Voor Irene Schouten (25) is niets meer hetzelfde sinds 6 november 2016. Op die dag werd haar moeder getroffen en door een zware hersenbloeding. De schaatsster van Clafis moet thuis een groot deel van de taken van haar moeder overnemen en tegelijkertijd bereidt ze zich voor op de Spelen waar ze geldt als favoriet op het nieuwe onderdeel Mass Start.
Telefoon
Irene Schouten zit op de fiets en ziet dat het haar vader is die belt. Hij weet toch dat ze een training van drie uur gepland heeft op deze zondag? Ze neemt haar telefoon op, maar voordat ze een gesprek kan voeren, valt haar mobiel uit. “Hij was met geen mogelijkheid meer aan te krijgen. Komt straks wel, dacht ik en ik fietste verder.” Eenmaal aangekomen bij het ouderlijk huis, de tulpenkwekerij tussen Andijk en Wervershoof, wacht een nicht haar op. Vreemd. “Ze zei: ‘Schrik niet, je vader, broers en zus zijn naar het ziekenhuis, want je moeder heeft een hersenbloeding gehad.’”
Irene trekt snel een joggingbroek aan en racet met haar nicht naar het AMC-ziekenhuis, waar ze huilende familieleden aantreft. Broer Simon, marathonschaatser en ploeggenoot bij Clafis, is er al. Hij was tegelijkertijd met Irene gaan fietsen, maar had voor een andere route door het West-Friese landschap gekozen. “Toen mijn vader hem belde, was zijn eerste reactie: ‘Er is iets met mama zeker?’ Die gedachte was nooit bij mij opgekomen, terwijl daar wel reden toe was.” Haar moeder had al twee weken last van hoofdpijn, was met haar klachten naar de huisarts geweest. ‘Het is stress,’ werd er gezegd. “Die zondag had m’n vader nog gevraagd of het wel goed ging. ‘Je ziet zo wit,’ zei hij. Maar mama antwoordde dat het wel ging.”
In de middag van 6 november 2016 hoorde haar vader ineens een snurkend geluid uit de bijkeuken komen. Toen hij ging kijken, trof hij zijn vrouw op de grond bij de wc-deur. “Mama lag in braaksel en bloed, pap heeft meteen 112 gebeld.”
Tekst gaat verder onder de foto
Haar moeder wordt meteen geopereerd. Na twee dagen ontwaakt ze uit haar coma. “De artsen vertelden dat mama een heel zware hersenbloeding had gehad. Over haar herstel waren ze niet positief, maar ik had voortdurend het gevoel dat het goed zou komen. Wellicht is dat het positieve denken van mij wat ik mezelf als topsporter heb aangeleerd. Op dag drie na haar hersenbloeding zaten pap en ik allebei aan een kant van haar ziekenhuisbed. We spraken tegen mama. Ze had haar ogen open en ik merkte dat ze reageerde op wat we zeiden. ‘Dat kan niet, dat is wel heel erg vroeg,’ zeiden de artsen, ‘vraag maar eens of ze haar tong uit wil steken.’ Ik vroeg het aan mama en ze stak gewoon haar tong uit! Tot drie keer toe. Mijn vader en ik waren zo blij.”
Irene denkt: zie je wel, het gaat goed komen. Of goed… Als ze ooit weer met haar kunnen praten, is het al geweldig. Ook de dagen erna gaat haar moeder vooruit. De artsen blijven zeggen geen voorbarige conclusies te trekken, maar toch… “Als aan haar werd gevraagd of ze haar hand naar haar borst wilde doen, probeerde ze het. Het lukte nog niet helemaal, maar het was hoopgevend.” Haar moeder wordt overgeplaatst naar het ziekenhuis in Hoorn en niet veel later verhuist ze naar een revalidatiekliniek in Den Haag.
“Als ik aan m’n vader vroeg hoe het met mama was zei hij telkens: ‘Goed!’ Maar als ik de volgende dag bij haar langsging, dacht ik: het gaat helemaal niet goed. Ze kon steeds minder. Mijn vader wilde dat niet zien. Totdat ik de dingen opsomde die mama een paar weken eerder, snel na de operatie, wél kon. Ze reageerde niet meer als we wat vroegen, haar tong uitsteken deed ze niet meer. Toen ik het allemaal opnoemde, kwam het besef ook bij m’n vader.”
De artsen in de revalidatiekliniek komen helaas tot dezelfde conclusie. “‘We kunnen hier niets meer voor haar doen,’ was op een dag de pijnlijke constatering. De eerste reactie van m’n vader was: ‘Ze gaat mee naar huis, heeft 35 jaar lang voor mij gezorgd en nu ga ik de tijd dat ze nog te leven heeft voor haar zorgen.’ Mijn vader moest al snel toegeven dat het niet ging lukken. Hij zou er een dagtaak aan hebben. Mama moest sondevoeding, medicijnen, gewassen worden. Daarnaast heeft hij een groot bedrijf dat hij moet runnen.”
Er komt een plekje vrij in verpleeghuis Nicolaas in Lutjebroek, vlakbij Wervershoof, en dat wordt haar nieuwe thuis. “We kochten een bus waar een rolstoel in kan. Bijna elk weekend nemen we mama een dagje mee naar huis. Ze blij dan van zaterdag op zondag bij ons slapen in een ziekenhuisbed in de garage. We zorgen dan met z’n allen voor mama. Heel bijzonder. Maar het is ook erg zwaar. Mijn broertje is 22, werkt de hele week in het bedrijf en wil graag op zaterdagavond lekker uitgaan met z’n vrienden. Maar op zondagmorgen hee mijn moeder sondevoeding nodig. Ik denk vaak: oké, dan doe ik het wel. Maar ik wil ook weleens uitslapen.
’s Nachts moeten we ook een paar keer uit bed om te kijken of het goed gaat met mama. Ze heeft voortdurend verzorging nodig, dag en nacht, en dat vereist goede afspraken. Papa vindt het heel belangrijk dat mama thuis blij komen en dat snap ik. We willen niet dat hij in z’n eentje voor haar moet zorgen, dus helpen we. Als ik in het weekend wat ga doen met vriendinnen dan krijg ik vaak meteen een schuldgevoel.”
Irene realiseert zich dat het nooit meer goed zal komen. “Dat kwam pas echt bij me binnen toen mama naar het verzorgingshuis is gebracht. Als ik bij haar in haar kamertje kom, kijkt ze me aan alsof ik een vreemde ben. Ik doe mijn verhaal, maar krijg niets terug. Ik kon altijd alles bij mama kwijt. Als het met sporten even niet ging, was het mama die me opbeurde. En als ik op trainingskamp was, hadden we elke dag app-contact. Ik ben, of was, echt een moederskindje. Ik mis de stem van mama zo. En haar grapjes. Het komt echt niet meer goed, we zijn haar kwijt… Als ik haar zie zitten, krijg ik vaak een brok in m’n keel.”
“Wij hebben voordat het misging met mama gelukkig nog allemaal leuke dingen gedaan met het gezin. Normaal gesproken houdt papa helemaal niet van op vakantie gaan, maar na de zomer van 2016 besloten ze ineens een paar dagen naar Italië te komen toen ik daar een trainingskamp had. We gingen als gezin niet vaak uit eten, mijn broers hebben er nooit het geduld voor om een tijd aan tafel te blijven zitten.
Vlak voordat mijn moeder de hersenbloeding kreeg, zijn we met de aanhang erbij gezellig gaan eten. En met mijn zus en m’n moeder ben ik ook nog lekker gaan winkelen, even een leuke meidendag. Dat zijn zulke mooie herinneringen, daar denk ik de laatste tijd vaak aan terug. Het is nu alweer meer dan een jaar geleden dat we die dingen met mama hebben gedaan… Het leek ook wel of ze voelde dat er iets te gebeuren stond. Vlak voor haar hersenbloeding zijn m’n vader en moeder nog naar de notaris gegaan om wat zaken te regelen.”
Haar moeder was de spin in het web, haar gemis is nog dagelijks voelbaar bij vader Klaas, haar vier jaar ouder zus Cathérine, twee jaar oudere broer Simon, twee jaar jongere broertje Klaas en Irene. “Papa zegt geregeld: ‘Het was beter geweest als het mij was overkomen.’ Alles binnen het gezin draaide om mam, écht alles. Ze kookte voor ons, maakte het huis schoon, deed de was, streek, maakte de bedden op, deed de boodschappen en had voor iedereen een luisterend oor. Daarnaast deed ze de boekhouding en zorgde dat papa volledig met het bedrijf bezig kon zijn.
Zij hield het gezin niet alleen draaiende, ze hield het ook bijeen.” De taken van haar moeder proberen ze nu zo goed en zo kwaad als het gaat te verdelen. “Simon, die in de toekomst met m’n broertje het bedrijf over wil gaan nemen, gaat na een training meteen de schuur in om m’n vader en broertje te helpen. Mijn broertje heeft in het begin geprobeerd de boekhouding op zich te nemen. Mijn vader heeft geen flauw idee van de financiën, de boekhouding was bij mijn moeder in goede handen, daar keek hij nooit naar om. Uiteindelijk is de administratie overgedragen, omdat de handjes van m’n broer ook nodig waren in het bedrijf. Mijn zus en ik nemen heel veel van de huishoudelijke taken op ons.”
‘Als ik bij haar in haar kamertje kom, kijkt ze me aan alsof ik een vreemde ben. Ik doe mijn verhaal, maar krijg niets terug’
Ze hebben de hulp van een werkster ingeroepen en ook tantes springen bij, maar er blij genoeg te doen. “Ik was 24 toen mama de hersenbloeding kreeg, ben sindsdien een stuk volwassener en zelfstandiger geworden. Ik doe dingen die ik niet gewend was te doen. De was, boodschappen. Ik kook bijna altijd. Ik weet nog dat m’n broers vaak zeurden over het eten tegen m’n moeder. Hebben ze bij mij ook een paar keer gedaan, heb ik gezegd: ‘Dan doe ik het toch lekker niet!’ We weten nu pas wat we missen. De gehaktballen zullen nooit meer zo lekker smaken als vroeger, toen mama ze maakte.” Het was wel nodig om afspraken te maken. Haar moeder was immers het cement van het gezin. “Mama zorgde ervoor dat we met z’n allen tegelijk aan tafel zaten, wist waar iedereen mee bezig was. Alles kwam ter sprake doordat m’n moeder er aan tafel over begon. Zonder m’n moeder leefden we een beetje langs elkaar heen.
Als ik met de jongens aan tafel zat, ging het alleen maar over bloembollen. Dan zei ik cynisch: ‘Mijn dag was ook leuk, leuk dat jullie het vragen.’ Van mij wordt ook verwacht dat ik om zes uur het eten klaar heb staan. Vaak gebeurde het dat iedereen om half zeven opstond en zo de deur weer uitliep. Dat deden ze bij mama ook altijd. Het is toch een kleine moeite om het bord na het eten op het aanrecht te zetten? Ik heb bij mijn tantes aangegeven dat ze niet raar op moesten kijken als ik tijdens het eten niet meer aan zou schuiven. Zij hebben het aangekaart bij m’n vader. Op dit soort zaken probeert iedereen nu wat meer te letten.”
Het gezin is tegelijkertijd veel hechter geworden. Ze delen hetzelfde verdriet. “We praten veel over mama aan de keukentafel. Van nature zijn wij allemaal heel nuchter, we zijn opgegroeid met het principe: niet lullen, maar poetsen. Mijn vader is een binnenvetter, uit zich niet in ons bijzijn. Soms zie ik stiekem weleens een traantje bij hem. Maar in het bijzijn van de kinderen laat hij niets blijken. Hij wil zich groothouden. De tranen vloeien vast geregeld als wij er niet zijn.
Wat mezelf betreft: als ik ergens mee zat, ging ik altijd naar mama. In het begin dacht ik vaak: wie ga ik nu bellen? Ik kan met m’n gevoelens toch minder goed terecht bij m’n vader en broers. Ik bespreek die dingen nu vooral met m’n zus of ik ga langs bij een van m’n tantes.”
Steun is er genoeg van vrienden en familie. “Ze helpen m’n vader in het bedrijf, komen spontaan eten brengen, slaan een arm om ons heen en luisteren. Bij mijn moeder is ook elke dag wel bezoek, ’s ochtends en ’s middags.”
Zes dagen na de hersenbloeding van haar moeder staat Irene alweer aan de start voor een wedstrijd. Ze wint de Mass Start in het vernieuwde Thialf. Het hele gezin zit op de tribune. Nou ja, op haar allergrootste fan na dan. “Ik heb niet gejuicht. Voor de wedstrijd zei ik tegen mezelf: ‘Niet aan mama denken.’ Maar dat lukte voor geen meter. Ook op de ijsbaan liet ik traantjes. Een paar weken later werd ik ook nog Nederlands kampioen marathon. Mijn eerste gedachte was: wat jammer dat m’n moeder dit niet ziet.” Haar moeder speelde een belangrijke rol in haar schaatscarrière.
“Ze was bij alle lange-baanwedstrijden en veel van de marathons die ik reed. M’n vader was meer fan van de marathons, daar kwam hij vaker bij kijken, maar mijn moeder pushte me juist om voor de langebaan te kiezen. Zij zei altijd dat er in het langebaanschaatsen meer toekomst voor me is, dat je dan kunt meedoen aan EK’s, WK’s en olympisch kampioen worden. Met m’n moeder kon ik ook altijd over schaatszaken praten. Ik overlegde alles met haar. Rond de periode dat het misging met mama werd ik ook benaderd door Red Bull. Ik had zo graag met haar gedeeld dat ze mij gingen sponsoren, had ze geweldig gevonden. Met mijn vader kan ik het daar niet echt over hebben, hij weet vooral veel van tulpen.”
Als Irene het over schaatsen wil hebben, klopt ze nu vooral aan bij broer Simon. “Wij voerden voorheen nooit zulke diepzinnige gesprekken. Maar we zitten nu in hetzelfde schuitje, rijden samen op en neer naar de trainingen, hebben het samen over de situatie waarin we zitten.” Het schaatsen is een welkome afleiding. “Ik kon even met m’n eigen ding bezig zijn. In januari werd het me te veel. Iemand hoefde maar met z’n vingers te knippen en ik begon te huilen. Ik had nergens meer zin in. In wedstrijden was ik er met m’n gedachten niet bij. En niet eens altijd omdat ik tijdens het schaatsen bij m’n moeder was.
Ik was vaak de hele dag thuis al bezig geweest met dingen regelen en het huishouden, had er al een zware werkdag opzitten. Dat vinnige was ik kwijt. Ik heb het met mijn coach Jillert Anema besproken en hij zei: ‘Als jij er een tijdje tussenuit wil, dan is dat geen enkel probleem. Wat jij meemaakt is vreselijk, dat is niet niks.’ Ik heb één training overgeslagen. Toen meldde ik me weer. Ik wilde schaatsen, dat is het leukste wat er is.” Haar coach bij Clafis noemt ze een grote steun. “Jillert heeft vroeger in het ziekenhuis gewerkt als fysiotherapeut en in die tijd ook mensen geholpen die een hersenbloeding hadden gehad. Jillert is erg begaan met ons, is een paar keer bij ons langs geweest om ons te steunen. Jillert heeft liever dat ik na de training wat vaker in Heerenveen blijf, omdat ik dan meer tot rust kom. Maar tegelijkertijd snapt hij dat ik thuis nodig ben en dat ik ook gewoon daar wil zijn.”
Irene deelt met broer en ploeggenoot Simon een huis in Heerenveen. De bedoeling was om in aanloop naar de Spelen in Pyeongchang vaak in Friesland te blijven na trainingen, maar na de hersenbloeding is de planning omgegooid. Broer en zus rijden bijna altijd op en neer. “Ik voel me weleens schuldig als ik voor mijn sport een paar weken van huis ben. Dan denk ik: eigenlijk kan het niet dat ik al die tijd niet bij mijn moeder langsga en thuis niet kan helpen. Als ik dan mijn zus zie: zij steekt zoveel energie in het gezin. Cathérine woont en werkt in Amsterdam, is een dag minder gaan werken om er voor ons te zijn. Dat doet ze ook voor Simon en mij, zodat wij onze sport kunnen blijven beoefenen.”
‘Ik hoorde mijn vader laatst tegen mama zeggen: ‘We hadden zulke mooie dromen, zouden samen Irene aanmoedigen op de Spelen’’
Haar wereld staat al meer dan een jaar op z’n kop. “Het lukt me desondanks alles los te laten als ik het ijs opstap. Ik ben er iets meer aan gewend geraakt. Ik weet dat ik geen appje van m’n moeder zal krijgen voor of na een wedstrijd, zoals vroeger altijd gebruikelijk was. Ik weet ook dat als ik een wedstrijd heb, ik niet thuis moet slapen. Het is beter dat ik m’n rust pak.”
Alles draait de komende tijd om de Spelen: daar wil ze voor goud gaan op het nieuwe olympische onderdeel Mass Start.
Wellicht kwalificeert ze zich ook voor de 5000 meter. “Ik werd in 2015 de eerste wereldkampioen Mass Start, het zou geweldig zijn om straks de eerste gouden olympische medaille op dit onderdeel te winnen. Ik wil ook heel graag een mooi resultaat neerzetten voor m’n familie. Dat ze zullen denken: het is niet voor niets geweest dat Irene op sommige momenten meer tijd in haar sport dan in mama heeft gestoken. Ik hoop dat ik wat terug kan doen door ze blij en trots te maken.”
Als ze zich weet te kwalificeren, dan zal ze in Pyeongchang waarschijnlijk aangemoedigd worden door familie. “Ik hoorde mijn vader laatst tegen mama zeggen: ‘We hadden zulke mooie dromen, zouden samen Irene aanmoedigen op de Spelen.’ Hij wist niet dat ik dat hoorde. De gedachte dat mama er niet bij kan zijn, zal ook zeker door mijn hoofd schieten als ik daar ben.”
Pyeongchang zal sowieso niet het eindstation zijn. “Ik vind schaatsen nog veel te leuk. Maar na dit seizoen wil ik eerst weer eens op vakantie. Door wat er met mama is gebeurd, schoot de vakantie erbij in. Volgend jaar heb ik een drieweekse rondreis door Amerika gepland met vriendinnen.”
En Irene heeft sinds kort een relatie met een jongen uit de buurt. “Door m’n hoofd schiet soms: wat jammer dat mama hem nooit zal ontmoeten. En als ik later kinderen krijg, zullen ze nooit weten hoe leuk hun oma was. Ze moeten het doen met mijn verhalen.”
De toekomst. Irene weegt haar woorden. “Mama heeft volgens de artsen nog maximaal vijf jaar te leven. Doordat ze niet meer beweegt, houden haar organen er op den duur mee op. Hoe nu verder? We weten dat m’n moeder zo echt niet wil leven. Maar mama heeft ook gewoon haar ogen open… Ik kan nu nog elke dag naar haar toe om m’n verhaal te vertellen. Ik kan haar een knuffel geven, voel toch haar warmte. Ze is er wel, maar ook weer niet. We hebben het er met elkaar over gehad dat het misschien wel het beste is dat het straks voorbij is. Mijn hoofd zegt ook dat het zo is, maar mijn hart… Want dan is ze er echt niet meer.”
Helden Magazine 39
Het verhaal van Irene Schouten komt voort uit Helden Magazine 39 waar Tom Dumoulin de cover siert. Dumoulin won de Giro en de wereldtitels tijdrijden met de ploeg en individueel. In het extra dikke nummer is er daarnaast volop aandacht voor onder meer de aankomende Winterspelen in Pyeongchang en een terugblik naar het sportjaar 2017.
Verder in de 39ste editie van Helden, Europees kampioen, beste voetbalster van Europa en de wereld Lieke Martens, wielrenster Anna van der Breggen over haar wens: de regenboogtrui, Richard Krajicek over uitvliegende kinderen, coachen en het ABN AMRO WTT, schaatser Sven Kramer, schaatster Ireen Wüst, alpineskiër Maarten Meiners, darter Raymond van Barneveld, voetbaltrainer Peter Bosz, de Nederlandse bobsleemannen, shorttrackster Suzanne Schulting, oud-keeper Patrick Lodewijks, Henk Grol, Dione Housheer, Anish Giri en Wendy Rommedahl.
Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.