Word abonnee

Schaatsen

Thomas Krol: ‘Ik zag alles als een kaartenhuis in elkaar donderen’

Robert Prins

Schaatsen

Thomas Krol: ‘Ik zag alles als een kaartenhuis in elkaar donderen’

door: Jasper Boks & Jaap Stalenburg
8 november 2022
20 tot 25 minuten lezen

Slechte testresultaten en een wurgende onzekerheid maakten van Thomas Krol een twijfelaar in aanloop naar de Winterspelen in Beijing. Een sportpsycholoog kwam eraan te pas om hem precies op tijd te laten vlammen. De schaatser kwam terug met olympisch goud op de 1000 en zilver op de 1500 meter. En hij werd daarna ook nog wereldkampioen sprint. Openhartig praat hij over een jaar met hoge pieken en diepe dalen.

“Ik durfde niet te juichen nadat ik over de streep kwam op de 1000 meter, dacht alleen maar: please, laat het genoeg zijn. Ik werd gezien als topfavoriet voor olympisch goud. Mijn tegenstander Havard Lorentzen had ik meteen al achter me gelaten. De laatste kruising kreeg ik ook nog cadeau, ik kon me mooi op hem richten. Ik dacht in de laatste meters: ik heb gedaan wat ik moest doen, dit is ‘m. Toen zag ik mijn tijd op het scorebord: 1.07,92. Dat viel tegen, voor m’n gevoel had ik veel harder geschaatst, 1.07,50 of zo.

Ik twijfelde of die tijd genoeg zou zijn voor het podium. Na mij kwamen er nog twee ritten. Ik ben op het middenterrein met mijn vriendin gaan appen. Zij had er eerder vertrouwen in dan ik. Ze zei: ‘Ik denk dat je hem hebt.’ Ik kon van de spanning niet meer zitten, prevelde de hele tijd: please, please. Hein Otterspeer zag ik als kanshebber, maar hij kwam niet aan mijn tijd. Een zucht van verlichting. Ik wist dat ik sowieso een medaille had.

Daarna de laatste rit met daarin mijn grootste concurrent en maatje: Kai Verbij. Kai moest het opnemen tegen Laurent Dubreuil. Ik dacht aan het WK afstanden van 2019 in Inzell. Toen schreeuwde ik het uit na mijn 1000 meter, dacht ik dat ik goud had. Toen dook Kai nog onder mijn tijd. Dubreuil ging als een gek van start, zo hard dat Kai in de problemen kwam bij de wissel en meteen kansloos was.

Met nog een ronde te gaan had Dubreuil een voorsprong van 0,7 seconde. Ik dacht: waar haalt hij dit nou vandaan? Ik zei in mezelf: stort nou in, stort nou in. Mijn slotronde is mijn sterke punt, daar heb ik jarenlang knoepertje hard aan gewerkt. Slotrondes rijden is echt mijn ding. Maar ja, het gat dat hij had geslagen was groot. Dubreuil had de 500 meter, waarop hij veel beter is, vergooid en dacht: ik zie wel. Hij reed echt vrijuit. Op de streep bleek hij toch viertienden langzamer.

Goud. Ik heb het uitgeschreeuwd. Alles minder dan goud was toch wel een teleurstelling geweest, merkte ik toen. In ons appartement in het olympisch dorp wilde ik eigenlijk alles bij elkaar schreeuwen, maar ik vond dat niet gepast naar Kai toe. Hoe fantastisch was het geweest om samen op Medal Plaza te staan. Ik zag ondanks het verdriet in zijn ogen ook dat hij echt trots was op mij, dat sierde hem.

Van mijn trainer Jac Orie kreeg ik na afloop de dikste knuffel die ik ooit heb gehad. Ik dacht terug aan het Olympisch Kwalificatietoernooi van eind 2017, toen ik had gefaald. Dat was voor mij het sein dat het anders moest. Ik maakte daarna de overstap naar Jumbo-Visma en Jac. Al een jaar na die Spelen, in 2019, was ik wereldkampioen op de 1500 meter. En daarna ben ik gaan denken: als ik hier weet te winnen dan zou ik die olympische titel, waarvan ik al mijn hele leven droom, ook kunnen pakken.

Sportpsycholoog

Het olympisch jaar startte ik niet goed. Ik was begin 2021 wereldkampioen op de 1500 meter geworden en had voor aanvang van dat seizoen fantastische testresultaten laten zien. Trainde me in de zomer van 2021 het leplazerus, maar uit de testen van Jac bleek dat die minder waren dan een jaar eerder. Ik begon me zorgen te maken, dacht: het zal in een olympisch jaar toch niet opnieuw misgaan?

Alle testen tijdens het hele seizoen kregen voor mij zoveel gewicht. Ik zette me daardoor erg onder druk, had mezelf steeds voorgehouden dat ik er in Beijing móést staan. Misschien krijg ik maar één kans op een gouden olympische plak, hield ik mezelf voor. Vervolgens reed Hein Otterspeer ook nog eens anderhalve seconde sneller bij trainingswedstrijdjes. Toen zat ik echt in zak en as.

Ik raakte gefrustreerd, bleef maar vragen stellen aan mezelf. Wat heb ik in godsnaam verkeerd gedaan deze zomer? Is er iets geks met mij aan de hand? Ik ging het ook bij Jac zoeken, dacht: hij heeft er toch zoveel verstand van, wat heeft hij gedaan waardoor ik niet aan de testresultaten van een jaar geleden kom?

Jac bleef herhalen dat er geen reden voor paniek was, maar ik nam met dat antwoord geen genoegen. Ik had slapeloze nachten, werd in de periode in aanloop naar het NK afstanden heel negatief over alles. Als ik thuiskwam na een training, riep ik: weer een kuttraining, waar is Jac nou allemaal mee bezig? Het was thuis niet meer gezellig. Mijn vriendin Ramona, die schaatst voor het gewest Friesland, was het op den duur ook zat, zei: ‘Je moet hulp gaan zoeken bij een sportpsycholoog.’

Voordat ik bij haar aanklopte had ik het NK afstanden gereden. Ik had tot mijn grote opluchting een behoorlijke 1500 meter gereden, maar meteen daarna kregen de twijfels weer de overhand. Ik moest me leren wapenen tegen die twijfels.
Vanaf het eerste moment voelde ik me goed bij de gesprekken met de sportpsycholoog. Mijn probleem was dat mijn aandacht te breed was, ik had moeite met focussen. Na een mindere race ging ik er van alles bijhalen. Na een slechte test dacht ik meteen: dan wordt het Olympisch Kwalificatietoernooi (OKT) ook niks, olympisch goud kan ik ook wel op m’n buik schrijven.

‘Goud, ik heb het uitgeschreeuwd. Wat een bevrijding. Alles minder dan goud was toch wel een teleurstelling geweest’

Ik keek meteen naar de toekomst, zag alles al als een kaartenhuis in elkaar donderen. Als topsporter moet je juist je gedachten heel smal houden. De sportpsycholoog vertelde dat ik uit een race één punt moest pakken waar ik aan kon werken. Als ik opsomde dat de start niet goed was, dat de eerste bocht slecht was, dat ik de andere bochten ook niet goed aansneed en dat de tweede ronde niet goed was, dan zei zij: ‘Pak er een ding uit waar je mee aan de slag gaat, de rest maakt nu niet uit.’

Ik besloot met haar alleen op de bochtlijnen te focussen in de volgende wedstrijd. Dat was de World Cup in Salt Lake City, een lastige baan waar je hoge snelheden haalt. Ik focuste me alleen op de bochten en reed mijn beste race van het seizoen. Ik haalde ook het podium op de 1500 meter.

Thriller

Die wedstrijden in Salt Lake City gaven me vertrouwen in aanloop naar het Olympisch Kwalificatietoernooi, eind december. Maar uitgerekend op dat moment werd ik gigantisch verkouden. Geen corona, maar ik heb in aanloop naar het OKT slecht geslapen. Ik dacht: dat heb ik weer. Jac probeerde me gerust te stellen, zei: ‘Een paar dagen slecht slapen maakt niet uit.’

De dag voor ik aan de bak moest op het OKT deden we een tempotraining. Ik was niet fit, maar reed mijn snelste rondje ooit. Ik begon het OKT met de 500 meter, die reed ik niet met het idee om me daarop te plaatsen voor de Spelen. Reed hem vooral om me ook te kunnen kwalificeren voor de WK sprint in maart. Ik had een gemiddelde opening, maar reed wel een heel goede ronde van 24,7. Ik werd vierde in een dik persoonlijk record. Dat gaf nog meer vertrouwen.

De sprinters wisten allemaal dat de 1000 meter de thriller zou worden van het OKT. Hein Otterspeer, Kai Verbij, Kjeld Nuis en ik konden allemaal een gooi doen naar de medailles op de Spelen, we ontliepen elkaar heel weinig. Maar er konden slechts drie van ons naar de Spelen. De druk voor die 1000 meter is de grootste die ik ooit heb meegemaakt. Als ik bedenk hoe we die ochtend aan het ontbijt zaten… Er werd niks gezegd. zag ik vlak voor de 1000 meter, ze zei: ‘Ik heb je nog nooit zo gezien, asen asgrauw.’ Hein en Kjeld reden voor mij. Hein reed een ronde van 24,5 en ik dacht: dat kan ik ook, gezien mijn ronde van 24,7 op de 500 meter.

Ik zei tegen mezelf: wat er ook gebeurt, eigen race blijven schaatsen. Ik had gigantisch veel snelheid tijdens de eerste zeshonderd meter. Reed 1.07,24. Het was de snelste tijd, maar het belangrijkste: ik mocht naar de Spelen. Yes! Kjeld Nuis viel af, dat was voor hem natuurlijk ongelooflijk rot. Hij was de olympisch kampioen en mocht zijn titel niet verdedigen. Kjeld was ook mijn grootste rivaal van de laatste jaren. Ik vond het knap dat hij me oprecht feliciteerde na die dreun, dat sierde hem. Ik heb hem nog sterkte en succes gewenst voor de 1500 meter.

Mijn naam stond bovenaan de matrix. Het was voor mij ook een middelvinger naar vier jaar eerder, toen die matrix er juist voor zorgde dat ik niet naar de Spelen mocht. Ik was meteen ook zo relaxed voor de 1500 meter. Voor de start droop het snot uit mijn neus. Maakte me toen niet meer uit. Ik werd tweede, achter Kjeld. Ik mocht op mijn eerste Spelen uitkomen op de 500, 1000 en 1500 meter.

Paranoïde

Daarna kwam de volgende uitdaging: coronavrij blijven. Dat was bijna net zo spannend als het OKT. Ik werd er bijna paranoïde van. Ik heb in aanloop naar de Spelen nauwelijks mensen gezien. Mijn moeder wilde een keer langskomen, zei: ‘Dan blijf ik op afstand.’ Ik antwoordde: sorry, doen we niet. Mijn schoonouders bleven drie dagen voor vertrek naar China op de parkeerplaats staan, ik heb alleen naar hen gezwaaid. Achteraf ben ik zo blij dat ik niet heel even op hen af ben gestapt: later bleek dat zij op dat moment corona hadden… Ik voelde de muren op me afkomen in die tijd, zat alleen maar de dagen af te tellen tot we weg konden.

Op het vliegveld van Beijing werden we ook getest. De wattenstaaf ging vier keer zo diep in m’n strot en neus als normaal. En daarna moesten we een uur of zes wachten op de uitslag. Spannend. Ik wist hoe meedogenloos ze zouden zijn bij een positieve test, dan was het meteen einde verhaal. Ik dacht: als ik hier doorheen ben, ben ik zo goed als veilig, hoewel we ook daarna dagelijks werden getest.

Het olympisch dorp was hermetisch afgesloten. Het was een soort militair terrein, afgeschermd met hoge hekken en slagbomen, en met overal militairen er omheen. Van de stad Beijing kregen we niets mee, alleen tijdens het ritje naar het stadion zagen we iets. Ik weet dat er genoeg nadelen aan China kleven, zoals de mensenrechten, maar op het gebied van coronavrije Spelen organiseren was het top.

Eenmaal in het olympisch dorp keek ik m’n ogen uit. Alles was nieuw voor me. Ik vond alles spannend en mooi. Voor mijn familie was het natuurlijk ook een droom om op een dag naar de Spelen te gaan en mij te zien schaatsen. Jammer, maar ik had me er al op ingesteld dat zij er niet bij konden zijn. Ik was al blij dat de Spelen door konden gaan.

Fucking hard

Voor mij begonnen de Spelen op 8 februari met de 1500 meter. Ik had op 31 januari mijn eerste trainingsrace gereden en dat ging nog niet super. Het ijs was zacht. Bovendien had ik het idee dat ik een beetje overprikkeld was door al die nieuwe ervaringen. Ik heb het daar ook met de sportpsycholoog over gehad. Zij zei: ‘Neem even de tijd om te genieten, maar op een gegeven moment moet die knop om.’ Dat lukte me. Ik begon me tijdens de trainingen toch goed te rijden…

Ik had het hele seizoen nog geen geweldige 1500 meter gereden. Het was wel relaxed dat ik daardoor niet in de laatste ritten hoefde te rijden. Geen druk op m’n schouders. Die druk lag bij Joey Mantia, hij had in aanloop naar de Spelen het best gepresteerd en werd gezien als favoriet. Stiekem wist ik dat hij waarschijnlijk toch weer zou bezwijken onder de druk, zo ging het altijd met hem.

Tekst gaat verder onder de foto

Thomas Krol

Ik vond mijn eerste olympische race ontzettend spannend. Ik probeerde het te zien als een normale rit op een normaal toernooi, maar hoe hard je ook probeert het zo te zien, dat is het natuurlijk niet. Het startschot. Eerst een valse start van mijn tegenstander Peder Kongshaug. Daarna reed ik me een partij lekker… Mijn tactiek was dezelfde als altijd. Ik ram hem er op de 1500 meter altijd vol in en kijk op de laatste vierhonderd meter wel wat ik over heb. Mensen zeggen geregeld: ‘Als je nou minder hard begint, dan kun je meer op het eind.’ Zo werkt dat niet voor mij. De rit liep fantastisch. Tijdens de race zei ik al tegen mezelf: dit gaat fucking hard. Ik reed 1.43,55. Juichte, dacht: dit is gewoon goud. Ik had de snelste 1500 meter ooit gereden op de Spelen.

Ik wist ook dat de drie minuten daarna heel spannend zouden gaan worden. Regerend olympisch kampioen Kjeld kwam meteen in de rit na mij in actie. Ik vond het heel bijzonder dat hij mij een high five gaf na mijn race. Kjeld stond klaar voor zijn eigen race, dat had hij niet hoeven doen. Echt een sportief gebaar. Kjeld reed 1.43,21. Ik kan niets op Kjelds race afdingen. Ik reed mijn beste 1500 van het jaar en als iemand het nog beter doet, dan moet ik daar alleen maar voor applaudisseren. Kjeld deed het fantastisch en helaas voor mij op het juiste moment. Ik heb hem gefeliciteerd, de beste heeft gewonnen die dag.

Het gevoel na die 1500 meter was raar. Eerst dacht ik: fantastisch, ik heb een zilveren olympische plak. Daarna dacht ik weer: klote dat het geen goud is. Ik wilde het liefst de volgende dag de 1000 meter al rijden, zo scherp was ik. Maar ik moest nog tien dagen wachten. Ik had het geluk dat ik ook de 500 meter mocht rijden. Dat was een goeie prikkel tussendoor.

Menselijk brein

De nacht voor de 1000 meter werd ik helemaal gek van de gedachte dat ik een dag later op datzelfde moment weleens olympisch kampioen zou kunnen zijn. Dat spookte steeds door mijn hoofd. Ik dacht de hele tijd: misschien krijg ik zo’n kans nooit meer. Ik dacht ook steeds aan wat fout zou kunnen gaan. Toen heb ik de sportpsycholoog gebeld. Zij zei: ‘Niet erg dat je denkt aan wat fout kan gaan of aan wat juist goed kan gaan. Jij gaat nu tien minuten lang denken aan alle scenario’s die zich af zouden kunnen gaan spelen. Je denkt eraan dat je onderuitgaat, dat je goud wint, dan weer dat je faalt, vervolgens weer dat je een wereldrecord rijdt.

Haal alles er maar bij in die tien minuten. Maar daarna is het klaar.’ Voordat de tien minuten voorbij waren, lag ik al te slapen. Het menselijk brein werkt vaak zo dat als je je ergens tegen verzet, jouw hoofd het juist leuk vindt om daarbij stil te staan. Je reactie is vaak: daar mag ik niet aan denken, ik stop het weg. Maar als je juist heel bewust gaat denken aan de dingen waarvan je denkt dat je er niet aan mag denken, dan zul je merken dat het verzet snel is gebroken. Dat heeft bij mij in elk geval echt goed gewerkt. Alle doemgedachten waren ineens weg.

Op de dag zelf bleef ik maar naar de klok kijken. Ik hield op de baan alles in de gaten. Dat zit nu eenmaal in mij, dat controlerende raak ik nooit helemaal kwijt. Toen mijn rit. Ik schrok dus van mijn tijd, had verwacht dat ik sneller was. Ik had het achteraf kunnen weten. Tijdens het tempotrainen een dag voor de 1000 meter was het ijs al veel minder snel dan op de 1500 meter. Ik had ook kunnen zien dat de tijden die voor mij werden gereden ook niet bijzonder waren. Iedereen reed langzaam.

‘Mijn vriendin Ramona was het op een gegeven moment ook zat, zei: ‘Je moet hulp gaan zoeken bij een sportpsycholoog’

Toen ik de titel binnen had, heb ik meteen met mijn vriendin gefacetimed. Dat was het enige moment dat ik brak. Ook Ramona moest een traantje wegpinken. Zij heeft alles van dichtbij meegemaakt, wist dat de weg naar de Spelen niet makkelijk was geweest voor me. Zij maakte mee dat ik vaak chagrijnig was als ik terugkwam van een training en heeft me in de richting van de sportpsycholoog geduwd. Ik zei tegen haar iets van: we hebben het gedaan. Dat gesprek na het winnen van het goud was een van de mooiste momenten uit onze relatie.

Tekst gaat verder onder de foto

Thomas Krol

Ook het gesprek met Jac was mooi. Hij had telkens tegen me gezegd dat ik me niet druk moest maken. Hij kwam ook nog terug op de fietstesten aan het begin van het seizoen. Jac gaf aan dat mijn duurconditie wat minder was, maar dat het op het ijs niet slechter was gegaan. Sterker nog: ik was veel sneller geworden. In het jaar ervoor had ik meer op inhoud getraind, daardoor kon ik die 1500 meter zo goed rijden. Ik fietste als sprinter vaak mee met de allrounders en dan ramde ik ook gewoon een half uur op kop. Dat was niet de bedoeling van Jac, die vond dat het beheerster moest. Hij wilde dat ik niet meer 350 watt zou trappen op kop, maar 250 watt met het sprintteam. Ik voerde het volgens het boekje uit.

Dat was vogens Jac de route naar goud. Maar het maakte me in het begin juist erg onzeker. Achteraf kan ik zeggen: als ik die fietstesten in de zomer net zo goed had gedaan als in 2020, dan had ik misschien twee keer zilver gepakt op de Spelen. Door de training iets aan te passen, was ik sneller op de 1000 meter. Het zorgde ervoor dat ik op de 1000 meter van november tot en met maart ongeslagen bleef. Daardoor pakte ik in maart ook nog de wereldtitel sprint in Hamar. En wat denk je? Meteen na het seizoen kreeg ik corona…

Sven-rol

Sinds ik als olympisch kampioen door het leven ga, ben ik gelukkiger. Vooral omdat de druk die ik op mezelf heb gelegd, minder is. Zoals ik me voelde in aanloop naar de Spelen hoop ik me nooit meer te voelen. Maar nu heb ik waargemaakt waarvan ik als kleine jongen droomde. Epke Zonderland zei nadat hij olympisch goud op de rekstok won in 2012: ‘Ik heb olympisch goud, alles wat ik hierna nog ga presteren is mooi meegenomen.’ Zo voelt het voor mij ook. Het enige wat nog op mijn lijstje staat, is de wereldtitel op de 1000 meter. En uiteraard ook de olympische titel op de 1500 meter, maar dan krijg ik pas over drie jaar de kans voor.

Tekst gaat verder onder de foto

Thomas Krol

Mijn nieuwe status opent wat deurtjes. Toen ik aangaf dat ik wel mee wilde doen aan het tv-programma De Slimste Mens was dat snel geregeld. Ik zou ook nog graag een keer meedoen aan Wie is de Mol, het allerleukste tv-programma. Mijn status is verder niet heel erg veranderd sinds die gouden medaille in Beijing. Ik heb er hooguit vierduizend volgers op Instagram bij. Maar verder? Ik zat voor ons jaarlijkse trainingskamp in Italië in het vliegtuig naast twee Nederlanders die op vakantie gingen en zij vroegen: ‘Ben jij ook van de schaatsploeg?’ Ik knikte, waarop ze vroegen: ‘Wat is jouw naam dan?’ Toen ik mijn naam zei, antwoordden ze: ‘Thomas Krol? Ach, we kunnen ook niet iedereen kennen, hè. We zagen net wel Jutta Leerdam, die kennen we wel.’ Ik ging helemaal stuk.

Binnen de ploeg is er met het stoppen van Sven Kramer wel wat veranderd. Ik merk dat er meer naar mij wordt gekeken als het gaat om dingen waar Sven zich altijd mee bezighield. Als het ijs slecht is, zie ik ze kijken van: ga jij dat even regelen? Of als iets niet bevalt, zeggen ze tegen mij: ‘Bel jij Jac even, jij kan dat maken.’ Maar eh, ik ben wel iets te aardig voor de Sven- rol. Sven kon altijd als geen ander goed duidelijk maken wat hij wilde, en dat ook nog op een nette manier.

Lekker vliegen

Over vier jaar wil ik er natuurlijk graag weer bij zijn op de Spelen om mijn olympische titel te verdedigen. Ik ben dan 33 en op die leeftijd is het niet vanzelfsprekend om je topniveau nog te halen. Ik ga het vanaf nu per twee jaar bekijken. Als ik merk dat ik mijn niveau niet meer haal, dan kies ik voor mijn andere grote passie en ga ik lekker vliegen.

‘Toen ik de titel binnen had, heb ik meteen met mijn vriendin gefacetimed. Dat was het enige moment dat ik brak. Ook Ramona moest een traantje wegpinken’

Ik heb een jaar geleden met de pilotenopleiding van de KLM gebeld. Ze hebben geen leeftijdsgrens, maar zeiden wel: ‘We adviseren je om niet te lang te wachten, want dan wordt de kans kleiner dat je als gezagvoerder afscheid kan nemen in de cockpit.’ Ik heb op de terugweg uit Beijing met mijn twee medailles een foto gemaakt in de cockpit, die uiteindelijk KLM wilde posten op hun Instagram. De Flight Academy KLS heeft ook gereageerd. Ik kan ze daaraan herinneren als ze vragen waarom ik pas zo laat aan de opleiding wil beginnen.’

Helden Magazine 64

Het verhaal van Thomas Krol komt voort uit Helden Magazine 64. In het dubbeldikke eindejaarsnummer blikken we terug op het sportjaar 2022 én is er volop aandacht voor het WK Voetbal in Qatar. Virgil van Dijk siert samen met Irene Schouten de cover. Voor Schouten kon het jaar 2022 niet op. Ze won drie olympische titels, de wereldtitel allround en trouwde.

In de WK-special lees je interviews met Denzel Dumfries, Matthijs de Ligt, Cody Gakpo en Soufiane Touzani. Daarnaast vertellen vriendinnen Candy-Rae en Laura Benschop over hun leven met WK-gangers Daley Blind en Davy Klaassen én een reconstructie van het masterplan van Van Gaal.

Verder in deze editie een uitgebreid interview met olympisch shorttrackkampioen Suzanne Schulting en coach Jeroen Otter. Een terugblik op een bewogen wielerjaar met Merijn Zeeman, Kjeld Nuis kende een jaar vol pieken en dalen én Annemiek van Vleuten presteerde het onmogelijke. Daarnaast liet Dylan van Baarle zien dat zijn tweede plek op het WK in 2021 geen toeval was en is Luc Steins de handballende Messi van Paris Saint-Germain.

Giovanni van Bronckhorst kende een geweldig eerste jaar bij Rangers FC. John van ’t Schip won in 1987 de Europa Cup II met Ajax en Hennie Stamsnijder won in 1981 als eerste Nederlander de wereldtitel veldrijden. Als laatste wil Susila Cruijff het gedachtegoed van haar vader voortzetten en blikt voetbalster Vanity Lewerissa terug op een moeilijke tijd.

Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 64 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.

Delen: