Wielrennen
Joop Zoetemelk (73) won veertig jaar geleden als laatste Nederlander de Tour de France. En 35 jaar terug was hij voor Mathieu van der Poel ook de laatste Hollander die de wereldtitel op de weg pakte. We gaan met Joop terug naar 1980 en 1985 en leggen hem de namen voor van mensen die een grote rol in zijn loopbaan en leven speelden. Maar we bespreken met hem ook de wielerhelden van nu.
Peter Post
“Ik deed in 1980 voor de tiende keer mee aan de Tour de France. Al vijf keer was ik tweede geworden en ik had er eerlijk gezegd niet meer op gerekend dat ik de Tour ooit nog zou winnen. Maar ik hoopte er natuurlijk nog wel op. In 1979 won ik immers de Vuelta.”
Peter Post was de grondlegger van TI-Raleigh. In 1974 werd de ploeg opgericht met Post als veeleisende ploegleider. De ploeg groeide uit tot een van de sterksten van het peloton, met renners als Jan Raas en Gerrie Knetemann werden de overwinningen aaneengeregen. Maar de eindzege in de Tour ontbrak nog. “Peter Post had me al een paar keer benaderd. ‘Kom bij ons, kom bij ons,’ zei hij steeds tegen me. Ik vertelde hem dat ik bij mijn Franse ploeg Miko-Mercier mijn eigen programma kon rijden. Ik zat goed, vond ik.
Tot Post in 1979 weer kwam. Toen waren de ploegentijdritten heel belangrijk in de Tour, de ploeg van Post won die vaak en ik verloor met mijn ploeg in 1978 en 1979 zo’n drie minuten op Bernard Hinault in die ritten. Dus ik dacht dat ik bij Raleigh in elk geval die drie minuten winst zou kunnen pakken. Zo werden we het eens. Ik wist natuurlijk hoe Post in elkaar stak. Dus toen ik tekende, heb ik hem gezegd dat hij me niet achter mijn vodden moest zitten, dat ik koersen reed voor mezelf en dat hij me vrij moest laten in de wijze waarop ik me voorbereidde, dat ik het zou doen zoals ik het altijd deed. Hij zei dat hij wist hoe ik leefde voor mijn sport en dat hij me m’n gang zou laten gaan. Hij heeft me ook nooit opgejaagd of zo.”
Post had Joop maar met één doel naar zijn ploeg gehaald: hij moest de Tour winnen. Hoog waren de verwachtingen bij aanvang van de Tour van 1980 desondanks niet. “Dat ik de Tour kon winnen dat jaar, rekende ik helemaal niet op. Ik was heel slecht uit de Ronde van Zwitserland gekomen, de laatste voorbereidingskoers voor de Tour en ik had in de laatste etappes te kampen met enorme maagproblemen. Ik stond de voorlaatste dag aan de leiding, maar in de laatste etappe kon ik helemaal niet meer volgen en verloor ik de ronde.
Bij het daaropvolgende NK op de weg, vlak voor de start van de Tour, was ik zo slecht dat ik moest afstappen. Meteen na dat NK ben ik even naar mijn huis in Frankrijk gegaan om mezelf zo goed mogelijk te verzorgen, maar ik had er geen enkel vertrouwen in dat ik iets zou klaarmaken in de Tour. Mijn conditie was vreselijk slecht.
Dat Bernard Hinault de proloog won, was op zich niet zo verrassend. Als we allebei in topvorm waren, klopte hij me ook in de tijdrit. Maar ik was slechter dan normaal, verloor bijna een minuut en dat was veel te veel voor een proloog. In de eerste etappes ging het nog steeds niet geweldig met me. Bovendien reed iedereen in de ploeg voor zichzelf. We hadden met Raas en Knetemann natuurlijk renners die ook hun etappes wilden winnen. Jan Raas won meteen de eerste etappe. We wonnen daarna de ploegentijdrit, waardoor ik wat tijd terugpakte. Maar Hinault won de vierde etappe – de eerste echte tijdrit – en de vijfde etappe over de kasseien naar Lille.”
[caption id="attachment_18131" align="alignnone" width="2325"] Achttiende etappe Ronde van Frankrijk, van Morzine naar Prapoutel. V.L.N.R.: Joop Zoetemelk, Raymond Martin & Johan van der Velde.[/caption]
In de vijfde etappe, die in de stromende regen werd gereden, verloor Joop twee minuten en elf seconden op vluchters Hinault en Hennie Kuiper. Na de eerste week reed Rudy Pevenage in het geel. Maar Hinault had ruim drie minuten voorsprong op Kuiper en bijna vier minuten op Joop. “Ik heb in mijn carrière te maken gehad met twee renners die als ze in vorm waren, iets beter waren dan ik, eerst Eddy Merckx en daarna Bernard Hinault. Beiden waren met name in tijdritten beter.”
Eddy Merckx
“Met Merckx heb ik nog steeds geen contact. We liggen elkaar niet.”
De Kannibaal won de Tour in 1969 bij zijn debuut. Een jaar later reed de anderhalf jaar jongere Joop zijn eerste Tour. Hij pakte op z’n 23ste voor het eerst het geel, maar werd uiteindelijk tweede, ruim twaalf minuten achter Merckx. In 1971 was de uitslag hetzelfde, toen zat er bijna tien minuten tussen de twee. Na een vijfde plek in 1972 en een vierde plek in 1973 leek Joop in 1974 klaar voor de eindzege in de Tour. Hij won dat jaar de Ronde van Romandië, de Catalaanse Week en Parijs-Nice. Maar in de Midi Libre ging het vreselijk mis, Joop kwam zwaar ten val.
'Met Hinault ben ik nog steeds heel goed. In de koers waren we concurrenten, maar buiten de koers collega's. Ik was op zijn zestigste verjaardag, we komen bij elkaar thuis'
“In 1973 won de Spanjaard Luis Ocaña de Tour, hij was echt de sterkste, maar in 1974 was ik in topvorm en klaar om zowel Merckx als Ocaña te kloppen. Toen kwam die vreselijke val. Achteraf bleek dat ik door die val onder mijn schedel een rotsbeenfractuur had opgelopen. We reden zonder helm, destijds droeg niemand ze. Ze hadden in het ziekenhuis foto’s gemaakt, maar die breuk niet gezien. Ik heb 24 uur op een zaal gelegen zonder dat er een arts of verpleegster naar me is komen kijken. Ik lag daar nog met mijn koersbroek en koerstrui aan. Ze hebben me gewoon aan mijn lot overgelaten en nooit gedacht dat er iets ernstigs met me aan de hand kon zijn.
Zo ben ik naar huis gegaan. Eenmaal thuis begon het: misselijk, overgeven, vreselijke hoofdpijn. Ik werd doodziek. Bleek dat ik een ernstige hersenvliesontsteking had opgelopen. Toen was ik wel boos. De verzekering is ook een rechtszaak begonnen, maar wat schoot ik daarmee op? Mijn jaar was kapot, ik kon dat seizoen niets meer.”
Joop miste de Tour, die voor de vijfde maal werd gewonnen door Merckx. “Ik kon niets meer. Ook het jaar daarop was ik nog niet hersteld. In de eerste koersen van 1975 kwam ik telkens in de laatste groep over de finish, ik heb verschrikkelijk afgezien. Dat was ik niet gewend. Het liep voor geen meter.
Ik had in de winter gedaan wat ik altijd deed, maar kon niet presteren als voorheen. Toen vreesde ik wel even voor mijn carrière. Maar ineens won ik twee etappes in de Ronde van Corsica en meteen daarna Parijs-Nice. Ik kreeg meteen na Parijs-Nice een telegram van de arts die me na de hersenvliesontsteking had behandeld en verzorgd.
‘Met Hinault ben ik nog steeds heel goed. In de koers waren we concurrenten, maar
buiten de koers collega’s. Ik was op zijn zestigste verjaardag, we komen bij elkaar thuis’
Hij zei dat ik hem had verrast, dat hij het me niet had durven vertellen, maar dat hij zich had afgevraagd of ik ooit weer op topniveau terug zou keren. Ik heb er bijna drie jaar over gedaan om echt te herstellen en weer mijn grote vorm te vinden. Ik kon wel fietsen, maar niet zoals ik gewend was. Doodzonde, want in de jaren tussen Merckx en Hinault was ik daardoor niet op mijn best. In 1975 en 1977 won Bernard Thévenet de Tour en in 1976 Lucien Van Impe. Dat hadden mijn jaren moeten zijn.
Ik werd in 1976 wel weer tweede in de Tour, had wel goede dagen, maar ook inzinkingen die ik normaal niet had. Pas in 1978 was ik weer op mijn oude niveau. Maar ja, toen was Hinault er en die won meteen bij zijn debuut. Het jaar daarop, 1979, noem ik wel het beste jaar van mijn carrière. Dat jaar won ik als tweede Nederlander – Jan Janssen was de eerste in 1967 – de Ronde van Spanje. Toen voelde ik al wel dat ik weer het niveau haalde van 1974 en echt mee kon doen. Maar ja, Bernard hè!”
Bernard Hinault
“Ik kon maar beter accepteren dat Merckx en Hinault iets beter waren dan ik. Ik heb ondanks die twee genoeg prachtige wedstrijden gewonnen. Met Hinault ben ik nog steeds heel goed. In de koers waren we concurrenten, maar buiten de koers collega’s. Ik was op zijn zestigste verjaardag, we komen bij elkaar thuis.”
Over het verschil tussen beide grootheden zegt Joop: “Merckx wilde alles winnen, Hinault gaf vooraf aan voor welke wedstrijden hij ging, buiten de Tour. In die koersen stond hij er ook. Dat heb je gezien in eendagswedstrijden als Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik. Als hij zijn zinnen had gezet op die koersen, was hij niet te kloppen. Maar daarnaast gunde hij andere renners ook wel hun overwinningen.”
Joop haalt de slotetappe in de Tour van 1979 aan. Als nummers één en twee van het algemeen klassement gingen ze er vandoor. Samen kwamen ze op de Champs-Élysées aan, met ruim twee minuten voorsprong op het peloton. “Ik zei: Bernard, jij wint de Tour, dan kun je mij de etappe wel laten winnen. Dat leek me niet zo moeilijk. Hij zei: ‘We gaan samen op de finish af en dan sprinten we erom. Ben jij de sterkste, dan win jij, ben ik de sterkste, dan win ik.’ Hij won. Waarmee ik maar wil aangeven dat als hij zijn zinnen ergens op had gezet, hij niets cadeau gaf. Daar had ik geen probleem mee.”
In 1978 werd Joop tweede op bijna vier minuten van Hinault en in 1979 was het verschil tussen de twee ruim dertien minuten. In 1980 was Hinault na de eerste week op weg naar zijn derde Tourzege op rij. “Twee dagen na de etappe naar Lille wonnen wij met TI-Raleigh de tweede ploegentijdrit. De hele ploeg reed geweldig, we pakten zo’n anderhalve minuut terug
op Renault, de ploeg van Hinault. Het moraal bij de ploeg was goed.”
Jan Raas had al de eerste etappe gewonnen, Henk Lubberding had de derde rit gewonnen, Gerrie Knetemann had een dag in het geel gereden en in Beauvais won de ploeg voor de tweede keer de ploegentijdrit. Daarna ging Raleigh echt los. Ook na de volgende zes etappes was er champagne dankzij ritzeges van achtereenvolgens Raas, Bert Oosterbosch, nog een keer Raas, Cees Priem, Joop die de individuele tijdrit won en Knetemann. “Die etappezeges gaven rust. Gerrie won de twaalfde etappe naar Pau. Dat was vlak voordat we de bergen in gingen, dus hij was daarna ook rustig.
De Kneet was net als de meeste renners in die tijd: die reden in de eerste plaats voor zichzelf en daarna pas voor anderen. Dat begreep ik ook wel. Aan Jan Raas denk ik ook met plezier terug. Hij was heel eerlijk, zei waar het op stond en dan was het klaar. Maar terug naar de Tour van 1980: het belangrijkst was dat ik in die tweede week mijn vorm terug voelde komen. Na de tiende etappe, de rit naar Bordeaux, was ik echt goed.
Een dag later won ik de individuele tijdrit en pakte ik meer dan anderhalve minuut terug op Bernard.” Hinault pakte wel het geel na de tijdrit, maar Joop bracht de achterstand terug tot 21 seconden. Waar Joop steeds sterker werd, ging het met zijn rivaal juist bergafwaarts. Hinault had in de etappe door de regen en over de kasseien naar Lille veel van zijn lichaam gevraagd, hij kreeg last van een peesontsteking in z’n knie.
Het peloton stond klaar om eerst de Pyreneeën en daarna de Alpen in te trekken toen Hinault in het geel besloot niet van start te gaan in de dertiende etappe. “Ik heb hem later weleens gevraagd waarom hij was afgestapt. Hij zei dat hij last had van die knie, maar dat het nog wel ging. Hij vertelde ook dat hij bijna zeker wist dat hij de Tour niet meer kon winnen. Na de eerste week had hij ervaren dat hij in de tijdritten geen tijd meer kon winnen op mij. Hij was niet meer honderd procent en wist dat hij dan tekortkwam om mij te kloppen. Bovendien wist hij dat als hij zou doorrijden zijn knie nog verder kapot zou maken. Dan was zijn hele seizoen naar de knoppen. Hij heeft met de artsen overlegd en die adviseerden hem om af te stappen. Dat begreep ik wel.”
Johan van der Velde
Door het afstappen van Hinault droeg niemand het geel in de dertiende etappe. Joop weigerde het geel uit respect voor zijn rivaal. Na die rit trok Joop hem wel aan. “Pas na de rit naar Bordeaux en de tijdrit ging de ploeg echt voor mij rijden. Johan van der Velde was belangrijk in de Alpen. Zeker na die valpartij.”
Van der Velde, die als nationaal kampioen rondreed in de rood- wit-blauwe trui, ontpopte zich in zijn tweede Tour tot meesterknecht. Maar in de zestiende etappe naar Pra-Loup maakte hij bergop een vreemde manoeuvre, waardoor hij zijn kopman in het geel ten val bracht. Het voorval bleef zonder gevolgen, Joop kon niet veel later weer aansluiten. In de twintigste etappe, een tijdrit, pakte Joop zijn tweede ritzege en de elfde van TI- Raleigh in de Tour van ’80. Van der Velde eindigde als twaalfde en won het jongerenklassement.
Niet alleen in 1980 was Van der Velde belangrijk voor Joop, dat was hij ook vijf jaar later toen Joop in het Italiaanse Giavera del Montello op zijn 38ste wereldkampioen op de weg werd. “Ik mocht indien mogelijk voor m’n eigen kans gaan, maar echt kopman was ik nooit op het WK geweest. De avond voor de koers werd gevraagd wie zich kandidaat wilde stellen voor de status van beschermde renner. Johan van der Velde en Adrie van der Poel staken hun hand op. Johan had het puntenklassement in de Giro gewonnen, hij was echt goed, dat bleek ook wel in de koers.
Ik viel tijdens het WK van 1985 samen met Giuseppe Saronni, moest nog van wiel wisselen en dankzij Jacques Hanegraaf, die op mij wachtte, keerde ik terug in het peloton. Uiteindelijk was ik toch mee in de beslissende slag. We zaten met drie Nederlanders in de kopgroep: Gerard Veldscholten, Johan en ik.
Stephen Roche probeerde het en werd teruggepakt, dus gingen we met een groepje van veertien op de finish af. Het viel stil en min of meer toevallig kwam ik met wat meer snelheid uit een bocht en had ik, voordat ik er erg in had, tien meter voorsprong. In de verte zag ik de rode vlag van de laatste kilometer.
Ik dacht: ik trek zo hard mogelijk door om te openen voor Van der Velde, als de Italianen me terughalen. Ik keek achterom en sprintte als het ware naar die vlag van de laatste kilometer, er nog steeds van uitgaand dat ze me terug zouden pakken. De Italiaan Claudio Corti kwam ook achter me aan, maar bleef steken op tien meter.
Bij de vlag van de laatste kilometer lag ik nog steeds zo’n honderd meter voor en ook op 500 meter van de meet waren ze niet dichterbij gekomen. Nog 400, nog 300 meter, nog 200 meter; ik lag nog steeds voor. Ik dacht: ik ga hier toch niet winnen, dat kan toch niet?
Ik was zelfs even bang dat er een renner voor me reed die aan mijn aandacht was ontsnapt, zozeer was ik verbaasd dat ik kon gaan winnen. Maar ik zag aan de reactie van het publiek dat ik toch echt voorop lag. Ruim voor de streep wist ik het al. Ik kon juichend de finish over. Op de streep had ik drie seconden voorsprong op Greg LeMond en Moreno Argentin, twee van de grote favorieten.
Wat ik mooi vond, was dat Veldscholten en Van der Velde ook met hun handen in de lucht over de finish kwamen. Johan, die toch ook als kanshebber voor de wereldtitel van start was gegaan, was ook echt blij voor me. Ik heb iets van zeventien keer meegedaan aan het WK, geregeld zat ik in de beslissende ontsnapping, maar op m’n 38ste lukte het ineens. Nog elke keer als ik terugdenk aan die dag kan ik niet geloven dat ik toen wereldkampioen werd.”
Hennie Kuiper
Gerrie Knetemann pakte de hand van Joop in 1980 en samen reden ze met allebei een hand aan het stuur en één in de lucht over de streep op de Champs-Élysées. Na Jan Janssen in 1968 was Joop de tweede Nederlandse Tourwinnaar. Landgenoot Hennie Kuiper, die in 1977 in dienst van TI-Raleigh ook al tweede was geworden in de Tour, werd op 6 minuten en 55 seconden tweede. “Hennie was tevreden met zijn tweede plaats, hij wist dat ik in tijdritten en bergop net iets beter was.” Nederland was in de baan van Joop, die tot dat moment te boek stond als ‘eeuwige tweede’.
“Pas nadat ik in 1980 de Tour had gewonnen, ontdekte ik het verschil tussen een eerste en een tweede plaats in de Tour. Toen ik hoorde van al die bussen met Nederlanders die naar Parijs kwamen alleen om mij te zien winnen, realiseerde ik me pas de impact van een Touroverwinning. Ik had nooit gedacht dat het zoveel teweeg zou brengen.
Jan Janssen zegt weleens dat je ook na je dood voor altijd in die lijst van winnaars staat. Dat kan dan zo zijn, maar die zege heeft mij absoluut niet veranderd, ik ben me niet anders gaan gedragen.” Een jaar later won Hinault de Tour, Joop werd vierde. In 1982 boekte Hinault zijn vierde van vijf Tourzeges, terwijl Joop voor de zesde keer als tweede eindigde. “Ik was in 1981 niet helemaal hersteld van alle festiviteiten, merkte ik. Als ik had gewild, had ik na die Tourzege elke avond in een televisieprogramma kunnen zitten, maar dat was niets voor mij. Het was me in 1980 na het winnen van de Tour allemaal iets te veel geweest.”
Echtgenote Dany
Olympisch goud in 1968 op de 100 kilometer ploegentijdrit, de eindzege in de Tour de l’Avenir in 1969, de eindzege in de Vuelta van 1979, de wereldtitel in 1985 en in 1987 op veertig- jarige leeftijd de winst in de Amstel Gold Race staan op zijn palmares. En natuurlijk de eindzege in de Tour in 1980, plus tien etappezeges. Liefst 22 dagen droeg hij het geel in de Tour, geen Nederlander kan hem dat navertellen.
In zijn biografie Joop Zoetemelk, een open boek vertelde hij dat het huwelijk met zijn eerste vrouw, die hij leerde kennen na zijn tweede plek in zijn eerste Tour van 1970 en die in 2008 overleed, niet makkelijk was en dat het invloed had op z’n wielerloopbaan. “In zijn algemeenheid kun je stellen dat als het thuis niet goed gaat, dat voor de sport niet bevorderlijk is. Ik had misschien meer kunnen winnen. Als wielrenner was ik zo’n tweehonderd dagen per jaar van huis. Ik denk dan ook dat mijn twee kinderen meer onder de thuissituatie hebben geleden dan ik.”
In 2012 hertrouwde Joop met Dany, met wie hij even buiten Parijs woont en die hij in het dorp had leren kennen. “Ze vond drie koffers met al mijn truien. Ik heb de mooiste op zolder op een rek gehangen: de eerste gele trui uit de Tour de l’Avenir, de witte leiderstrui van Parijs-Nice en de eerste gele trui in de Tour. Nadat we getrouwd waren, zei ik tegen Dany: we gaan een nieuw leven beginnen en kijken niet meer achterom. Vroeger is vroeger en nu is nu. Alles verandert, dat is het leven.”
Helden Magazine 52
Het verhaal van Joop Zoetemelk komt voort uit Helden Magazine nummer 52. In de 52ste editie van Helden schittert Louis van Gaal de cover. Met hem blikken we terug op zijn indrukwekkende carrière. Ook tal van mensen die met de trainer hebben gewerkt komen aan het woord.
Harrie Lavreysen, Alexander Brouwer, Niek Kimmann, Kim Polling, Kira Toussaint, Frédérique Matla, Femke Heemskerk, Ranomi Kromowidjojo, Ferry Weertman en Marit Bouwmeester zouden afgelopen zomer schitteren op de Olympische Spelen in het land van de rijzende zon. Het coronavirus gooide echter roet in het eten. Helden fotografeerde de sporters bij wie alles al een tijd draait om Tokio op een bijzondere wijze in ‘Tokiogangers’
In deze editie gaan wij ook terug in de tijd. Pieter van den Hoogenband won twintig jaar geleden olympisch goud op de 100 en 200 meter vrije slag. Daarnaast was John Heitinga met Oranje tien jaar terug dicht bij de wereldtitel en won Rinus Israel vijftig jaar geleden de Europa Cup I met Feyenoord.
Het was ook dertig jaar geleden dat Mike Tyson zijn wereldtitels en zijn status van onoverwinnelijkheid verloor, bereikte Andre Agassi voor het eerst een grandslamfinale én blikken onder meer uitblinkers Dennis Bergkamp, Frank de Boer en Patrick Kluivert terug op de behekste wedstrijd uit 2000: Nederland – Italië.
Verder in de 52ste editie van Helden spreken we sportief directeur van Jumbo-Visma, Merijn Zeeman. Staat Jackie Groenen oog in oog met ‘Het Melkmeisje’ van Vermeer. Kiran Badloe won de strijd met vriend, trainingsmaat én concurrent Dorian van Rijsselberghe. Een exclusief gesprek met Chris Froome over onder meer zijn horrorcrash. Ook lees je hoe overleven voor Johan van der Velde gesneden koek is en verteld Elsemieke Havenga hoe ze tweemaal olympisch goud had kunnen hebben.
Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.