Voetbal
PSV breekt onder Peter Bosz (60) het ene na het andere record. De club staat bovenaan de eredivisie met een straatlengte voorsprong, bereikte de achtste finale van de Champions League en maakt misschien nog wel de meeste indruk met het aantrekkelijke, aanvallende voetbal. Tijd voor een gesprek met de trainer. “Ik hoop dit jaar eindelijk een keer met mijn club kampioen te worden. Dan ben ik van dat gezeur af.”
Is dit PSV het beste team waarmee je hebt gewerkt?
“Ik ben erom uitgelachen, maar ik vind dit PSV wel degelijk het beste elftal waar ik ooit mee heb gewerkt. Niet alleen omdat we op technisch gebied heel veel goede spelers hebben, maar ook omdat we een echt team zijn. Deze jongens begrijpen allemaal wat ervoor nodig is om elkaar beter te maken. Ze corrigeren elkaar waar nodig, niet om te katten, maar echt om beter te worden. We hebben een aantal leiders in het team die ook uit zichzelf het woord nemen in de kleedkamer, onder wie Luuk de Jong en Guus Til. En we hebben een paar ongelooflijke talenten onder wie Johan Bakayoko en Ismael Saibari, twee spelers die zich enorm hebben ontwikkeld.
In een goed team maken ook de invallers het verschil. Dat hebben we in twee competitiewedstrijden bij ons gezien, tegen Vitesse en Ajax. In die wedstrijden waren we slecht begonnen, moest ik in de rust ingrijpen en juist de wissels zorgden dat we de wedstrijd omkeerden. In de doorslaggevende Champions League- wedstrijd tegen Sevilla stonden we 2-0 achter. Saibari, Yorbe Vertessen en Ricardo Peppi vielen in en daarna wonnen we met 3-2, waardoor we doorgingen.
In een goed draaiend team klagen de wisselspelers niet. Ze zijn wel ontevreden, maar op het moment dat je ze inzet, presteren ze. Vertessen heeft aan de linkerkant Noa Lang en Hirving Lozano voor zich. Elke keer als ik hem als wisselspeler inzette, stond hij er, maar zat de wedstrijd daarna wel weer op de bank. Ik kan me dus voorstellen dat hij ontevreden is en wellicht weg wil.”
PSV draait als een trein dit seizoen. Ben jij het met ons eens als wij stellen dat jij nog zo’n goede trainer kunt zijn, maar dat uiteindelijk goede voetballers het verschil maken?
“Volmondig mee eens. Een elftal vol goede voetballers met een slechte trainer zal altijd beter presteren dan een heel goede trainer met een elftal slechte spelers. Spelers zijn echt belangrijker dan een goede trainer. De kracht van dit PSV is dat we een selectie hebben met mooie, zeer diverse karakters. Met alleen maar ideale schoonzonen win je geen wedstrijden. Voetbal is een teamsport, dus moet elke speler zijn kwaliteiten en zijn karakter wel in dienst stellen van het team. Een marathonloper loopt hoofdzakelijk alleen, dus presteert ook in z’n eentje. Na mijn kennismaking met de spelersgroep had ik vrij snel in de gaten dat we technische heel goede spelers hebben. Dan heb ik het over voetbalintelligentie en het vermogen om goed positiespel te spelen, want daarvoor heb je én intelligentie én techniek nodig. Het was mijn taak om hun acties en karakters dienstbaar te maken aan het elftal.”
Een bijzonder karakter in jouw selectie is Noa Lang.
“Eens. Wij Nederlanders, en daartoe hoor ik ook, hebben snel een oordeel. Nou, Noa is het levende bewijs dat bijna iedereen er helemaal naast zit. Hij heeft een bepaald imago, maar is een van de grootste teamspelers die ik heb meegemaakt. Noa zorgt dat het elftal bij elkaar blijft, is heel sociaal. Bij de laatste training voor kerst kwam hij op de Herdgang en had hij voor iedereen – niet alleen voor de staf en de spelers, maar bijvoorbeeld ook voor de mensen in de keuken – een fles wijn meegenomen. Hoefde hij niet te doen, had niemand om gevraagd, maar hij deed dat wel.
‘Wij Nederlanders, en daartoe hoor ik ook, hebben snel een oordeel. Nou, Noa Lang is het levende bewijs dat bijna iedereen er helemaal naast zit. Noa is heel sociaal’
Wat ook tekenend is: Malik Tillman is een van de nieuwe jongens, hij kwam over van Bayern München. Ik heb nog nooit zo’n verlegen, timide speler meegemaakt, hij durfde me nauwelijks aan te kijken als ik hem sprak. Na een maand of twee ging ik met hem zitten en vroeg of hij het naar zijn zin had. Of hij al een beetje ingeburgerd was bij PSV. ‘Ja,’ zei hij, ‘Noa heeft me bij hem thuis uitgenodigd, hij had ook zijn kapper gevraagd en nog wat vrienden om me echt het gevoel te geven dat ik erbij hoor.’ Dat is toch geweldig? Noa denkt altijd in het belang van het team.”
Is Noa Lang een van die twee à drie ‘neeschudders’ die je volgens Johan Cruijff nodig hebt in een selectie naast de gewenste meerderheid van ‘jaknik- kers’?
“Ik snap wat jullie bedoelen, maar dan leg ik de term ‘neeschudder’ bij Noa toch anders uit. Hij is een individualist, zeker, en heeft een beslissende individuele actie. Neem de eerste competitiewedstrijd uit bij FC Utrecht waar we niet goed speelden. Noa brak die open met een goal na een individuele actie, maar hij denkt dus ook altijd in het teambelang. Toen hij geblesseerd was voor de uitwedstrijd in de Champions League tegen Sevilla vroeg Noa of hij mee mocht. Normaal laat ik geblesseerde spelers bij uitwedstrijden thuis, ook omdat ze moeten revalideren en omdat het afleidt. Ik vroeg waarom hij dat wilde. Hij antwoordde: ‘Ik wil het elftal steunen, misschien dat het helpt.’ In zijn geval dacht ik: waarom niet? Dus heb ik Noa mee laten gaan. Hij liep niet in de weg en op zijn manier was hij tot we het veld op gingen bezig met het resultaat.”
Ken je zijn achtergrond?
“Ja, een beetje wel. Toen ik trainer was bij Ajax, speelde hij in de jeugd. Ik ken zijn verhaal, weet van zijn wens om op jonge leeftijd als Rotterdammer per se voor Ajax te willen spelen. Dan ben je wel een persoonlijkheid. Er is een prachtig interview op PSV-tv van Maddy Janssen waarin hij ineens breekt. ‘Wil je dat ik dat fragment eruit haal?’ vroeg Maddy. ‘Nee hoor,’ zei hij, ‘laat maar zien.’ Ook zo mooi wat z’n moeder een keer over hem heeft gezegd: ‘Normaal ben je er als ouder voor je kind, maar hij was er voor mij.’ En dat Nederlands van hem waarover ik soms iets lees; zijn vader is Surinaams, zijn stiefvader is Marokkaans, dan is het toch logisch dat hij niet precies praat als een gemiddeld kind uit Apeldoorn?”
Hoe zijn jullie bij hem terechtgekomen?
“We zochten nog iemand voor de linkerkant, omdat toen al de kans bestond dat Xavi Simons zou vertrekken. Technisch directeur Earnest Stewart vroeg mij wat ik van Noa vond. Omdat ik hem niet kende en weleens wat over hem had gelezen, was mijn eerste reactie: dat wordt een hele uitdaging. We hebben in Amsterdam met hem en zijn zaakwaarnemer afgesproken. Noa vertelde dat hij aan Hakim Ziyech had gevraagd wat voor trainer ik was. Ik voelde bij Noa een soort parallel met Hakim.
Toen ik trainer was van Ajax belde technisch directeur Marc Overmars mij of ik langs wilde komen omdat hij met Ziyech en zijn zaakwaarnemer zat te praten. Ik vroeg hem: Hakim, wat verwacht jij van mij? ‘Alleen maar dat u eerlijk bent,’ antwoordde hij. Noa kende dat verhaal, dus zei hij me in ons gesprek: ‘U moet mij eerlijk zeggen als ik goed speel, maar ook als ik slecht speel.’ Ik heb geen idee of Ajax ook in beeld was, maar wij wilden Noa meteen hebben.
Het is wel bijzonder, een speler die van Ajax naar Club Brugge gaat en dan als volgende stap voor PSV kiest en niet voor het buitenland. Vanaf dag één werken we met zoveel plezier met elkaar. Opmerkelijk is dat het in het begin bij ons bijna alleen over Noa ging. Hij roept blijkbaar iets op bij mensen, ook een heleboel weerstand. De mensen die hem kennen, zeggen allemaal: ‘Wat een goed mens, wat een lieve jongen.’ Jullie collega’s hebben een heel grote rol gespeeld in de aanvankelijke beeldvorming rond Noa.”
Heb je nog zo’n speler bij PSV?
“Ja, we hebben er 23 en dat meen ik. Elke speler heeft een eigen, mooi verhaal, is uniek. Als ik mijn spelers wil leren kennen, neem ik de moeite om met hen over meer dan alleen voetbal te praten. Ik spreek ook met hen over het leven, wat ze willen bereiken in het leven. Het kan over van alles gaan: over hoe ze hun geld willen besteden, over familie. Vaak luister ik alleen maar tijdens die gesprekken.”
Opmerkelijk is ook de doorbraak van Jerdy Schouten, op wie Ruud Gullit ons in een interview een keer had gewezen.
Hij zei een paar jaar geleden al: ‘Nederlandse topclubs zitten te slapen.’ “Dat heeft Ruud heel goed gezien. Ik wist ook niet dat hij zo goed was, maar van Noa wist ik dat ook niet, althans niet dat hij zó goed was. De carrière van Jerdy is heel bijzonder. Na ADO Den Haag, Telstar en vier jaar Serie A bij Bologna, koos hij bewust voor PSV met als doel het Nederlands elftal te halen. Prachtig om te zien dat hij dat doel binnen zes maanden heeft bereikt.”
Je noemde dit PSV het beste team waarmee je hebt gewerkt. Ben jij na AGOVV, De Graafschap, Heracles, Vitesse, Maccabi Tel Aviv, Ajax, Borussia Dortmund, Bayer Leverkusen en Olympique Lyon op je zestigste ook op je best als trainer?
“Presteren doen de spelers. Met AGOVV moesten we amateurkampioen van Nederland worden omdat de club anders geen betaald voetbal mocht spelen. Dat is nogal wat. In mijn eerste jaar bij Heracles werden we meteen kampioen van de eerste divisie. Ik ga tegenwoordig heel anders met druk om dan in het begin van mijn carrière, simpelweg omdat ik geen carrière meer hoef te maken. Zo voelt het nu althans. Ik ben zestig, het vijfde kleinkind is onderweg.
Mijn privéleven speelt er de grootste rol in dat ik met de gedachte rondloop om na PSV te stoppen als trainer, tenzij de vacature van bondscoach na beëindiging van mijn driejarig contract bij PSV een keer voorbijkomt. Ik wil een actieve opa zijn, hou van skiën, bezoek graag dancefestivals, maar het belangrijkste zijn de kleinkinderen. Ik wil over een tijdje op zaterdagmorgen of zondag bij hen langs de lijn kunnen staan. Mijn oudste kleinkind is negen, speelt bij Robur et Velocitas in Apeldoorn en hem heb ik pas een paar keer zien voetballen.”
CRUIJFF-PRINCIPE
Jordi Cruijff haalde jou in januari 2016 naar Maccabi Tel Aviv om jouw voetbalfilosofie en mede op advies van zijn vader.
“We waren met Mohammed Allach, technisch directeur van Vitesse, op vakantie op Curaçao toen Jordi belde. Allach zag dat ik twijfelde en zei: ‘Je weet niet waar je ‘nee’ tegen zegt, ga nou eens kijken.’ Jordi was al twee jaar bezig mij te strikken, hoewel zijn vader had gezegd dat het hem nooit zou lukken. Ik moet zeggen dat ik daar een geweldig half jaar heb gehad en zeker was gebleven als Ajax niet was gekomen.”
Komt jouw voetbalfilosofie overeen met die van Cruijff?
“Johan zei altijd: ‘Mensen betalen tegenwoordig heel veel geld voor een kaartje, dan moet je ze iets bieden.’ Toen ik trainer werd, had ik geen idee wat voor trainer ik zou worden. Mijn eerste wedstrijd met AGOVV was voor de beker tegen Feyenoord. Ik had zo’n zwart boekje gekocht dat je elke trainer zag gebruiken om iets op te schrijven, maar had geen idee wat ik wilde noteren, wist niet of ik moest blijven zitten of staan, rustig moest blijven of roepen langs de kant. Ik heb mezelf als het ware als trainer moeten uitvinden. Wat ik wel wist, is dat ik niet hield van spelers met een matige techniek, bij wie de bal van de voet sprong.
Heel voorzichtig gezegd hou ik ook niet van wat we ‘domme voetballers’ noemen, ik hou van spelers met voetbalintelligentie. Ik maakte er een sport van om zoveel mogelijk goede voetballers in een elftal te stoppen en zo kwam ik uiteindelijk bij aanvallend voetbal uit. Ik probeer de toeschouwers plezier te bezorgen. Een supporter wil zijn club natuurlijk zien winnen, maar het is toch veel leuker als dat gebeurt met spectaculair voetbal na een opwindende wedstrijd dan na een saaie pot met één gelukkige counter?”
Het tegenovergestelde van de opvatting van José Mourinho dus.
Lachend: “Laat ik zeggen dat ik een andere trainer ben dan Mourinho, maar hij heeft ongelooflijk veel gewonnen en daar kun je alleen maar respect voor hebben.”
De manier waarop Mourinho wint, is tot daaraantoe. Maar de manier waarop hij langs de lijn scheidsrechters belachelijk maakt, hoe hij zich gedraagt tegen collega-trainers, hoe hij en zijn spelers theater maken... Uit pedagogisch oogpunt is dat toch walgelijk?
“Ik zou net zoveel titels gewonnen willen hebben, maar niet op de manier zoals hij zich langs de lijn gedraagt. En inderdaad ook niet met de wijze waarop zijn teams spelen. Iedereen heeft zijn eigen stijl, ik kies voor een andere stijl en het is gewoon een feit dat ik daarmee minder prijzen heb gewonnen dan hij. Toen ik twintig was, werd ik trainer van het Apeldoorns pupillenelftal, dus met de beste spelers in die leeftijdsgroep. Daar begon ik meteen al de filosofie van Cruijff toe te passen, bijvoor- beeld door bij de jeugd geen rugdekking toe te passen. Als je dat wel toestaat, leren ze niet van hun fouten, leren ze niet dat ze verkeerd staan te dekken. Dat soort details ging ik toepassen.”
Je bent de laatste buiten de familie die Cruijff voor zijn overlijden op 24 maart 2016 heeft meegemaakt en gesproken. Hij kwam naar Israël.
“Ja... Hij was heel ziek, maar nog zo positief. Johan vertelde dat hij vlak voor zijn reis naar Israël met zijn vrouw Danny mee was naar de oogarts. ‘Kunt u bij mij ook even kijken?’ vroeg hij. De oogarts zag iets en kon hem helpen. ‘Wat een geluk dat ik met je ben meegegaan, anders had ik het nooit geweten,’ zei hij tegen Danny. Bij Johan was het glas altijd half vol.
Ik was zenuwachtig om training te geven toen hij kwam kijken. Ik heb alle mooie oefeningen die ik kon verzinnen achter elkaar laten uitvoeren. Maar hij zat lekker in het zonnetje te kletsen, zal misschien wel iets hebben gezien van de training, maar misschien ook niets. Hij zag een wedstrijd die we met 4-0 of 5-0 wonnen en zei dat hij had genoten van het spel. Was ik helemaal trots. We zouden gaan eten. Ik vroeg aan Jordi of zijn moeder ook meeging. ‘Natuurlijk,’ zei Jordi. Toen belde ik mijn vrouw Jolyn dat ze snel naar het restaurant moest komen. ‘Maar ik ben nog niet eens aangekleed,’ zei ze. Kan me niet schelen, zei ik, al kom je in je blootje, je moet komen. Tja, drie dagen later overleed hij...
Ik was zo blij dat ik hem de week daarvoor – en ook nog zo goed – had meegemaakt. Waar hij liep of zat in Tel Aviv, net als Lionel Messi, zaten verslaggevers, fotografen en fans op hem te wachten. Ik moet weleens een handtekening zetten en word op straat af en toe herkend, maar hij? Tijdens dat etentje zaten we met z’n zessen, Jordi en assistent Hendrie Krüzen, Jolyn en ik en Johan en Danny.
Eerst kwam de eigenaar, die was gebeld door het personeel. Maar ook de minister van Sport was op de hoogte gesteld en kwam naar onze tafel. Johan zat aan zijn biefstuk, stond keurig op, gaf die mensen een hand en een handtekening, at verder en dan stond de volgende er al. Hoe hij daar mee omging, vond ik zo knap. Als je zo iemand nederig ziet zijn, wie ben ik als simpele ziel uit Apeldoorn dan om iemand een handtekening of een gunst te weigeren? Natuurlijk heb ik Johan bevraagd toen hij in Israël was. En op elke vraag had hij een zinnig antwoord. Tonnie Bruins Slot is zes jaar zijn assistent geweest, hij bekeek in mijn tijd bij Ajax ook de tegenstanders. Tonnie vertelde me dat hij voor de Champions League-finale in 1992 Sampdoria, de tegenstander van Barcelona, moest analyseren.
Hij was live gaan kijken, kwam terug en zei: ‘Johan, ik heb nu een spits gezien, Gianluca Vialli, die kun je niet dekken, die is zo sterk dat hij je altijd wegduwt zodat je niet bij hem komt. Bovendien is hij heel technisch en heeft hij een goed schot, niet normaal.’ Johan antwoordde: ‘Nou, dan dekken we hem niet.’ Bruins Slot keek hem vragend aan. Johan zei: ‘Jij zegt toch dat we hem niet kunnen dekken? Nou, dan gaan we hem ook niet dekken. Vialli is gewend dat al die sterke Italiaanse verdedigers in zijn nek zitten, die kan hij beetpakken, waarna hij kan wegdraaien.
Op het moment dat hij geen tegenstander voelt, komt hij in een situatie die hij niet gewend is, dus dat gaan we doen.’ Barcelona won in de verlenging door die vrije trap van Ronald Koeman met 1-0. Van dat soort anekdotes geniet ik en leer ik.
Wij moesten voor plaatsing voor de Champions League winnen van Glasgow Rangers, vorig seizoen was dat misgegaan. Uit hadden we het moeilijk, we verlorente gauw de bal en het werd 1-1. Indachtig het Cruijff-principe dat als je de bal hebt, je hem ook niet hoeft te veroveren, besloot ik middenvelder Jerdy Schouten als centrale verdediger op te stellen. Jerdy verliest namelijk nooit een bal. We wonnen met 5-1, heus niet alleen door Jerdy achterin, maar het idee was overeenkomstig de gedachten van Johan.”
Je vertrok in 2016 uit Israël omdat Ajax belde. Hoe kijk je naar de situatie in Israël op dit moment?
“Jolyn en ik hebben een half jaar in Tel Aviv gewoond en ons veilig gevoeld. We hebben een heerlijke tijd gehad en geweldige mensen ontmoet in een heel bijzonder land, mensen die het nu heel moeilijk hebben. We hebben alle historische plekken bezocht, de Dode Zee, Bethlehem, Jeruzalem. De Israëliërs genoten heel erg van het leven, van de dag. Soms zeiden ze tegen ons: ‘Leef nu, want het kan morgen afgelopen zijn.’ Daarom gaan ze graag uit eten, dragen ze graag mooie kleren.
We hebben meteen op 7 oktober, de dag van de aanslagen van Hamas, contact gezocht met onze kennissen daar. Het ging goed met ze, maar tegelijkertijd zeiden ze dat het echt goed mis was, dat ze zich grote zorgen maakten en dat het nooit meer zo zou worden als in de tijd dat wij er waren. Na verloop van tijd maakten ze me ook duidelijk dat Israël geen keus heeft, moet reageren en nu niet meer terug kan.
Daarover maak ik me dan ook weer zorgen, want dan zie ik de beelden van die kinderen in Gaza. De situatie daar is hartverscheurend met alleen maar verliezers aan beide zijden. De haat wordt na iedere bom alleen maar groter. We hebben het nu over Israël, mede omdat ik daar heb gewerkt, maar kijk eens naar die verschrikkelijke oorlog tussen Oekraïne en Rusland? Dan lees ik tot mijn stomme verbazing dat Vladimir Poetin zich wil opwerpen als de vredesstichter tussen Israël en de Palestijnen... Dat is toch de wereld op zijn kop?
Wij hebben in het tweede elftal een Israëlische jeugdspeler, Tai Abed, die rond kerst even is teruggegaan naar zijn familie. Hij vertelde dat een van zijn beste vrienden is opgeroepen voor het leger, zijn telefoon heeft moeten inleveren en geen enkel contact kan hebben met zijn familie en vrienden. Zo heb je natuurlijk ook verhalen van Palestijnse jongens of van de Oekraïners. Ik had bij Vitesse de Oekraïense speler Denys Oliynyk die nu weer in Oekraïne speelt, trainer wil worden en onlangs een paar dagen op de Herdgang bij ons meeliep. Ik vroeg hoe ze in Oekraïne spelen en trainen. ‘Als het luchtalarm afgaat,’ zei hij, ‘rennen we gauw naar binnen en wachten we tot we weer naar buiten mogen.’ Zo surrealistisch. Ik wil niet als ouwe lul overkomen, maar ik maak me zorgen over de verharding in de hele maatschappij. Ik zeg dat wel vaker.”
En voetballers hebben een voorbeeldfunctie...
“Ja, daarover spraken we al in de kleed- kamer van Feyenoord, toen ik daar in de jaren negentig voetbalde. Met de voetbalwereld kunnen wij op het gebied van acceptatie van andersdenkenden een voorbeeld zijn, mede voor een leefsituatie zorgen waarin alle rassen, kleuren en godsdiensten door elkaar heen lopen en met elkaar omgaan. Ik zit nu 45 jaar in de voetballerij en echt waar, ik zie geen kleur of godsdienst. Je gaat in de kleedkamer op een respectvolle manier met elkaar om, zoals het hoort. Dat is ook zo mooi nu bij PSV, iedereen gaat met respect met elkaar om, ik voel op dat gebied bij ons geen enkele spanning. In de kleedkamer ken je de mens achter het geloof of achter de nationaliteit, dat is veel belangrijker. Ik was altijd wel geïnteresseerd in de achtergrond van spelers.
Toen ik in 1998 in Duitsland bij Hansa Rostock voetbalde, had je nog die oorlog in Joegoslavië tussen Servië, Kroatië, Bosnië en Montenegro. We hadden uit elk van die landen een speler in de selectie en wat bleek? Die jongens hadden nul problemen met elkaar, waren vrienden, deden alles samen, terwijl in de landen zelf buren van voor de oorlog erna niet meer met elkaar spraken. Dat is toch de magie van de kleedkamer.”
Maak jij je zorgen om de wereld waarin we leven?
“Er zijn over de hele wereld altijd oorlogen geweest, maar onze generaties in West-Europa hebben geen oorlog gekend. Ik maak me de laatste paar jaar voor het eerst zorgen dat een oorlog wel heel dichtbij komt. Het achtuurjournaal kijk ik altijd, als het even kan de actualiteitenrubrieken en lees veel zodat ik via zoveel mogelijk kanten geïnformeerd word. Ik ben zeven jaar weggeweest uit Nederland en maak me zorgen om de verharding in onze maatschappij.”
STRESS
Marc Overmars haalde jou in 2016 naar Ajax. Hoe kijk je naar wat hij heeft gedaan? En wat vind jij van zijn straf dat hij een jaar lang niet werkzaam mag zijn in het voetbal vanwege grensoverschrijdend gedrag in zijn tijd bij Ajax?
“Marc is een vriend van mij. Wat hij heeft gedaan, is fout. Ik heb hem gezegd dat hij zich als een klootzak heeft gedragen. Als ik Ajax was, had ik het anders aangepakt. Ik had hem direct op non-actief gesteld, een onderzoek ingesteld en er daarna conclusies aan verbonden. Ik denk dat de situatie bij The Voice Of Holland een rol heeft gespeeld in hoe dit alles is gegaan. Maar het is helaas niet terug te draaien. Marc is aan de schandpaal genageld. De prijs die hij en zijn familie hebben betaald is hoog. En nogmaals hij is zelf echt een klootzak geweest. Maar de straf die hij er nu nog bovenop heeft gekregen van de KNVB en de FIFA vind ik niet terecht.”
Overmars, Edwin van der Sar, de broers Koeman, Henk de Jonge en Foeke Booy hebben als trainer in korte tijd allemaal zware fysieke problemen gekend. Kan er een verband bestaan met de grote stress van het trainerschap?
“Dat weet ik niet, bij Ronald en Erwin zat het blijkbaar in de genen, maar laat duidelijk zijn dat we een enorm stressvol beroep hebben. Ik denk dat ik na al die jaren weet hoe ik met de spanning moet omgaan, maar ook als je elke week wint, blijft het stressvol. Wel minder dan als je veel verliest, maar toch. Het is zorgelijk, Marc die een hartaanval krijgt op z’n 49ste, Edwin die ook al de ziekte van zijn vrouw had meegemaakt; dat zijn vreselijke dingen.
Ik ben geen deskundige, weet dus ook niet of er oorzaak en gevolg is. Ik weet wel dat ik twintig jaar voetballer ben geweest en nu twintig jaar trainer, nou, neem van mij aan dat het trainerschap veel stressvoller is. Als speler kon ik m’n energie op het veld kwijt, de trainer wordt altijd als eerste afgerekend op slechte resultaten. Dat kleeft aan dit beroep. In Engeland duurt het gemiddelde contract van een manager een jaar en vier maanden. Lyon is na mijn vertrek in 2022 toe aan zijn derde trainer.”
Veel teams werken tegenwoordig met een sportpsycholoog, maak jij daar ook gebruik van?
“Ik praat al twintig jaar met psycholoog Paul van Zwan over bijvoorbeeld teamprocessen. Daarnaast bespreek ik heel veel met mijn vrouw Jolyn, zij is mijn uitlaatklep. Ik vind mijn staf heel belang- rijk, ik werk graag met vaste assistenten, zo heb ik jarenlang met Hendrie Krüzen gewerkt. Hij was mijn grote steun en toeverlaat, onze scheiding heeft er bij mij echt ingehakt. In Lyon lukte het hem niet om Frans te leren, de voertaal op de club. De kracht van Hendrie is communiceren; als je de taal niet beheerst, kun je ook geen contact maken. Daarom is hij eerder vertrokken en teruggegaan naar Heracles.
Ik had hem zeker meegenomen naar PSV als hij dat had gewild, maar hij wilde bij Heracles met pensioen gaan. Dat begreep ik en gunde ik hem, we zijn nog steeds heel goede vrienden, maar ik mis hem wel. Om terug te komen op een psycholoog, ik betrek mijn staf bij alles en heb bovendien de opvatting dat de staf en ik met de spelers moeten communiceren en dat ik dat niet moet overlaten aan een derde persoon.”
Welk ontslag heeft jou het meest boos gemaakt?
“Dat bij Bayer Leverkusen. Ik begon vlak voor de winterstop in 2018 met een nederlaag, toen stonden we twaalfde. Aan het eind van dat seizoen haalden we de Champions League, het seizoen daarop werden we pas in de kwartfinale uitgeschakeld. In mijn derde jaar stonden we bovenaan in de winterstop, maar verloren wel de laatste wedstrijd van dat jaar met 2-1 van Bayern München. Twee maanden later werd ik ontslagen. Onze eerste keeper was geblesseerd geraakt en zijn vervanger maakte een paar grote fouten.
We verloren in Berlijn van Hertha BSC en een dag later belde Rudi Völler me of ik bij hem thuis kon komen. We stonden zesde en de leiding dacht niet dat ik het tij nog kon keren. Het deed ze pijn, maar ze konden niet anders, zeiden ze. Ik was niet boos, maar echt oprecht teleurgesteld. Ik had het daar zo naar mijn zin. En sinds dat ontslag in 2021 hebben ze me elke verjaardag gebeld om me te feliciteren.”
OPA
Jij vertelde net dat je ook nog een actieve opa wil zijn en dat PSV daarom weleens je laatste club zou kunnen zijn als trainer. Veel oud-voetballers en trainers vinden terugkijkend dat ze als vader tekortschoten en proberen dat te compenseren met aandacht voor hun kleinkinderen. Herken jij dat?
“Ja, vandaar ook dat besluit. Ik kan me nu al verheugen op de tijd met mijn kleinkinderen. Ik heb er een die Pep heet, hij is ook nog groot fan van Peppi die bij ons speelt. Pep logeerde bij ons, zat televisie te kijken en begon ineens ‘Noano, Noano’ te roepen. Ik keek hem aan en hij begon weer ‘Noano’ te roepen. Zat hij op ESPN een wedstrijd van ons te kijken met Noa Lang. Ken je Noa, vroeg ik. ‘Ja opa,’ zei hij en zong Noano 7K op je feestje, het nummer dat Noa Lang heeft uitgebracht en dat een grote hit is onder de jeugd. Toch groots?”
Heel mooi dat je straks wil genieten van de kleinkinderen. Maar er zijn al eerder trainers geweest die ook dat idee hadden, maar toch besloten door te gaan toen er een mooie aanbieding kwam. Wat als er een heel mooie club belt?
“Stel dat in het hypothetische geval Manchester City over drie jaar met een prachtig verhaal komt, dan zal ik heus wel luisteren. Maar dan nog... Jolyn heeft zich zeven jaar lang in het buitenland telkens opnieuw moeten zien te redden. Elke keer weer moesten we ons huis verlaten en een nieuw huis inrichten, nieuwe vrienden maken. Dat is nogal een opgave. Dat trekt een wissel op je. We wonen nu heerlijk in het centrum van Eindhoven, niet ver van onze families. Wat willen we nog meer? En als Oranje niet komt, is het ook goed.”
Je hebt vaak lof gekregen voor de manier waarop jouw teams spelen, maar bent nog nooit landskampioen geworden als trainer. Dat is je al geregeld ingewreven. Waarop hoop je nog in je loopbaan?
Lachend: “Ik hoop dat ik heel veel mensen een heleboel voetbalplezier mag bezorgen, zoals ik de supporters van PSV de eerste zes maanden van het seizoen blij heb gemaakt. Ik hoop dat ik heel lang in goede gezondheid van mijn kinderen en kleinkinderen kan genieten, dat ik ze kan vasthouden en knuffelen, dat ik ze zie opgroeien en volwassen zie worden. Daarnaast hoop ik dat het goede personen worden, dat ze op hun manier iets kunnen bijdragen aan een betere wereld dan waarin we nu leven. Uiteindelijk zijn wíj schuldig, hebben wij een wereld gecreëerd waarin onze kinderen nu leven. En ja, ik hoop dit jaar eindelijk een keer met mijn club kampioen te worden. Dan ben ik van dat gezeur af.”
Helden Magazine 70
Het interview met Peter Bosz komt voort uit het eerste nummer van 2024. Jutta Leerdam schittert op de cover van de zeventigste editie van Helden. Ze heeft een grote schare fans en volgers. Hoe kijkt ze naar zichzelf? En hoe kijken anderen naar haar. ‘’Echt, schaatsen staat bij mij altijd voorop.’’
In Helden Magazine 70 is er veel aandacht voor de wintersporten. Het jonge Amerikaanse fenomeen Jordan Stolz vragen we naar zijn geheim en de samenwerking met Irene Schouten en Jillert Anema. Shorttrackzusjes Xandra en Michelle Velzeboer veroveren samen de wereld, een dubbelinterview in aanloop naar de WK in Rotterdam. Collega-shorttracker Jens van ’t Wout ontmoet Victoria Koblenko.
Daarnaast is er ook aandacht voor voetbal. Calvin Stengs is helemaal terug, schittert bij Feyenoord en Oranje. We gingen langs bij Calvin, zijn vriendin Beau de Boer – dochter van Frank de Boer – en zoontje Saint. Frits Barend eert Ruud Geels, de vaak verguisde spits die in november overleed en oud-voetballer Michael Mols spreekt over de tumor die in zijn hoofd werd ontdekt.
Verder kwam wielrenner Milan Vader in 2022 zwaar ten val, lag in coma en keerde na een lange revalidatie terug aan de top, met dank aan vriendin Ilse Lutke die niet van zijn zijde week. Veldrijdster Fem van Empel is een multitalent, maar het is wel wennen dat iedereen haar vergelijkt met Mathieu van der Poel. Tallon Griekspoor is de beste tennisser van Nederland, we spraken hem samen met zijn broers Kevin en Scott in aanloop naar de ABN AMRO Open. Als laatste stroomt het racen bij duizendpoot Tom Coronel door zijn bloed. “Max Verstappen is beter dan iedereen die ik ooit heb gezien.”
Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 70 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw favoriete sporters? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.