niet anders gewend. Winnen is een verslaving, de grootste kick die er is. Het crossen is er met de paplepel ingegoten. Mijn vader croste ook op hoog niveau en mijn tien jaar oudere broer Danny croste bij de amateurs. Ik kreeg m’n eerste minimotor voor m’n vijfde verjaardag van mijn opa en oma, een peeweetje, nog geen halve meter hoog. Op zondag moesten mijn broer en vader rijden, ik was op zaterdag al aan de beurt. Er ging altijd wel iemand met me mee, m’n vader of moeder en soms m’n opa of oma. Maar mijn ouders moesten vaak nog werken op zaterdag, ze stonden op de markt in Eindhoven met een fruitstal. Ouders zijn in het begin fanatieker dan het kind zelf. Dat was bij mij ook het geval. M’n vader was nooit streng voor me, maar wilde wel dat ik m’n best deed. Ik gooide er nooit met de pet naar. Maar een normale jeugd heb ik niet gehad. Alles stond in het teken van crossen. Naar kinderfeestjes ging ik niet en aan school had ik een hekel. Mijn vriendjes voetbalden, die vonden het wel vet dat ik een crossmotor had. Als ze vroegen of ze er even op mochten, vlogen ze meteen de heg in. Blijf maar voetballen, zei ik dan. Ik liep altijd voor op leeftijdsgenoten. In motorcross herken je talent snel. Aan de techniek, de manier van rijden en het doorzettingsvermogen. Er zijn veel verschillende omstandigheden: hard of mul zand, hoge en lage bulten. Ik moet zoveel dingen tegelijk doen. Koppelen, schakelen; te veel om op te noemen. Over mij zeiden ze dat ik heel jong al een goede techniek had. Ik wist al snel hoe ik die motor goed over de baan moest krijgen. Op mijn achtste werd ik voor het eerst Nederlands kampioen, ik won van jongens van elf. Ik was een heel slechte verliezer, deed er echt alles aan om te winnen, zelfs al was het een onbelang­rijke wedstrijd tegen wat amateurs. Nog steeds kan ik niet tegen m’n verlies. Of het nou om een potje bowlen, poolen of karten gaat, ik laat alles vallen om te winnen. [caption id="attachment_17884" align="alignnone" width="2560"] Jeffrey Herlings met moeder Alice[/caption] Scheiding Mijn ouders zijn gescheiden toen ik twaalf was. Er was gelukkig geen haat en nijd en ik heb er nooit hinder van gehad. Ik vond het juist fijn, de spanning thuis viel weg. M’n vader was vroeger ook m’n mon­teur, maar is na de scheiding een beetje uit beeld geraakt. Helemaal toen ik op m’n veertiende m’n eerste professionele fabriekscontract tekende bij KTM. Zonder KTM had ik nooit zover kunnen komen. Bij m’n ouders raakten ook de centen op. Het is zo’n dure sport, het was wachten op een fabrieksteam en dat kwam. M’n vader kon vanaf dat moment niet echt meer wat betekenen in mijn carrière. Of hij dat jammer vindt, weet ik niet. Hij doet weinig moeite om er erg betrokken bij te blijven, misschien wil hij me ook wel loslaten omdat ik volwassen ben. Ik woonde tot m’n 21ste bij m’n moeder. Ze zette mij altijd op de eerste plaats. Zo’n twee jaar nadat ik mijn con­tract had getekend, had ik het financieel op orde en kon ik mijn moeder in dienst nemen. Ik was blij dat ik wat voor haar kon terugdoen. Ze neemt me veel werk uit handen, helpt met mijn reisschema’s, zorgt dat de benzinetank van de bus ge­vuld is, maar maakt ook m’n huis schoon en werkt in de tuin. Kleine dingen die gedaan moeten worden en waar ik helaas niet de tijd voor heb. Ellende Op jonge leeftijd wist ik al dat ik wereldkampioen wilde worden. In de jeugdklassen lukte dat een aantal keer, op m’n dertiende voor het eerst. Maar het draaide om die seniorentitel. Op mijn zeventiende was het zover. Ik werd wereldkampioen in een van de twee hoogste klassen, de MX2. Het is nog steeds mijn mooiste titel. Talent is de belangrijkste gave, maar je moet ook heel hard willen werken. En natuurlijk over een dosis lef beschikken. Want er kan veel fout gaan. Zo is mijn baas bij KTM verlamd geraakt en ik heb ook genoeg sterfgevallen meegemaakt. Vorig jaar heb ik voor mijn neus iemand zien sterven. Tijdens de GP in Tsjechië viel een jongen, iemand anders sprong er bovenop. Die jongen overleed ter plekke. Toen dacht ik wel: pff, morgen moet ik hier ook omlaag springen. Maar ja, ik heb ook weleens in de file gestaan van­wege een dodelijk auto­-ongeluk. Het risico is groter als je crost. Maar als je pech hebt op de snelweg, kun je ook zo worden geschept door een vrachtwagen. Ik probeer er niet over na te denken. Als het moet gebeuren, gebeurt het toch. 'Vorig jaar heb ik tijdens de GP in Tsjechië iemand voor mijn neus zien sterven’ Ik ben niet vaak bang, alleen weleens voor de start en in de eerste ronde, omdat ik zelf ook serieuze blessures heb gehad. In 2014 en 2015 had ik veel ellende. Eerst brak ik mijn bovenbeen, daar heb ik zes maanden van moeten herstellen. Daar­ na brak ik mijn sleutelbeen, verloor ik bijna mijn pink en viel er iemand op me: een heup uit de kom. Weer vier maan­den herstel. Ik heb dat jaar weken achter elkaar in het ziekenhuis gelegen, veel pijn gehad en vervelende infecties opgelopen. Het scheelde weinig of ik was gestopt. Toch won ik een jaar later mijn derde wereldtitel in de MX2. Met een gebroken sleutelbeen. In 2017 ben ik overgestapt naar de hoog­ste klasse, de MXGP. Een gebroken mid­denhandsbeentje aan de start van het sei­zoen kostte me de wereldtitel, de eerste vier GP’s reed ik op halve kracht. Nu heb ik al een tijd nergens last van. Toch heb ik voor iedere wedstrijd even een steen in m’n maag. Bij ons gaat er zo’n bordje omhoog: nog 15 secon­den... Klote, we moeten weer, denk ik dan. Maar als eenmaal het starthek valt, verdwijnt ook die spanning. Vroeger kon ik de nacht ervoor niet eens slapen, inmiddels is het routine geworden. Al denk ik altijd: als alles maar goed gaat. Veilig thuiskomen is net zo belangrijk geworden als winnen. Colaatje De start is het belangrijkst en misschien ook wel het moeilijkst. Je moet wel vijftien dingen perfect doen. De juiste positie, het juiste toerental, op het juiste moment schakelen, op het juiste moment je achterwiel in het zand krij­gen voor de meeste drive. En dan zijn er nog m’n concurrenten. Als er iemand met zijn ellenbogen voor me zit, is het al game over. Maar als ik vanaf de eer­ ste ronde aan de leiding ga, hoef ik me alleen nog te focussen op m’n eigen race, ben ik niet met anderen in gevecht die links en rechts van me van de spring­bulten vliegen. De Italiaan Antonio Cairoli is mijn grote concurrent. Hij is negenvoudig wereld­kampioen. Hij rijdt ook bij KTM, maar zit in het andere team. We doen niet aan koude oorlogsvoering, groeten elkaar en gaan daarna onze eigen weg. Maar we zijn ook zeker geen vrienden. Cairoli is een betere starter, ook omdat hij kleiner is en minder weegt. Natuur­lijk is techniek belangrijk bij de start, maar je gewicht net zo goed. We vertrek­ken vanuit stilstaande positie, als je dan met massa moet beginnen van zeventig of tachtig kilo, scheelt dat een hoop. Vorig seizoen moest ik nog te veel inhalen. Dat is op veel banen lastig, vaak loopt er maar één ideaal spoor in het losse zand. Het afgelopen jaar ben ik daarom tien kilo afgevallen, vijf kilo vet en vijf kilo spiermassa. Ik weeg nu 75 in plaats 85 kilo. Vroeger dronk ik ‘s avonds een colaatje, nu water. Ook at ik soms een pizza of een frietje, dat doe ik ook niet meer. Ik voel me nu veel beter. Vroe­ger zag ik nog weleens een kwabbetje hangen. Dat is weg. Ik zie er toch best fit uit, denk ik nu als ik voor de spiegel sta. Een wedstrijd is conditioneel heel zwaar. M’n hartslag is constant maximaal, zeker bij een heel diepe zandbaan. Ik train gemiddeld vier keer per week op de motor, ik zit bijna iedere dag op m’n mountainbike of fiets van Specialized en ben sowieso iedere dag in de sportschool voor kracht­ en stabiliteitsoefeningen. Sommige rijders hebben een motor­trainer, een conditietrainer en een voedingsdeskundige. Maar als je je er zelf in verdiept, kom je er ook uit. Vorig jaar ben ik naar Amerika gegaan om met een van de beste trainers te werken. Daar heb ik veel van geleerd. Nu maak ik m’n eigen schema’s. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik het meest uit mezelf kan halen als ik naar mijn lichaam luister. Wereldtitel In Amerika en veel landen in Europa is de sport best groot, maar in Nederland is motorcross relatief klein. Ik kan hier normaal over straat. Als ik door het dorp loop, word ik aangesproken, maar boodschappen doen lukt gewoon, hoor. Al schuif ik ‘s avonds meestal bij mijn moeder aan voor het eten als ik er ben. Dit jaar wil ik wereldkampioen worden. Ik sta er goed voor. Hoe lang ik dit nog blijf doen, weet ik niet. Veel motorcros­sers zijn rond hun 35ste wel een beetje klaar. Fysiek, maar ook mentaal. Als je al zoveel jaren zo’n zwaar programma draait, breekt je dat op een gegeven moment op. We rijden twintig wedstrijden per seizoen voor het wereld­kampioenschap, dat is veel. Van maart tot oktober bijna ieder weekend. Na het crossen is er ook nog een leven, hè. Ik wil in de toekomst graag een gezin. Natuurlijk sta ik wel een beetje in de publiciteit en er zijn zeker vrouwen die zich aanbie­den, maar daar ga ik niet op in. Ik heb geen tijd en ruimte voor de liefde, wil het maxi­male uit m’n werk halen. Vrouwen zijn er over tien jaar ook nog.” Helden Magazine 42 Het verhaal van Jeffrey Herlings komt voort uit Helden Magazine 42 waar Dafne Schippers de cover siert. Schippers leeft onder een vergrootglas sinds dat ze in 2015 voor de sprint koos. En dat is wennen. ‘’Ik ben er wel achter dat ik geen robot ben’’ Verder in de 42ste editie van Helden, is er veel aandacht voor de Tour de France. Topsprinter Dylan Groenewegen, eerste Nederlandse Tourwinnaar Jan Janssen, superster Peter Sagan en Servais Knaven, ploegleider van Chris Froome komen allemaal voorbij in het Tourgedeelte. Dirk Kuyt blikt terug op zijn carrière, Ranomi Kromowidjojo over goud, het geloof en nog meer, hockeysters Lidewij Welten en Frédérique Matla over het WK Hockey, oud-voetballer Glenn Helder en Barbara Barend ontmoet Hans van Breukelen. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.
Op Jeffrey Herlings staat geen maat. De motorcrosser is al drievoudig wereldkampioen in de MX2-klasse, dit jaar is hij hard op weg om de wereldtitel te veroveren in de koningsklasse, de MGPX. Wat is zijn geheim? “Ik kijk weleens om me heen en denk dan: jeetje, ik ben pas 23, heb een prach­tig leven, woon in een mooi huis en hoef me financieel geen zorgen te maken. Maar als ik zie wat ik ervoor heb moeten doen, de ontelbare uren die ik erin heb gestoken.... Ik heb ook veel pijn geleden, zou het niet zo snel overdoen. Ik cross al achttien jaar en ben er 24 uur per dag, zeven dagen in de week mee bezig. Het is niet alleen mijn werk, het is ook mijn leven. Ik ben niet anders gewend. Winnen is een verslaving, de grootste kick die er is. Het crossen is er met de paplepel ingegoten. Mijn vader croste ook op hoog niveau en mijn tien jaar oudere broer Danny croste bij de amateurs. Ik kreeg m’n eerste minimotor voor m’n vijfde verjaardag van mijn opa en oma, een peeweetje, nog geen halve meter hoog. Op zondag moesten mijn broer en vader rijden, ik was op zaterdag al aan de beurt. Er ging altijd wel iemand met me mee, m’n vader of moeder en soms m’n opa of oma. Maar mijn ouders moesten vaak nog werken op zaterdag, ze stonden op de markt in Eindhoven met een fruitstal. Ouders zijn in het begin fanatieker dan het kind zelf. Dat was bij mij ook het geval. M’n vader was nooit streng voor me, maar wilde wel dat ik m’n best deed. Ik gooide er nooit met de pet naar. Maar een normale jeugd heb ik niet gehad. Alles stond in het teken van crossen. Naar kinderfeestjes ging ik niet en aan school had ik een hekel. Mijn vriendjes voetbalden, die vonden het wel vet dat ik een crossmotor had. Als ze vroegen of ze er even op mochten, vlogen ze meteen de heg in. Blijf maar voetballen, zei ik dan. Ik liep altijd voor op leeftijdsgenoten. In motorcross herken je talent snel. Aan de techniek, de manier van rijden en het doorzettingsvermogen. Er zijn veel verschillende omstandigheden: hard of mul zand, hoge en lage bulten. Ik moet zoveel dingen tegelijk doen. Koppelen, schakelen; te veel om op te noemen. Over mij zeiden ze dat ik heel jong al een goede techniek had. Ik wist al snel hoe ik die motor goed over de baan moest krijgen. Op mijn achtste werd ik voor het eerst Nederlands kampioen, ik won van jongens van elf. Ik was een heel slechte verliezer, deed er echt alles aan om te winnen, zelfs al was het een onbelang­rijke wedstrijd tegen wat amateurs. Nog steeds kan ik niet tegen m’n verlies. Of het nou om een potje bowlen, poolen of karten gaat, ik laat alles vallen om te winnen. [caption id="attachment_17884" align="alignnone" width="2560"] Jeffrey Herlings met moeder Alice[/caption] Scheiding Mijn ouders zijn gescheiden toen ik twaalf was. Er was gelukkig geen haat en nijd en ik heb er nooit hinder van gehad. Ik vond het juist fijn, de spanning thuis viel weg. M’n vader was vroeger ook m’n mon­teur, maar is na de scheiding een beetje uit beeld geraakt. Helemaal toen ik op m’n veertiende m’n eerste professionele fabriekscontract tekende bij KTM. Zonder KTM had ik nooit zover kunnen komen. Bij m’n ouders raakten ook de centen op. Het is zo’n dure sport, het was wachten op een fabrieksteam en dat kwam. M’n vader kon vanaf dat moment niet echt meer wat betekenen in mijn carrière. Of hij dat jammer vindt, weet ik niet. Hij doet weinig moeite om er erg betrokken bij te blijven, misschien wil hij me ook wel loslaten omdat ik volwassen ben. Ik woonde tot m’n 21ste bij m’n moeder. Ze zette mij altijd op de eerste plaats. Zo’n twee jaar nadat ik mijn con­tract had getekend, had ik het financieel op orde en kon ik mijn moeder in dienst nemen. Ik was blij dat ik wat voor haar kon terugdoen. Ze neemt me veel werk uit handen, helpt met mijn reisschema’s, zorgt dat de benzinetank van de bus ge­vuld is, maar maakt ook m’n huis schoon en werkt in de tuin. Kleine dingen die gedaan moeten worden en waar ik helaas niet de tijd voor heb. Ellende Op jonge leeftijd wist ik al dat ik wereldkampioen wilde worden. In de jeugdklassen lukte dat een aantal keer, op m’n dertiende voor het eerst. Maar het draaide om die seniorentitel. Op mijn zeventiende was het zover. Ik werd wereldkampioen in een van de twee hoogste klassen, de MX2. Het is nog steeds mijn mooiste titel. Talent is de belangrijkste gave, maar je moet ook heel hard willen werken. En natuurlijk over een dosis lef beschikken. Want er kan veel fout gaan. Zo is mijn baas bij KTM verlamd geraakt en ik heb ook genoeg sterfgevallen meegemaakt. Vorig jaar heb ik voor mijn neus iemand zien sterven. Tijdens de GP in Tsjechië viel een jongen, iemand anders sprong er bovenop. Die jongen overleed ter plekke. Toen dacht ik wel: pff, morgen moet ik hier ook omlaag springen. Maar ja, ik heb ook weleens in de file gestaan van­wege een dodelijk auto­-ongeluk. Het risico is groter als je crost. Maar als je pech hebt op de snelweg, kun je ook zo worden geschept door een vrachtwagen. Ik probeer er niet over na te denken. Als het moet gebeuren, gebeurt het toch. 'Vorig jaar heb ik tijdens de GP in Tsjechië iemand voor mijn neus zien sterven’ Ik ben niet vaak bang, alleen weleens voor de start en in de eerste ronde, omdat ik zelf ook serieuze blessures heb gehad. In 2014 en 2015 had ik veel ellende. Eerst brak ik mijn bovenbeen, daar heb ik zes maanden van moeten herstellen. Daar­ na brak ik mijn sleutelbeen, verloor ik bijna mijn pink en viel er iemand op me: een heup uit de kom. Weer vier maan­den herstel. Ik heb dat jaar weken achter elkaar in het ziekenhuis gelegen, veel pijn gehad en vervelende infecties opgelopen. Het scheelde weinig of ik was gestopt. Toch won ik een jaar later mijn derde wereldtitel in de MX2. Met een gebroken sleutelbeen. In 2017 ben ik overgestapt naar de hoog­ste klasse, de MXGP. Een gebroken mid­denhandsbeentje aan de start van het sei­zoen kostte me de wereldtitel, de eerste vier GP’s reed ik op halve kracht. Nu heb ik al een tijd nergens last van. Toch heb ik voor iedere wedstrijd even een steen in m’n maag. Bij ons gaat er zo’n bordje omhoog: nog 15 secon­den... Klote, we moeten weer, denk ik dan. Maar als eenmaal het starthek valt, verdwijnt ook die spanning. Vroeger kon ik de nacht ervoor niet eens slapen, inmiddels is het routine geworden. Al denk ik altijd: als alles maar goed gaat. Veilig thuiskomen is net zo belangrijk geworden als winnen. Colaatje De start is het belangrijkst en misschien ook wel het moeilijkst. Je moet wel vijftien dingen perfect doen. De juiste positie, het juiste toerental, op het juiste moment schakelen, op het juiste moment je achterwiel in het zand krij­gen voor de meeste drive. En dan zijn er nog m’n concurrenten. Als er iemand met zijn ellenbogen voor me zit, is het al game over. Maar als ik vanaf de eer­ ste ronde aan de leiding ga, hoef ik me alleen nog te focussen op m’n eigen race, ben ik niet met anderen in gevecht die links en rechts van me van de spring­bulten vliegen. De Italiaan Antonio Cairoli is mijn grote concurrent. Hij is negenvoudig wereld­kampioen. Hij rijdt ook bij KTM, maar zit in het andere team. We doen niet aan koude oorlogsvoering, groeten elkaar en gaan daarna onze eigen weg. Maar we zijn ook zeker geen vrienden. Cairoli is een betere starter, ook omdat hij kleiner is en minder weegt. Natuur­lijk is techniek belangrijk bij de start, maar je gewicht net zo goed. We vertrek­ken vanuit stilstaande positie, als je dan met massa moet beginnen van zeventig of tachtig kilo, scheelt dat een hoop. Vorig seizoen moest ik nog te veel inhalen. Dat is op veel banen lastig, vaak loopt er maar één ideaal spoor in het losse zand. Het afgelopen jaar ben ik daarom tien kilo afgevallen, vijf kilo vet en vijf kilo spiermassa. Ik weeg nu 75 in plaats 85 kilo. Vroeger dronk ik ‘s avonds een colaatje, nu water. Ook at ik soms een pizza of een frietje, dat doe ik ook niet meer. Ik voel me nu veel beter. Vroe­ger zag ik nog weleens een kwabbetje hangen. Dat is weg. Ik zie er toch best fit uit, denk ik nu als ik voor de spiegel sta. Een wedstrijd is conditioneel heel zwaar. M’n hartslag is constant maximaal, zeker bij een heel diepe zandbaan. Ik train gemiddeld vier keer per week op de motor, ik zit bijna iedere dag op m’n mountainbike of fiets van Specialized en ben sowieso iedere dag in de sportschool voor kracht­ en stabiliteitsoefeningen. Sommige rijders hebben een motor­trainer, een conditietrainer en een voedingsdeskundige. Maar als je je er zelf in verdiept, kom je er ook uit. Vorig jaar ben ik naar Amerika gegaan om met een van de beste trainers te werken. Daar heb ik veel van geleerd. Nu maak ik m’n eigen schema’s. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik het meest uit mezelf kan halen als ik naar mijn lichaam luister. Wereldtitel In Amerika en veel landen in Europa is de sport best groot, maar in Nederland is motorcross relatief klein. Ik kan hier normaal over straat. Als ik door het dorp loop, word ik aangesproken, maar boodschappen doen lukt gewoon, hoor. Al schuif ik ‘s avonds meestal bij mijn moeder aan voor het eten als ik er ben. Dit jaar wil ik wereldkampioen worden. Ik sta er goed voor. Hoe lang ik dit nog blijf doen, weet ik niet. Veel motorcros­sers zijn rond hun 35ste wel een beetje klaar. Fysiek, maar ook mentaal. Als je al zoveel jaren zo’n zwaar programma draait, breekt je dat op een gegeven moment op. We rijden twintig wedstrijden per seizoen voor het wereld­kampioenschap, dat is veel. Van maart tot oktober bijna ieder weekend. Na het crossen is er ook nog een leven, hè. Ik wil in de toekomst graag een gezin. Natuurlijk sta ik wel een beetje in de publiciteit en er zijn zeker vrouwen die zich aanbie­den, maar daar ga ik niet op in. Ik heb geen tijd en ruimte voor de liefde, wil het maxi­male uit m’n werk halen. Vrouwen zijn er over tien jaar ook nog.” Helden Magazine 42 Het verhaal van Jeffrey Herlings komt voort uit Helden Magazine 42 waar Dafne Schippers de cover siert. Schippers leeft onder een vergrootglas sinds dat ze in 2015 voor de sprint koos. En dat is wennen. ‘’Ik ben er wel achter dat ik geen robot ben’’ Verder in de 42ste editie van Helden, is er veel aandacht voor de Tour de France. Topsprinter Dylan Groenewegen, eerste Nederlandse Tourwinnaar Jan Janssen, superster Peter Sagan en Servais Knaven, ploegleider van Chris Froome komen allemaal voorbij in het Tourgedeelte. Dirk Kuyt blikt terug op zijn carrière, Ranomi Kromowidjojo over goud, het geloof en nog meer, hockeysters Lidewij Welten en Frédérique Matla over het WK Hockey, oud-voetballer Glenn Helder en Barbara Barend ontmoet Hans van Breukelen. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Snowboarden

‘Iedere keer weer dat vreselijke nieuws’

Barbara Barend volgt Bibian Mentel (45) al jaren op de voet. Tot negen keer toe gooide kanker roet in het leven van de paralympisch snowboardkampioene, die in de tussentijd uitgroeide tot een nationale heldin dankzij haar doorzettingsvermogen. Een gesprek over lief, leed en de soms keiharde realiteit. “De eerste keer dat ik jou ontmoette, was op de eerste open dag van de Johan Cruyff Foundation, veertien jaar geleden,” zegt Barbara Barend in Loosdrecht, thuis bij Bibian Mentel en haar man Edwin Spee. “Ik weet nog dat ik een knappe vrouw aan zag komen lopen in een minirok en dat ze een onderbeen miste. Ik liep naar je toe en zei: hoi, ik ben Barbara, wat stoer dat je een minirok aan hebt.” Bibian lachend: “Er zijn niet zoveel mensen die dat doen. Veel mensen kijken me aan, maar niemand durft er wat over te zeggen. Ik dacht meteen: wat een leuk mens.” Barbara: “Ik hou van mensen die ergens volledig voor gaan. En ik hou van sterke vrouwen. Het klikte ook gewoon tussen ons.” Bibian knikt: “En je bleef sindsdien ook betrokken, houdt bij wat ik doe op snowboardgebied en hoe het met m’n gezondheid gaat.” Barbara slikt een traan weg: “En dat vind ik ook zo erg, iedere keer weer dat vreselijke nieuws.” Bibian slaat een arm om haar heen: “Maar as we speak ben ik schoon.” Bibian is een paar dagen geleden ontslagen uit het ziekenhuis, na een tweede operatie aan haar nek. Een pleister is daar het enige zichtbare bewijs van. Bibian strijdt al achttien jaar tegen een agressieve vorm van botkanker. In 1999 verloor ze een groot deel van haar rechterbeen, om uitzaaiingen te voorkomen. Sindsdien werden er meerdere uitzaaiingen in haar longen geconstateerd, die iedere keer operatief verwijderd konden worden. Tot mei 2016. Uit een controlescan bleek toen dat Bibian een tumor had op een niet te opereren plek vlakbij de longen, de artsen vertelden haar dat ze uitbehandeld was. Na nachtenlang speurwerk vond haar man Edwin de MRIdian, een nieuw bestralingsapparaat dat in staat is om tot op de millimeter nauwkeurig te bestralen, nota bene bijna om de hoek, in het VUmc in Amsterdam. Weer bestreed Bibian de kanker. Afgelopen zomer was het voor de negende keer foute boel. Een tumor in haar nek was dit keer de boosdoener, bovendien waren er plekjes gevonden in haar slokdarm en rib. Tot overmaat van ramp liep Bibian een hardnekkige ziekenhuisbacterie op. “Het hele kaartenhuis stortte letterlijk in,” zegt Bibian. “Op een maandagochtend ging ik met veel koorts naar de eerste hulp. Tweeënhalve week later kwam ik er pas weer uit, tien kilo lichter, totaal verzwakt, met een nek die op instorten stond. Het bizarre is: een week voor we dat hoorden, heb ik nog leren kitesurfen op Necker Island op uitnodiging van Richard Branson. Ik had zo mijn nek kunnen breken.” Barbara: “Ik kwam Edwin tegen op straat toen je net in het ziekenhuis lag. Hij vertelde me het slechte nieuws. Ik had vlak daarvoor gehoord dat Ajax-voetballer Abdhelhak Nouri blijvende hersenschade had overgehouden en nooit meer zou kunnen lopen, praten, eten en voetballen. Ik was dubbel van slag.” Edwin luistert mee en knikt: “Slecht nieuws went nooit. Zelfs bij ons niet.” De tumor in haar nek werd bij toeval ontdekt. Bibian: “Ik had al een paar maanden enorm last van mijn nek en schouders. M’n fysio zei: ‘Je bent al zo vaak aan je longen geopereerd, die spieren rondom je longen zijn gewoon stijf.’ Hij bleef ze los masseren. En ik bracht heel wat bezoekjes aan de Thaise massage. Zij was de eerste die riep: ‘Er klopt iets niet.’” Op advies van haar fysiotherapeut liet Bibian een MRI van haar nek maken. Aanvankelijk dacht ze aan een nekhernia, maar de foto’s bewezen dat een tumor haar nekwervel al voor veertig procent had aangevreten. Bibian: “Ik had al die tijd wel driemaandelijkse controle­ scans van mijn longen, maar daar was niks op te zien. Mijn nekwervel was net twee centimeter buiten beeld. En in diezelfde week hoorde ik dat er ook plekken in mijn slokdarm en rib waren gevonden.” Barbara: “En voor de negende keer stortte je wereld in...” Bibian: “Het was by far de meest heftige. In 2016 dacht ik voor het eerst: de kanker is geen hardnekkige blessure meer, het kan weleens fataal zijn. Ik kreeg letterlijk te horen: ‘We kunnen niks meer voor je doen.’ Een moker­ slag. Ik zie mijn zoon Julian nog zitten: ‘Mama, als ze niks meer kunnen, wat dan? Ga je dan dood?’ Ik ontkende dat, maar dat was wel waar het op neerkwam. Toen vond Ed die MRIdian. Een week na de laatste bestraling trainde ik weer in de sneeuw, alsof er niks gebeurd was. Maar de laatste keer was er ook kanker buiten mijn longen gevonden. Op drie nieuwe plekken in m’n lichaam. Dan denk je: waar stopt het? Is dit nu echt het einde?” Bibian onderging 52 bestralingen aan haar nek, slokdarm en rib. Bibian: “Na de bestralingen zei Ed: ‘Kom, we gaan weer trainen.’ Maar in m’n achterhoofd zei een stemmetje: die nek is nog niet goed.” In december waren Bibian en Edwin een weekend in Marrakesh, toen haar arts uit het Leidse LUMC belde. De twee ziekenhuizen hadden contact met elkaar opgenomen over haar situatie. Bibian: “’We willen je zo snel mogelijk opereren,’ zei hij. In het VUmc konden ze dat niet, was ons eerder verteld, de kans dat m’n rechterarm uit zou vallen was te groot. In Leiden bleken ze het wel te kunnen. Op nieuwe MRI’s zagen de artsen dat de tumor aan het groeien was, ondanks de bestralingen. Het was niet de vraag óf ik een dwarslaesie zou oplopen, de vraag was wanneer dat zou gebeuren. Die tumor was zo op m’n ruggenmerg aan het drukken, dat ze het verbazingwekkend vonden dat ik nog liep.” In twee nekoperaties, waarvan de een negenenhalf uur duurde en de ander vierenhalf werd de tumor verwijderd en haar C6 nekwervel bijna helemaal vervangen door een titanium stellage. Barbara: “En hoe voel je je nu?” Bibian: “Lichamelijk moet ik nog de oude worden. Zowel fysiek als mentaal waren de laatste zes maande de pittigste van de afgelopen achttien jaar. Voorheen had ik nog nooit echt klachten gehad van de kanker, afgelopen tijd werd ik letterlijk belemmerd. Mijn rechterarm deed enorm pijn omdat er een zenuw bekneld zat. Op een gegeven moment kon ik mijn arm nauwelijks nog optillen en was Ed mijn haar aan het wassen onder de douche. Toen ik daar op die kruk zat, besefte ik: dit is het allerlaatste wat ik wil. Een spookbeeld. En die nek was killing. Na twee uur staan moest ik weer liggen. Ik zei gisteren nog tegen Ed: de laatste dag ik me echt goed voelde, was 7 juli.” Edwin: “Julian en ik pesten haar weleens. Ze heeft nog nooit zoveel gehuild als in de afgelopen vier maanden. Zelfs om een reclame of een YouTube-filmpje rollen de tranen over haar wangen. Laten wij haar expres een zielig filmpje zien.” Bibian knikt: “Ik ben nu een stuk emotioneler. Zelfs als het over iets onbenulligs gaat, over iemand die meedoet aan The Voice of Holland bijvoorbeeld.” Barbara: “Zijn dat opgekropte emoties?” Bibian: “Misschien wel. Voor het eerst besefte ik: ik moet misschien afscheid nemen van mijn sport. Dat had ik gepland na de Paralympische Spelen in Pyeongchang. Ed was zo positief en bleef zeggen: ‘Bieb, we gaan gewoon naar de Spelen.’ Terwijl de neurochirurg zei: ‘Dat moet je toch niet willen? Eén val en je bent verlamd, dan kun je als je geluk hebt je arm nog een beetje bewegen.’ Waarop een andere arts zei: ‘Het probleem is juíst dat je dan nog blijft ademen.’ Dat was de afweging. Ik was dus al afscheid aan het nemen van mijn sport en het leven als topsporter. Dat vond ik heel pijnlijk en verdrietig.” Barbara: “Klopt het dat ik ook een andere Bibian zie dan vroeger? Alsof iets in jou zich nu realiseert: ik ben stervende en er is een moment dat ik niet meer kan sporten.” Bibian slikt: “De altijd maar positieve Bibian heeft wel een knauw gekregen, ja. Vooral Ed vindt dat. Ik ben realistischer geworden. Bij vlagen realiseer ik me goed dat het ergens ophoudt en dat ik doodga. En dat dat moment misschien wel dichterbij is gekomen. Ik zag ook enorm op tegen deze operatie, maar die bleek een verlichting. De tumor is uit mijn lijf, mijn arm is bijna hersteld en de artsen zeiden dat m’n nek zo sterk is, dat ik bij wijze van spreken na de operatie meteen de sneeuw in kon. Wacht even, dacht ik, de Spelen zijn dus helemaal niet ver weg, die ga ik halen. Tijdens de teampresentatie van de Nederlandse olympische en paralympische sporters zei ik tegen oud-rolstoeltennisster Esther Vergeer weer gekscherend: ik ben gewoon even in de revisie, ze moesten wat onderdelen vervangen.” Bibian: ‘Het was niet de vraag óf ik een dwarslaesie zou oplopen, de vraag was wanneer. Die tumor was zo op m’n ruggenmerg aan het drukken’ Edwin maakt ondertussen wat eten voor Bibian. Haar steun, toeverlaat en coach zorgt ervoor dat ze aansterkt en op tijd haar medicijnen inneemt. Ze dragen zorg voor drie kinderen, voortgekomen uit eerdere relaties. Julian dus, en Edwin heeft twee tienerdochters. Barbara: “Als ik eerlijk ben, kan die hele sport me gestolen worden. Ik vind het heel leuk dat je zo goed kan snowboarden, maar ik gun je veel meer dat je gelukkig bent met de mensen om je heen. Je hebt zoveel om voor te leven.” Bibian: “Julian is nu veertien, ik wil hem het liefst oud zien worden en met mijn kleinkinderen op schoot op de bank zitten. Ik ben nog niet klaar met het leven. Maar voor het eerst zag Julian dat ik ziek was.” Barbara: “Hoe gaat hij om met een zieke moeder?” Bibian: “Een maand geleden merkten we dat hij niet meer zingend naar school ging, hij zat niet lekker in z’n vel. We vroegen een gesprek aan met zijn mentor om onze situatie eens goed te bespreken. Julian gaf voor het eerst aan dat hij moeite had om zich te concentreren en zich zorgen maakte om mama. Tegen zijn stiefmoeder had hij gezegd: ‘Ik wil gewoon dat mama het weer doet.’ Dat vond ik zo hartverscheurend. Julian wilde gewoon weer leuke dingen met me kunnen doen. Samen met Ed verzorgt hij mij nu, dat is niet de taak van een kind.” Barbara: “Soms moet je je overgeven aan het feit dat je je moet laten verzorgen door je man en kind. Hoe klote dat ook is, je wil niet dat je kind dat voelt, maar...” Bibian vult aan: “Dat brengt ook iets moois. Deze operaties hebben we ook op die manier bij hem gebracht. Dan kan ik het weer doen daarna, zei ik. Julian heeft een grote droom: hij wil heliboarden in Canada. Na de Spelen gaat dat gebeuren.” Edwin: “Bij Julian proberen we haar ziekte zoveel mogelijk weg te houden. Dat hij niet altijd maar hoort: ‘Hoe is het met je moeder?’” Bibian: “En we hebben geregeld Julian-dag. Dan mag hij bepalen wat we gaan doen. Naar de film bijvoorbeeld, en hij mag dan uitkiezen waar we gaan eten.” Edwin: “Het gaat er vooral om dat we dan niet over Bibian praten, niet over kanker en snowboarden, maar over wat hij leuk vindt.” Barbara: “En is er ook een Edwin-dag?” Edwin lachend: “Ja, één keer per jaar.” Barbara en Bibian lachend: “Meer dan genoeg!” Bibian: “Ed hee me het afgelopen half jaar volledig verzorgd. Zonder hem ben ik nergens.” Edwin: “Ik ben de huisvrouw. Ik doe boodschappen en de was. Laatst moest ik maandverband kopen. ‘Welke moet ik hebben?’ appte ik Bieb toen ik voor dat schap in de winkel stond. Stuurde ze: ‘Die paarse.’ Ja, al die pakjes zijn paars!” Bibian lachend: “En hij is ook nog eens kleurenblind.” Ze vervolgt serieus: “Maar weet je wat het lastigste is? Iedereen vraagt hoe het met mij is, maar niemand vraagt naar hem.” Edwin: “Ik vind dat geen probleem hoor, alleen bij m’n moeder vind ik het soms moeilijk. Die belt me dagelijks om alleen te vragen: ‘Hoe is het met Bibian?’” Bibian: “Van nature ben ik een verlegen meisje. Vroeger schuilde ik achter de rok van m’n moeder. Ik wil helemaal niet in de spotlights staan. Dat begon met leuk kunnen snowboarden, nu is het om mijn ziektebeeld. Daar vraag ik niet om, maar het gebeurt wel. Ik ben de eerste die tegen zijn vrienden of moeder zegt: vraag ook even naar Edwin. Ze vergeet zo bijna haar eigen zoon.” Zowel Barbara als Bibian hebben een druk bestaan. Bibian startte tussen haar snowboardcarrière en ziekte door de Mentelity Foundation, waarmee ze jonge mensen met een lichamelijke beperking aan het sporten wil krijgen. Onlangs bracht ze haar tweede boek Kut Kanker uit. En dan is er nog het moederschap. Barbara: “Jouw doorzettingsvermogen en instelling vind ik zo knap. Jij blij mensen inspireren.” Bibian glimlacht: “Mijn inspiratie haal ik uit het leven, ik kan intens genieten van mijn omgeving. We hebben hier twee eekhoorntjes rondlopen. Die lopen altijd dezelfde route, soms komen ze in onze tuin. Het zijn echt gewoontediertjes, ik kan uren naar ze kijken. Dat soort dingen vind ik prachtig.” Barbara: “Ik vind ons land en de wereld er niet leuker op geworden, en dan bedoel ik de manier waarop we met elkaar omgaan. Ik kan heel positief zijn, maar ook enorm negatief, na die hele #metoo-affaire bijvoorbeeld of bij racisme.” Bibian: “Omdat je in de spotlights staat, voel je je onbewust misschien ook een voorbeeld.” Barbara: “Ja, en ik vind dat mensen die in schijnwerpers staan, ook het goede voorbeeld moeten geven. Ik denk dat ik een aantal taken heb in het leven. Ik kan helemaal zijn wie ik ben en wil anderen helpen te zijn wie ze zijn. Jonge meisjes of jongens die twijfelen over hun seksuele geaardheid. Je kunt pas floreren als je jezelf bent.” Bibian: “Ik heb dat met mijn stichting. Ik wil mensen met een lichamelijke beperking inspireren, laten zien dat je ook dan kunt sporten. En dat dat het leven leuker maakt.” Barbara: “Volgens mij zijn we ook allebei opgevoed om wat van het leven te maken.” Bibian: “Klopt. Mijn moeder is heel zelfstandig opgevoed, dat hee ze mij ook bijgebracht. Ik ben altijd gestimuleerd om zelf mijn boontjes te doppen.” Barbara: “En soms iets te erg gepusht misschien? Dat had ik bij mijn vader. ‘Niet zeuren, maar doorgaan,’ riep hij altijd.” Bibian: "Dat herken ik. Mijn vader is overleden, maar was heel ambitieus. Hij wilde het beste voor me, ik moest ook altijd de beste zijn. Ik weet nog dat ik zakte voor mijn eindexamen vwo. M’n vader heeft twee weken niet met me gesproken, was helemaal van de leg. M’n moeder vraagt geregeld: ‘Van wie heb je toch dat fanatisme?’ Zelf is ze een fanatiek zeilster. Als m’n moeder een wedstrijdje zeilt en ze heeft voorrang, beukt ze die boot er gewoon tussen. Inmiddels is ze 75. Dat fanatisme komt dus echt van beide ouders.” Barbara: “Ik vind het vooral belangrijk dat mijn kinderen hun eigen pad volgen, daar wil ik ze volledig in steunen. Wat geef jij mee aan Julian?” Bibian: “Heel veel liefde. Ik denk dat dat het enige is wat een kind écht nodig heeft. Julian heeft inmiddels vier verschillende oma’s, twee oudere zussen en een jonger broertje en is hier af en toe enig kind. Hij heeft veel zelfvertrouwen en staat met beide benen in het leven. Met veel liefde groei je zelf uit tot degene die je wil zijn.” Barbara knikt: “Daar draait het om. Voel jij je als moeder weleens schuldig als je veel weg bent vanwege het snowboarden?” Bibian: “Soms wel, ook omdat Julian dat uitspreekt. Als je hem vraagt: ‘Wat vind je het minst leuk aan mama?’ Dan antwoordt hij: ‘Dat ze zoveel weg is.’ Edwin gaat altijd met me mee, en Julian gaat dan naar zijn vader. Daar heeft hij ook een thuis, hij hoeft niet te logeren. Maar als hij bij ons is, komt hij iedere ochtend als de wekker gaat eerst bij ons liggen om even te knuffelen. Dat mist hij als we weg zijn.” Barbara: “De vraag of je werk en privé goed kunt combineren wordt nooit gesteld aan een man. Dat vind ik stom. Je doet je vak en als je voor een paar dagen of langere tijd weg moet, is er thuis iemand die het opvangt. Ik ben nu een paar keer wat langer van huis geweest en weet je? Eigenlijk vind ik het heerlijk. Ik kan me helemaal focussen, want er zit nog een moeder thuis. Ik hoef niet bang te zijn dat het in de soep loopt. Natuur­lijk missen Seb en Livia me wel, maar het gaat thuis gewoon door.” Bibian: “Maar langer dan twee weken van huis zijn, vind ik vervelend. Dan ga ik Julian te veel missen.” Ondanks haar telkens terugkerende ziekte bleef Bibian de snowboardtitels aaneen­ rijgen. Ze startte zelfs een lobby om het snowboarden op de Paralympische Spelen te krijgen, iets wat haar lukte in Sochi in 2014. Bibian won goud. In maart hoopt ze die titel in Pyeongchang te verdedigen. Bibian: “Meedoen is ineens haalbaar. En als ik daar sta, ben ik atleet genoeg om te zeggen dat ik wil winnen, maar dat wordt lastig. Lisa Bunschoten is mijn grote concurrente, ze is 21 en topfit, staat dagelijks op haar board. Het grappige is dat ik haar heb opgeleid. Dat maakt het ook goed. Als er iemand van me moet winnen, dan het liefst Lisa.” Barbara: “Jouw voordeel is: you’ve been there, and done that. Dat kun je niet trainen.” Bibian: “Dat klopt, die wedstrijdmodus weet ik zo weer te vinden. Ik hoop dat dat genoeg is. Wat er ook gebeurt, na deze Spelen neem ik sowieso afscheid van het wedstrijdsnowboarden. Ik blijf betrokken bij de sport hoor, zit al in de sporttechnische commissie van het Internationaal Paralym­pisch Comité, maar na mijn carrière staat de Foundation bovenaan mijn lijst. En het heli­boarden met Julian natuurlijk.” Barbara: ‘Klopt het dat ik ook een andere Bibian zie dan vroeger? Alsof iets in jou zich nu realiseert: ik ben stervende en er is een moment dat ik niet meer kan sporten’ Barbara: “Hoe kijk jij naar de toekomst?” Bibian: “Ik kijk niet verder vooruit dan een jaar. Ik hoop dat ik dat red, daarna zien we wel weer. Ed en ik leven volgens ons motto: carpe diem, pluk de dag. Dat hebben we samen laten tatoeëren. Ik ben niet bang om dood te gaan, maar wel voor het gevolg dat het heeft voor de kinderen. Dat wil ik zo lang mogelijk voorkomen. Mijn grootste droom is nog steeds dat omaatje worden met mijn klein­ kinderen op schoot.” Barbara: “Uiteindelijk is het menselijke het belangrijkst. Een bedrijf is leuk, maar mijn belangrijkste missie in het leven is ook twee gelukkige kinderen op het rechte pad houden.” Bibian: “En gezondheid. Wij hebben ondervonden dat er heel weinig contact is tussen verschil­lende ziekenhuizen en er eigen­lijk een concurrentiestrijd is, terwijl het gaat om de beste zorg. Het LUMC beweert dat ik een half jaar had kunnen ‘winnen’ als ik eerder aan mijn nek was geopereerd. Zij gaan in gesprek met het VUmc om te kijken wat er fout ging en wat in de toekomst beter kan. Dat vind ik een mooi begin.” Barbara: “Veel mensen zullen datzelfde voelen, maar kunnen er niks aan doen. Jij op deze manier wel. Dus je hebt er weer een missie bij, Bieb! Bibian lachend: “Dat is letterlijk wat Ed en ik tegen elkaar zeiden. Daar gaan wij ons nu dus voor inzetten.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.
Barbara Barend volgt Bibian Mentel (45) al jaren op de voet. Tot negen keer toe gooide kanker roet in het leven van de paralympisch snowboardkampioene, die in de tussentijd uitgroeide tot een nationale heldin dankzij haar doorzettingsvermogen. Een gesprek over lief, leed en de soms keiharde realiteit. “De eerste keer dat ik jou ontmoette, was op de eerste open dag van de Johan Cruyff Foundation, veertien jaar geleden,” zegt Barbara Barend in Loosdrecht, thuis bij Bibian Mentel en haar man Edwin Spee. “Ik weet nog dat ik een knappe vrouw aan zag komen lopen in een minirok en dat ze een onderbeen miste. Ik liep naar je toe en zei: hoi, ik ben Barbara, wat stoer dat je een minirok aan hebt.” Bibian lachend: “Er zijn niet zoveel mensen die dat doen. Veel mensen kijken me aan, maar niemand durft er wat over te zeggen. Ik dacht meteen: wat een leuk mens.” Barbara: “Ik hou van mensen die ergens volledig voor gaan. En ik hou van sterke vrouwen. Het klikte ook gewoon tussen ons.” Bibian knikt: “En je bleef sindsdien ook betrokken, houdt bij wat ik doe op snowboardgebied en hoe het met m’n gezondheid gaat.” Barbara slikt een traan weg: “En dat vind ik ook zo erg, iedere keer weer dat vreselijke nieuws.” Bibian slaat een arm om haar heen: “Maar as we speak ben ik schoon.” Bibian is een paar dagen geleden ontslagen uit het ziekenhuis, na een tweede operatie aan haar nek. Een pleister is daar het enige zichtbare bewijs van. Bibian strijdt al achttien jaar tegen een agressieve vorm van botkanker. In 1999 verloor ze een groot deel van haar rechterbeen, om uitzaaiingen te voorkomen. Sindsdien werden er meerdere uitzaaiingen in haar longen geconstateerd, die iedere keer operatief verwijderd konden worden. Tot mei 2016. Uit een controlescan bleek toen dat Bibian een tumor had op een niet te opereren plek vlakbij de longen, de artsen vertelden haar dat ze uitbehandeld was. Na nachtenlang speurwerk vond haar man Edwin de MRIdian, een nieuw bestralingsapparaat dat in staat is om tot op de millimeter nauwkeurig te bestralen, nota bene bijna om de hoek, in het VUmc in Amsterdam. Weer bestreed Bibian de kanker. Afgelopen zomer was het voor de negende keer foute boel. Een tumor in haar nek was dit keer de boosdoener, bovendien waren er plekjes gevonden in haar slokdarm en rib. Tot overmaat van ramp liep Bibian een hardnekkige ziekenhuisbacterie op. “Het hele kaartenhuis stortte letterlijk in,” zegt Bibian. “Op een maandagochtend ging ik met veel koorts naar de eerste hulp. Tweeënhalve week later kwam ik er pas weer uit, tien kilo lichter, totaal verzwakt, met een nek die op instorten stond. Het bizarre is: een week voor we dat hoorden, heb ik nog leren kitesurfen op Necker Island op uitnodiging van Richard Branson. Ik had zo mijn nek kunnen breken.” Barbara: “Ik kwam Edwin tegen op straat toen je net in het ziekenhuis lag. Hij vertelde me het slechte nieuws. Ik had vlak daarvoor gehoord dat Ajax-voetballer Abdhelhak Nouri blijvende hersenschade had overgehouden en nooit meer zou kunnen lopen, praten, eten en voetballen. Ik was dubbel van slag.” Edwin luistert mee en knikt: “Slecht nieuws went nooit. Zelfs bij ons niet.” De tumor in haar nek werd bij toeval ontdekt. Bibian: “Ik had al een paar maanden enorm last van mijn nek en schouders. M’n fysio zei: ‘Je bent al zo vaak aan je longen geopereerd, die spieren rondom je longen zijn gewoon stijf.’ Hij bleef ze los masseren. En ik bracht heel wat bezoekjes aan de Thaise massage. Zij was de eerste die riep: ‘Er klopt iets niet.’” Op advies van haar fysiotherapeut liet Bibian een MRI van haar nek maken. Aanvankelijk dacht ze aan een nekhernia, maar de foto’s bewezen dat een tumor haar nekwervel al voor veertig procent had aangevreten. Bibian: “Ik had al die tijd wel driemaandelijkse controle­ scans van mijn longen, maar daar was niks op te zien. Mijn nekwervel was net twee centimeter buiten beeld. En in diezelfde week hoorde ik dat er ook plekken in mijn slokdarm en rib waren gevonden.” Barbara: “En voor de negende keer stortte je wereld in...” Bibian: “Het was by far de meest heftige. In 2016 dacht ik voor het eerst: de kanker is geen hardnekkige blessure meer, het kan weleens fataal zijn. Ik kreeg letterlijk te horen: ‘We kunnen niks meer voor je doen.’ Een moker­ slag. Ik zie mijn zoon Julian nog zitten: ‘Mama, als ze niks meer kunnen, wat dan? Ga je dan dood?’ Ik ontkende dat, maar dat was wel waar het op neerkwam. Toen vond Ed die MRIdian. Een week na de laatste bestraling trainde ik weer in de sneeuw, alsof er niks gebeurd was. Maar de laatste keer was er ook kanker buiten mijn longen gevonden. Op drie nieuwe plekken in m’n lichaam. Dan denk je: waar stopt het? Is dit nu echt het einde?” Bibian onderging 52 bestralingen aan haar nek, slokdarm en rib. Bibian: “Na de bestralingen zei Ed: ‘Kom, we gaan weer trainen.’ Maar in m’n achterhoofd zei een stemmetje: die nek is nog niet goed.” In december waren Bibian en Edwin een weekend in Marrakesh, toen haar arts uit het Leidse LUMC belde. De twee ziekenhuizen hadden contact met elkaar opgenomen over haar situatie. Bibian: “’We willen je zo snel mogelijk opereren,’ zei hij. In het VUmc konden ze dat niet, was ons eerder verteld, de kans dat m’n rechterarm uit zou vallen was te groot. In Leiden bleken ze het wel te kunnen. Op nieuwe MRI’s zagen de artsen dat de tumor aan het groeien was, ondanks de bestralingen. Het was niet de vraag óf ik een dwarslaesie zou oplopen, de vraag was wanneer dat zou gebeuren. Die tumor was zo op m’n ruggenmerg aan het drukken, dat ze het verbazingwekkend vonden dat ik nog liep.” In twee nekoperaties, waarvan de een negenenhalf uur duurde en de ander vierenhalf werd de tumor verwijderd en haar C6 nekwervel bijna helemaal vervangen door een titanium stellage. Barbara: “En hoe voel je je nu?” Bibian: “Lichamelijk moet ik nog de oude worden. Zowel fysiek als mentaal waren de laatste zes maande de pittigste van de afgelopen achttien jaar. Voorheen had ik nog nooit echt klachten gehad van de kanker, afgelopen tijd werd ik letterlijk belemmerd. Mijn rechterarm deed enorm pijn omdat er een zenuw bekneld zat. Op een gegeven moment kon ik mijn arm nauwelijks nog optillen en was Ed mijn haar aan het wassen onder de douche. Toen ik daar op die kruk zat, besefte ik: dit is het allerlaatste wat ik wil. Een spookbeeld. En die nek was killing. Na twee uur staan moest ik weer liggen. Ik zei gisteren nog tegen Ed: de laatste dag ik me echt goed voelde, was 7 juli.” Edwin: “Julian en ik pesten haar weleens. Ze heeft nog nooit zoveel gehuild als in de afgelopen vier maanden. Zelfs om een reclame of een YouTube-filmpje rollen de tranen over haar wangen. Laten wij haar expres een zielig filmpje zien.” Bibian knikt: “Ik ben nu een stuk emotioneler. Zelfs als het over iets onbenulligs gaat, over iemand die meedoet aan The Voice of Holland bijvoorbeeld.” Barbara: “Zijn dat opgekropte emoties?” Bibian: “Misschien wel. Voor het eerst besefte ik: ik moet misschien afscheid nemen van mijn sport. Dat had ik gepland na de Paralympische Spelen in Pyeongchang. Ed was zo positief en bleef zeggen: ‘Bieb, we gaan gewoon naar de Spelen.’ Terwijl de neurochirurg zei: ‘Dat moet je toch niet willen? Eén val en je bent verlamd, dan kun je als je geluk hebt je arm nog een beetje bewegen.’ Waarop een andere arts zei: ‘Het probleem is juíst dat je dan nog blijft ademen.’ Dat was de afweging. Ik was dus al afscheid aan het nemen van mijn sport en het leven als topsporter. Dat vond ik heel pijnlijk en verdrietig.” Barbara: “Klopt het dat ik ook een andere Bibian zie dan vroeger? Alsof iets in jou zich nu realiseert: ik ben stervende en er is een moment dat ik niet meer kan sporten.” Bibian slikt: “De altijd maar positieve Bibian heeft wel een knauw gekregen, ja. Vooral Ed vindt dat. Ik ben realistischer geworden. Bij vlagen realiseer ik me goed dat het ergens ophoudt en dat ik doodga. En dat dat moment misschien wel dichterbij is gekomen. Ik zag ook enorm op tegen deze operatie, maar die bleek een verlichting. De tumor is uit mijn lijf, mijn arm is bijna hersteld en de artsen zeiden dat m’n nek zo sterk is, dat ik bij wijze van spreken na de operatie meteen de sneeuw in kon. Wacht even, dacht ik, de Spelen zijn dus helemaal niet ver weg, die ga ik halen. Tijdens de teampresentatie van de Nederlandse olympische en paralympische sporters zei ik tegen oud-rolstoeltennisster Esther Vergeer weer gekscherend: ik ben gewoon even in de revisie, ze moesten wat onderdelen vervangen.” Bibian: ‘Het was niet de vraag óf ik een dwarslaesie zou oplopen, de vraag was wanneer. Die tumor was zo op m’n ruggenmerg aan het drukken’ Edwin maakt ondertussen wat eten voor Bibian. Haar steun, toeverlaat en coach zorgt ervoor dat ze aansterkt en op tijd haar medicijnen inneemt. Ze dragen zorg voor drie kinderen, voortgekomen uit eerdere relaties. Julian dus, en Edwin heeft twee tienerdochters. Barbara: “Als ik eerlijk ben, kan die hele sport me gestolen worden. Ik vind het heel leuk dat je zo goed kan snowboarden, maar ik gun je veel meer dat je gelukkig bent met de mensen om je heen. Je hebt zoveel om voor te leven.” Bibian: “Julian is nu veertien, ik wil hem het liefst oud zien worden en met mijn kleinkinderen op schoot op de bank zitten. Ik ben nog niet klaar met het leven. Maar voor het eerst zag Julian dat ik ziek was.” Barbara: “Hoe gaat hij om met een zieke moeder?” Bibian: “Een maand geleden merkten we dat hij niet meer zingend naar school ging, hij zat niet lekker in z’n vel. We vroegen een gesprek aan met zijn mentor om onze situatie eens goed te bespreken. Julian gaf voor het eerst aan dat hij moeite had om zich te concentreren en zich zorgen maakte om mama. Tegen zijn stiefmoeder had hij gezegd: ‘Ik wil gewoon dat mama het weer doet.’ Dat vond ik zo hartverscheurend. Julian wilde gewoon weer leuke dingen met me kunnen doen. Samen met Ed verzorgt hij mij nu, dat is niet de taak van een kind.” Barbara: “Soms moet je je overgeven aan het feit dat je je moet laten verzorgen door je man en kind. Hoe klote dat ook is, je wil niet dat je kind dat voelt, maar...” Bibian vult aan: “Dat brengt ook iets moois. Deze operaties hebben we ook op die manier bij hem gebracht. Dan kan ik het weer doen daarna, zei ik. Julian heeft een grote droom: hij wil heliboarden in Canada. Na de Spelen gaat dat gebeuren.” Edwin: “Bij Julian proberen we haar ziekte zoveel mogelijk weg te houden. Dat hij niet altijd maar hoort: ‘Hoe is het met je moeder?’” Bibian: “En we hebben geregeld Julian-dag. Dan mag hij bepalen wat we gaan doen. Naar de film bijvoorbeeld, en hij mag dan uitkiezen waar we gaan eten.” Edwin: “Het gaat er vooral om dat we dan niet over Bibian praten, niet over kanker en snowboarden, maar over wat hij leuk vindt.” Barbara: “En is er ook een Edwin-dag?” Edwin lachend: “Ja, één keer per jaar.” Barbara en Bibian lachend: “Meer dan genoeg!” Bibian: “Ed hee me het afgelopen half jaar volledig verzorgd. Zonder hem ben ik nergens.” Edwin: “Ik ben de huisvrouw. Ik doe boodschappen en de was. Laatst moest ik maandverband kopen. ‘Welke moet ik hebben?’ appte ik Bieb toen ik voor dat schap in de winkel stond. Stuurde ze: ‘Die paarse.’ Ja, al die pakjes zijn paars!” Bibian lachend: “En hij is ook nog eens kleurenblind.” Ze vervolgt serieus: “Maar weet je wat het lastigste is? Iedereen vraagt hoe het met mij is, maar niemand vraagt naar hem.” Edwin: “Ik vind dat geen probleem hoor, alleen bij m’n moeder vind ik het soms moeilijk. Die belt me dagelijks om alleen te vragen: ‘Hoe is het met Bibian?’” Bibian: “Van nature ben ik een verlegen meisje. Vroeger schuilde ik achter de rok van m’n moeder. Ik wil helemaal niet in de spotlights staan. Dat begon met leuk kunnen snowboarden, nu is het om mijn ziektebeeld. Daar vraag ik niet om, maar het gebeurt wel. Ik ben de eerste die tegen zijn vrienden of moeder zegt: vraag ook even naar Edwin. Ze vergeet zo bijna haar eigen zoon.” Zowel Barbara als Bibian hebben een druk bestaan. Bibian startte tussen haar snowboardcarrière en ziekte door de Mentelity Foundation, waarmee ze jonge mensen met een lichamelijke beperking aan het sporten wil krijgen. Onlangs bracht ze haar tweede boek Kut Kanker uit. En dan is er nog het moederschap. Barbara: “Jouw doorzettingsvermogen en instelling vind ik zo knap. Jij blij mensen inspireren.” Bibian glimlacht: “Mijn inspiratie haal ik uit het leven, ik kan intens genieten van mijn omgeving. We hebben hier twee eekhoorntjes rondlopen. Die lopen altijd dezelfde route, soms komen ze in onze tuin. Het zijn echt gewoontediertjes, ik kan uren naar ze kijken. Dat soort dingen vind ik prachtig.” Barbara: “Ik vind ons land en de wereld er niet leuker op geworden, en dan bedoel ik de manier waarop we met elkaar omgaan. Ik kan heel positief zijn, maar ook enorm negatief, na die hele #metoo-affaire bijvoorbeeld of bij racisme.” Bibian: “Omdat je in de spotlights staat, voel je je onbewust misschien ook een voorbeeld.” Barbara: “Ja, en ik vind dat mensen die in schijnwerpers staan, ook het goede voorbeeld moeten geven. Ik denk dat ik een aantal taken heb in het leven. Ik kan helemaal zijn wie ik ben en wil anderen helpen te zijn wie ze zijn. Jonge meisjes of jongens die twijfelen over hun seksuele geaardheid. Je kunt pas floreren als je jezelf bent.” Bibian: “Ik heb dat met mijn stichting. Ik wil mensen met een lichamelijke beperking inspireren, laten zien dat je ook dan kunt sporten. En dat dat het leven leuker maakt.” Barbara: “Volgens mij zijn we ook allebei opgevoed om wat van het leven te maken.” Bibian: “Klopt. Mijn moeder is heel zelfstandig opgevoed, dat hee ze mij ook bijgebracht. Ik ben altijd gestimuleerd om zelf mijn boontjes te doppen.” Barbara: “En soms iets te erg gepusht misschien? Dat had ik bij mijn vader. ‘Niet zeuren, maar doorgaan,’ riep hij altijd.” Bibian: "Dat herken ik. Mijn vader is overleden, maar was heel ambitieus. Hij wilde het beste voor me, ik moest ook altijd de beste zijn. Ik weet nog dat ik zakte voor mijn eindexamen vwo. M’n vader heeft twee weken niet met me gesproken, was helemaal van de leg. M’n moeder vraagt geregeld: ‘Van wie heb je toch dat fanatisme?’ Zelf is ze een fanatiek zeilster. Als m’n moeder een wedstrijdje zeilt en ze heeft voorrang, beukt ze die boot er gewoon tussen. Inmiddels is ze 75. Dat fanatisme komt dus echt van beide ouders.” Barbara: “Ik vind het vooral belangrijk dat mijn kinderen hun eigen pad volgen, daar wil ik ze volledig in steunen. Wat geef jij mee aan Julian?” Bibian: “Heel veel liefde. Ik denk dat dat het enige is wat een kind écht nodig heeft. Julian heeft inmiddels vier verschillende oma’s, twee oudere zussen en een jonger broertje en is hier af en toe enig kind. Hij heeft veel zelfvertrouwen en staat met beide benen in het leven. Met veel liefde groei je zelf uit tot degene die je wil zijn.” Barbara knikt: “Daar draait het om. Voel jij je als moeder weleens schuldig als je veel weg bent vanwege het snowboarden?” Bibian: “Soms wel, ook omdat Julian dat uitspreekt. Als je hem vraagt: ‘Wat vind je het minst leuk aan mama?’ Dan antwoordt hij: ‘Dat ze zoveel weg is.’ Edwin gaat altijd met me mee, en Julian gaat dan naar zijn vader. Daar heeft hij ook een thuis, hij hoeft niet te logeren. Maar als hij bij ons is, komt hij iedere ochtend als de wekker gaat eerst bij ons liggen om even te knuffelen. Dat mist hij als we weg zijn.” Barbara: “De vraag of je werk en privé goed kunt combineren wordt nooit gesteld aan een man. Dat vind ik stom. Je doet je vak en als je voor een paar dagen of langere tijd weg moet, is er thuis iemand die het opvangt. Ik ben nu een paar keer wat langer van huis geweest en weet je? Eigenlijk vind ik het heerlijk. Ik kan me helemaal focussen, want er zit nog een moeder thuis. Ik hoef niet bang te zijn dat het in de soep loopt. Natuur­lijk missen Seb en Livia me wel, maar het gaat thuis gewoon door.” Bibian: “Maar langer dan twee weken van huis zijn, vind ik vervelend. Dan ga ik Julian te veel missen.” Ondanks haar telkens terugkerende ziekte bleef Bibian de snowboardtitels aaneen­ rijgen. Ze startte zelfs een lobby om het snowboarden op de Paralympische Spelen te krijgen, iets wat haar lukte in Sochi in 2014. Bibian won goud. In maart hoopt ze die titel in Pyeongchang te verdedigen. Bibian: “Meedoen is ineens haalbaar. En als ik daar sta, ben ik atleet genoeg om te zeggen dat ik wil winnen, maar dat wordt lastig. Lisa Bunschoten is mijn grote concurrente, ze is 21 en topfit, staat dagelijks op haar board. Het grappige is dat ik haar heb opgeleid. Dat maakt het ook goed. Als er iemand van me moet winnen, dan het liefst Lisa.” Barbara: “Jouw voordeel is: you’ve been there, and done that. Dat kun je niet trainen.” Bibian: “Dat klopt, die wedstrijdmodus weet ik zo weer te vinden. Ik hoop dat dat genoeg is. Wat er ook gebeurt, na deze Spelen neem ik sowieso afscheid van het wedstrijdsnowboarden. Ik blijf betrokken bij de sport hoor, zit al in de sporttechnische commissie van het Internationaal Paralym­pisch Comité, maar na mijn carrière staat de Foundation bovenaan mijn lijst. En het heli­boarden met Julian natuurlijk.” Barbara: ‘Klopt het dat ik ook een andere Bibian zie dan vroeger? Alsof iets in jou zich nu realiseert: ik ben stervende en er is een moment dat ik niet meer kan sporten’ Barbara: “Hoe kijk jij naar de toekomst?” Bibian: “Ik kijk niet verder vooruit dan een jaar. Ik hoop dat ik dat red, daarna zien we wel weer. Ed en ik leven volgens ons motto: carpe diem, pluk de dag. Dat hebben we samen laten tatoeëren. Ik ben niet bang om dood te gaan, maar wel voor het gevolg dat het heeft voor de kinderen. Dat wil ik zo lang mogelijk voorkomen. Mijn grootste droom is nog steeds dat omaatje worden met mijn klein­ kinderen op schoot.” Barbara: “Uiteindelijk is het menselijke het belangrijkst. Een bedrijf is leuk, maar mijn belangrijkste missie in het leven is ook twee gelukkige kinderen op het rechte pad houden.” Bibian: “En gezondheid. Wij hebben ondervonden dat er heel weinig contact is tussen verschil­lende ziekenhuizen en er eigen­lijk een concurrentiestrijd is, terwijl het gaat om de beste zorg. Het LUMC beweert dat ik een half jaar had kunnen ‘winnen’ als ik eerder aan mijn nek was geopereerd. Zij gaan in gesprek met het VUmc om te kijken wat er fout ging en wat in de toekomst beter kan. Dat vind ik een mooi begin.” Barbara: “Veel mensen zullen datzelfde voelen, maar kunnen er niks aan doen. Jij op deze manier wel. Dus je hebt er weer een missie bij, Bieb! Bibian lachend: “Dat is letterlijk wat Ed en ik tegen elkaar zeiden. Daar gaan wij ons nu dus voor inzetten.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Snowboarden

Maarten Meiners: ‘Pijn lijden met een vakantiegevoel’

Maarten Meiners (25) heeft een droom. Hij wil als eerste Nederlandse alpineskiër sinds 1952 uitkomen op de Winterspelen. Daarvoor heeft hij zijn geboorteland ingeruild voor Oostenrijk. Een gesprek over een brandende ambitie, de liefde voor sneeuw en Oostenrijk. Zijn afkomst laat zich makkelijk raden. Maarten Meiners suist de pistes af met een gele kaashelm, een idee van zijn hoofdsponsor ERU Prestige. Als ‘kaaskop’ is hij immers sowieso al een opvallende verschijning in het skiwereldje. De vraag die hij heel vaak voorgeschoteld krijgt, is: wat doet een skiër uit het platte Nederland tussen de mannen uit gevestigde alpineskinaties, jongens die zijn opgegroeid in de bergen en afkomstig zijn uit landen waar niet meteen code rood wordt afgekondigd als het sneeuwt. Maarten heeft zich nooit laten ontmoedigen door zijn afkomst. “Ik zie mezelf niet als een buitenbeentje, ben gewoon een van de jongens en zo word ik ook behandeld. Als kind had ik een grote achterstand op leeftijdsgenoten uit traditionele wintersportlanden. In Oostenrijk worden zes van de tien kinderen lid van een skiclub, voor hen is het normaal dat ze van kinds af aan de bergen in gaan. Ik kreeg mijn skiopvoeding op plastic, op de borstelbaan in Huizen. In Oostenrijk hebben ze natuurlijk een geweldige structuur. Er is een heel goede opleiding, ze weten precies wat er moet gebeuren om van een talent een topskiër te maken. Van de tien kinderen die zich aansluiten bij een skiteam in Oostenrijk halen er twee de regionale selecties en één weet het uiteindelijk te schoppen tot het Oostenrijks team. Zo’n systeem en zoveel aanwas hebben wij niet. Wij moeten af en toe het wiel zelf zien uit te vinden. En we kijken af wat ze in andere landen doen.” Een van de skiërs van wie hij de kunst afkijkt, is superster Marcel Hirscher. De specialist op slalom en reuzenslalom is zoon van een Nederlandse moeder en Oostenrijkse vader en komt voor Oostenrijk uit. Hirscher won vier wereldtitels en pakte de afgelopen zes jaar de algemene wereldbeker. “We hebben geregeld contact, hij spreekt best goed Nederlands. Of hij me op sleeptouw kan nemen? Nou, ik werk met m’n eigen team en hij met dat van hem. Ik kijk veel naar Marcel tijdens videoanalyses, daar leer ik heel veel van. Marcel is een van de beste skiërs ooit, misschien wel de beste van allemaal. Hij inspireert me enorm. Wat hem zo goed maakt is dat hij zoveel gevoel heeft op de ski’s, hij is technisch gewoon de beste. Hij lijkt geen last van oneffenheden op de piste te hebben, zijn romp is supersterk en hij kan net wat meer snelheid maken in de bochten dan de rest.” Bij het Oostenrijkse team is the sky the limit. “Voor mij is niet automatisch alles goed geregeld. Ik denk juist dat het mij een mentaal voordeel geeft. De intrinsieke motivatie om het beste uit mezelf te halen, is bij mij heel groot. Niets is zo mooi om de zon op te zien komen, terwijl ik in de bergen ben. Ik vind het zo gaaf om dit leven te leiden, denk nog altijd: wat ben ik toch bevoorrecht. Voor jongens uit Oostenrijk en Zwitserland is het de normaalste zaak van de wereld dat ze meteen in de bergen zijn. Zoals zij ook niet beter weten dan dat voor hen alles perfect is geregeld. Ik ben een doorzetter, mijn uitdaging is om mezelf te verbeteren. Daar ben ik al tien jaar dagelijks mee bezig. Ik moet me niet laten frustreren door het feit dat ik niet uit de bergen kom. Daar kan ik toch niets aan veranderen.” TOMBA Zijn geboortedatum verraadt dat zijn liefde voor de sneeuw was voorbestemd. Maarten werd geboren op 8 februari 1992, de datum van de openingsceremonie van de Winterspelen in Albertville. Het waren de Spelen waar Alberto Tomba de show stal en goud won op de reuzenslalom. Twaalf jaar later trof de jonge Maarten de flamboyante Italiaanse skiheld. “Ik deed mee aan internationale jeugdwedstrijden en Alberto kwam kijken en handtekeningen uitdelen. Ik heb nog ergens een poster met handtekening van hem. Ik heb hem nooit echt in actie gezien, moet het doen met Youtube-filmpjes, maar Tomba is voor mij een grote inspiratiebron. Ik kom net als Tomba uit op de reuzenslalom en hij kwam, net als ik nu, uit op skimerk Rossignol.” Maarten wordt ook geregeld naar zijn handtekening gevraagd, hij is immers het uithangbord van skiënd Nederland. “Leuk om te merken dat ik als rolmodel word gezien en kinderen weet te inspireren. Ze vragen me soms ook om tips. Toen ik jong was vond ik het ook geweldig om naar de grote jongens te kijken als ik klaar was met mijn wedstrijden. Nu ben ik een van die grote jongens.” Het sneeuwvirus greep Maarten toen hij vijf was. Zijn ouders wilden met het gezin gaan wintersporten en het leek hen handig om Maarten alvast op skiles te doen voor vertrek. Ook na die vakantie bleef hij de gang naar de borstelbaan in Huizen maken. Een overstap naar een wedstrijdteam van skiclub Wolfskamer volgde. “In mijn jeugd kwamen ook de indoorskihallen op, ik was elke week een paar keer in Snow World te vinden. Op mijn tiende ging ik al vijf of zes weken per jaar op trainingskamp in Oostenrijk. En dat werden met de jaren steeds meer weken. Mijn vriendjes waren wel een beetje jaloers, zeiden: ‘Ga je nou alweer naar Oostenrijk?’ Het was ook apart, ik mocht extra vrij van school om te gaan skiën. Dat werd natuurlijk geassocieerd met vakantie. Voordat ik weer afreisde ging ik altijd keurig naar de meester om te vragen welke sommen en opdrachten ik moest maken voor de periode dat ik in Oostenrijk zat." Ja, ik ben zo'n gek die ooit ski's uit de kast heeft getrokken in plaats van een voetbal BIERTJE Maarten besloot in 2014 geboorteplaats Naarden te verruilen voor Innsbruck, waardoor hij vaak binnen een uur op de piste kan staan. “Uiteindelijk moest ik toch elke dag in de bergen kunnen zijn. De indoorhallen, borstelbanen en rollerbanen, waarbij je jezelf in de spiegel kunt zien, zijn heel goed voor de techniek. Maar de handigheid op ski’s krijg je uiteindelijk toch in de bergen, waar je tussen de bomen door kunt skiën en je meer snelheid kunt ontwikkelen.” Als hij in Oostenrijk vertelt dat hij topskiër is, dan gaan deuren als vanzelf open, merkt hij. “Ze vinden het zo gaaf. Oostenrijkers vragen meteen op welke disciplines ik uitkom, met welk merk ik ski en ze willen weten hoe ik m’n skischoenen heb afgesteld. Of ik krijg meteen een gratis abonnement aangeboden van de lokale sportschool om te fitnessen.” Hoe anders is dat in Nederland als Maarten vertelt dat hij alpineskiër is. “Dan krijg ik opmerkingen als: ‘Ga je dan van zo’n hoge schans af?’ Ik moet vaak hele verhalen afsteken voordat mensen enigszins begrijpen wat ik doe. Bij ons zit schaatsen veel meer in het dna als het om wintersporten gaat. En voetbal of hockey natuurlijk. Ja, ik ben zo’n gek die ooit ski’s uit de kast heeft getrokken in plaats van een voetbal.” Maarten is niet alleen in de winter met z’n sport bezig. Zoals schaatsers ook in de zomer al druk bezig zijn voor het winterseizoen, zijn skiërs dat ook. “Het is niet zoals in de commercial van Heineken, die van ‘Biertje!’, dat ik als het begint te sneeuwen m’n skikleding aantrek en m’n ski’s tevoorschijn haal. In de zomer doe ik heel veel fysieke training, zo’n 25 uur per week. Veel conditiewerk, krachttraining en core stability-oefeningen. Ik heb ook eens ringen ­trainingen met Yuri van Gelder gedaan, ook dat hielp me om mijn rompstabiliteit te trainen. Daarnaast doe ik in de zomer veel coördinatieen snelheidstrainingen, waardoor ik leer snel te reageren op situaties. Er komen veel krachten op m’n lichaam als ik naar beneden ski, maar die wisselen steeds door de oneffenheden op de piste. Daarom moet ik snel kunnen reageren en anticiperen. Je moet een allround atleet zijn. En je moet pijn kunnen lijden. Op een harde, ijzige piste ben je de hele tijd aan het corrigeren. We zitten in een diepe positie, tijdens de laatste meters van een reuzenslalom die anderhalve minuut duurt voel ik m’n bovenbenen branden. Als ik beneden kom, ben ik helemaal kapot.” Maar ook in de zomer skiet Maarten in de sneeuw. “Daarom is Innsbruck als m’n standplaats dus ideaal. In de zomer zit ik vooral op de gletsjers, vooral op die van Hintertux ben ik vaak te vinden. Om een uur of zes ’s ochtends kan ik daar terecht, omdat in de zomer tot een uur of tien de sneeuw oké is. Vanaf oktober zoeken we andere locaties op. Buiten Europa, maar we gaan dan ook naar lagergelegen gebieden in Oostenrijk. Het maakt voor ons niet uit hoe groot een gebied is. Bepalend is hoe de sneeuw en de piste zijn. Een piste wordt voor ons vaak voor een deel afgezet en geprepareerd met water. De piste wordt daar heel hard en ijzig van, recreanten kunnen daar niet vanaf. We gaan tijdens een training keer op keer dezelfde piste af.” Als hij niet hoeft te trainen, gaat hij ook gewoon nog voor de lol skiën. Maarten voelt zich nog elke dag als een kind in de snoepwinkel. “Er zijn iets van dertig skigebieden die binnen een uur rijden van Innsbruck liggen. Ik kan alle kanten op. Naar Kitzbühel, het Zillertal, Serfaus; stuk voor stuk schitterende gebieden.” VRIENDIN Hij leidt een mooi leven, zegt hij. Maarten gaat de hele wereld over, leeft uit de koffer. Twintig weken per jaar is hij in Innsbruck, twintig weken per jaar is hij onderweg en tien weken per jaar zit hij in Nederland. “Eenzaam ben ik niet. Ik leef mijn droom, wat wil ik nog meer? Ik trek op met de beste skiërs van de wereld, heb een eigen team om me heen en in Innsbruck ken ik ook genoeg leeftijdgenoten die het leuk vinden om met me de bergen in te trekken. In dat hectische leven is ook nog ruimte voor een vriendin, ja. We zien elkaar geregeld en niet alleen via Skype, we gaan soms ook samen skiën. Vaak moet ik dan even onderaan de piste wachten, maar dat geeft niet. Een relatie onderhouden is niet altijd eenvoudig doordat ik zo vaak van huis ben. Zoals het ook niet altijd makkelijk is om mijn familie drie maanden niet te zien.” De afgelopen drie jaar reisde Maarten met de Duitse skiërs de wereld over, maar aan die samenwerking is een eind gekomen. “Ik heb heel veel geleerd, was onderdeel van een groot team en dat had heel veel voordelen. Maar die structuur belemmerde me ook, ik moest telkens doen wat het hele team deed. We hebben voor een eigen team gekozen. Met twee coaches, een serviceman en nog twee andere Nederlandse skiërs slaan we onze eigen weg in. We hebben helaas niet meer de beschikking over een eigen fysiotherapeut, maar we kunnen wel gaan doen wat voor mij het beste is als skiër.” De Nederlandse Ski Vereniging en sportkoepel NOC*NSF bekostigen een groot deel van de kosten, maar niet alles. “Ik hoef niet aan te kloppen bij mijn ouders voor financiële steun en hoef niet achter de bar te staan tijdens de après-ski, hoor,” lacht Maarten, die zijn bachelor economie & bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam behaalde. “Gelukkig krijg ik ook hulp van sponsors als ERU Prestige en een paar andere geldschieters. En die studie is voor na m’n skicarrière, want dan kan ik nog niet met pensioen.” De komende jaren staat alles bij Maarten in het teken van het najagen van een hoger doel. “Mijn droom is om op de Spelen uit te komen. NOC*NSF stelt hoge eisen, ik moet kans maken op een olympische medaille. Ik ben ervan overtuigd dat het voor mij realistisch is om de Spelen te halen, maar misschien nog niet komend jaar.” De laatste keer dat er een Nederlandse alpineskiër meedeed aan de Spelen was in 1952. “Dat geeft wel aan hoe moeilijk het is om in deze tijd de Spelen te halen als Nederlander. Alleen Harald de Man is er nog dichtbij geweest in 1998.” Als Maarten in februari van de partij wil zijn in Pyeongchang, dan moet hij de komende tijd twee keer in de top zestien eindigen bij een wereldbekerwedstrijd. “In zo’n grote internationale sport als alpineskiën is dat een pittige opdracht. Maar goed, bij het WK in Sankt Moritz eindigde ik begin 2017 als 25ste in de eerste run van de reuzenslalom, terwijl ik als 49ste van start ging. Jammer genoeg viel ik uit in de tweede run. Maar het geeft aan dat ik bij de wereldtop kan eindigen als de omstandigheden zijn zoals bij het afgelopen WK. Het verschil tussen plaats dertig en zestien is niet heel groot. Een nadeel voor mij is wel dat ik vaak een hoger startnummer heb, dat ik dus na alle toppers in actie kom als de pistes vaak al wat minder zijn. Ik moet me stap voor stap naar voren zien te werken. De puzzelstukjes moeten goed in elkaar vallen, wil ik komend seizoen al op de Spelen staan. Anders heb ik over vier of acht jaar nog een kans.” Maarten heeft snowboardster Nicolien Sauerbreij als voorbeeld, zij werd in 2010 in Vancouver als eerste Nederlander olympisch kampioen in de sneeuw. “Het snowboarden is wereldwijd een stuk kleiner dan alpineskiën, maar toch. Ook Nicolien had door haar afkomst met een natuurlijke achterstand te maken op snowboarders uit landen waar het hele land niet stilligt als er een keer een paar centimeter sneeuw is gevallen. Waanzinnig knap. Uniek. Dankzij Nicolien blijf ik tegen mezelf zeggen: waarom zou ik de Spelen niet kunnen halen als Nederlander? Ik denk ook dat het mogelijk is dat een Nederlander ooit in een alpineski-discipline olympisch kampioen wordt. Waarom niet? Nicolien is het ook gelukt. Alain Baxter is bij de Spelen in Salt Lake City ook op het podium gekomen, al raakte hij de bronzen medaille uiteindelijk kwijt door het gebruik van een neusspray waar een verboden middel in zat. Hij komt uit Engeland, ook niet bepaald een vooraanstaand alpineskiland. Ook Alain leerde skiën op plastic.” Dankzij Sauerbreij blijf ik tegen mezelf zeggen: waarom zou ik de Spelen niet kunnen halen als Nederlander' DE TIPS VAN MAARTEN MEINERS We vragen Maarten Meiners als ervaringsdeskundige wat in zijn ogen de mooiste Oostenrijkse skigebieden zijn. 1. KITZBÜHEL “Kitzbühel is bekend van de Hahnenkamm- Rennen. Die jaarlijkse wedstrijden kun je zien als het Wimbledon van het skiën. Jammer dat er geen reuzenslalom wordt gehouden, alleen Super G, afdaling en slalom. Heel veel internationale sterren komen speciaal naar Kitzbühel om te kijken naar de wedstrijden. De sfeer is er geweldig, met 40.000 fans langs de kant. Als recreatief skiër is het ook leuk om thuis te kunnen vertellen dat je ooit de beruchte Hahnenkamm af bent gegaan. Sommige stukken van de piste zijn best steil. Het skigebied van Kitzbühel ligt niet heel hoog, maar toch kun je er elk jaar al vanaf half oktober terecht. Het gebied is redelijk sneeuwzeker. Dat komt ook door het enorme sneeuwdepot dat ze daar hebben, waardoor ze al heel vroeg in het seizoen een goede basis hebben voor een goede piste.” 2. SERFAUS-FISS-LADIS “Het is het meest kindvriendelijke gebied van Oostenrijk. Het gebied legt zich ook echt toe op de jeugd en heeft veel goede, professionele skischolen met Nederlandssprekende skileraren en uitgebreide ‘Kinderlanden’. In Serfaus, Fiss en Ladis worden mijn opvolgers klaargestoomd. Het is een mooi en groot gebied met uitstekende faciliteiten en ook buiten het skiën om valt er veel te beleven. Alle liften zijn prima op elkaar afgestemd en de skidepots onderaan de pistes in Serfaus, Fiss en Ladis zijn wel heel fijn. Een heel populair gebied bij Nederlandse gezinnen.” 3. ZILLERTAL “Dit is het gebied waar ik het vaakst te vinden ben. In de zomer en het najaar zit ik geregeld op de gletsjer in Hintertux, waar je het hele jaar – dus echt 365 dagen per jaar – door kunt skiën. Ook ga ik in de winter zo nu en dan in Mayrhofen en Kaltenbach skiën. Een fijn skigebied met heel mooie en fijne hutten waar je lekker koffie kunt drinken. Ik vind het heerlijk om na de training nog even boven op de berg te relaxen, het geeft me altijd een vakantiegevoel.” Helden Magazine 39 Het verhaal van Maarten Meiners komt voort uit Helden Magazine 39 waar Tom Dumoulin de cover siert. Dumoulin won de Giro en de wereldtitels tijdrijden met de ploeg en individueel. In het extra dikke nummer is er daarnaast volop aandacht voor onder meer de aankomende Winterspelen in Pyeongchang en een terugblik naar het sportjaar 2017. Verder in de 39ste editie van Helden, Europees kampioen, beste voetbalster van Europa en de wereld Lieke Martens, wielrenster Anna van der Breggen over haar wens: de regenboogtrui, Richard Krajicek over uitvliegende kinderen, coachen en het ABN AMRO WTT, schaatser Sven Kramer, schaatsters Ireen Wüst en Irene Schouten, darter Raymond van Barneveld, voetbaltrainer Peter Bosz, de Nederlandse bobsleemannen, shorttrackster Suzanne Schulting, oud-keeper Patrick Lodewijks, Henk Grol, Dione Housheer, Anish Giri en Wendy Rommedahl. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.
Maarten Meiners (25) heeft een droom. Hij wil als eerste Nederlandse alpineskiër sinds 1952 uitkomen op de Winterspelen. Daarvoor heeft hij zijn geboorteland ingeruild voor Oostenrijk. Een gesprek over een brandende ambitie, de liefde voor sneeuw en Oostenrijk. Zijn afkomst laat zich makkelijk raden. Maarten Meiners suist de pistes af met een gele kaashelm, een idee van zijn hoofdsponsor ERU Prestige. Als ‘kaaskop’ is hij immers sowieso al een opvallende verschijning in het skiwereldje. De vraag die hij heel vaak voorgeschoteld krijgt, is: wat doet een skiër uit het platte Nederland tussen de mannen uit gevestigde alpineskinaties, jongens die zijn opgegroeid in de bergen en afkomstig zijn uit landen waar niet meteen code rood wordt afgekondigd als het sneeuwt. Maarten heeft zich nooit laten ontmoedigen door zijn afkomst. “Ik zie mezelf niet als een buitenbeentje, ben gewoon een van de jongens en zo word ik ook behandeld. Als kind had ik een grote achterstand op leeftijdsgenoten uit traditionele wintersportlanden. In Oostenrijk worden zes van de tien kinderen lid van een skiclub, voor hen is het normaal dat ze van kinds af aan de bergen in gaan. Ik kreeg mijn skiopvoeding op plastic, op de borstelbaan in Huizen. In Oostenrijk hebben ze natuurlijk een geweldige structuur. Er is een heel goede opleiding, ze weten precies wat er moet gebeuren om van een talent een topskiër te maken. Van de tien kinderen die zich aansluiten bij een skiteam in Oostenrijk halen er twee de regionale selecties en één weet het uiteindelijk te schoppen tot het Oostenrijks team. Zo’n systeem en zoveel aanwas hebben wij niet. Wij moeten af en toe het wiel zelf zien uit te vinden. En we kijken af wat ze in andere landen doen.” Een van de skiërs van wie hij de kunst afkijkt, is superster Marcel Hirscher. De specialist op slalom en reuzenslalom is zoon van een Nederlandse moeder en Oostenrijkse vader en komt voor Oostenrijk uit. Hirscher won vier wereldtitels en pakte de afgelopen zes jaar de algemene wereldbeker. “We hebben geregeld contact, hij spreekt best goed Nederlands. Of hij me op sleeptouw kan nemen? Nou, ik werk met m’n eigen team en hij met dat van hem. Ik kijk veel naar Marcel tijdens videoanalyses, daar leer ik heel veel van. Marcel is een van de beste skiërs ooit, misschien wel de beste van allemaal. Hij inspireert me enorm. Wat hem zo goed maakt is dat hij zoveel gevoel heeft op de ski’s, hij is technisch gewoon de beste. Hij lijkt geen last van oneffenheden op de piste te hebben, zijn romp is supersterk en hij kan net wat meer snelheid maken in de bochten dan de rest.” Bij het Oostenrijkse team is the sky the limit. “Voor mij is niet automatisch alles goed geregeld. Ik denk juist dat het mij een mentaal voordeel geeft. De intrinsieke motivatie om het beste uit mezelf te halen, is bij mij heel groot. Niets is zo mooi om de zon op te zien komen, terwijl ik in de bergen ben. Ik vind het zo gaaf om dit leven te leiden, denk nog altijd: wat ben ik toch bevoorrecht. Voor jongens uit Oostenrijk en Zwitserland is het de normaalste zaak van de wereld dat ze meteen in de bergen zijn. Zoals zij ook niet beter weten dan dat voor hen alles perfect is geregeld. Ik ben een doorzetter, mijn uitdaging is om mezelf te verbeteren. Daar ben ik al tien jaar dagelijks mee bezig. Ik moet me niet laten frustreren door het feit dat ik niet uit de bergen kom. Daar kan ik toch niets aan veranderen.” TOMBA Zijn geboortedatum verraadt dat zijn liefde voor de sneeuw was voorbestemd. Maarten werd geboren op 8 februari 1992, de datum van de openingsceremonie van de Winterspelen in Albertville. Het waren de Spelen waar Alberto Tomba de show stal en goud won op de reuzenslalom. Twaalf jaar later trof de jonge Maarten de flamboyante Italiaanse skiheld. “Ik deed mee aan internationale jeugdwedstrijden en Alberto kwam kijken en handtekeningen uitdelen. Ik heb nog ergens een poster met handtekening van hem. Ik heb hem nooit echt in actie gezien, moet het doen met Youtube-filmpjes, maar Tomba is voor mij een grote inspiratiebron. Ik kom net als Tomba uit op de reuzenslalom en hij kwam, net als ik nu, uit op skimerk Rossignol.” Maarten wordt ook geregeld naar zijn handtekening gevraagd, hij is immers het uithangbord van skiënd Nederland. “Leuk om te merken dat ik als rolmodel word gezien en kinderen weet te inspireren. Ze vragen me soms ook om tips. Toen ik jong was vond ik het ook geweldig om naar de grote jongens te kijken als ik klaar was met mijn wedstrijden. Nu ben ik een van die grote jongens.” Het sneeuwvirus greep Maarten toen hij vijf was. Zijn ouders wilden met het gezin gaan wintersporten en het leek hen handig om Maarten alvast op skiles te doen voor vertrek. Ook na die vakantie bleef hij de gang naar de borstelbaan in Huizen maken. Een overstap naar een wedstrijdteam van skiclub Wolfskamer volgde. “In mijn jeugd kwamen ook de indoorskihallen op, ik was elke week een paar keer in Snow World te vinden. Op mijn tiende ging ik al vijf of zes weken per jaar op trainingskamp in Oostenrijk. En dat werden met de jaren steeds meer weken. Mijn vriendjes waren wel een beetje jaloers, zeiden: ‘Ga je nou alweer naar Oostenrijk?’ Het was ook apart, ik mocht extra vrij van school om te gaan skiën. Dat werd natuurlijk geassocieerd met vakantie. Voordat ik weer afreisde ging ik altijd keurig naar de meester om te vragen welke sommen en opdrachten ik moest maken voor de periode dat ik in Oostenrijk zat." Ja, ik ben zo'n gek die ooit ski's uit de kast heeft getrokken in plaats van een voetbal BIERTJE Maarten besloot in 2014 geboorteplaats Naarden te verruilen voor Innsbruck, waardoor hij vaak binnen een uur op de piste kan staan. “Uiteindelijk moest ik toch elke dag in de bergen kunnen zijn. De indoorhallen, borstelbanen en rollerbanen, waarbij je jezelf in de spiegel kunt zien, zijn heel goed voor de techniek. Maar de handigheid op ski’s krijg je uiteindelijk toch in de bergen, waar je tussen de bomen door kunt skiën en je meer snelheid kunt ontwikkelen.” Als hij in Oostenrijk vertelt dat hij topskiër is, dan gaan deuren als vanzelf open, merkt hij. “Ze vinden het zo gaaf. Oostenrijkers vragen meteen op welke disciplines ik uitkom, met welk merk ik ski en ze willen weten hoe ik m’n skischoenen heb afgesteld. Of ik krijg meteen een gratis abonnement aangeboden van de lokale sportschool om te fitnessen.” Hoe anders is dat in Nederland als Maarten vertelt dat hij alpineskiër is. “Dan krijg ik opmerkingen als: ‘Ga je dan van zo’n hoge schans af?’ Ik moet vaak hele verhalen afsteken voordat mensen enigszins begrijpen wat ik doe. Bij ons zit schaatsen veel meer in het dna als het om wintersporten gaat. En voetbal of hockey natuurlijk. Ja, ik ben zo’n gek die ooit ski’s uit de kast heeft getrokken in plaats van een voetbal.” Maarten is niet alleen in de winter met z’n sport bezig. Zoals schaatsers ook in de zomer al druk bezig zijn voor het winterseizoen, zijn skiërs dat ook. “Het is niet zoals in de commercial van Heineken, die van ‘Biertje!’, dat ik als het begint te sneeuwen m’n skikleding aantrek en m’n ski’s tevoorschijn haal. In de zomer doe ik heel veel fysieke training, zo’n 25 uur per week. Veel conditiewerk, krachttraining en core stability-oefeningen. Ik heb ook eens ringen ­trainingen met Yuri van Gelder gedaan, ook dat hielp me om mijn rompstabiliteit te trainen. Daarnaast doe ik in de zomer veel coördinatieen snelheidstrainingen, waardoor ik leer snel te reageren op situaties. Er komen veel krachten op m’n lichaam als ik naar beneden ski, maar die wisselen steeds door de oneffenheden op de piste. Daarom moet ik snel kunnen reageren en anticiperen. Je moet een allround atleet zijn. En je moet pijn kunnen lijden. Op een harde, ijzige piste ben je de hele tijd aan het corrigeren. We zitten in een diepe positie, tijdens de laatste meters van een reuzenslalom die anderhalve minuut duurt voel ik m’n bovenbenen branden. Als ik beneden kom, ben ik helemaal kapot.” Maar ook in de zomer skiet Maarten in de sneeuw. “Daarom is Innsbruck als m’n standplaats dus ideaal. In de zomer zit ik vooral op de gletsjers, vooral op die van Hintertux ben ik vaak te vinden. Om een uur of zes ’s ochtends kan ik daar terecht, omdat in de zomer tot een uur of tien de sneeuw oké is. Vanaf oktober zoeken we andere locaties op. Buiten Europa, maar we gaan dan ook naar lagergelegen gebieden in Oostenrijk. Het maakt voor ons niet uit hoe groot een gebied is. Bepalend is hoe de sneeuw en de piste zijn. Een piste wordt voor ons vaak voor een deel afgezet en geprepareerd met water. De piste wordt daar heel hard en ijzig van, recreanten kunnen daar niet vanaf. We gaan tijdens een training keer op keer dezelfde piste af.” Als hij niet hoeft te trainen, gaat hij ook gewoon nog voor de lol skiën. Maarten voelt zich nog elke dag als een kind in de snoepwinkel. “Er zijn iets van dertig skigebieden die binnen een uur rijden van Innsbruck liggen. Ik kan alle kanten op. Naar Kitzbühel, het Zillertal, Serfaus; stuk voor stuk schitterende gebieden.” VRIENDIN Hij leidt een mooi leven, zegt hij. Maarten gaat de hele wereld over, leeft uit de koffer. Twintig weken per jaar is hij in Innsbruck, twintig weken per jaar is hij onderweg en tien weken per jaar zit hij in Nederland. “Eenzaam ben ik niet. Ik leef mijn droom, wat wil ik nog meer? Ik trek op met de beste skiërs van de wereld, heb een eigen team om me heen en in Innsbruck ken ik ook genoeg leeftijdgenoten die het leuk vinden om met me de bergen in te trekken. In dat hectische leven is ook nog ruimte voor een vriendin, ja. We zien elkaar geregeld en niet alleen via Skype, we gaan soms ook samen skiën. Vaak moet ik dan even onderaan de piste wachten, maar dat geeft niet. Een relatie onderhouden is niet altijd eenvoudig doordat ik zo vaak van huis ben. Zoals het ook niet altijd makkelijk is om mijn familie drie maanden niet te zien.” De afgelopen drie jaar reisde Maarten met de Duitse skiërs de wereld over, maar aan die samenwerking is een eind gekomen. “Ik heb heel veel geleerd, was onderdeel van een groot team en dat had heel veel voordelen. Maar die structuur belemmerde me ook, ik moest telkens doen wat het hele team deed. We hebben voor een eigen team gekozen. Met twee coaches, een serviceman en nog twee andere Nederlandse skiërs slaan we onze eigen weg in. We hebben helaas niet meer de beschikking over een eigen fysiotherapeut, maar we kunnen wel gaan doen wat voor mij het beste is als skiër.” De Nederlandse Ski Vereniging en sportkoepel NOC*NSF bekostigen een groot deel van de kosten, maar niet alles. “Ik hoef niet aan te kloppen bij mijn ouders voor financiële steun en hoef niet achter de bar te staan tijdens de après-ski, hoor,” lacht Maarten, die zijn bachelor economie & bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam behaalde. “Gelukkig krijg ik ook hulp van sponsors als ERU Prestige en een paar andere geldschieters. En die studie is voor na m’n skicarrière, want dan kan ik nog niet met pensioen.” De komende jaren staat alles bij Maarten in het teken van het najagen van een hoger doel. “Mijn droom is om op de Spelen uit te komen. NOC*NSF stelt hoge eisen, ik moet kans maken op een olympische medaille. Ik ben ervan overtuigd dat het voor mij realistisch is om de Spelen te halen, maar misschien nog niet komend jaar.” De laatste keer dat er een Nederlandse alpineskiër meedeed aan de Spelen was in 1952. “Dat geeft wel aan hoe moeilijk het is om in deze tijd de Spelen te halen als Nederlander. Alleen Harald de Man is er nog dichtbij geweest in 1998.” Als Maarten in februari van de partij wil zijn in Pyeongchang, dan moet hij de komende tijd twee keer in de top zestien eindigen bij een wereldbekerwedstrijd. “In zo’n grote internationale sport als alpineskiën is dat een pittige opdracht. Maar goed, bij het WK in Sankt Moritz eindigde ik begin 2017 als 25ste in de eerste run van de reuzenslalom, terwijl ik als 49ste van start ging. Jammer genoeg viel ik uit in de tweede run. Maar het geeft aan dat ik bij de wereldtop kan eindigen als de omstandigheden zijn zoals bij het afgelopen WK. Het verschil tussen plaats dertig en zestien is niet heel groot. Een nadeel voor mij is wel dat ik vaak een hoger startnummer heb, dat ik dus na alle toppers in actie kom als de pistes vaak al wat minder zijn. Ik moet me stap voor stap naar voren zien te werken. De puzzelstukjes moeten goed in elkaar vallen, wil ik komend seizoen al op de Spelen staan. Anders heb ik over vier of acht jaar nog een kans.” Maarten heeft snowboardster Nicolien Sauerbreij als voorbeeld, zij werd in 2010 in Vancouver als eerste Nederlander olympisch kampioen in de sneeuw. “Het snowboarden is wereldwijd een stuk kleiner dan alpineskiën, maar toch. Ook Nicolien had door haar afkomst met een natuurlijke achterstand te maken op snowboarders uit landen waar het hele land niet stilligt als er een keer een paar centimeter sneeuw is gevallen. Waanzinnig knap. Uniek. Dankzij Nicolien blijf ik tegen mezelf zeggen: waarom zou ik de Spelen niet kunnen halen als Nederlander? Ik denk ook dat het mogelijk is dat een Nederlander ooit in een alpineski-discipline olympisch kampioen wordt. Waarom niet? Nicolien is het ook gelukt. Alain Baxter is bij de Spelen in Salt Lake City ook op het podium gekomen, al raakte hij de bronzen medaille uiteindelijk kwijt door het gebruik van een neusspray waar een verboden middel in zat. Hij komt uit Engeland, ook niet bepaald een vooraanstaand alpineskiland. Ook Alain leerde skiën op plastic.” Dankzij Sauerbreij blijf ik tegen mezelf zeggen: waarom zou ik de Spelen niet kunnen halen als Nederlander' DE TIPS VAN MAARTEN MEINERS We vragen Maarten Meiners als ervaringsdeskundige wat in zijn ogen de mooiste Oostenrijkse skigebieden zijn. 1. KITZBÜHEL “Kitzbühel is bekend van de Hahnenkamm- Rennen. Die jaarlijkse wedstrijden kun je zien als het Wimbledon van het skiën. Jammer dat er geen reuzenslalom wordt gehouden, alleen Super G, afdaling en slalom. Heel veel internationale sterren komen speciaal naar Kitzbühel om te kijken naar de wedstrijden. De sfeer is er geweldig, met 40.000 fans langs de kant. Als recreatief skiër is het ook leuk om thuis te kunnen vertellen dat je ooit de beruchte Hahnenkamm af bent gegaan. Sommige stukken van de piste zijn best steil. Het skigebied van Kitzbühel ligt niet heel hoog, maar toch kun je er elk jaar al vanaf half oktober terecht. Het gebied is redelijk sneeuwzeker. Dat komt ook door het enorme sneeuwdepot dat ze daar hebben, waardoor ze al heel vroeg in het seizoen een goede basis hebben voor een goede piste.” 2. SERFAUS-FISS-LADIS “Het is het meest kindvriendelijke gebied van Oostenrijk. Het gebied legt zich ook echt toe op de jeugd en heeft veel goede, professionele skischolen met Nederlandssprekende skileraren en uitgebreide ‘Kinderlanden’. In Serfaus, Fiss en Ladis worden mijn opvolgers klaargestoomd. Het is een mooi en groot gebied met uitstekende faciliteiten en ook buiten het skiën om valt er veel te beleven. Alle liften zijn prima op elkaar afgestemd en de skidepots onderaan de pistes in Serfaus, Fiss en Ladis zijn wel heel fijn. Een heel populair gebied bij Nederlandse gezinnen.” 3. ZILLERTAL “Dit is het gebied waar ik het vaakst te vinden ben. In de zomer en het najaar zit ik geregeld op de gletsjer in Hintertux, waar je het hele jaar – dus echt 365 dagen per jaar – door kunt skiën. Ook ga ik in de winter zo nu en dan in Mayrhofen en Kaltenbach skiën. Een fijn skigebied met heel mooie en fijne hutten waar je lekker koffie kunt drinken. Ik vind het heerlijk om na de training nog even boven op de berg te relaxen, het geeft me altijd een vakantiegevoel.” Helden Magazine 39 Het verhaal van Maarten Meiners komt voort uit Helden Magazine 39 waar Tom Dumoulin de cover siert. Dumoulin won de Giro en de wereldtitels tijdrijden met de ploeg en individueel. In het extra dikke nummer is er daarnaast volop aandacht voor onder meer de aankomende Winterspelen in Pyeongchang en een terugblik naar het sportjaar 2017. Verder in de 39ste editie van Helden, Europees kampioen, beste voetbalster van Europa en de wereld Lieke Martens, wielrenster Anna van der Breggen over haar wens: de regenboogtrui, Richard Krajicek over uitvliegende kinderen, coachen en het ABN AMRO WTT, schaatser Sven Kramer, schaatsters Ireen Wüst en Irene Schouten, darter Raymond van Barneveld, voetbaltrainer Peter Bosz, de Nederlandse bobsleemannen, shorttrackster Suzanne Schulting, oud-keeper Patrick Lodewijks, Henk Grol, Dione Housheer, Anish Giri en Wendy Rommedahl. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.