Word abonnee

Atletiek

Lieke Klaver: ‘Ik kan een wervelwind zijn’

Paul Raats

Atletiek

Lieke Klaver: ‘Ik kan een wervelwind zijn’

door: Jasper Boks
2 augustus 2021
18 tot 23 minuten lezen

Lieke Klaver is een opvallende verschijning. Op de baan is ze razendsnel, vooral op de 400 meter. Daarnaast is ze rap van tong, enthousiast, vrolijk en ze zegt wat ze denkt. Een gesprek over lieve meneertjes, Stephen Hawking, Femke Bol en een geheim boekje.

Mijn specialiteiten

“Mijn kracht is een groot wapen. Van nature ben ik sterk, maak tijdens krachttraining snel spieren aan en ik loop de 400 meter ook eigenlijk als sprinter. Ik moet het vooral van mijn kracht en explosiviteit hebben en proberen mijn snelheid zo lang mogelijk vast te houden. Ik kom van de 100 en 200 meter. Mijn coaches vroegen me het ook eens te proberen op de 400 meter. Dat ging al snel goed. Maar nog steeds als ik een 400 meter loop, denk ik: wat duurt dit lang! Ik heb ooit geroepen: voor alles wat verder is dan 400 meter neem ik de auto wel. En daar sta ik nog steeds achter.

En eigenlijk vind ik 400 meter ook net wat te ver. Ik zeg vaak genoeg tegen mijn coaches: waarom is de 300 meter geen officieel atletieknummer? Dat zou perfect voor mij zijn. Mijn coach zegt dan: ‘Ga maar hard trainen om ervoor te zorgen dat de 400 meter ook perfect is voor jou.’ Het is een puzzel. Ik moet aan de ene kant mijn kracht en explosiviteit zien te bewaren, maar tegelijkertijd moet ik zorgen dat ik wat meer uithoudingsvermogen krijg om mijn snelheid langer vast te kunnen houden. Ik ga er op de 400 meter vaak als een gek vandoor. Voor mij is het zaak de race zo in te delen dat de man met de hamer pas langskomt op het moment dat ik over de streep ga. Niet daarvoor. Dat is de zoektocht.”

Mijn karakter

“Ook wat mijn karakter betreft, ben ik eerder een sprintster. De 200 meter past veel meer bij mijn karakter dan de 400 meter. Ik ben extravert, zorg voor sfeer in de groep. Tegelijkertijd ben ik er de laatste tijd achter gekomen dat ik ook heel gevoelig ben. We doen het heel goed als Nederlandse atleten, er is steeds meer media-aandacht. Geweldig, maar een gevolg is ook dat steeds meer mensen een mening over je hebben. Ik krijg daardoor zoveel meer prikkels dan voorheen. Dat is wennen. Ongemerkt hebben die extra prikkels invloed op me. Ik moet even uitvogelen hoe ik die een plekje moet geven.

We hebben een goede sportpsycholoog op Papendal met wie ik het hierover kan hebben. Maar ook met mijn coaches Laurent Meuwly en Bram Peters kan ik er goed over praten. Ik ben er heel open over, verstop mijn emoties niet en ben heel bewust bezig met wat ik ergens van vind, hoe ik ergens op reageer. Ik stel mezelf steeds de vraag: hoe kan ik hier het beste mee omgaan? Ook ben ik iemand die zich er niet voor schaamt om de tranen te laten lopen. Huilen is toch ook iets moois? Bij mij werkt het zo: als ik het niet opkrop en ik laat mijn tranen lopen, dan voel ik me daarna meteen weer de oude. Dan ben ik al heel snel weer de vrolijke, enthousiaste Lieke. Ik kan het iedereen aanraden om op z’n tijd even lekker een potje te huilen.”

Mijn coaches

“Ik ben 22, maar heb al meerdere coaches gehad. Paul Olofsen heeft mijn talent voor atletiek ontdekt. Toen ik de overstap maakte naar Papendal werd Rogier Ummels mijn coach. Ik woonde voor het eerst op mezelf, was achttien en de wereld ging voor me open. Rogier slaagde erin dat ik niet ging fladderen. Hij zag het meteen als ik er niet helemaal bij was met mijn hoofd, zorgde ervoor dat ik afspraken niet vergat. Ik ben een beetje een chaoot, kan een wervelwind zijn. Er wil nog weleens wat omvallen als ik ergens ben. Of mijn tas blijft haken achter de deurklink. Ik vind dat ik tegenwoordig wel chaotisch ben op een volwassen manier.

Rogier heeft mij ook al een beetje geslepen tot een 400 meterloopster. De trainingen stak hij al zo in dat ik daardoor op den duur die afstand ook al goed kon gaan lopen. Anderhalf jaar geleden veranderde de structuur op Papendal en ging ik onder Laurent en Bram trainen. Ik ben Rogier heel erg dankbaar maar bij de bond hebben ze het natuurlijk ook goed gezien dat die structuur beter kon. Dat bewijzen de successen van de laatste tijd wel.

De rolverdeling tussen Laurent en Bram is heel duidelijk. Laurent weet heel goed wat hij wil, hij kent alle schema’s uit z’n hoofd, weet wat er nodig is om ons bij de wereldtop te krijgen. En Bram zorgt ervoor dat wij allemaal nog tien procent extra kunnen geven, dat we onze grenzen toch nog wat verder leggen. Bram is van de finetuning, Laurent is wat strenger. Bram kan ook zeggen: ‘Niet tegen Laurent zeggen, maar neem maar even een chocolaatje.’ Die rolverdeling klopt gewoon. De hardere hand van Laurent hebben we ook nodig. Als Laurent ook gaat zeggen dat we een chocolaatje mogen nemen, worden we niet de loop-, maar de eetclub.

Laurent is de afgelopen tijd ook wat waakzamer, zag natuurlijk ook dat er ineens veel op ons afkwam doordat we het zo goed doen. Hij riep ons in aanloop naar de Spelen allemaal bij elkaar. Hij had gemerkt dat iedereen dingen naast het trainen in zijn of haar agenda had staan. Van tandartsbezoekjes tot fotoshoots. Laurent zei: ‘Jullie mogen dit nu nog even afhandelen, maar daarna gaat de deur op slot.

Het gaat om trainen, dat heeft de hoogste prioriteit. We zijn er nog niet.’ En zo is het ook. Daarnaast coachen wij als atleten elkaar ook. We hebben het heel gezellig onderling, er heerst echt een familiegevoel. Maar als het nodig is, geven we elkaar ook een trap onder de kont. We motiveren en helpen elkaar. De meesten van ons zijn nog jong, dus het is goed dat binnen de groep we soms tegen elkaar kunnen zeggen: ‘Doe jij eens even normaal.’”

Mijn studie

“Ik ben begonnen met een studie bouwkunde, maar ik doe nu de hbo-opleiding sportkunde. Ik droomde er als meisje van om architect of binnenhuisarchitect te worden en was vroeger helemaal niet zo goed in exacte vakken, heb veel bijles gevolgd. Daardoor begon ik er goed in te worden en werd het steeds leuker. Helaas was bouwkunde moeilijk te combineren met atletiek. Dat zorgde voor stress. Na drie maanden ben ik overgestapt. Als mijn atletiekcarrière erop zit, pak ik voor honderd procent mijn studie bouwkunde weer op.

Ik heb het jaar voor de Spelen wel een tussenjaar genomen, maar pak de studie na Tokio weer op. Ik vind het belangrijk om mezelf ook intellectueel uit te blijven dagen, merk dat ik door dat tussenjaar op dat gebied ook een beetje stilsta. Omdat ik het leuk vind en om mezelf uit te dagen, heb ik boeken van natuurkundigen Stephen Hawking en Geoffrey West gelezen. Ik heb nu van atlete Eveline Saalberg het boek Cosmos van Carl Sagan geleend en ik heb er nu al zin in om aan te beginnen. Ik vind natuurkundigen, wiskundigen en scheikundigen heel erg interessant. Zij zijn vaak toch een tikkeltje anders.

Toen ik bij Rogier trainde, maakten mijn trainingsgenoot Joris van Gool en ik trouwens geregeld voor de lol havo-eindexamens natuurkunde en scheikunde. Dat deden we vooral tijdens vluchten. Pakten we onze Binas, het informatieboek voor natuurwetenschappelijke vakken voor het voortgezet onderwijs, erbij en gingen we aan de slag.”

Mijn uiterlijk

“Waar mensen aan denken als ze mij beschrijven? Mijn krullen, oorbellen en navelpiercing. Die dingen vallen meteen op als ik aan het hardlopen ben. En ik heb een tatoeage: v=s/t. Dat is de natuurkundige formule voor snelheid. Met mijn uiterlijk bezig zijn voor een wedstrijd voelt voor mij als de finishing touch. Mijn optimale voorbereidingsritueel op een wedstrijd: rustig mijn haar en make up doen en voor ik wegga, doe ik op het laatste moment nog even mijn oorbellen in. Ik vind het natuurlijk niet vervelend als mensen zeggen dat ik er mooi bij stond op de baan. Mensen trekken toch ook leuke kleren aan naar hun werk? Mijn werk is atletiek, dus probeer ik zo verzorgd en leuk mogelijk voor de dag te komen. Als ik vind dat ik er leuk uitzie, dan voel ik me ook automatisch zelfverzekerder en lekkerder.”

Mijn Instagram-account

“Mijn Instagram-account ontplofte toen ik goed ging lopen. Het aantal mensen dat mij volgt op social media is flink gegroeid in korte tijd. Ik dacht altijd: zou er van mijn hand ooit iets heel erg viraal gaan? Nou, dat is gebeurd. Toen heb ik echt mijn telefoon even een weekje minder aangeraakt. Ik vond het overweldigend. Het waren vooral heel veel mannen die me in de gaten hielden. Ik dacht: als ik nu iets plaats, kijken ze allemaal mee. Dat vond ik een heel vreemde gewaarwording. Ik ben dan iemand die even die nieuwe situatie op zich in moet laten werken. Ik ben nu ook wat rustiger op social media. Zoals ik net al vertelde: ik ben even aan het ontdekken wat die extra prikkels met me doen.

Hoe ga je om met social media? Dat is echt wel een thema. Je wordt tegelijkertijd bewonderd en afgekraakt. Ik vind het best eng. De reacties kunnen zo uiteenlopen. Ik heb voor mezelf het besluit genomen dat ik me alleen aantrek wat mijn vader, moeder, mijn management Global Sports Communication en mijn trainers zeggen. Als ik me van iedereen wat aan ga trekken, raak ik helemaal overprikkeld.

Veel kritiek krijg ik niet te slikken, hoor. Ik zei laatst nog: wat heb ik toch een lieve volgers. Sommige vrouwen komen met de verschrikkelijkste verhalen over hun volgers. Ik heb allemaal heel lieve meneertjes die me volgen. En van de vrouwen die me volgen, voel ik ook geen haat of jaloezie. De huwelijksaanzoeken stromen binnen van die lieve meneertjes, ja. Ik heb in mijn bio ook staan: ‘Married to the game.’ Ik krijg af en toe de opmerking of het mogelijk is om ook getrouwd te zijn met hem. Nou, ik weet wel wat originelere openingszinnen. Ik reageer daar niet op.

Ik denk tegenwoordig wat langer na voordat ik iets post. Eerst even tot tien tellen. Even bedenken welke goede en slechte reacties ik zou kunnen krijgen. Dat deed ik voorheen nooit. Ik heb nog een tijdje gedacht: later laat ik gewoon mijn tijdlijn aan mijn toekomstige kinderen zien, kunnen ze precies zien wat mama heeft meegemaakt. Daar ben ik vanaf gestapt. Ik hou wel een dagboek bij voor hen.”

Mijn pijn

“Toen ik vorig jaar september bij de Diamond League wedstrijden in Rome mijn persoonlijk record outdoor van 50,98 seconden liep, voelde ik me zo goed. De race was perfect ingedeeld, het voelde of ik een beetje vloog. Ik voelde ook geen pijn. Maar als ik de race net iets anders indeel, waardoor ik na 350 meter al helemaal kapot ben, dan voel ik heel veel pijn. Het wordt dan steeds zwaarder om je benen op te tillen.

Op het moment dat ik stop met hardlopen, dan komt de echte pijn. De verzuring in m’n hamstrings en billen is zo erg. Als ik m’n knie stoot, kan ik er even overheen wrijven. Dat helpt vaak al. Deze pijn is anders, die zit vanbinnen. Je moet het maar gewoon ondergaan. Je kunt niet staan, weet niet hoe je moet liggen, zitten lukt ook niet. De benen en billen staan echt in de fik. Ik ga zo diep dat ik op die momenten zwart voor m’n ogen zie. Ik moet me dan echt even ergens aan vasthouden.

Tijdens een trainingskamp in Zuid-Afrika was ik zo diepgegaan, lag ik na afloop languit in de gang van het stadion. De mensen daar schrokken zich rot, wisten ook niet wat ze met me aan moesten. Laat me dan maar even liggen, na een tijdje trekt de ergste pijn weg en gaat het wel weer. Mijn leven bestaat uit het opzoeken van de grens. Soms ga ik er overheen. Dat moet denk ik ook om die grens uiteindelijk weer wat verder te kunnen leggen. Op z’n tijd een beetje zwart voor de ogen zien, kan geen kwaad. Dat hoort erbij.”

Mijn vriendin én concurrent “Iedereen in onze trainingsgroep werkt keihard en de sfeer is zo goed. We delen alles met elkaar. Tijdens het indoorseizoen werd veel de nadruk gelegd op de strijd met Femke Bol. We zijn vriendinnen, trainingsgenoten en teamgenoten op de estafette, maar waren ook concurrenten tijdens het indoorseizoen. De buitenwacht begon begin dit jaar steeds over die concurrentiestrijd, toen we het allebei heel goed deden op de 400 meter indoor. Heftig. Femke en ik zijn toen ook even apart gaan zitten en hebben een goed gesprek gevoerd.

Na het EK zijn we samen een rondje gaan lopen om even door te nemen wat ons de afgelopen tijd allemaal is overkomen en om naar elkaar uit te spreken hoe we ons daar onder voelen. Ik denk dat veel van onze ploeggenoten niet door hebben gehad hoe intensief het voor ons is geweest. Onze coach Bram sprak er veel over met ons.

Inmiddels is die strijd er niet. Femke richt zich tijdens het outdoor seizoen op de 400 meter horden en ik op de 400 meter. Femke en ik hebben heel veel aan elkaar, hoewel we de 400 meter heel anders aanpakken. Ik ga heel hard van start, terwijl Femke het veel meer van haar eindschot moet hebben. Femke kan zich tijdens trainingen optrekken aan mijn snelheid. En tijdens de endurancetrainingen probeer ik echt in haar slipstream te blijven zitten. We versterken elkaar echt. Maar het meest hebben we aan elkaar gehad toen we allebei als jonge meisjes in de grote mensen atletiekwereld kwamen. We hadden zoveel steun aan elkaar. Van een afstandje konden we het hele circus bekijken waarin we terecht waren gekomen. We konden daar goed over praten. Het is zo fijn om iemand te hebben met wie je die dingen kunt delen.

Femke en ik hebben het er ook over gehad om een keer samen een stedentrip te gaan doen. Maar we merken ook dat er zo wordt ingezoomd op onze band, onze vriendschap en de strijd op de baan dat we na het EK allebei echt even apart van elkaar adem moesten halen. We zien wel hoe het loopt. De band is goed. We gaan niets forceren. Als een van ons even vrijheid of ruimte nodig heeft, dan gunnen we die elkaar. Wat karakters betreft, lijken we niet zo heel veel op elkaar. Femke is wat rustiger. Maar ik noem wat wij hebben zeker vriendschap.

Maar het is geen doorsnee vriendschap. Het is gewoon niet altijd leuk als ik telkens iets moet zeggen over Femke. Moet ik weer een antwoord geven op een vraag als: ‘Hoe vind je het dat zij harder heeft gelopen dan jij?’ Zoals het voor Femke ook niet altijd fijn is als de eerste vraag luidt: ‘Hoe gaat het met Lieke?’ Het voelt soms alsof er iets wordt gecreëerd tussen Femke en mij wat er niet is. We moeten ervoor zorgen dat het niet zover komt dat het tussen ons in komt te staan. Daar zijn we allebei beducht voor. Ook omdat we elkaar de komende jaren tegen blijven komen op en naast de baan. We moeten bij onszelf blijven, dan is de vriendschap sterker dan wat dan ook.”

Mijn familie

“Mijn ouders hebben mijn broer en mij van jongs af aan bijgebracht dat het belangrijk is dat je als kind aan sport doet. Ik wilde eigenlijk op dansen, dacht dat mijn ouders daarin toe hadden gestemd. Maar ze brachten me ineens naar atletiek en dat was de eerste keer huilen. Ik vond het echt niet leuk, zat ik in een groep met allemaal kinderen die ik niet kende. Mijn broer Ties van anderhalf jaar ouder zat ook op atletiek, aan hem trok ik me op. We gingen samen op de fiets naar de baan, liepen vaak samen onze rondjes en dan probeerde ik hem bij te houden en zelfs te verslaan. Ik merkte aan de andere meisjes al snel dat ze verbaasd stonden van de tijden die ik liep. Toen werd het natuurlijk steeds leuker.

Mijn ouders zijn mijn vangnet. Ik ben iemand die altijd alles zelf probeert te doen. Alleen als ik er echt niet uitkom, klop ik bij hen aan. Ik vind het heel fijn dat ze me die ruimte geven, voel me daardoor heel erg vrij.

Wat ik heel mooi vond, is dat mijn moeder me verraste door ineens op te duiken in Yokohama. Ze vloog voor een weekendje naar Japan om mij te kunnen zien. Mijn moeder is heel fanatiek, durft eigenlijk niet naar mijn wedstrijden te kijken. Ze vindt reizen geweldig, wil mee naar elk toernooi.

Mijn vader is veel nuchterder. Hij vraagt altijd: ‘Heb je er nog plezier in? Gaat het goed? Is je coach nog een beetje aardig voor je?’ Als ik die drie vragen met ‘ja’ heb beantwoord, zegt hij: ‘Mooi.’ Maar hij is ook heel trots, hoor.

En mijn broer is mijn grootste fan. Hij weet al m’n tijden uit z’n hoofd. Als ik iets niet weet, dan bel ik Ties. Hij dreunt zo alle informatie op. Als mijn moeder vraagt hoe laat ik moet lopen, antwoordt Ties vaak. Ties zorgt ook altijd dat de hele familie weet hoe ze me kunnen volgen via livestreams of op tv. Ties is volop student bos & natuurbeheer. Hij zegt vaak tegen me: ‘Als je wint, dan gaan we wat drinken met z’n allen.’ Als ik heb gewonnen, krijg ik vaak een filmpje dat hij en z’n vrienden een biertje achterovergooien. En dat zie ik dan, terwijl ik met mijn eiwitshakes in het rond loop.”

Mijn guilty pleasure

“Heel suf: crackers met boter en hagelslag. Kijk, ik kan ook een pak koek kopen, maar die gaat bij mij altijd in één keer op. Kan ik toch beter twee crackers nemen? En in Arnhem is een tentje waar je heel grote milkshakes kunt krijgen. Je kunt er ook eentje krijgen met de smaak van Maltesers. Het glas dippen ze eerst nog even in de Kinder Bueno chocolade. Zo lekker. Hun brownie met slagroom is ook geweldig.

Twee keer per jaar beloon ik mezelf met een bezoekje aan dat tentje. Alleen buiten het seizoen. Natuurlijk let ik goed op wat ik eet, ik weet precies wat ik binnen moet krijgen wat betreft eiwitten en koolhydraten. Maar zo nu en dan iets lekkers nemen is niet verboden, hoor.”

Mijn droom

“Een gouden medaille op het WK. Iedereen droomt altijd van de Olympische Spelen, maar een wereldtitel lijkt me nog vetter. Een WK atletiek is wat intiemer of zo, de Spelen zijn zo groot. Ik ben nu nog heel erg aan het ontdekken hoe goed ik kan worden, ben zo nieuwsgierig naar wat ik de komende jaren zal kunnen. Ik heb in een boekje drie tijden genoteerd. Een tijd voor de 100, 200 en 400 meter. Ik vind het zo eng om die tijden hardop uit te spreken. Dat is iets van mezelf, niemand weet die tijden.

Ik weet precies waar dat boekje met die drie tijden ligt. Af en toe kijk ik er even naar. Die tijden zijn mijn heilige doel. Het zou zo gaaf zijn als ik erin slaag om die op een dag te lopen. Af en toe bereken ik hoe ver ik nog bij die tijden vandaan zit en bedenk ik wat ik moet doen om weer wat dichter in de buurt te komen.

Alles kan nog beter. In trainingen haal ik voor m’n gevoel ook nog zo vaak een ‘zesje’. Ik kom eigenlijk nog maar net kijken. Voor ik naar de training ga, denk ik geregeld: laat ik vandaag van die 6 eerst maar eens proberen een 6,1 te maken. En het is niet zo dat mijn leven een ramp is als ik die wereldtitel niet win, hoor. Ben je gek. Ik wil sowieso met een happy gevoel terugkijken op mijn carrière als die voorbij is. Die afspraak heb ik met mezelf gemaakt.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: