Word abonnee

Column

Theo Bos heeft lef

door: Jasper Boks
16 februari 2016

Hij had gehuild, verklapte Theo Bos. We zaten tegenover elkaar in een perstent aan de rand van het olympisch dorp in Peking. Zijn ogen waren dof, van de goedlachse, stoere sprinter was niets meer over. Twee dagen eerder was de droom van Theo in duigen gevallen. Hij had zich er zoveel van voorgesteld, leefde jaren als een monnik toe naar de Spelen in de Chinese hoofdstad. Daar moest het gebeuren. Na de zilveren olympische plak op de sprint van Athene, zou hij zich in Peking laten kronen tot olympisch kampioen op de sprint en wellicht ook de keirin.

Vanaf 2004 was Theo The Boss geworden op de baan. In 2004 werd hij wereldkampioen op de sprint, een jaar later pakte hij de mondiale titel op de kilometer tijdrit, in 2006 pakte hij de regenboogtrui op de sprint en de keirin en weer een jaar later pakte hij zijn derde wereldtitel op de sprint.

Theo leefde als een bezetene voor zijn sport. In logboeken hield hij zijn ontwikkeling bij, hij droomde van fietsen op de baan. Hij beeldde zich in dat er vlak voor hem altijd een denkbeeldige tegenstander reed, die net iets harder ging dan hij. Controlfreak Theo woonde in Alkmaar, waar ook de wielerbaan was, in zijn onderkomen stond niet veel meer dan een bed, een tv en een rollerbank die voor de tv stond opgesteld. Veel meer had hij niet nodig om gelukkig te zijn.

Theo gold als topfavoriet voor olympisch goud, eeuwige roem lag op hem te wachten

Tot het olympisch jaar 2008 ging het steeds maar beter en harder. Theo blaakte van het zelfvertrouwen, hij zette de toon. Hij gold als topfavoriet voor olympisch goud, eeuwige roem lag op hem te wachten.

Maar bij de WK in Manchester, in aanloop naar de Spelen, ging het mis. Sir Chris Hoy, half stier-half mens, klopte Theo in drie spannende heats op de sprint. De Brit pakte de wereldtitel op zowel sprint als keirin. Die nederlaag kwam aan als een mokerslag. Uitgerekend vlak voor de Spelen werd Theo onttroond. Weg was zijn zelfvertrouwen, ineens zat zijn hoofd vol twijfels. Had hij gekozen voor de goede aanpak? Moest hij het anders gaan doen?

In Peking was hij geen schim van de man die op de baan alles naar zijn hand had gezet. Op de keirin viel hij ongelukkig, op de sprint werd hij in de kwartfinale geklopt door iemand die hij normaal gesproken met twee vingers in zijn neus klopte. Mentaal geknakt, niet in vorm.

In het olympisch dorp kletsten we ruim een uur met elkaar. Theo ondersteunde zijn hoofd met zijn handen. Hij was hardop op zoek naar antwoorden, maar hij kon ze niet vinden. Hij twijfelde aan zijn aanpak. Het baanwielrennen in Nederland moest professioneler, maar kon de bond voldoen aan de wensen? En hij was zich een hoedje geschrokken van het niveau dat de Britse baanwielrenners, Chris Hoy voorop, hadden laten zien in Peking. In 2012 waren de Spelen in Londen, de Britten zouden alleen maar sterker worden, vreesde Theo.

‘Misschien moet ik wel overstappen naar de weg,’ zei Theo voor het eerst hardop. Hij filosofeerde er al vaker over met me. Hij had nog een droom: een massasprint winnen in de Tour de France. De transformatie van baansprinter naar spurter op de weg zou drie jaar duren, had hij al eerder voorgerekend. ‘Vergelijk het met een sprinter op de 100 meter die de marathon wil winnen,’ zei Theo. Lijkt me een lastig verhaal, vertelde ik hem, bovendien weet je op de baan wat je hebt.

Theo keek naar de tv. We zagen Maarten van der Weijden olympisch kampioen worden. Hij wel.

Een paar maanden later maakte Theo bekend over te stappen naar de weg. Als vijfvoudig wereldkampioen op de baan ging hij op zijn 25ste weer helemaal onderaan de ladder beginnen. Bij het Continental Team van Rabobank. Ik ga die andere droom achterna, zei hij, op die tweede droom, olympisch goud, moet ik vier jaar wachten.

Hij klopte Mark Cavendish en André Greipel. Maar hij deed het nooit in de grote ronden

We zijn acht jaar verder. Theo won 42 koersen op de weg, reed na het Continental Team ook voor Cervélo, de profploeg van Rabobank en later Belkin en vorig jaar stapte hij over naar MTN-Qhubeka. Hij klopte de afgelopen jaren mannen als Mark Cavendish en André Greipel in de sprint. Maar hij deed het nooit in de grote ronden. In de Tour-ploeg werd hij nooit opgenomen.

De laatste twee jaar werd hij achtervolgd door valpartijen en blessures.

Op zijn 32ste besloot hij terug te keren naar zijn oude liefde: de baan. In een ultieme poging om de Spelen te halen in Rio. Opnieuw als sprinter. Het is bijna een onmogelijke missie en daar levert hij ook nog fiks salaris voor in, bekende hij aan Wilfried de Jong die hem afgelopen week portretteerde voor Holland Sport. Van 2 tot en met 6 maart is de WK in Londen, daar komt Theo uit op de sprint en de kilometertijdrit. Hij moet laten zien waar hij staat en moet weer achteraan in de rij aansluiten.

Ik gun Theo het allerbeste. Lef heeft hij in elk geval.

Delen: