Guus Hiddink (71) won dertig jaar geleden zijn eerste internationale prijs: de Europa Cup I met PSV. Er volgden nog vele successen en ook een paar tegenslagen. We leggen de trainer foto’s voor en blikken terug. Een openhartig gesprek over Ronald Koeman, Romário, Edgar Davids, Marco van Basten en Phillip Cocu. Maar ook over de heldendaden van zijn vader en over zijn strafblad. “Een lintje zal ik nooit krijgen.”
Tekst gaat verder onder de foto

20 maart 1990: Guus Hiddink begroet Romário bij zijn terugkeer bij PSV, nadat hij wegens een enkelbreuk, opgelopen tegen FC Den Haag, een tijd in het gips heeft gezeten.
“Romário was een heel aparte. Hij was die poema die in de boom zat te wachten en ineens toesloeg. Goh, wat was hij snel op de eerste meters.”
Ineens liep hij rond in Eindhoven. Hoe kreeg je dat voor elkaar?
“We hadden hem gevolgd tijdens de Olympische Spelen in Seoul, waar hij topscorer werd. Wij zeiden bij PSV meteen tegen elkaar: ‘Die moeten we erbij hebben.’ Ik begreep dat Real Madrid en Barcelona hem ook op het oog hadden, dus we moesten snel en slim handelen. Philips Brazilië had al het nodige aan voorbereiding gedaan. Met manager Kees Ploegsma ben ik naar Rio de Janeiro gevlogen en we hebben Romário op het vliegveld opgewacht bij terugkomst uit Zuid-Korea. We namen hem meteen apart toen hij uit het vliegtuig kwam.”
Jullie hadden net in Stuttgart de Europa Cup I gewonnen met PSV, dat scheelde vast ook voor de onderhandelingspositie.
“We hadden naam gemaakt, dat hielp zeker. Maar het belangrijkste was dat wij als eerste contact met hem hadden. Maar ja, een paar dagen later kwamen Real en Barcelona en die hadden veel meer financiële mogelijkheden. Veel spelers zie je dan switchen. ‘Ik kom naar Peseve,’ zei Romário. Hij hield woord, dat waardeerde ik erg.”
Was hij beter dan je dacht?
“Nou! Hij had zo’n speciale manier van scoren. Als hij dribbelend het strafschopgebied inkwam, dan prikte hij hem steevast met de punt van z’n schoen onder de uitkomende keeper door. Hij was zo snel en behendig. Romário was alleen gefixeerd op het maken van doelpunten. In Brazilië hoefde hij niet mee te verdedigen, maar in Europa werd dat wel een beetje van hem verlangd. Na verloop van tijd begonnen hardwerkende middenvelders als Søren Lerby te zeuren, die riepen dat hij mee moest verdedigen. Romário zei: ‘Trainer, bedenk maar een training waardoor ik de middenvelders die nu lopen te klagen kan laten zien hoe je moet verdedigen.’ Dat deed ik. We speelden partijtjes van vier tegen vier, daarin is het onmogelijk om je te verschuilen. Romário was laatste man. Hij tackelde de een na de ander ondersteboven met die enorme dijbenen van hem. Hij was sterk, ongelooflijk. Na afloop zei hij: ‘Zo jongens, Romário nu weer spitsie?’ Is toch fantastisch?”
Wat leerde je als trainer van de aanwezigheid van Romário in de spelersgroep?
“De Latijnse cultuur ken ik nu, die jongens willen goed slapen, doen rustig aan en komen niet altijd op tijd, maar toen was dat nieuw voor me. Romário was geen egoïstische jongen, hoor, maar hij ging wel zijn eigen gang. Ik moest de middenvelders en verdedigers duidelijk maken dat hij misschien niet altijd goed meeverdedigde, maar dat hij wel het verschil maakte. Ik kon wel heel flink gaan doen als trainer, maar het was voor PSV beter dat Romário zich kon ontpoppen tot die geweldige spits. Dat betekende niet dat ik bij hem schipperde als het om de regels ging. Naar de buitenwereld toe beschermde ik hem, onder vier ogen sprak ik hem gerust weleens streng toe. Maar hij had wel veel krediet bij me, alleen al doordat hij zijn woord had gehouden en ondanks de andere aanbiedingen voor PSV koos.”
Beroemd is natuurlijk de wedstrijd in 1989 tegen Steaua Boekarest in Eindhoven, die met 5-1 werd gewonnen dankzij drie goals van Romário.
“Daar zit nog een mooi verhaal aan vast. Uit verloren we met 1-0 door een goal van Marius Lacatus. In dat elftal speelde ook Gheorghe Hagi, die ploeg was top vier van Europa. Het weekend voor de return moesten we op een knollenveld in Waalwijk spelen. Romário kwam, los van een paar dagen na de vakantie, altijd op tijd. Als hij om half tien in de kleedkamer moest zijn dan was hij er dertig seconden voor tijd. Hij had zijn horloge exact met die van mij gelijkgezet, want mijn horloge was bepalend. Ik wilde hem goed en scherp hebben tegen Steaua en ik had Hans Gillhaus en Wim Kieft ook nog als spitsen. Ik wilde hem dus niet laten spelen tegen RKC, maar ja, Romário wilde altijd voetballen. Dus wat deed ik: ik zette voor de bespreking mijn horloge een minuutje vooruit. Stipt om half twaalf op mijn horloge begon ik en dertig seconden later kwam Romário binnen. Ik stuurde hem naar huis, gebruikte hem niet tegen RKC. We gingen daarna in trainingskamp voor de wedstrijd tegen Steaua, ik heb drie dagen niet tegen hem gesproken en zette voor de wedstrijd alleen zijn naam op het bord, als spits. En hij scoorde drie keer. Na afloop zei ik tegen hem: sorry, maar ik heb de boel een beetje gemanipuleerd, jij had gelijk, je was niet te laat, maar ik moest jou helemaal heet hebben voor deze wedstrijd. Hij zei alleen: ‘Mister, ik begrijp.’ Zulke spelletjes kon ik met hem spelen.”
Niet iedereen kon dat bij hem flikken.
“Het scheelde misschien dat ik de coach was die hem naar Europa haalde. Na PSV ging ik naar Valencia en ik dacht: Romário ga ik halen. We waren al in contact. Maar ja, toen fietste Johan er tussendoor. Cruijff haalde hem naar Barcelona. Ik herinner me nog goed dat we in Camp Nou tegen Barcelona moesten spelen met Valencia. De spelers stonden klaar voor de aftrap en Romário vroeg of de scheidsrechter heel even wilde wachten. Hij kwam vanaf de middenstip naar de dug-out, gaf me een kus voor een vol stadion en liep weer terug. Vond ik erg emotioneel.”