Word abonnee
Meer

Turnen

Sanne Wevers – Het laatste kunstje

Sanne Wevers Sanne Wevers (32) werd olympisch kampioen op balk in Rio in 2016, maar zag sindsdien vooral de keerzijde van de medaille. De turncrisis, een langdurige blessure, angst in het turnen op ‘haar’ toestel en een conflict met een ploeggenoot lieten sporen na. Ze nam een sabbatical en maakte op het EK in 2023 een comeback volgens het boekje. Nu staat ze aan de vooravond van haar derde Spelen, waar ze in Helden Magazine nummer 72 op vooruit blikt. “Ik zeg altijd: je kan de voorkant van de medaille pas winnen als je de achterkant kan dragen.” Pak je die gouden plak uit Rio er nog weleens bij? “Soms. Zo vlak voor Parijs denk ik vaker terug aan die Spelen en wat het moment dat ik goud won waard was voor mij. Dat het al een keer is gelukt, is heel mooi. Maar die droom dat het me gaat lukken, heb ik nu weer.” Was het de mooiste tijd van je leven? “Ik gebruik vaak de quote ‘leef in je droom’. Als ik terugdenk aan dat jaar klopt dat, ik leefde mijn droom. Er bestond niks anders in mijn hoofd dan het gevoel dat het ging lukken. Alles stond in het teken van goud.” Merkte je na Rio dat er ook een keerzijde zat aan die olympische titel? “Buiten de turnzaal veranderde alles. Zoekende in die nieuwe realiteit, was ik. Ik ben niet het type dat graag in de schijnwerpers staat, moest wennen aan de nieuwe status. Ik dacht: hoe presenteer ik mezelf? En: hoe ga ik om met kritiek? Ik vond het ook gek dat ik ineens overal herkend werd; in de supermarkt, op straat. Nu gebeurt dat met vlagen: als ik net na een WK in trainingsoutfit ergens verschijn, komen er sneller mensen naar me toe dan als ik met losse haren rondloop op vakantie.” Lachend: “Gelukkig kun je als vrouw er op een makkelijke manier heel anders uitzien.” In Rio zei je tegen ons dat je bang was dat het goud tussen jou en jouw tweelingzus Lieke in zou komen te staan... “Zei ik dat toen al? Lieke en ik hebben onze moeilijke momenten gehad. Als olympisch kampioen wordt er ineens anders naar je gekeken, het was voor de buitenwereld soms lastig om de persoonlijke waarde los te zien van de marktwaarde. De buitenwereld kijkt vooral naar de marktwaarde, daardoor kregen Lieke en ik soms het gevoel dat er verschillend naar ons werd gekeken. Die olympische titel heeft niets te maken met hoe je als persoon bent. Een stom voorbeeld: toen een journalist bij ons de turnhal in kwam, begroette hij mij en gaf me een hand. Lieke stond naast mij en kreeg geen hand. In het begin was dat confronterend. Inmiddels zien we het als een tekortkoming van die journalist en lachen we erom.” 'Toen een journalist bij ons in de turnhal in kwam, begroette hij mij en gaf me een hand. Lieke stond naast mij en kreeg geen hand. In het begin was dat confronterend.' Heb je na Rio al getwijfeld om te stoppen met turnen? “Na Rio heb ik zeker gedacht: wat nu? Ik dacht dat ik in Rio op mijn allerbest was. Ik haal mijn motivatie uit dingen leren, mezelf ontwikkelen, maar dacht toen: ik kan niet beter dan dit. Toen moest ik zoeken naar een nieuwe uitdaging. Gelukkig kwam ik erachter dat er nog rek in zat. Als ik kijk waar ik nu sta met mijn oefening en als ik terugkijk naar mijn oefening in Rio, dan denk ik: zo, ik heb toch nog heel veel bijgeleerd.” Je bent nu acht jaar ouder en wijzer. In hoeverre heeft alles wat er is gebeurd jou veranderd? “Het is een rare tijd geweest. De Sanne van 2016 was heel onbevangen. Niet onbezorgd, want succes komt altijd met zorg, maar ik geloof wel heel sterk dat alles kon. Ik ben nu kritischer en terughoudender, ook wat betreft de keuzes die om mij heen worden gemaakt. Mensen vinden me niet altijd een leuk persoon, soms misschien te kritisch. Dat doet me af en toe wel pijn. Ik wil gewoon het maximale eruit halen.” Helden Magazine nummer 72 Het eerste gedeelte van het interview met Sanne Wevers komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren drie rolmodellen van wereldklasse uit de Nederlandse atletiek: Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Wat is het geheim van hun succes? Experts zoals Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc delen hun inzichten. EK voetbal De sportzomer van 2024 wordt afgetrapt met het EK voetbal, dat op 14 juni begint. In deze Helden een verhaal over Ronald Koeman. Onder andere Frank Rijkaard, Ruud Gullit, broer Erwin Koeman, Guus Hiddink, Jordi Cruijff en Rafael van der Vaart delen hun mening over de bondscoach van het Nederlands elftal. Verder ging Helden naar Milaan voor een interview met revelatie Tijjani Reijnders en zijn vrouw. Daley Blind 106-voudig international - bespreekt zijn indrukwekkende carrière aan de hand van foto’s. Brian Brobbey over de bondscoach, Marco van Basten, zijn toekomst, zijn roots en racisme. Arie Haan gaat vijftig jaar terug in de tijd, naar het WK voetbal in West-Duitsland dat eindigde met een nationaal trauma. Jan Wouters blikt terug op het gewonnen EK van 1988, ook in Duitsland. Het is nog altijd de enige hoofdprijs van Oranje. Tour de France  Na het EK volgt de Tour de France, van 29 juni tot en met 21 juli. In deze Helden lees je een interview met sprinter Fabio Jakobsen en een portret van Mathieu van der Poel, die ook de olympische wegwedstrijd in Parijs rijdt. Jeroen Blijlevens en Steven de Jongh, ploegleiders bij Lidl-Trek, vertellen hun verhaal, en we vragen ons af: kan Sepp Kuss na de Vuelta ook de Tour winnen? Olympische Spelen De Olympische Spelen vinden plaats van 26 juli tot en met 11 augustus. Chef de mission Pieter van den Hoogenband kijkt terug op zijn gouden race twintig jaar geleden. Baanwielrenner Harrie Lavreysen spreekt over hoge verwachtingen, en BMX’er Niek Kimmann over zijn post-olympische dip. Sharon van Rouwendaal gaat voor goud in het openwater, roeizussen Bente en Ilse Paulis geven een dubbelinterview, en Simone van de Kraats hoopt op goud in het waterpolo. Bovendien gingen we op bezoek bij Tes Schouten, Caspar Corbeau en Arno Kamminga, de drie schoolslagmusketiers. Alle drie zijn ze een medaillekandidaat in Parijs. Voor het eerst sinds 1992 plaatse een Nederlands duo zich op de 500 meter kanosprint voor de Spelen. Hoog tijd om kennis te maken met Selma Konijn en Ruth Vorsselman. Triatlontopper Maya Kingma stelde ernstige misstanden aan de kaak binnen het topsportprogramma van de triatlonbond. Dat werd de triatleet niet door iedereen in dank afgenomen. Joost Luiten is sinds kort vader en worstelde met golfyips. In aanloop naar de KLM Open, die hij twee keer won, doet hij zijn verhaal.
Sanne Wevers Sanne Wevers (32) werd olympisch kampioen op balk in Rio in 2016, maar zag sindsdien vooral de keerzijde van de medaille. De turncrisis, een langdurige blessure, angst in het turnen op ‘haar’ toestel en een conflict met een ploeggenoot lieten sporen na. Ze nam een sabbatical en maakte op het EK in 2023 een comeback volgens het boekje. Nu staat ze aan de vooravond van haar derde Spelen, waar ze in Helden Magazine nummer 72 op vooruit blikt. “Ik zeg altijd: je kan de voorkant van de medaille pas winnen als je de achterkant kan dragen.” Pak je die gouden plak uit Rio er nog weleens bij? “Soms. Zo vlak voor Parijs denk ik vaker terug aan die Spelen en wat het moment dat ik goud won waard was voor mij. Dat het al een keer is gelukt, is heel mooi. Maar die droom dat het me gaat lukken, heb ik nu weer.” Was het de mooiste tijd van je leven? “Ik gebruik vaak de quote ‘leef in je droom’. Als ik terugdenk aan dat jaar klopt dat, ik leefde mijn droom. Er bestond niks anders in mijn hoofd dan het gevoel dat het ging lukken. Alles stond in het teken van goud.” Merkte je na Rio dat er ook een keerzijde zat aan die olympische titel? “Buiten de turnzaal veranderde alles. Zoekende in die nieuwe realiteit, was ik. Ik ben niet het type dat graag in de schijnwerpers staat, moest wennen aan de nieuwe status. Ik dacht: hoe presenteer ik mezelf? En: hoe ga ik om met kritiek? Ik vond het ook gek dat ik ineens overal herkend werd; in de supermarkt, op straat. Nu gebeurt dat met vlagen: als ik net na een WK in trainingsoutfit ergens verschijn, komen er sneller mensen naar me toe dan als ik met losse haren rondloop op vakantie.” Lachend: “Gelukkig kun je als vrouw er op een makkelijke manier heel anders uitzien.” In Rio zei je tegen ons dat je bang was dat het goud tussen jou en jouw tweelingzus Lieke in zou komen te staan... “Zei ik dat toen al? Lieke en ik hebben onze moeilijke momenten gehad. Als olympisch kampioen wordt er ineens anders naar je gekeken, het was voor de buitenwereld soms lastig om de persoonlijke waarde los te zien van de marktwaarde. De buitenwereld kijkt vooral naar de marktwaarde, daardoor kregen Lieke en ik soms het gevoel dat er verschillend naar ons werd gekeken. Die olympische titel heeft niets te maken met hoe je als persoon bent. Een stom voorbeeld: toen een journalist bij ons de turnhal in kwam, begroette hij mij en gaf me een hand. Lieke stond naast mij en kreeg geen hand. In het begin was dat confronterend. Inmiddels zien we het als een tekortkoming van die journalist en lachen we erom.” 'Toen een journalist bij ons in de turnhal in kwam, begroette hij mij en gaf me een hand. Lieke stond naast mij en kreeg geen hand. In het begin was dat confronterend.' Heb je na Rio al getwijfeld om te stoppen met turnen? “Na Rio heb ik zeker gedacht: wat nu? Ik dacht dat ik in Rio op mijn allerbest was. Ik haal mijn motivatie uit dingen leren, mezelf ontwikkelen, maar dacht toen: ik kan niet beter dan dit. Toen moest ik zoeken naar een nieuwe uitdaging. Gelukkig kwam ik erachter dat er nog rek in zat. Als ik kijk waar ik nu sta met mijn oefening en als ik terugkijk naar mijn oefening in Rio, dan denk ik: zo, ik heb toch nog heel veel bijgeleerd.” Je bent nu acht jaar ouder en wijzer. In hoeverre heeft alles wat er is gebeurd jou veranderd? “Het is een rare tijd geweest. De Sanne van 2016 was heel onbevangen. Niet onbezorgd, want succes komt altijd met zorg, maar ik geloof wel heel sterk dat alles kon. Ik ben nu kritischer en terughoudender, ook wat betreft de keuzes die om mij heen worden gemaakt. Mensen vinden me niet altijd een leuk persoon, soms misschien te kritisch. Dat doet me af en toe wel pijn. Ik wil gewoon het maximale eruit halen.” Helden Magazine nummer 72 Het eerste gedeelte van het interview met Sanne Wevers komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren drie rolmodellen van wereldklasse uit de Nederlandse atletiek: Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Wat is het geheim van hun succes? Experts zoals Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc delen hun inzichten. EK voetbal De sportzomer van 2024 wordt afgetrapt met het EK voetbal, dat op 14 juni begint. In deze Helden een verhaal over Ronald Koeman. Onder andere Frank Rijkaard, Ruud Gullit, broer Erwin Koeman, Guus Hiddink, Jordi Cruijff en Rafael van der Vaart delen hun mening over de bondscoach van het Nederlands elftal. Verder ging Helden naar Milaan voor een interview met revelatie Tijjani Reijnders en zijn vrouw. Daley Blind 106-voudig international - bespreekt zijn indrukwekkende carrière aan de hand van foto’s. Brian Brobbey over de bondscoach, Marco van Basten, zijn toekomst, zijn roots en racisme. Arie Haan gaat vijftig jaar terug in de tijd, naar het WK voetbal in West-Duitsland dat eindigde met een nationaal trauma. Jan Wouters blikt terug op het gewonnen EK van 1988, ook in Duitsland. Het is nog altijd de enige hoofdprijs van Oranje. Tour de France  Na het EK volgt de Tour de France, van 29 juni tot en met 21 juli. In deze Helden lees je een interview met sprinter Fabio Jakobsen en een portret van Mathieu van der Poel, die ook de olympische wegwedstrijd in Parijs rijdt. Jeroen Blijlevens en Steven de Jongh, ploegleiders bij Lidl-Trek, vertellen hun verhaal, en we vragen ons af: kan Sepp Kuss na de Vuelta ook de Tour winnen? Olympische Spelen De Olympische Spelen vinden plaats van 26 juli tot en met 11 augustus. Chef de mission Pieter van den Hoogenband kijkt terug op zijn gouden race twintig jaar geleden. Baanwielrenner Harrie Lavreysen spreekt over hoge verwachtingen, en BMX’er Niek Kimmann over zijn post-olympische dip. Sharon van Rouwendaal gaat voor goud in het openwater, roeizussen Bente en Ilse Paulis geven een dubbelinterview, en Simone van de Kraats hoopt op goud in het waterpolo. Bovendien gingen we op bezoek bij Tes Schouten, Caspar Corbeau en Arno Kamminga, de drie schoolslagmusketiers. Alle drie zijn ze een medaillekandidaat in Parijs. Voor het eerst sinds 1992 plaatse een Nederlands duo zich op de 500 meter kanosprint voor de Spelen. Hoog tijd om kennis te maken met Selma Konijn en Ruth Vorsselman. Triatlontopper Maya Kingma stelde ernstige misstanden aan de kaak binnen het topsportprogramma van de triatlonbond. Dat werd de triatleet niet door iedereen in dank afgenomen. Joost Luiten is sinds kort vader en worstelde met golfyips. In aanloop naar de KLM Open, die hij twee keer won, doet hij zijn verhaal.

Baanwielrennen

Harrie Lavreysen: ‘Ik laat me niet gek maken’

Harrie Lavreysen Harrie Lavreysen (27) is de te kloppen man in Parijs. De baanwielrenner heerst al jaren op de sprint, met de Nederlandse ploeg en individueel. Hoe gaat hij om met de immense verwachtingen? Hoe slaagt hij erin om al zo lang zijn sport te domineren? We leggen hem in Helden Magazine nummer 72 voor vertrek naar Parijs zeven stellingen voor. Ik eet, slaap en drink baanwielrennen “Ik sta ermee op en ga ermee naar bed, ben de hele dag bezig om te kijken of ik nog beter kan worden. Denk nou niet dat ik knettergek ben, of dat ik echt als een monnik leef, maar alle keuzes die ik maak, staan in het teken van baanwielrennen. Zeker in aanloop naar de Spelen. Steeds stel ik mezelf de vraag: word ik hier beter van?” Heb jij nog andere hobby’s dan baanwielrennen? “Niet echt. Als mensen die vraag stellen, antwoord ik vaak: films kijken. Daar kan ik nog wel voor gaan zitten. Maar verder...” Sta jij ondanks twee gouden olympische medailles en dertien wereldtitels nog voor elke training te popelen om weer de baan op te gaan? “Nou... Ik heb ook trainingen waarvan ik op voorhand al weet dat die heel veel pijn gaan doen. Maar ook dan denk ik: die heb ik nodig om weer ietsje beter te worden. Kijk, het is ook leuk om te trainen en makkelijker op te brengen als je steeds beloond wordt voor alle inspanningen.” Jij vertelde al eens eerder dat jij het verschil maakt doordat jij je lichaam in een bepaalde hoek kunt houden als je door de bochten rijdt en daardoor je krachten nog heel goed kwijt kunt waar dat bij concurrenten minder het geval is. En dat je voortdurend bezig bent jezelf en de concurrentie te analyseren. Knikt: “Daarbij komt nog dat ik door de jaren heen mijn lichaam beter heb leren kennen. Een aantal jaren geleden maakte mijn trainer Hugo Haak de trainingsprogramma’s en die voerde ik vervolgens uit. Nu schrijf ik ze ook zelf. Er zijn dus met de jaren wat dingen veranderd, maar de instelling is nog steeds dezelfde: dagelijks bezig zijn met verbeteren en steeds mezelf de vraag stellen of het goed is wat ik doe. Dat analyseren blijft erbij horen. Ook van de concurrentie. We hebben een database van wedstrijden. Bij elke wedstrijd is er iemand van ons aanwezig die niet alleen ons, maar ook alle concurrenten filmt. Ik kan heel makkelijk wedstrijden van mezelf en van een willekeurige concurrent opzoeken. Tijdens trainingen wordt ook alles gefilmd, zodat ik die meteen kan terugkijken.” Is die toewijding en discipline de sleutel van het succes? “Als ik een wedstrijd heb gereden, kan ik het wel even loslaten, maar al snel grijp ik terug op mijn routines. Voor de volgende wedstrijd ben ik al mijn tegenstanders alweer aan het bestuderen. Begin dit jaar deed ik niet mee aan de wereldbekerwedstrijd in Australië. Dat nam niet weg dat ik wel alles heb bekeken. Ik mag mezelf niet laten verrassen, moet zien wat voor ritten de andere renners gereden hebben. In een olympisch jaar ben ik daar nog scherper op.” Helden Magazine nummer 72 Het eerste gedeelte van het interview met Harrie Lavreysen komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren drie rolmodellen van wereldklasse uit de Nederlandse atletiek: Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Wat is het geheim van hun succes? Experts zoals Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc delen hun inzichten. EK voetbal De sportzomer van 2024 wordt afgetrapt met het EK voetbal, dat op 14 juni begint. In deze Helden een verhaal over Ronald Koeman. Onder andere Frank Rijkaard, Ruud Gullit, broer Erwin Koeman, Guus Hiddink, Jordi Cruijff en Rafael van der Vaart delen hun mening over de bondscoach van het Nederlands elftal. Verder ging Helden naar Milaan voor een interview met revelatie Tijjani Reijnders en zijn vrouw. Daley Blind 106-voudig international - bespreekt zijn indrukwekkende carrière aan de hand van foto’s. Brian Brobbey over de bondscoach, Marco van Basten, zijn toekomst, zijn roots en racisme. Arie Haan gaat vijftig jaar terug in de tijd, naar het WK voetbal in West-Duitsland dat eindigde met een nationaal trauma. Jan Wouters blikt terug op het gewonnen EK van 1988, ook in Duitsland. Het is nog altijd de enige hoofdprijs van Oranje. Tour de France  Na het EK volgt de Tour de France, van 29 juni tot en met 21 juli. In deze Helden lees je een interview met sprinter Fabio Jakobsen en een portret van Mathieu van der Poel, die ook de olympische wegwedstrijd in Parijs rijdt. Jeroen Blijlevens en Steven de Jongh, ploegleiders bij Lidl-Trek, vertellen hun verhaal, en we vragen ons af: kan Sepp Kuss na de Vuelta ook de Tour winnen? Olympische Spelen De Olympische Spelen vinden plaats van 26 juli tot en met 11 augustus. Chef de mission Pieter van den Hoogenband kijkt terug op zijn gouden race twintig jaar geleden. Turnster Sanne Wevers bereidt zich voor op haar laatste kunstje, en BMX’er Niek Kimmann over zijn post-olympische dip. Sharon van Rouwendaal gaat voor goud in het openwater, roeizussen Bente en Ilse Paulis geven een dubbelinterview, en Simone van de Kraats hoopt op goud in het waterpolo. Bovendien gingen we op bezoek bij Tes Schouten, Caspar Corbeau en Arno Kamminga, de drie schoolslagmusketiers. Alle drie zijn ze een medaillekandidaat in Parijs. Voor het eerst sinds 1992 plaatse een Nederlands duo zich op de 500 meter kanosprint voor de Spelen. Hoog tijd om kennis te maken met Selma Konijn en Ruth Vorsselman. Triatlontopper Maya Kingma stelde ernstige misstanden aan de kaak binnen het topsportprogramma van de triatlonbond. Dat werd de triatleet niet door iedereen in dank afgenomen. Joost Luiten is sinds kort vader en worstelde met golfyips. In aanloop naar de KLM Open, die hij twee keer won, doet hij zijn verhaal.
Harrie Lavreysen Harrie Lavreysen (27) is de te kloppen man in Parijs. De baanwielrenner heerst al jaren op de sprint, met de Nederlandse ploeg en individueel. Hoe gaat hij om met de immense verwachtingen? Hoe slaagt hij erin om al zo lang zijn sport te domineren? We leggen hem in Helden Magazine nummer 72 voor vertrek naar Parijs zeven stellingen voor. Ik eet, slaap en drink baanwielrennen “Ik sta ermee op en ga ermee naar bed, ben de hele dag bezig om te kijken of ik nog beter kan worden. Denk nou niet dat ik knettergek ben, of dat ik echt als een monnik leef, maar alle keuzes die ik maak, staan in het teken van baanwielrennen. Zeker in aanloop naar de Spelen. Steeds stel ik mezelf de vraag: word ik hier beter van?” Heb jij nog andere hobby’s dan baanwielrennen? “Niet echt. Als mensen die vraag stellen, antwoord ik vaak: films kijken. Daar kan ik nog wel voor gaan zitten. Maar verder...” Sta jij ondanks twee gouden olympische medailles en dertien wereldtitels nog voor elke training te popelen om weer de baan op te gaan? “Nou... Ik heb ook trainingen waarvan ik op voorhand al weet dat die heel veel pijn gaan doen. Maar ook dan denk ik: die heb ik nodig om weer ietsje beter te worden. Kijk, het is ook leuk om te trainen en makkelijker op te brengen als je steeds beloond wordt voor alle inspanningen.” Jij vertelde al eens eerder dat jij het verschil maakt doordat jij je lichaam in een bepaalde hoek kunt houden als je door de bochten rijdt en daardoor je krachten nog heel goed kwijt kunt waar dat bij concurrenten minder het geval is. En dat je voortdurend bezig bent jezelf en de concurrentie te analyseren. Knikt: “Daarbij komt nog dat ik door de jaren heen mijn lichaam beter heb leren kennen. Een aantal jaren geleden maakte mijn trainer Hugo Haak de trainingsprogramma’s en die voerde ik vervolgens uit. Nu schrijf ik ze ook zelf. Er zijn dus met de jaren wat dingen veranderd, maar de instelling is nog steeds dezelfde: dagelijks bezig zijn met verbeteren en steeds mezelf de vraag stellen of het goed is wat ik doe. Dat analyseren blijft erbij horen. Ook van de concurrentie. We hebben een database van wedstrijden. Bij elke wedstrijd is er iemand van ons aanwezig die niet alleen ons, maar ook alle concurrenten filmt. Ik kan heel makkelijk wedstrijden van mezelf en van een willekeurige concurrent opzoeken. Tijdens trainingen wordt ook alles gefilmd, zodat ik die meteen kan terugkijken.” Is die toewijding en discipline de sleutel van het succes? “Als ik een wedstrijd heb gereden, kan ik het wel even loslaten, maar al snel grijp ik terug op mijn routines. Voor de volgende wedstrijd ben ik al mijn tegenstanders alweer aan het bestuderen. Begin dit jaar deed ik niet mee aan de wereldbekerwedstrijd in Australië. Dat nam niet weg dat ik wel alles heb bekeken. Ik mag mezelf niet laten verrassen, moet zien wat voor ritten de andere renners gereden hebben. In een olympisch jaar ben ik daar nog scherper op.” Helden Magazine nummer 72 Het eerste gedeelte van het interview met Harrie Lavreysen komt voort uit Helden Magazine nummer 72. Het extra dikke zomernummer van Helden staat volledig in het teken van drie grote sportevenementen: het EK voetbal in Duitsland, de Tour de France en de Olympische Spelen in Parijs. Op de cover van de 204 pagina's tellende editie schitteren drie rolmodellen van wereldklasse uit de Nederlandse atletiek: Femke Bol, Sifan Hassan en Lieke Klaver. Wat is het geheim van hun succes? Experts zoals Ellen van Langen, Caroline Feith, Bart Bennema en Gregory Sedoc delen hun inzichten. EK voetbal De sportzomer van 2024 wordt afgetrapt met het EK voetbal, dat op 14 juni begint. In deze Helden een verhaal over Ronald Koeman. Onder andere Frank Rijkaard, Ruud Gullit, broer Erwin Koeman, Guus Hiddink, Jordi Cruijff en Rafael van der Vaart delen hun mening over de bondscoach van het Nederlands elftal. Verder ging Helden naar Milaan voor een interview met revelatie Tijjani Reijnders en zijn vrouw. Daley Blind 106-voudig international - bespreekt zijn indrukwekkende carrière aan de hand van foto’s. Brian Brobbey over de bondscoach, Marco van Basten, zijn toekomst, zijn roots en racisme. Arie Haan gaat vijftig jaar terug in de tijd, naar het WK voetbal in West-Duitsland dat eindigde met een nationaal trauma. Jan Wouters blikt terug op het gewonnen EK van 1988, ook in Duitsland. Het is nog altijd de enige hoofdprijs van Oranje. Tour de France  Na het EK volgt de Tour de France, van 29 juni tot en met 21 juli. In deze Helden lees je een interview met sprinter Fabio Jakobsen en een portret van Mathieu van der Poel, die ook de olympische wegwedstrijd in Parijs rijdt. Jeroen Blijlevens en Steven de Jongh, ploegleiders bij Lidl-Trek, vertellen hun verhaal, en we vragen ons af: kan Sepp Kuss na de Vuelta ook de Tour winnen? Olympische Spelen De Olympische Spelen vinden plaats van 26 juli tot en met 11 augustus. Chef de mission Pieter van den Hoogenband kijkt terug op zijn gouden race twintig jaar geleden. Turnster Sanne Wevers bereidt zich voor op haar laatste kunstje, en BMX’er Niek Kimmann over zijn post-olympische dip. Sharon van Rouwendaal gaat voor goud in het openwater, roeizussen Bente en Ilse Paulis geven een dubbelinterview, en Simone van de Kraats hoopt op goud in het waterpolo. Bovendien gingen we op bezoek bij Tes Schouten, Caspar Corbeau en Arno Kamminga, de drie schoolslagmusketiers. Alle drie zijn ze een medaillekandidaat in Parijs. Voor het eerst sinds 1992 plaatse een Nederlands duo zich op de 500 meter kanosprint voor de Spelen. Hoog tijd om kennis te maken met Selma Konijn en Ruth Vorsselman. Triatlontopper Maya Kingma stelde ernstige misstanden aan de kaak binnen het topsportprogramma van de triatlonbond. Dat werd de triatleet niet door iedereen in dank afgenomen. Joost Luiten is sinds kort vader en worstelde met golfyips. In aanloop naar de KLM Open, die hij twee keer won, doet hij zijn verhaal.

Motorcross

Collin Veijer: Motormuis

Collin Veijer (19) zorgde er vorig seizoen voor dat Nederland voor het eerst sinds 33 jaar weer een Grand Prix-winnaar heeft in de motorsport. Op 12 november won hij de GP van Maleisië en dat in zijn debuutjaar. In aanloop naar zijn tweede seizoen in de Moto3, dat op 8 maart van start is gegaan, legden we hem in Helden Magazine 71 vier stellingen voor. Een gesprek over aandacht van vrouwen, motorsport-DNA, het Max Verstappen-effect en de wereldtitel. Sinds mijn eerste Grand Prix zege in de Moto3-klasse heb ik over aandacht van vrouwen niet te klagen Lachend: “Ik kijk daar eerlijk gezegd niet heel erg naar. Ik kreeg wel wat meer DM’s op Instagram binnen van vrouwen dan ik normaal krijg.” Wat is er allemaal veranderd in je leven na de overwinning op 12 november vorig jaar? “Vooral de aandacht. In de kring mensen die ik om mij heen heb, is er niks veranderd. Maar van buitenaf zie je wel dat wanneer je succes hebt, mensen je ineens heel leuk vinden. Daar zitten veel goede mensen tussen, maar ook wat mindere.” Heb je na de overwinning contact gehad met de laatste Nederlandse Grand Prix-winnaar Hans Spaan? “Ik heb geen persoonlijk contact met hem gehad, maar via Ziggo kreeg ik wel een videoboodschap van hem te zien. Dat was erg leuk.” Wat hebben je ouders tegen je gezegd na jouw overwinning? “Mijn vader is er altijd bij en maakt alles van dichtbij mee. Na de race zei hij tegen mij: ‘Leuk dat je hem gewonnen hebt, maar we zijn hier niet om één race te winnen. We zijn hier om er meerdere te winnen. Hou beide benen op de grond en ga niet gek doen.’” Heb je na de eerste GP-zege een cadeautje voor je ouders gekocht? “Nee, voor dat soort dingen zijn wij allemaal iets te nuchter.” Hoe verschilt jouw leven met dat van een normale negentienjarige? Lachend: “Ik krijg iets meer geld dan de gemiddelde negentienjarige. Ik ga sinds mijn zestiende niet meer naar school en ben elke dag aan het trainen. Dat doet de gemiddelde negentienjarige natuurlijk niet, die gaat gewoon nog naar school of is net begonnen met werken.” Wat vinden jouw oud-klasgenoten van wat je nu doet? “Met de meesten heb ik geen contact meer. Degenen die ik spreek, vinden het wel leuk, maar ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen. Ik voel me niet speciaal.” Lachend: “We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.” ''Ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen, voel me niet speciaal. We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.'' Zou je soms willen dat jouw leven iets meer op dat van een ‘normale’ negentienjarige leek? “Soms wel. Dat probeer ik in te halen in december. Dan kom ik vanuit Barcelona naar Nederland en ga ik naast het trainen af en toe met vrienden op stap en zie ik mijn familie wat meer. Ik ben de rest van het jaar vrij hard voor mezelf. Als ik een keer op stap ga, dan zorg ik dat ik de volgende dag gewoon weer op de fiets zit om aan mijn conditie te werken.” Helden Magazine 71 Het eerste gedeelte van het interview met Collin Veijer is afkomstig uit de tweede uitgave van 2024. De 71ste editie van Helden Magazine is voor het eerst in België te bewonderen! Deze mijlpaal wordt gevierd met twee verschillende sporters op de cover: Estavana Polman in Nederland en Wout van Aert in België. In een openhartig interview deelt Estavana Polman, het gezicht van het Nederlandse handbalteam, haar verhaal over de voorbereidingen op het olympisch kwalificatietoernooi. Daarbij komen ook haar persoonlijke uitdagingen, zoals haar relatie met Rafael van der Vaart, het moederschap en haar blessures ter sprake. Alleskunner Wout van Aert laat dit jaar de Tour de France schieten en kiest voor het eerst voor de Giro d’Italia. De Belgische renner spreekt zich uit over het nieuwe traject, Mathieu van der Poel, Visma-Lease a Bike en de Olympische Spelen. In deze editie van Helden wordt er ook veel aandacht besteed aan voetbal. Esmee Brugts, bekroond als Talent van het Jaar, maakte afgelopen zomer een droomtransfer naar FC Barcelona. Experts laten zich daarnaast uit over Jerdy Schouten, de sleutelspeler van PSV, dat op weg is naar het landskampioenschap en het EK met Oranje in Duitsland. We blikken terug op de legendarische wedstrijd tegen Portugal tijdens het WK van 2006 met Khalid Boulahrouz en bezoeken verdediger Bart Nieuwkoop in Rotterdam. Met Manchester City won Kevin De Bruyne alles wat er te winnen valt. Kenners spreken zich uit over onder meer zijn weergaloze traptechniek en fabuleuze inzicht. In ‘De Dag Dat Alles Misging’ kijken Sigi Lens en Edu Nandlal terug op de vliegtuigcrash in Suriname. Ze hebben de verschrikkelijke SLM-ramp overleefd die zich 35 jaar geleden heeft voorgedaan. Verder in de 140 pagina’s tellende editie deelt marathonloopster Anne Luijten haar bewogen jaar met de lezers. Ze liep de olympische limiet, trouwde, maar verloor ook haar trouwste fan: vader Jos. Zwemfenomeen Ian Thorpe blikt terug op zijn legendarische races en vriendschap met Pieter van den Hoogenband. Victoria Koblenko gaat in gesprek met Ranomi Kromowidjojo, drievoudig olympisch kampioen en zeventienvoudig wereldkampioen zwemmen en kickbokslegende Peter Aerts, een grootheid in Japan, spreekt onder meer over het oprichten van zijn eigen bond LEGEND.
Collin Veijer (19) zorgde er vorig seizoen voor dat Nederland voor het eerst sinds 33 jaar weer een Grand Prix-winnaar heeft in de motorsport. Op 12 november won hij de GP van Maleisië en dat in zijn debuutjaar. In aanloop naar zijn tweede seizoen in de Moto3, dat op 8 maart van start is gegaan, legden we hem in Helden Magazine 71 vier stellingen voor. Een gesprek over aandacht van vrouwen, motorsport-DNA, het Max Verstappen-effect en de wereldtitel. Sinds mijn eerste Grand Prix zege in de Moto3-klasse heb ik over aandacht van vrouwen niet te klagen Lachend: “Ik kijk daar eerlijk gezegd niet heel erg naar. Ik kreeg wel wat meer DM’s op Instagram binnen van vrouwen dan ik normaal krijg.” Wat is er allemaal veranderd in je leven na de overwinning op 12 november vorig jaar? “Vooral de aandacht. In de kring mensen die ik om mij heen heb, is er niks veranderd. Maar van buitenaf zie je wel dat wanneer je succes hebt, mensen je ineens heel leuk vinden. Daar zitten veel goede mensen tussen, maar ook wat mindere.” Heb je na de overwinning contact gehad met de laatste Nederlandse Grand Prix-winnaar Hans Spaan? “Ik heb geen persoonlijk contact met hem gehad, maar via Ziggo kreeg ik wel een videoboodschap van hem te zien. Dat was erg leuk.” Wat hebben je ouders tegen je gezegd na jouw overwinning? “Mijn vader is er altijd bij en maakt alles van dichtbij mee. Na de race zei hij tegen mij: ‘Leuk dat je hem gewonnen hebt, maar we zijn hier niet om één race te winnen. We zijn hier om er meerdere te winnen. Hou beide benen op de grond en ga niet gek doen.’” Heb je na de eerste GP-zege een cadeautje voor je ouders gekocht? “Nee, voor dat soort dingen zijn wij allemaal iets te nuchter.” Hoe verschilt jouw leven met dat van een normale negentienjarige? Lachend: “Ik krijg iets meer geld dan de gemiddelde negentienjarige. Ik ga sinds mijn zestiende niet meer naar school en ben elke dag aan het trainen. Dat doet de gemiddelde negentienjarige natuurlijk niet, die gaat gewoon nog naar school of is net begonnen met werken.” Wat vinden jouw oud-klasgenoten van wat je nu doet? “Met de meesten heb ik geen contact meer. Degenen die ik spreek, vinden het wel leuk, maar ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen. Ik voel me niet speciaal.” Lachend: “We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.” ''Ik probeer gewoon zo normaal mogelijk tegen iedereen te doen, voel me niet speciaal. We doen allemaal ons ding en aan het einde van de dag poep ik ook gewoon.'' Zou je soms willen dat jouw leven iets meer op dat van een ‘normale’ negentienjarige leek? “Soms wel. Dat probeer ik in te halen in december. Dan kom ik vanuit Barcelona naar Nederland en ga ik naast het trainen af en toe met vrienden op stap en zie ik mijn familie wat meer. Ik ben de rest van het jaar vrij hard voor mezelf. Als ik een keer op stap ga, dan zorg ik dat ik de volgende dag gewoon weer op de fiets zit om aan mijn conditie te werken.” Helden Magazine 71 Het eerste gedeelte van het interview met Collin Veijer is afkomstig uit de tweede uitgave van 2024. De 71ste editie van Helden Magazine is voor het eerst in België te bewonderen! Deze mijlpaal wordt gevierd met twee verschillende sporters op de cover: Estavana Polman in Nederland en Wout van Aert in België. In een openhartig interview deelt Estavana Polman, het gezicht van het Nederlandse handbalteam, haar verhaal over de voorbereidingen op het olympisch kwalificatietoernooi. Daarbij komen ook haar persoonlijke uitdagingen, zoals haar relatie met Rafael van der Vaart, het moederschap en haar blessures ter sprake. Alleskunner Wout van Aert laat dit jaar de Tour de France schieten en kiest voor het eerst voor de Giro d’Italia. De Belgische renner spreekt zich uit over het nieuwe traject, Mathieu van der Poel, Visma-Lease a Bike en de Olympische Spelen. In deze editie van Helden wordt er ook veel aandacht besteed aan voetbal. Esmee Brugts, bekroond als Talent van het Jaar, maakte afgelopen zomer een droomtransfer naar FC Barcelona. Experts laten zich daarnaast uit over Jerdy Schouten, de sleutelspeler van PSV, dat op weg is naar het landskampioenschap en het EK met Oranje in Duitsland. We blikken terug op de legendarische wedstrijd tegen Portugal tijdens het WK van 2006 met Khalid Boulahrouz en bezoeken verdediger Bart Nieuwkoop in Rotterdam. Met Manchester City won Kevin De Bruyne alles wat er te winnen valt. Kenners spreken zich uit over onder meer zijn weergaloze traptechniek en fabuleuze inzicht. In ‘De Dag Dat Alles Misging’ kijken Sigi Lens en Edu Nandlal terug op de vliegtuigcrash in Suriname. Ze hebben de verschrikkelijke SLM-ramp overleefd die zich 35 jaar geleden heeft voorgedaan. Verder in de 140 pagina’s tellende editie deelt marathonloopster Anne Luijten haar bewogen jaar met de lezers. Ze liep de olympische limiet, trouwde, maar verloor ook haar trouwste fan: vader Jos. Zwemfenomeen Ian Thorpe blikt terug op zijn legendarische races en vriendschap met Pieter van den Hoogenband. Victoria Koblenko gaat in gesprek met Ranomi Kromowidjojo, drievoudig olympisch kampioen en zeventienvoudig wereldkampioen zwemmen en kickbokslegende Peter Aerts, een grootheid in Japan, spreekt onder meer over het oprichten van zijn eigen bond LEGEND.

Baanwielrennen

Jeffrey Hoogland: Kilometer vreter

Jeffrey Hoogland (30) pakte op de Spelen in Parijs goud op de teamsprint. Daarnaast verbeterde hij  vorig jaar in Mexico het wereldrecord op de tijdrit van 1000 meter. Een verhaal over intense pijn, twijfels en een nieuwe goudjacht met de koning van de kilometer. “Na elke kilometer schreeuwt mijn lichaam tegen me: doe dit alsjeblieft nooit meer.” “De pijn die ik voel op de kilometer is niet in woorden uit te drukken. In één minuut sloop je je spieren. Je moet het meemaken om te weten hoe dat voelt. Ik begin vanuit stilstand met een heel zwaar verzet, op zeeniveau vaak 68 tanden voor en 15 achter, versnellingen zitten immers niet op een baanfiets. De eerste ronde gebruik ik om op snelheid te komen, dan denk ik alleen maar: trappen, je moet harder, kom op sneller. De eerste anderhalve ronde is het puur explosief bezig zijn, tot ik een topsnelheid van meer dan 75 kilometer per uur bereik. De tweede ronde gaat nog wel, dan is het zaak dat tempo vast te houden. Maar na vijfhonderd meter begint de verzuring in m’n benen. Bij elke trap meer. In de derde ronde lukt het nog wel om te fietsen, maar daarna kom je op een niveau van fight or flight, dat is een state of mind waarin mensen in paniek kunnen raken. Uit wat voor hout je bent gesneden blijkt in zo’n stresssituatie. De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. In die vierde en laatste ronde knalt het melkzuur zo’n beetje uit m’n oren. Wat ik in die laatste ronde doe, voelt niet eens meer als fietsen. Het is eigenlijk meer mee peddelen, want de pure kracht is weggevloeid. Door de pijn heen, verstand op nul, puur op mentaliteit de finish halen. Dat knokken tegen mezelf is ook wat het mooi en uitdagend maakt. Niet op dat moment, hoor, maar wel als je er, zoals ik nu, op terugkijkt en over nadenkt. 'De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: Ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. Door die pijn heen' Die laatste meters voelt het bijna alsof ik niet meer op aarde ben, dan wordt het licht in mijn hoofd. In het begin kijk ik altijd langs en over mijn handen heen. Ik wil zien waar ik heen stuur, dan rij ik ook de meest vloeiende lijn. Maar in de laatste ronde zakt mijn bovenlichaam in door de vermoeidheid. Ik moet de energie letterlijk uit mijn kleine teen halen. Zolang je nog spanning op je benen hebt, voel je dus wel de enorme verzuring, maar op een of andere manier associeer ik die dan nog niet met pijn, dat heb ik geblokkeerd. Maar zodra ik de finish gepasseerd ben en de druk gaat van m’n benen af, dan lijkt het of ze zijn ontploft vanbinnen. Zoveel pijn voel ik dan ineens. Toen ik in 2018 in Apeldoorn voor het eerst wereldkampioen werd op de kilometer kon ik niet eens meer lopen. Ik lag meteen op de grond toen ik van m’n fiets kwam, lopen ging niet meer, ik moest echt worden ondersteund naar het middenterrein. Tegenwoordig gaat dat beter. Hoe zwaarder de versnelling is die ik met de jaren ben gaan ronddraaien, des te beter ik de inspanning aankan. De kilometer is een combinatie van uithoudingsvermogen en kracht. Met een zwaarder verzet draait het meer om kracht en raak ik minder snel buiten adem en ben ik na afloop minder gesloopt. Neemt niet weg dat na elke kilometer mijn lichaam tegen me schreeuwt: doe dit alsjeblieft nooit meer. Na een kilometer heb ik nog een week lang last van mijn lijf, benen en longen. De dagen erna heb ik last van, zoals wij het noemen, de ‘kilokuch’. Een heel droge, nare hoest waar je niets aan kunt doen. Dat geeft wel aan hoe erg ik m’n longen heb gesloopt. Na een week rust ben ik vaak weer het mannetje. Ik weet nog dat ik na mijn eerste wereldtitel op de kilometer meteen met mijn vriendin Shanne Braspennincx op wintersport ging. Pas aan het einde van de vakantie kwam ik weer een beetje op adem. Op een of andere manier ben ik elke keer als er iets te halen valt op de kilometer de pijn van de vorige keer weer vergeten. Nou ja, vergeten... Als ik in de startmachine sta, dan ben ik er niet bang voor. Het wordt natuurlijk niks als je op je fiets zit en je denkt: ik ga zoveel pijn hebben, moet ik wel van start? Ik hou van de uitdaging. Het is een minuut lang all out gaan. Daar kun je heel zenuwachtig van worden, maar mij helpen nervositeit en spanning juist om scherper te worden en me goed te voelen.” Kunst “Ik rij helemaal niet graag een kilometer, tenzij er iets te halen valt. Voor mij is het eigenlijk een bijnummer, aangezien deze discipline na de Spelen van 2004 van de olympische agenda verdween. Ik train er ook niet echt voor, vaak gaat een dag voor de WK het stuur voor de kilometer pas op m’n fiets. Lange tijd heb ik ook niet heel erg op de aerodynamica gelet wat betreft mijn houding op de fiets. Het was vaak gewoon: hard van start gaan, daarna op het stuur gaan liggen en dan komt het wel goed. Sinds ik in 2015 bij de EK voor het eerst de kilometer reed, ben ik ongeslagen. Als ik start, win ik goud. Bizar. Ik krijg geregeld de vraag of ik gemaakt ben voor de kilometer. Eigenlijk ben ik gemaakt voor de 500 meter, ik moet alleen nog twee rondjes langer door. Ik heb van jongs af aan, ook door mijn achtergrond als BMX’er, een goede start. Daarnaast heb ik als sprinter veel power. In de teamsprint neem ik altijd de derde ronde voor mijn rekening. Maar ik moet wel zeggen dat een kilometer echt wel zwaarder is dan de teamsprint. Het is een ronde langer en ik moet alles zelf doen. Op de teamsprint zit ik eerst in de slipstream van starter Roy van den Berg en van Harrie Lavreysen, die de tweede ronde voor z’n rekening neemt. Vergeleken bij de kilometer rij ik de eerste twee rondes op de teamsprint redelijk ontspannen, daarna ben ik aan de beurt en moet ik een ronde knallen. Maar goed, die teamsprint helpt natuurlijk wel om een goede kilometer te rijden. Voorheen moesten baanrenners het op de kilometer juist hebben van de laatste twee ronden. Er werd destijds met lichtere verzetten gereden, renners met meer inhoud gingen vaak wel twee seconden langzamer van start. Die achterstand maakten ze op het einde wel goed op de pure sprinters, die dan inkakten. Tegenwoordig is het materiaal veel verder ontwikkeld. De fiets, de aerodynamische pakken en helmen zorgen ervoor dat een sprinter langer zijn snelheid vast kan houden. Daarnaast wordt er op een hoger niveau getraind, lukt het om een zwaarder verzet rond te blijven trappen. De snelheden zijn hoger en worden langer vastgehouden. Daardoor zijn de jongens van de langere adem nu kansloos. Het is: alles aanspannen in dat lijf en gaan. Het is eigenlijk een soort kunst geworden.” Wereldrecord “Nadat ik dit jaar in Glasgow mijn vierde wereldtitel op de kilometer pakte, dacht ik: en nu kunnen we voor het wereldrecord gaan. François Pervis reed op 7 december 2013 in het Mexicaanse Aguascalientes, een baan op 1700 meter boven zeeniveau, een tijd van 56,303. Een bizar snelle tijd, maar ik dacht al een tijdje dat het mogelijk was die tijd te verbeteren, omdat we tien jaar verder zijn, het materiaal beter is en de renners weer sterker en sneller zijn. Ik had wel een voorwaarde voordat ik het record aan zou vallen: ik moest in Glasgow eerst de wereldtitel prolongeren. Ik vond het niet kunnen om het wereldrecord aan te vallen, terwijl ik niet eens de beste van de wereld was. Dat was mijn eer te na. Daardoor kwam er ook extra druk op de kilometer bij de WK. Toen ik op 8 augustus mijn vierde wereldtitel pakte, kon ik de aanval op het wereldrecord aankondigen. Het was een late call. Veel moest nog geregeld worden om op 31 oktober het record aan te kunnen vallen in Aguascalientes. Het begon met het scheppen van de voorwaarden. Mijn management House of Sports en Shanne, die ook heel goed is in het regelen en organiseren, hebben mij daar heel erg bij geholpen. Ik ben heel dankbaar dat mooie partners als AP Support, de Nederlandse Loterij, AGU, Yamaha, Omnisport, HiPRO en de KNWU mij hebben ondersteund, waardoor ik een wedstrijd helemaal voor mij alleen in Mexico kon organiseren. Normaal gesproken hebben Shanne en ik het thuis nooit over fietsen, maar dat was de afgelopen tijd wel anders. In tegenstelling tot voorheen ben ik in aanloop naar de wereldrecordpoging natuurlijk wel heel intensief gaan trainen op de kilometer. Het kilometerstuur zat standaard op mijn fiets. We hebben gekeken naar mijn houding, die kon aerodynamischer. Het was beter om mijn hoofd minder omhoog te houden dan ik gewend was en dus ook minder ver vooruit te kijken. Dat was weer een heel andere houding, was wennen. Daar hebben we eerst op de roller en daarna op de baan heel hard aan gewerkt. Dat het dan lukt, in een tijd van 55,433, 0,896 seconden sneller dan het oude record, is de ultieme bekroning.” Burn-out “De aanval op het wereldrecord was de afgelopen tijd een mooie prikkel. Na de Spelen had ik juist moeite om gemotiveerd te blijven. Tien jaar lang had ik heel intensief voor mijn sport geleefd. Mensen weten nog hoe het was tijdens de lockdown, dat ineens jouw wereldje heel klein werd. Dat is eigenlijk hoe mijn leven al jaren was. Alles stond in het teken van het fietsen, voor andere dingen was amper ruimte. Het is heftig om jarenlang jezelf restricties op te leggen, binnen een vaste structuur te leven en amper tijd voor sociale contacten te hebben. Wij hadden de ambitie om de beste te worden op de teamsprint, gingen nog extremer te werk om ons grote doel te halen. Ik ben juist iemand die van nature op z’n tijd wat afleiding nodig heeft, moet soms m’n hoofd leegmaken. Voor mij betekent dat: af en toe lekker crossen met de motor of afspreken met vrienden. Ik word gek als ik dag in dag uit met maar één ding bezig ben. Tot en met de Spelen in Tokio moest dat allemaal wijken. Mijn leven draaide om fietsen, fietsen en nog eens fietsen. Ons grote doel, goud winnen op de teamsprint, haalden we. Daarnaast pakte ik zilver op de sprint. Ik was in mijn beste vorm ooit in Tokio, was zo trots op wat ik had bereikt, maar merkte ook dat ik op het randje zat van wat tegenwoordig vaak al snel als een burn-out wordt bestempeld. Ik was er na de Spelen even klaar mee om alleen maar met fietsen bezig te zijn, was al heel erg blij met mijn carrière en zag ertegen op om meteen weer aan een nieuwe olympische cyclus te moeten beginnen. En ik moest er niet aan denken meteen weer als een kluizenaar te leven voor m’n sport, vond het ook belangrijk om ‘mens’ te zijn, om er te zijn voor mijn vrienden, die al die jaren begrip toonden voor mijn leven als topsporter. Daar ben ik ze enorm dankbaar voor, maar tegelijkertijd had ik wel vaak het gevoel dat ik iets miste. Het zette me ook aan het denken en al voor de Spelen realiseerde ik me dat het leven uit meer bestaat dan fietsen. Ik had daar ook gesprekken over met mijn vrienden na Tokio. Ik vertelde dat ik het gewoon niet meer leuk vond, dat ik er zo klaar mee was en dat het in aanloop naar de Spelen zo extreem zwaar was geweest. En dat alleen maar om zo’n medaille te halen, zei ik. Ik ging die medailles downgraden, dacht: zijn die het waard om daar zoveel voor op te geven? Mijn vrienden probeerden me op te beuren, zeiden: ‘Je hebt toch iets moois bereikt? Wij hebben ons werk en dat is ook niet altijd zaligmakend.’ Mijn gevoel om het fietsen even op een lager pitje te zetten, werd versterkt door Shanne. Zij was in Tokio olympisch kampioen geworden op de keirin, had een enorm voldaan gevoel, maar stond er na terugkomst net zo in als ik: er is meer in het leven. En natuurlijk is het ook makkelijker om zo te denken als je allebei olympisch goud thuis hebt liggen. Voor Tokio hadden Shanne en ik een huis gekocht in Haarle, vlakbij Nijverdal waar mijn roots liggen, met het plan dat na de Spelen te gaan verbouwen. In eerste instantie dachten we een paar dingen aan te passen, maar het mondde uit in een gigantische verbouwing. Ik deed veel dingen zelf en was dus heel veel tijd kwijt aan ons huis. Ik trainde wel, maar mijn focus lag lange tijd meer op de verbouwing dan op het fietsen. En dan is het volkomen logisch dat ik op de sprint eerder werd uitgeschakeld dan ik gewend was en ik niet het niveau had van voorheen. Eigenlijk vond ik het ook wel prettig om bijna twee seizoenen zonder druk en verwachtingen te fietsen, op een gegeven moment verwachtte voor mijn gevoel niemand meer iets van mij en dat vond ik prima. De verklaring was simpel: ik was niet helemaal goed bezig met mijn sport.” Legacy “Ik had nog de ambitie om naast de teamsprint ook individueel olympisch goud te pakken, maar daarvoor moest eerst het vuurtje in mij weer gaan branden. En dat duurde even. Dit jaar ging ik al wel weer mee in het stramien van wereldbekerwedstrijden rijden, ik sloot weer echt aan bij de jongens. Al moest ik ook nog af en toe thuis zijn voor de finishing touches van de verbouwing. In aanloop naar de WK begon ik ook weer echt hard te trainen. Mijn coach Mehdi Kordi heeft ook een belangrijke rol gespeeld om dat vuurtje weer te laten branden. Hij was het die steeds begon over het wereldrecord op de kilometer. ‘Je hebt een mooie carrière, maar je kunt ook echt een legacy nalaten als je dat record pakt. Jij bent de beste op de kilometer, wil je dat record dan niet?’ Bij dat record dacht ik altijd: dat is een belachelijk snelle tijd. Ik wist natuurlijk ook dat het op hoogte was gerealiseerd en rijden in ijle lucht maakt een groot verschil met sprinten op zeeniveau. Ik dacht dat ik de capaciteiten had om het te kunnen verbeteren, wachtte op een moment dat ik het record aan zou kunnen vallen, maar er waren de afgelopen jaren simpelweg geen wedstrijden meer op grote hoogte. Doordat Mehdi er steeds over begon, dacht ik: misschien moet ik zelf dan maar de omstandigheden creëren om het record aan te vallen. En toen dat in mijn hoofd ging zitten, had ik weer een doel om voor te trainen. De gedachte aan het record heeft mij de afgelopen tijd op de been gehouden als topsporter. Mehdi heeft dat heel slim gedaan. Ik had dat zetje echt nodig. De aanval op dat record zorgde er ook voor dat ik gemotiveerd ben om er alles uit te halen op weg naar de Spelen. Ik wil in Parijs nog één keer de beste Jeffrey laten zien. Als ik dit record niet had gehad om naar toe te leven, was het maar de vraag of die nog tevoorschijn zou komen.” Onrust “Bij de WK in Glasgow haalde ik naast onze wereldtitel op de teamsprint en het goud op de kilometer nog op een andere manier het nieuws. Er werd breed uitgemeten dat er een bom was gelegd onder de succesvolle teamsprint, dat het niet goed zat tussen Harrie en mij door uitspraken die ik deed. Ik heb in Glasgow dingen geroepen uit emotie, waardoor onrust ontstond. Ik had helemaal geen zin om erover te praten, maar heb ik toch uitspraken gedaan, ook omdat ik de sprint nog niet helemaal had verwerkt. Dan zei ik: Harry was voor mij de afgelopen twee jaar geen realistische sparringpartner meer, ik kreeg training na training op mijn flikker en dat motiveert ook niet. En ik riep dat het ieder voor zich was. Uitspraken uit pure emotie. Harrie is de beste van de beste op de sprint. Als ik me dan ook nog een tijd focus op de verbouwing van ons huis, dan is het niet raar dat je op je donder krijgt. Met mijn uitspraken gingen de journalisten daarna natuurlijk naar Harrie en voor we het wisten, bestond in de media het beeld dat er ruzie in de tent was. De volgende ochtend zaten Harrie en ik naast elkaar op het vliegveld en we zeiden tegen elkaar: ‘Wat is ons allemaal overkomen? We hebben toch geen ruzie?’ Nee, dat hadden we niet. ‘Zullen we maar gewoon verder gaan dan?’ Het is goed tussen Harrie en mij. Ik snap ook dat er de afgelopen jaren is ingezoomd op de strijd tussen Harrie en mij. Het is natuurlijk ook een aparte situatie dat we bij grote toernooien eerst teamgenoten zijn op de teamsprint en daarna elkaars grootste concurrenten op de individuele sprint. Het is uniek dat de beste sprinters allebei uit Nederland komen. En ja, in Parijs zal ik het ook weer tegen Harrie op moeten nemen. Hij is de te kloppen man op de sprint. Jarenlang, tot en met de Spelen in Tokio, ontliepen we elkaar heel weinig. Ik probeer niet te veel met hem bezig te zijn, maar voornamelijk te kijken naar mezelf. Hoe kan ik me nog ontwikkelen? Wat kan ik bedenken om hem te verslaan? Met Harrie, maar ook met Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Nils van ’t Hoenderdaal, oud-bondscoach René Wolff en alle anderen met wie wij als baansprinters de groei hebben doorgemaakt, heb ik een band voor de rest van m’n leven. Door de manier waarop wij onze sport beleven, door de wijze waarop we dag in dag uit elkaar op een hoger niveau hebben gebracht. Ook buiten het fietsen om is die klik er. Roy heeft na de Spelen een barbecue georganiseerd, we hebben het ook gezellig samen.” Rugklachten Vanaf de WK tot en met de recordpoging is het stuur voor de kilometer niet meer van mijn fiets geweest. Mijn trainingsschema’s waren de afgelopen tijd daardoor anders dan die van de andere sprinters. Vanaf nu gaat het vizier op de Spelen, waar we op de teamsprint uiteraard onze titel willen prolongeren. Roy, Harrie en ik weten precies wat we daarvoor moeten doen. Als wij allemaal ons niveau halen, zijn we in principe onverslaanbaar. Het klinkt misschien arrogant als ik zeg: zet ons met z’n drieën bij elkaar en het kan bijna niet missen. Wat een luxe om dat uit te kunnen spreken. We zullen veel samen gaan trainen en proberen het beste in elkaar naar boven te brengen de komende tijd, zoals we dat voor de Spelen in Tokio ook deden. Het traject zal er wel iets anders uitzien, aangezien ik ook geregeld in Spanje wil trainen, waar Shanne en ik een appartement hebben. Ik vind het fijn om af en toe in een andere omgeving te trainen, dat is ook weer verfrissend. Ik zal me in elk geval heel erg focussen op de juiste dingen doen, fysiek weer zo goed worden als mogelijk. Dan kan ik weer strijden om het goud, met de teamsprint en individueel. Het einde van mijn topsportcarrière komt langzaamaan in zicht. Ik ben dertig, kijk ook wel uit naar een leven zonder de fiets. Om mijn sport op het niveau te doen zoals ik dat al jaren doe, is heel intensief. Ik merk dat ook aan mijn lichaam, heb mezelf zo belast dat ik last krijg van slijtage. Vooral mijn rug is vaak pijnlijk. Met name als ik toewerk naar een piekmoment, waarin ik zoveel van mijn lichaam vraag, gaat alles pijn doen. Topsport is niet gezond. En als je ziet hoe bizar het niveau is toegenomen in het baanwielrennen de afgelopen tien jaar... Ik denk dat we tegen het maximale aanzitten van wat een menselijk lichaam aankan. Als je ziet hoe wij tekeergaan op de sprint. En toch zal de sport ook nadat ik ben gestopt zich weer doorontwikkelen. Ik ben niet bang dat ik na m’n carrière rondloop met chronische rugklachten. Veel van de lichamelijke ongemakken komen ook voort uit het feit dat ik nu simpelweg te veel spieren heb, de spierspanning is zo hoog. Als ik straks mijn lichaam rust kan gunnen, zal die afnemen. Na de Spelen in Tokio heb ik al gemerkt dat ik in het dagelijks leven nergens last van had toen het fietsen op een lager pitje stond. Dat stelde me ook gerust. Of Parijs mijn laatste kunstje wordt, weet ik nu nog niet. Het zal sowieso mijn derde en laatste deelname aan de Spelen zijn. Misschien gun ik me erna eerst weer even rust en bedenk ik dan weer iets. Bij mij weet je het maar nooit als ik ergens een uitdaging in zie.” Trouwen “Ik realiseer me steeds meer dat ik zoveel te danken heb aan mijn sport. Negen wereldtitels, olympisch goud en zilver, het wereldrecord. Allemaal geweldig. Maar ik heb ook mijn vriendin leren kennen dankzij de topsport. Wat nog ontbreekt is een ring om mijn en haar vinger, ja. Dat is nu nog even lastig te plannen, ik ben nog even heel egoïstisch bezig. Trouwen is iets voor in mijn nieuwe leven, haha. Dan heb ik meteen weer een mooi nieuw doel. Helden Magazine 69 Het verhaal van Jeffrey Hoogland komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Verder pakten zeilers Bart Lambriex en Floris van de Werken een hattrick aan wereldtitels. Over zeilen gesproken: Marit Bouwmeester keerde terug na de bevalling van haar dochter in 2022 en werd meteen weer Europees kampioen. Feyenoord werd ook kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Jeffrey Hoogland (30) pakte op de Spelen in Parijs goud op de teamsprint. Daarnaast verbeterde hij  vorig jaar in Mexico het wereldrecord op de tijdrit van 1000 meter. Een verhaal over intense pijn, twijfels en een nieuwe goudjacht met de koning van de kilometer. “Na elke kilometer schreeuwt mijn lichaam tegen me: doe dit alsjeblieft nooit meer.” “De pijn die ik voel op de kilometer is niet in woorden uit te drukken. In één minuut sloop je je spieren. Je moet het meemaken om te weten hoe dat voelt. Ik begin vanuit stilstand met een heel zwaar verzet, op zeeniveau vaak 68 tanden voor en 15 achter, versnellingen zitten immers niet op een baanfiets. De eerste ronde gebruik ik om op snelheid te komen, dan denk ik alleen maar: trappen, je moet harder, kom op sneller. De eerste anderhalve ronde is het puur explosief bezig zijn, tot ik een topsnelheid van meer dan 75 kilometer per uur bereik. De tweede ronde gaat nog wel, dan is het zaak dat tempo vast te houden. Maar na vijfhonderd meter begint de verzuring in m’n benen. Bij elke trap meer. In de derde ronde lukt het nog wel om te fietsen, maar daarna kom je op een niveau van fight or flight, dat is een state of mind waarin mensen in paniek kunnen raken. Uit wat voor hout je bent gesneden blijkt in zo’n stresssituatie. De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. In die vierde en laatste ronde knalt het melkzuur zo’n beetje uit m’n oren. Wat ik in die laatste ronde doe, voelt niet eens meer als fietsen. Het is eigenlijk meer mee peddelen, want de pure kracht is weggevloeid. Door de pijn heen, verstand op nul, puur op mentaliteit de finish halen. Dat knokken tegen mezelf is ook wat het mooi en uitdagend maakt. Niet op dat moment, hoor, maar wel als je er, zoals ik nu, op terugkijkt en over nadenkt. 'De natuurlijke reacties van lichaam en geest zijn: Ik moet hier weg, vluchten! Op dat moment komt de oermens in mij naar boven. Door die pijn heen' Die laatste meters voelt het bijna alsof ik niet meer op aarde ben, dan wordt het licht in mijn hoofd. In het begin kijk ik altijd langs en over mijn handen heen. Ik wil zien waar ik heen stuur, dan rij ik ook de meest vloeiende lijn. Maar in de laatste ronde zakt mijn bovenlichaam in door de vermoeidheid. Ik moet de energie letterlijk uit mijn kleine teen halen. Zolang je nog spanning op je benen hebt, voel je dus wel de enorme verzuring, maar op een of andere manier associeer ik die dan nog niet met pijn, dat heb ik geblokkeerd. Maar zodra ik de finish gepasseerd ben en de druk gaat van m’n benen af, dan lijkt het of ze zijn ontploft vanbinnen. Zoveel pijn voel ik dan ineens. Toen ik in 2018 in Apeldoorn voor het eerst wereldkampioen werd op de kilometer kon ik niet eens meer lopen. Ik lag meteen op de grond toen ik van m’n fiets kwam, lopen ging niet meer, ik moest echt worden ondersteund naar het middenterrein. Tegenwoordig gaat dat beter. Hoe zwaarder de versnelling is die ik met de jaren ben gaan ronddraaien, des te beter ik de inspanning aankan. De kilometer is een combinatie van uithoudingsvermogen en kracht. Met een zwaarder verzet draait het meer om kracht en raak ik minder snel buiten adem en ben ik na afloop minder gesloopt. Neemt niet weg dat na elke kilometer mijn lichaam tegen me schreeuwt: doe dit alsjeblieft nooit meer. Na een kilometer heb ik nog een week lang last van mijn lijf, benen en longen. De dagen erna heb ik last van, zoals wij het noemen, de ‘kilokuch’. Een heel droge, nare hoest waar je niets aan kunt doen. Dat geeft wel aan hoe erg ik m’n longen heb gesloopt. Na een week rust ben ik vaak weer het mannetje. Ik weet nog dat ik na mijn eerste wereldtitel op de kilometer meteen met mijn vriendin Shanne Braspennincx op wintersport ging. Pas aan het einde van de vakantie kwam ik weer een beetje op adem. Op een of andere manier ben ik elke keer als er iets te halen valt op de kilometer de pijn van de vorige keer weer vergeten. Nou ja, vergeten... Als ik in de startmachine sta, dan ben ik er niet bang voor. Het wordt natuurlijk niks als je op je fiets zit en je denkt: ik ga zoveel pijn hebben, moet ik wel van start? Ik hou van de uitdaging. Het is een minuut lang all out gaan. Daar kun je heel zenuwachtig van worden, maar mij helpen nervositeit en spanning juist om scherper te worden en me goed te voelen.” Kunst “Ik rij helemaal niet graag een kilometer, tenzij er iets te halen valt. Voor mij is het eigenlijk een bijnummer, aangezien deze discipline na de Spelen van 2004 van de olympische agenda verdween. Ik train er ook niet echt voor, vaak gaat een dag voor de WK het stuur voor de kilometer pas op m’n fiets. Lange tijd heb ik ook niet heel erg op de aerodynamica gelet wat betreft mijn houding op de fiets. Het was vaak gewoon: hard van start gaan, daarna op het stuur gaan liggen en dan komt het wel goed. Sinds ik in 2015 bij de EK voor het eerst de kilometer reed, ben ik ongeslagen. Als ik start, win ik goud. Bizar. Ik krijg geregeld de vraag of ik gemaakt ben voor de kilometer. Eigenlijk ben ik gemaakt voor de 500 meter, ik moet alleen nog twee rondjes langer door. Ik heb van jongs af aan, ook door mijn achtergrond als BMX’er, een goede start. Daarnaast heb ik als sprinter veel power. In de teamsprint neem ik altijd de derde ronde voor mijn rekening. Maar ik moet wel zeggen dat een kilometer echt wel zwaarder is dan de teamsprint. Het is een ronde langer en ik moet alles zelf doen. Op de teamsprint zit ik eerst in de slipstream van starter Roy van den Berg en van Harrie Lavreysen, die de tweede ronde voor z’n rekening neemt. Vergeleken bij de kilometer rij ik de eerste twee rondes op de teamsprint redelijk ontspannen, daarna ben ik aan de beurt en moet ik een ronde knallen. Maar goed, die teamsprint helpt natuurlijk wel om een goede kilometer te rijden. Voorheen moesten baanrenners het op de kilometer juist hebben van de laatste twee ronden. Er werd destijds met lichtere verzetten gereden, renners met meer inhoud gingen vaak wel twee seconden langzamer van start. Die achterstand maakten ze op het einde wel goed op de pure sprinters, die dan inkakten. Tegenwoordig is het materiaal veel verder ontwikkeld. De fiets, de aerodynamische pakken en helmen zorgen ervoor dat een sprinter langer zijn snelheid vast kan houden. Daarnaast wordt er op een hoger niveau getraind, lukt het om een zwaarder verzet rond te blijven trappen. De snelheden zijn hoger en worden langer vastgehouden. Daardoor zijn de jongens van de langere adem nu kansloos. Het is: alles aanspannen in dat lijf en gaan. Het is eigenlijk een soort kunst geworden.” Wereldrecord “Nadat ik dit jaar in Glasgow mijn vierde wereldtitel op de kilometer pakte, dacht ik: en nu kunnen we voor het wereldrecord gaan. François Pervis reed op 7 december 2013 in het Mexicaanse Aguascalientes, een baan op 1700 meter boven zeeniveau, een tijd van 56,303. Een bizar snelle tijd, maar ik dacht al een tijdje dat het mogelijk was die tijd te verbeteren, omdat we tien jaar verder zijn, het materiaal beter is en de renners weer sterker en sneller zijn. Ik had wel een voorwaarde voordat ik het record aan zou vallen: ik moest in Glasgow eerst de wereldtitel prolongeren. Ik vond het niet kunnen om het wereldrecord aan te vallen, terwijl ik niet eens de beste van de wereld was. Dat was mijn eer te na. Daardoor kwam er ook extra druk op de kilometer bij de WK. Toen ik op 8 augustus mijn vierde wereldtitel pakte, kon ik de aanval op het wereldrecord aankondigen. Het was een late call. Veel moest nog geregeld worden om op 31 oktober het record aan te kunnen vallen in Aguascalientes. Het begon met het scheppen van de voorwaarden. Mijn management House of Sports en Shanne, die ook heel goed is in het regelen en organiseren, hebben mij daar heel erg bij geholpen. Ik ben heel dankbaar dat mooie partners als AP Support, de Nederlandse Loterij, AGU, Yamaha, Omnisport, HiPRO en de KNWU mij hebben ondersteund, waardoor ik een wedstrijd helemaal voor mij alleen in Mexico kon organiseren. Normaal gesproken hebben Shanne en ik het thuis nooit over fietsen, maar dat was de afgelopen tijd wel anders. In tegenstelling tot voorheen ben ik in aanloop naar de wereldrecordpoging natuurlijk wel heel intensief gaan trainen op de kilometer. Het kilometerstuur zat standaard op mijn fiets. We hebben gekeken naar mijn houding, die kon aerodynamischer. Het was beter om mijn hoofd minder omhoog te houden dan ik gewend was en dus ook minder ver vooruit te kijken. Dat was weer een heel andere houding, was wennen. Daar hebben we eerst op de roller en daarna op de baan heel hard aan gewerkt. Dat het dan lukt, in een tijd van 55,433, 0,896 seconden sneller dan het oude record, is de ultieme bekroning.” Burn-out “De aanval op het wereldrecord was de afgelopen tijd een mooie prikkel. Na de Spelen had ik juist moeite om gemotiveerd te blijven. Tien jaar lang had ik heel intensief voor mijn sport geleefd. Mensen weten nog hoe het was tijdens de lockdown, dat ineens jouw wereldje heel klein werd. Dat is eigenlijk hoe mijn leven al jaren was. Alles stond in het teken van het fietsen, voor andere dingen was amper ruimte. Het is heftig om jarenlang jezelf restricties op te leggen, binnen een vaste structuur te leven en amper tijd voor sociale contacten te hebben. Wij hadden de ambitie om de beste te worden op de teamsprint, gingen nog extremer te werk om ons grote doel te halen. Ik ben juist iemand die van nature op z’n tijd wat afleiding nodig heeft, moet soms m’n hoofd leegmaken. Voor mij betekent dat: af en toe lekker crossen met de motor of afspreken met vrienden. Ik word gek als ik dag in dag uit met maar één ding bezig ben. Tot en met de Spelen in Tokio moest dat allemaal wijken. Mijn leven draaide om fietsen, fietsen en nog eens fietsen. Ons grote doel, goud winnen op de teamsprint, haalden we. Daarnaast pakte ik zilver op de sprint. Ik was in mijn beste vorm ooit in Tokio, was zo trots op wat ik had bereikt, maar merkte ook dat ik op het randje zat van wat tegenwoordig vaak al snel als een burn-out wordt bestempeld. Ik was er na de Spelen even klaar mee om alleen maar met fietsen bezig te zijn, was al heel erg blij met mijn carrière en zag ertegen op om meteen weer aan een nieuwe olympische cyclus te moeten beginnen. En ik moest er niet aan denken meteen weer als een kluizenaar te leven voor m’n sport, vond het ook belangrijk om ‘mens’ te zijn, om er te zijn voor mijn vrienden, die al die jaren begrip toonden voor mijn leven als topsporter. Daar ben ik ze enorm dankbaar voor, maar tegelijkertijd had ik wel vaak het gevoel dat ik iets miste. Het zette me ook aan het denken en al voor de Spelen realiseerde ik me dat het leven uit meer bestaat dan fietsen. Ik had daar ook gesprekken over met mijn vrienden na Tokio. Ik vertelde dat ik het gewoon niet meer leuk vond, dat ik er zo klaar mee was en dat het in aanloop naar de Spelen zo extreem zwaar was geweest. En dat alleen maar om zo’n medaille te halen, zei ik. Ik ging die medailles downgraden, dacht: zijn die het waard om daar zoveel voor op te geven? Mijn vrienden probeerden me op te beuren, zeiden: ‘Je hebt toch iets moois bereikt? Wij hebben ons werk en dat is ook niet altijd zaligmakend.’ Mijn gevoel om het fietsen even op een lager pitje te zetten, werd versterkt door Shanne. Zij was in Tokio olympisch kampioen geworden op de keirin, had een enorm voldaan gevoel, maar stond er na terugkomst net zo in als ik: er is meer in het leven. En natuurlijk is het ook makkelijker om zo te denken als je allebei olympisch goud thuis hebt liggen. Voor Tokio hadden Shanne en ik een huis gekocht in Haarle, vlakbij Nijverdal waar mijn roots liggen, met het plan dat na de Spelen te gaan verbouwen. In eerste instantie dachten we een paar dingen aan te passen, maar het mondde uit in een gigantische verbouwing. Ik deed veel dingen zelf en was dus heel veel tijd kwijt aan ons huis. Ik trainde wel, maar mijn focus lag lange tijd meer op de verbouwing dan op het fietsen. En dan is het volkomen logisch dat ik op de sprint eerder werd uitgeschakeld dan ik gewend was en ik niet het niveau had van voorheen. Eigenlijk vond ik het ook wel prettig om bijna twee seizoenen zonder druk en verwachtingen te fietsen, op een gegeven moment verwachtte voor mijn gevoel niemand meer iets van mij en dat vond ik prima. De verklaring was simpel: ik was niet helemaal goed bezig met mijn sport.” Legacy “Ik had nog de ambitie om naast de teamsprint ook individueel olympisch goud te pakken, maar daarvoor moest eerst het vuurtje in mij weer gaan branden. En dat duurde even. Dit jaar ging ik al wel weer mee in het stramien van wereldbekerwedstrijden rijden, ik sloot weer echt aan bij de jongens. Al moest ik ook nog af en toe thuis zijn voor de finishing touches van de verbouwing. In aanloop naar de WK begon ik ook weer echt hard te trainen. Mijn coach Mehdi Kordi heeft ook een belangrijke rol gespeeld om dat vuurtje weer te laten branden. Hij was het die steeds begon over het wereldrecord op de kilometer. ‘Je hebt een mooie carrière, maar je kunt ook echt een legacy nalaten als je dat record pakt. Jij bent de beste op de kilometer, wil je dat record dan niet?’ Bij dat record dacht ik altijd: dat is een belachelijk snelle tijd. Ik wist natuurlijk ook dat het op hoogte was gerealiseerd en rijden in ijle lucht maakt een groot verschil met sprinten op zeeniveau. Ik dacht dat ik de capaciteiten had om het te kunnen verbeteren, wachtte op een moment dat ik het record aan zou kunnen vallen, maar er waren de afgelopen jaren simpelweg geen wedstrijden meer op grote hoogte. Doordat Mehdi er steeds over begon, dacht ik: misschien moet ik zelf dan maar de omstandigheden creëren om het record aan te vallen. En toen dat in mijn hoofd ging zitten, had ik weer een doel om voor te trainen. De gedachte aan het record heeft mij de afgelopen tijd op de been gehouden als topsporter. Mehdi heeft dat heel slim gedaan. Ik had dat zetje echt nodig. De aanval op dat record zorgde er ook voor dat ik gemotiveerd ben om er alles uit te halen op weg naar de Spelen. Ik wil in Parijs nog één keer de beste Jeffrey laten zien. Als ik dit record niet had gehad om naar toe te leven, was het maar de vraag of die nog tevoorschijn zou komen.” Onrust “Bij de WK in Glasgow haalde ik naast onze wereldtitel op de teamsprint en het goud op de kilometer nog op een andere manier het nieuws. Er werd breed uitgemeten dat er een bom was gelegd onder de succesvolle teamsprint, dat het niet goed zat tussen Harrie en mij door uitspraken die ik deed. Ik heb in Glasgow dingen geroepen uit emotie, waardoor onrust ontstond. Ik had helemaal geen zin om erover te praten, maar heb ik toch uitspraken gedaan, ook omdat ik de sprint nog niet helemaal had verwerkt. Dan zei ik: Harry was voor mij de afgelopen twee jaar geen realistische sparringpartner meer, ik kreeg training na training op mijn flikker en dat motiveert ook niet. En ik riep dat het ieder voor zich was. Uitspraken uit pure emotie. Harrie is de beste van de beste op de sprint. Als ik me dan ook nog een tijd focus op de verbouwing van ons huis, dan is het niet raar dat je op je donder krijgt. Met mijn uitspraken gingen de journalisten daarna natuurlijk naar Harrie en voor we het wisten, bestond in de media het beeld dat er ruzie in de tent was. De volgende ochtend zaten Harrie en ik naast elkaar op het vliegveld en we zeiden tegen elkaar: ‘Wat is ons allemaal overkomen? We hebben toch geen ruzie?’ Nee, dat hadden we niet. ‘Zullen we maar gewoon verder gaan dan?’ Het is goed tussen Harrie en mij. Ik snap ook dat er de afgelopen jaren is ingezoomd op de strijd tussen Harrie en mij. Het is natuurlijk ook een aparte situatie dat we bij grote toernooien eerst teamgenoten zijn op de teamsprint en daarna elkaars grootste concurrenten op de individuele sprint. Het is uniek dat de beste sprinters allebei uit Nederland komen. En ja, in Parijs zal ik het ook weer tegen Harrie op moeten nemen. Hij is de te kloppen man op de sprint. Jarenlang, tot en met de Spelen in Tokio, ontliepen we elkaar heel weinig. Ik probeer niet te veel met hem bezig te zijn, maar voornamelijk te kijken naar mezelf. Hoe kan ik me nog ontwikkelen? Wat kan ik bedenken om hem te verslaan? Met Harrie, maar ook met Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Nils van ’t Hoenderdaal, oud-bondscoach René Wolff en alle anderen met wie wij als baansprinters de groei hebben doorgemaakt, heb ik een band voor de rest van m’n leven. Door de manier waarop wij onze sport beleven, door de wijze waarop we dag in dag uit elkaar op een hoger niveau hebben gebracht. Ook buiten het fietsen om is die klik er. Roy heeft na de Spelen een barbecue georganiseerd, we hebben het ook gezellig samen.” Rugklachten Vanaf de WK tot en met de recordpoging is het stuur voor de kilometer niet meer van mijn fiets geweest. Mijn trainingsschema’s waren de afgelopen tijd daardoor anders dan die van de andere sprinters. Vanaf nu gaat het vizier op de Spelen, waar we op de teamsprint uiteraard onze titel willen prolongeren. Roy, Harrie en ik weten precies wat we daarvoor moeten doen. Als wij allemaal ons niveau halen, zijn we in principe onverslaanbaar. Het klinkt misschien arrogant als ik zeg: zet ons met z’n drieën bij elkaar en het kan bijna niet missen. Wat een luxe om dat uit te kunnen spreken. We zullen veel samen gaan trainen en proberen het beste in elkaar naar boven te brengen de komende tijd, zoals we dat voor de Spelen in Tokio ook deden. Het traject zal er wel iets anders uitzien, aangezien ik ook geregeld in Spanje wil trainen, waar Shanne en ik een appartement hebben. Ik vind het fijn om af en toe in een andere omgeving te trainen, dat is ook weer verfrissend. Ik zal me in elk geval heel erg focussen op de juiste dingen doen, fysiek weer zo goed worden als mogelijk. Dan kan ik weer strijden om het goud, met de teamsprint en individueel. Het einde van mijn topsportcarrière komt langzaamaan in zicht. Ik ben dertig, kijk ook wel uit naar een leven zonder de fiets. Om mijn sport op het niveau te doen zoals ik dat al jaren doe, is heel intensief. Ik merk dat ook aan mijn lichaam, heb mezelf zo belast dat ik last krijg van slijtage. Vooral mijn rug is vaak pijnlijk. Met name als ik toewerk naar een piekmoment, waarin ik zoveel van mijn lichaam vraag, gaat alles pijn doen. Topsport is niet gezond. En als je ziet hoe bizar het niveau is toegenomen in het baanwielrennen de afgelopen tien jaar... Ik denk dat we tegen het maximale aanzitten van wat een menselijk lichaam aankan. Als je ziet hoe wij tekeergaan op de sprint. En toch zal de sport ook nadat ik ben gestopt zich weer doorontwikkelen. Ik ben niet bang dat ik na m’n carrière rondloop met chronische rugklachten. Veel van de lichamelijke ongemakken komen ook voort uit het feit dat ik nu simpelweg te veel spieren heb, de spierspanning is zo hoog. Als ik straks mijn lichaam rust kan gunnen, zal die afnemen. Na de Spelen in Tokio heb ik al gemerkt dat ik in het dagelijks leven nergens last van had toen het fietsen op een lager pitje stond. Dat stelde me ook gerust. Of Parijs mijn laatste kunstje wordt, weet ik nu nog niet. Het zal sowieso mijn derde en laatste deelname aan de Spelen zijn. Misschien gun ik me erna eerst weer even rust en bedenk ik dan weer iets. Bij mij weet je het maar nooit als ik ergens een uitdaging in zie.” Trouwen “Ik realiseer me steeds meer dat ik zoveel te danken heb aan mijn sport. Negen wereldtitels, olympisch goud en zilver, het wereldrecord. Allemaal geweldig. Maar ik heb ook mijn vriendin leren kennen dankzij de topsport. Wat nog ontbreekt is een ring om mijn en haar vinger, ja. Dat is nu nog even lastig te plannen, ik ben nog even heel egoïstisch bezig. Trouwen is iets voor in mijn nieuwe leven, haha. Dan heb ik meteen weer een mooi nieuw doel. Helden Magazine 69 Het verhaal van Jeffrey Hoogland komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Verder pakten zeilers Bart Lambriex en Floris van de Werken een hattrick aan wereldtitels. Over zeilen gesproken: Marit Bouwmeester keerde terug na de bevalling van haar dochter in 2022 en werd meteen weer Europees kampioen. Feyenoord werd ook kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Zeilen

Marit Bouwmeester: Mama Marit op medaille jacht

Marit Bouwmeester (35) is de succesvolste Nederlandse zeilster ooit. Ze won olympisch goud, zilver en brons, werd vier keer wereldkampioen en vijf keer Europees kampioen. Haar laatste Europese titel veroverde ze niet lang nadat ze moeder was geworden van dochter Jessie Mae. Victoria Koblenko ging op bezoek. Jij komt uit een gezin van vijf. Werd sport als hoofdgerecht opgediend in jullie gezin? “Mijn ouders waren geen fanatieke zeilers, maar wel sportfanaten. We komen uit Friesland, deden van alles; mijn broer, zus en ik. Korfballen bijvoorbeeld.” Jullie gingen alle drie ook zeilen. Hoe is zeilen in het gezin geïntroduceerd? “Opa deed mee aan de Sneekweek en mijn broer Roelof riep: ‘Dat wil ik ook!’ Mijn ouders hebben het begrip positief stimuleren uitgevonden, dus niets was te gek voor hen. We gingen naar de lokale zeilschool. Eerst mijn broer, daarna ik en later mijn zus. Onze ouders werden vrijwilliger bij de zeilschool en niet veel later hadden we ook een boot. Ik heb me pas veel later gerealiseerd dat het voor onze ouders financieel soms best een uidaging was. Ga maar na: drie kinderen die zeilen, af en toe buitenlandse reizen erbij.” Je was zes toen je begon en kwam op je twaalfde al in de nationale jeugdselectie terecht. “Ik was het enige meisje en kwam niet uit het westen, maar uit Friesland. Ik kwam er ook als laatste bij. Het was spannend, maar daardoor heb ik toen al leren vechten. Er waren betere zeilsters, dat stimuleerde me enorm.” Je promoveerde van Jong Oranje naar de echte kernploeg. “Ik was nooit de beste, het was bij mij in die tijd eigenlijk altijd ‘net niet’. Terugkijkend was dat mijn geluk. Ik moest er namelijk heel hard voor werken. Iedereen die meer talent had en van wie werd verwacht dat hij of zij het zou maken, heeft het niet gered. Ik haalde het door mijn doorzettingsvermogen. Mijn broer en zus zijn ook van die alleskunners. Ik oefende dag en nacht om te kunnen opboksen tegen mensen die veel dingen met twee vingers in de neus kunnen. Maar goed, met heel hard je best doen, kun je een eind komen, heb ik wel bewezen.” Voor het zeilen moest je al op jonge leeftijd de wereld over. Hoe vonden je ouders dat? “Ik ben in een heel veilige omgeving opgegroeid, maar moest op mijn dertiende al in mijn eentje op reis voor wedstrijden in Amerika en Dubai. Best avontuurlijk. Zeker als je bedenkt dat het nog niet de tijd was dat je met een smartphone iedereen op de hoogte kon houden. Ik had een belkaart en als ik een aansluitende vlucht miste in Amerika kwamen m’n ouders er vaak 24 uur later achter waar ik zat en waarom. Mijn ouders hadden vertrouwen in me, lieten me vrij, daardoor leerde ik snel volwassen beslissingen nemen.” Grensverleggend Je eerste coach, Mark Littlejohn, zei: ‘Er is geen tijd om lang te doen over volwassen worden. Je moet snel rationeel met situaties omgaan. Als een robot. Maakt niet uit of je blij bent of verdrietig, je moet doen wat je moet doen.’ Kon je met die aanpak meteen uit de voeten? “Ik was zestien, ben op een Engelsman afgestapt die goud had gewonnen en vroeg: hoe word ik olympisch kampioen? Dat was Mark. Hij omarmde mijn drive. We gingen intensief samenwerken. Hij huurde ex-olympisch kampioenen in om mij te leren wat topsport was. Ik mocht tegen al die toppers varen, maar verliezen was geen optie.” Was het niet te extreem voor een puberbrein? “Ik zou het nu nog steeds wel accepteren. Het was wel extreem, maar ik geloofde en geloof daar wel in. Ik zo het zo weer doen op die manier. Topsport is in mijn ogen ook: grensverleggen. Dat is part of the deal.” Het wierp ook zijn vruchten af, want je werd in 2011 de jongste wereldkampioen in de Laser Radial-klasse. “Het ging in een stijgende lijn, ik won alles. Totdat ik ineens tweede werd op de Spelen in 2012. Toen was ik in shock.” Jij was midden twintig, maar je coach vond het hebben van een relatie je prestaties op het water in de weg staan. Hoe kijk je ruim tien jaar later terug op zijn manier van coaching? “Hij was heel charismatisch en heel manipulatief. Er hoorden geen concessies bij topsport. Wellicht projecteerde hij zijn eigen gemiste kansen op mij. Zijn vrouw had hem ooit gevraagd niet naar een wedstrijd in Australië te gaan, waar hij zich had kunnen kwalificeren voor de Spelen. Het feit dat ik een relatie kreeg met topzeiler Ben Ainslie was net aan oké, maar het werd aan alle kanten gemanaged.” 'Mijn ex-coach was heel charismatisch en manipulatief. Er hoorden geen concessies bij topsport. Wellicht projecteerde hij zijn eigen gemiste kansen op mij' Mark Littlejohn liet jou via Skype weten dat hij stopte als je coach, omdat hij ging werken met een van de concurrenten nadat je zilver won. Hij noemde je ‘een loser die toch nooit olympisch kampioen zou worden’. Hoeveel impact had dat op je? “Het was het begin van een pittige periode. Bij tegenslag heb je altijd een keuze: kies je voor de slachtofferrol of maak je een nieuw plan? Maar dat weet ik nu achteraf. Ik was zestien toen ik bij hem aanklopte en had het hele recept van hoe ik kampioen moest worden bij hem gelaten. Ik had nooit zelf nagedacht.” Badbevalling Dat je het ook zelf kon, bewees je wel. In 2016 werd je olympisch kampioen, je werd nog drie keer wereldkampioen en pakte olympisch brons in 2021. Na de Spelen in Tokio was er ruimte voor je kinderwens. Hoe is dat proces als je aan de top van je sport staat? “Ik was toen 33 en ging rekenen. De Spelen waren net achter de rug, de volgende waren over drie jaar. Ik bedacht: het kost twee jaar om terug op topniveau te komen, dus stel dat het me gegeven is om zwanger te worden, dan is het nu ideaal, want dan ben ik weer topfit op de volgende Spelen.” Je raakte al snel zwanger en in mei 2022 kwam jullie dochtertje Jessie Mae ter wereld. Hoe heb je als topsporter je bevalling voorbereid? “Mijn bevalling heb ik aangepakt als een olympische campagne. Ik ben zelfs op mijn bevaldatum nog gaan sporten met het idee dat hoe langer ik door zou trainen, des te sneller ik weer op niveau zou zitten na de bevalling. Ik heb experts gesproken over wat de beste manier was om te bevallen met het oog op een snel herstel.” Lachend: “De badbevalling duurde uiteindelijk achttien uur, mijn langste badsessie ooit.” Is het gevoel van moeder worden te vergelijken met olympisch kampioen worden? “Dat is lastig vergelijken... Ik heb me nog nooit tegelijkertijd zo kwetsbaar en sterk gevoeld als vlak na de geboorte van onze dochter. Dan liep i over straat en dacht bij elke vrouw met kinderen: wow, jij hebt het gewoon gedaan. Ik dacht als ik een vrouw met een klein kindje zag, meteen: wij zijn zo sterk!” Jij koos al heel snel weer voor de topsport, ging al snel na de bevalling weer hard trainen. Heb je last gehad van de ‘moedermaffia’? “Ja, dat wel. Na zes weken wilde ik mijn hormonenachtbaan afbouwen en dus stopte ik met borstvoeding. De meningen die mensen daar over hadden, vond ik wel heftig.” Ik durf het bijna niet te vragen, maar wanneer begon je weer met trainen? “Na twee weken ben ik weer begonnen met voorzichtig trainen. Er ging een wereld voor me open. Al die vrouwelijke klachten daar beneden... Bizar. Niemand vertelt je hoe dat snel moet helen. Dus ik heb mijn fysieke trainers er een project van laten maken. Francoise en Jorgos hebben me toen onwijs geholpen. Van bekkenbodemfysio tot allerlei apparaatjes die me hielpen.” Lachend: “Er was één keer een hilarisch moment: ik had een koffer vol van die speeltjes mee op trainingskamp. Bij de douane dacht ik: maak de koffer alsjeblieft niet open, want ik weet niet hoe ik al die elektrostimulatie, kegels en spelletjes moet uitleggen...” Het is dus niet zo vreemd dat jij als bloedfanatiek en als een trainingsbeest wordt bestempeld. “Bij mij is het al jarenlang: twee trainingssessies per dag, zes dagen op rij. Maar er is wel wat veranderd. Vroeger zei ik: mijn lichaam moet naar mij luisteren, tegenwoordig is het andersom. Ik mag niet te veel druk op de wervelkolom hebben. Er zijn twee wervels die iets sneller schuiven. Daar doe ik elke dag oefeningen voor. Collateral damage van topsport is ook dat het kraakbeen van mijn knieën wat is aangetast.” Je werd in mei niet lang na je comeback meteen alweer Europees kampioen en bij de WK in Scheveningen lag je lang op medaillekoers, maar werd je uiteindelijk net vierde. Volgend jaar zijn de Spelen, wanneer weet je definitief dat jij je op kan maken voor je vierde deelname? “Op 12 januari weet ik of ik erbij ben in Marseille, waar het olympisch zeiltoernooi wordt gehouden volgend jaar. Op 5 januari begint de WK in de ILCA 6-klasse, voorheen de Laser Radial. 31 december vertrek ik al richting Argentinië, waar het toernooi wordt gehouden. Dat wordt een lekker saai oud & nieuw. Mijn hele team gaat al met kerst die kant op en ik arriveer later om nog wat langer met die kleine samen te zijn. We hebben afgesproken dat Jessie niet meegaat naar prestatie-evenementen.” Betekent dat dat jullie dochter wel meegaat als je op trainingskamp bent? “Ja. Ik heb een oppas van goud, zij is een vriendin van een van mijn fysieke trainers. Ze weet wat topsport inhoudt, het meereizen met trainingskampen is practice what you preach.” ‘Mijn bevalling heb ik aangepakt als een olympische campagne. Ik ben zelfs op mijn bevaldatum nog gaan sporten’ Hip & happening Jij ligt mijlenver voor op de concurrentie in eigen land. Er mag één zeiler per klasse namens Nederland naar de Spelen. Zijn die zeilklassen eigenlijk met hun tijd meegegaan? “Ik denk dat het beter zou zijn om minder klassen voor vrouwen te hebben, maar zeilen is best een conservatieve sport. Zeilen heeft moeite met verandering, op vele vlakken. Je kunt de sport met de huidige technologie best kijkvriendelijker maken, bijvoorbeeld door het gebruik van drones. Het zeilen kan heel hip & happening gemaakt worden, maar het zijn vaak de oudere mensen die de scepter zwaaien in onze sport.” Zie jij kansen voor jezelf om bij te dragen aan die vernieuwing? “We zijn met mijn team gestart om de sport meer meetbaar te maken. Daarnaast komt er een Marit Bouwmeester Academy om de sport toegankelijker te maken. Zeilen heeft nog steeds een elitair imago en ik wil ertoe bijdragen die drempel te verlagen.” Is dit het fundament voor een carrière na de topsport? “Ja, ik wil graag iets terugdoen voor de sport. Ik heb deze droom van mij gedeeld met het Watersportverbond en zij waren heel erg enthousiast. Inmiddels ben ik ook in gesprek met diverse mooie bedrijven om dit goed neer te kunnen zetten. Met de stoomversnelling waarin het nu is beland, hopen we komende zomer los te gaan met een evenement waar kids de hele zomer kunnen komen om te zeilen. Wij leveren de boten en coaches. Het is puur voor de fun, puur om kennis te maken met het zeilen.” Wat heeft het zeilen jou gebracht? “Zeilen heeft me veel plezier gebracht, veel van de wereld laten zien. Mijn passie is mijn beroep geworden en dat is een voorrecht.” Je geeft veel inspirerende lezingen voor bedrijven. Wat geef je mee over je mindset? “Ik vind sportpsychologie enorm interessant. Je bent een eigen rem op je prestatie. Je krijgt de lessen gemakkelijk aangereikt in sport, maar in het bedrijfsleven is het niet altijd duidelijk waar verbeterpunten liggen. Hoe kun je optimaal presteren? Ik geloof in de ‘groeimindset’. Je moet dingen leren zien als uitdagingen, de kracht van ‘nog niet’.” Je doelt op de professor Carol Dweck-methode? “Precies! Inzetten op feedback in plaats van de prestatie, geloof hebben in de learning curve. Snel schakelen na een tegenslag is gewoon te trainen. Ik droom van nog een olympische medaille, maar moet me eerst op korte termijn focussen op een taak.” Hoe heeft het jou geholpen om met de dieptepunten om te gaan? “Je hebt altijd een keuze tussen de letters U en B. Kies je voor de Uitdagingen of voor de Bedreigingen?” Beschrijf de periode eens waarin de uitdagingen zich opstapelden? Je coach verliet je, je relatie met de eerdergenoemde zeiler ging uit, je werd zestiende op de WK, terwijl je daarvoor alles won. Hoe klim je uit zo’n dal? “Ik had niet in de gaten dat ik in de slachtofferrol zat. De mensen die mij van informatie voorzagen, liepen allemaal bij me weg. Met mijn familie heb ik een stappenplan gemaakt. De oude coach van mijn broer, Jaap Zielhuis, liet me zelf nadenken, om zo van afhankelijk naar onafhankelijk te gaan. Stap voor stap leerde ik taakgericht te werk te gaan. Voor die tijd stond ik ook nooit stil bij successen.” Hoeveel tijd zat er tussen het dieptepunt en opnieuw winnen? “We zijn in het najaar van 2013 begonnen en in de zomer van 2014 werd ik wereldkampioen.” Wat waren de uitdagingen? “Ik dacht altijd: als ik alles goed doe, dan win ik. Daarna beredeneerde ik: en toch kan iemand het dan nog beter doen dan ik. Ik was altijd bezig met het zeilen van de race van mijn leven op de Spelen. Ik realiseerde me dat die gedachte voor veel te veel druk zorgt. Dan bedacht ik: als ik mijn niveau dermate opkrik in de jaren ervoor, dan kan ik op tachtig procent ook nog winnen. Ik heb geen controle over mijn tegenstanders, maar als ik niet daadkrachtig of slagvaardig ben, verlies ik sowieso. Als je de doelen zo formuleert, is verlies makkelijker te dragen. Door zo te redeneren heb ik het proces naar mezelf toe gehaald. Ik evalueer het proces in plaats van alleen het resultaat. Het beste recept om over tegenslagen heen te komen, is een heel duidelijk doel en een richting te hebben.” ‘Na twee weken ben ik weer begonnen met voorzichtig trainen. Er ging een wereld voor me open. Al die vrouwelijke klachten daar beneden... Bizar. Niemand vertelt je hoe dat snel moet helen’ Dumbells Je dochter is anderhalf. Ze zal later vast denken: hoe heeft mama het toch geflikt om medailles te winnen terwijl ze er ook voor mij moest zijn. Lachend: “Dat is gelukt door heel hard te hijgen op de fiets. Tijdens corona hebben we een gym gebouwd rondom het huis. Als ik tegenwoordig de farmers walk doe met dumbells, dan doet Jessie me na met gewichtjes van één kilo. En toen ze laatst hard ging hijgen, begreep ik dat ze mij nadeed terwijl ik op de fiets zat te trainen. De discipline krijgt ze van ons met de paplepel ingegoten.” Elke moeder die dit leest, zal zich afvragen hoe jij het doet. Met een peuter thuis en je toch klaarmaken voor de Spelen. “Dat kan ik niet alleen, hoor. Mijn ouders komen uit Friesland om op te passen, zij zijn vervroegd met pensioen gegaan. Daarnaast ben ik Allianz, partner van het Watersportverbond, en mijn privésponsors heel dankbaar. Ze zijn cruciaal in deze olympische campagne. Dankzij hen kan ik het mij onder andere permitteren dat ik een oppas heb en mijn dochter kan meenemen op trainingskampen. En natuurlijk de allerbelangrijkste is mijn partner Diederick. Hij is een geweldige vader, vanaf het begin al. Terwijl ik er even tijd voor nodig had om in mijn moederrol te groeien.” Wat is de succesformule van jullie liefdesrelatie? “Elkaar veel gunnen. En tegelijkertijd is het uitdagend, het ouderschap. We zijn eigenlijk een goedlopend en opererend ‘bedrijf’, maar soms is het uitdagend om ook nog partners te zijn. Dit jaar zijn we tien jaar samen. Topsport trekt me soms de serieuze kant op en dan ben ik gezegend met Diederick zijn humor en luchtigheid. We zijn er voor elkaar, zijn superflexibel en doen niet moeilijk.” Je vierde Spelen komen in zicht... Wordt dit je laatste kunstje? “De Eiffeltoren staat al op mijn nachtkastje, zoals een Cristo Redentor-beeldje ook al maanden voorafgaand aan de Spelen in Rio daar had gestaan. Maar nu ben ik dankbaar dat ik tegelijkertijd het moederschap mag ervaren... Ik weet niet exact wanneer ik ga stoppen, maar gevoelsmatig gok ik dat er niet nog een olympische cyclus in zit. Volgend jaar word ik 36, er is veel slijtage aan mijn lichaam. Hopelijk kan ik mijn carrière met goud afsluiten.” Helden Magazine 69 Het verhaal van Marit Bouwmeester komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug op haar indrukwekkende carrière. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Jeffrey Hoogland is koning op de kilometer. Hij werd voor de vierde keer wereldkampioen op ‘zijn’ afstand en verbeterde het wereldrecord. Een openhartig gesprek met de kilometervreter. Verder pakten zeilers Bart Lambriex en Floris van de Werken een hattrick aan wereldtitels. Feyenoord werd kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis die Novak Djokovic klopte in de finale op Wimbledon in dé wedstrijd van het jaar. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Marit Bouwmeester (35) is de succesvolste Nederlandse zeilster ooit. Ze won olympisch goud, zilver en brons, werd vier keer wereldkampioen en vijf keer Europees kampioen. Haar laatste Europese titel veroverde ze niet lang nadat ze moeder was geworden van dochter Jessie Mae. Victoria Koblenko ging op bezoek. Jij komt uit een gezin van vijf. Werd sport als hoofdgerecht opgediend in jullie gezin? “Mijn ouders waren geen fanatieke zeilers, maar wel sportfanaten. We komen uit Friesland, deden van alles; mijn broer, zus en ik. Korfballen bijvoorbeeld.” Jullie gingen alle drie ook zeilen. Hoe is zeilen in het gezin geïntroduceerd? “Opa deed mee aan de Sneekweek en mijn broer Roelof riep: ‘Dat wil ik ook!’ Mijn ouders hebben het begrip positief stimuleren uitgevonden, dus niets was te gek voor hen. We gingen naar de lokale zeilschool. Eerst mijn broer, daarna ik en later mijn zus. Onze ouders werden vrijwilliger bij de zeilschool en niet veel later hadden we ook een boot. Ik heb me pas veel later gerealiseerd dat het voor onze ouders financieel soms best een uidaging was. Ga maar na: drie kinderen die zeilen, af en toe buitenlandse reizen erbij.” Je was zes toen je begon en kwam op je twaalfde al in de nationale jeugdselectie terecht. “Ik was het enige meisje en kwam niet uit het westen, maar uit Friesland. Ik kwam er ook als laatste bij. Het was spannend, maar daardoor heb ik toen al leren vechten. Er waren betere zeilsters, dat stimuleerde me enorm.” Je promoveerde van Jong Oranje naar de echte kernploeg. “Ik was nooit de beste, het was bij mij in die tijd eigenlijk altijd ‘net niet’. Terugkijkend was dat mijn geluk. Ik moest er namelijk heel hard voor werken. Iedereen die meer talent had en van wie werd verwacht dat hij of zij het zou maken, heeft het niet gered. Ik haalde het door mijn doorzettingsvermogen. Mijn broer en zus zijn ook van die alleskunners. Ik oefende dag en nacht om te kunnen opboksen tegen mensen die veel dingen met twee vingers in de neus kunnen. Maar goed, met heel hard je best doen, kun je een eind komen, heb ik wel bewezen.” Voor het zeilen moest je al op jonge leeftijd de wereld over. Hoe vonden je ouders dat? “Ik ben in een heel veilige omgeving opgegroeid, maar moest op mijn dertiende al in mijn eentje op reis voor wedstrijden in Amerika en Dubai. Best avontuurlijk. Zeker als je bedenkt dat het nog niet de tijd was dat je met een smartphone iedereen op de hoogte kon houden. Ik had een belkaart en als ik een aansluitende vlucht miste in Amerika kwamen m’n ouders er vaak 24 uur later achter waar ik zat en waarom. Mijn ouders hadden vertrouwen in me, lieten me vrij, daardoor leerde ik snel volwassen beslissingen nemen.” Grensverleggend Je eerste coach, Mark Littlejohn, zei: ‘Er is geen tijd om lang te doen over volwassen worden. Je moet snel rationeel met situaties omgaan. Als een robot. Maakt niet uit of je blij bent of verdrietig, je moet doen wat je moet doen.’ Kon je met die aanpak meteen uit de voeten? “Ik was zestien, ben op een Engelsman afgestapt die goud had gewonnen en vroeg: hoe word ik olympisch kampioen? Dat was Mark. Hij omarmde mijn drive. We gingen intensief samenwerken. Hij huurde ex-olympisch kampioenen in om mij te leren wat topsport was. Ik mocht tegen al die toppers varen, maar verliezen was geen optie.” Was het niet te extreem voor een puberbrein? “Ik zou het nu nog steeds wel accepteren. Het was wel extreem, maar ik geloofde en geloof daar wel in. Ik zo het zo weer doen op die manier. Topsport is in mijn ogen ook: grensverleggen. Dat is part of the deal.” Het wierp ook zijn vruchten af, want je werd in 2011 de jongste wereldkampioen in de Laser Radial-klasse. “Het ging in een stijgende lijn, ik won alles. Totdat ik ineens tweede werd op de Spelen in 2012. Toen was ik in shock.” Jij was midden twintig, maar je coach vond het hebben van een relatie je prestaties op het water in de weg staan. Hoe kijk je ruim tien jaar later terug op zijn manier van coaching? “Hij was heel charismatisch en heel manipulatief. Er hoorden geen concessies bij topsport. Wellicht projecteerde hij zijn eigen gemiste kansen op mij. Zijn vrouw had hem ooit gevraagd niet naar een wedstrijd in Australië te gaan, waar hij zich had kunnen kwalificeren voor de Spelen. Het feit dat ik een relatie kreeg met topzeiler Ben Ainslie was net aan oké, maar het werd aan alle kanten gemanaged.” 'Mijn ex-coach was heel charismatisch en manipulatief. Er hoorden geen concessies bij topsport. Wellicht projecteerde hij zijn eigen gemiste kansen op mij' Mark Littlejohn liet jou via Skype weten dat hij stopte als je coach, omdat hij ging werken met een van de concurrenten nadat je zilver won. Hij noemde je ‘een loser die toch nooit olympisch kampioen zou worden’. Hoeveel impact had dat op je? “Het was het begin van een pittige periode. Bij tegenslag heb je altijd een keuze: kies je voor de slachtofferrol of maak je een nieuw plan? Maar dat weet ik nu achteraf. Ik was zestien toen ik bij hem aanklopte en had het hele recept van hoe ik kampioen moest worden bij hem gelaten. Ik had nooit zelf nagedacht.” Badbevalling Dat je het ook zelf kon, bewees je wel. In 2016 werd je olympisch kampioen, je werd nog drie keer wereldkampioen en pakte olympisch brons in 2021. Na de Spelen in Tokio was er ruimte voor je kinderwens. Hoe is dat proces als je aan de top van je sport staat? “Ik was toen 33 en ging rekenen. De Spelen waren net achter de rug, de volgende waren over drie jaar. Ik bedacht: het kost twee jaar om terug op topniveau te komen, dus stel dat het me gegeven is om zwanger te worden, dan is het nu ideaal, want dan ben ik weer topfit op de volgende Spelen.” Je raakte al snel zwanger en in mei 2022 kwam jullie dochtertje Jessie Mae ter wereld. Hoe heb je als topsporter je bevalling voorbereid? “Mijn bevalling heb ik aangepakt als een olympische campagne. Ik ben zelfs op mijn bevaldatum nog gaan sporten met het idee dat hoe langer ik door zou trainen, des te sneller ik weer op niveau zou zitten na de bevalling. Ik heb experts gesproken over wat de beste manier was om te bevallen met het oog op een snel herstel.” Lachend: “De badbevalling duurde uiteindelijk achttien uur, mijn langste badsessie ooit.” Is het gevoel van moeder worden te vergelijken met olympisch kampioen worden? “Dat is lastig vergelijken... Ik heb me nog nooit tegelijkertijd zo kwetsbaar en sterk gevoeld als vlak na de geboorte van onze dochter. Dan liep i over straat en dacht bij elke vrouw met kinderen: wow, jij hebt het gewoon gedaan. Ik dacht als ik een vrouw met een klein kindje zag, meteen: wij zijn zo sterk!” Jij koos al heel snel weer voor de topsport, ging al snel na de bevalling weer hard trainen. Heb je last gehad van de ‘moedermaffia’? “Ja, dat wel. Na zes weken wilde ik mijn hormonenachtbaan afbouwen en dus stopte ik met borstvoeding. De meningen die mensen daar over hadden, vond ik wel heftig.” Ik durf het bijna niet te vragen, maar wanneer begon je weer met trainen? “Na twee weken ben ik weer begonnen met voorzichtig trainen. Er ging een wereld voor me open. Al die vrouwelijke klachten daar beneden... Bizar. Niemand vertelt je hoe dat snel moet helen. Dus ik heb mijn fysieke trainers er een project van laten maken. Francoise en Jorgos hebben me toen onwijs geholpen. Van bekkenbodemfysio tot allerlei apparaatjes die me hielpen.” Lachend: “Er was één keer een hilarisch moment: ik had een koffer vol van die speeltjes mee op trainingskamp. Bij de douane dacht ik: maak de koffer alsjeblieft niet open, want ik weet niet hoe ik al die elektrostimulatie, kegels en spelletjes moet uitleggen...” Het is dus niet zo vreemd dat jij als bloedfanatiek en als een trainingsbeest wordt bestempeld. “Bij mij is het al jarenlang: twee trainingssessies per dag, zes dagen op rij. Maar er is wel wat veranderd. Vroeger zei ik: mijn lichaam moet naar mij luisteren, tegenwoordig is het andersom. Ik mag niet te veel druk op de wervelkolom hebben. Er zijn twee wervels die iets sneller schuiven. Daar doe ik elke dag oefeningen voor. Collateral damage van topsport is ook dat het kraakbeen van mijn knieën wat is aangetast.” Je werd in mei niet lang na je comeback meteen alweer Europees kampioen en bij de WK in Scheveningen lag je lang op medaillekoers, maar werd je uiteindelijk net vierde. Volgend jaar zijn de Spelen, wanneer weet je definitief dat jij je op kan maken voor je vierde deelname? “Op 12 januari weet ik of ik erbij ben in Marseille, waar het olympisch zeiltoernooi wordt gehouden volgend jaar. Op 5 januari begint de WK in de ILCA 6-klasse, voorheen de Laser Radial. 31 december vertrek ik al richting Argentinië, waar het toernooi wordt gehouden. Dat wordt een lekker saai oud & nieuw. Mijn hele team gaat al met kerst die kant op en ik arriveer later om nog wat langer met die kleine samen te zijn. We hebben afgesproken dat Jessie niet meegaat naar prestatie-evenementen.” Betekent dat dat jullie dochter wel meegaat als je op trainingskamp bent? “Ja. Ik heb een oppas van goud, zij is een vriendin van een van mijn fysieke trainers. Ze weet wat topsport inhoudt, het meereizen met trainingskampen is practice what you preach.” ‘Mijn bevalling heb ik aangepakt als een olympische campagne. Ik ben zelfs op mijn bevaldatum nog gaan sporten’ Hip & happening Jij ligt mijlenver voor op de concurrentie in eigen land. Er mag één zeiler per klasse namens Nederland naar de Spelen. Zijn die zeilklassen eigenlijk met hun tijd meegegaan? “Ik denk dat het beter zou zijn om minder klassen voor vrouwen te hebben, maar zeilen is best een conservatieve sport. Zeilen heeft moeite met verandering, op vele vlakken. Je kunt de sport met de huidige technologie best kijkvriendelijker maken, bijvoorbeeld door het gebruik van drones. Het zeilen kan heel hip & happening gemaakt worden, maar het zijn vaak de oudere mensen die de scepter zwaaien in onze sport.” Zie jij kansen voor jezelf om bij te dragen aan die vernieuwing? “We zijn met mijn team gestart om de sport meer meetbaar te maken. Daarnaast komt er een Marit Bouwmeester Academy om de sport toegankelijker te maken. Zeilen heeft nog steeds een elitair imago en ik wil ertoe bijdragen die drempel te verlagen.” Is dit het fundament voor een carrière na de topsport? “Ja, ik wil graag iets terugdoen voor de sport. Ik heb deze droom van mij gedeeld met het Watersportverbond en zij waren heel erg enthousiast. Inmiddels ben ik ook in gesprek met diverse mooie bedrijven om dit goed neer te kunnen zetten. Met de stoomversnelling waarin het nu is beland, hopen we komende zomer los te gaan met een evenement waar kids de hele zomer kunnen komen om te zeilen. Wij leveren de boten en coaches. Het is puur voor de fun, puur om kennis te maken met het zeilen.” Wat heeft het zeilen jou gebracht? “Zeilen heeft me veel plezier gebracht, veel van de wereld laten zien. Mijn passie is mijn beroep geworden en dat is een voorrecht.” Je geeft veel inspirerende lezingen voor bedrijven. Wat geef je mee over je mindset? “Ik vind sportpsychologie enorm interessant. Je bent een eigen rem op je prestatie. Je krijgt de lessen gemakkelijk aangereikt in sport, maar in het bedrijfsleven is het niet altijd duidelijk waar verbeterpunten liggen. Hoe kun je optimaal presteren? Ik geloof in de ‘groeimindset’. Je moet dingen leren zien als uitdagingen, de kracht van ‘nog niet’.” Je doelt op de professor Carol Dweck-methode? “Precies! Inzetten op feedback in plaats van de prestatie, geloof hebben in de learning curve. Snel schakelen na een tegenslag is gewoon te trainen. Ik droom van nog een olympische medaille, maar moet me eerst op korte termijn focussen op een taak.” Hoe heeft het jou geholpen om met de dieptepunten om te gaan? “Je hebt altijd een keuze tussen de letters U en B. Kies je voor de Uitdagingen of voor de Bedreigingen?” Beschrijf de periode eens waarin de uitdagingen zich opstapelden? Je coach verliet je, je relatie met de eerdergenoemde zeiler ging uit, je werd zestiende op de WK, terwijl je daarvoor alles won. Hoe klim je uit zo’n dal? “Ik had niet in de gaten dat ik in de slachtofferrol zat. De mensen die mij van informatie voorzagen, liepen allemaal bij me weg. Met mijn familie heb ik een stappenplan gemaakt. De oude coach van mijn broer, Jaap Zielhuis, liet me zelf nadenken, om zo van afhankelijk naar onafhankelijk te gaan. Stap voor stap leerde ik taakgericht te werk te gaan. Voor die tijd stond ik ook nooit stil bij successen.” Hoeveel tijd zat er tussen het dieptepunt en opnieuw winnen? “We zijn in het najaar van 2013 begonnen en in de zomer van 2014 werd ik wereldkampioen.” Wat waren de uitdagingen? “Ik dacht altijd: als ik alles goed doe, dan win ik. Daarna beredeneerde ik: en toch kan iemand het dan nog beter doen dan ik. Ik was altijd bezig met het zeilen van de race van mijn leven op de Spelen. Ik realiseerde me dat die gedachte voor veel te veel druk zorgt. Dan bedacht ik: als ik mijn niveau dermate opkrik in de jaren ervoor, dan kan ik op tachtig procent ook nog winnen. Ik heb geen controle over mijn tegenstanders, maar als ik niet daadkrachtig of slagvaardig ben, verlies ik sowieso. Als je de doelen zo formuleert, is verlies makkelijker te dragen. Door zo te redeneren heb ik het proces naar mezelf toe gehaald. Ik evalueer het proces in plaats van alleen het resultaat. Het beste recept om over tegenslagen heen te komen, is een heel duidelijk doel en een richting te hebben.” ‘Na twee weken ben ik weer begonnen met voorzichtig trainen. Er ging een wereld voor me open. Al die vrouwelijke klachten daar beneden... Bizar. Niemand vertelt je hoe dat snel moet helen’ Dumbells Je dochter is anderhalf. Ze zal later vast denken: hoe heeft mama het toch geflikt om medailles te winnen terwijl ze er ook voor mij moest zijn. Lachend: “Dat is gelukt door heel hard te hijgen op de fiets. Tijdens corona hebben we een gym gebouwd rondom het huis. Als ik tegenwoordig de farmers walk doe met dumbells, dan doet Jessie me na met gewichtjes van één kilo. En toen ze laatst hard ging hijgen, begreep ik dat ze mij nadeed terwijl ik op de fiets zat te trainen. De discipline krijgt ze van ons met de paplepel ingegoten.” Elke moeder die dit leest, zal zich afvragen hoe jij het doet. Met een peuter thuis en je toch klaarmaken voor de Spelen. “Dat kan ik niet alleen, hoor. Mijn ouders komen uit Friesland om op te passen, zij zijn vervroegd met pensioen gegaan. Daarnaast ben ik Allianz, partner van het Watersportverbond, en mijn privésponsors heel dankbaar. Ze zijn cruciaal in deze olympische campagne. Dankzij hen kan ik het mij onder andere permitteren dat ik een oppas heb en mijn dochter kan meenemen op trainingskampen. En natuurlijk de allerbelangrijkste is mijn partner Diederick. Hij is een geweldige vader, vanaf het begin al. Terwijl ik er even tijd voor nodig had om in mijn moederrol te groeien.” Wat is de succesformule van jullie liefdesrelatie? “Elkaar veel gunnen. En tegelijkertijd is het uitdagend, het ouderschap. We zijn eigenlijk een goedlopend en opererend ‘bedrijf’, maar soms is het uitdagend om ook nog partners te zijn. Dit jaar zijn we tien jaar samen. Topsport trekt me soms de serieuze kant op en dan ben ik gezegend met Diederick zijn humor en luchtigheid. We zijn er voor elkaar, zijn superflexibel en doen niet moeilijk.” Je vierde Spelen komen in zicht... Wordt dit je laatste kunstje? “De Eiffeltoren staat al op mijn nachtkastje, zoals een Cristo Redentor-beeldje ook al maanden voorafgaand aan de Spelen in Rio daar had gestaan. Maar nu ben ik dankbaar dat ik tegelijkertijd het moederschap mag ervaren... Ik weet niet exact wanneer ik ga stoppen, maar gevoelsmatig gok ik dat er niet nog een olympische cyclus in zit. Volgend jaar word ik 36, er is veel slijtage aan mijn lichaam. Hopelijk kan ik mijn carrière met goud afsluiten.” Helden Magazine 69 Het verhaal van Marit Bouwmeester komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug op haar indrukwekkende carrière. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Jeffrey Hoogland is koning op de kilometer. Hij werd voor de vierde keer wereldkampioen op ‘zijn’ afstand en verbeterde het wereldrecord. Een openhartig gesprek met de kilometervreter. Verder pakten zeilers Bart Lambriex en Floris van de Werken een hattrick aan wereldtitels. Feyenoord werd kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis die Novak Djokovic klopte in de finale op Wimbledon in dé wedstrijd van het jaar. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Zeilen

Bart Lambriex en Floris van de Werken: ‘Het is maar een stukje goud’

Bart Lambriex (25) en Floris van de Werken (28) werden afgelopen zomer voor de derde keer op rij wereldkampioen in de meest prestigieuze klasse van het olympische zeilen: de 49er. Het Dream Team gaat stoïcijns op het volgende doel af: goud op de Olympische Spelen in Parijs. Wij gingen bij hen langs in Scheveningen. Bart Lambriex en Floris van de Werken schudden elkaar rustig de hand in het Nationaal Topzeilcentrum in Scheveningen. De twee zitten normaal gesproken bijna dagelijks samen in een boot, maar zien elkaar voor het eerst in anderhalve maand nadat ze in Scheveningen voor de derde keer op rij wereldkampioen werden in hun klasse, de 49er. Geen omhelzing of enthousiaste begroeting, maar: “Hé, sorry dat ik te laat ben, hoor, alles goed?” Stuurman Bart komt vijf minuten na Floris met natte haren en een nonchalante glimlach binnen lopen. Bemanning Floris knikt rustig: “Ja, man, goed hoor.” Op het water bereiken ze al balancerend snelheden van zo’n 45 kilometer per uur. Buiten de boot zijn het rustige, nuchtere types, die aan weinig woorden genoeg hebben. Het valt even stil. Totdat het over zeilen gaat en er even later gevraagd wordt naar hun derde wereldtitel van dit jaar. Floris: “Het is best bijzonder, ik zag hem niet aankomen. Maar ik wist vroeger al: als ik dit met iemand kan bereiken, dan is het wel met Bart.” Bart: “Ik had het ook niet verwacht. Het is wel altijd het doel geweest, dan is het best leuk dat het lukt. En ook nog op thuiswater. Er stonden een hoop familie en vrienden op de pier.” Floris knikt: “Gedurende de week kregen we veel succeswensen. Mensen die normaal niet betrokken zijn, kregen er dit keer wel wat van mee. Extra leuk als je dan wint.” Jeugdkamp De twee zeilers kennen elkaar al jaren. Bart: “Ik was acht toen ik jou voor het eerst zag. Ik zeilde in de optimist. Jij gaf training aan mij op een jeugdkamp in Friesland. Jij zeilde toen ook in de optimist, maar was een stuk beter, je bent ook drie jaar ouder.” Floris: “Ik was die week door mijn enkel gegaan, dus ik kon niet meer lopen. Ik ging in de coachboot mee en gaf Bart wat tips.” Bart: “Ik begon net met wedstrijdzeilen en jij was een van de beste van Nederland. Ik keek tegen je op.” Floris: “Ik zeilde lekker mijn rondjes en soms ging het best goed. Het spelletje zelf begreep ik toen nog niet zo goed. Pas veel later begon ik de sport wat beter te doorgronden en had ik door wat ik ervoor moest doen.” Bart: “Bij mij ging het iets sneller. Ik ging op mijn tiende naar mijn eerste WK. De beste vijf van Nederland werden daarvoor geselecteerd. In de optimist werd ik al een keer tweede op de WK.” Allebei zijn ze opgegroeid met het water. Floris met twee broers in Hoorn, Bart met een broer en een zus in Haarlem. Floris: “Mijn ouders hadden een kajuitboot en daar toerden ze een beetje op met mij en mijn twee broers. Ze waren geen wedstrijdzeilers, waren vroeger vooral actief in de triatlonsport. Ik ben dus wel opgegroeid met het idee dat het belangrijk is om fit en gezond te zijn. Mijn ouders vonden het belangrijk dat ik aan sport deed. Met mijn broer Laurens heb ik nog een tijdje samen in een boot gezeild.” Bart: “Mijn ouders hebben veel wedstrijden gezeild. Mijn moeder ging als reserve naar de Olympische Spelen. Mijn vader deed mee aan de Olympische Spelen in 1984, in de Tornado-klasse. Wij hadden een vakantiehuisje in Friesland waar ze mijn broer, zus en mij leerden zeilen.” Bart werd in Nederland van jongs af aan al gezien als het grote zeiltalent. Bart: “Ieder jaar wordt in Nederland de Conny van Rietschoten Trofee uitgereikt, een prijs aan de beste zeiler of zeilteam van het jaar. Er is ook een talentprijs, waar ik voor werd genomineerd. Dat was best bijzonder voor een jongen van elf jaar hoor, maar ik voelde toen nog niet dat men vanuit het Watersportverbond dacht: die Bart gaat het maken.” Centjes Na de jeugdboot optimist zeilden Bart en Floris in tweemansboten. Het KPN Sportfonds besloot na de Spelen van 2016 het Watersportverbond te ondersteunen en een tweejarig traject in te gaan met zes zeilers in de 49er-klasse, die bekendstaat als de koningsklasse van het olympische zeilen, met als ambitieus doel: de eerste Nederlandse deelname in de 49er op de Olympische Spelen. De zes zeilers zouden rouleren, om uiteindelijk het sterkste team te kunnen vormen. Ook Floris had de kans om aan te sluiten, maar besloot anders. ‘Mijn broer was drugsverslaafd, het was bij ons thuis dus niet meer zo stabiel. Ik had geen geld en kon het ook niet meer opbrengen om de sport uit te oefenen’ Floris: “Voordat KPN besloot dit traject te ondersteunen, had ik al even in de 49er gezeild, maar het werd toen nog nauwelijks ondersteund door het Watersportverbond. Ik had het lastig. Mijn ouders hadden mij altijd gesteund, ook financieel. Op mijn achttiende zeiden ze: ‘Je bent volwassen en moet het nu zelf uitzoeken, zelf bedenken hoe je het gaat regelen.’ Thuis speelden er meer dingen, mijn broer was drugsverslaafd, het was bij ons dus niet meer zo stabiel. Ik had geen geld en kon het ook niet meer opbrengen om de sport uit te oefenen zoals ik dat voor ogen had. Dat roulatiesysteem zag ik ook niet zitten. Ik wilde toen al graag met Bart in de boot, maar dat kon niet. Had geen energie om iedere keer weer met iemand anders in de boot te zitten, besloot ermee te stoppen. Ik ben gaan coachen en in de ‘grotebotenwereld’ terechtgekomen.” Bart: “Ik koos bewust voor het traject met het KPN Sportfonds. Twee jaar lang werden we financieel ondersteund. Dat was heel fijn, zeilen is een dure sport. We kregen een startbedrag waarmee we materiaal konden kopen en waardoor we er bijvoorbeeld voor konden kiezen om naar een belangrijke wedstrijd in Miami te gaan. In die twee jaar tijd hebben we ons daardoor enorm kunnen ontwikkelen.” Na ruim een jaar kwam het sterkste team uit de bus: stuurman Bart, samen met bemanning Pim van Vugt. Hun ontwikkeling ging zo hard, dat het doel werd bereikt. Bart en Pim kwalificeerden zich als eerste Nederlandse 49er-team ooit voor de Spelen en eindigden in Tokio als zesde. Floris keek vanaf de zijlijn toe. Floris: “Ik was hartstikke blij voor Bart en Pim, gunde het die gasten heel erg, heb hen altijd gevolgd. Maar ik had zelf natuurlijk ook graag in die boot willen zitten, had mijn olympische zeilcarrière nooit af weten te maken.” Na de Spelen in Tokio besloot Bart niet verder te gaan met Pim. Bart: “Pim en ik waren een heel goed duo, maar ik had niet het gevoel dat wij samen goud konden winnen. Onze samenwerking en communicatie liepen niet zoals het in een goed team zou moeten lopen. Vanuit de bond werd mijn keuze niet gestimuleerd. Zij zagen de resultaten van mij en Pim en waren juist tevreden. Ik zag het anders, vond het gewoon net niet goed genoeg.” Dus pakte Bart de telefoon. Bart: “Ik wilde door in de 49er, en dacht meteen aan Floris. Ik had al een paar keer eerder met hem gezeild, tijdens mijn eerste dagen in een 49er, en wist dat het prima klikte. Ik belde jou op en vroeg of je wat wilde drinken.” Floris: “Ik dacht: misschien wil je advies over iets, wist niet dat het over de 49er ging. Toen je vroeg of ik geïnteresseerd was om weer terug te keren als zeiler en om het met jou samen te proberen, heb ik er niet lang over na hoeven denken. Ik dacht: als er een kans is om mijn sportcarrière nog een succesvol vervolg te geven, dan is dit ’m. Had op dat moment geen andere verplichtingen of restricties. Ik had genoeg centjes verdiend, was zeven maanden in Australië geweest en later in het Caribisch gebied, had op grote boten mijn geld verdiend en heel veel geleerd over mezelf en over werken in een team. Toen jij me vroeg, kon ik er ook echt vol voor gaan. Maar tegelijkertijd had ik lang niet in de 49er gezeild. Ik heb jou ook gewaarschuwd, zei: besef dat je met mij misschien eerst een stap terug moet doen voordat je vooruit kunt.” Bart: “We zeilden een EK als test. Dat ging goed en ik had het gevoel dat we veel progressie konden maken. Twee maanden later stond ons eerste WK op het programma. In de tussentijd gingen we met sprongen vooruit zodat we meteen wereldkampioen werden.” Rocket science “Veel mensen vragen ons waarom wij nou zo’n goed team zijn,” zegt Floris. “Wij weten heel goed hoe wij als team beter moeten worden en wat voor attitude daarvoor nodig is. Ook onze coach Rick Peacock helpt ons daar natuurlijk bij.” Bart knikt: “Wij zijn een goede match. Naast een goede zeiler is Floris ook een goede teamspeler.” Floris: “Jij kan enorm gefocust zijn, dan voel ik geen twijfel bij jouw beslissingen en weten we dat we het hardst van iedereen gaan. Daar krijg ik dan ook veel vertrouwen van.” Bart: “Ik ben niet zo afhankelijk van invloeden van buitenaf, ideeën en gedachten van anderen interesseren mij niet zo. Ik twijfel ook bijna nooit. Ons samenspel klopt gewoon. Kort door de bocht is het zo dat ik stuur en de beslissingen neem, bepaal waar we heen gaan, en Floris ervoor zorgt dat we hard gaan.” Floris: “Voor een wedstrijd delen we onze tactische ideeën en bepalen we hoe we het willen doen.” Bart: “Maar in het zeilen blijven de condities veranderen. Wij zijn flexibel, passen die plannen continu aan.” Floris: “We proberen veel te zeggen met weinig woorden. We praten niet meer dan nodig. Of we tijdens een wedstrijd weleens boos op elkaar zijn? Tuurlijk. Ik word dan heel stil, ga aan mezelf twijfelen en over dingen nadenken. Bart is altijd wat meer uitbundiger dan ik.” Bart, lachend: “Ik raak dan een beetje gefrustreerd.” Floris: “Het is de kunst om die irritatiemomenten kort en krachtig te laten zijn.” Een jaar na hun eerste wereldtitel prolongeerden Bart en Floris hun titel op de WK in Canada. Deze zomer werden ze in Scheveningen dus voor de derde keer wereldkampioen. Floris: “Het verschil met onze concurrenten lijkt op papier groter dan het is, hoor.” Bart: “Waar wij misschien beter in zijn, is dat wij heel gestructureerd werken. Als er iets fout gaat, gaan we daar heel diep op in en zorgen we dat we er maximaal van leren. Soms zijn die gesprekken moeilijk of gevoelig, maar we gaan ze niet uit de weg.” Floris: “Ik merk ook dat veel teams het moeilijk vinden om tijdens een wedstrijd heel specifiek iets onder de knie te krijgen. Als wij iets willen oefenen, maakt het resultaat ons niet uit. Wij willen pas pieken op een WK en de Spelen. In de winter zijn we een keer zeventiende geworden in een trainingswedstrijd omdat we ons focusten op onze start. Deze zomer bij de WK merkten we daar pas het resultaat van.” Of een drievoudig wereldkampioen ook door concurrenten nauwlettend in de gaten gehouden wordt? Bart: “Geen idee, dat boeit mij ook echt niet.” Floris: “Ik zie wel dat mensen soms denken dat we rocket science in handen hebben. Dat we bepaalde standen op de boot hebben die speciaal zijn. Soms komt er dan een coach of een ander team even bij ons kijken.” Bart knikt: “Ja, dan denken ze dat we een speciale boot hebben, of zo.” Floris, lachend: “En dan denken wij: wat zijn mensen toch dom.” Tijdens trainingsperiodes en wedstrijden in het buitenland delen de mannen vaak een accommodatie met Odile van Aanholt en Annette Duetz, het 49erFX- vrouwenteam, dat in 2022 tegelijkertijd met de mannen wereldkampioen werd en dit jaar als tweede eindigde op de WK. Bart: “Het is heel fijn om dit met elkaar te doen, dat we ook met iemand kunnen praten buiten ons team. We snappen elkaar, want we doen hetzelfde.” Floris: “Soms is het fijn om een third opinion te hebben in een bepaalde situatie. We lopen tegen dezelfde dingen aan. Vaak praat ik met Annette, die ook bemanning is. Samen kunnen we sneller een probleem oplossen dan alleen.” Naast dat ze zeilcollega’s zijn, hebben Bart en Odile al jarenlang een relatie. Bart, lachend: “Het gaat thuis best vaak over zeilen. Voor Odile zou dat wel iets minder mogen, voor mij soms iets meer. Het is in ieder geval heel fijn dat we elkaar begrijpen.” Ook Floris heeft een relatie met een zeilster. Na de Spelen in Parijs volgend jaar geeft hij zijn jawoord aan Laser-zeilster Maxime Jonker. Floris: “We zijn onze bruiloft nu aan het organiseren, zodat we de rest van het jaar daar geen zorgen over hebben.” Bart, lachend: “Ik sta gelukkig ook op hun gastenlijst, samen met Odile en Annette.” Terwijl Odile en Bart beiden heel succesvol zijn in hun klasse en zich al hebben gekwalificeerd voor de Spelen in Parijs, heeft Maxime de pech dat Marit Bouwmeester, olympisch kampioen en meervoudig wereldkampioen, haar grootste concurrent is voor dat ene Nederlandse olympische ticket in hun klasse. Floris: “Tijdens de WK had Max het mentaal zwaar, ze eindigde buiten de top tien. Ze heeft er altijd voor gekozen om Marit te challengen. Die heeft al heel wat gewonnen, maar Max denkt dat zij dat ook kan. Daar heb ik veel respect voor. Ze rent haar dromen achterna, haar doorzettingsvermogen is een voorbeeld voor mij. Maar thuis zeg ik altijd: ik ben je verloofde, niet je coach. Ik probeer gesprekken over zeilen te voorkomen. Als Max om mijn mening vraagt, dan geef ik die eerlijk. Maar soms hoort zij liever iets anders.” Materiaal In maart zeilen de mannen nog een WK op Lanzarote, waar ze hun vierde wereldtitel op rij kunnen winnen, maar 2024 staat vooral in het teken van de Spelen. Voor Floris wordt het zijn olympische debuut. Bart: “Ik heb Floris nog niks verteld over de Spelen en hoe het eraan toegaat. Dat merk je ter plekke wel, toch? In de zeilsport kan van alles gebeuren. Als we een week heel weinig wind hebben, dan wordt iemand anders olympisch kampi- oen dan als het een week heel hard waait. Wij kunnen met beide omstandigheden olympisch kampioen worden.” Floris: “Met veel wind zijn er teams die sneller zijn dan wij en met weinig wind zijn er ook teams die sneller zijn. Statistisch gezien hebben wij de meeste kans op goud als we wisselende condities hebben, wij zijn allround.” Ondertussen zijn Bart en Floris ook met andere dingen bezig dan alleen de 49er. Floris:“Ieder jaar coach ik ook nog wat buitenlandse jongens. In oktober heb ik een paar 49er-teams gecoacht in Miami. Ook al zijn dat niet de allerbeste ploegen, het helpt mij om andere teams van de buitenkant te bestuderen, dat maakt Bart en mij ook beter. En ik heb er een hoop lol in.” Bart: “Ik ben bezig met de Youth America’s Cup en de Women’s America’s Cup. We gaan in beide disciplines meedoen met een Nederlands team. We trainen veel in een simulator, dat blijf ik het komende jaar ook af en toe doen. Anderhalve maand na de Spelen worden die wedstrijden gehouden.” Floris: “Helaas val ik niet meer onder de jeugd, maar ik droom na mijn olympische carrière ook van het professionele zeilen als de America’s Cup of de Sail GP, een andere league in het zeilen waar ze met foilende catamarans werken.” Bart knikt: “Daar kun je tot een redelijk late leeftijd mee door blijven gaan.” Floris: “Maar voorlopig zijn we nog niet klaar met olympisch zeilen.” Eén ding is zeker: als een van de topfavorieten zal het team op de Spelen verschijnen. Floris: “Onbewust voel ik die druk al. Bij mij ontstaat er dan een soort superfocus.” Bart: “Ik voel nu nog geen druk, maar dat zal tegen die tijd vast wel komen. Mensen geven toch een stuk meer om de Olympische Spelen dan om een WK. Aan de andere kant: het is maar materiaal hoor, een klein stukje goud.” Helden Magazine 69 Het verhaal van Bart Lambriex en Floris van de Werken komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug op haar indrukwekkende carrière. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Jeffrey Hoogland is koning op de kilometer. Hij werd voor de vierde keer wereldkampioen op ‘zijn’ afstand en verbeterde het wereldrecord. Een openhartig gesprek met de kilometervreter. Verder keerde Marit Bouwmeester terug na de bevalling van haar dochter in 2022 en werd meteen weer Europees kampioen. Feyenoord werd ook kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis die Novak Djokovic klopte in de finale op Wimbledon in dé wedstrijd van het jaar. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.
Bart Lambriex (25) en Floris van de Werken (28) werden afgelopen zomer voor de derde keer op rij wereldkampioen in de meest prestigieuze klasse van het olympische zeilen: de 49er. Het Dream Team gaat stoïcijns op het volgende doel af: goud op de Olympische Spelen in Parijs. Wij gingen bij hen langs in Scheveningen. Bart Lambriex en Floris van de Werken schudden elkaar rustig de hand in het Nationaal Topzeilcentrum in Scheveningen. De twee zitten normaal gesproken bijna dagelijks samen in een boot, maar zien elkaar voor het eerst in anderhalve maand nadat ze in Scheveningen voor de derde keer op rij wereldkampioen werden in hun klasse, de 49er. Geen omhelzing of enthousiaste begroeting, maar: “Hé, sorry dat ik te laat ben, hoor, alles goed?” Stuurman Bart komt vijf minuten na Floris met natte haren en een nonchalante glimlach binnen lopen. Bemanning Floris knikt rustig: “Ja, man, goed hoor.” Op het water bereiken ze al balancerend snelheden van zo’n 45 kilometer per uur. Buiten de boot zijn het rustige, nuchtere types, die aan weinig woorden genoeg hebben. Het valt even stil. Totdat het over zeilen gaat en er even later gevraagd wordt naar hun derde wereldtitel van dit jaar. Floris: “Het is best bijzonder, ik zag hem niet aankomen. Maar ik wist vroeger al: als ik dit met iemand kan bereiken, dan is het wel met Bart.” Bart: “Ik had het ook niet verwacht. Het is wel altijd het doel geweest, dan is het best leuk dat het lukt. En ook nog op thuiswater. Er stonden een hoop familie en vrienden op de pier.” Floris knikt: “Gedurende de week kregen we veel succeswensen. Mensen die normaal niet betrokken zijn, kregen er dit keer wel wat van mee. Extra leuk als je dan wint.” Jeugdkamp De twee zeilers kennen elkaar al jaren. Bart: “Ik was acht toen ik jou voor het eerst zag. Ik zeilde in de optimist. Jij gaf training aan mij op een jeugdkamp in Friesland. Jij zeilde toen ook in de optimist, maar was een stuk beter, je bent ook drie jaar ouder.” Floris: “Ik was die week door mijn enkel gegaan, dus ik kon niet meer lopen. Ik ging in de coachboot mee en gaf Bart wat tips.” Bart: “Ik begon net met wedstrijdzeilen en jij was een van de beste van Nederland. Ik keek tegen je op.” Floris: “Ik zeilde lekker mijn rondjes en soms ging het best goed. Het spelletje zelf begreep ik toen nog niet zo goed. Pas veel later begon ik de sport wat beter te doorgronden en had ik door wat ik ervoor moest doen.” Bart: “Bij mij ging het iets sneller. Ik ging op mijn tiende naar mijn eerste WK. De beste vijf van Nederland werden daarvoor geselecteerd. In de optimist werd ik al een keer tweede op de WK.” Allebei zijn ze opgegroeid met het water. Floris met twee broers in Hoorn, Bart met een broer en een zus in Haarlem. Floris: “Mijn ouders hadden een kajuitboot en daar toerden ze een beetje op met mij en mijn twee broers. Ze waren geen wedstrijdzeilers, waren vroeger vooral actief in de triatlonsport. Ik ben dus wel opgegroeid met het idee dat het belangrijk is om fit en gezond te zijn. Mijn ouders vonden het belangrijk dat ik aan sport deed. Met mijn broer Laurens heb ik nog een tijdje samen in een boot gezeild.” Bart: “Mijn ouders hebben veel wedstrijden gezeild. Mijn moeder ging als reserve naar de Olympische Spelen. Mijn vader deed mee aan de Olympische Spelen in 1984, in de Tornado-klasse. Wij hadden een vakantiehuisje in Friesland waar ze mijn broer, zus en mij leerden zeilen.” Bart werd in Nederland van jongs af aan al gezien als het grote zeiltalent. Bart: “Ieder jaar wordt in Nederland de Conny van Rietschoten Trofee uitgereikt, een prijs aan de beste zeiler of zeilteam van het jaar. Er is ook een talentprijs, waar ik voor werd genomineerd. Dat was best bijzonder voor een jongen van elf jaar hoor, maar ik voelde toen nog niet dat men vanuit het Watersportverbond dacht: die Bart gaat het maken.” Centjes Na de jeugdboot optimist zeilden Bart en Floris in tweemansboten. Het KPN Sportfonds besloot na de Spelen van 2016 het Watersportverbond te ondersteunen en een tweejarig traject in te gaan met zes zeilers in de 49er-klasse, die bekendstaat als de koningsklasse van het olympische zeilen, met als ambitieus doel: de eerste Nederlandse deelname in de 49er op de Olympische Spelen. De zes zeilers zouden rouleren, om uiteindelijk het sterkste team te kunnen vormen. Ook Floris had de kans om aan te sluiten, maar besloot anders. ‘Mijn broer was drugsverslaafd, het was bij ons thuis dus niet meer zo stabiel. Ik had geen geld en kon het ook niet meer opbrengen om de sport uit te oefenen’ Floris: “Voordat KPN besloot dit traject te ondersteunen, had ik al even in de 49er gezeild, maar het werd toen nog nauwelijks ondersteund door het Watersportverbond. Ik had het lastig. Mijn ouders hadden mij altijd gesteund, ook financieel. Op mijn achttiende zeiden ze: ‘Je bent volwassen en moet het nu zelf uitzoeken, zelf bedenken hoe je het gaat regelen.’ Thuis speelden er meer dingen, mijn broer was drugsverslaafd, het was bij ons dus niet meer zo stabiel. Ik had geen geld en kon het ook niet meer opbrengen om de sport uit te oefenen zoals ik dat voor ogen had. Dat roulatiesysteem zag ik ook niet zitten. Ik wilde toen al graag met Bart in de boot, maar dat kon niet. Had geen energie om iedere keer weer met iemand anders in de boot te zitten, besloot ermee te stoppen. Ik ben gaan coachen en in de ‘grotebotenwereld’ terechtgekomen.” Bart: “Ik koos bewust voor het traject met het KPN Sportfonds. Twee jaar lang werden we financieel ondersteund. Dat was heel fijn, zeilen is een dure sport. We kregen een startbedrag waarmee we materiaal konden kopen en waardoor we er bijvoorbeeld voor konden kiezen om naar een belangrijke wedstrijd in Miami te gaan. In die twee jaar tijd hebben we ons daardoor enorm kunnen ontwikkelen.” Na ruim een jaar kwam het sterkste team uit de bus: stuurman Bart, samen met bemanning Pim van Vugt. Hun ontwikkeling ging zo hard, dat het doel werd bereikt. Bart en Pim kwalificeerden zich als eerste Nederlandse 49er-team ooit voor de Spelen en eindigden in Tokio als zesde. Floris keek vanaf de zijlijn toe. Floris: “Ik was hartstikke blij voor Bart en Pim, gunde het die gasten heel erg, heb hen altijd gevolgd. Maar ik had zelf natuurlijk ook graag in die boot willen zitten, had mijn olympische zeilcarrière nooit af weten te maken.” Na de Spelen in Tokio besloot Bart niet verder te gaan met Pim. Bart: “Pim en ik waren een heel goed duo, maar ik had niet het gevoel dat wij samen goud konden winnen. Onze samenwerking en communicatie liepen niet zoals het in een goed team zou moeten lopen. Vanuit de bond werd mijn keuze niet gestimuleerd. Zij zagen de resultaten van mij en Pim en waren juist tevreden. Ik zag het anders, vond het gewoon net niet goed genoeg.” Dus pakte Bart de telefoon. Bart: “Ik wilde door in de 49er, en dacht meteen aan Floris. Ik had al een paar keer eerder met hem gezeild, tijdens mijn eerste dagen in een 49er, en wist dat het prima klikte. Ik belde jou op en vroeg of je wat wilde drinken.” Floris: “Ik dacht: misschien wil je advies over iets, wist niet dat het over de 49er ging. Toen je vroeg of ik geïnteresseerd was om weer terug te keren als zeiler en om het met jou samen te proberen, heb ik er niet lang over na hoeven denken. Ik dacht: als er een kans is om mijn sportcarrière nog een succesvol vervolg te geven, dan is dit ’m. Had op dat moment geen andere verplichtingen of restricties. Ik had genoeg centjes verdiend, was zeven maanden in Australië geweest en later in het Caribisch gebied, had op grote boten mijn geld verdiend en heel veel geleerd over mezelf en over werken in een team. Toen jij me vroeg, kon ik er ook echt vol voor gaan. Maar tegelijkertijd had ik lang niet in de 49er gezeild. Ik heb jou ook gewaarschuwd, zei: besef dat je met mij misschien eerst een stap terug moet doen voordat je vooruit kunt.” Bart: “We zeilden een EK als test. Dat ging goed en ik had het gevoel dat we veel progressie konden maken. Twee maanden later stond ons eerste WK op het programma. In de tussentijd gingen we met sprongen vooruit zodat we meteen wereldkampioen werden.” Rocket science “Veel mensen vragen ons waarom wij nou zo’n goed team zijn,” zegt Floris. “Wij weten heel goed hoe wij als team beter moeten worden en wat voor attitude daarvoor nodig is. Ook onze coach Rick Peacock helpt ons daar natuurlijk bij.” Bart knikt: “Wij zijn een goede match. Naast een goede zeiler is Floris ook een goede teamspeler.” Floris: “Jij kan enorm gefocust zijn, dan voel ik geen twijfel bij jouw beslissingen en weten we dat we het hardst van iedereen gaan. Daar krijg ik dan ook veel vertrouwen van.” Bart: “Ik ben niet zo afhankelijk van invloeden van buitenaf, ideeën en gedachten van anderen interesseren mij niet zo. Ik twijfel ook bijna nooit. Ons samenspel klopt gewoon. Kort door de bocht is het zo dat ik stuur en de beslissingen neem, bepaal waar we heen gaan, en Floris ervoor zorgt dat we hard gaan.” Floris: “Voor een wedstrijd delen we onze tactische ideeën en bepalen we hoe we het willen doen.” Bart: “Maar in het zeilen blijven de condities veranderen. Wij zijn flexibel, passen die plannen continu aan.” Floris: “We proberen veel te zeggen met weinig woorden. We praten niet meer dan nodig. Of we tijdens een wedstrijd weleens boos op elkaar zijn? Tuurlijk. Ik word dan heel stil, ga aan mezelf twijfelen en over dingen nadenken. Bart is altijd wat meer uitbundiger dan ik.” Bart, lachend: “Ik raak dan een beetje gefrustreerd.” Floris: “Het is de kunst om die irritatiemomenten kort en krachtig te laten zijn.” Een jaar na hun eerste wereldtitel prolongeerden Bart en Floris hun titel op de WK in Canada. Deze zomer werden ze in Scheveningen dus voor de derde keer wereldkampioen. Floris: “Het verschil met onze concurrenten lijkt op papier groter dan het is, hoor.” Bart: “Waar wij misschien beter in zijn, is dat wij heel gestructureerd werken. Als er iets fout gaat, gaan we daar heel diep op in en zorgen we dat we er maximaal van leren. Soms zijn die gesprekken moeilijk of gevoelig, maar we gaan ze niet uit de weg.” Floris: “Ik merk ook dat veel teams het moeilijk vinden om tijdens een wedstrijd heel specifiek iets onder de knie te krijgen. Als wij iets willen oefenen, maakt het resultaat ons niet uit. Wij willen pas pieken op een WK en de Spelen. In de winter zijn we een keer zeventiende geworden in een trainingswedstrijd omdat we ons focusten op onze start. Deze zomer bij de WK merkten we daar pas het resultaat van.” Of een drievoudig wereldkampioen ook door concurrenten nauwlettend in de gaten gehouden wordt? Bart: “Geen idee, dat boeit mij ook echt niet.” Floris: “Ik zie wel dat mensen soms denken dat we rocket science in handen hebben. Dat we bepaalde standen op de boot hebben die speciaal zijn. Soms komt er dan een coach of een ander team even bij ons kijken.” Bart knikt: “Ja, dan denken ze dat we een speciale boot hebben, of zo.” Floris, lachend: “En dan denken wij: wat zijn mensen toch dom.” Tijdens trainingsperiodes en wedstrijden in het buitenland delen de mannen vaak een accommodatie met Odile van Aanholt en Annette Duetz, het 49erFX- vrouwenteam, dat in 2022 tegelijkertijd met de mannen wereldkampioen werd en dit jaar als tweede eindigde op de WK. Bart: “Het is heel fijn om dit met elkaar te doen, dat we ook met iemand kunnen praten buiten ons team. We snappen elkaar, want we doen hetzelfde.” Floris: “Soms is het fijn om een third opinion te hebben in een bepaalde situatie. We lopen tegen dezelfde dingen aan. Vaak praat ik met Annette, die ook bemanning is. Samen kunnen we sneller een probleem oplossen dan alleen.” Naast dat ze zeilcollega’s zijn, hebben Bart en Odile al jarenlang een relatie. Bart, lachend: “Het gaat thuis best vaak over zeilen. Voor Odile zou dat wel iets minder mogen, voor mij soms iets meer. Het is in ieder geval heel fijn dat we elkaar begrijpen.” Ook Floris heeft een relatie met een zeilster. Na de Spelen in Parijs volgend jaar geeft hij zijn jawoord aan Laser-zeilster Maxime Jonker. Floris: “We zijn onze bruiloft nu aan het organiseren, zodat we de rest van het jaar daar geen zorgen over hebben.” Bart, lachend: “Ik sta gelukkig ook op hun gastenlijst, samen met Odile en Annette.” Terwijl Odile en Bart beiden heel succesvol zijn in hun klasse en zich al hebben gekwalificeerd voor de Spelen in Parijs, heeft Maxime de pech dat Marit Bouwmeester, olympisch kampioen en meervoudig wereldkampioen, haar grootste concurrent is voor dat ene Nederlandse olympische ticket in hun klasse. Floris: “Tijdens de WK had Max het mentaal zwaar, ze eindigde buiten de top tien. Ze heeft er altijd voor gekozen om Marit te challengen. Die heeft al heel wat gewonnen, maar Max denkt dat zij dat ook kan. Daar heb ik veel respect voor. Ze rent haar dromen achterna, haar doorzettingsvermogen is een voorbeeld voor mij. Maar thuis zeg ik altijd: ik ben je verloofde, niet je coach. Ik probeer gesprekken over zeilen te voorkomen. Als Max om mijn mening vraagt, dan geef ik die eerlijk. Maar soms hoort zij liever iets anders.” Materiaal In maart zeilen de mannen nog een WK op Lanzarote, waar ze hun vierde wereldtitel op rij kunnen winnen, maar 2024 staat vooral in het teken van de Spelen. Voor Floris wordt het zijn olympische debuut. Bart: “Ik heb Floris nog niks verteld over de Spelen en hoe het eraan toegaat. Dat merk je ter plekke wel, toch? In de zeilsport kan van alles gebeuren. Als we een week heel weinig wind hebben, dan wordt iemand anders olympisch kampi- oen dan als het een week heel hard waait. Wij kunnen met beide omstandigheden olympisch kampioen worden.” Floris: “Met veel wind zijn er teams die sneller zijn dan wij en met weinig wind zijn er ook teams die sneller zijn. Statistisch gezien hebben wij de meeste kans op goud als we wisselende condities hebben, wij zijn allround.” Ondertussen zijn Bart en Floris ook met andere dingen bezig dan alleen de 49er. Floris:“Ieder jaar coach ik ook nog wat buitenlandse jongens. In oktober heb ik een paar 49er-teams gecoacht in Miami. Ook al zijn dat niet de allerbeste ploegen, het helpt mij om andere teams van de buitenkant te bestuderen, dat maakt Bart en mij ook beter. En ik heb er een hoop lol in.” Bart: “Ik ben bezig met de Youth America’s Cup en de Women’s America’s Cup. We gaan in beide disciplines meedoen met een Nederlands team. We trainen veel in een simulator, dat blijf ik het komende jaar ook af en toe doen. Anderhalve maand na de Spelen worden die wedstrijden gehouden.” Floris: “Helaas val ik niet meer onder de jeugd, maar ik droom na mijn olympische carrière ook van het professionele zeilen als de America’s Cup of de Sail GP, een andere league in het zeilen waar ze met foilende catamarans werken.” Bart knikt: “Daar kun je tot een redelijk late leeftijd mee door blijven gaan.” Floris: “Maar voorlopig zijn we nog niet klaar met olympisch zeilen.” Eén ding is zeker: als een van de topfavorieten zal het team op de Spelen verschijnen. Floris: “Onbewust voel ik die druk al. Bij mij ontstaat er dan een soort superfocus.” Bart: “Ik voel nu nog geen druk, maar dat zal tegen die tijd vast wel komen. Mensen geven toch een stuk meer om de Olympische Spelen dan om een WK. Aan de andere kant: het is maar materiaal hoor, een klein stukje goud.” Helden Magazine 69 Het verhaal van Bart Lambriex en Floris van de Werken komt voort uit het dubbeldikke eindejaarsnummer van Helden. De laatste editie van 2023 staat traditioneel in het teken van een terugblik op het afgelopen sportjaar, waarop Femke Bol de cover siert. De atlete blikt uitgebreid terug op het jaar waarin alles wat ze aanraakte in goud leek te veranderen. Helden ging daarnaast in Engeland op bezoek bij Nathan Aké, die met Manchester City de landstitel, FA Cup en Champions League won. Hij werd samen met zijn echtgenote Kaylee, met wie hij al sinds zijn vijftiende samen is, geïnterviewd en gefotografeerd. Bijzonder was ook het bezoek aan de familie Schippers. Dafne nam afscheid van de atletiek en samen met haar ouders, zus en broer blikte ze terug op haar indrukwekkende carrière. In de 69ste editie van Helden komen tal van sporters aan het woord die 2023 kleur gaven. Wout Poels blikt terug op ritzeges in de Tour en Vuelta, maar ook op het verlies van ploeggenoot Gino Mäder. Golden Sisters Bente en Lieke Rogge werden samen wereldkampioen waterpolo. Femke Kok kroonde zich tot de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 500 meter en toont zich zoals we haar niet eerder zagen. Karolien en Finn Florijn zijn gezegend met geweldige roeigenen, ze pakten allebei WK-goud; een dubbelinterview. Jeffrey Hoogland is koning op de kilometer. Hij werd voor de vierde keer wereldkampioen op ‘zijn’ afstand en verbeterde het wereldrecord. Een openhartig gesprek met de kilometervreter. Verder keerde Marit Bouwmeester terug na de bevalling van haar dochter in 2022 en werd meteen weer Europees kampioen. Feyenoord werd ook kampioen en Lutsharel Geertruida had daar een belangrijk aandeel in. Hij doet zijn verhaal. Joey Veerman won in 2023 de KNVB-beker en werd vader. Een gesprek met de uitgesproken voetballer over wie veel mensen een mening hebben. Ook een verhaal over Lionel Messi en de club waar hij afgelopen zomer heen verhuisde, het Inter Miami van David Beckham. Een portret van Carlos Alcaraz, de nieuwe posterboy van het tennis die Novak Djokovic klopte in de finale op Wimbledon in dé wedstrijd van het jaar. En als laatste was het voor schaatscoach Kosta Poltavets en voetbaltrainer Anoush Dastgir juist een zwaar jaar, door de situatie in hun geboortelanden Oekraïne en Afghanistan. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 69 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Turnen

Heldenpraat met Eythora Thorsdottir

Eythora Thorsdottir werd zevende met het team op de Olympische Spelen van 2016 en individueel negende op de meerkamp, het beste resultaat ooit van een Nederlandse turnster op de Spelen. Met het Nederlands team hoopt ze zich bij het WK in Antwerpen (30 september-8 oktober) opnieuw te kwalificeren voor de Spelen. Mijn favoriete serie is... “This is Us of The Vampire Diaries.” Het laatste boek dat ik heb gelezen is... “The Sun Sister van Lucinda Riley. Het boek is het zesde deel van The Seven Sisters-reeks. In die serie wordt per boek het leven van een van de zeven zussen gevolgd. Ik zal verder niks over het boek verklappen.” Op mijn kamer hing een poster van... “Alia Moestafina, een voormalig turnster uit Rusland, waarvan ik vond dat ze heel mooi turnde.” Mijn celebrity-crush is... “Acteur Ryan Reynolds. Hij heeft een knappe kop en goede humor. Dat lijkt me wel een leuke man.” Als ik de loterij win, dan koop ik als eerst... “Een huis, dicht bij mijn ouders. Het hoeft allemaal niet te gek, gewoon een plek waar ik me thuis voel. En ik zou geld schenken aan goede doelen.” Mijn favoriete spelletje is... “De Disney Frozen-uitgave van Monopoly. Het leukste aan het spel vind ik het vakje waar een sneeuwvlok op staat. Wanneer je daarop komt, moet je een favoriete herinnering delen. Als je met familie of vrienden speelt, komen altijd veel mooie herinneringen naar boven.” Een gewoon die ik wil afleren is... “Ik drink best veel cola light, iets minder daarvan zou misschien wel goed zijn.” Dit staat er bovenaan mijn bucketlist... “Skydiven.” Wat mensen niet over mij weten is... “Dat ik in mijn vrije tijd zing. Ik zing vooral musicalnummers, heb de opleiding aan de Lucia Marthas Institute for Performing Arts in Amsterdam afgerond. Wellicht dat ik daar na het turnen ook nog wat mee ga doen.” Mijn favoriete cheatmeal is... “Een chocolade-karameltaart met heel veel calorieën.” Op mijn nachtkastje ligt... “Handcrème, een boekje om in te schrijven, vaseline en een lamp.” Mijn all-time favoriete sportmoment is... “Mijn eerste zilveren medaille op het EK, in 2017. Op dat moment besefte ik dat er een toekomst voor mij in het turnen lag. Wanneer je een medaille haalt op zo’n hoog niveau weet je dat er meer moge- lijk is dan alleen meedoen.” Hoe ik graag herinnerd wil worden, is... “Als een liefdevol persoon, dat is voor mij het belangrijkste. Als we het betrekken op turnen zou ik herinnerd willen worden als een artistieke turnster die niet alleen het sporttechnische bracht, maar ook een sparkle in het performancegedeelte.” De mooiste plek waar ik ooit ben geweest... “IJsland. Ik probeer er minimaal een keer per jaar heen te gaan om familie te bezoeken.”
Eythora Thorsdottir werd zevende met het team op de Olympische Spelen van 2016 en individueel negende op de meerkamp, het beste resultaat ooit van een Nederlandse turnster op de Spelen. Met het Nederlands team hoopt ze zich bij het WK in Antwerpen (30 september-8 oktober) opnieuw te kwalificeren voor de Spelen. Mijn favoriete serie is... “This is Us of The Vampire Diaries.” Het laatste boek dat ik heb gelezen is... “The Sun Sister van Lucinda Riley. Het boek is het zesde deel van The Seven Sisters-reeks. In die serie wordt per boek het leven van een van de zeven zussen gevolgd. Ik zal verder niks over het boek verklappen.” Op mijn kamer hing een poster van... “Alia Moestafina, een voormalig turnster uit Rusland, waarvan ik vond dat ze heel mooi turnde.” Mijn celebrity-crush is... “Acteur Ryan Reynolds. Hij heeft een knappe kop en goede humor. Dat lijkt me wel een leuke man.” Als ik de loterij win, dan koop ik als eerst... “Een huis, dicht bij mijn ouders. Het hoeft allemaal niet te gek, gewoon een plek waar ik me thuis voel. En ik zou geld schenken aan goede doelen.” Mijn favoriete spelletje is... “De Disney Frozen-uitgave van Monopoly. Het leukste aan het spel vind ik het vakje waar een sneeuwvlok op staat. Wanneer je daarop komt, moet je een favoriete herinnering delen. Als je met familie of vrienden speelt, komen altijd veel mooie herinneringen naar boven.” Een gewoon die ik wil afleren is... “Ik drink best veel cola light, iets minder daarvan zou misschien wel goed zijn.” Dit staat er bovenaan mijn bucketlist... “Skydiven.” Wat mensen niet over mij weten is... “Dat ik in mijn vrije tijd zing. Ik zing vooral musicalnummers, heb de opleiding aan de Lucia Marthas Institute for Performing Arts in Amsterdam afgerond. Wellicht dat ik daar na het turnen ook nog wat mee ga doen.” Mijn favoriete cheatmeal is... “Een chocolade-karameltaart met heel veel calorieën.” Op mijn nachtkastje ligt... “Handcrème, een boekje om in te schrijven, vaseline en een lamp.” Mijn all-time favoriete sportmoment is... “Mijn eerste zilveren medaille op het EK, in 2017. Op dat moment besefte ik dat er een toekomst voor mij in het turnen lag. Wanneer je een medaille haalt op zo’n hoog niveau weet je dat er meer moge- lijk is dan alleen meedoen.” Hoe ik graag herinnerd wil worden, is... “Als een liefdevol persoon, dat is voor mij het belangrijkste. Als we het betrekken op turnen zou ik herinnerd willen worden als een artistieke turnster die niet alleen het sporttechnische bracht, maar ook een sparkle in het performancegedeelte.” De mooiste plek waar ik ooit ben geweest... “IJsland. Ik probeer er minimaal een keer per jaar heen te gaan om familie te bezoeken.”

Turnen

Loran de Munck & Casimir Schmidt: ‘Turntegenpolen’

Voltigespecialist Loran de Munck (24) en meerkamper Casimir Schmidt (27) zijn de boegbeelden van het Nederlandse mannenturnen. Daarnaast zijn ze clubgenoten bij SV Pax, vrienden en tot voor kort huisgenoten. We zochten hen op in aanloop naar het WK turnen in Antwerpen (30 september-8 oktober), waar een belangrijke stap richting de Spelen kan worden gezet. Mentor & leerling Loran: “Casimir is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling die ik de afgelopen jaren door heb gemaakt. Ik wist ook wel dat ik dingen anders aan moest pakken om op een hoger level te komen, maar vond het lastig om me ertoe te zetten. Het helpt als iemand mij vertelt dat het echt anders moet.” Casimir: “Op z’n tijd hebben we dat allemaal nodig. Ik zag bij Loran een paar jaar geleden dat hij twijfelde, ik probeerde hem te motiveren door te gaan, zag dat hij veel beter kon.” Loran: “Ik turn vanaf mijn vijfde en dacht geregeld: wil ik dit eigenlijk nog wel? De resultaten bleven uit en ik dacht: moet ik hier nu elke dag alles voor doen en laten? Er werd tegen me gezegd dat ik winst kon halen door beter op mijn voeding te letten, maar daar wilde ik destijds niets van weten. Ik pakte in die tijd, dan hebben we het over de periode tot 2019, geregeld een zak M&M’s na de training. Na school of in de pauze ging ik naar de Albert Heijn, kocht een heel stokbrood, filet americain en een paar eitjes en at die dan in tien minuten op. Dat deed ik bijna dagelijks.” Casimir: “Ik ben een paar jaar ouder en had een trainer die er bij mij erg bovenop zat. Ik turnde ook al meer toernooien op jonge leeftijd, had iets eerder door dat ik de top zou kunnen halen. Als je niet het idee hebt dat je ooit de aansluiting met de wereldtop gaat vinden, dan is het heel lastig om alles voor het turnen te laten. Logisch. Ik heb iets van zes, zeven keer tegen jou gezegd dat er, als je meer voor je sport zou leven, veel meer in zou zitten. Ik dacht: als jij alleen al vijf kilo lichter bent, scheelt dat al enorm. Maar ik ben er niet zo heel behendig in om iets op een heel goede manier over te brengen. Als ik iets vind, flap ik het er vaak uit. Terwijl ik er heel positieve bedoelingen mee had.” Loran: “De eerste keer kwam het als kritiek bij mij binnen. Toen we na een training in Den Bosch samen terug in de auto zaten, zei jij weer: ‘Waarom probeer je niet gewoon een tijdje beter op je voeding te letten?’ Toen dacht ik: laat ik het eens proberen. Vanaf dat moment ging het ook in de trainingen beter en kwamen er ook resultaten. Ik kan nog steeds veel eten, maar nu alleen goede dingen.” [caption id="attachment_18979" align="alignnone" width="1772"] Casimir[/caption] Vriendschap Casimir: “Vanaf het moment dat Loran bij SV Pax ging trainen, kwamen we elkaar tegen, want ik trainde daar toen ook al.” Loran: “Casimir is drieënhalf jaar ouder, dus hij was een voorbeeld voor mij. Als jij iets deed, wilde ik dat ook kunnen.” Casimir: “Ik ben ook nog even weggeweest bij SV Pax, maar toen ik in 2013 terugkwam – ik was toen net achttien – ontstond er vriendschap tussen ons. We lijken totaal niet op elkaar, maar er was wel altijd een klik, we konden veel met elkaar lachen. Toen we elkaar steeds beter leerden kennen, werd de vriendschap ook steeds hechter. Ik kreeg ook steeds beter door hoe ik met jou om moest gaan, wat jij nodig had om goed te presteren en wat ik moest doen zodat jij je chill voelde.” Loran: “Ik heb geleerd me meer open te stellen, dat ik dingen die jij zegt niet meteen als kritiek moet zien, maar als adviezen.” Casimir: “En ik moet soms even goed bedenken hoe ik iets het best kan verwoorden, zodat jij iets niet opvat als kritiek.” Loran: “Dat heeft natuurlijk ook met leeftijd te maken. Als je jong bent, zie je iets sneller als een aanval. Sommigen kunnen daar beter mee omgaan, bij mij heeft het wat tijd gekost voordat ik dat kon. Nu probeer ik juist gebruik te maken van jouw ervaring. Jij weet mij, en ook anderen, te kalmeren tijdens wedstrijden, hebt al honderd keer meegedaan aan een EK of WK. Als jij heel relaxed bent, worden wij ook rustiger.” Casimir: “Ik zeg dan: niet zo stressen, ga er gewoon voor en dan zien we wel wat er gebeurt.” Loran: “Dat is ook hoe jij in het leven staat, je bent heel relaxed. Dat heb ik natuurlijk ook gemerkt in de vier jaar dat we een woning deelden.” Casimir: “Ik had al op mezelf gewoond. Daarna woonde ik weer een tijdje bij mijn ouders, wat prima was, maar ik wilde weer wat voor mezelf. Met behulp van TeamNL en Topsport Amsterdam kreeg ik een appartement in Amsterdam-West aangeboden.” Loran: “Ik studeerde biologie en medisch laboratoriumonderzoek, woonde op dat moment in een studentenhuis in Leiden, maar wilde daar weg. Ik vertelde dat aan voormalig bondscoach Bram van Bokhoven. Juist op dat moment kreeg jij dat appartement en jij vond het prima om dat te delen. Er zijn eigenlijk nooit woorden geweest tussen ons in de periode dat we samenwoonden.” Casimir: “Wij zijn ook geen ruziemakers. Doordat we elkaar dagelijks in de turnzaal zagen, gingen we thuis allebei meer onze eigen gang. Dat werkte heel goed. We gingen thuis niet nog eens heel uitgebreide gesprekken voeren. Jij ging in het begin ook nog vaak studeren na trainingen. Dan ging ik tv kijken. Of we gingen samen gamen als jij niet hoefde te studeren.” Loran: “Ik ben van nature erg op mezelf, vind het fijn om me soms even terug te trekken. Jij had daar alle begrip voor.” Casimir: “In het begin kookte ik meestal, want toen kon jij dat nog niet zo goed. Dat heb je snel opgepakt, want inmiddels kook je als de beste. Later kwam het steeds vaker voor dat we apart kookten. Jij ging geregeld naar je vriendin. Of zij kwam juist bij ons langs. Dat was niet zo handig met koken; de ene keer was er te veel eten, de andere keer te weinig. Toen hebben we tegen elkaar gezegd: laten we lekker apart koken, dat is makkelijker. En soms aten we wel gewoon samen, hoor.” Loran: “Sinds een paar maanden woon ik samen met mijn vriendin en delen we geen appartement meer. We wonen nu een paar straten bij elkaar vandaan.” Casimir: “Ik deel nu het appartement met iemand anders.” [caption id="attachment_18980" align="alignnone" width="1772"] Loran[/caption] Perfectionisme Loran: “Als het even niet lukt, dan vind ik het lastig om dat los te laten. Bij het WK van vorig jaar leek ik op weg naar een medaille in de toestelfinale op voltige. Aan het eind van mijn oefening ging het toch nog mis, waardoor ik zesde werd. Die finale heeft nog een tijd in mijn hoofd gezeten, ik droomde er zelfs over.” Casimir: “Jij bent een grotere perfectionist dan ik. Bij mij was het juist vaak het probleem dat het mij allemaal te weinig boeide.” Loran: “In mij zit heel erg dat ik alles gewoon goed wil doen. Ik blijf oefeningen herhalen tijdens de training, net zo lang tot het goed gaat. Ik vind het lastig om iets los te laten, terwijl dat bij turnen soms ook net de kunst is.” Casimir: “Ik had lange tijd tijdens trainingen juist zoiets van: als het vandaag niet lukt, dan doe ik het morgen wel. Ik was te gemakzuchtig, heb van jou overgenomen dat ik wat perfectionistischer mag zijn tijdens trainingen, dat ik niet te snel ergens genoegen mee moet nemen. Tegelijkertijd herken ik ook wat jij net zei: als het misgaat tijdens een wedstrijd kan dat nog dagen in je hoofd blijven zitten. Net na de oefening denk ik dan: ik wil nog een keer. Bij turnen hoort ook dat je constant bezig bent met wat niet goed ging. Ik werd twaalfde tijdens de meerkampfinale op het WK. Een geweldig resultaat, heel vet. Maar na afloop was het eerste wat ik dacht: als ik de voltige had gedaan op de manier zoals ik die deed tijdens de kwalificatie, dan was ik vijfde geweest... En als je vijfde bent, kun je ook derde worden. Ik wil meer, meer, meer.” Loran: “Het is altijd zo’n lekker moment als de oefening erop zit en het is goed gegaan. Ik zie altijd op tegen een wedstrijd.” Casimir: “Dat heb ik ook, en volgens mij hebben bijna alle turners dat.” Loran: “Een wedstrijd is een momentopname. Dat een oefening op de training fantastisch is gegaan, telt niet meer. Je doet je arm omhoog, begint je oefening en dan moet het gebeuren. Als het dan niet helemaal gaat zoals het moet, dat je niet kunt laten zien waartoe je in staat bent, voelt dan vaak zo oneerlijk.” Casimir: “Een wedstrijd is gewoon spannend en na een wedstrijd voel je juist totale ontspanning. Eigenlijk zijn we jarenlang aan het trainen voor het moment dat een wedstrijd erop zit.” Loran: “Voordat ik aan mijn voltige-oefening begin, voel ik mijn armen soms tintelen. Geregeld heb ik ook koude handen. Allemaal van de spanning. In je hoofd zit de hele tijd: niet vallen, want vallen is gênant. Als je dat denkt, wordt het natuurlijk ook niet beter.” Loran: 'Mijn armen tintelen soms. Geregeld heb ik ook koude handen. Allemaal van de spanning. In je hoofd zit de hele tijd: Niet vallen, want vallen is gênant' Casimir: “Ik voelde ook altijd van die stroomstootjes door m’n armen. Dan wist ik: shit, dit wordt weer zo’n oefening waarbij ik niets voel. Op die momenten had ik veel minder controle over m’n lichaam.” Loran: “Een paar jaar geleden heb ik hulp gekregen van een lifecoach. Zij gaf me goede tips waardoor ik beter met de stress voor een wedstrijd om leerde gaan.” Casimir: “De mogelijkheid om op mentaal gebied hulp te krijgen, is aanwezig. Ik heb zelf een manier gevonden om goed met de spanningen om te gaan. Ik let goed op mijn ademhaling, probeer me te focussen op de dingen die ik moet doen tijdens een oefening en niet te denken aan wat fout zou kunnen gaan. Dan zeg ik tegen mezelf: je hebt de oefening al duizend keer gedaan tijdens de training, waarom zou je dan nu trillende armen hebben? Ik ga ervan uit dat het goed gaat en zo niet, dan kan ik er toch niets aan doen. Ik accepteer dat ik kan vallen. Sinds ik zo denk, ben ik rustiger. Turnen is gewoon een mindgame.” Loran: “Ik kreeg om mijn hartslag onder controle te krijgen de tip: doe net alsof je onder water zwemt. Op zo’n moment sluit je je ook af voor alles, is de focus volledig op jezelf gericht. Ik gebruik dat nog steeds om mijn kalmte te bewaren.” Casimir: “Tijdens een oefening zijn alle spanningen sowieso weg bij mij. Weet je dat ik soms tijdens een oefening kan denken aan wat ik die avond wil gaan eten? Tijdens een oefening luister ik ook heel selectief. Ik hoor mijn coach, zus en jou altijd, verder hoor ik niet echt iets. Een oefening is vaak zo’n automatisme, dat het ook nergens op slaat om vooraf zenuwachtig te zijn.” Turn-dna Loran: “Mijn moeder heeft Chinese roots, maar groeide op in Indonesië en heeft vooral die cultuur meegekregen, en mijn vader komt uit Nederland. Ik ben via een vriendje, die op gymles zat in Haarlem, met turnen in aanraking gekomen. Ik was op dat moment al vaak radslagen aan het doen, was als kind heel druk. Mijn ouders hebben met de ouders van dat vriendje gesproken en me toen op gymles gedaan.” Casimir: “Mijn zus Annabelle zat op turnen en ze liet mij ook salto’s doen. Ik was vier en zij acht. Wilde eigenlijk op voetbal, mijn moeder wilde me op judo doen, maar dat is er allebei nooit van gekomen. Ik ben een keer naar een turnles gegaan en vond het heel leuk.” Loran: “Ik denk niet dat turntalent per se genetisch is bepaald. Het is vooral zaak dat je er op jonge leeftijd mee begint en dat je een goede coördinatie hebt.” Casimir: “Veel dingen zijn aan te leren. Als je van jongs af aan bereid bent om hard te werken, word je snel lenig en sterk.” Loran: “Discipline is belangrijk, want je moet echt veel trainen. En dat was niet altijd makkelijk toen ik jong was.” Casimir: “Rond mijn elfde, twaalfde wilde ik stoppen met turnen. Op woensdagmiddag waren we vrij en gingen mijn vriendjes met elkaar spelen. Ik moest ’s middags trainen, terwijl iedereen vrij was. Ik kwam een keer thuis en zei: mam, ik wil stoppen. Mijn moeder antwoordde: ‘Je kunt het heel goed en wij hebben er ook veel geld en tijd in geïnvesteerd. Kijk het nog even aan, als je het dan echt niet leuk meer vindt, dan kun je altijd nog stoppen.’ Ik heb een periode wat minder getraind: de ene woensdag wel, de volgende niet. Al snel dacht ik op die vrije woensdagmiddag: mijn turnvriendjes zijn nu aan het trainen en ik niet. Dat vond ik ook niet leuk.” Loran: “Ik wilde ook stoppen op m’n twaalfde. Een grote groep jongens met wie ik dagelijks trainde, stopte ermee. Ik dacht: waarom ga ik dan wel door? Toen ik thuis vertelde dat ik wilde stoppen, zei mijn moeder ook: ‘Laten we het nog even aankijken.’ Zij hadden veel tijd en geld in mij gestoken. En een paar jaar terug had ik dus ook twijfels of ik moest blijven turnen. Ik ben heel blij dat ik niet ben gestopt, dat mijn ouders en ook jij, Casimir, me hebben gemotiveerd om door te gaan.” Toestelspecialist en meerkamper Casimir: “Binnen het turnen wordt de meerkamp altijd gezien als het summum. Als je daar goed in bent, dan ben je een baas. En als je dan twaalfde van de wereld bent, zoals ik op het WK van vorig jaar, dan boeit dat buiten de turnwereld eigenlijk niemand... Kijk, als je in een toestelfinale staat, dan wordt dat meteen opgepikt. Ook al word je door een val zesde, je bent wel op tv geweest, want de toestelfinales worden altijd uitgezonden. Het is misschien ook een beetje het Epke Zonderland- en Yuri van Gelder-effect. Zij waren heel goed op rekstok en ringen, wonnen medailles. Voor die tijd draaide het vooral om de meerkamp. Mede door lichamelijke ongemakken zijn zij zich gaan specialiseren. Met succes.” Loran: “De toestelfinales zijn misschien leuker om te kijken. Je hebt acht turners die achter elkaar hun oefening doen en degene met de hoogste score wint. Lekker overzichtelijk. Het gevolg is dat Casimir eigenlijk te weinig waardering krijgt voor zijn prestaties en dat vind ik jammer. Top twaalf van de wereld op de meerkamp, dat is gewoon fucking lijp. Zeker als je bedenkt dat hij vlak ervoor nog werd geopereerd aan zijn enkel en lange tijd door blessures niet kon trainen. Het was echt een race tegen de klok. Als je dan zo goed presteert... De schijnwerpers mogen best wat meer op jou gericht.” Casimir: “Als een Nederlandse meerkamper echt mee gaat doen om de medailles verandert het misschien.” Loran: “Ik heb niet de coördinatie van Casimir, deed wel alle toestellen toen ik jonger was, maar vond veel dingen eng. Vooral als ik over de kop moest. Toen ik meer tijd aan mijn studie wilde besteden, heb ik heel bewust gekozen om vooral tijd te steken in de toestellen die ik het leukst vond. Zo ben ik me gaan specialiseren op voltige, brug en ringen. Toen ik mijn propedeuse had gehaald heb ik het niet meer teruggedraaid, zeker toen bleek dat ik in korte tijd op vooral voltige en brug heel erg vooruit was gegaan. De meeste tijd besteed ik aan voltige, ringen doe ik vooral om het team te helpen.” Casimir: “Ik heb ook overwogen om me te specialiseren op twee of drie toestellen, maar vond het lastig om te kiezen, vind alles leuk. Ik vind het al snel stom en saai om de hele tijd hetzelfde te moeten doen. Het mooie van trainen als meerkamper is: als het ene toestel niet lekker gaat, dan switch je gewoon naar het andere. Ik denk dat het me enorm zou frustreren als ik maar op twee toestellen zou trainen en het lukt niet. Dan word ik gek, ga ik naar huis. Loran kan zich wel heel goed focussen op één ding, kan net zo lang doorgaan met trainen totdat het lukt. Daarnaast: we proberen ons in eerste instantie voor de Spelen te kwalificeren als team, daar heb je ook een paar goede meerkampers voor nodig.” Loran: “Het is soms ook weleens saai om alleen maar met voltige bezig te zijn, maar ik ben iemand die het juist heel fijn vindt om een vaste routine te hebben. Ik werk elke dag hetzelfde programma af en als iets niet lukt, dan ga ik net zo lang door tot het wel lukt.” Casimir: “Dat is knap. Ik zag jou laatst een oefening twintig keer proberen. Telkens ging het fout op voltige. En die twintigste keer ging het wel en was het zo goed dat je met die oefening wereldkampioen had kunnen worden. Bij mij is het zo: als het drie keer niet lukt, dan kan ik beter wat anders gaan doen. Want bij mij zit het er die dag dan gewoon niet in. Het heeft bij mij dan wel vaak een reden. Dan ben ik vermoeid van de vorige training, want op zes toestellen trainen is zwaar. Telkens moet je weer andere spiergroepen aanspreken. Als ik op ringen heb getraind, is het daarna lastig om mijn handen goed bij elkaar te houden op voltige. Dan krijg ik veel sneller last van mijn triceps. Soms moet ik ook gewoon naar mijn lichaam luisteren.” Loran: “Bij mij komt het vooral aan op mijn polsen en onderarmen. ’s Winters is het wat kouder en moet ik mijn polsen wat langer opwarmen, maar verder heb ik eigenlijk nooit blessures. Dat is bij meerkampers wel anders.” Casimir: “Ik heb anderhalf jaar geleden bij een val mijn schouder en enkel gebroken. Ik ben wel vaker geblesseerd geweest, maar eigenlijk nooit zo erg dat ik een tijdlang niet kon trainen. Als ik iets aan mijn enkel had, kon ik wel trainen op rek of ringen. Als ik iets aan mijn armen had, kon ik wel springen. Ik ben één keer geopereerd, vorig jaar aan mijn enkel. En ik heb een keer een stressfractuur in mijn rug gehad, waardoor ik drie maanden niet kon trainen. Dat is het. Bang ben ik niet, kan ook niet. Turnen met angst is het stomste wat je kunt doen. Dan kun je beter eerst even een stapje terug doen. En als je dan niet doodgaat, ben je meteen weer minder bang.” Lachend: “En ga je wel dood, dan was het een domme keuze.” Tatoeages Casimir: “Mijn eerste tatoeage werd gezet op mijn zeventiende verjaardag. Een jaar eerder vroegen mijn ouders wat ik voor mijn verjaardag wilde en toen antwoordde ik: een tattoo. Ze zeiden: ‘Als je dat op je zeventiende nog steeds wilt, krijg je hem dan.’ Mijn ouders merkten dat het geen ingeving was van me en namen me op m’n verjaardag mee naar een tattoo-artist. Aan de binnenkant van mijn rechterbovenarm heb ik toen de officiële afkortingen van de zes turntoestellen laten zetten. Een maand of drie later had ik al vier tatoeages. Het liep een beetje uit de hand. Ik heb er onlangs weer een laten zetten, die op mijn rug is eigenlijk ook nog niet af. Op mijn linkerbeen staan mijn muzikale helden Kurt Cobain en Travis Scott en ik wil daar nog graag tatoeages van Jim Morrison en Jimi Hendrix bij hebben. Mijn zus heeft ook iets van vier tatoeages, mijn vader had er al een van vroeger en heeft er nu nog eentje die ik bij hem heb gezet. Mijn moeder is ook overstag, is twee jaar geleden begonnen met een sleeve op haar arm. Ik heb nog een tijdje gedacht dat ik tattoo-artist wilde worden. Eén probleem: ik kan niet goed tekenen. Ik heb wel geoefend, heb mijn ouders en een goede vriend getatoeëerd en heb twee tatoeages op mijn eigen been gezet, maar heb die ambitie verder uit mijn hoofd gezet.” Loran: “Jij vindt dat heel vet, het is echt jouw ding. Ik vind de meeste tatoeages van jou heel lijp, wil er misschien ook wel een. Maar alleen als ik de Olympische Spelen haal. Het is heel cliché, maar dan wil ik ergens de olympische ringen laten zetten.” Casimir: “De olympische ringen heb ik ook nog niet, want ik heb ook nog nooit meegedaan aan de Spelen. Ik denk ook niet dat die ringen er gaan komen als ik wel mee mag doen. In dat geval denk ik eerder aan een Eiffeltorentje of het logo van die Spelen.” Loran: “Als jij rondloopt zonder shirt zie ik mensen naar jou kijken. Zeker naar de tatoeage op je rug. Jij bent gewoon een levend kunstwerk.” Casimir: “Ik loop al een tijd mee, de meesten zijn er inmiddels wel aan gewend. Ik ben ook niet de enige met tatoeages en heb het nooit zo door dat er naar me wordt gekeken. Laatst kwamen twee Amerikaanse turnbroers met Bulgaarse roots op me af en een van hen wilde gelijk m’n hand schudden. Voor sommigen ben ik een voorbeeld en daar hebben mijn tattoos zeker ook mee te maken. Want voor mijn gevoel heb ik als turner nog niet zoveel gepresteerd, het kan en moet echt nog beter.” Loran: “Jij bent niet alleen een opvallende verschijning door je tatoeages, maar ook door wie je bent, door je karakter.” Casimir: “Of ik van juryleden door mijn tatoeages weleens het nadeel van de twijfel krijg? Weet ik niet. Ik kan natuurlijk nergens aflezen wat mijn score zou zijn geweest zonder tattoos. Ik had eerder het gevoel dat ik werd benadeeld toen ik voorheen met rare kapsels aan een oefening begon. Toen had ik echt het gevoel dat ik lagere scores kreeg, maar hardmaken kan ik dat natuurlijk nooit. Maar goed, in het dagelijks leven merk ik wel dat die tatoeages wat met mensen doen. Ik merk dat sommigen me er stoer of zelfs een beetje eng uit vinden zien. Dat ben ik niet, hoor. Ik hoor vaak mensen zeggen: ‘In het echt ben je heel anders dan we hadden gedacht.’ Eigenlijk ben ik een schaap in wolfskleding.” Loran: “Ik val veel minder op. In de turnzaal doe ik gewoon rustig mijn ding.” Casimir: “Maar ik merk wel dat ze in de zaal ook vaak naar jou toetrekken om een praatje te maken. Jij valt op door je oefeningen.” Loran: “O ja? Dat heb ik niet zo door.” Casimir: “Het is gewoon indrukwekkend als jij je voltige-oefening doet. En vaak doe je hem tijdens een training ook nog eens heel vaak achter elkaar.” Boegbeelden Casimir: “Ik heb veel volgers op sociale media, post vooral filmpjes die turngerelateerd zijn en merk dat mensen dat cool vinden. Mijn leven draait niet om het krijgen van likes, maar ik ben me er wel bewust van dat social media mij ook kan helpen. Turnen is geen sport waar je rijk van wordt, maar ik heb gemerkt dat het enorm helpt bij het vinden van sponsors als je veel volgers hebt en veel likes krijgt op de dingen die je post. Die sponsors geven mij financiële rust, mocht mijn A-status bij NOC*NSF wegvallen, dan hoef ik niet meteen mijn huis uit. Daarnaast kan het handig zijn als mensen weten wie je bent als straks mijn turnloopbaan erop zit.” Loran: “Ik was ook een tijdje heel fanatiek met social media bezig, probeerde viraal te gaan en meer volgers te krijgen. Ik postte heel veel, maar er gebeurde niets. Op een gegeven moment dacht ik: waar ben ik nou eigenlijk mee bezig? Ik post nog weleens wat en heb soms in mijn achterhoofd: misschien gaat dit viraal. Het hielp ook al niet echt dat ik zilver won bij het EK van vorig jaar, dit jaar vierde werd op het EK en bij het WK zesde werd. Ik heb er misschien tweehonderd volgers bijgekregen. Mensen die betrokken zijn bij het turnen volgen mij wel, maar verder... Jij valt natuurlijk ook op door hoe je eruitziet, Cas.” Casimir: “Het filmpje van mij dat viraal ging, heb jij gefilmd en daarop zie je toevallig heel goed mijn tatoeages.” Loran: “Een probleem van mijn specialiteit, voltige, is dat het voor buitenstaanders een beetje saai is om naar te kijken. Veel mensen zien bij voltige niet precies wat er zo moeilijk aan is. Daarom vinden mensen het ook misschien niet zo interessant als ik iets post. Ach, ik heb het een beetje opgegeven om te jagen op volgers. Misschien verandert er wat als ik op de Spelen een medaille win.” Turnimago Casimir: “Er is veel te doen geweest over turnen, met name bij de vrouwen. Er zijn onderzoeken gedaan naar grensoverschrijdend gedrag. Ik vind het heel erg voor degenen die daar last van hebben gehad of dat nog steeds hebben. En natuurlijk heeft dat impact gehad op het imago van de sport. Maar dan vooral bij de vrouwen, denk ik. Wij mannen hebben niet veel vragen gehad, bij ons is het eigenlijk geen issue. Het grote verschil is dat wij als turners pas senior zijn als we achttien zijn en de vrouwen zijn dat vanaf hun zestiende. De vrouwen zijn veel jonger en ook kwetsbaarder op het moment dat zij dagelijks keihard gaan trainen.” Loran: “Bij de mannen heeft Epke Zonderland het turnen in Nederland op een heel mooie, positieve manier op de kaart gezet.” Casimir: “Lang werd gedacht dat een Nederlander nooit goud kon winnen met turnen. Epke deed het op de Spelen en WK’s.” Loran: “Neemt niet weg dat het natuurlijk een tijdlang over de misstanden is gegaan en dat begrijp ik ook. Toen ik zilver won bij het EK was het fijn dat turnen ook weer eens positief in het nieuws kwam.” Casimir: “Ik denk dat ouders wel even extra hebben getwijfeld of ze hun kind op turnen moesten doen. Ik hoop heel erg dat mensen zich voortaan veilig voelen in het turnen.” Olympische droom Casimir: “Ik heb tot twee keer toe de Spelen niet gehaald. In Tokio lukte het niet om ons als team te kwalificeren. Epke wist zich individueel te plaatsen en er was een ticket voor een meerkamper. Dat ging naar Bart Deurloo en daar kon ik mee leven, want hij was toen beter dan ik. Ik kon mezelf niet zoveel verwijten. Dat ik er in 2016 op de Spelen in Rio niet bij was, zat me veel meer dwars. Ik vind nog steeds dat ik thuishoorde in het team, maar er werd anders besloten. Ik had me met de ploeg gekwalificeerd voor de Spelen en mijn plek werd uiteindelijk ingenomen door Yuri van Gelder, die gold als kanshebber op een medaille op ringen. Er was veel te doen over Yuri die Spelen, hij werd naar huis gestuurd. Zuur. Ik ben niet boos op Yuri, vind het vooral heel erg zonde. Hij had de toestelfinale gehaald, maakte dus kans op een medaille. Als je dan naar huis moet voordat je de finale hebt kunnen turnen... Dat ze voor Yuri kozen in het team was dus ook wel te begrijpen, want hij haalde wel die finale, hè.” Casimir: 'Mijn plek werd in 2016 ingenomen door Van Gelder. Er was veel te doen over Yuri die Spelen, hij werd naar huis gestuurd. Zuur' Loran: “We hopen dat we nu allebei voor het eerst naar de Spelen kunnen. Als we bij het WK in Antwerpen bij de top twaalf eindigen, mogen we als ploeg naar Parijs. Het wordt lastig, maar het is mogelijk.” Casimir: “Er zijn bij het WK twaalf of dertien landen die in de race zijn voor plek acht tot en met twaalf. Het zal heel close worden, denk ik.” Loran: “En als we net buiten de top twaalf vallen, zijn er ook nog mogelijkheden om allebei in Parijs te komen. Op de meerkamp maak jij dan zeker kans op een ticket, Cas.” Casimir: “Jij kunt een ticket op naam verdienen op voltige bij het WK en kan ook nog in 2024 via de World Cups een olympisch ticket bemachtigen, mochten we het als team niet redden. Ik denk dat jij een goede kans maakt om Parijs te halen.” Loran: “Ik droom soms echt van de Spelen. Niet dat ik dan goud win, maar dat ik er sta tussen al die sporters.” Casimir: “Voor mij is het ook een droom om op de Spelen te staan. Maar ik ga niet roepen dat mijn carrière mislukt is, mocht ik de Spelen niet halen. Ik heb al zoveel mooie dingen meegemaakt, zie Parijs trouwens ook niet als mijn laatste kans. Over vier jaar zou ik er ook nog bij kunnen zijn, al ga ik niet roepen dat ik sowieso nog doorga tot en met de Spelen van 2028.” Loran: “We gaan er niet van uit, maar het kan ook nog zo zijn dat uiteindelijk maar één van ons tweeën naar de Spelen mag, dat we concurrenten zijn voor een olympisch ticket. Als jij van ons twee erheen mag, dan lijkt het me heel vet om naar je te komen kijken.” Casimir: “De Spelen zijn om de hoek, dus ik hoop in dat geval dat er een gratis busreisje inzit om jou aan te moedigen. En als jij dan een medaille wint, dan wil ik heel graag een tatoeage bij jou zetten.” Helden Magazine 68 Het verhaal van Loran de Munck en Casimir Schmidt komt voort uit Helden Magazine nummer 68. Max Verstappen kleurt de wereld oranje. Max Verstappen is hard op weg om voor het derde jaar op rij de wereldtitel Formule 1 te pakken. In aanloop naar de Grand Prix van Zandvoort, die hij afgelopen twee jaar won, siert hij de cover van Helden. We volgden de coureur vanuit de paddock en zagen hoe moeilijk het is voor ploeggenoot Sergio Perez om staande te blijven in zijn schaduw. In de 68ste editie van Helden ook volop aandacht voor het nieuwe voetbalseizoen. Een gesprek met Mats Wieffer, dé ontdekking van vorig seizoen, over zijn doorbraak bij Feyenoord en Oranje. Maurice Steijn werd tot veler verrassing de nieuwe trainer van Ajax. Een groot interview met de man die na een teleurstellend seizoen voor nieuwe successen moet zorgen. Luuk de Jong is spits en aanvoerder van PSV, hij vertelt over bondscoach Ronald Koeman, oud-trainer Ruud van Nistelrooij, nieuwe trainer Peter Bosz, oud-ploeggenoot Xavi Simons en nieuwe teamgenoot Noa Lang. Ryan Gravenberch kende een lastig eerste seizoen bij Bayern München. Hij wil er dit seizoen staan en weer een vaste waarde voor Oranje worden. Verder in de nieuwe Helden. Atleten Lieke Klaver en Terrence Agard vormen een razendsnel koppel. Laura Dijkema en Nika Daalderop over de hectiek van het leven als volleybalsters in den vreemde. Anne van Dam is de beste golfster van Nederland, ze vertelt over anger management, wonen in Amerika en de Big Green Egg Open. Hockeyster Laurien Leurink won met Oranje alles wat er te winnen viel. Mede door de ongeneeslijke ziekte van zus Marije zwaaide ze af. Ook is er veel aandacht voor de European Para Championships in Rotterdam. Een gesprek met rolstoelbasketbalster Bo Kramer, bij wie op jonge leeftijd botkanker in haar been werd geconstateerd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 68! Wil je geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.
Voltigespecialist Loran de Munck (24) en meerkamper Casimir Schmidt (27) zijn de boegbeelden van het Nederlandse mannenturnen. Daarnaast zijn ze clubgenoten bij SV Pax, vrienden en tot voor kort huisgenoten. We zochten hen op in aanloop naar het WK turnen in Antwerpen (30 september-8 oktober), waar een belangrijke stap richting de Spelen kan worden gezet. Mentor & leerling Loran: “Casimir is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling die ik de afgelopen jaren door heb gemaakt. Ik wist ook wel dat ik dingen anders aan moest pakken om op een hoger level te komen, maar vond het lastig om me ertoe te zetten. Het helpt als iemand mij vertelt dat het echt anders moet.” Casimir: “Op z’n tijd hebben we dat allemaal nodig. Ik zag bij Loran een paar jaar geleden dat hij twijfelde, ik probeerde hem te motiveren door te gaan, zag dat hij veel beter kon.” Loran: “Ik turn vanaf mijn vijfde en dacht geregeld: wil ik dit eigenlijk nog wel? De resultaten bleven uit en ik dacht: moet ik hier nu elke dag alles voor doen en laten? Er werd tegen me gezegd dat ik winst kon halen door beter op mijn voeding te letten, maar daar wilde ik destijds niets van weten. Ik pakte in die tijd, dan hebben we het over de periode tot 2019, geregeld een zak M&M’s na de training. Na school of in de pauze ging ik naar de Albert Heijn, kocht een heel stokbrood, filet americain en een paar eitjes en at die dan in tien minuten op. Dat deed ik bijna dagelijks.” Casimir: “Ik ben een paar jaar ouder en had een trainer die er bij mij erg bovenop zat. Ik turnde ook al meer toernooien op jonge leeftijd, had iets eerder door dat ik de top zou kunnen halen. Als je niet het idee hebt dat je ooit de aansluiting met de wereldtop gaat vinden, dan is het heel lastig om alles voor het turnen te laten. Logisch. Ik heb iets van zes, zeven keer tegen jou gezegd dat er, als je meer voor je sport zou leven, veel meer in zou zitten. Ik dacht: als jij alleen al vijf kilo lichter bent, scheelt dat al enorm. Maar ik ben er niet zo heel behendig in om iets op een heel goede manier over te brengen. Als ik iets vind, flap ik het er vaak uit. Terwijl ik er heel positieve bedoelingen mee had.” Loran: “De eerste keer kwam het als kritiek bij mij binnen. Toen we na een training in Den Bosch samen terug in de auto zaten, zei jij weer: ‘Waarom probeer je niet gewoon een tijdje beter op je voeding te letten?’ Toen dacht ik: laat ik het eens proberen. Vanaf dat moment ging het ook in de trainingen beter en kwamen er ook resultaten. Ik kan nog steeds veel eten, maar nu alleen goede dingen.” [caption id="attachment_18979" align="alignnone" width="1772"] Casimir[/caption] Vriendschap Casimir: “Vanaf het moment dat Loran bij SV Pax ging trainen, kwamen we elkaar tegen, want ik trainde daar toen ook al.” Loran: “Casimir is drieënhalf jaar ouder, dus hij was een voorbeeld voor mij. Als jij iets deed, wilde ik dat ook kunnen.” Casimir: “Ik ben ook nog even weggeweest bij SV Pax, maar toen ik in 2013 terugkwam – ik was toen net achttien – ontstond er vriendschap tussen ons. We lijken totaal niet op elkaar, maar er was wel altijd een klik, we konden veel met elkaar lachen. Toen we elkaar steeds beter leerden kennen, werd de vriendschap ook steeds hechter. Ik kreeg ook steeds beter door hoe ik met jou om moest gaan, wat jij nodig had om goed te presteren en wat ik moest doen zodat jij je chill voelde.” Loran: “Ik heb geleerd me meer open te stellen, dat ik dingen die jij zegt niet meteen als kritiek moet zien, maar als adviezen.” Casimir: “En ik moet soms even goed bedenken hoe ik iets het best kan verwoorden, zodat jij iets niet opvat als kritiek.” Loran: “Dat heeft natuurlijk ook met leeftijd te maken. Als je jong bent, zie je iets sneller als een aanval. Sommigen kunnen daar beter mee omgaan, bij mij heeft het wat tijd gekost voordat ik dat kon. Nu probeer ik juist gebruik te maken van jouw ervaring. Jij weet mij, en ook anderen, te kalmeren tijdens wedstrijden, hebt al honderd keer meegedaan aan een EK of WK. Als jij heel relaxed bent, worden wij ook rustiger.” Casimir: “Ik zeg dan: niet zo stressen, ga er gewoon voor en dan zien we wel wat er gebeurt.” Loran: “Dat is ook hoe jij in het leven staat, je bent heel relaxed. Dat heb ik natuurlijk ook gemerkt in de vier jaar dat we een woning deelden.” Casimir: “Ik had al op mezelf gewoond. Daarna woonde ik weer een tijdje bij mijn ouders, wat prima was, maar ik wilde weer wat voor mezelf. Met behulp van TeamNL en Topsport Amsterdam kreeg ik een appartement in Amsterdam-West aangeboden.” Loran: “Ik studeerde biologie en medisch laboratoriumonderzoek, woonde op dat moment in een studentenhuis in Leiden, maar wilde daar weg. Ik vertelde dat aan voormalig bondscoach Bram van Bokhoven. Juist op dat moment kreeg jij dat appartement en jij vond het prima om dat te delen. Er zijn eigenlijk nooit woorden geweest tussen ons in de periode dat we samenwoonden.” Casimir: “Wij zijn ook geen ruziemakers. Doordat we elkaar dagelijks in de turnzaal zagen, gingen we thuis allebei meer onze eigen gang. Dat werkte heel goed. We gingen thuis niet nog eens heel uitgebreide gesprekken voeren. Jij ging in het begin ook nog vaak studeren na trainingen. Dan ging ik tv kijken. Of we gingen samen gamen als jij niet hoefde te studeren.” Loran: “Ik ben van nature erg op mezelf, vind het fijn om me soms even terug te trekken. Jij had daar alle begrip voor.” Casimir: “In het begin kookte ik meestal, want toen kon jij dat nog niet zo goed. Dat heb je snel opgepakt, want inmiddels kook je als de beste. Later kwam het steeds vaker voor dat we apart kookten. Jij ging geregeld naar je vriendin. Of zij kwam juist bij ons langs. Dat was niet zo handig met koken; de ene keer was er te veel eten, de andere keer te weinig. Toen hebben we tegen elkaar gezegd: laten we lekker apart koken, dat is makkelijker. En soms aten we wel gewoon samen, hoor.” Loran: “Sinds een paar maanden woon ik samen met mijn vriendin en delen we geen appartement meer. We wonen nu een paar straten bij elkaar vandaan.” Casimir: “Ik deel nu het appartement met iemand anders.” [caption id="attachment_18980" align="alignnone" width="1772"] Loran[/caption] Perfectionisme Loran: “Als het even niet lukt, dan vind ik het lastig om dat los te laten. Bij het WK van vorig jaar leek ik op weg naar een medaille in de toestelfinale op voltige. Aan het eind van mijn oefening ging het toch nog mis, waardoor ik zesde werd. Die finale heeft nog een tijd in mijn hoofd gezeten, ik droomde er zelfs over.” Casimir: “Jij bent een grotere perfectionist dan ik. Bij mij was het juist vaak het probleem dat het mij allemaal te weinig boeide.” Loran: “In mij zit heel erg dat ik alles gewoon goed wil doen. Ik blijf oefeningen herhalen tijdens de training, net zo lang tot het goed gaat. Ik vind het lastig om iets los te laten, terwijl dat bij turnen soms ook net de kunst is.” Casimir: “Ik had lange tijd tijdens trainingen juist zoiets van: als het vandaag niet lukt, dan doe ik het morgen wel. Ik was te gemakzuchtig, heb van jou overgenomen dat ik wat perfectionistischer mag zijn tijdens trainingen, dat ik niet te snel ergens genoegen mee moet nemen. Tegelijkertijd herken ik ook wat jij net zei: als het misgaat tijdens een wedstrijd kan dat nog dagen in je hoofd blijven zitten. Net na de oefening denk ik dan: ik wil nog een keer. Bij turnen hoort ook dat je constant bezig bent met wat niet goed ging. Ik werd twaalfde tijdens de meerkampfinale op het WK. Een geweldig resultaat, heel vet. Maar na afloop was het eerste wat ik dacht: als ik de voltige had gedaan op de manier zoals ik die deed tijdens de kwalificatie, dan was ik vijfde geweest... En als je vijfde bent, kun je ook derde worden. Ik wil meer, meer, meer.” Loran: “Het is altijd zo’n lekker moment als de oefening erop zit en het is goed gegaan. Ik zie altijd op tegen een wedstrijd.” Casimir: “Dat heb ik ook, en volgens mij hebben bijna alle turners dat.” Loran: “Een wedstrijd is een momentopname. Dat een oefening op de training fantastisch is gegaan, telt niet meer. Je doet je arm omhoog, begint je oefening en dan moet het gebeuren. Als het dan niet helemaal gaat zoals het moet, dat je niet kunt laten zien waartoe je in staat bent, voelt dan vaak zo oneerlijk.” Casimir: “Een wedstrijd is gewoon spannend en na een wedstrijd voel je juist totale ontspanning. Eigenlijk zijn we jarenlang aan het trainen voor het moment dat een wedstrijd erop zit.” Loran: “Voordat ik aan mijn voltige-oefening begin, voel ik mijn armen soms tintelen. Geregeld heb ik ook koude handen. Allemaal van de spanning. In je hoofd zit de hele tijd: niet vallen, want vallen is gênant. Als je dat denkt, wordt het natuurlijk ook niet beter.” Loran: 'Mijn armen tintelen soms. Geregeld heb ik ook koude handen. Allemaal van de spanning. In je hoofd zit de hele tijd: Niet vallen, want vallen is gênant' Casimir: “Ik voelde ook altijd van die stroomstootjes door m’n armen. Dan wist ik: shit, dit wordt weer zo’n oefening waarbij ik niets voel. Op die momenten had ik veel minder controle over m’n lichaam.” Loran: “Een paar jaar geleden heb ik hulp gekregen van een lifecoach. Zij gaf me goede tips waardoor ik beter met de stress voor een wedstrijd om leerde gaan.” Casimir: “De mogelijkheid om op mentaal gebied hulp te krijgen, is aanwezig. Ik heb zelf een manier gevonden om goed met de spanningen om te gaan. Ik let goed op mijn ademhaling, probeer me te focussen op de dingen die ik moet doen tijdens een oefening en niet te denken aan wat fout zou kunnen gaan. Dan zeg ik tegen mezelf: je hebt de oefening al duizend keer gedaan tijdens de training, waarom zou je dan nu trillende armen hebben? Ik ga ervan uit dat het goed gaat en zo niet, dan kan ik er toch niets aan doen. Ik accepteer dat ik kan vallen. Sinds ik zo denk, ben ik rustiger. Turnen is gewoon een mindgame.” Loran: “Ik kreeg om mijn hartslag onder controle te krijgen de tip: doe net alsof je onder water zwemt. Op zo’n moment sluit je je ook af voor alles, is de focus volledig op jezelf gericht. Ik gebruik dat nog steeds om mijn kalmte te bewaren.” Casimir: “Tijdens een oefening zijn alle spanningen sowieso weg bij mij. Weet je dat ik soms tijdens een oefening kan denken aan wat ik die avond wil gaan eten? Tijdens een oefening luister ik ook heel selectief. Ik hoor mijn coach, zus en jou altijd, verder hoor ik niet echt iets. Een oefening is vaak zo’n automatisme, dat het ook nergens op slaat om vooraf zenuwachtig te zijn.” Turn-dna Loran: “Mijn moeder heeft Chinese roots, maar groeide op in Indonesië en heeft vooral die cultuur meegekregen, en mijn vader komt uit Nederland. Ik ben via een vriendje, die op gymles zat in Haarlem, met turnen in aanraking gekomen. Ik was op dat moment al vaak radslagen aan het doen, was als kind heel druk. Mijn ouders hebben met de ouders van dat vriendje gesproken en me toen op gymles gedaan.” Casimir: “Mijn zus Annabelle zat op turnen en ze liet mij ook salto’s doen. Ik was vier en zij acht. Wilde eigenlijk op voetbal, mijn moeder wilde me op judo doen, maar dat is er allebei nooit van gekomen. Ik ben een keer naar een turnles gegaan en vond het heel leuk.” Loran: “Ik denk niet dat turntalent per se genetisch is bepaald. Het is vooral zaak dat je er op jonge leeftijd mee begint en dat je een goede coördinatie hebt.” Casimir: “Veel dingen zijn aan te leren. Als je van jongs af aan bereid bent om hard te werken, word je snel lenig en sterk.” Loran: “Discipline is belangrijk, want je moet echt veel trainen. En dat was niet altijd makkelijk toen ik jong was.” Casimir: “Rond mijn elfde, twaalfde wilde ik stoppen met turnen. Op woensdagmiddag waren we vrij en gingen mijn vriendjes met elkaar spelen. Ik moest ’s middags trainen, terwijl iedereen vrij was. Ik kwam een keer thuis en zei: mam, ik wil stoppen. Mijn moeder antwoordde: ‘Je kunt het heel goed en wij hebben er ook veel geld en tijd in geïnvesteerd. Kijk het nog even aan, als je het dan echt niet leuk meer vindt, dan kun je altijd nog stoppen.’ Ik heb een periode wat minder getraind: de ene woensdag wel, de volgende niet. Al snel dacht ik op die vrije woensdagmiddag: mijn turnvriendjes zijn nu aan het trainen en ik niet. Dat vond ik ook niet leuk.” Loran: “Ik wilde ook stoppen op m’n twaalfde. Een grote groep jongens met wie ik dagelijks trainde, stopte ermee. Ik dacht: waarom ga ik dan wel door? Toen ik thuis vertelde dat ik wilde stoppen, zei mijn moeder ook: ‘Laten we het nog even aankijken.’ Zij hadden veel tijd en geld in mij gestoken. En een paar jaar terug had ik dus ook twijfels of ik moest blijven turnen. Ik ben heel blij dat ik niet ben gestopt, dat mijn ouders en ook jij, Casimir, me hebben gemotiveerd om door te gaan.” Toestelspecialist en meerkamper Casimir: “Binnen het turnen wordt de meerkamp altijd gezien als het summum. Als je daar goed in bent, dan ben je een baas. En als je dan twaalfde van de wereld bent, zoals ik op het WK van vorig jaar, dan boeit dat buiten de turnwereld eigenlijk niemand... Kijk, als je in een toestelfinale staat, dan wordt dat meteen opgepikt. Ook al word je door een val zesde, je bent wel op tv geweest, want de toestelfinales worden altijd uitgezonden. Het is misschien ook een beetje het Epke Zonderland- en Yuri van Gelder-effect. Zij waren heel goed op rekstok en ringen, wonnen medailles. Voor die tijd draaide het vooral om de meerkamp. Mede door lichamelijke ongemakken zijn zij zich gaan specialiseren. Met succes.” Loran: “De toestelfinales zijn misschien leuker om te kijken. Je hebt acht turners die achter elkaar hun oefening doen en degene met de hoogste score wint. Lekker overzichtelijk. Het gevolg is dat Casimir eigenlijk te weinig waardering krijgt voor zijn prestaties en dat vind ik jammer. Top twaalf van de wereld op de meerkamp, dat is gewoon fucking lijp. Zeker als je bedenkt dat hij vlak ervoor nog werd geopereerd aan zijn enkel en lange tijd door blessures niet kon trainen. Het was echt een race tegen de klok. Als je dan zo goed presteert... De schijnwerpers mogen best wat meer op jou gericht.” Casimir: “Als een Nederlandse meerkamper echt mee gaat doen om de medailles verandert het misschien.” Loran: “Ik heb niet de coördinatie van Casimir, deed wel alle toestellen toen ik jonger was, maar vond veel dingen eng. Vooral als ik over de kop moest. Toen ik meer tijd aan mijn studie wilde besteden, heb ik heel bewust gekozen om vooral tijd te steken in de toestellen die ik het leukst vond. Zo ben ik me gaan specialiseren op voltige, brug en ringen. Toen ik mijn propedeuse had gehaald heb ik het niet meer teruggedraaid, zeker toen bleek dat ik in korte tijd op vooral voltige en brug heel erg vooruit was gegaan. De meeste tijd besteed ik aan voltige, ringen doe ik vooral om het team te helpen.” Casimir: “Ik heb ook overwogen om me te specialiseren op twee of drie toestellen, maar vond het lastig om te kiezen, vind alles leuk. Ik vind het al snel stom en saai om de hele tijd hetzelfde te moeten doen. Het mooie van trainen als meerkamper is: als het ene toestel niet lekker gaat, dan switch je gewoon naar het andere. Ik denk dat het me enorm zou frustreren als ik maar op twee toestellen zou trainen en het lukt niet. Dan word ik gek, ga ik naar huis. Loran kan zich wel heel goed focussen op één ding, kan net zo lang doorgaan met trainen totdat het lukt. Daarnaast: we proberen ons in eerste instantie voor de Spelen te kwalificeren als team, daar heb je ook een paar goede meerkampers voor nodig.” Loran: “Het is soms ook weleens saai om alleen maar met voltige bezig te zijn, maar ik ben iemand die het juist heel fijn vindt om een vaste routine te hebben. Ik werk elke dag hetzelfde programma af en als iets niet lukt, dan ga ik net zo lang door tot het wel lukt.” Casimir: “Dat is knap. Ik zag jou laatst een oefening twintig keer proberen. Telkens ging het fout op voltige. En die twintigste keer ging het wel en was het zo goed dat je met die oefening wereldkampioen had kunnen worden. Bij mij is het zo: als het drie keer niet lukt, dan kan ik beter wat anders gaan doen. Want bij mij zit het er die dag dan gewoon niet in. Het heeft bij mij dan wel vaak een reden. Dan ben ik vermoeid van de vorige training, want op zes toestellen trainen is zwaar. Telkens moet je weer andere spiergroepen aanspreken. Als ik op ringen heb getraind, is het daarna lastig om mijn handen goed bij elkaar te houden op voltige. Dan krijg ik veel sneller last van mijn triceps. Soms moet ik ook gewoon naar mijn lichaam luisteren.” Loran: “Bij mij komt het vooral aan op mijn polsen en onderarmen. ’s Winters is het wat kouder en moet ik mijn polsen wat langer opwarmen, maar verder heb ik eigenlijk nooit blessures. Dat is bij meerkampers wel anders.” Casimir: “Ik heb anderhalf jaar geleden bij een val mijn schouder en enkel gebroken. Ik ben wel vaker geblesseerd geweest, maar eigenlijk nooit zo erg dat ik een tijdlang niet kon trainen. Als ik iets aan mijn enkel had, kon ik wel trainen op rek of ringen. Als ik iets aan mijn armen had, kon ik wel springen. Ik ben één keer geopereerd, vorig jaar aan mijn enkel. En ik heb een keer een stressfractuur in mijn rug gehad, waardoor ik drie maanden niet kon trainen. Dat is het. Bang ben ik niet, kan ook niet. Turnen met angst is het stomste wat je kunt doen. Dan kun je beter eerst even een stapje terug doen. En als je dan niet doodgaat, ben je meteen weer minder bang.” Lachend: “En ga je wel dood, dan was het een domme keuze.” Tatoeages Casimir: “Mijn eerste tatoeage werd gezet op mijn zeventiende verjaardag. Een jaar eerder vroegen mijn ouders wat ik voor mijn verjaardag wilde en toen antwoordde ik: een tattoo. Ze zeiden: ‘Als je dat op je zeventiende nog steeds wilt, krijg je hem dan.’ Mijn ouders merkten dat het geen ingeving was van me en namen me op m’n verjaardag mee naar een tattoo-artist. Aan de binnenkant van mijn rechterbovenarm heb ik toen de officiële afkortingen van de zes turntoestellen laten zetten. Een maand of drie later had ik al vier tatoeages. Het liep een beetje uit de hand. Ik heb er onlangs weer een laten zetten, die op mijn rug is eigenlijk ook nog niet af. Op mijn linkerbeen staan mijn muzikale helden Kurt Cobain en Travis Scott en ik wil daar nog graag tatoeages van Jim Morrison en Jimi Hendrix bij hebben. Mijn zus heeft ook iets van vier tatoeages, mijn vader had er al een van vroeger en heeft er nu nog eentje die ik bij hem heb gezet. Mijn moeder is ook overstag, is twee jaar geleden begonnen met een sleeve op haar arm. Ik heb nog een tijdje gedacht dat ik tattoo-artist wilde worden. Eén probleem: ik kan niet goed tekenen. Ik heb wel geoefend, heb mijn ouders en een goede vriend getatoeëerd en heb twee tatoeages op mijn eigen been gezet, maar heb die ambitie verder uit mijn hoofd gezet.” Loran: “Jij vindt dat heel vet, het is echt jouw ding. Ik vind de meeste tatoeages van jou heel lijp, wil er misschien ook wel een. Maar alleen als ik de Olympische Spelen haal. Het is heel cliché, maar dan wil ik ergens de olympische ringen laten zetten.” Casimir: “De olympische ringen heb ik ook nog niet, want ik heb ook nog nooit meegedaan aan de Spelen. Ik denk ook niet dat die ringen er gaan komen als ik wel mee mag doen. In dat geval denk ik eerder aan een Eiffeltorentje of het logo van die Spelen.” Loran: “Als jij rondloopt zonder shirt zie ik mensen naar jou kijken. Zeker naar de tatoeage op je rug. Jij bent gewoon een levend kunstwerk.” Casimir: “Ik loop al een tijd mee, de meesten zijn er inmiddels wel aan gewend. Ik ben ook niet de enige met tatoeages en heb het nooit zo door dat er naar me wordt gekeken. Laatst kwamen twee Amerikaanse turnbroers met Bulgaarse roots op me af en een van hen wilde gelijk m’n hand schudden. Voor sommigen ben ik een voorbeeld en daar hebben mijn tattoos zeker ook mee te maken. Want voor mijn gevoel heb ik als turner nog niet zoveel gepresteerd, het kan en moet echt nog beter.” Loran: “Jij bent niet alleen een opvallende verschijning door je tatoeages, maar ook door wie je bent, door je karakter.” Casimir: “Of ik van juryleden door mijn tatoeages weleens het nadeel van de twijfel krijg? Weet ik niet. Ik kan natuurlijk nergens aflezen wat mijn score zou zijn geweest zonder tattoos. Ik had eerder het gevoel dat ik werd benadeeld toen ik voorheen met rare kapsels aan een oefening begon. Toen had ik echt het gevoel dat ik lagere scores kreeg, maar hardmaken kan ik dat natuurlijk nooit. Maar goed, in het dagelijks leven merk ik wel dat die tatoeages wat met mensen doen. Ik merk dat sommigen me er stoer of zelfs een beetje eng uit vinden zien. Dat ben ik niet, hoor. Ik hoor vaak mensen zeggen: ‘In het echt ben je heel anders dan we hadden gedacht.’ Eigenlijk ben ik een schaap in wolfskleding.” Loran: “Ik val veel minder op. In de turnzaal doe ik gewoon rustig mijn ding.” Casimir: “Maar ik merk wel dat ze in de zaal ook vaak naar jou toetrekken om een praatje te maken. Jij valt op door je oefeningen.” Loran: “O ja? Dat heb ik niet zo door.” Casimir: “Het is gewoon indrukwekkend als jij je voltige-oefening doet. En vaak doe je hem tijdens een training ook nog eens heel vaak achter elkaar.” Boegbeelden Casimir: “Ik heb veel volgers op sociale media, post vooral filmpjes die turngerelateerd zijn en merk dat mensen dat cool vinden. Mijn leven draait niet om het krijgen van likes, maar ik ben me er wel bewust van dat social media mij ook kan helpen. Turnen is geen sport waar je rijk van wordt, maar ik heb gemerkt dat het enorm helpt bij het vinden van sponsors als je veel volgers hebt en veel likes krijgt op de dingen die je post. Die sponsors geven mij financiële rust, mocht mijn A-status bij NOC*NSF wegvallen, dan hoef ik niet meteen mijn huis uit. Daarnaast kan het handig zijn als mensen weten wie je bent als straks mijn turnloopbaan erop zit.” Loran: “Ik was ook een tijdje heel fanatiek met social media bezig, probeerde viraal te gaan en meer volgers te krijgen. Ik postte heel veel, maar er gebeurde niets. Op een gegeven moment dacht ik: waar ben ik nou eigenlijk mee bezig? Ik post nog weleens wat en heb soms in mijn achterhoofd: misschien gaat dit viraal. Het hielp ook al niet echt dat ik zilver won bij het EK van vorig jaar, dit jaar vierde werd op het EK en bij het WK zesde werd. Ik heb er misschien tweehonderd volgers bijgekregen. Mensen die betrokken zijn bij het turnen volgen mij wel, maar verder... Jij valt natuurlijk ook op door hoe je eruitziet, Cas.” Casimir: “Het filmpje van mij dat viraal ging, heb jij gefilmd en daarop zie je toevallig heel goed mijn tatoeages.” Loran: “Een probleem van mijn specialiteit, voltige, is dat het voor buitenstaanders een beetje saai is om naar te kijken. Veel mensen zien bij voltige niet precies wat er zo moeilijk aan is. Daarom vinden mensen het ook misschien niet zo interessant als ik iets post. Ach, ik heb het een beetje opgegeven om te jagen op volgers. Misschien verandert er wat als ik op de Spelen een medaille win.” Turnimago Casimir: “Er is veel te doen geweest over turnen, met name bij de vrouwen. Er zijn onderzoeken gedaan naar grensoverschrijdend gedrag. Ik vind het heel erg voor degenen die daar last van hebben gehad of dat nog steeds hebben. En natuurlijk heeft dat impact gehad op het imago van de sport. Maar dan vooral bij de vrouwen, denk ik. Wij mannen hebben niet veel vragen gehad, bij ons is het eigenlijk geen issue. Het grote verschil is dat wij als turners pas senior zijn als we achttien zijn en de vrouwen zijn dat vanaf hun zestiende. De vrouwen zijn veel jonger en ook kwetsbaarder op het moment dat zij dagelijks keihard gaan trainen.” Loran: “Bij de mannen heeft Epke Zonderland het turnen in Nederland op een heel mooie, positieve manier op de kaart gezet.” Casimir: “Lang werd gedacht dat een Nederlander nooit goud kon winnen met turnen. Epke deed het op de Spelen en WK’s.” Loran: “Neemt niet weg dat het natuurlijk een tijdlang over de misstanden is gegaan en dat begrijp ik ook. Toen ik zilver won bij het EK was het fijn dat turnen ook weer eens positief in het nieuws kwam.” Casimir: “Ik denk dat ouders wel even extra hebben getwijfeld of ze hun kind op turnen moesten doen. Ik hoop heel erg dat mensen zich voortaan veilig voelen in het turnen.” Olympische droom Casimir: “Ik heb tot twee keer toe de Spelen niet gehaald. In Tokio lukte het niet om ons als team te kwalificeren. Epke wist zich individueel te plaatsen en er was een ticket voor een meerkamper. Dat ging naar Bart Deurloo en daar kon ik mee leven, want hij was toen beter dan ik. Ik kon mezelf niet zoveel verwijten. Dat ik er in 2016 op de Spelen in Rio niet bij was, zat me veel meer dwars. Ik vind nog steeds dat ik thuishoorde in het team, maar er werd anders besloten. Ik had me met de ploeg gekwalificeerd voor de Spelen en mijn plek werd uiteindelijk ingenomen door Yuri van Gelder, die gold als kanshebber op een medaille op ringen. Er was veel te doen over Yuri die Spelen, hij werd naar huis gestuurd. Zuur. Ik ben niet boos op Yuri, vind het vooral heel erg zonde. Hij had de toestelfinale gehaald, maakte dus kans op een medaille. Als je dan naar huis moet voordat je de finale hebt kunnen turnen... Dat ze voor Yuri kozen in het team was dus ook wel te begrijpen, want hij haalde wel die finale, hè.” Casimir: 'Mijn plek werd in 2016 ingenomen door Van Gelder. Er was veel te doen over Yuri die Spelen, hij werd naar huis gestuurd. Zuur' Loran: “We hopen dat we nu allebei voor het eerst naar de Spelen kunnen. Als we bij het WK in Antwerpen bij de top twaalf eindigen, mogen we als ploeg naar Parijs. Het wordt lastig, maar het is mogelijk.” Casimir: “Er zijn bij het WK twaalf of dertien landen die in de race zijn voor plek acht tot en met twaalf. Het zal heel close worden, denk ik.” Loran: “En als we net buiten de top twaalf vallen, zijn er ook nog mogelijkheden om allebei in Parijs te komen. Op de meerkamp maak jij dan zeker kans op een ticket, Cas.” Casimir: “Jij kunt een ticket op naam verdienen op voltige bij het WK en kan ook nog in 2024 via de World Cups een olympisch ticket bemachtigen, mochten we het als team niet redden. Ik denk dat jij een goede kans maakt om Parijs te halen.” Loran: “Ik droom soms echt van de Spelen. Niet dat ik dan goud win, maar dat ik er sta tussen al die sporters.” Casimir: “Voor mij is het ook een droom om op de Spelen te staan. Maar ik ga niet roepen dat mijn carrière mislukt is, mocht ik de Spelen niet halen. Ik heb al zoveel mooie dingen meegemaakt, zie Parijs trouwens ook niet als mijn laatste kans. Over vier jaar zou ik er ook nog bij kunnen zijn, al ga ik niet roepen dat ik sowieso nog doorga tot en met de Spelen van 2028.” Loran: “We gaan er niet van uit, maar het kan ook nog zo zijn dat uiteindelijk maar één van ons tweeën naar de Spelen mag, dat we concurrenten zijn voor een olympisch ticket. Als jij van ons twee erheen mag, dan lijkt het me heel vet om naar je te komen kijken.” Casimir: “De Spelen zijn om de hoek, dus ik hoop in dat geval dat er een gratis busreisje inzit om jou aan te moedigen. En als jij dan een medaille wint, dan wil ik heel graag een tatoeage bij jou zetten.” Helden Magazine 68 Het verhaal van Loran de Munck en Casimir Schmidt komt voort uit Helden Magazine nummer 68. Max Verstappen kleurt de wereld oranje. Max Verstappen is hard op weg om voor het derde jaar op rij de wereldtitel Formule 1 te pakken. In aanloop naar de Grand Prix van Zandvoort, die hij afgelopen twee jaar won, siert hij de cover van Helden. We volgden de coureur vanuit de paddock en zagen hoe moeilijk het is voor ploeggenoot Sergio Perez om staande te blijven in zijn schaduw. In de 68ste editie van Helden ook volop aandacht voor het nieuwe voetbalseizoen. Een gesprek met Mats Wieffer, dé ontdekking van vorig seizoen, over zijn doorbraak bij Feyenoord en Oranje. Maurice Steijn werd tot veler verrassing de nieuwe trainer van Ajax. Een groot interview met de man die na een teleurstellend seizoen voor nieuwe successen moet zorgen. Luuk de Jong is spits en aanvoerder van PSV, hij vertelt over bondscoach Ronald Koeman, oud-trainer Ruud van Nistelrooij, nieuwe trainer Peter Bosz, oud-ploeggenoot Xavi Simons en nieuwe teamgenoot Noa Lang. Ryan Gravenberch kende een lastig eerste seizoen bij Bayern München. Hij wil er dit seizoen staan en weer een vaste waarde voor Oranje worden. Verder in de nieuwe Helden. Atleten Lieke Klaver en Terrence Agard vormen een razendsnel koppel. Laura Dijkema en Nika Daalderop over de hectiek van het leven als volleybalsters in den vreemde. Anne van Dam is de beste golfster van Nederland, ze vertelt over anger management, wonen in Amerika en de Big Green Egg Open. Hockeyster Laurien Leurink won met Oranje alles wat er te winnen viel. Mede door de ongeneeslijke ziekte van zus Marije zwaaide ze af. Ook is er veel aandacht voor de European Para Championships in Rotterdam. Een gesprek met rolstoelbasketbalster Bo Kramer, bij wie op jonge leeftijd botkanker in haar been werd geconstateerd. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 68! Wil je geen inspirerende sportverhalen missen van onze Nederlandse sporthelden? Abonneer je nu snel en ontvang de Helden Magazine op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Blijf daarnaast op de hoogte van het recentste sportnieuws en leuke winacties door je aan te melden op onze nieuwsbrief en volg ons op onze social mediakanalen.

Zeilen

Odile van Aanholt en Annette Duetz: ‘We zijn nog net geen getrouwd stel’

Odile van Aanholt (25) en Annette Duetz (29) zeilen pas een jaar samen in de olympische 49erFX-klasse. Ze werden in dat jaar meteen Europees- en wereldkampioen. In aanloop naar het WK zeilen in Scheveningen (10 t/m 20 augustus) gingen we bij hen op bezoek. Met een gebruinde huid en een grote lach op het gezicht komen zeilsters Odile van Aanholt (stuurvrouw) en Annette Duetz (haar bemanning) aan op de locatie van de shoot. Tussen trainingskampen en wereldbekerwedstrijden door zijn ze een weekje thuis. “Wij zijn nog niet eens de helft van het jaar in Nederland,” vertelt Annette. [caption id="attachment_19829" align="alignnone" width="2560"] Annette Duetz[/caption] Zeilen is de leukste sport die er is Odile vult aan: “In de winter zijn we veel op trainingskamp. En voor een belangrijke wedstrijd zijn we een week van tevoren op de locatie om ons voor te bereiden; om gewend te raken aan het water en zeker te weten dat we ons materiaal op orde hebben.” Odile en Annette zijn dus bijna altijd op het water te vinden en reizen van de ene mooie locatie naar de andere. Of het beeld dat de buitenwereld van zeilers en surfers heeft, van living the dream, ook klopt? Odile, lachend: “Best wel. Meerdere keren per dag heb ik geluksmomentjes.” Annette: “Zeilen is de leukste sport die er is. We zijn altijd buiten en op mooie plekken. Een droomleven. Natuurlijk zijn we ook hard aan het werk. Per dag zijn we minimaal drie uur op het water en daarnaast doen we dan nog een fysieke training. Kracht- of conditietraining, maar wij vinden het ook leuk om te boulderen of een potje padel te spelen.” Odile: “We trainen meestal zo’n vijf dagen achter elkaar en dan hebben we een rustdag. Het klaarmaken van de boot en het verzorgen van ons materiaal neemt ook veel tijd in beslag.” Annette: “Het onderhoud aan het materiaal doen wij zelf en de logistiek ook. Vorige week moest onze boot van Mallorca naar Hyères in Frankrijk. Bij kleine afstanden rijden we zelf, maar meestal is er een vrijwilliger die onze spullen naar een andere locatie brengt.” Odile: “De puzzel van wat waarnaartoe moet en wanneer, maken wij zelf. En als er bijvoorbeeld een dure veerboot moet worden geboekt, dan laten we dat over aan de teammanager van het Watersportverbond.” [caption id="attachment_19830" align="alignnone" width="2560"] Odile van Aanholt[/caption] Annette: “De grote lijnen stippelen we van tevoren uit. We maken een jaarplanning waarin staat aan welke wedstrijden we meedoen en waar we naartoe willen op trainingskamp. Zo moeten we, als we op lichte wind willen trainen, ook naar een gebied waar de kans groot is dat het weinig waait. Maar de concrete invulling houden we vaak nog open. Soms is iemand net wat minder fit of besluiten we dat we ergens een paar dagen langer willen blijven. Vliegtickets boeken we pas kort van tevoren.” Odile: “Dan komt het dus weleens voordat je in de taxi naar Schiphol zit en je je boekingsbevestiging niet kunt vinden. Dan blijkt ineens dat je nog niet hebt geboekt...” Annette, lachend: “Dat heb jij al twee keer gehad, toch?” Olympische Vlag Odile wijst naar een kettinkje dat ze omheeft. Het bedeltje heeft de vorm van het Caribische eiland Curaçao. Als jongste van vier kinderen groeide ze er op, tot haar twaalfde. “Zo is Curaçao altijd bij me. Mijn ouders wonen er nog steeds. Nederland voelt voor mij inmiddels ook als thuis, maar Curaçao voelt toch anders. Ik heb er geen Google Maps nodig, ik ken het eiland op mijn duimpje.” Odile komt uit een zeilfamilie. Vader Cor nam deel aan de Olympische Spelen in 2000, zus Philipine deed in 2012 en 2016 als zeilster mee aan de Spelen. Haar broers Ard en Just zeilen ook; Just is net als Odile met een olympische campagne bezig, onder de vlag van Aruba. Odile: “Mijn moeder zat in de paardensport, zij was een beetje het buitenbeentje, maar kan inmiddels ook goed zeilen.” Ze vervolgt: “Als baby zat ik al bij mijn vader in de boot en op mijn vierde ging ik voor het eerst op zeilles. Ik ben de eerste wereldkampioen in een olympische klasse van de familie. Dat voelt een beetje gek, omdat ik de jongste ben. Mijn zus en broer zijn weer heel goed in andere dingen. Zij hebben een heel sociaal leven en mooie bachelors- en masterdiploma’s. Mijn ouders zijn zo lief dat ze mij een cadeautje geven als ik Europees- of wereldkampioen ben geworden. ‘Dit is jouw bachelorsdiploma,’ zeggen ze dan.” Op haar twaalfde ging Odile naar de middelbare school in Nederland. “Dat was een LOOT-school. Ik zat toen al veel in het buitenland voor het zeilen. Mijn vader of moeder was bij mij in Nederland, ik verbleef ook vaak bij mijn opa en oma. Mijn ouders hebben nu een ‘familiehuis’ in Naarden, daar komen we samen als we in Nederland zijn.Tijdens de coronapandemie hebben we elkaar daar veel gezien. We kookten samen, deden spelletjes, net als vroeger.” Tot 2010 was het mogelijk om als sporter uit Curaçao voor de Nederlandse Antillen uit te komen. Toen de Antillen ophielden te bestaan, heeft Curaçao geprobeerd een olympische vlag te krijgen, maar dat werd afgewezen. Aruba had er al eerder een gekregen. “Als atleet kon ik kiezen: Aruba of Nederland. Veel sporters kozen ervoor om voor Aruba uit te komen, dat lag ook dichter bij mijn hart. Maar als ik voor Nederland uit zou komen, had ik de meeste kans om de beste zeilster te worden.” Per land mag er in de zeilsport maar één team of individu per klasse deelnemen aan de Spelen en dat heeft Odile ervaren. “Ik koos bewust voor heel pittige concurrentie.” De kwalificatie voor de Spelen in Tokio in 2021 verloor Odile, samen met haar voormalig zeilpartner Marieke Jongens, op een haar na van voormalig zeilster Annemiek Bekkering en haar huidige zeilmaatje Annette. “De concurrentiestrijd tussen ons was heel lang leuk, we maakten elkaar beter, maar de laatste paar maanden kozen we onze eigen weg. Uiteindelijk wonnen jullie de selectie omdat jullie simpelweg beter waren. Ik was de underdog, moest nog leren. Pijnlijk voor ons, maar het was de realiteit. Als ik voor Aruba was uitgekomen, had ik wel naar Tokio kunnen gaan. Maar ik weet ook dat ik veel verder ben als sporter dan wanneer ik voor Aruba had gekozen.” Ook Annette is het zeilen met de paplepel ingegoten. Haar ouders, Hans Duetz en Marion Bultman, waren allebei topzeilers, haar moeder schopte het tot de Spelen van 1988 in Zuid-Korea. “Wij hadden in mijn jeugd een vakantiehuisje in Friesland. Op het Friese water heb ik leren zeilen. Mijn ouders probeerden de liefde voor de sport op mij en mijn zus Carolien over te brengen, maar hebben ons nooit gepusht om wedstrijden te zeilen. Dat wilden wij zelf; heen en weer varen op de plas vonden we maar saai. Mijn zus en ik zijn toen in de 29er gestapt, de kleinere versie van de boot waarin we nu zeilen. We zijn trainingen gaan volgen en het werd al snel een uit de hand gelopen hobby. Ineens deden we mee aan EK’s en WK’s.” Container Met Annemiek Bekkering vormde Annette acht jaar lang een duo in de 49erFX-klasse. Ze namen deel aan de Olympische Spelen in 2016 in Rio, waar ze als zevende eindigden. In 2018 en 2019 werden ze wereldkampioen, en op de Spelen in 2021 in Tokio veroverden ze brons. In dat jaar werd juist Odile met Elise de Ruijter wereldkampioen. Odile: “Toch had ik het moeilijk in dat jaar. Ik had zo graag ook in Tokio gestaan en tegen die anderen gestreden. Tegelijkertijd geeft het me nu extra veel vuur: dat gaat me niet weer gebeuren.” Na de Spelen in Tokio stopte Annemiek Bekkering met zeilen en bleef Annette alleen achter. Odile zag haar kans schoon. “Lang durfde ik niet na te denken over de mogelijkheid om met Annette in een boot te stappen, zij was iemand van het andere team. Maar voor de Spelen al waren er veel mensen die tegen mij zeiden: ‘Annette gaat vast met jou varen.’ Binnen het Watersportverbond hadden ze dat ook al bedacht, maar wij hadden er zelf nog helemaal niet over nagedacht. Met Elise was ik wereldkampioen geworden, met haar zeilde ik ook heel goed.” Annette: “Na de Spelen wilde ik er juist even tussenuit, mijn hoofd leegmaken.” Odile: “Ik heb uiteindelijk het eerste telefoontje gepleegd. Ik vroeg of je koffie wilde drinken.” Annette: “Vanaf dat moment zat het ook in mijn hoofd. Annemiek wilde niet verder, ik wel. Jij was de perfecte keuze. Je bent een heel goede zeilster en ik vond je toen al een leuke meid.” Odile: “Het was moeilijk om afscheid te nemen van Elise. Uiteindelijk moest ik bepalen met wie ik de beste kansen had. Annette heeft zoveel ervaring. Ik zat met buikpijn tegenover Elise in een café, met trillende stem vertelde ik het haar. Gelukkig pakte ze het goed op.” Hun eerste wedstrijd samen zeilden Odile en Annette op Mallorca in april vorig jaar. Annette: “Het klikte meteen tussen ons. Voor de afsluitende medalrace was het goud al binnen.” Odile: “Na afloop zouden we beslissen of we met elkaar verder wilden. We gingen naar een cafeetje en zeiden daar officieel ‘ja’ tegen elkaar.” Annette: “Het was een mooi moment. Ik wist al dat jij heel talentvol was, maar dan is het nog maar afwachten of het in de boot klikt en of we complementair aan elkaar zijn. Het beviel goed. Jij pakte in de boot meteen de regie, kon moeilijke beslissingen ook alleen maken.” Odile: “Los van elkaar zijn wij heel goede zeilsters. Het hielp ook dat we wisten dat we niet veel tijd hadden: we hadden op dat moment nog maar tweeënhalf jaar tot de Spelen in Parijs. We waren enorm gefocust en alles wat minder belangrijk was, lieten we meteen los. Met onze coach Kaj Böcker stelden we een prioriteitenlijst op, en introduceerden we onze vier S’en, de vier punten waarvan wij denken dat we er een kampioenschap mee winnen. De start van de wedstrijd, strategie, snelheid en smile. Want het moet wel leuk blijven.” Indian Matchmaking In juli vorig jaar werden Odile en Annette Europees kampioen in het Deense Aarhus en in september wereldkampioen in Halifax, Canada. Odile: “We hadden het niet zien aankomen. Voor het WK hadden we een lastige voorbereiding omdat de container met onze boot niet was aangekomen. We hadden een boot geleend van de Amerikanen. Dat maakte ons onzeker. Pas twee dagen voor de start van het WK kwam onze eigen boot aan. Net op tijd wisten we een goed gevoel te krijgen.” Annette: “Tijdens het EK waren onze starts nog heel slecht, maar we hadden fenomenale inhaalraces. Tijdens het WK gingen onze starts juist heel goed en waren we onoverwinnelijk. En hoewel het resultaat fantastisch was, voelde het niet zo, omdat er nog steeds veel dingen waren die verbeterd konden en kunnen worden.” Odile: “We moeten nog beter worden met licht weer. Met weinig wind kunnen we ons niet uitstrekken buiten de boot, maar moeten we samen heel rustig op de boot bewegen en elkaar goed aanvoelen. Wanneer beweegt de een en wanneer de ander; dat moet synchroon lopen. Ook onze starts kunnen nog altijd beter.” Annette: “Onze pieken zijn heel hoog, maar onze dalen ook nog.” Odile: “Of het weleens botst tussen ons? Op de wal nooit. We vinden dezelfde dingen leuk: koffiedrinken, boulderen, boeken lezen... We zijn echt vriendinnen geworden. In de boot hebben wij het weleens moeilijk. Meestal gaat dat dan over onze snelheid. Dan is de een heel hard aan het werk om de boot harder te laten gaan en de ander ook, maar dan werken we elkaar net tegen.” Annette: “We kunnen nog beter met elkaar communiceren.” Odile: “Ik ben heel open. Als er met mij iets is, dan deel ik dat meteen met jou. Dan vind ik het ook vrij makkelijk om te zeggen op welke manier ik graag geholpen wil worden.” Annette: “Ik denk sneller: ik los het zelf wel even op. Daarin kunnen we veel van elkaar leren.” Odile, lachend: “We voelen ons nog net geen getrouwd stel, maar het is makkelijker om sommige dingen met jou te bespreken dan met mijn eigen vriend. We begrijpen elkaar heel goed. Een groot deel van de dag leven we ook samen.” Odiles vriend is de 24-jarige Bart Lambriex, die, tegelijkertijd met Odile en Annette, in Canada wereldkampioen werd met Floris van de Werken in de 49er-klasse. Odile: “Het is bijzonder dat we allebei in dezelfde periode succes hebben. Dat is ook weleens anders geweest. Toen ik de kwalificatie van de Spelen misliep, ging het met Bart juist heel goed. Hij ging wel naar de Spelen in Tokio en werd daar zevende. We hadden in het verleden geregeld momenten dat de een de ander aan het supporten was. Nu zijn we allebei aan het pieken.” Annette: “We hebben allebei onze eigen trainingsgroep, maar we trainen geregeld op dezelfde locatie. Als we ergens mee zitten op zeilgebied, zijn zij de eersten die ons helpen.” Odile: “We slapen meestal ook in hetzelfde huis als we in het buitenland zijn.” Annette: “We zijn allemaal goede vrienden van elkaar, het is niet raar dat Odile en Bart ook een stel zijn. Floris en ik voe- len ons geen third wheel, of zo." Odile: “In Canada hielpen we elkaar ook aan de overwinning. Na afloop van een wedstrijddag discussieerden we nog over de wind en hoe we gingen chillen. We keken de serie Indian Matchmaking.” Annette, lachend: “Alhoewel de jongens dat niet echt leuk vonden.” Ook coach Kaj is altijd aanwezig. Het toeval wil dat hij weer de vriend is van Annettes voormalige zeilpartner Annemiek Bekkering. Odile: “Onze boot heet Pien, vernoemd naar hun dochter die vorig jaar geboren werd.” Annette: “Dat hebben we gedaan omdat Kaj zo weinig erkenning kreeg. Hij was nooit de hoofdcoach, maar trainde altijd de talenten. Hij verdient ook die erkenning. Kaj betekent veel voor ons.” Odile: “Jouw vriend Luc is ook enorm betrokken. Hij is onze social mediamanager. Luc fietst graag, en neemt ons vaak mee op een fietstour. Hij is dus ook onze fietstrainer. Het voelt als één grote familie, we doen het echt met zijn allen.” Inmiddels krijgen Odile en Annette, als regerend wereldkampioenen, ook iets meer media-aandacht. Annette: “Dat is leuk, hoor, maar daar doen we het niet voor. We doen het omdat we de sport heel leuk vinden.” Helaas is de zeilsport nog altijd geen vetpot voor hen. Er zijn sponsors en ze komen rond, maar grote verdiensten zijn er niet. Annette: “Als je soms prijzengelden hoort van andere sporten... Ja, dat zouden wij soms ook graag willen.” Odile, lachend: “Mijn omgeving is er vooral boos over. Mijn zus werkt in de financiële wereld, zij zegt altijd: ‘Als ik zie hoe hard je werkt en hoe succesvol je bent, dan staat dat in schril contrast met de mannen in de wereld waarin ik werk.’ Soms beaam ik dat dan, maar ik weet ook: het heeft toch geen zin. Maar het is wel leuk om af en toe wat erkenning te krijgen.” Wachtrij De winter stond in het teken van het afstuderen van Annette, trainen en verbeteren. Maar er waren ook tegenslagen. “Na het WK wilde ik mijn studie technische natuurkunde afronden. Ik heb onderzoek gedaan naar windmodellen in Marseille, de plek waar voor ons de Spelen worden gehouden volgend jaar, en hoe je die het beste voor het zeilen kunt gebruiken. Alle weerkaarten heb ik bestudeerd. Heel handig.” Odile, lachend: “Ik hoef me over het weer geen zorgen te maken in Marseille, Annette is onze weervrouw.” Annette: “Al die kennis helpt natuurlijk, al moeten we toch op het moment zelf beslissen hoe we met het weer en de wind omgaan.” Odile: “Na jouw afstuderen zijn we naar Oman gegaan om te trainen. Toen ging alles nog goed, maar tijdens het volgende trainingskamp in Portugal kreeg ik covid. Ik was er altijd vrij nuchter over, totdat ik er deze zomer achter kwam dat ik astma heb. Vorig jaar moest ik al veel kuchen, en ik snapte niet waar dat door kwam. Het bleek astma te zijn, dat kun je blijkbaar op latere leeftijd ontwikkelen. Mijn longen moesten best lang herstellen.” Annette: “Toen jij ziek was, was ik veel aan het wielrennen. Tijdens een training gleed ik knullig onderuit. Ik had last van mijn nek en dat ging maar niet over. Uiteindelijk bleek dat mijn ruggengraat scheef stond. Dat heeft ook een tijd geduurd. Zeilen is een belastende sport voor je rug, die moet echt sterk zijn. Ik heb er drie maanden last van gehad.” Inmiddels zijn Odile en Annette back on track. Op het eerste evenement van het jaar, op Mallorca, wonnen ze zilver. De tweede wereldbeker, in Hyères, wonnen ze met overmacht. Annette: “Het Braziliaanse team is een grote concurrent van ons, zij zijn tweevoudig olympisch kampioen en varen al twaalf jaar samen. Zweden en Spanje zijn ook kanshebbers, dat zijn teams die goed zijn met harde wind. Wij zijn allround, dat is onze kracht.” Odile: “We zitten in een trainingsgroepje met de Zweedse meiden, de nummer twee van het WK van vorig jaar, een Pools team, de nummer vier, en een Noors team dat heel goed is met weinig wind. We hebben zoveel variatie dat we altijd worden uitgedaagd in trainingen.” De verwachtingen zijn hoog. Annette en Odile zijn immers regerend Europees- en wereldkampioen. Het WK dat deze zomer in Scheveningen wordt gehouden, is een mooie test. Annette: “Iedereen denkt: jullie hebben thuisvoordeel, maar we trainen hier bijna nooit. De omstandigheden zijn zo anders dan de plek waar de Spelen gehouden worden.” Na het WK in Scheveningen staat echt alles in het teken van de Spelen. Voor Annette, die al olympisch brons op zak heeft, wordt het haar derde deelname, voor Odile haar eerste. Odile: “Ik wil racen met die olympische ringen in mijn zeil, ervaren wat die druk van zo’n groot toernooi met mij doet en dan goed presteren. Ik krijg al kriebels als ik eraan denk.” Helden Magazine editie 67 Het eerste gedeelte van het verhaal van Odile van Aanholt en Annette Duetz komt voort uit Helden Magazine nummer 67, het Sportzomerboek, waar Mathieu van der Poel de cover siert samen met Sifan Hassan, Quilindschy Hartman, Lieke Martens & Jackie Groenen. De 67ste editie van Helden is een dubbeldik Sportzomerboek, waarin er volop aandacht is voor de Tour de France voor mannen en vrouwen, het WK voetbal, en het landskampioenschap van Feyenoord. Verder in Helden 67 uitgebreide interviews met: alleskunner Sifan Hassan in aanloop naar de WK atletiek, hockeysters Sanne Koolen en Pien Sanders, zwemster Marrit Steenbergen is sterker dan ooit, wielrenster Demi Vollering, Kiran Badloe over de metamorfose van windsurfer naar foiler, Botic van de Zandschulp op weg naar de absolute tennistop, coureur en analist Giedo van der Garde over Nyck de Vries en Jos en Max Verstappen, en nog veel meer inspirerende verhalen. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 67!
Odile van Aanholt (25) en Annette Duetz (29) zeilen pas een jaar samen in de olympische 49erFX-klasse. Ze werden in dat jaar meteen Europees- en wereldkampioen. In aanloop naar het WK zeilen in Scheveningen (10 t/m 20 augustus) gingen we bij hen op bezoek. Met een gebruinde huid en een grote lach op het gezicht komen zeilsters Odile van Aanholt (stuurvrouw) en Annette Duetz (haar bemanning) aan op de locatie van de shoot. Tussen trainingskampen en wereldbekerwedstrijden door zijn ze een weekje thuis. “Wij zijn nog niet eens de helft van het jaar in Nederland,” vertelt Annette. [caption id="attachment_19829" align="alignnone" width="2560"] Annette Duetz[/caption] Zeilen is de leukste sport die er is Odile vult aan: “In de winter zijn we veel op trainingskamp. En voor een belangrijke wedstrijd zijn we een week van tevoren op de locatie om ons voor te bereiden; om gewend te raken aan het water en zeker te weten dat we ons materiaal op orde hebben.” Odile en Annette zijn dus bijna altijd op het water te vinden en reizen van de ene mooie locatie naar de andere. Of het beeld dat de buitenwereld van zeilers en surfers heeft, van living the dream, ook klopt? Odile, lachend: “Best wel. Meerdere keren per dag heb ik geluksmomentjes.” Annette: “Zeilen is de leukste sport die er is. We zijn altijd buiten en op mooie plekken. Een droomleven. Natuurlijk zijn we ook hard aan het werk. Per dag zijn we minimaal drie uur op het water en daarnaast doen we dan nog een fysieke training. Kracht- of conditietraining, maar wij vinden het ook leuk om te boulderen of een potje padel te spelen.” Odile: “We trainen meestal zo’n vijf dagen achter elkaar en dan hebben we een rustdag. Het klaarmaken van de boot en het verzorgen van ons materiaal neemt ook veel tijd in beslag.” Annette: “Het onderhoud aan het materiaal doen wij zelf en de logistiek ook. Vorige week moest onze boot van Mallorca naar Hyères in Frankrijk. Bij kleine afstanden rijden we zelf, maar meestal is er een vrijwilliger die onze spullen naar een andere locatie brengt.” Odile: “De puzzel van wat waarnaartoe moet en wanneer, maken wij zelf. En als er bijvoorbeeld een dure veerboot moet worden geboekt, dan laten we dat over aan de teammanager van het Watersportverbond.” [caption id="attachment_19830" align="alignnone" width="2560"] Odile van Aanholt[/caption] Annette: “De grote lijnen stippelen we van tevoren uit. We maken een jaarplanning waarin staat aan welke wedstrijden we meedoen en waar we naartoe willen op trainingskamp. Zo moeten we, als we op lichte wind willen trainen, ook naar een gebied waar de kans groot is dat het weinig waait. Maar de concrete invulling houden we vaak nog open. Soms is iemand net wat minder fit of besluiten we dat we ergens een paar dagen langer willen blijven. Vliegtickets boeken we pas kort van tevoren.” Odile: “Dan komt het dus weleens voordat je in de taxi naar Schiphol zit en je je boekingsbevestiging niet kunt vinden. Dan blijkt ineens dat je nog niet hebt geboekt...” Annette, lachend: “Dat heb jij al twee keer gehad, toch?” Olympische Vlag Odile wijst naar een kettinkje dat ze omheeft. Het bedeltje heeft de vorm van het Caribische eiland Curaçao. Als jongste van vier kinderen groeide ze er op, tot haar twaalfde. “Zo is Curaçao altijd bij me. Mijn ouders wonen er nog steeds. Nederland voelt voor mij inmiddels ook als thuis, maar Curaçao voelt toch anders. Ik heb er geen Google Maps nodig, ik ken het eiland op mijn duimpje.” Odile komt uit een zeilfamilie. Vader Cor nam deel aan de Olympische Spelen in 2000, zus Philipine deed in 2012 en 2016 als zeilster mee aan de Spelen. Haar broers Ard en Just zeilen ook; Just is net als Odile met een olympische campagne bezig, onder de vlag van Aruba. Odile: “Mijn moeder zat in de paardensport, zij was een beetje het buitenbeentje, maar kan inmiddels ook goed zeilen.” Ze vervolgt: “Als baby zat ik al bij mijn vader in de boot en op mijn vierde ging ik voor het eerst op zeilles. Ik ben de eerste wereldkampioen in een olympische klasse van de familie. Dat voelt een beetje gek, omdat ik de jongste ben. Mijn zus en broer zijn weer heel goed in andere dingen. Zij hebben een heel sociaal leven en mooie bachelors- en masterdiploma’s. Mijn ouders zijn zo lief dat ze mij een cadeautje geven als ik Europees- of wereldkampioen ben geworden. ‘Dit is jouw bachelorsdiploma,’ zeggen ze dan.” Op haar twaalfde ging Odile naar de middelbare school in Nederland. “Dat was een LOOT-school. Ik zat toen al veel in het buitenland voor het zeilen. Mijn vader of moeder was bij mij in Nederland, ik verbleef ook vaak bij mijn opa en oma. Mijn ouders hebben nu een ‘familiehuis’ in Naarden, daar komen we samen als we in Nederland zijn.Tijdens de coronapandemie hebben we elkaar daar veel gezien. We kookten samen, deden spelletjes, net als vroeger.” Tot 2010 was het mogelijk om als sporter uit Curaçao voor de Nederlandse Antillen uit te komen. Toen de Antillen ophielden te bestaan, heeft Curaçao geprobeerd een olympische vlag te krijgen, maar dat werd afgewezen. Aruba had er al eerder een gekregen. “Als atleet kon ik kiezen: Aruba of Nederland. Veel sporters kozen ervoor om voor Aruba uit te komen, dat lag ook dichter bij mijn hart. Maar als ik voor Nederland uit zou komen, had ik de meeste kans om de beste zeilster te worden.” Per land mag er in de zeilsport maar één team of individu per klasse deelnemen aan de Spelen en dat heeft Odile ervaren. “Ik koos bewust voor heel pittige concurrentie.” De kwalificatie voor de Spelen in Tokio in 2021 verloor Odile, samen met haar voormalig zeilpartner Marieke Jongens, op een haar na van voormalig zeilster Annemiek Bekkering en haar huidige zeilmaatje Annette. “De concurrentiestrijd tussen ons was heel lang leuk, we maakten elkaar beter, maar de laatste paar maanden kozen we onze eigen weg. Uiteindelijk wonnen jullie de selectie omdat jullie simpelweg beter waren. Ik was de underdog, moest nog leren. Pijnlijk voor ons, maar het was de realiteit. Als ik voor Aruba was uitgekomen, had ik wel naar Tokio kunnen gaan. Maar ik weet ook dat ik veel verder ben als sporter dan wanneer ik voor Aruba had gekozen.” Ook Annette is het zeilen met de paplepel ingegoten. Haar ouders, Hans Duetz en Marion Bultman, waren allebei topzeilers, haar moeder schopte het tot de Spelen van 1988 in Zuid-Korea. “Wij hadden in mijn jeugd een vakantiehuisje in Friesland. Op het Friese water heb ik leren zeilen. Mijn ouders probeerden de liefde voor de sport op mij en mijn zus Carolien over te brengen, maar hebben ons nooit gepusht om wedstrijden te zeilen. Dat wilden wij zelf; heen en weer varen op de plas vonden we maar saai. Mijn zus en ik zijn toen in de 29er gestapt, de kleinere versie van de boot waarin we nu zeilen. We zijn trainingen gaan volgen en het werd al snel een uit de hand gelopen hobby. Ineens deden we mee aan EK’s en WK’s.” Container Met Annemiek Bekkering vormde Annette acht jaar lang een duo in de 49erFX-klasse. Ze namen deel aan de Olympische Spelen in 2016 in Rio, waar ze als zevende eindigden. In 2018 en 2019 werden ze wereldkampioen, en op de Spelen in 2021 in Tokio veroverden ze brons. In dat jaar werd juist Odile met Elise de Ruijter wereldkampioen. Odile: “Toch had ik het moeilijk in dat jaar. Ik had zo graag ook in Tokio gestaan en tegen die anderen gestreden. Tegelijkertijd geeft het me nu extra veel vuur: dat gaat me niet weer gebeuren.” Na de Spelen in Tokio stopte Annemiek Bekkering met zeilen en bleef Annette alleen achter. Odile zag haar kans schoon. “Lang durfde ik niet na te denken over de mogelijkheid om met Annette in een boot te stappen, zij was iemand van het andere team. Maar voor de Spelen al waren er veel mensen die tegen mij zeiden: ‘Annette gaat vast met jou varen.’ Binnen het Watersportverbond hadden ze dat ook al bedacht, maar wij hadden er zelf nog helemaal niet over nagedacht. Met Elise was ik wereldkampioen geworden, met haar zeilde ik ook heel goed.” Annette: “Na de Spelen wilde ik er juist even tussenuit, mijn hoofd leegmaken.” Odile: “Ik heb uiteindelijk het eerste telefoontje gepleegd. Ik vroeg of je koffie wilde drinken.” Annette: “Vanaf dat moment zat het ook in mijn hoofd. Annemiek wilde niet verder, ik wel. Jij was de perfecte keuze. Je bent een heel goede zeilster en ik vond je toen al een leuke meid.” Odile: “Het was moeilijk om afscheid te nemen van Elise. Uiteindelijk moest ik bepalen met wie ik de beste kansen had. Annette heeft zoveel ervaring. Ik zat met buikpijn tegenover Elise in een café, met trillende stem vertelde ik het haar. Gelukkig pakte ze het goed op.” Hun eerste wedstrijd samen zeilden Odile en Annette op Mallorca in april vorig jaar. Annette: “Het klikte meteen tussen ons. Voor de afsluitende medalrace was het goud al binnen.” Odile: “Na afloop zouden we beslissen of we met elkaar verder wilden. We gingen naar een cafeetje en zeiden daar officieel ‘ja’ tegen elkaar.” Annette: “Het was een mooi moment. Ik wist al dat jij heel talentvol was, maar dan is het nog maar afwachten of het in de boot klikt en of we complementair aan elkaar zijn. Het beviel goed. Jij pakte in de boot meteen de regie, kon moeilijke beslissingen ook alleen maken.” Odile: “Los van elkaar zijn wij heel goede zeilsters. Het hielp ook dat we wisten dat we niet veel tijd hadden: we hadden op dat moment nog maar tweeënhalf jaar tot de Spelen in Parijs. We waren enorm gefocust en alles wat minder belangrijk was, lieten we meteen los. Met onze coach Kaj Böcker stelden we een prioriteitenlijst op, en introduceerden we onze vier S’en, de vier punten waarvan wij denken dat we er een kampioenschap mee winnen. De start van de wedstrijd, strategie, snelheid en smile. Want het moet wel leuk blijven.” Indian Matchmaking In juli vorig jaar werden Odile en Annette Europees kampioen in het Deense Aarhus en in september wereldkampioen in Halifax, Canada. Odile: “We hadden het niet zien aankomen. Voor het WK hadden we een lastige voorbereiding omdat de container met onze boot niet was aangekomen. We hadden een boot geleend van de Amerikanen. Dat maakte ons onzeker. Pas twee dagen voor de start van het WK kwam onze eigen boot aan. Net op tijd wisten we een goed gevoel te krijgen.” Annette: “Tijdens het EK waren onze starts nog heel slecht, maar we hadden fenomenale inhaalraces. Tijdens het WK gingen onze starts juist heel goed en waren we onoverwinnelijk. En hoewel het resultaat fantastisch was, voelde het niet zo, omdat er nog steeds veel dingen waren die verbeterd konden en kunnen worden.” Odile: “We moeten nog beter worden met licht weer. Met weinig wind kunnen we ons niet uitstrekken buiten de boot, maar moeten we samen heel rustig op de boot bewegen en elkaar goed aanvoelen. Wanneer beweegt de een en wanneer de ander; dat moet synchroon lopen. Ook onze starts kunnen nog altijd beter.” Annette: “Onze pieken zijn heel hoog, maar onze dalen ook nog.” Odile: “Of het weleens botst tussen ons? Op de wal nooit. We vinden dezelfde dingen leuk: koffiedrinken, boulderen, boeken lezen... We zijn echt vriendinnen geworden. In de boot hebben wij het weleens moeilijk. Meestal gaat dat dan over onze snelheid. Dan is de een heel hard aan het werk om de boot harder te laten gaan en de ander ook, maar dan werken we elkaar net tegen.” Annette: “We kunnen nog beter met elkaar communiceren.” Odile: “Ik ben heel open. Als er met mij iets is, dan deel ik dat meteen met jou. Dan vind ik het ook vrij makkelijk om te zeggen op welke manier ik graag geholpen wil worden.” Annette: “Ik denk sneller: ik los het zelf wel even op. Daarin kunnen we veel van elkaar leren.” Odile, lachend: “We voelen ons nog net geen getrouwd stel, maar het is makkelijker om sommige dingen met jou te bespreken dan met mijn eigen vriend. We begrijpen elkaar heel goed. Een groot deel van de dag leven we ook samen.” Odiles vriend is de 24-jarige Bart Lambriex, die, tegelijkertijd met Odile en Annette, in Canada wereldkampioen werd met Floris van de Werken in de 49er-klasse. Odile: “Het is bijzonder dat we allebei in dezelfde periode succes hebben. Dat is ook weleens anders geweest. Toen ik de kwalificatie van de Spelen misliep, ging het met Bart juist heel goed. Hij ging wel naar de Spelen in Tokio en werd daar zevende. We hadden in het verleden geregeld momenten dat de een de ander aan het supporten was. Nu zijn we allebei aan het pieken.” Annette: “We hebben allebei onze eigen trainingsgroep, maar we trainen geregeld op dezelfde locatie. Als we ergens mee zitten op zeilgebied, zijn zij de eersten die ons helpen.” Odile: “We slapen meestal ook in hetzelfde huis als we in het buitenland zijn.” Annette: “We zijn allemaal goede vrienden van elkaar, het is niet raar dat Odile en Bart ook een stel zijn. Floris en ik voe- len ons geen third wheel, of zo." Odile: “In Canada hielpen we elkaar ook aan de overwinning. Na afloop van een wedstrijddag discussieerden we nog over de wind en hoe we gingen chillen. We keken de serie Indian Matchmaking.” Annette, lachend: “Alhoewel de jongens dat niet echt leuk vonden.” Ook coach Kaj is altijd aanwezig. Het toeval wil dat hij weer de vriend is van Annettes voormalige zeilpartner Annemiek Bekkering. Odile: “Onze boot heet Pien, vernoemd naar hun dochter die vorig jaar geboren werd.” Annette: “Dat hebben we gedaan omdat Kaj zo weinig erkenning kreeg. Hij was nooit de hoofdcoach, maar trainde altijd de talenten. Hij verdient ook die erkenning. Kaj betekent veel voor ons.” Odile: “Jouw vriend Luc is ook enorm betrokken. Hij is onze social mediamanager. Luc fietst graag, en neemt ons vaak mee op een fietstour. Hij is dus ook onze fietstrainer. Het voelt als één grote familie, we doen het echt met zijn allen.” Inmiddels krijgen Odile en Annette, als regerend wereldkampioenen, ook iets meer media-aandacht. Annette: “Dat is leuk, hoor, maar daar doen we het niet voor. We doen het omdat we de sport heel leuk vinden.” Helaas is de zeilsport nog altijd geen vetpot voor hen. Er zijn sponsors en ze komen rond, maar grote verdiensten zijn er niet. Annette: “Als je soms prijzengelden hoort van andere sporten... Ja, dat zouden wij soms ook graag willen.” Odile, lachend: “Mijn omgeving is er vooral boos over. Mijn zus werkt in de financiële wereld, zij zegt altijd: ‘Als ik zie hoe hard je werkt en hoe succesvol je bent, dan staat dat in schril contrast met de mannen in de wereld waarin ik werk.’ Soms beaam ik dat dan, maar ik weet ook: het heeft toch geen zin. Maar het is wel leuk om af en toe wat erkenning te krijgen.” Wachtrij De winter stond in het teken van het afstuderen van Annette, trainen en verbeteren. Maar er waren ook tegenslagen. “Na het WK wilde ik mijn studie technische natuurkunde afronden. Ik heb onderzoek gedaan naar windmodellen in Marseille, de plek waar voor ons de Spelen worden gehouden volgend jaar, en hoe je die het beste voor het zeilen kunt gebruiken. Alle weerkaarten heb ik bestudeerd. Heel handig.” Odile, lachend: “Ik hoef me over het weer geen zorgen te maken in Marseille, Annette is onze weervrouw.” Annette: “Al die kennis helpt natuurlijk, al moeten we toch op het moment zelf beslissen hoe we met het weer en de wind omgaan.” Odile: “Na jouw afstuderen zijn we naar Oman gegaan om te trainen. Toen ging alles nog goed, maar tijdens het volgende trainingskamp in Portugal kreeg ik covid. Ik was er altijd vrij nuchter over, totdat ik er deze zomer achter kwam dat ik astma heb. Vorig jaar moest ik al veel kuchen, en ik snapte niet waar dat door kwam. Het bleek astma te zijn, dat kun je blijkbaar op latere leeftijd ontwikkelen. Mijn longen moesten best lang herstellen.” Annette: “Toen jij ziek was, was ik veel aan het wielrennen. Tijdens een training gleed ik knullig onderuit. Ik had last van mijn nek en dat ging maar niet over. Uiteindelijk bleek dat mijn ruggengraat scheef stond. Dat heeft ook een tijd geduurd. Zeilen is een belastende sport voor je rug, die moet echt sterk zijn. Ik heb er drie maanden last van gehad.” Inmiddels zijn Odile en Annette back on track. Op het eerste evenement van het jaar, op Mallorca, wonnen ze zilver. De tweede wereldbeker, in Hyères, wonnen ze met overmacht. Annette: “Het Braziliaanse team is een grote concurrent van ons, zij zijn tweevoudig olympisch kampioen en varen al twaalf jaar samen. Zweden en Spanje zijn ook kanshebbers, dat zijn teams die goed zijn met harde wind. Wij zijn allround, dat is onze kracht.” Odile: “We zitten in een trainingsgroepje met de Zweedse meiden, de nummer twee van het WK van vorig jaar, een Pools team, de nummer vier, en een Noors team dat heel goed is met weinig wind. We hebben zoveel variatie dat we altijd worden uitgedaagd in trainingen.” De verwachtingen zijn hoog. Annette en Odile zijn immers regerend Europees- en wereldkampioen. Het WK dat deze zomer in Scheveningen wordt gehouden, is een mooie test. Annette: “Iedereen denkt: jullie hebben thuisvoordeel, maar we trainen hier bijna nooit. De omstandigheden zijn zo anders dan de plek waar de Spelen gehouden worden.” Na het WK in Scheveningen staat echt alles in het teken van de Spelen. Voor Annette, die al olympisch brons op zak heeft, wordt het haar derde deelname, voor Odile haar eerste. Odile: “Ik wil racen met die olympische ringen in mijn zeil, ervaren wat die druk van zo’n groot toernooi met mij doet en dan goed presteren. Ik krijg al kriebels als ik eraan denk.” Helden Magazine editie 67 Het eerste gedeelte van het verhaal van Odile van Aanholt en Annette Duetz komt voort uit Helden Magazine nummer 67, het Sportzomerboek, waar Mathieu van der Poel de cover siert samen met Sifan Hassan, Quilindschy Hartman, Lieke Martens & Jackie Groenen. De 67ste editie van Helden is een dubbeldik Sportzomerboek, waarin er volop aandacht is voor de Tour de France voor mannen en vrouwen, het WK voetbal, en het landskampioenschap van Feyenoord. Verder in Helden 67 uitgebreide interviews met: alleskunner Sifan Hassan in aanloop naar de WK atletiek, hockeysters Sanne Koolen en Pien Sanders, zwemster Marrit Steenbergen is sterker dan ooit, wielrenster Demi Vollering, Kiran Badloe over de metamorfose van windsurfer naar foiler, Botic van de Zandschulp op weg naar de absolute tennistop, coureur en analist Giedo van der Garde over Nyck de Vries en Jos en Max Verstappen, en nog veel meer inspirerende verhalen. Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine editie 67!

Turnen

Turnsters: ‘We wilden een keer het hele verhaal vertellen’

Suzanne Harmes, Gabriëlla Wammes, Verona van de Leur en Renske Endel vertelden in 2011 al wat zich had afgespeeld in de turnzaal toen zij kinderen waren. Lang werd niet naar hen geluisterd. Dat is nu anders. De verhalen in Helden hebben bijgedragen aan de driedelige documentaire De Gouden Lichting, van 27-29 juni te zien op NPO3. Dag in, dag uit werd er op ze gescholden. Ze werden gekleineerd, getreiterd, uitgehongerd en kregen soms een ‘corrigerende’ klap. Van vrolijke kinderen die ooit waren gaan turnen omdat ze het zo leuk vonden, transformeerden ze in stille meisjes die met lood in de schoenen naar de turnzaal gingen en bij wie angst, eenzaamheid en verdriet in de ogen te lezen waren. Gebrainwasht en monddood gemaakt door hun trainers. Renske Endel, Suzanne Harmes, Verona van de Leur en Gabriëlla Wammes werden vanaf hun achtste gedrild door hun trainers Gerrit Beltman en Frank Louter. Ze hadden begin deze eeuw succes, maar wat kostte het hen een stress, pijn en tranen. Ze spreken van een gevangenisregime en kindermishandeling. Het schrikbewind heeft bij ieder sporen achtergelaten, heeft hen gevormd en tevens misvormd. Nachtmerries, stemmingswisselingen, onzekerheid, onbegrip, woede, eet- en identiteitsproblemen. Stuk voor stuk zijn ze getekend voor het leven. Twee van hen zochten hulp bij een psycholoog, omdat ze er zelf niet uitkwamen. En de turnbond? Die deed niets. Helden ging bij de vier ex-turnsters langs en luisterde naar hun aangrijpende verhalen. “Niemand van ons heeft haar leven helemaal op orde, allemaal hebben we problemen.” Zo begon in 2011 de terugblik van turnsters Suzanne Harmes, Gabriëlla Wammes, Verona van de Leur en Renske Endel op hun turncarrière in Helden. De vier vrouwen van het turnteam dat in 2001 en 2002 werd gekozen tot Sportploeg van het Jaar waren de eersten die uit de school klapten. Ondanks hun verhalen werd er lange tijd verder geturnd alsof er niets aan de hand was. Bij de bond werd de andere kant op gekeken. Er werd wel onderzoek gedaan, maar het rapport verdween vervolgens in een la op het bondsbureau. Beltman en Louter mochten gewoon kinderen blijven trainen. Pas toen Gerrit Beltman eind juli 2020 zelf toegaf hoe hij als turntrainer meisjes had geterroriseerd en mishandeld, reageerde de turnwereld en ondernam de turnbond actie. Er werd een onafhankelijk onderzoek gestart naar ontoelaatbaar gedrag in turnzalen, onder leiding van hoogleraar sportrecht Marjan Olfers. In april 2021 werd het rapport Ongelijke Leggers, waarvoor 175 mensen werden geïnterviewd, gepresenteerd. Van de oud-sporters die meewerkten aan het onderzoek gaf twee derde aan met grensoverschrijdend gedrag te maken te hebben gehad. Na de presentatie van het rapport liet Monique Kempff, voorzitter van de KNGU, weten de aanbevelingen in het rapport integraal over te nemen. Ze bood daarnaast haar excuses aan voor het leed dat de sporters is aangedaan. “Niemand mag nog wegkijken,” zei ze. De slachtoffers maken bovendien aanspraak op een schadevergoeding. De turnsters die in 2011 als eersten hun verhaal vertelden in Helden, deden tien jaar later – toen het onderzoek van Olfers net was afgerond - nogmaals hun verhaal in Helden. Suzanne, Gabriëlla, Verona en Renske vertelden over hun levens. Duidelijk werd dat wat zij als kinderen meemaakten in de turnzaal nog altijd invloed heeft op hun dagelijks leven. Naar aanleiding van hun verhalen in Helden besloot de VPRO de driedelige documentaireserie De Gouden Lichting te maken. De serie, geregisseerd door Ellen Vloet, is vanaf 27 juni te zien op NPO3. In het drieluik wordt de geschiedenis van de vier ex-turnsters aan de hand van interviews en nooit eerder getoond archiefmateriaal minutieus gereconstrueerd. “Ik heb wel even getwijfeld om mee te doen aan de documentaire, omdat ik weet hoe zwaar het is om alles te moeten herbeleven. Maar de kans om een keer uitgebreid mijn verhaal te doen op tv, won het,” zegt Gabriëlla. “Ik ben door de jaren heen geregeld voor tv-interviews gevraagd, maar in de vijf minuten zendtijd die ik dan kreeg, kon ik nooit vertellen wat ik in die jaren in de turnzaal heb meegemaakt. Laat staan wat het met me heeft gedaan en hoe het komt dat ik niet meteen ben gestopt met turnen. Het overkomt je, je wordt er als kind in meegezogen. Dat kan ik alleen duidelijk maken als ik de ruimte krijg om het hele verhaal uit de doeken te doen. Voor de mensen om mij heen vind ik het ook fijn dat ik eens een keer mijn verhaal kan vertellen, dat ze me daardoor beter begrijpen. Ik heb nog steeds het gevoel dat mijn omgeving niet helemaal snapt wat ik heb moeten doorstaan. Jongens met wie ik op school zat en die ik later tegenkwam, zeiden weleens: ‘Waarom heb je het nooit gezegd, wij wisten het niet.’ Ik hoop dat die mensen na het zien van de documentaire inzien dat we monddood werden gemaakt.” Harmes: 'Ik hoop dat meiden die dit hebben meegemaakt kunnen zien dat er een uitweg is. Vergeten zul je het nooit, maar er komt weer een moment dat je gelukkig kunt zijn' “Ik heb ook wel even getwijfeld om mee te doen,” vertelt Renske, “wat me over de streep trok, was dat ik goed duidelijk kon maken in welk proces je terechtkomt als kind. In interviews op tv en in kranten werd daar in mijn ogen vaak te weinig bij stilgestaan. Ik hoop dat door de docu er meer inzicht komt in hoe zo’n situatie kan ontstaan. Misschien herkennen andere turnsters zich in onze verhalen en hebben ze er steun aan. Ik hoop dat de documentaire bijdraagt aan de bewustwording, dat er een verandering komt in de manier waarop met kinderen wordt omgegaan in de sportwereld.” Verona sluit zich daarbij aan: “Ik heb vooral meegedaan om ouders de ogen te openen en ook kinderen die aan topsport doen te waarschuwen, zodat er nooit meer slachtoffers vallen zoals bij ons. De onderliggende boodschap is dat je talentvolle, jonge kinderen altijd goed moet begeleiden en niet zomaar moet overleveren aan trainers. Iedereen die in topsport is geïnteresseerd, moet kijken. Zeker de ouders van kinderen die aan topsport doen.” Ook Suzanne hecht er veel waarde aan dat haar verhaal een keer van A tot Z wordt verteld. “Voor de beeldvorming is dat goed. Ik heb ook ‘ja’ gezegd omdat het voor mij helend werkt als ik nog een keer mijn hele verhaal doe. En niet alleen voor mij, maar voor alle meiden die hier doorheen zijn gegaan. Want er zijn er veel meer die mee hebben gemaakt wat wij hebben meegemaakt. En niet alleen in het turnen. Er is de laatste tijd natuurlijk veel aan het licht gekomen wat betreft machtsmisbruik, denk aan de hele #MeToo-discussie. Het is belangrijk dat goed duidelijk wordt gemaakt wat het met mensen doet, waar het fout gaat. Pas als dat voor veel mensen duidelijk is, kunnen zulke excessen in de toekomst voorkomen worden. Ik hoop heel erg dat door ons verhaal te doen, dit soort zaken tot het verleden gaan behoren.” En denk nou niet dat na de documentaire hun verleden als turnster een gesloten boek is. “Dat wat mij in mijn jeugd is overkomen, draag ik voor altijd bij me, dat gaat niet meer weg,” zegt Renske. “Ik merk wel dat het met de tijd steeds beter lukt om dingen een plek te geven. Maar het blijft een voortdurend proces. Door de documentaire heb ik ook weer gemerkt dat er nog dingen zijn die ik moeilijk vind en waar ik mee aan de slag ga om te proberen ook die een plek te geven.” Gabriëlla: “Ik hoop dat de documentaire er ook toe bijdraagt dat ik op een dag alles wat ik heb meegemaakt een plek kan geven. Ik merk al dat het effect heeft, dat ik rust heb doordat ik mijn volledige verhaal heb kunnen vertellen.” Suzanne: “Met mij gaat het best wel goed. Ik hoop dat meiden die dit hebben meegemaakt kunnen zien dat er een uitweg is. Het is niet zo dat je voor altijd een slachtoffer bent. Vergeten zul je het nooit, maar er komt weer een tijd dat je gelukkig kunt zijn, heb ik gemerkt. Dat vond ik ook belangrijk om te laten zien, dat er een moment komt dat je verder kunt. Ik wil laten zien dat ik een volwassen vrouw ben geworden die haar eigen keuzes maakt, die er mag zijn. Dat is een heel proces geweest. Het gaat niet alleen om de shit die we hebben meegemaakt, maar ook over hoe we daar uiteindelijk mee zijn omgegaan.” Verona: “De documentaire is voor mij niet het definitieve einde van een donkere periode uit mijn leven. Voor mij is het hoofdstuk pas afgesloten als ik eruit ben met de turnbond, als ik voldoende genoegdoening heb van de KNGU."
Suzanne Harmes, Gabriëlla Wammes, Verona van de Leur en Renske Endel vertelden in 2011 al wat zich had afgespeeld in de turnzaal toen zij kinderen waren. Lang werd niet naar hen geluisterd. Dat is nu anders. De verhalen in Helden hebben bijgedragen aan de driedelige documentaire De Gouden Lichting, van 27-29 juni te zien op NPO3. Dag in, dag uit werd er op ze gescholden. Ze werden gekleineerd, getreiterd, uitgehongerd en kregen soms een ‘corrigerende’ klap. Van vrolijke kinderen die ooit waren gaan turnen omdat ze het zo leuk vonden, transformeerden ze in stille meisjes die met lood in de schoenen naar de turnzaal gingen en bij wie angst, eenzaamheid en verdriet in de ogen te lezen waren. Gebrainwasht en monddood gemaakt door hun trainers. Renske Endel, Suzanne Harmes, Verona van de Leur en Gabriëlla Wammes werden vanaf hun achtste gedrild door hun trainers Gerrit Beltman en Frank Louter. Ze hadden begin deze eeuw succes, maar wat kostte het hen een stress, pijn en tranen. Ze spreken van een gevangenisregime en kindermishandeling. Het schrikbewind heeft bij ieder sporen achtergelaten, heeft hen gevormd en tevens misvormd. Nachtmerries, stemmingswisselingen, onzekerheid, onbegrip, woede, eet- en identiteitsproblemen. Stuk voor stuk zijn ze getekend voor het leven. Twee van hen zochten hulp bij een psycholoog, omdat ze er zelf niet uitkwamen. En de turnbond? Die deed niets. Helden ging bij de vier ex-turnsters langs en luisterde naar hun aangrijpende verhalen. “Niemand van ons heeft haar leven helemaal op orde, allemaal hebben we problemen.” Zo begon in 2011 de terugblik van turnsters Suzanne Harmes, Gabriëlla Wammes, Verona van de Leur en Renske Endel op hun turncarrière in Helden. De vier vrouwen van het turnteam dat in 2001 en 2002 werd gekozen tot Sportploeg van het Jaar waren de eersten die uit de school klapten. Ondanks hun verhalen werd er lange tijd verder geturnd alsof er niets aan de hand was. Bij de bond werd de andere kant op gekeken. Er werd wel onderzoek gedaan, maar het rapport verdween vervolgens in een la op het bondsbureau. Beltman en Louter mochten gewoon kinderen blijven trainen. Pas toen Gerrit Beltman eind juli 2020 zelf toegaf hoe hij als turntrainer meisjes had geterroriseerd en mishandeld, reageerde de turnwereld en ondernam de turnbond actie. Er werd een onafhankelijk onderzoek gestart naar ontoelaatbaar gedrag in turnzalen, onder leiding van hoogleraar sportrecht Marjan Olfers. In april 2021 werd het rapport Ongelijke Leggers, waarvoor 175 mensen werden geïnterviewd, gepresenteerd. Van de oud-sporters die meewerkten aan het onderzoek gaf twee derde aan met grensoverschrijdend gedrag te maken te hebben gehad. Na de presentatie van het rapport liet Monique Kempff, voorzitter van de KNGU, weten de aanbevelingen in het rapport integraal over te nemen. Ze bood daarnaast haar excuses aan voor het leed dat de sporters is aangedaan. “Niemand mag nog wegkijken,” zei ze. De slachtoffers maken bovendien aanspraak op een schadevergoeding. De turnsters die in 2011 als eersten hun verhaal vertelden in Helden, deden tien jaar later – toen het onderzoek van Olfers net was afgerond - nogmaals hun verhaal in Helden. Suzanne, Gabriëlla, Verona en Renske vertelden over hun levens. Duidelijk werd dat wat zij als kinderen meemaakten in de turnzaal nog altijd invloed heeft op hun dagelijks leven. Naar aanleiding van hun verhalen in Helden besloot de VPRO de driedelige documentaireserie De Gouden Lichting te maken. De serie, geregisseerd door Ellen Vloet, is vanaf 27 juni te zien op NPO3. In het drieluik wordt de geschiedenis van de vier ex-turnsters aan de hand van interviews en nooit eerder getoond archiefmateriaal minutieus gereconstrueerd. “Ik heb wel even getwijfeld om mee te doen aan de documentaire, omdat ik weet hoe zwaar het is om alles te moeten herbeleven. Maar de kans om een keer uitgebreid mijn verhaal te doen op tv, won het,” zegt Gabriëlla. “Ik ben door de jaren heen geregeld voor tv-interviews gevraagd, maar in de vijf minuten zendtijd die ik dan kreeg, kon ik nooit vertellen wat ik in die jaren in de turnzaal heb meegemaakt. Laat staan wat het met me heeft gedaan en hoe het komt dat ik niet meteen ben gestopt met turnen. Het overkomt je, je wordt er als kind in meegezogen. Dat kan ik alleen duidelijk maken als ik de ruimte krijg om het hele verhaal uit de doeken te doen. Voor de mensen om mij heen vind ik het ook fijn dat ik eens een keer mijn verhaal kan vertellen, dat ze me daardoor beter begrijpen. Ik heb nog steeds het gevoel dat mijn omgeving niet helemaal snapt wat ik heb moeten doorstaan. Jongens met wie ik op school zat en die ik later tegenkwam, zeiden weleens: ‘Waarom heb je het nooit gezegd, wij wisten het niet.’ Ik hoop dat die mensen na het zien van de documentaire inzien dat we monddood werden gemaakt.” Harmes: 'Ik hoop dat meiden die dit hebben meegemaakt kunnen zien dat er een uitweg is. Vergeten zul je het nooit, maar er komt weer een moment dat je gelukkig kunt zijn' “Ik heb ook wel even getwijfeld om mee te doen,” vertelt Renske, “wat me over de streep trok, was dat ik goed duidelijk kon maken in welk proces je terechtkomt als kind. In interviews op tv en in kranten werd daar in mijn ogen vaak te weinig bij stilgestaan. Ik hoop dat door de docu er meer inzicht komt in hoe zo’n situatie kan ontstaan. Misschien herkennen andere turnsters zich in onze verhalen en hebben ze er steun aan. Ik hoop dat de documentaire bijdraagt aan de bewustwording, dat er een verandering komt in de manier waarop met kinderen wordt omgegaan in de sportwereld.” Verona sluit zich daarbij aan: “Ik heb vooral meegedaan om ouders de ogen te openen en ook kinderen die aan topsport doen te waarschuwen, zodat er nooit meer slachtoffers vallen zoals bij ons. De onderliggende boodschap is dat je talentvolle, jonge kinderen altijd goed moet begeleiden en niet zomaar moet overleveren aan trainers. Iedereen die in topsport is geïnteresseerd, moet kijken. Zeker de ouders van kinderen die aan topsport doen.” Ook Suzanne hecht er veel waarde aan dat haar verhaal een keer van A tot Z wordt verteld. “Voor de beeldvorming is dat goed. Ik heb ook ‘ja’ gezegd omdat het voor mij helend werkt als ik nog een keer mijn hele verhaal doe. En niet alleen voor mij, maar voor alle meiden die hier doorheen zijn gegaan. Want er zijn er veel meer die mee hebben gemaakt wat wij hebben meegemaakt. En niet alleen in het turnen. Er is de laatste tijd natuurlijk veel aan het licht gekomen wat betreft machtsmisbruik, denk aan de hele #MeToo-discussie. Het is belangrijk dat goed duidelijk wordt gemaakt wat het met mensen doet, waar het fout gaat. Pas als dat voor veel mensen duidelijk is, kunnen zulke excessen in de toekomst voorkomen worden. Ik hoop heel erg dat door ons verhaal te doen, dit soort zaken tot het verleden gaan behoren.” En denk nou niet dat na de documentaire hun verleden als turnster een gesloten boek is. “Dat wat mij in mijn jeugd is overkomen, draag ik voor altijd bij me, dat gaat niet meer weg,” zegt Renske. “Ik merk wel dat het met de tijd steeds beter lukt om dingen een plek te geven. Maar het blijft een voortdurend proces. Door de documentaire heb ik ook weer gemerkt dat er nog dingen zijn die ik moeilijk vind en waar ik mee aan de slag ga om te proberen ook die een plek te geven.” Gabriëlla: “Ik hoop dat de documentaire er ook toe bijdraagt dat ik op een dag alles wat ik heb meegemaakt een plek kan geven. Ik merk al dat het effect heeft, dat ik rust heb doordat ik mijn volledige verhaal heb kunnen vertellen.” Suzanne: “Met mij gaat het best wel goed. Ik hoop dat meiden die dit hebben meegemaakt kunnen zien dat er een uitweg is. Het is niet zo dat je voor altijd een slachtoffer bent. Vergeten zul je het nooit, maar er komt weer een tijd dat je gelukkig kunt zijn, heb ik gemerkt. Dat vond ik ook belangrijk om te laten zien, dat er een moment komt dat je verder kunt. Ik wil laten zien dat ik een volwassen vrouw ben geworden die haar eigen keuzes maakt, die er mag zijn. Dat is een heel proces geweest. Het gaat niet alleen om de shit die we hebben meegemaakt, maar ook over hoe we daar uiteindelijk mee zijn omgegaan.” Verona: “De documentaire is voor mij niet het definitieve einde van een donkere periode uit mijn leven. Voor mij is het hoofdstuk pas afgesloten als ik eruit ben met de turnbond, als ik voldoende genoegdoening heb van de KNGU."