Word abonnee

Basketbal

Van kwajongen tot NBA-held

Marcel Krijger

Basketbal

Van kwajongen tot NBA-held

door: Thomas Olsthoorn
19 juni 2017
17 tot 22 minuten lezen

Slechts één Nederlander werd ooit kampioen in de Amerikaanse NBA, de beste basketbalcompetitie ter wereld. Francisco Elson won tien jaar geleden met San Antonio Spurs de prestigieuze titel. Samen met Helden wandelt hij door zijn oude buurt in Rotterdam, langs de pleintjes waar het basketballen ooit begon. Voor een mooi gesprek over opvoeding, kattenkwaad, verdriet, succes en familie.

Tekst gaat verder onder de foto

“Die kampioensring is heel mooi. Maar weet je wat nog mooier is?” Francisco Elson vertraagt zijn looppas en blijft stilstaan voor het ijzeren hek aan het Henegou­ werplein. Achter hem ligt het basketbalveldje waar hij in zijn tienerjaren dag in dag uit was te vinden, vaak tot in de late uurtjes. Op de borden van beide baskets staat zijn naam in sierletters gedrukt, een bescheiden eerbetoon van de gemeente aan de man die tien jaar geleden met San Antonio Spurs als eerste en enige Nederlander de NBA-­titel won.

Francisco heeft net een kleine trip down memory lane gemaakt. De wandeling door Middelland, een wijk in Rotterdam­-West niet ver van het centrum, bracht hem langs zijn ouderlijke huizen, de scholen waar hij les kreeg en de nodige speelveldjes. De herinneringen uit zijn jeugd kwamen als vanzelf naar boven.
Terug in de buurt waar hij opgroeide, blikt hij terug op zijn sportloopbaan. “Het mooiste is dat ik van niets, iets heb gemaakt,” zegt hij enthousiast en trots. “Dat ik hier ben begonnen en uiteindelijk kampioen ben geworden in Amerika… Kijk om je heen. Dit is niet ’t Gooi, dit is Rotterdam. Sommige mensen in deze wijk hebben het niet breed, wij hadden dat vroeger thuis ook niet. Mijn ouders hebben me van jongs af aan discipline bijgebracht. Hun opvoeding is key geweest. Het doorzet­ tingsvermogen dat ik van huis uit heb meegekregen, heeft me gemaakt als topsporter en ervoor gezorgd dat ik het in Amerika heb gered.”

Kattenkwaad
Een kleine anderhalf uur eerder. Francisco Elson zet zijn SUV stil naast het Henegouwerplein. Hij zwaait het
portier open en stapt uit. Met zijn 2,13 meter blijft hij een indrukwekkende verschijning. “Hé, wat gaan we doen? Een stukje wandelen door de wijk? Is goed, let’s go!” Francisco maakt aanstalten om te gaan lopen, en dat terwijl zijn auto nog pontificaal op straat staat met draaiende motor. Er verschijnt een vette glimlach op zijn gezicht. Geintje natuurlijk.
Francisco Elson houdt van kattenkwaad uithalen. Had hij als kind al. Dat blijkt eens te meer als de jonge veertiger van Surinaam­ se komaf even later in de lang doorlopende Graaf Florisstraat, waar authentieke huizen en hoge bomen het straatbeeld bepalen, bij een pandje blijft staan en begint te schater­ lachen. “Hier zat vroeger een snoepwinkel waar ik weleens werd betrapt op het stelen van snoep. Ik haalde van alles uit wat niet mocht: tot laat op straat hangen, fietsen stelen die niet op slot stonden, vechten, zwartrijden met de tram. Maar het was voor­ al kattenkwaad, snap je? Ik haalde geen supererge dingen uit.

‘Ik haalde van alles uit wat niet mocht: tot laat op straat hangen, fietsen stelen die niet op slot stonden, vechten, zwartrijden met de tram’

School vond ik leuk. Ik was geen geweldige student, maar wel een leergierige jongen. Spijbelen kwam niet in me op. Mijn ouders waren streng en ik wist wat er zou gebeuren als ze erachter kwamen. Ze zaten er altijd bovenop bij mij, mijn broer en mijn zus. Als mijn moeder me ging overhoren voor een proefwerk en ik bleek niet goed genoeg te hebben geleerd, dan maakte ze me de volgende ochtend om zes uur wakker zodat ik nog wat kon leren. En als ik niet wilde opstaan, gooide ze water in mijn gezicht waar­ door ik vanwege mijn natte kussen wel uit bed moest komen. Als ik vervolgens thuiskwam met een ruime voldoende zei mijn moeder: ‘Zie je nou wel, jongen. Als ik je niet wakker had gemaakt, had je niet zo’n goed cijfer gehaald.’ Het was voor mijn ouders belangrijk dat we ons best deden, dat we niet faalden.”

Noodlot
In tegenstelling tot bij zijn acht jaar oudere broer Patrick, speelde basketbal niet meteen een prominente rol in het leven van de jonge Cisco. Sport was niet zijn ding. Toch moest hij er op een gegeven moment aan geloven. “Ik kreeg eens klappen van een jongen uit de buurt. Mijn vader zag het gebeuren en gaf me daarna een pak slag omdat ik me in elkaar had laten slaan. De volgende dag bracht hij me naar karate. Ik moest leren mijn mannetje te staan. Een maand later kwam ik diezelfde jongen tegen en gaf ik hém een pak rammel.”
Een gymleraar op school vond dat Francisco vanwege zijn lengte toch eens basketbal moest gaan oppakken. Maar hij werd vooral door Patrick met het virus besmet en ging met zijn broer mee naar de pleintjes. Totdat het noodlot toesloeg. Francisco’s grote voorbeeld zakte door een hartstilstand in elkaar tijdens een basketbaltoernooi en overleed op 21­jarige leeftijd.

“Als je broer overlijdt, ontstaat er een gat in je hart dat niet meer dichtgaat, en dat doet pijn,” vertelt Francisco voor zijn ouderlijk huis in de Aleidisstraat waar hij werd geboren en tot zijn elfde woonde. Aan het pand is weinig veranderd, alleen de winkels naast en tegen­ over het huis hebben andere uitbaters gekregen. “Patrick en ik sliepen samen op een kamer. Hij was de eerste die ik zag als ik wakker werd en de laatste voordat ik ging slapen. Als die persoon er niet meer is… In het begin vond ik het heel moeilijk om erover te praten. Ik wist niet hoe ik met het verlies moest omgaan en hoe ik mijn gevoelens moest uiten. Toen mijn broer overleed, kwam alles tot stilstand. Feest­ dagen en verjaardagen kregen thuis minder aandacht. Ik deed minder sociale activiteiten. Het plezier verdween, alles werd minder.”

Tekst gaat verder onder de foto

Ook van basketbal moest Francisco een tijd lang niets weten. Bemoedigende woorden van wederom een gymleraar deden hem van gedachten veranderen en hij begon weer dagen met de bal op de veldjes te oefenen op schieten, lay­ups en dunks. Dat deed hij stiekem. Zijn ouders mochten van niets weten, ongerust als ze zouden zijn om de gezondheid van hun zoon na de tragedie die ze net hadden doorgemaakt. “Maar iemand die me had zien basketballen, vertelde het aan mijn ouders. Ze waren boos op me en zeiden: ‘Als je deze sport zo graag wilt beoefenen, gaan we eerst naar het ziekenhuis om je te laten onderzoeken.’ Uit tests bleek dat ik een groot sporthart had. Dat moest in de gaten wor­den gehouden, maar ik mocht wel blijven basketballen. Ik was altijd op de veldjes te vinden. Ook bij regen, kou of sneeuw. Tot ’s avonds laat.”

Nieuwe wereld
Er moet worden uitgeweken voor een huisvrouw die vanuit haar raam een stoffig kleed aan het uitkloppen is. “Ook dat is Rotterdam,” lacht Francisco. Door naar het parkje aan de Heemraadssingel, waar ook een basketbalveldje ligt. Francisco was er net zo vaak te vinden als op het Henegouwerplein; samen met kameraden tegen buurtge­ noten wedstrijdjes spelen om kleingeld. De winst werd uitge­ geven aan snoep of bewaard voor de volgende tegenstander. Er werd geregeld tegen oudere gas­ ten gespeeld, jongens die zelfs al prof waren. “Ik deed maar wat in die tijd, kon helemaal niet basketballen. Het enige wat ik kon, was hard rennen en ik wilde heel graag winnen.”

Francisco ging wedstrijden spelen voor eredivisieclub AMVJ Rotterdam, werd beter en beter. Er volgden uitnodigingen voor Jong Oranje en op zijn achttiende deed zich een grote kans voor: hij kreeg een studiebeurs aangeboden bij het Kilgore Junior College in Texas. “Ik wilde naar Amerika. Door het overlijden van mijn broer kreeg ik iets over me heen van: weet je wat, ik ga kijken hoe goed ik kan worden in deze sport en wat ik van mezelf kan maken. Dat werd mijn motor.”

Zo vertrok hij in 1995 naar the land of opportunity. In een compleet nieuwe wereld was hij als jongvolwassene op zichzelf aangewezen. “Mijn ouders hadden al die jaren alles voor me gedaan. Ineens moest ik zelf koken, de was doen, dat soort dingen. Ik begreep de taal nog niet en moest wennen aan de Amerikaanse mentaliteit. Ik had heimwee, maar na mijn eerste jaar hadden we sim­ pelweg geen geld voor een vliegticket naar Nederland.” Spelen deed Francisco weinig op college. Deels omdat een lekkende aorta hem een tijdje dwarszat. Daarnaast was hij als buitenlander niet gewend aan de Amerikaanse manier van basketballen. “Ik kende het spelletje nog niet goed genoeg. De coach gaf me een tip en zei: ‘Cisco, je bent erg dun. Als ik jou was, zou ik elke dag om zes uur opstaan en het krachthonk ingaan voordat we gaan trainen. Om sterker te worden.’ Dat deed ik, ook al was er geen enkele begeleiding. Die discipline van hard willen werken, zat er bij mij altijd al in. Ik ging iets doen wat me kon maken, wat belangrijk kon zijn. Dat hield ik steeds in gedachten.”

‘Was ik zo’n goede speler? Nee, ik was geen Kobe Bryant. Maar ik heb wel alles uit mijn carrière gehaald’

In 1997 verhuisde Francisco van Kilgore naar Berkeley, naar de universiteit van Californië. Daar speelde hij zich in de kijker van de NBA­teams. In ’99 werd hij gedraft door Denver Nuggets, die de boomlange center vervolgens naar de Spaanse competitie stuurde om te rijpen. Elke zomer ging Francisco terug naar Amerika in de hoop dat hij een contract kreeg aangeboden bij de Nuggets, maar telkens besloot het management dat het beter was als hij nog een jaar in Spanje zou spelen. Tot 2003. Na vier seizoenen in Barcelona, Valencia en Sevilla vloog Francisco wederom de Atlantische Oceaan over voor de NBA Summer League, een competitie voor jonge spelers die waren gedraft om voorafgaand aan de competitie te wennen aan het spelen in de NBA. Hij wilde zich koste wat kost in de kijker spelen, maar kamp­ te met kraakbeenletsel in zijn knie dat hem begon te hin­ deren. “Ik moest geopereerd worden en dacht: shit, ik ga het niet halen. Na de operatie regelde de club een hotel­ kamer en er werd me verzocht een mobiele telefoon te kopen. Het enige wat me werd verteld, was dat ik voor­ lopig niet terug hoefde te keren naar Europa. Ik moest in het hotel blijven en zorgen dat ik bereikbaar was.”

Op een dag liep Francisco door het winkelcentrum toen zijn telefoon ging. “Het was de assistent­manager van de Nuggets. Hij zei dat hij naar me toe ging komen, ik moest wat papieren tekenen. Het bleek een driejarig contract te zijn. Als een klein kind stond ik in dat winkelcentrum de hele boel bij elkaar te schreeuwen. Die man keek me aan en dacht: die gast is gek! Ik was superblij, kon het niet geloven. Na het tekenen belde ik meteen mijn moeder: ‘Ma, ik heb het gered!’ Zo voelde het voor me, ik had het gered.”

Puzzelstukje
Het kruispunt van de Heemraadssingel en de Beukels­ dijk markeert het einde van de wijk Middelland aan de noordkant. Een Marokkaanse voorbijganger groet Francisco hartelijk. Het is niet de eerste keer deze middag dat hij wordt herkend. Het verkeer en de mensen op straat trekken voorbij. Verderop zijn de hoge kantoor­ gebouwen rond het Centraal Station, het Hofplein en de Coolsingel te zien. Een enkele keer ging Francisco met zijn ouders kleren kopen in het centrum, maar verder kwam hij zijn buurt niet uit. Dit kleine netwerk van straatjes, singels en speelveldjes was zijn leven. Tot hij naar Amerika vertrok en het tot de NBA wist te schoppen. De pleintjes werden bomvolle stadions met twintigduizend fans op de tribunes.

Francisco kan zich zijn debuut voor de Nuggets nog goed heugen. Het was tegen regerend kampioen San Antonio Spurs. Op de achterkant van zijn tenue prijkte het cijfer 56, het nummer van zijn broer. “Ik had mijn ouders laten overkomen, maar ik wist niet of ik minuten mocht maken. Vooraf had ik tegen mezelf gezegd dat ik bij elke score van ons team zou opspringen als een cheer­ leader en passie zou tonen. En ja hoor, mijn kans kwam. Ik rende als een kip zonder kop over het veld, haalde alles uit de kast. Mijn ouders waren supertrots.”

Na drie jaar Denver Nuggets kreeg Francisco voor het seizoen 2006-­2007 een aanbieding van de Spurs. Het topteam uit San Antonio was in hun zoektocht naar versterking enthousiast geworden over de Nederlander die ondanks zijn lengte erg atletisch was, sterk verdedigde en zijn mannetje stond onder en rond de basket.
“Ik begon af en toe in de basis, maar in principe was ik een speler die van de bank kwam. Ik was zoals dat heet een Geico, een verzekering. Met mijn mentaliteit paste ik goed in het team, ik was een van de puzzelstukjes om kampioen te kunnen worden. “Er zat echt een gedachte achter ons spel, we waren een geoliede machine. Ieder­ een kreeg speeltijd. In het tweede deel van de competitie begonnen we te knallen en in de play­offs ging er nog een schepje bovenop. Toen speelden vooral de beste jongens, die moesten het doen. We hadden het geluk dat enkele sterke teams uit de reguliere competi­tie vroegtijdig werden uitgeschakeld.”

Francisco kreeg veel speeltijd, werd vooral gewaardeerd door zijn verdedigende kwaliteiten. De Spurs stootten overtuigend door naar de finale en daarin wachtte Cleveland Cavaliers met de piepjonge superster LeBron James. “Ploeggenoot Tim Duncan had voorafgaand aan de play­offs het cijfer 16 op het bord in de kleedkamer geschreven. Zoveel wedstrijden moesten we winnen om kampioen te worden. Bij elke overwinning paste hij het cijfer aan. Voor de eerste finalewedstrijd was die 16 inmiddels een 4 geworden. Duncan deed iets gaafs door dat getal gewoon weg te vegen. Zijn boodschap: ‘Cleveland kan ons niet verslaan. Ze weten niet hoe het is om kampioen te worden. Wij hebben meer ervaring en zijn beter dan hen.’

‘Mijn ouders zeiden tegen me: ‘ Maak een man van jezelf in de maatschappij.’ Dat is me altijd bijgebleven’

Onze strategie was helder: laat James maar schieten en zorg dat zijn ploeggenoten goed worden verdedigd. LeBron was toen nog jong en niet de goede schutter die hij nu is. We versloegen de Cavs met 4­0. Mijn ouders zaten weer op de tribune en ditmaal speelde ik met rugnummer 16, de geboortedag van mijn broer. Kampioen worden was top.”
Na die triomf speelde Francisco tot 2012 in de NBA en kwam met wisselend succes uit voor de Seattle SuperSonics, Milwaukee Bucks, Philadelphia 76’ers en Utah Jazz. Een gevoel van tevredenheid overheerst als hij terugdenkt aan zijn tienjarige loopbaan en 472 wedstrijden in de Amerikaanse competitie. “Had ik voor een dik contract destijds bij Denver kunnen blijven? Ja. Was ik dan kampioen geworden? Nee. Wilde ik kampioen worden? Ja, natuurlijk. Ik heb aardig geboerd, maar het draait niet om je zakken vullen. Het draait om erkenning krijgen voor je kwaliteiten en dat doe je door prijzen te winnen. Alleen prijzen worden onthouden. Als ik geen kampioen was geworden, hadden we hier nu niet gelopen, toch?”

Karaktermens
Terug bij het Henegouwerplein. Basketbal­len doet Francisco al een paar jaar niet meer sinds hij door een slepende knieblessure in 2013 op 37­-jarige leeftijd zijn loopbaan besloot te beëindigen. Het heilige vuur waarmee hij vroeger zijn sport beoefende, is gedoofd. De oogkleppen zijn af. Als analist van Ziggo Sport volgt hij de NBA nog steeds, maar er is voor Francisco nu veel meer in het leven dan enkel basketbal. “Ik wist van mezelf: als ik stop, is het klaar. Ik ben nooit echt verliefd geweest op basketbal, heb er nooit van gedroomd om prof te worden. Ik ging ermee door omdat mijn broer overleed. Weet je waarom? Omdat je in sport emoties kwijt kunt die je in het normale leven niet kwijt kunt! Was ik zo’n goede speler? Nee, ik was geen Kobe Bryant. Ik heb mezelf ook niet zoals hij lichamelijk helemaal kapot gespeeld, maar ik heb wel alles uit mijn carrière gehaald.

In eerste instantie wilde ik niet zozeer in de NBA spelen, maar het beste uit mezelf halen. Dat is gelukt. Basketbal heeft mijn leven verrijkt en mijn karakter gevormd. Mijn kijk op allerlei zaken in het leven en mijn omgang met mensen is er op een positieve manier door veranderd. Vroeger deed ik bijvoorbeeld nooit interviews, had ik geen zin in. Ik was jong en dom, had geen levenservaring. Basketbal heeft me een beter mens gemaakt.”

Doordat er meer afstand is ontstaan met de sport kan Francisco beter reflecteren op het hoogtepunt van zijn carrière. “Als actieve sporter kun je het gevoel van een NBA­titel niet omschrijven. Je zit in een rush en staat er niet bij stil hoe groot het is, dat miljoenen mensen over de hele wereld zitten te kijken. Nu kan ik dat wel. Die Larry O’Brien Trophy mogen optillen, is magisch. Je zweeft, zit boven de wolken.

“De bijbehorende kampioensring is mooi, maar voor mij bijzaak. Weet je wat nog mooier is? Dat shirt met het NBA­-embleem op de borst over je hoofd doen en aantrekken. Het feit dat je on­ derdeel bent van dat eliteclubje en het tegen de allerbeste spelers ter wereld mag opnemen. Bryant, Shaquille O’Neal, Scottie Pippen, Charles Barkley; ik heb tegen die gasten gespeeld. Pff, dat is top.”

Tekst gaat verder onder de foto

Na afloop van elk NBA­seizoen keerde Francisco voor een paar weken terug naar Rotterdam om familie en vrienden te bezoeken en met het Nederlands team te spelen. Toen zijn loopbaan ten einde was, streek hij weer neer in zijn thuishaven aan de Maas. In Rotterdam is Francisco op zijn gemak.

Vandaag de dag is hij ondernemer en werkt hij hard om met Flexpower, een verwarmende sportcrème voor stramme spieren en gewrichten die in Amerika en Azië erg populair is, de Europese markt te veroveren. Al zijn tijd en energie steekt hij in zijn onderneming, gedreven als hij is om er een succes van te maken. Ook hierin komt zijn opvoeding naar boven. Het waren immers zijn ouders die hem vroeger aanmoedigden goedgekleed naar het uitzendbureau te gaan om een bijbaantje te zoeken zodat hij geld kon verdienen. Zo werkte hij in een zand­ fabriek en als bediende in de kantine van dierentuin Blijdorp voordat het basketbal zijn broodwinning werd. “Mijn ouders zeiden tegen me: ‘Maak een man van jezelf in de maatschappij.’ Dat is me altijd bijgebleven. Ze wonen nog steeds in deze wijk en zijn hier op hun plaats. Door het basketbal heb ik ze delen van de wereld kunnen tonen die ze anders nooit hadden gezien. Mijn ouders betekenen zoveel voor me. Dat is in geen geld of op wat voor manier dan ook uit te drukken. Het enige wat ik kan doen, is hen liefde geven.

De meeste mensen die naar Amerika vertrekken, blijven er wonen omdat ’t het land van de kansen is. Dat is het ook, maar voor mij staat geluk in het leven voorop. Als ik na mijn loopbaan in Amerika was gebleven, zou ik mijn ouders amper zien. Ik hecht veel waarde aan mijn familie en vrienden. Daarom ben ik teruggekomen.” Francisco begint weer te lopen, terug naar zijn auto. “Dit is thuis. Dat is het altijd geweest.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: