Word abonnee

Atletiek

Atletiek

Sifan Hassan: ‘Mijn motto is: hoe moeilijker, hoe mooier’

Sifan Hassan (28) spotte met alle wetten door in [...]
Sifan Hassan (28) spotte met alle wetten door in Tokio uit te komen op drie middellange afstanden. Gekkenwerk? Niet voor Sifan. Ze won goud op de 5000 en 10.000 meter en brons op de 1500 meter. Niemand deed dat haar ooit na. Zo kreeg haar bijzondere levensloop er weer een mooi hoofdstuk bij. Het meisje dat op haar vijftiende van Ethiopië naar Nederland vluchtte is nu tweevoudig olympisch kampioene en onze Held van het Jaar. Je mocht de Gouden Televizier-Ring uitreiken in een vol Carré. Hoe was dat? “Geweldig. Iedereen was zo enthousiast, ik voelde me zo gewaardeerd.” Jouw gouden race op de 5000 meter werd tijdens het Televizier Gala gekozen als hét tv-moment van 2021. “Wat een eer. Ik waande me weer even in Tokio toen iedereen ging staan en voor me begon te klappen. In Carré had ik weer zo’n wow-moment.” Kijk je vaak naar je olympische medailles? “Olympisch kampioen worden is altijd mijn grote droom geweest. Als je dan terugkomt met twee keer goud en één keer brons... Bizar. Maar als ik iets heb gedaan, dan gaat meteen de focus weer op een ander doel. Ik ben niet iemand die dagenlang naar de medailles gaat staren, terwijl ik denk: ik heb het gedaan, ik heb het gedaan. Nadat ik in 2019 in Doha twee keer goud won op het WK was ik ook supertrots en blij, maar al heel snel keek ik weer vooruit. Daarom is zo’n uitreiking van de Gouden Televizier-Ring ook mooi, omdat dan wel even bij me binnenkomt dat het speciaal is wat me is overkomen en wat ik heb gedaan. In Carré voelde ik voor het eerst die intense blijdschap weer.” Rare dag Je won op 2 augustus de 5000 meter, terwijl je eerder die dag tijdens de series van de 1500 meter ten val kwam. “Die dag stond eigenlijk symbool voor mijn hele leven. Vallen en weer opstaan. Verdriet, pijn en blijdschap; het kwam allemaal voorbij op die dag. Ik had al pijn toen de dag begon, had last van een verrekking in mijn bovenbeen. Ik baalde vreselijk. Het hele jaar was ik fit en gezond geweest, maar in de serie van de 5000 meter had ik die verrekking opgelopen. In de heat van de 1500 meter begon ik achterin omdat ik pijn had. En toen kwam ik ook nog eens ten val. Ik dacht toen ik daar lag heel even: dit is het einde van de Spelen. Ik was zo verdrietig. Maar een fractie daarna dacht ik: nu opstaan, nog één keer alles geven en na de finish zien we wel verder. Ik heb de race nog weten te winnen. Hoe ik het gedaan heb, weet ik nog steeds niet. Maar ik heb in mijn leven ook geleerd: ga niet zeggen dat iets niet kan, zolang je het niet hebt geprobeerd. ’s Avonds wachtte ook nog de finale van de 5000 meter...” Neem ons eens mee naar de periode tussen de val in de morgen en de finale in de avond? “Voor de 1500 meter had ik expres geen koffiegedronken. Ik dacht: na de 1500 meter ga ik lekker slapen, ik probeer zoveel mogelijk energie te sparen in de heat en dan neem ik voor de finale van de 5000 meter een paar espresso’s zodat ik barst van de energie voordat ik van start ga. Ik loop op espresso, dat is mijn benzine. Door de val werd alles anders. Ik moest meteen al mijn krachten aanspreken om terug te komen. Na de 1500 meter was ik klaarwakker door de adrenaline die door m’n lichaam stroomde. De rest van de dag voelde ik tintelingen. Slapen ging ook niet. Ik maakte me ook zorgen. Na de 1500 meter liep ik een beetje mank, ik had veel last van mijn bovenbeen. Ik dacht terug aan de Spelen van 2016, die werden een teleurstelling doordat ik in de voorbereiding geblesseerd was geraakt. Ik hoopte dat de pijn weg zou trekken tijdens de warming-up. Dat gebeurde ook, maar ideaal was het natuurlijk niet. Doordat ik voor de race niet kon slapen door de adrenaline, sloeg de vermoeidheid toe tijdens het inlopen voor de finale. Ik had koffiegedronken, normaal kreeg ik daar energie van, maar toen niet. Ik zei tegen mezelf: wat ben je toch dom geweest dat je zo nodig drie afstanden wilde lopen.” Raakte je in paniek voor de finale? “Er was eerder berusting. Ik zei tegen mezelf: ik loop gewoon de finale uit, het gaat nu niet meer om een medaille. Het interesseerde me allemaal niks meer. Bij de start van de 5000 meter was ik doodmoe en ik had ook nog eens heel erge honger. Ik had na de 1500 meter geen hap door m’n keel gekregen. Tijdens de eerste ronden van de 5000 meter wilde ik maar één ding: naar m’n bed. Maar heel apart: na elke ronde voelde ik dat ik meer energie kreeg. Ik was als een telefoon die aan de oplader lag, telkens kwam er een streepje bij. Met nog twee ronden te gaan voelde ik me zo sterk, ik had nog nooit zoveel energie gevoeld in m’n lichaam tijdens een 5000 meter. Ik wist toen al: dit kan eigenlijk niet meer mis. Het was zo’n rare dag. Daarom zeg ik ook dat mijn hele leven symbool staat voor die dag.” Wat was het eerste dat je dacht na de 5000 meter? “Ik heb wel tien keer tegen mezelf gezegd: ik ben olympisch kampioen. Ik kon het niet geloven. Toen merkte ik pas dat olympisch kampioen worden wel echt van een andere orde is. Ik dacht altijd dat het winnen van een medaille op de Spelen te vergelijken was met het winnen van een WK-medaille. Ik loop toch tegen dezelfde atleten als op een WK, wat is er zo bijzonder aan? Maar er is zoveel meer stress op de Spelen. Je voelt de druk van het hele land, je wil het ook voor alle Nederlanders zo graag goed doen.” Heb je gehuild van geluk na die bizarre dag? “Ik heb pas gehuild na de gouden medaille op de 10.000 meter. Na de 5000 meter was ik vreselijk blij. Na wat me was overkomen op de 1500 meter had ik toch goud. Ik dacht: ik ben olympisch kampioen, I don’t even care wat er nu nog gebeurt op de 1500 en 10.000 meter. Alle stress was weg. Want ik heb het nog niet eens gehad over de angst voor corona. Ik zat voor elke test in spanning. In het begin maakte ik me helemaal druk, we hoorden natuurlijk van coronagevallen bij sporters. Ik was zo voorzichtig. Als de test negatief bleek, dacht ik: gelukkig, weer een dag voorbij zonder corona. Deze Spelen waren door de omstandigheden zo zwaar en moeilijk. Ook na de 5000 meter was de angst voor corona niet verdwenen. Pas na de 10.000 meter kon ik ontspannen en genieten. Maar toen waren de Spelen al zo’n beetje voorbij. Ik mocht ook nog de Nederlandse vlag dragen tijdens de sluitingsceremonie, ook een geweldige ervaring. Eigenwijs Je had pijn voor de finale van de 5000 meter. Hoe was het daarna? “Die werd elke dag erger. Na elke race was er meer pijn.” Wanneer heb je bedacht om naast de 5000 en de 10.000 meter ook de 1500 meter te gaan lopen in Tokio? “Na de Diamond League-wedstrijd in Florence, begin juni, dacht ik: misschien kan ik de 1500 meter ook gaan lopen in Tokio. Dat heb ik besproken met mijn coach Tim Rowberry. Hij zei niet meteen ‘nee’, weet dat ik snel herstel na zware inspanningen. Na de Diamond League in Monaco op 7 juli wist ik het zeker. Ik was in goede vorm, maar verloor in Monaco. Had last van een jetlag, m’n benen voelden zwaar aan. Ik was zo boos op mezelf, liep meteen naar Sander Ogink, mijn begeleider van Global Sports Communication, en riep: ik ga in Tokio drie afstanden lopen.” Maar dat besluit nam je dus omdat je boos was op jezelf? “Ja, ook. Maar ik ben ook iemand die wat te doen moet hebben. Het beste komt bij mij naar boven als ik een grote uitdaging heb.” Hoeveel mensen hebben geprobeerd dat idee uit jouw hoofd te praten? “Heel veel mensen zeiden: ‘Doe nou geen domme dingen. Focus je eerst op één afstand, want je hebt nog geen olympische medaille.’ Maar ja, ik ben eigenwijs, hè. Ongelooflijk eigenwijs zelfs. Ik dacht: ik drink gewoon genoeg koffie in Tokio en dan zien we wel. Nou, ik heb heel veel espresso gedronken.” 'Heel veel mensen zeiden: 'doe nou geen domme dingen. Focus je eerst op één afstand, want je hebt nog geen olympische medaille.' Maar ja ik ben eigenwijs, hè' Zes races in acht dagen... Lachend: “Ja, ik ben gek geworden, hè. Mijn motto is: hoe moeilijker, hoe mooier. En af en toe, toen ik steeds meer pijn begon te voelen, dacht ik wel even: was dit wel een goed idee?” Op 6 augustus was de finale op de 1500 meter. Je pakte brons. Hoe blij was je met die derde plek? “Achteraf heel blij, maar meteen na de race niet. Toen was ik boos. Het coronavirus was er de schuld van dat ik niet de snelheid ontwikkelde die ik wel had toen ik bij het WK in Doha de wereldtitel pakte op de 1500 meter. Ik had door corona niet de kans gehad om lang op één plek te blijven en aan mijn snelheid te werken. Ik was naar Ethiopië geweest en ineens waren de grenzen dicht toen ik terug wilde naar Amerika, waar ik sinds eind 2016 train. Maandenlang heb ik problemen gehad met mijn visum. Pas drie maanden voor de Spelen kreeg ik een visum, kon ik weer in Amerika trainen. Maar in die periode was ook nog de ramadan, dus dat was ook niet ideaal om op snelheid te trainen. Uiteindelijk heb ik maar vijf weken gehad om puur op snelheid te trainen. Dat was te kort. In de finale op de 1500 meter maakte ik een grote fout. Ik heb bijna de hele race op kop gelopen. Eigenlijk liep ik gewoon als haas. Dom.” Je zei na de 1500 meter dat het brons je wel goed uitkwam, het scheelde energie voor de 10.000 meter, die een dag later op het programma stond. Winnen kost meer energie. “Als je wint, moet je ook heel veel interviews geven, lang op je benen blijven staan. Daarom zeg ik nog steeds: door de bronzen medaille op de 1500 meter won ik de volgende dag de 10.000 meter. De omstandigheden voor en tijdens de finale op de 10.000 meter waren zo zwaar. Het was heel erg heet. Ik kon de nacht voor de finale niet slapen door de hitte. Ik was ook nog eens heel boos na de 1500 meter, het was niet goed gegaan. Maar het mooie van woede bij mij is dat ik dan alleen maar harder loop. Ik wist na de 1500 meter al: de kans is negentig procent dat ik de tien kilometer ga winnen. Zo gefocust was ik en bereid heel erg diep te gaan. Ik dacht: nog één race en daarna kan ik uitrusten. Tijdens de race had ik last van de hitte. En ik had pijn aan mijn benen. Maar ik bleef gefocust. In de laatste twee ronden stond ik er weer, net als op de 5000 meter. Ik voelde geen pijn, van de hitte merkte ik ook niet veel meer. Ik had nog genoeg energie om die laatste twee ronden alles te geven. Het was niet mijn beste race, maar ik was daar niet voor de show. Het draaide om winnen, hoe maakte niet uit. Ik zei de hele tijd tegen mezelf: geen fouten maken, geen risico nemen. En na die finish kwamen de tranen. De opdracht was niet makkelijk, drie afstanden lopen op de Spelen, maar het was me gelukt.” Zware sport Hoe moe was je na afloop? “Verschrikkelijk moe. Ik ben nog nooit zo diepgegaan als in Tokio. Na de Spelen kon ik niet meer stoppen met slapen. Overdag en ’s nachts had ik m’n ogen dicht. De eerste dagen voelde ik ook m’n lichaam, maar de vermoeidheid zat vooral in m’n hoofd.” Meteen nadat je goud had gewonnen, had je toch nog genoeg energie om de mannen van de estafetteploeg op de 4x400 meter aan te moedigen die zilver wonnen. “Niemand had toch verwacht dat Nederland op de 4x400 meter een olympische medaille zou kunnen winnen? Ik was zo verbaasd, kon alleen maar denken: wat is dit?” De sfeer binnen de Nederlandse atletiekploeg was met twee gouden medailles, drie zilveren plakken en drie bronzen medailles natuurlijk fantastisch in Tokio. “Zo mooi. Ik hoop dat door de successen in Tokio kinderen ook voor atletiek kiezen. En ik hoop dat de talentvolle junioren gemotiveerd worden om nog harder te werken omdat het mogelijk is de top te halen als Nederlandse atleet. De Nederlandse junioren deden het vaak goed op internationale toernooien, maar vonden het lastig om de overstap te maken naar de senioren. Het leek soms alsof het misging op het moment dat ze echt hard moesten gaan werken. Atletiek is een heel zware sport. Je moet niet wachten tot je top acht van de wereld bent en mooie contracten kunt krijgen, maar al veel eerder alles geven. Het heeft heel erg geholpen dat Dafne Schippers liet zien dat het mogelijk is om de top te halen als sprinter uit Nederland. Hopelijk heb ik ook Nederlandse talenten weten te motiveren. En nu zijn er met Nadine Visser, Anouk Vetter, Emma Oosterwegel, Abdi Nageeye en een geweldig talent als Femke Bol tal van Nederlandse atleten die wereldtop zijn.” Kun jij verklaren waarom het zo goed gaat? “Er is talent, er zijn goede coaches en er zijn goede voorbeelden. Ik noem nog een keer Dafne, omdat zij echt mensen de ogen heeft geopend. Op de sprintnummers zijn er coaches van heel hoog niveau in Nederland, dat blijkt wel uit de resultaten. Op de middellange afstanden is de begeleiding nog niet van dat niveau. Ik ben niet voor niets naar Amerika gegaan. Als de coaches en kennis hier waren geweest, was ik nooit naar Amerika gegaan. Wij kunnen in Nederland op de langere afstanden nog een enorme stap maken als er wordt geïnvesteerd in goede begeleiding.” Jij was geen olympisch kampioen geworden als je in 2016 in Nederland was gebleven? “Dat was heel moeilijk geweest. Ik trainde hier met Honoré Hoedt. Geweldige man, maar hij kon mij niet fulltime begeleiden. Ik moest in Nederland soms met kinderen trainen. Dat vond ik hartstikke leuk, maar ik miste hier wat er nodig was om het maximale uit mezelf te halen. Om de wereldtop te halen was het hier voor mij niet goed genoeg geregeld.” Dank God Je vertelde dat 5 augustus eigenlijk symbool stond voor jouw hele leven van vallen en weer opstaan. Je was vijftien toen je moeder je in Ethiopië op het vliegtuig zette, je bracht je eerste jaar in Nederland voornamelijk door in het asielzoekerscentrum in Zuidlaren. En nu ben je olympisch kampioen. Heb je na de Spelen teruggedacht aan de bijzondere reis die je hebt afgelegd? “Ik heb er zeker bij stilgestaan. Ik ben trots op mezelf dat ik mijn kop nooit heb laten hangen. Het was niet eenvoudig om weg te gaan bij mijn familie in Ethiopië. Mijn tijd in het asielzoekerscentrum in Zuidlaren... Dat was het ergste, vreselijk vond ik het. Ik was depressief, voelde me zo eenzaam, was zo ongelukkig. Op m’n zestiende heb ik, toen ik in Leeuwarden woonde, het hardlopen opgepakt en dat zorgde ervoor dat ik veel positiever ging denken. Ik heb in een land dat ik niet kende een nieuw bestaan opgebouwd. Zonder dat ik de taal en de mensen kende, zonder de steun van mijn familie. 'Ik was depressief, voelde me zo eenzaam, was zo ongelukkig. Ik heb op m'n zestiende het hardlopen opgepakt en dat zorgde ervoor dat ik veel positiever ging denken' Ik ben altijd maar doorgegaan, heb telkens geprobeerd het beste ervan te maken. Ik heb studies opgepakt en werkte daarnaast in een restaurant om de rekeningen te kunnen betalen. Er waren dagen bij waarop ik vroeg van huis ging om stage te lopen, na terugkomst ging ik hardlopen en daarna nog werken. Soms kon ik amper nog op m’n benen staan, zo moe was ik. Maar ik moest doorbijten, want het was belangrijk voor mijn toekomst. Al die momenten kwamen voorbij na de 5000 meter. Ik heb nooit opgegeven, met het gevolg dat ik in Tokio olympisch kampioen ben geworden. Stapje voor stapje ben ik vooruitgegaan. Ik ben hier in Nederland volwassen geworden. Hier heb ik geleerd beslissingen voor mezelf te nemen, ben hier een vrouw geworden. Ik heb een mooi leven. Ik zeg altijd: elhamdülillah. Dat betekent: dank God.” Je bent een gelovige vrouw. Heb je weleens gedacht: Allah heeft wel een heel bijzondere route voor mij uitgestippeld? “Natuurlijk. Maar hoe die route eruitziet, heb ik ook zelf in de hand gehad. Je bepaalt je eigen succes, denk ik. Je kunt ook gaan klagen. Wie klaagt, maakt het nog moeilijker voor zichzelf. Neem dingen zoals ze zijn en ga proberen die situatie te veranderen. Ik merk dat mensen trots op je zijn als je je best doet. Dan krijg je positieve reacties. Als je positiviteit uitstraalt, krijg je positiviteit terug. Je kunt wel klagen over wat er niet is, maar je kunt ook kijken naar wat er wél is. Als ik stil had blijven staan bij wat ik niet had, als ik was gaan klagen, dan had ik hier nu niet gezeten als olympisch kampioen.” Jij bent nu een voorbeeld voor velen. “Ik hoop dat ik mensen inspireer die in dezelfde situatie zitten als waarin ik heb gezeten. Tegen hen wil ik zeggen: geef niet op. Op momenten dat ik het moeilijk heb, zeg ik ook altijd tegen mezelf: niet opgeven, je hebt al heel veel moeilijke momenten overleefd. Dat zei ik ook weer tegen mezelf na mijn val op de 1500 meter. Ik zeg nooit meer tegen mezelf dat iets niet kan. Het kan gebeuren dat iets niet lukt, maar dat kun je pas zeggen als je het hebt geprobeerd.” Word je weleens gevraagd om jouw verhaal te vertellen in een asielzoekerscentrum? “Nee, maar als ik tijd heb, zou ik dat graag doen. Ik hou ervan om mensen te helpen. Wil hen mijn verhaal vertellen en hoop dat ik ze daarmee hoop kan geven. Ik weet wat het is om met niets te komen in een land dat je niet kent. Maar ik weet ook dat je beloond wordt als je keihard blijft werken. Het is niet alleen mij gelukt, maar ook genoeg andere voormalige vluchtelingen zijn erin geslaagd om een mooi bestaan op te bouwen. Ik hoop dat alle mensen in de asielcentra tegen zichzelf zeggen: ‘Waarom zou het mij niet kunnen lukken?’” Heb je na de Spelen veel reacties gekregen uit je geboorteland Ethiopië? “Heel veel. Ik ben daar echt beroemd geworden, misschien nog wel beroemder dan in Nederland.” Lachend: “Ik heb zoveel fans.” Jouw vader en moeder wonen gescheiden van elkaar in Ethiopië. Hoe reageerden zij op de olympische medailles? “Mijn moeder kijkt normaal gesproken niet naar mijn wedstrijden. Tenminste: ze heeft het er nooit over met me. Ze is een heel gelovige vrouw. Met haar heb ik het nooit over mijn sport. Als ik bij haar ben, doet ze mijn haar, dan hebben we het over andere dingen in het leven. Maar de 10.000 meter heeft ze gezien. Ze zei na afloop tegen me: ‘Ik vind het zo zielig voor je dat je zo hard moet lopen. Dat is toch niet nodig? Het is niet goed voor je hart. Rustig aan, rustig aan.’ Mijn vader is heel erg enthousiast over mijn hardloopcarrière. 'Mijn moeder heeft de 10.000 meter gezien. Ze zei na afloop: 'Ik vind het zo zielig voor je dat je zo hard moet lopen. Dat is toch niet nodig? Het is niet goed voor je hart'' Hij vindt alles geweldig, is zo trots op me. Mijn vader kan vol bewondering kijken naar mensen die iets presteren. Mijn moeder is het tegenovergestelde. Zij kijkt hoe iemand als mens is, wat hij of zij heeft gepresteerd, boeit haar niet zo. Ik ben sinds de Spelen nog niet in Ethiopië geweest. Maar ik weet nu al dat mijn vader vol bewondering naar mijn medailles gaat kijken. En mijn moeder maakt het niet uit. Zij zal meteen vragen: ‘Zal ik je haar doen?’” Koffieceremonie Wat is er veranderd sinds de Spelen? “Nu ga ik helemaal nooit meer zeggen dat iets niet kan, haha.” De BBC bestempelde jou in Tokio als ‘The Greatest Ever’... “Ik ben niet The Greatest, doe gewoon wat ik leuk vind.” Sta je soms ook een beetje van jezelf te kijken? “Het is mooi, het is geweldig. Maar echt terugkijken op mijn prestaties doe ik wel als ik oud ben. Nu wil ik alleen maar vooruit, door.” In 2019 was je de eerste die WK-goud won op zowel de 1500 als de 10.000 meter. In Tokio was je de eerste die drie medailles won op drie middellange afstanden. What’s next? “Ik heb nu wel zin om een marathon te gaan lopen. Voorheen had ik daar niet zoveel trek in, maar nu wil ik wel weten wat ik op de marathon kan. En dat wil ik combineren met de baan.” 'Ik heb nu wel zin om een marathon te gaan lopen. Voorheen had ik daar niet zoveel trek in, maar nu wil ik wel weten wat ik op de marathon kan. En dat wil ik combineren met de baan' Ga je over drie jaar bij de Spelen in Parijs de 1500, 5000 en 10.000 meter lopen om af te sluiten met de marathon? “Het is realistischer dat ik in Parijs nog alleen op de baan uitkom. Maar welke afstanden ik ga lopen, weet ik nog niet. Ik heb nu drie afstanden gecombineerd, die uitdaging is gelukt. Ik ga rustig nadenken over een nieuwe uitdaging. Maar eerst ga ik lekker chillen en koffiedrinken met vriendinnen. In Ethiopië doe ik dat ook vaak, dan maken we speciale koffie. Een mooie koffieceremonie, daar word ik echt gelukkig van.” Is dat mooier dan olympisch goud? “Nee, dat ook weer niet. Alleen mijn moeder is mooier dan olympisch goud.” Helden Magazine 59 Het verhaal van Sifan Hassan komt voort uit Helden Magazine 59. Heel bijzonder is het verzoek dat Barbara Barend kreeg van Bibian Mentel. Vlak voor haar overlijden, op 29 maart dit jaar, wilde Bibian nog een keer een groot interview geven met het verzoek het verhaal na haar overlijden te publiceren. In het verhaal spreekt zij nog één keer iedereen toe die haar lief hebben.  In Helden Magazine 59 lees je een uitgebreid interview met Fabio Jakobsen en zijn aanstaande vrouw Delore. Ze blikken samen terug op de zware val in Polen, waarbij Fabio bijna het leven verloor én hoe hij zich dit jaar heeft teruggevochten. Daarnaast spraken we een van de sterkhouders van Ajax, Daley Blind in het bijzijn van zijn vrouw, dochter, moeder en twee zussen. Rolstoeltennisster Diede de Groot won dit jaar de Golden Slam. De dubbelvier zorgden voor het eerste olympische roeigoud bij de mannen in 25 jaar én Sjinkie Knegt vertelt over het leven na het ongeluk met de houtkachel. Ook in Helden Magazine 59 hebben Jeffrey Hoogland en Shanne Braspennincx het mooi geflikt met z’n tweeën, beloonde Tom Dumoulin zijn terugkeer met olympisch zilver op de tijdrit en groeide Denzel Dumfries uit tot de Held van Oranje tijdens het EK. Overigens vertelt Frédérique Matla over haar weg naar de top, won Abdi Nageeye niet alleen olympisch zilver op de marathon, maar coachte hij ondertussen ook zijn maatje naar brons en is Harrie Lavreysen de koning van de sprint. Verder zijn vrienden Niek Kimmann en Jelle van Gorkom allebei in het bezit van een olympische medaille. Dai Dai N’tab was ooit een feestbeest, nu is hij een van de snelste schaatsers van het land. Sanne van Dijke won olympisch brons, maar verloor in aanloop naar de Spelen haar broer en daarna haar trainingsmaatje. Reshmie Oogink blikt in ‘De dag dat’ terug op het moment dat ze in Tokio te horen kreeg dat ze corona had. Victoria Koblenko ontmoet daarnaast olympisch kampioen Kiran Badloe én Caitlin Dijkstra staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Abdi Nageeye: ‘Het was echt spelen met vuur’

Abdi Nageeye (32) rende naar olympisch zilver op [...]
Abdi Nageeye (32) rende naar olympisch zilver op de marathon. Dat was al legendarisch. Maar dat hij in de laatste kilometers ook nog zijn maatje Bashir Abdi op sleeptouw nam en naar brons loodste, ging de hele wereld over. Hardloopfanaat, cabaretier en schrijver Dolf Jansen knoopte voor Helden het gesprek met Abdi aan. Eigenlijk zou je Abdi Nageeye willen ontmoeten in Kenia, waar hij woont en jarenlang trainde. Of in Ethiopië, waar hij de laatste tijd zijn trainings­kampen belegt. Of in Sapporo, de plek waar hij naar zilver liep in de olympische marathon en verant­woordelijk was voor een van de mooiste wedstrijd­ finishes ooit. Het gesprek met Abdi vindt niet plaats in Kenia, Ethiopië of Sapporo, maar in Nijmegen, op de burelen van zijn management Global Sports Communication. Maar ook dat is geen verkeerde plek: alles en iedereen ademen daar atletiek. Overal zijn bekers, wedstrijdshirtjes en gesigneerde start­ nummers te zien. En foto’s van de allergrootste atleten van de afgelopen decennia: van Haile Gebrselassie tot Gabriela Szabo, van Jos Hermens – tevens de baas van het hele spul – tot Sifan Hassan. Abdi draagt shorts, slippers en een oranje truitje als we over de olympische marathon van 8 augus­tus beginnen. De marathon waarin hij zilver pakte achter wereldrecordhouder Eliud Kipchoge, maar waarin hij in de laatste kilometers ook nog oog had voor zijn Belgische trainingsgenoot Bashir Abdi. Hij moedigde zijn vriend, die net als hij in Somalië werd geboren, aan en coachte hem naar olympisch brons. “Het was mijn dertiende marathon en ik ben na afloop nog nooit zo moe geweest...". Door de jetlag. Omdat de wedstrijd in Sapporo was, moes­ten we gelijk na de dopingcontrole doorvliegen naar Tokio voor de sluitingsceremonie, waar de marathonmedailles werden uitgereikt. Het was allemaal heel mooi, maar ik dacht steeds: straks val ik in slaap. Ik wilde in het stadion ook naar de Nederlandse ploeg, we hebben lekker gebabbeld en gedanst met elkaar. We waren om middernacht bij ons appartement en hoorde toen: ‘Abdi, om zes uur morgenochtend beneden, hè.’ Ik moest meteen m’n spullen inpakken, heb nog wat gegeten en vervolgens vier uurtjes geslapen. Daarna een vlucht van elf uur. Ik dacht: dan kan ik nog lang genoeg slapen. Maar ik kon niet langer dan tien minuten op één zij liggen. Ik was zo stijf, had zoveel spierpijn, niet normaal. Toen we op Schiphol aankwamen, gingen we meteen naar een hotel waar de media op ons stonden te wachten, en ’s avonds zat ik nog bij Op1. Daarna dacht ik: nu kan ik wel slapen. Maar om vijf uur ’s ochtends was ik klaarwakker, omdat het in Japan toen al bijna middag was. De volgende ochtend gingen we op bezoek bij premier Mark Rutte en de koning en we gingen naar Scheveningen voor de huldiging. Ik kon niet meer lopen. Normaal loop ik na de finish van een marathon 150 meter door naar het hotel, meteen naar mijn kamer om lekker te douchen en te rusten.” Neem je normaal gesproken na een marathon een ijsbad om het herstel te bevorderen? “Nee man, ik ga altijd uit na een marathon.” Uit? Heb je nog energie dan? “Ja. Normaal ga ik naar het hotel, rustig eten. Ik ga pas om een uur of elf ’s avonds uit, dus kan ik nog een dutje doen en een warm bad nemen. En daarna lekker de stad in, tot in de ochtend vaak. Dansen.” Ik weet niet hoe jij danst, maar ik loop na een marathon een paar dagen echt heel raar, ik kan geen trap op of af. “Ik ben heel vaak uitgegaan na een marathon, dat kan ik...” Lachend: “Misschien heb ik niet altijd alles gegeven. Na de olympische marathon vroeg ik trouwens wel om een ijsbad. Die Japanners kunnen alles altijd heel goed regelen. Ik was ook snel klaar bij de dopingcontrole, had nog tijd. Maar een ijsbad stond niet in het protocol, hoewel het ijs er gewoon was. Maar die gasten raakten allemaal in paniek toen ik om een ijsbad vroeg. Ik dacht: ik vraag hen toch niet of ze me willen helpen om naar Mars te gaan?” Mag ik concluderen dat het ontspannener was bij de Nederlandse koning dan bij Japanse officials? “Ja, bij de koning was het leuk. We liepen gewoon door dat paleis rond alsof... We liepen daar gewoon grappen te maken, dat was echt veel chiller.” Nu zijn jullie sporters natuurlijk ook populairder dan de koning of Mark Rutte... Lachend: “Nou, dat weet ik niet... Mark Rutte heeft trouwens echt alles gekeken. Hij heeft me ook nog gebeld. Hij belde alle goudenmedaillewinnaars, maar hij heeft mij ook gebeld.” En wat zei hij? Ging het over de race, over die finish? “Ja, over de race. Hij is natuurlijk wel een politician, hij weet ook gewoon wat hij moet doen, maar ik vond het ook heel mooi. Ik bedoel, belt Rutte jou elke dag? Echt wel bijzonder. Maar ik ben ook niet snel onder de indruk van een bekend per­soon, of het nou Rutte is of de koning.” Is het trouwens een voordeel op de Olympische Spelen, toch het hoogst haalbare voor een atleet, dat je niet zo snel onder de indruk bent? “Ja. Ik weet nog dat ik in 2016 in Rio was en dacht: o, zijn dit nou de Olympics? Een van mijn managers zei nog: ‘Wees eens een beetje aardig voor de Spelen.’” Dit jaar wist je lange tijd niet eens of je de Spelen door een blessure wel zou gaan halen. Maakte dat het ingewikkeld? “Dat heeft mij echt nul stress opgeleverd. We spraken af: ik ging gewoon trainen, en als het niet goed ging, dan cancelden we de Spelen. Doordat we dat duidelijk hadden besproken, ging ik niet met angst naar de training of een wedstrijd. Ik kon gewoon lekker lopen, zonder zorgen. En dat zorgde er weer voor dat de hamstring aardig tegen mij deed. Ik voelde ’m wel, maar ik dacht gewoon: je haalt het of je haalt het niet. Ik heb de eerste drie weken van juni alleen maar gejogd. Daarna zei ik tegen mezelf: je hebt je rust gehad, nu moet het kunnen. We gingen naar Font­ Romeu, een trainingskamp in de Pyre­neeën, ik was goed behandeld en vanaf dat moment kon ik volledig aan de bak. Maar ik wist nog niet zeker hoe het zou lopen, want alle zware trainingen moes­ten nog komen: de lange duurlopen, de hele harde 35 kilometer, baantrainingen, fartlek. Ik hield Michel Butter – de reser­ve voor de olympische marathon – ook op de hoogte. En ik wist gewoon: ik ga niet naar Japan als ik niet het gevoel heb dat ik de top 5 kan halen.” Vriendschap Terug naar de olympische marathon. De kopgroep werd steeds kleiner. Had jij tussen kilometer 15 en 35 constant het vertrouwen dat je erbij zou blijven tot het eind? “Nee, nee, ik had zoiets van: oké, het is gezellig geweest in de groep, jullie moe­ten nu gaan afvallen. Het tempo moest omhoog, die groep moest kleiner. Ik zag die Braziliaan nog genieten, hetzelfde gold voor de Colombiaan en de jon­gen uit Ecuador. Ik dacht: die moeten weg. Op een gegeven moment waren er nog maar twee Kenianen over. Alle Ethiopiërs waren weg, dat was ook een goed teken. Ik wist toen al dat ik met Eliud Kipchoge over zou blijven. En met Bashir, de Amerikaan Galen Rupp en nog een paar. Toen Eliud versnelde dacht ik echt: ik wil mee, maar Abdi, jij moet niet degene zijn die dat gat gaat dichten. Geen energie wilde ik verspillen. Ik zei tegen mezelf: het gat moet dicht, maar laat iemand anders het maar doen, want ik ga het niet doen. Ik heb terug­ gezien dat ik gewoon goed liep, ik dronk lang uit mijn bidons. En ik hoopte dat iemand nog naar Kipchoge toe zou lopen. Ik wilde het nog stiekem proberen aan de andere kant van de weg... Maar na kilometer 39 wist ik gewoon dat ik zilver kon pakken. Terwijl Lawrence Cherono uit Kenia er ook nog bij zat. Hij is ook geen kleine jongen, hè, marathon van Boston en van Chicago gewonnen.” Rond kilometer 39 maakte je ook voor het eerst een gebaar naar Bashir Abdi. Ik zat te kijken en schreeuwde naar de tv en naar mijn vrouw: hij moedigt hem aan! Waarom deed je dat, is dat iets wat in jou zit? “Ik hou ervan mensen te helpen. Maar met Ba­shir... Ik herinner me van vroeger dat coaches altijd zeiden dat ik agressief moest zijn, voor m’n plek moest vechten. Ik dacht juist altijd: waarom al dat gebeuk bij de start? Bij de Spelen dacht ik ook: jongens, relax, it’s 42 kilometres, it’s a fucking marathon! Ik kan gewoon niet iemand tegenwerken, wil altijd mensen helpen. Met mijn kleding ook. Ik krijg elk jaar kleding van Nike en het NN Running Team. Alles wat ik al heb, geef ik weg aan lopers in Kenia en Ethiopië. Zij hebben dat nodig. En met Bashir; wij zijn gewoon echt goede vrienden. We waren ook teamgenoten bij het NN Running Team.” 'Op 800 meter van de finish wilde ik gaan, maar ik dacht toen: dan kan Bashir niet mee... Met nog iets van 200 meter te gaan, riep ik Bashir: kom hier, kom hier! En speelde jullie afkomst ook nog mee? Jullie groeiden allebei op in Somalië en vonden allebei onderdak in Europa. “Niet per se, niet per se. Het is vriendschap. We lopen vaak dezelfde wedstrijden. Hij voor België en ik voor Nederland. We waren allebei op de Spelen om een medaille te pakken, maar we hebben het er nooit over gehad wie van ons tweeën zou winnen. We wisten dat de Kenianen ook te verslaan waren en we gaven elkaar courage. Maar ik was ook bang voor Bashir, hij kan zo diepgaan. Hij kan echt als een alien over de streep komen, finishen met van die wegdraaiende ogen. Dat heb ik nooit. Dus ik dacht: als hij er na 38 kilometer nog bij zit, heb ik sowieso een probleem.” En toch ging je hem aanmoedigen. Was jouw vertrouwen dat het goed zou komen zo groot? “Nou, ín de wedstrijd zag ik Bashir als concurrent. En ik zag hoe goed hij liep. Hij liep heel slim en achter die jongens, en ik wist: hij heeft 2 uur en 4 minuten in zijn benen. Dus ik rekende hem mee, maar...” ...je was zoveel sterker dan de rest? Lachend: “Dat hoopte ik. Als ik terugdenk aan de race, dan moet ik me heel sterk gevoeld hebben. Na 40 kilometer wilde ik gaan, maar dacht: dan krijg ik Cherono mee. Na 41 kilo­meter wilde ik weer gaan. Met nog 800 meter te gaan weer, maar ik dacht toen: dan kan Bashir niet mee... Op dat moment besloot ik: ik wacht tot het laatste stuk. Met nog iets van 200 meter te gaan, riep ik naar Bashir: kom hier, kom hier! Ik was er op een of andere manier van overtuigd dat ik die jongens kon verslaan. Maar het was echt spelen met vuur. Want tijdens het trainingskamp in Font­Romeu kon Bashir steeds zo van me weglopen. Tijdens trainingen over 600 meter liep ik 1 minuut 44 en hij 1 minuut 38. We hadden een lactaattraining en toen heeft Bashir me bijna gedubbeld op de baan. Als je daarbij was geweest, dan had je gedacht: echt heel dom wat Abdi deed, zo vlak voor de finish.” Ik denk dat de marathonfinish in de herinnering zal blijven als een van de meest iconische olympische momenten ooit. Als je er vlak voor de finish van de olympische marathon voor kiest je vriend en concurrent aan te moedigen, dan doe je volgens mij iets groots. Zie jij jezelf als rolmodel? “Ik hoop het wel. Kijk, ik volg de politiek, lees heel veel. Ik weet wat er aan de hand is in Nederland. Ik denk dat wij sporters ook echt aan de gemeenschap moeten denken. We moeten proberen die jongens en meisjes te motiveren, hen te helpen door wat wij hebben bereikt. Ik wil niet alleen Somaliërs inspireren. Weet je? Ik ben ooit naar Kenia gegaan, omdat ik Bettine Vriesekoop had gezien. Zij wist: het beste tafeltennis wordt gespeeld in China. Dus ze ging naar China, zeg maar naar ach­ter de Rode Muur... Ze ging daar leven en trainen om te leren van de besten. Ik dacht: de Kenianen zijn het snelst, dus bij hen moet ik zijn. Ik moest met die gasten trainen, anders kon ik ze er niet uit lopen. Dat ging me op de Veluwe niet lukken. Ik had geen geld, geen goede sponsor, ging er gewoon heen om die droom na te jagen. Maar ook om anderen weer te inspireren. Ook de Somaliërs en andere allochtone Nederlanders.” Nou ben jij op nogal wat plekken geweest in je leven, je bent bijna een nomade. Voor jou is vertrekken makkelijker. Als je weet dat je ergens anders moet zijn om iets te bereiken, dan ga je? “Ja, dat was voor mij veel makkelijker. En ik ben ook niet materialistisch. Ik heb mensen meegemaakt die op hun 22ste aan het kopen van een huis gingen denken, of aan het huren van een appar­tement voor 1000 euro per maand. Ik dacht dan: hoezo, je kan het toch beter in je sport investeren? Die hele standaard­ gedachte van: als je 25 bent, dan ga je met je vriendin samenwonen, dat vond ik bullshit.” Nou is er in die samenleving, en in de politiek die jij volgt, ook een hoop lelijkheid naar mensen van een andere afkomst. Hoe ga jij om met racisme? Wat doet dat met je? “Niemand is geboren om iemand anders te haten. Iemand die dat doet, heeft gewoon de verkeerde informatie gekre­gen. Of hij of zij heeft iets meegemaakt en denkt dat dat voortaan de waarheid is. Zo zie ik het altijd. Zo lang iemand geen geweld gebruikt, kan ik met hem of haar omgaan. Ik wil altijd proberen te begrijpen hoe het zit, iemand die heel rechts stemt zal daar een reden voor heb­ ben. Of op het platteland: boeren horen alleen maar dat zij het slachtoffer zijn, en dan worden ze boos. Ik wil weten hoe het zit. Wat is het systeem dat erachter zit, wat maakt mensen zo boos op elkaar? Ik was in Oldebroek – waar ik jarenlang woonde – een van de weinige donkere jongens, en wat mensen niet kennen, daar zijn ze vaak bang voor. En door mij mee te maken en ook door te zien wat ik allemaal bereikt heb, is hun blik ook echt veranderd.” 'Niemand is geboren om iemand anders te haten. Iemand die dat doet, heeft gewoon de verkeerde informatie gekregen' Je hebt de Nederlandse nationaliteit, woont met je vrouw en drie jonge kinderen in Kenia en traint in Ethiopië. Keer je ooit helemaal terug in je geboorteland Somalië? “Soms vragen ze daar: ‘Kom terug, al is het maar voor even.’ Als ik naar Somalië ga, moet ik bijna stiekem gaan. Even mijn moeder zien en binnen twee dagen weer weg. Want als ik langer blijf, ga ik toch discussiëren. Over religie en hoe mensen daar zouden moeten leven. En dat kan niet, dan kom ik in de problemen. Soms denk ik wel: wanneer kan ik weer echt terug? Wanneer kan ik in Mogadishu op een terrasje zitten zonder dat iemand iets zegt over mijn te korte broek, of zon­der dat er wordt gevraagd waarom mijn vrouw geen hoofddoek draagt. Maar we hebben hoop, we houden hoop.” Ballast Toen Abdi besloot naar Kenia te ver­trekken om met de beste lopers van de wereld te trainen en ze ooit te kunnen verslaan, gaf hij alles wat hij had weg. Zijn spullen en huisraad schonk hij aan medestudenten, die niet begrepen hoe iemand zomaar alles weg kon geven zonder er iets voor terug te willen heb­ben. De een kreeg de bank, de ander zijn bed, weer een ander kleding en schoenen. Maar bovenal zie ik Abdi Nageeye als sociaal, vriendelijk en open­minded. En als iemand met altijd dat grotere doel voor ogen: zo hard mogelijk lopen op de marathon. En dan zijn al die spullen, al dat bezit, maar ballast. We filosoferen over een marathontijd die haalbaar moet zijn voor Abdi. Zonder te jinxen: we denken aan 2.03 laag. Na ons gesprek keert hij terug naar zijn vrouw en kinderen, die hij de afgelopen tijd zo weinig zag. Omdat hij droomde van een olympische medaille. Abdi wist zijn droom waar te maken. Nu gaat hij door het leven als winnaar van olympisch zilver op de marathon. Dat ontroert mij oneindig. Helden Magazine 59 Het verhaal van Abdi Nageeye komt voort uit Helden Magazine 59. Sifan Hassan is onze Held van het Jaar en siert de cover van het dubbeldik eindejaarsnummer. Ze kwam, zag en overwon. Hassan deed wat niemand voor haar deed: drie olympische medailles winnen op de middellange afstanden op dezelfde Spelen. Heel bijzonder is ook het verzoek dat Barbara Barend kreeg van Bibian Mentel. Vlak voor haar overlijden, op 29 maart dit jaar, wilde Bibian nog een keer een groot interview geven met het verzoek het verhaal na haar overlijden te publiceren. In het verhaal spreekt zij nog één keer iedereen toe die haar lief hebben.  In Helden Magazine 59 lees je een uitgebreid interview met Fabio Jakobsen en zijn aanstaande vrouw Delore. Ze blikken samen terug op de zware val in Polen, waarbij Fabio bijna het leven verloor én hoe hij zich dit jaar heeft teruggevochten. Daarnaast spraken we een van de sterkhouders van Ajax, Daley Blind in het bijzijn van zijn vrouw, dochter, moeder en twee zussen. Rolstoeltennisster Diede de Groot won dit jaar de Golden Slam. De dubbelvier zorgden voor het eerste olympische roeigoud bij de mannen in 25 jaar én Sjinkie Knegt vertelt over het leven na het ongeluk met de houtkachel. Ook in Helden Magazine 59 hebben Jeffrey Hoogland en Shanne Braspennincx het mooi geflikt met z’n tweeën, beloonde Tom Dumoulin zijn terugkeer met olympisch zilver op de tijdrit en groeide Denzel Dumfries uit tot de Held van Oranje tijdens het EK. Overigens vertelt Frédérique Matla over haar weg naar de top en is Harrie Lavreysen de koning van de sprint. Verder zijn vrienden Niek Kimmann en Jelle van Gorkom allebei in het bezit van een olympische medaille. Dai Dai N’tab was ooit een feestbeest, nu is hij een van de snelste schaatsers van het land. Sanne van Dijke won olympisch brons, maar verloor in aanloop naar de Spelen haar broer en daarna haar trainingsmaatje. Reshmie Oogink blikt in ‘De dag dat’ terug op het moment dat ze in Tokio te horen kreeg dat ze corona had. Victoria Koblenko ontmoet daarnaast olympisch kampioen Kiran Badloe én Caitlin Dijkstra staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

‘In Nederland wil ik oud worden ’

Sifan Hassan won goud en zilver op het EK atletiek en was [...]
Sifan Hassan won goud en zilver op het EK atletiek en was genomineerd voor Sportvrouw van het Jaar. Helden zocht de vrouw op die op haar vijftiende in haar eentje op het vliegtuig van Ethiopië naar Nederland werd gezet en volgend jaar als olympisch kampioen door het leven zou kunnen gaan. In verhalen over mij wordt vaak geschreven dat ik die asielzoeker ben die in haar eentje naar Nederland is gekomen. Ik wil absoluut niet overkomen als iemand die zielig is, niet in een hoekje gedrukt worden. Ik wil geen medelijden, ben juist een vrolijke vrouw die dagelijks mag doen wat ik het liefste doe.” Sifan Hassan neemt een slok van haar cappuccino in het atletenrestaurant op Papendal. Als ze praat, tovert ze voortdurend een lach op haar gezicht. Om woorden zit ze niet verlegen. “Ik loop in het oranje, over de hele wereld word ik gezien als Nederlandse, maar juist hier word ik nog steeds bestempeld als die asielzoeker. Dat vind ik best moeilijk. Ik ben ook een Nederlandse, woon hier al ruim zes jaar, spreek de taal, heb hier op school gezeten en heb een Nederlands paspoort. In mijn doen en laten ben ik gewoon een Nederlandse, veel meer nog dan dat ik Ethiopisch ben.” Punt gemaakt. Maar ze snapt ook dat mensen geïnteresseerd zijn in haar verhaal, dat ze willen weten wie dat donkere, fragiele en net 22-jarige meisje is die afgelopen jaar ‘zomaar’ heel hard op de deur klopte. Sifan pakte in augustus bij de EK in Zürich goud op de 1500 meter, de afstand waarop ze ook de wereldranglijst aanvoert, en zilver op de 5000 meter. Ze was genomineerd voor Europees atlete van 2014 en zat in een mooie jurk op de eerste rij bij het Sportgala van NOC*NSF als genomineerde in de categorie Sportvrouw van het Jaar. “De successen van 2014 verwachtte ik pas over drie jaar te kunnen halen. Ik heb mezelf verbaasd,” zegt Sifan. “Ik kom nog maar net kijken.” Met de eveneens 22-jarige Dafne Schippers, goed voor goud op de 100 en 200 meter bij de EK, heeft Nederland ineens twee wereldtoppers op de loopnummers: een voor de sprint en een voor de middellange afstanden. Sifan straalt als de naam Schippers valt. “Ik vind Dafne zó’n leuke meid. We zijn allebei jong en nuchter, onze karakters lijken veel op elkaar. Ik heb veel steun aan Dafne, ze motiveert mij, ik krijg energie van haar. Als ik haar het goed zie doen, wil ik het ook per se goed doen.” Sifan moest lang geduld hebben voordat ze kon laten zien waartoe ze in staat is. Ze kreeg geen toestemming om mee te doen aan wedstrijden in het buitenland, want ze beschikte niet over een paspoort. Pogingen tot versnelde naturalisatie liepen op niets uit. “Het was een moeilijke tijd. De anderen namen het vliegtuig om mee te doen aan wedstrijden en ik bleef achter. Ik voelde me Nederlander, maar werd niet zo gezien. Het deed me echt pijn. Een paar jaar draaide het alleen maar om mijn paspoort. Het duurde zo lang en ik snapte niet waarom. Ik hoefde geen inburgeringscursus te doen omdat ik op een Nederlandse school zat, sprak de taal, toch moest ik blijven wachten.” Op 22 november 2013 kreeg Sifan een Nederlands paspoort. “Ik was zó blij. Nu hoor ik er echt bij, zo voelt het. Sinds ik in het oranje mee mag doen aan wedstrijden voel ik me meer thuis hier. Toen ik nog geen paspoort had, had ik dat gevoel toch minder.” De eerste internationale wedstrijd waaraan ze meedeed, de EK voor atleten onder de 23 jaar in Belgrado, won ze meteen. “Ik voelde me echt bevrijd toen ik het paspoort kreeg. Daardoor liep ik ook zo goed afgelopen jaar. De zorgen om het paspoort zijn weg, ik hoef alleen nog maar met hardlopen bezig te zijn.” Vijftien jaar was Sifan toen ze in 2008 in haar eentje door haar moeder op het vliegtuig naar Nederland werd gezet. “Het had met de politieke situatie in Ethiopië te maken dat mijn moeder dat besluit nam. Ik móést daar weg volgens mijn moeder, maar over de precieze reden kan ik niet alles vertellen, dat is niet verstandig.” De situatie in haar geboorteland volgt ze niet op de voet. Op Facebook leest ze weleens wat over politieke en religieuze problemen die spelen in de regio waar ze opgroeide. Sifan werd in 1993 geboren in Nazreth. Haar exacte geboortedatum weet ze niet. “Ik ben moslim en wij vieren onze verjaardag niet. Die dag is niet belangrijk voor ons, wij zeiden in Ethiopië: ‘Elke dag is onze verjaardag.’” Ze is sinds 1 januari voor het gemak 22. Op haar elfde werd Sifan ondergebracht bij haar oma in de honderd kilometer noordelijker gelegen hoofdstad Addis Abeba. De herinneringen gaan terug naar Nazreth. “Ik woonde daar samen met mijn moeder. Broers en zussen heb ik niet en mijn vader heb ik nooit gezien. Ik heb een heel gelukkige jeugd gehad. Ik kwam alleen thuis om te slapen, verder leefde ik buiten. We hadden zoveel vrijheid en ruimte, niemand controleerde me. Hier in Nederland krijgen de kinderen op jonge leeftijd al regeltjes mee. Er wordt steeds tegen ze gezegd wat ze niet moeten doen. In Ethiopië werd kinderen nooit verteld dat ze iets niet mochten.” Sifan rende veel, net als alle andere kinderen in Nazreth. “Hardlopen is voor mij puur geluk. Als ik in Nederland door het bos of de weilanden loop, komt het gevoel dat ik had als kind weer omhoog. Het gevoel van vrijheid en ruimte. Als ik hardloop, ben ik weer dat jonge meisje uit Nazreth.” In 2008 begon dus haar nieuwe leven, in een land waar ze niets van wist. “Ik had nog nooit van mijn leven sneeuw gezien; toen ik net in Nederland was, kwam het tot mijn middel. Ik had in Ethiopië over Antarctica gehoord en dacht: dit moet Antarctica zijn waar ik ben beland.” Eenmaal in Nederland werd Sifan naar een opvangcentrum voor minderjarige asielzoekers gestuurd in het Drentse Zuidlaren. Ze had amper bezittingen bij zich, was op zichzelf aangewezen. “Ik heb veel gehuild, was in Zuidlaren zó ongelukkig. Het leven was daar vreselijk, zeker voor iemand van vijftien uit Ethiopië. Het leek of ik in de gevangenis zat. Ik had toch niets verkeerds gedaan? Ik mocht niets, kwam amper buiten. In Ethiopië was de deur altijd open, in Zuidlaren was hij steeds gesloten. Ik moet naar buiten kunnen. Als je mij binnenhoudt, word ik erg ongelukkig. Ik was zó eenzaam het eerste jaar. Ik kende niemand, sprak en verstond de taal niet.” Op haar Wikipedia-pagina staat dat ze in die tijd zelfs dood wilde. Ze schudt driftig haar hoofd, terwijl haar ogen wijd open staan. “Ik wilde niet dood! Het was niet fijn, ik was erg verdrietig, maar de hoop heb ik nooit verloren. Als je gelooft en vijf keer per dag bidt, dan kan de situatie nooit hopeloos zijn. Ik heb altijd het vertrouwen gehad dat mijn leven beter zou worden. Dat is mijn kracht: dat ik nooit de hoop opgeef.” Na een paar maanden zag ze de zon weer schijnen. Sommige jonge asielzoekers werden teruggestuurd naar hun geboorteland, anderen werden overgeplaatst naar een ander opvangcentrum en tegen Sifan werd gezegd dat ze naar een appartementencomplex in Leeuwarden mocht. “Er woonden daar nog vier mensen, zij moesten op mij letten. Ze hebben me zó goed opgevangen en me heel veel geleerd. Want ik wist niets toen ik daar aankwam. Ze gingen met me winkelen, leerden me de taal en regelden alles voor me. En ik mocht weer naar buiten. Ik heb in Leeuwarden in het begin heel veel feestgevierd. De mensen die voor mij zorgden, waren bang dat ik verkeerde dingen zou gaan doen. Ze hebben als een agent over me gewaakt en dat was achteraf heel goed voor me. Ze hebben ervoor gezorgd dat ik naar school ging en niet alleen ging feesten. Tegelijkertijd waren ze als een vader en moeder voor me. Telkens stond er iemand voor me klaar als ik hulp nodig had. Ik had zó’n goed leven in Leeuwarden, het was misschien wel de mooiste tijd van mijn leven.” In die periode pakte ze het hardlopen op. “Ze vroegen wat ik leuk vond om te doen en ik zei: ‘Sporten.’ Ze zeiden dat ik kon gaan hardlopen: ‘Dat is gratis.’ Ik ben meegenomen naar de hardloopbaan. Ik begon met twee keer in de week hard te lopen. Gewoon om wat te doen te hebben.” Op haar achttiende, in 2011, kwam een einde aan het hoofdstuk Friesland. “Ik kon daar niet langer blijven. Ze vonden het beter voor mij dat ik naar Eindhoven ging. Er is daar een Ethiopische gemeenschap en ze dachten dat het beter was als ik met de mensen uit mijn geboorteland op zou trekken. Maar ik vond het net zo fijn om met Nederlanders om te gaan.” Sifan vond het lastig in Brabant, ze kon niet meer terugvallen op de mensen die haar in Leeuwarden bij de hand hadden genomen. “Ineens stond ik er alleen voor, moest ik alles zelf regelen. Ik moest zelf mijn appartement betalen, naar school en ook nog trainen. Het was zwaar, maar ook goed voor me. Mentaal ben ik er sterk van geworden, ik ben daardoor snel zelfstandig en volwassen geworden.” Het hardlooptalent was inmiddels ook buiten Leeuwarden bekend. Bondscoach Honoré Hoedt nam haar in 2012 op in zijn trainingsgroep. Opnieuw moest ze verhuizen, dit keer naar een atletenflat in Arnhem, zodat ze op Papendal kon trainen. Binnen vijf maanden liep ze al internationale toptijden. Sifan bleef Hoedt trouw toen hij werd wegbezuinigd door de Atletiekunie, ze sloot zich aan bij het door hem opgerichte Running Team Europe. “Soms moet ik tijdens een training overgeven van vermoeidheid. Dan vraag ik altijd aan Honoré: ‘Ben ik nu klaar?’ Daarna moet ik nog een keer alles geven van hem. Dan ben ik zó kwaad op hem, zeg ik: ‘Ik stop ermee!’ Maar na de training ben ik alles weer vergeten. Want ik weet dat ik zo hard moet werken om mijn droom uit te laten komen. En dat is een olympische medaille.” Hoedt legt de lat nog wat hoger. ‘De missie is goud op de 1500 en 5000 meter op de Spelen in Rio en dat is geen grootspraak. Voor de atletiek is ze een fantastische aanwinst,’ zei de coach bij de EK, ‘ze komt uit Ethiopië, maar ze heeft zich in Nederland ontwikkeld als hardloopster. Onder mij is ze serieus gaan trainen en heeft ze zich in iets meer dan een jaar ontwikkeld tot de snelste vrouw ter wereld op de 1500 meter.’ Ze gaat nu als Europees kampioen door het leven, maar de mensen die haar hebben gesteund toen ze net in Nederland was, is ze niet vergeten, die zitten voor altijd in haar hart. “Ik krijg zulke mooie reacties van hen via de mail en op Facebook, ze zeggen dat ze zo trots op me zijn. Maar de medailles zijn ook een beetje van hen. Wat die mensen voor mij hebben gedaan, is echte liefde. Zonder hen had ik het niet gered. De mensen in Leeuwarden en twee vrouwen die in het opvangcentrum in Zuidlaren werkten en veel aandacht aan me besteedden. Een van die vrouwen nam me mee naar buiten, met haar wandelde ik door het bos. Zij kocht heel dure schoenen voor me. Ze kostten 120 euro! Die gaf ze me, terwijl ze me amper kende. Vond ik zo’n mooi gebaar. Met de schoenen die ik van haar heb gekregen, ben ik in Leeuwarden ook met hardlopen begonnen.” Ze is heel even stil, zegt dan: “Er waren ook mensen die gemeen tegen me waren en die nemen, nu het zo goed gaat met hardlopen, ook contact met me op. Zij zeggen ook dat ze trots op me zijn... Nou, ik ben het verleden niet vergeten, hoor!” Zoals ze ook haar afkomst niet is vergeten. Na de EK keerde Sifan voor het eerst terug naar Ethiopië. Voor vakantie. “Ik vond het verschrikkelijk. Het regende de hele tijd en alles was in zes jaar tijd zo veranderd. Veel plekken die ik van vroeger kende, zijn verdwenen. Er staan nu moderne, hoge gebouwen. En veel bekenden van me zijn vertrokken. Er waren nog wel een paar vriendinnetjes van vroeger, maar ik ben zo veranderd de afgelopen jaren. Toen ik terugkwam in Ethiopië, zeiden ze: ‘Wat praat jij veel!’ Ik ben in mijn doen en laten veel eerder een Nederlandse dan een Ethiopische. Ik merkte terug in Ethiopië pas dat ik in Nederland zo ben veranderd.” Sifan zit hier helemaal op haar plek. “Ik heb hier nu meer vrienden dan daar. Misschien zal ik voor het hardlopen nog terugkeren in Ethiopië, maar Nederland is waar ik oud wil worden.” Haar moeder en oma trof ze ook niet tijdens haar vakantie. “Mijn moeder woont tegenwoordig in Istanbul. Mijn oma is verhuisd, woont nog wel in Ethiopië, maar ik vond het beter haar nu niet te ontmoeten.” De lach die bijna onophoudelijk op haar gezicht te zien is geweest, is even verdwenen. “Ik heb geen contact met mijn moeder en oma gehad sinds ik naar Nederland ben gegaan. Ik wist in het begin ook niet hoe ik contact met hen moest onderhouden. Nu zou dat wel kunnen, maar dat wil ik nog niet. Kijk, wij zijn moslims. Mijn moeder en mijn oma vinden dat mijn leven in het teken zou moeten staan van het geloof. Zij vinden dat ik me als vrouw zou moeten bedekken. Ik denk dat ze niet blij zullen zijn als ze weten dat ik voor mijn sport in een korte broek rondloop. Ik heb geen idee of ze weten dat ik Europees kampioen ben, maar ik vrees dat ze af zullen keuren hoe ik mijn leven leid. Zij leven strikt volgens de Koran. “Ik wil weer contact met hen opnemen, hoor. Maar als ik nu met mijn moeder zou praten, wordt het een erg lastig gesprek. Het zou meteen over het geloof gaan. Ik zou elke dag ruzie met mijn moeder hebben, vrees ik. Onze levens zijn zo verschillend. Als ik mijn oma had opgezocht in Ethiopië, dan had ik mezelf moeten bedekken. Als ik haar zonder sluier had ontmoet, was het eerste dat ze had gezegd: ‘Waarom loop je er zo bij? Je bent toch geen man?’ Ik wil mijn moeder en mijn oma geen pijn doen.” Ook in het leven van Sifan speelt het geloof een zeer belangrijke rol. Vijf maal per dag, ook ’s nachts, bidt ze. “Maar ik leef dus niet precies zoals het in de Koran staat. Ik vraag me geregeld af of ik daar ooit voor zal moeten boeten. Mijn moeder en oma zullen dat me inwrijven. Dat recht hebben ze ook, vind ik. Zij willen het beste voor hun kind en kleinkind. Doe ik wat het beste is? Daar twijfel ik geregeld aan. “Ik wil na mijn hardloopcarrière als een nog betere moslim gaan leven. Als ik tegen die tijd niet ben overleden... Want als ik sterf voordat ik als een heel goede moslim ga leven, heb ik een groot probleem, vrees ik. Als ik 120 ga waar ik 100 kilometer per uur mag rijden, word ik bestraft. Ik denk dat het ook zo werkt met het geloof. Als ik ongesluierd leef, terwijl dat eigenlijk wel zou moeten, word ik daar uiteindelijk voor gestraft. Het is toch een spagaat waar ik in zit. Als ik wil winnen, kan ik niet precies zo leven als het volgens mijn geloof moet. Het is niet eenvoudig voor me.” Ze is nog maar 22, maar heeft er al een bewogen leven opzitten. “Het was heel moeilijk om weg te gaan uit Ethiopië. Maar ik weet door alles wat ik heb meegemaakt wel wat ik wil en wie ik ben. Mijn ogen zijn geopend.” Sifan maakt aanstalten om te vertrekken. Ze moet even een rustig plekje opzoeken op Papendal om te bidden. “Ik denk dat het goed is geweest hoe het is gegaan. Als ik in Ethiopië was gebleven, was het leven nog veel moeilijker geweest.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Papendalganger

Veel Nederlandse sporters gebruiken Papendal als thuisbasis. [...]
Veel Nederlandse sporters gebruiken Papendal als thuisbasis. Helden gaat langs bij de Papendalgangers. In deel 11: de op Curaçao geboren en getogen 200 en 400 meterloper Terrence Agard, die vorig jaar na een ernstig auto-ongeluk de dood in de ogen keek en daardoor een ticket naar Rio kon vergeten. ‘Ik heb duizend engeltjes op mijn schouder gehad’ “Op 11 september 2015 veranderde mijn leven.'' Ik werd de dag daarvoor wakker op Papendal, pakte mijn telefoon en las een berichtje van de toenmalige vriendin van Churandy Martina. Ze was op 11 september jarig en vroeg of we zin hadden om uit te gaan in Breda om haar verjaardag te vieren. Ik had afgezegd, want mijn goede vriend Liemarvin Bonevacia deed mee aan de Diamond League in Brussel. Ik zou met hem meegaan en die avond bij hem blijven in het hotel. Maar Churandy en Hensley Paulina haalden me over, zeiden: ‘Ga nou mee, dat is toch gezellig!’ Op Papendal was het zo stil, het seizoen was afgelopen en alle sporters waren weg. Waarom ook niet, dacht ik. We reden vanuit Papendal naar Breda en hadden een leuke avond. Om een uur of vier in de ochtend reden we naar huis. Normaal slaap ik nooit in de auto, maar ik was zo moe. Ik zat rechts achterin. Hensley zat naast me, de vriendin van Churandy zat voorin en Churandy reed. We reden op de A50 en waren al redelijk in de buurt van Papendal. Churandy haalde een vrachtwagen in. Hij stuurde naar de linkerbaan en keek in zijn achteruitkijkspiegel. Er kwam een auto op hoge snelheid aangereden, dus Churandy stuurde snel terug naar de rechterbaan. Hij stuurde te snel. We knalden vol tegen de vrachtwagen aan, precies aan mijn kant. Hensley en Churandy vertelden me achteraf dat toen ik uit de auto werd gehaald, ik gewoon liep en sprak. Ik heb gevraagd wat we daar deden en waarom we niet naar huis gingen. Mijn hele gezicht zat onder het bloed. Ik ging zitten en begon ineens heel hard te schreeuwen van de pijn. Toen ging ik out. Ik weet niks meer, probeer het me elke dag nog een beetje te herinneren, maar het lukt niet. Ik werd wakker in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. De artsen waren net bezig een stellage op mijn hoofd te zetten. ‘Ben jij Terrence Agard?’ vroeg iemand. ‘Je hebt een auto-ongeluk gehad en je hebt je nek gebroken.’ Ze hadden me vastgemaakt aan het bed, ik kon me niet bewegen. Het eerste wat ik dacht was: ik ben verlamd. Ik raakte volledig in paniek en viel weer weg. Toen ik weer wakker werd, kon ik mijn handen bewegen. Dat was een opluchting. De artsen kwamen en zeiden dat mijn nekwervel C7 gebroken. Het eerste wat ik vroeg was of ik nog naar de Olympische Spelen kon. ‘Dat gaat niet gebeuren,’ was het antwoord... Ik ging niet naar Rio. Mijn droom viel in duigen. Later kwam pas het besef dat ik duizend engeltjes op mijn schouder heb gehad. Het was logischer geweest als ik een dwarslaesie had opgelopen of dood was geweest. De dokteren zeiden dat het weinig voorkomt dat iemand zo’n ongeluk overleeft. De anderen zijn niet gewond geraakt. Churandy en Hensley zijn nog even naar het ziekenhuis in Arnhem geweest, maar konden daar snel weer weg. In het begin had ik last van haatgevoelens, maar koos er uiteindelijk voor om de situatie te accepteren. Ik kan het niet vergeten, wel vergeven. Churandy heeft het niet met opzet gedaan. Hij is na het ongeluk meteen naar me toe gekomen om zijn verontschuldigingen aan te bieden. Hij kon er moeilijk mee omgaan, voelde zich slecht, en is naar een psycholoog gegaan om het te verwerken. In het begin was het contact tussen ons wat ongemakkelijk, maar dat ging snel over. We gaan goed met elkaar om. Churandy vroeg altijd wat hij voor me kon doen, was heel betrokken. Ook de Atletiekunie en de mensen op Papendal hebben me ontzettend geholpen. En mijn familie en vrienden natuurlijk. Mijn ouders zijn de dag na het ongeluk naar Nederland gekomen en een maand bij me gebleven. Voor hen vond ik het nog het ergst. Ze zijn sterk en ik heb zoveel respect voor ze. Ik heb een jongere broer, maar ook een zwaar gehandicapt zusje van 23. Ze kan niet praten en lopen, is net een baby. Ze woont op Curaçao in een tehuis. Mijn ouders doen zoveel voor ons. Toen mijn ouders teruggingen naar Curaçao kwam mijn broertje over. De revalidatie is best snel gegaan. Ik had drie maanden een stellage om mijn hoofd en kon alleen rechtop zitten. Eigenlijk zou ik op 15 september naar Curaçao vliegen, maar dat mocht niet. Tot december ben ik in Nederland gebleven. Ik woonde in een kamer op een bovenverdieping op Papendal, dus ik verhuisde naar een kamer op de begane grond, die van Churandy. Toen de stellage eraf ging, ben ik meteen naar Curaçao gegaan. Ik moest rusten, maar ik mocht wel voorzichtig bewegen. Een paar weken later begon ik met zwemmen, dat was een goede therapie. Vanaf het moment dat ik een stapje kon zetten dacht ik: ik kom dit seizoen al terug. Het was zwaar en moeilijk, vooral in de periode dat de stellage eraf mocht. Ik pushte mezelf te veel en boekte van december tot februari voor mijn gevoel te weinig progressie. Ik ben zo dankbaar en trots dat ik er goed uitgekomen ben. Buiten het litteken boven mijn neus – ik knalde op de ijzeren pinnen van de nekleuning van de stoel voor me – zie je niet aan me dat er iets is gebeurd. Ik ben alleen nog wat stijf in mijn nek, vooral ’s morgens als ik wakker word. Ik kan mijn nek minder ver draaien dan vroeger, maar dat wordt wel weer soepel. Ik stap nog gewoon in de auto, maar vind het lastiger om de controle uit handen te geven. Ik rij nu het liefst zelf. Door het ongeluk ben ik het leven anders gaan inzien. Ik waardeer elke dag dat ik leef, ben mentaal sterker geworden en geloof meer in mezelf. Ook mijn focus en discipline zijn beter. Ik geniet van kleine dingen: van wakker worden tot het praten met mensen. Mijn inspiratie haal ik uit personen als Muhammad Ali. Het was zo’n vechter. In de ring, maar ook erbuiten. In april heb ik voor het eerst weer een wedstrijd gelopen, in Florida. Dat ging wel aardig. In mei ben ik weer teruggekeerd naar Papendal om verder te herstellen en te trainen met de gedachte: wie weet kan ik nog meedoen aan het EK of zelfs de Olympische Spelen. Het EK is gelukt, ik liep mee met de estafetteploeg op de 4x400 meter. Toch was ik na de EK heel down. We hadden de olympische limiet net niet gehaald. Het was een harde klap. Voor het ongeluk liep ik de 400 meter in 45,85 seconden. De limiet voor Rio lag op 45,25. Ik zat er zo dichtbij en boekte nog zoveel progressie, ben ervan overtuigd dat ik individueel de limiet had gehaald en in Rio aan de start was verschenen als we geen auto-ongeluk hadden gehad. Ik ga nu beginnen aan een nieuwe olympische cyclus. In 2020, tijdens de Spelen van Tokio, ben ik dertig. Als klein jongetje op Curaçao zag ik de Olympische Spelen op televisie. Ik wilde net als Michael Johnson worden. Mijn droom is en blijft goud op de 200 en 400 meter. Ik loop die afstanden nu op ongeveer tachtig procent ten opzichte van vorig jaar, maar ik zal nooit opgeven. Tijd is mijn kostbaarste bezit geworden, want die krijg ik niet meer terug. Ik heb zeven maanden lang niks kunnen doen, dan besef je wel hoe waardevol het is. Maar ik ben ook gelovig. Het feit dat God me in leven heeft gehouden, betekent dat Hij wat speciaals voor me in petto heeft. Misschien wel die olympische medaille in Tokio.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Anouk Vetter: ‘Ik was een zielig hoopje mens’

Meerkampster Anouk Vetter (26) ging in 2019 door [...]
Meerkampster Anouk Vetter (26) ging in 2019 door een diep dal. De Europees kampioene van 2016 en de bronzen medaillewinnares van de WK 2017 besloot haar zevenkamp bij de WK atletiek in oktober in Doha na zes onderdelen te staken. Inmiddels kan de atlete weer lachen. “Ik moest keihard op m’n bek gaan.” “De bodem heb ik vorig jaar bereikt. Ik heb me nog nooit zo ongelukkig gevoeld en me zo geschaamd. Naar foto’s van m’n meerkamp op de WK kan ik niet kijken. Ik schrik van die enge, lege blik in mijn ogen. Soms denk ik: waarom heb ik het me zo moeilijk gemaakt, hoe kon mij zoiets nou overkomen? De WK in Doha waren de druppel. Maar ik was al een jaar lang niet gelukkig op de baan. Mijn eeuwige twijfels waren de boos­ doener. Die kwamen na mijn Europese titel in 2016 in Amsterdam. Ik hoop niet dat ik een eendagsvlieg ben, dacht ik toen. Een jaar later won ik brons op de WK in Londen. Heel even was ik blij. En opgelucht. Ik was geen eendagsvlieg. Mijn carrière voelde als geslaagd. Maar dat gevoel was van korte duur. Al gauw wilde ik meer. Maar hoe ging ik zoiets in hemelsnaam nog een keer doen? Sommige mensen krijgen zelfvertrouwen van een goede prestatie. Ik werd er juist heel onzeker van. Psycholoog Alles veranderde vanaf de EK 2018 in Berlijn. Ik werd vijfde en was opgelucht toen het was afgelopen. Eindelijk mocht ik een stap terug doen, hoefde ik even geen stress meer te voelen. Maar toen begon het nieuwe seizoen. Vanaf die EK voelde ik een loodzware druk om nog een keer iets moois neer te zetten. Die druk legde ik mezelf op. Op trainingen werd ik nog kritischer. Niks wat ik deed, vond ik goed genoeg. Ik sloeg volledig door, het plezier was weg. Ook buiten de baan was ik niet geluk­kig. Ik vond mezelf geen leuk persoon meer, was snel geïrriteerd en zag van alles en iedereen de negatieve kanten. Ik kon ook niet ontspannen. Rustig een keer op de bank een film kijken, ging niet. Er zat zoveel stress en spanning in m’n lijf. Mensen om me heen hadden het niet in de gaten. Ik kan prima de schijn ophou­den, voordoen dat het goed met me gaat. Mensen kennen me als een blije, vrolijke meid. Die act kon ik heel lang volhou­den, ook op trainingen. Bij de EK indoor in maart 2019 speelde een oude voetblessure op na het hoog­springen. Na drie van de vijf onderdelen moest ik stoppen. Vlak daarna gingen we op stage in Amerika. Toen stortte ik voor het eerst écht in. Ik kon in trainingen niet meer tot het uiterste gaan. Mezelf leeg trainen was juist altijd mijn kracht, ik kon doorgaan als mijn spieren al verzuurd waren. Toen lukte dat niet. Daardoor werden mijn twijfels alleen maar groter. Ben ik nog wel zo goed? Die twijfels sprak ik uit tegen mijn vader Ronald, die al jaren mijn coach is, en Charles van Commenée, onze hoofd­coach. Maar tegelijkertijd zette ik heel goede prestaties neer op de trainingen. Ronald had al vaker gezegd: ‘Anouk, wees nou niet zo kritisch, het is heel goed wat je doet.’ Hij filmde mijn trainingen weleens, zodat ik kon zien dat hij gelijk had. Ronald en Charles probeerden in Amerika tot me door te dringen: ‘Zie je nou echt niet hoe goed je bent?’ Op dat moment maakte ik me wel zorgen. Ik wilde het zo graag geloven, het beseffen, maar dat lukte niet. Ik hield m’n gevoel voor mezelf. Thuis wilde ik sowieso niet meer over atletiek praten. Als mijn vader, moeder of zus erover begonnen, veranderde ik snel van onderwerp. Ik wilde niet laten zien dat het niet goed met me ging, speelde de leuke Anouk. Mijn ouders hebben zich vroeger nooit zorgen om mij hoeven maken. Als kind deed ik het goed op school, ik werd niet gepest en was goed in sport. Ik wilde dat ze zich ook geen zorgen hoefden te maken over een volwassen vrouw. Op Papendal snapten mensen me sowieso niet. Ik was fysiek in orde, stond er goed voor, waarom zat ik te zeuren? Ik voelde me onbegrepen en schaamde me, dus ik praatte er niet over. Na de eerste meerkamp van het jaar in juni in Talence, die ik ook niet had, afgemaakt, ben ik gaan praten met een psycholoog. Het kon zo niet langer. Ik deed alles op de automatische piloot en had er totaal geen plezier meer in. Het rare is dat ik wel goed presteerde. De ene atleet zal dan denken: nou en, dan ga je toch gewoon even door? Maar ik ben juist iemand die alles op gevoel doet. Ik moet het ervaren, om me heen kunnen kijken, kunnen genieten. Erover praten hielp. Er werd tegen me gezegd dat ik de rest van het seizoen kon overslaan om alleen aan het mentale te werken. Maar een WK overslaan? Dat kon ik niet aan mezelf verkopen. Mijn voet was genezen en ik was fysiek goed, beter dan ooit. Ik moest dat alleen nog in m’n kop ervaren. De psycholoog hielp me naar mezelf te kijken. Na een paar gesprekken voelde ik me een stuk beter. Charles hield ik goed op de hoogte. De trainingen bleven goed gaan. Alles stond op groen. Ik twijfelde niet meer. Het zou goedkomen op de WK. Bijzaak Toen ik in Doha aankwam, voelde ik me anders dan op andere toernooien. Het was sowieso een raar WK. Dat von­den andere atleten ook. Bij de WK in 2017 zaten er tijdens de ochtendsessie al zestigduizend mensen in het stadion. In Doha was het leeg. Het hotel was enorm, had 33 verdiepingen, was oud en grauw. Sommige Nederlandse atleten zaten in andere torens, dus die zagen we nauwe­lijks. Het hele toernooi was sfeerloos. Sifan Hassan deed het meteen al gewel­dig. Haar eerste goud, op de 10.000 meter, hebben we nog gevierd in een zaaltje van het hotel. Ik gunde het haar heel erg, dacht op dat moment ook niet aan mezelf. Twee dagen daarna moest ik pas in actie komen. Voor mij begon het, zoals iedere zeven­kamp, met de 100 meter horden. Ik liep een prima tijd, maar raakte vijf horden. Dat overkwam me nooit. De eerste frustratie. Toen hoogspringen. Dat onderdeel ligt me sowieso al het minst. Het werd één grote struggle. Na twee onderdelen was ik al helemaal leeg. Ik had het gevoel dat ik op de verkeerde plek was en zei dat ook hardop: ik moet hier nu niet zijn. Ik probeerde me nog op te peppen voor het kogelstoten, maar ik voerde een toneelstukje op. Als laatste onderdeel van de dag kwam de 200 meter. Ik was diepongelukkig, dacht: voor wie doe ik dit nou eigenlijk? Niet voor mezelf. Na die eerste dag heb ik een paar uur lang heel hard gehuild in de kleedkamer. Alle atleten waren al weg. Ik was totaal ingestort. Ronald was heel lief, zei: ‘Ik weet dat ik je coach ben, maar nu ben ik je vader. Ik wil dat je gelukkig bent en ben trots op je.’ Vooral dat laatste was fijn om te horen. Ik vond dat ik hem al zolang had teleurgesteld. Terwijl Ronald juist al heel vaak had gezegd dat hij trots op me was en ik hem nooit zou teleur­stellen. Het liefst was ik meteen in het vliegtuig gestapt. Na een half uur in de kleed­kamer kwam de teamdokter bij me zit­ten. Ik heb nog twee uur lang gehuild en bij haar mijn hart gelucht. Pas om 2 uur ‘s nachts lag ik op bed. De volgende ochtend dacht ik nog: als het verspringen heel goed gaat, krijg ik misschien een boost en kan ik m’n meer­ kamp goed afmaken. Ik sprong 6 meter 20. Prima. Tien centimeter onder mijn persoonlijk record. Maar ik had verwacht richting 6 meter 40 te springen. Het was dus weer een grote teleurstelling. Charles had inmiddels de coachrol overgenomen van Ronald. Hij pepte me op, stuurde me en gaf aanwijzingen. Hij zag ook wel dat ik erdoorheen zat. Voor het speerwer­pen zeiden Charles en Ronald iets dat bij mij volledig verkeerd viel: ‘Kom op, doe het voor de familie.’ Dat riepen ze omdat speerwerpen normaal gesproken een goed onderdeel van me is en mijn moeder vroeger een goede speerwerpster was. Ik vatte het op alsof ik het voor hen moest doen, dus deed ik het. Maar ik wilde het niet wéér voor iemand anders doen. Na het speerwerpen moest ik weer enorm huilen. Ik moest het toch doen voor de familie, riep ik. Zo hadden ze het dus helemaal niet bedoeld. ‘Ik heb heel hard gehuild in de kleedkamer. Ik was totaal ingestort. Ronald was heel lief, zei: ‘Ik weet dat ik je coach ben, maar nu ben ik je vader. Ik wil dat je gelukkig bent’’ Met alleen nog de 800 meter te gaan, stond ik zesde. Helemaal niet slecht. Maar ik kon niet meer, was ingestort en een zielig hoopje mens. Ik liep naar Ronald en zei: ik ben er helemaal klaar mee, ik doe het voor niemand meer. Ronald vond het goed dat ik stopte, hij herkende me nauwelijks meer. Charles sprak me nog even toe. Hij noemde de consequenties, zei: ‘Als je die 800 meter nog rent, sta je sowieso op de Spelen in Tokio, dan heb je ruimschoots de limiet gehaald.’ Maar dat kon me niks schelen. Ik stond daar als het ongelukkigste meis­je van de wereld. Niks was dat waard. Ook andere mensen om me heen zeiden: ‘Kom op, nog een paar rondjes. Hier ga je spijt van krijgen.’ Maar ze hadden geen idee hoe ik me voelde. Ze zeggen toch niet voor niets dat sport de belangrijkste bijzaak in het leven is? Die bijzaak was nu even niet relevant. Charles vertelde me later dat nadat ik het besluit had genomen om te stoppen, er binnen tien seconden weer kleur op mijn wangen zat en de twinkeling in mijn ogen terug was. Ik was zo opgelucht, was klaar met de atletiekbubbel in Doha, kon eindelijk naar huis. Alleen de pers wachtte nog op een verklaring. In mijn hoofd had ik bedacht wat ik wilde vertellen. Ik zei dat het een mentaal probleem was. Ook dat was een opluchting. Ik was eindelijk eerlijk naar iedereen toe, dat was ik een jaar lang niet geweest. Die gekke blikken en vragen nam ik voor lief. Surfen De eerste twee weken na de WK wilde ik niemand zien en niks doen. Tegen mijn ouders had ik gezegd dat ik het zou aangeven als ik erover wilde praten. Afgelopen december vertelde ik ze pas dat ik me het hele jaar al niet meer had kunnen ontspannen, dat een film kijken me niet eens lukte. Ze schrokken ervan. Met mijn vader heb ik er veel over gesproken. Over Doha, maar ook over het hele jaar. Wat ik zou beslissen, of ik nou zou doorgaan of stoppen, hij was trots op me, zei hij. Met mijn moeder heb ik er ook wel over gesproken, maar die zei vaak net weer de verkeerde dingen. ‘Zet nog even door tot Tokio.’ Terwijl ze dat heel lief bedoelde. Van andere sporters die met soortgelijke gevoelens te maken hebben gehad, heb ik heel lieve berichtjes gekregen. Dat hielp enorm, ik was blijkbaar geen aansteller. Een paar weken na Doha zat ik met Charles om de tafel. Wat ze zeiden vond ik heftig om te horen: ‘Moet je wel doorgaan? We hebben je zo ongelukkig gezien, je mag je nooit meer zo voelen.’ Ze zeiden dat ik naar mijn hart moest luisteren. Wat wilde ik nou echt, hoe wilde ik mijn leven indelen? Rationeel wist ik het wel. Volgend jaar zijn de Spelen, natuurlijk moest ik niet stoppen. Na de WK nam ik afstand en besloot om in m’n eentje op vakantie te gaan. Ik wilde leren surfen in Sri Lanka en lag iedere dag in het water en hield een dagboek bij. Ik schreef op wat ik dacht en voelde, waar ik in het leven geluk­kig van word. Soms was dat emotioneel. En soms schreef ik: waarom heb ik de afgelopen tijd zo moeilijk tegen dingen aangekeken? Na die eerste week wist ik het. Ik wilde nooit meer zo diep zinken, maar vanbin­nen voelde ik: dit is wat ik wil. Ik hou van bewegen, van trainen, van diep gaan. Zelfs in de shittijd wist ik dat ik nog gelukkig kon worden van atletiek. De beslissing kwam echt uit mijn hart. De rest van mijn vakantie voelde ik me zo goed. Ik had een paar meiden ont­ moet waar het goed mee klikte. Aan de rand van het zwembad riep ik: ik ben zo ontspannen, zo gelukkig. Dat relaxte gevoel had ik jarenlang niet gehad. Ik kwam als een ander mens thuis. Tegen mijn vriend had ik al verteld dat ik doorging. Tegen mijn vader zei ik: ik bel morgen Charles om te vertellen dat hij nog niet van me af is. ‘Van andere sporters die met soortgelijke gevoelens te maken hebben gehad, heb ik heel lieve berichtjes gekregen. Dat hielp enorm, ik was blijkbaar geen aansteller’ Wake-up call Op Papendal keek iedereen me nog met zo’n blik vol medelijden aan. Dat vond ik vreselijk. Ik was niet zielig. Wat er gebeurd was, was kut, maar ik geloof echt dat ik even diep moest zinken. Anders was ik na de WK gewoon doorgegaan en was er niks veranderd. Ik kreeg een wake­up call. Ik moest even keihard op mijn bek gaan en met mijn neus op de feiten worden gedrukt. Dit is zonder twijfel het zwaarste dat ik heb meegemaakt in mijn carrière. Al mijn andere blessures, en dat zijn er veel geweest, vallen hierbij in het niet. Het was makkelijker geweest als ik mijn hamstring had gescheurd. Die geneest weer, bij een mentaal probleem weet je dat ik de WK niet heb afgemaakt. Als ik het nooit. Dat het zover heeft kunnen komen ligt voor een groot deel aan mijn persoonlijkheid.­ Ik wil altijd beter en meer. Atletiek stond altijd op de eerste plaats. Tege­lijkertijd lonkte voor het eerst ook het leven naast de atletiek: een studie volgen en terugverhuizen naar Amsterdam. Ik voelde me schuldig over die gedachten, schaamde me ervoor. Terwijl het gewoon hoort bij volwassen worden. Ik ben een atleet, maar wil meer zijn dan dat. Nu weet ik: het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Soms ben ik bang dat mijn ongelukkige gevoel weer terugkomt. Aan de andere kant: vorig jaar heeft het me overval­len, maar ik kan heus niet twee keer zo’n vloedgolf over me heen krijgen. Het helpt dat ik er nu over praat, ook met een psycholoog. Iemand die door me heen prikt, die me kan laten janken. Want als je mij laat gaan, houd ik de schijn op. Nu kijk ik met trots naar mijn eerdere prestaties, vooral naar mijn bronzen WK-medaille. Maar wat me nog trotser maakt, is hoe ik er nu mee omga en hoe ik hier nu zit. Tijdens de kerstdagen heb ik vier kerstfilms achter elkaar gekeken. Mijn familie ziet me weer dansen en springen thuis, hoort me weer praten over sport. Ik heb er geen moment spijt van gehad dat ik de WK niet heb afgemaakt. Als ik die 800 meter wel had gelopen, wist ik zeker dat ik naar Tokio mocht. Nu moet ik me volgend jaar kwalificeren, in mei in Götzis een goede meerkamp draaien. Als ik me in mijn hoofd goed voel, moet dat lukken. Maar mijn belangrijkste doel is om daar met een glimlach te staan. Als het in Götzis niet lukt, kan ik me een paar weken later ook nog kwalificeren. Aankomend jaar hoop ik aan drie meerkampen mee te doen. Die van Götzis, de Spelen in Tokio, en de EK in Parijs. Ik weet dat ik hoog kan eindigen in Tokio. De laatste jaren merkte ik in de winter dat mijn lichaam telkens sterker werd. Ze zeggen dat je op je 27ste op je best bent. Ha, dat mag ook wel na al die jaren. Laatst zei iemand tegen me: ‘Na Tokio stop je zeker?’ Het ligt aan dit jaar. Als ik het nu voor het zeggen heb, ga ik door. Maar in september ga ik sowieso met een studie beginnen. En ik wil graag samenwonen met mijn vriend, het liefst in Amsterdam. Vlak voor oud en nieuw zei ik tegen hem: ik kijk nu echt terug op een rotjaar. ‘Helemaal niet,’ zei hij, ‘je bent juist enorm gegroeid als mens.’ Hij heeft gelijk. Een jaar geleden stond ik er veel slechter voor. Dit gesprek had ik toen niet durven voeren. Het maakt me kwetsbaar, dat is eng. Het is makkelijker om een muurtje om je heen te bouwen.” Helden Magazine 50 Het verhaal van Anouk Vetter komt voort uit Helden Magazine nummer 50, waar op het moment van uitkomen een nieuw decennium is begonnen. Voor Helden een goed moment om jonge, nieuwe sporthelden te belichten. Sportman van 2019 Mathieu van der Poel draait alweer even mee, maar is net 25, wat jong is voor een wielrenner. De alleskunner siert de 50ste cover. In deze editie is er uitgebreid aandacht voor Generatie Z. Er zijn al tal van voetballers die na de eeuwwisseling zijn geboren, zijn doorgebroken of op het punt staan dat te doen. Onder meer Orkun Kökcü, Mohamed Ihattaren en Myran Boadu komen aan het woord. Daarnaast blikten wij aan de hand van afbeeldingen terug met de assistent-trainer van Feyenoord, John de Wolf. Heeft oud-aanvoerster Mandy van den Berg het plezier in het voetbal weer teruggevonden én lees je over de cultclub van Andries Jonker en Co Adriaanse. Verder in de 50ste editie van Helden gingen we langs bij schaatsster Esmee Visser en haar vriend Daan Olivier. Legden we het supertalent, Remco Evenepoel, negen namen voor én gaan we op wereldreis met baansprinter Theo Bos, die graag zijn carrière ‘rond’ wil maken. Daarnaast is de 21-jarige Griek: Stefanos Tsitsipas de nieuwe ster in het tennis, gaat Victoria Koblenko langs bij judoka Noël van ’t End én verteld Yara van Kerkhof, hoe haar wereld compleet instortte. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Geboren om te rennen

Abdi Nageeye heeft ambitieuze dromen. De geboren Somaliër is al de [...]
Abdi Nageeye heeft ambitieuze dromen. De geboren Somaliër is al de beste marathonloper van Nederland, maar denkt veel groter. We gingen bij hem langs in Kenia om zijn bijzondere levensverhaal te horen. “Ik denk weleens: wat heb ik al een bijzonder leven achter de rug.” Het is de crème de la crème van de marathon die binnen de hekken van de MOI University verzameld is. Ruim zestig atleten beginnen om acht uur ’s ochtends aan de baantraining, hoewel van een echte atletiekbaan geen sprake is. Het is een baan van zand rond een voetbalveld met doelen zonder net. In een langgerekt lint komen de atleten in sneltreinvaart voorbij. Twee uur lang rennen ze hun rondjes op de 400 meterbaan, terwijl coach en oud-atleet Patrick Sang toekijkt. De zon begint steeds feller te schijnen, de temperatuur stijgt met de minuut en haalt in no time de dertig graden. Het zijn normale omstandigheden hier in Eldoret, de op vier na grootste stad van Kenia die zich bijna op de evenaar bevindt. Sommige atleten dragen een trui met lange mouwen, die vinden het koud. Op kop lopen olympisch kampioen Eliud Kipchoge en Geoffrey Kamworor, vorig jaar winnaar van de marathon van New York. Een van de kleinste lopers van de groep draagt als enige een zonnebril. Het is Abdi Nageeye, Nederlands beste marathonloper. Een paar jaar geleden besloot hij zich te vestigen in de regio in het westen van Kenia die op een meter of 2200 boven zeeniveau ligt. De driehoek Eldoret, Iten en Kaptagat – de steden liggen allemaal zo’n dertig kilometer van elkaar – is vruchtbare grond, daar wordt de ene na de andere marathontopper gekweekt. De baantrainingen beschouwt Abdi als noodzakelijk kwaad. Geef hem maar de long runs. “Als ik veertig kilometer heb gelopen tijdens de training voel ik blijdschap. Waarom weet ik niet,” zegt de altijd vrolijke en makkelijk pratende Abdi. “Na afloop kan ik nauwelijks nog lopen, ik heb m’n lichaam helemaal naar de klote geholpen, kan me bijna niet meer omkleden, zo kapot ben ik dan. Als ik thuis ben in m’n appartement kan ik nauwelijks slapen. Mijn lichaam trilt nog helemaal van de inspanning. Dan zet ik jazzmuziek op of Frank Sinatra. Heerlijk. Dat is voor mij geluk.” Het is essentieel voor Abdi om in Kenia te wonen. Hij zit er op hoogte, kweekt er extra rode bloedcellen waardoor het lichaam beter in staat is zuurstof te transporteren. En dat heeft weer een groot effect op de prestaties van duurlopers. “Een Noorse jongen, Sondre Nordstad Moen, heeft acht jaar lang op hoogte getraind en liep onlangs het Europees record. Hij liep 2 uur en vijf minuten, terwijl zijn persoonlijk record daarvoor vijf minuten langzamer was. Twee Nieuw-Zeelandse jongens zitten tien jaar op hoogte en kloppen nu de Kenianen en Ethiopiërs. Als ik lang op hoogte blijf, word ik heel goed, dat weet ik zeker.” Een bijkomend voordeel is dat hij in Eldoret veel minder afleiding heeft. Zijn leven draait om lopen, lopen en nog eens lopen. “Als ik in Nederland ben, merk ik meteen hoeveel afleiding ik daar heb. Ik ga op bezoek bij vrienden, ben veel aan het reizen, kom ’s avonds laat terug. Hier hoef ik niets behalve trainen. Ik heb minder stress, in Nederland heeft iedereen haast.” ‘DE JONGENS HIER IN KENIA HEBBEN ME LATEN INZIEN DAT IK VEEL HARDER KAN LOPEN ALS IK DE NEDERLANDSE MANIER VAN DENKEN OVERBOORD ZOU GOOIEN’ Abdi draagt hetzelfde witte shirt als Kipchoge, Kamworor en nog tal van atleten, hij is namelijk een van de gelukkigen die deel uitmaakt van het NN Running Team, het eerste professionele marathonteam ter wereld dat vorig jaar werd geïntroduceerd door NN Group (Nationale- Nederlanden), Nike en Global Sports Communication met als doel om elkaar naar nog grotere hoogte te stuwen. Abdi heeft er grote baat bij. Geregeld voert hij gesprekken met Kipchoge, die hem voorhoudt dat hij de kwaliteiten heeft om een marathon in twee uur en vier minuten te lopen. Als Abdi niet denkt in barrières en in onmogelijkheden, dan pakt hij zeker het Europees record, denkt de regerend ‘koning van de marathon’. “Eliud heeft gelijk,” knikt Abdi, “eigenlijk ben ik jarenlang gehersenspoeld door de westerse opvattingen als het om de marathon gaat. In Nederland zei iedereen dat ik me toch niet kon meten met de Keniaanse en Ethiopische lopers, dat ik me maar moest richten op het Nederlands record van 2.08. Dat liep ik in oktober tijdens de marathon van Amsterdam. Vond iedereen geweldig.” Abdi liep in Amsterdam het tien jaar oude nationale record van Kamiel Maase uit de boeken en scherpte het aan tot 2.08.16, vijf tellen sneller dan de vorige toptijd. “Maar met die tijd ben ik in Kenia een middenmoter. De jongens hier hebben me laten inzien dat ik veel harder kan lopen als ik de Nederlandse manier van denken overboord zou gooien.” Hij haalt Lawrence Cherono en Philemon Rono aan, de Kenianen die in 2017 de marathon van Amsterdam en Toronto wonnen. “Die gasten wonnen in 2.05 en 2.06, maar ik loop ze eruit op de trainingen. Ik heb tijdens de long runs meerdere keren Eliud bijgehouden. De laatste keer liepen we samen weg bij iedereen. En Eliud is met 2.03 absolute wereldtop, hè. Ik heb hem er zelfs al een keer uit gesprint, moet ik niet te vaak doen, want hij is wel de captain. Ik denk nu: Abdi kom op, je kunt veel beter dan 2.06. Degenen die ons hebben wijsgemaakt dat het niet kan, zijn veelal atleten die niet volledig voor het hardlopen gingen. Jongens die er nog een studie naast deden, die dagelijks te maken hadden met de stress in Europa. Kamiel Maase deed er gewoon een studie naast, hij had minuten harder kunnen lopen als hij de keuze had gemaakt die ik nu maak. Waarom moet een atleet bezig zijn met wat hij na zijn carrière gaat doen? Dat doet een voetballer toch ook niet? Dat zijn die barrières. Je moet helemaal vrij zijn in je hoofd als je wilt presteren. Dat leer ik van die jongens in het team.” Maar de Afrikanen leren ook van hem. Abdi weet hoe het eraan toegaat in het Westen en kan hen wegwijs maken. “Ga maar eens vragen aan die jongens of ze weten wie Elvis Presley is. Ze hebben echt geen idee. Ze leven hier in zo’n andere wereld. Ze vragen me om tips voordat ze naar Europa gaan. Maar ik heb ze ook uitgelegd hoe ze blessures kunnen voorkomen door te rekken en stretchen. Daar wisten ze hier niets van.” Tien maanden per jaar zit hij in Kenia. Een half jaar zat hij in het kamp waar de Keniaanse hardlopers van het NN Running Team bij elkaar wonen in Kaptagat, maar dat trok hij niet meer. Abdi is toch te westers. “Voor het teamgevoel is het geweldig om met elkaar in het kamp te wonen om alles samen te doen,” zegt Abdi. Lachend vervolgt hij: “Maar die jongens hadden het alleen maar over de Keniaanse politiek en over koeien. En dat in hun eigen taaltje. Heel aardige jongens, hoor, ze helpen me enorm. Toen ik in Amsterdam het Nederlands record liep hebben een paar van de jongens van het team me heel erg geholpen door voor me te hazen. Maar soms wil ik hier in Kenia ook mijn eigen ding kunnen doen.” De interesses van Abdi liggen elders. “Bitcoins en cryptocurrencies. Soms gaat de waarde ervan duizend euro naar beneden op een dag, doordat de koersen zo schommelen. Vrienden vragen dan: ‘Hoe kun je daar zo relaxed onder blijven?’ Nou, in Kenia word je vanzelf heel relaxed.” Na de Spelen in Rio betrok Abdi zijn eigen appartement in Eldoret. “Het is niet de mooiste stad, maar er is een grote Somalische gemeenschap waar ik mee optrek.” Hij heeft er zelfs iemand die Ugali, de bij Afrikaanse duurlopers bekende maïspap, voor hem maakt. En ook kamelenmelk en -vlees kan hij er krijgen. “Ik kan thuis lekker BVN ontvangen, kijk vooral naar Jinek en De Wereld Draait Door. Ik lees de Volkskrant online en kijk vaak op nu.nl, zodat ik op de hoogte blijf van wat er in Nederland gebeurt.” Natuurlijk mist hij Nederland weleens. “Vooral het leven daar. Ik mis ook m’n vrienden en het gastgezin in Oldebroek, die me zo heeft geholpen. Als ik in Nederland ben, zoals in januari voor de halve marathon van Egmond, vind ik het heerlijk om iedereen weer even te zien. Maar tegelijkertijd denk ik: de jongens van het NN Running Team trainen nu op hoogte in Kenia…” In Kenia moet hij het ook stellen zonder zijn vrouw en twee zoontjes. “Ik heb hen maanden niet gezien, ze wonen in Somalië. Sterker, mijn zoontje is op 1 juli geboren vorig jaar, maar ik heb hem nog niet in mijn armen gehad. Mijn oudste zoon zag ik voor het eerst in het echt toen hij anderhalf was, hij liep al. Gelukkig bellen we heel vaak en m’n vrouw stuurt filmpjes en foto’s. Mijn vrouw komt uit Ethiopië, haar heb ik leren kennen toen ik daar trainde. In haar cultuur is het ook normaal dat de mannen vaak weg zijn.” Maar een hereniging van het gezin is nabij, zegt Abdi. Eind januari komen zijn vrouw en kinderen bij hem wonen in Eldoret. Als het bevalt, is hij van plan om een huis te kopen. “Vorig jaar kwam het besef dat het anders moest. Ik had de marathon van Rotterdam gelopen en zoals altijd deed ik alles wat ik had weer in twee koffers. Ineens was ik er klaar mee, ik zei tegen mezelf: Abdi, je bent bijna dertig en leeft nog steeds uit je koffer, dat moet anders. Ineens kreeg ik het gevoel dat ik me moest gaan settelen.” Om zijn pols heeft Abdi een kralenarmband van de Somalische, Keniaanse en Nederlandse vlag. “Ik leef in drie werelden, ben een nomadenkind, dat zit in m’n bloed. Mijn voorvaders waren ook nomaden. Mijn vader viel uit de toon, is boer in Somalië en altijd op dezelfde plek gebleven. Ik heb het nomadenbestaan weer opgepikt.” De reis van Abdi begon toen hij zes was. In Somalië barstte een burgeroorlog los, nadat de regering viel. Zijn halfbroer was eerder al naar Nederland vertrokken. “M’n vader heeft m’n halfbroer gebeld en gevraagd of ik samen met twee van m’n broers bij hem kon wonen omdat het zo onveilig was. Ik kreeg politiek asiel.” Abdi kwam terecht in Den Helder. Hij sprak snel Nederlands, speelde en voetbalde elke dag op straat, had veel vriendjes en deed het goed op school. “Van huis uit zijn we moslims, maar rond 1997 werd mijn halfbroer steeds strenger. Hij wilde dat we na school meteen naar huis gingen en de tv bleef uit. Op een dag, ik was tien, zei hij: ‘We gaan op vakantie naar Syrië.’ Dat vonden we te gek, we gingen nooit op vakantie. Mijn broers en ik pakten meteen onze zwembroek.” Een vakantie werd het niet, ze gingen er wonen. Na 11 september 2001 veranderde er veel in Syrië en voelden ze als oud-westerlingen steeds meer vijandigheden. Abdi zijn halfbroer en twee broers keerden terug naar Somalië. “Toen kwam ik weer terecht in de burgeroorlog. Op het platteland, waar mijn vader en moeder woonden, was het nog redelijk rustig. Elke stam had zijn eigen territorium. Maar ik merkte al snel hoe weinig een mensenleven voorstelde.” De druppel voor Abdi was de dag dat z’n vader hem naar het land stuurde om de apen weg te jagen die het land plunderden. “Ik zag een voor mij onbekend spoor, mijn oom was daar toevallig ook en vertelde dat het van een leeuw was die hij een kwartier eerder daar had gezien. Ik rilde van angst, dacht: als ik hier word opgegeten door een leeuw, wat heb ik dan voor leven gehad? Ik wil hier niet leven, het is te gevaarlijk. Ik wilde iets betekenen, een goede advocaat of beroemd worden. Dat ging niet gebeuren als ik in Somalië bleef. Ik wilde uitblinken en dacht: dan moet ik terug naar Nederland.” Niet veel later vertrok Abdi stiekem naar hoofdstad Mogadishu. Hij wilde in Ethiopië naar de Nederlandse ambassade om politiek asiel aan te vragen. “Tijdens mijn vlucht ben ik heel bang geweest.” Hij zag geregeld mensen langs de kant liggen die ware omgekomen door geweld. Toen Abdi op het punt stond het land te verlaten, belde hij zijn vader en moeder om te zeggen dat hij niet meer thuis zou komen. “Mijn vader stond daar totaal niet achter en mijn moeder was heel bezorgd. Maar voor mij was het belangrijkste dat mijn leven in gevaar was, dat vond ik veel erger. Ik probeerde m’n moeder gerust te stellen, zei: je weet dat ik slim ben, het komt goed met me.” Abdi ging naar de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba en kwam daar Dirk-Jan van der Steen tegen, die er als zendeling voor de Gereformeerde Zendingsbond verbleef en zich het lot van uit Somalië gevluchte kinderen aantrok. Van der Steen kreeg het bij de ambassade voor elkaar dat de zestienjarige Abdi mocht terugkeren naar Nederland, zes jaar nadat hij er vertrok. Er moest alleen een voogd worden gevonden en die vond Van der Steen in Jos Boeve, ontwikkelaar van energiesystemen die in Ethiopië als vrijwilliger een landbouwproject had bezocht en een lift terugkreeg van Van der Steen. Ze raakten aan de praat over Abdi en tijdens de autorit besloot Boeve zich over hem te ontfermen. Zo kwam hij in Oldebroek terecht. “Ik heb zoveel geluk gehad dat ik Dirk-Jan en Jos tegenkwam. De Nederlandse taal was ik helemaal vergeten. Ik pakte het snel weer op. Op tv keek ik als tiener naar Pokemon, Sesamstraat en Tom & Jerry, daar keek ik in Den Helder ook altijd naar als kind.” Abdi hielp op de boerderij van de familie Boeve, voerde de kalveren en hielp in het huishouden. Met zijn voogd had hij gesprekken over het geloof. “Dat waren interessante discussies tussen een moslim en een christen.” Ook de twee broers van Abdi met wie hij ooit naar Den Helder vertrok, waren welkom in Oldebroek. Abdi mocht de eerste dochter van Jos en zijn vrouw de kerk indragen toen ze werd gedoopt. De verbondenheid gaat verder. De jongste dochter van het gezin Boeve heet Naema, naar een zusje van Abdi en hun zoon heet Saïd, net als Abdi’s jongere broertje. ‘IK WILDE IETS BETEKENEN, EEN GOEDE ADVOCAAT OF BEROEMD WORDEN. DAT GING NIET GEBEUREN ALS IK IN SOMALIË BLEEF’ Abdi besloot op zijn achttiende een rondje te gaan hardlopen om zijn conditie op peil te houden. De familie Boeve was stomverbaasd omdat hij al zo snel terug was. De volgende dag besloten ze hem bij te houden op de fiets. Dat lukte amper, Abdi liep ongetraind al harder dan twintig kilometer per uur. Tien jaar na dat rondje in de omgeving van Oldebroek is hij Nederlands recordhouder op de tien, vijftien, twintig kilometer en marathon. Hij wil daar graag het nationaal record op de halve marathon aan toevoegen. “Ik verwijt mezelf niet dat ik pas op m’n achttiende ben begonnen met hardlopen, maar wel dat ik zo lang heb gewacht voordat ik op hoogte ging wonen. Als ik eerder met de jongens van het NN Running Team had getraind… Ik ga hier echt met sprongen vooruit. Ik word volgend jaar dertig, kan nog ver komen op de manier zoals ik nu train.” Door het hardlopen is hij inmiddels ook beroemd in zijn geboorteland, is geregeld op de Somalische tv te zien. “Mijn vader is trots op me, als hij me op tv ziet, belt hij me meteen op om dat te vertellen. Hij zegt vaak: ‘Wat heb jij toch een lef.’’’ De komende jaren zal hij in Kenia wonen voor zijn sport. Na zijn sportcarrière zal hij zijn tijd verdelen tussen Nederland en Somalië, denkt Abdi. “Het lijkt me mooi om Nederland kennis te laten maken met de Somalische watermeloenen. Ik heb ze nog nergens zo lekker geproefd, dat wordt een doorslaand succes.” Lachend: “Dat wordt een groter succes dan de handel in bitcoins.” Maar voorlopig draait alles om hardlopen. Hij vertelt dat hij graag een inspiratie wil zijn voor de hardloopjeugd in Nederland, laten zien dat door de juiste keuzes te maken en met behulp van goede begeleiding dromen uit kunnen komen. “Ik sta elke dag met een lach op, kan niet wachten om weer met de jongens te trainen en beter te worden. Ik geloof dat ik 2.05 of 2.04 kan lopen, dat ik wereldkampioen kan worden en een medaille kan halen op de Spelen. Dat zijn dromen voor later. Dit jaar richt ik me op de marathon van Boston, in april. Dat is een van de grote marathons, de zogenaamde Majors. In Boston wordt geen gebruik gemaakt van hazen en daardoor is het tegelijkertijd een heel goede voorbereiding op mijn andere grote wedstrijd in 2018: de marathon op de EK. Daar wil ik vliegen.” Het is tijd om afscheid te nemen, Abdi moet rust nemen om de volgende dag weer goed te kunnen trainen. “Ik denk weleens: wat heb ik al een bijzonder leven achter de rug. Ik lees nu het boek De logica van geluk van Mo Gawdat. Hij stelt dat je het lot moet accepteren. Je maakt zelf keuzes, bepaalt je eigen geluk. Daar geloof ik ook heel sterk in.”

Atletiek

Lieke Klaver: ‘Ik kan een wervelwind zijn’

Lieke Klaver is een opvallende verschijning. Op [...]
Lieke Klaver is een opvallende verschijning. Op de baan is ze razendsnel, vooral op de 400 meter. Daarnaast is ze rap van tong, enthousiast, vrolijk en ze zegt wat ze denkt. Een gesprek over lieve meneertjes, Stephen Hawking, Femke Bol en een geheim boekje. Mijn specialiteiten “Mijn kracht is een groot wapen. Van nature ben ik sterk, maak tijdens krachttraining snel spieren aan en ik loop de 400 meter ook eigenlijk als sprinter. Ik moet het vooral van mijn kracht en explosiviteit hebben en proberen mijn snelheid zo lang mogelijk vast te houden. Ik kom van de 100 en 200 meter. Mijn coaches vroegen me het ook eens te proberen op de 400 meter. Dat ging al snel goed. Maar nog steeds als ik een 400 meter loop, denk ik: wat duurt dit lang! Ik heb ooit geroepen: voor alles wat verder is dan 400 meter neem ik de auto wel. En daar sta ik nog steeds achter. En eigenlijk vind ik 400 meter ook net wat te ver. Ik zeg vaak genoeg tegen mijn coaches: waarom is de 300 meter geen officieel atletieknummer? Dat zou perfect voor mij zijn. Mijn coach zegt dan: ‘Ga maar hard trainen om ervoor te zorgen dat de 400 meter ook perfect is voor jou.’ Het is een puzzel. Ik moet aan de ene kant mijn kracht en explosiviteit zien te bewaren, maar tegelijkertijd moet ik zorgen dat ik wat meer uithoudingsvermogen krijg om mijn snelheid langer vast te kunnen houden. Ik ga er op de 400 meter vaak als een gek vandoor. Voor mij is het zaak de race zo in te delen dat de man met de hamer pas langskomt op het moment dat ik over de streep ga. Niet daarvoor. Dat is de zoektocht.” Mijn karakter “Ook wat mijn karakter betreft, ben ik eerder een sprintster. De 200 meter past veel meer bij mijn karakter dan de 400 meter. Ik ben extravert, zorg voor sfeer in de groep. Tegelijkertijd ben ik er de laatste tijd achter gekomen dat ik ook heel gevoelig ben. We doen het heel goed als Nederlandse atleten, er is steeds meer media-aandacht. Geweldig, maar een gevolg is ook dat steeds meer mensen een mening over je hebben. Ik krijg daardoor zoveel meer prikkels dan voorheen. Dat is wennen. Ongemerkt hebben die extra prikkels invloed op me. Ik moet even uitvogelen hoe ik die een plekje moet geven. We hebben een goede sportpsycholoog op Papendal met wie ik het hierover kan hebben. Maar ook met mijn coaches Laurent Meuwly en Bram Peters kan ik er goed over praten. Ik ben er heel open over, verstop mijn emoties niet en ben heel bewust bezig met wat ik ergens van vind, hoe ik ergens op reageer. Ik stel mezelf steeds de vraag: hoe kan ik hier het beste mee omgaan? Ook ben ik iemand die zich er niet voor schaamt om de tranen te laten lopen. Huilen is toch ook iets moois? Bij mij werkt het zo: als ik het niet opkrop en ik laat mijn tranen lopen, dan voel ik me daarna meteen weer de oude. Dan ben ik al heel snel weer de vrolijke, enthousiaste Lieke. Ik kan het iedereen aanraden om op z’n tijd even lekker een potje te huilen.” Mijn coaches “Ik ben 22, maar heb al meerdere coaches gehad. Paul Olofsen heeft mijn talent voor atletiek ontdekt. Toen ik de overstap maakte naar Papendal werd Rogier Ummels mijn coach. Ik woonde voor het eerst op mezelf, was achttien en de wereld ging voor me open. Rogier slaagde erin dat ik niet ging fladderen. Hij zag het meteen als ik er niet helemaal bij was met mijn hoofd, zorgde ervoor dat ik afspraken niet vergat. Ik ben een beetje een chaoot, kan een wervelwind zijn. Er wil nog weleens wat omvallen als ik ergens ben. Of mijn tas blijft haken achter de deurklink. Ik vind dat ik tegenwoordig wel chaotisch ben op een volwassen manier. Rogier heeft mij ook al een beetje geslepen tot een 400 meterloopster. De trainingen stak hij al zo in dat ik daardoor op den duur die afstand ook al goed kon gaan lopen. Anderhalf jaar geleden veranderde de structuur op Papendal en ging ik onder Laurent en Bram trainen. Ik ben Rogier heel erg dankbaar maar bij de bond hebben ze het natuurlijk ook goed gezien dat die structuur beter kon. Dat bewijzen de successen van de laatste tijd wel. De rolverdeling tussen Laurent en Bram is heel duidelijk. Laurent weet heel goed wat hij wil, hij kent alle schema’s uit z’n hoofd, weet wat er nodig is om ons bij de wereldtop te krijgen. En Bram zorgt ervoor dat wij allemaal nog tien procent extra kunnen geven, dat we onze grenzen toch nog wat verder leggen. Bram is van de finetuning, Laurent is wat strenger. Bram kan ook zeggen: ‘Niet tegen Laurent zeggen, maar neem maar even een chocolaatje.’ Die rolverdeling klopt gewoon. De hardere hand van Laurent hebben we ook nodig. Als Laurent ook gaat zeggen dat we een chocolaatje mogen nemen, worden we niet de loop-, maar de eetclub. Laurent is de afgelopen tijd ook wat waakzamer, zag natuurlijk ook dat er ineens veel op ons afkwam doordat we het zo goed doen. Hij riep ons in aanloop naar de Spelen allemaal bij elkaar. Hij had gemerkt dat iedereen dingen naast het trainen in zijn of haar agenda had staan. Van tandartsbezoekjes tot fotoshoots. Laurent zei: ‘Jullie mogen dit nu nog even afhandelen, maar daarna gaat de deur op slot. Het gaat om trainen, dat heeft de hoogste prioriteit. We zijn er nog niet.’ En zo is het ook. Daarnaast coachen wij als atleten elkaar ook. We hebben het heel gezellig onderling, er heerst echt een familiegevoel. Maar als het nodig is, geven we elkaar ook een trap onder de kont. We motiveren en helpen elkaar. De meesten van ons zijn nog jong, dus het is goed dat binnen de groep we soms tegen elkaar kunnen zeggen: ‘Doe jij eens even normaal.’” Mijn studie “Ik ben begonnen met een studie bouwkunde, maar ik doe nu de hbo-opleiding sportkunde. Ik droomde er als meisje van om architect of binnenhuisarchitect te worden en was vroeger helemaal niet zo goed in exacte vakken, heb veel bijles gevolgd. Daardoor begon ik er goed in te worden en werd het steeds leuker. Helaas was bouwkunde moeilijk te combineren met atletiek. Dat zorgde voor stress. Na drie maanden ben ik overgestapt. Als mijn atletiekcarrière erop zit, pak ik voor honderd procent mijn studie bouwkunde weer op. Ik heb het jaar voor de Spelen wel een tussenjaar genomen, maar pak de studie na Tokio weer op. Ik vind het belangrijk om mezelf ook intellectueel uit te blijven dagen, merk dat ik door dat tussenjaar op dat gebied ook een beetje stilsta. Omdat ik het leuk vind en om mezelf uit te dagen, heb ik boeken van natuurkundigen Stephen Hawking en Geoffrey West gelezen. Ik heb nu van atlete Eveline Saalberg het boek Cosmos van Carl Sagan geleend en ik heb er nu al zin in om aan te beginnen. Ik vind natuurkundigen, wiskundigen en scheikundigen heel erg interessant. Zij zijn vaak toch een tikkeltje anders. Toen ik bij Rogier trainde, maakten mijn trainingsgenoot Joris van Gool en ik trouwens geregeld voor de lol havo-eindexamens natuurkunde en scheikunde. Dat deden we vooral tijdens vluchten. Pakten we onze Binas, het informatieboek voor natuurwetenschappelijke vakken voor het voortgezet onderwijs, erbij en gingen we aan de slag.” Mijn uiterlijk “Waar mensen aan denken als ze mij beschrijven? Mijn krullen, oorbellen en navelpiercing. Die dingen vallen meteen op als ik aan het hardlopen ben. En ik heb een tatoeage: v=s/t. Dat is de natuurkundige formule voor snelheid. Met mijn uiterlijk bezig zijn voor een wedstrijd voelt voor mij als de finishing touch. Mijn optimale voorbereidingsritueel op een wedstrijd: rustig mijn haar en make up doen en voor ik wegga, doe ik op het laatste moment nog even mijn oorbellen in. Ik vind het natuurlijk niet vervelend als mensen zeggen dat ik er mooi bij stond op de baan. Mensen trekken toch ook leuke kleren aan naar hun werk? Mijn werk is atletiek, dus probeer ik zo verzorgd en leuk mogelijk voor de dag te komen. Als ik vind dat ik er leuk uitzie, dan voel ik me ook automatisch zelfverzekerder en lekkerder.” Mijn Instagram-account “Mijn Instagram-account ontplofte toen ik goed ging lopen. Het aantal mensen dat mij volgt op social media is flink gegroeid in korte tijd. Ik dacht altijd: zou er van mijn hand ooit iets heel erg viraal gaan? Nou, dat is gebeurd. Toen heb ik echt mijn telefoon even een weekje minder aangeraakt. Ik vond het overweldigend. Het waren vooral heel veel mannen die me in de gaten hielden. Ik dacht: als ik nu iets plaats, kijken ze allemaal mee. Dat vond ik een heel vreemde gewaarwording. Ik ben dan iemand die even die nieuwe situatie op zich in moet laten werken. Ik ben nu ook wat rustiger op social media. Zoals ik net al vertelde: ik ben even aan het ontdekken wat die extra prikkels met me doen. Hoe ga je om met social media? Dat is echt wel een thema. Je wordt tegelijkertijd bewonderd en afgekraakt. Ik vind het best eng. De reacties kunnen zo uiteenlopen. Ik heb voor mezelf het besluit genomen dat ik me alleen aantrek wat mijn vader, moeder, mijn management Global Sports Communication en mijn trainers zeggen. Als ik me van iedereen wat aan ga trekken, raak ik helemaal overprikkeld. Veel kritiek krijg ik niet te slikken, hoor. Ik zei laatst nog: wat heb ik toch een lieve volgers. Sommige vrouwen komen met de verschrikkelijkste verhalen over hun volgers. Ik heb allemaal heel lieve meneertjes die me volgen. En van de vrouwen die me volgen, voel ik ook geen haat of jaloezie. De huwelijksaanzoeken stromen binnen van die lieve meneertjes, ja. Ik heb in mijn bio ook staan: ‘Married to the game.’ Ik krijg af en toe de opmerking of het mogelijk is om ook getrouwd te zijn met hem. Nou, ik weet wel wat originelere openingszinnen. Ik reageer daar niet op. Ik denk tegenwoordig wat langer na voordat ik iets post. Eerst even tot tien tellen. Even bedenken welke goede en slechte reacties ik zou kunnen krijgen. Dat deed ik voorheen nooit. Ik heb nog een tijdje gedacht: later laat ik gewoon mijn tijdlijn aan mijn toekomstige kinderen zien, kunnen ze precies zien wat mama heeft meegemaakt. Daar ben ik vanaf gestapt. Ik hou wel een dagboek bij voor hen.” Mijn pijn “Toen ik vorig jaar september bij de Diamond League wedstrijden in Rome mijn persoonlijk record outdoor van 50,98 seconden liep, voelde ik me zo goed. De race was perfect ingedeeld, het voelde of ik een beetje vloog. Ik voelde ook geen pijn. Maar als ik de race net iets anders indeel, waardoor ik na 350 meter al helemaal kapot ben, dan voel ik heel veel pijn. Het wordt dan steeds zwaarder om je benen op te tillen. Op het moment dat ik stop met hardlopen, dan komt de echte pijn. De verzuring in m’n hamstrings en billen is zo erg. Als ik m’n knie stoot, kan ik er even overheen wrijven. Dat helpt vaak al. Deze pijn is anders, die zit vanbinnen. Je moet het maar gewoon ondergaan. Je kunt niet staan, weet niet hoe je moet liggen, zitten lukt ook niet. De benen en billen staan echt in de fik. Ik ga zo diep dat ik op die momenten zwart voor m’n ogen zie. Ik moet me dan echt even ergens aan vasthouden. Tijdens een trainingskamp in Zuid-Afrika was ik zo diepgegaan, lag ik na afloop languit in de gang van het stadion. De mensen daar schrokken zich rot, wisten ook niet wat ze met me aan moesten. Laat me dan maar even liggen, na een tijdje trekt de ergste pijn weg en gaat het wel weer. Mijn leven bestaat uit het opzoeken van de grens. Soms ga ik er overheen. Dat moet denk ik ook om die grens uiteindelijk weer wat verder te kunnen leggen. Op z’n tijd een beetje zwart voor de ogen zien, kan geen kwaad. Dat hoort erbij.” Mijn vriendin én concurrent “Iedereen in onze trainingsgroep werkt keihard en de sfeer is zo goed. We delen alles met elkaar. Tijdens het indoorseizoen werd veel de nadruk gelegd op de strijd met Femke Bol. We zijn vriendinnen, trainingsgenoten en teamgenoten op de estafette, maar waren ook concurrenten tijdens het indoorseizoen. De buitenwacht begon begin dit jaar steeds over die concurrentiestrijd, toen we het allebei heel goed deden op de 400 meter indoor. Heftig. Femke en ik zijn toen ook even apart gaan zitten en hebben een goed gesprek gevoerd. Na het EK zijn we samen een rondje gaan lopen om even door te nemen wat ons de afgelopen tijd allemaal is overkomen en om naar elkaar uit te spreken hoe we ons daar onder voelen. Ik denk dat veel van onze ploeggenoten niet door hebben gehad hoe intensief het voor ons is geweest. Onze coach Bram sprak er veel over met ons. Inmiddels is die strijd er niet. Femke richt zich tijdens het outdoor seizoen op de 400 meter horden en ik op de 400 meter. Femke en ik hebben heel veel aan elkaar, hoewel we de 400 meter heel anders aanpakken. Ik ga heel hard van start, terwijl Femke het veel meer van haar eindschot moet hebben. Femke kan zich tijdens trainingen optrekken aan mijn snelheid. En tijdens de endurancetrainingen probeer ik echt in haar slipstream te blijven zitten. We versterken elkaar echt. Maar het meest hebben we aan elkaar gehad toen we allebei als jonge meisjes in de grote mensen atletiekwereld kwamen. We hadden zoveel steun aan elkaar. Van een afstandje konden we het hele circus bekijken waarin we terecht waren gekomen. We konden daar goed over praten. Het is zo fijn om iemand te hebben met wie je die dingen kunt delen. Femke en ik hebben het er ook over gehad om een keer samen een stedentrip te gaan doen. Maar we merken ook dat er zo wordt ingezoomd op onze band, onze vriendschap en de strijd op de baan dat we na het EK allebei echt even apart van elkaar adem moesten halen. We zien wel hoe het loopt. De band is goed. We gaan niets forceren. Als een van ons even vrijheid of ruimte nodig heeft, dan gunnen we die elkaar. Wat karakters betreft, lijken we niet zo heel veel op elkaar. Femke is wat rustiger. Maar ik noem wat wij hebben zeker vriendschap. Maar het is geen doorsnee vriendschap. Het is gewoon niet altijd leuk als ik telkens iets moet zeggen over Femke. Moet ik weer een antwoord geven op een vraag als: ‘Hoe vind je het dat zij harder heeft gelopen dan jij?’ Zoals het voor Femke ook niet altijd fijn is als de eerste vraag luidt: ‘Hoe gaat het met Lieke?’ Het voelt soms alsof er iets wordt gecreëerd tussen Femke en mij wat er niet is. We moeten ervoor zorgen dat het niet zover komt dat het tussen ons in komt te staan. Daar zijn we allebei beducht voor. Ook omdat we elkaar de komende jaren tegen blijven komen op en naast de baan. We moeten bij onszelf blijven, dan is de vriendschap sterker dan wat dan ook.” Mijn familie “Mijn ouders hebben mijn broer en mij van jongs af aan bijgebracht dat het belangrijk is dat je als kind aan sport doet. Ik wilde eigenlijk op dansen, dacht dat mijn ouders daarin toe hadden gestemd. Maar ze brachten me ineens naar atletiek en dat was de eerste keer huilen. Ik vond het echt niet leuk, zat ik in een groep met allemaal kinderen die ik niet kende. Mijn broer Ties van anderhalf jaar ouder zat ook op atletiek, aan hem trok ik me op. We gingen samen op de fiets naar de baan, liepen vaak samen onze rondjes en dan probeerde ik hem bij te houden en zelfs te verslaan. Ik merkte aan de andere meisjes al snel dat ze verbaasd stonden van de tijden die ik liep. Toen werd het natuurlijk steeds leuker. Mijn ouders zijn mijn vangnet. Ik ben iemand die altijd alles zelf probeert te doen. Alleen als ik er echt niet uitkom, klop ik bij hen aan. Ik vind het heel fijn dat ze me die ruimte geven, voel me daardoor heel erg vrij. Wat ik heel mooi vond, is dat mijn moeder me verraste door ineens op te duiken in Yokohama. Ze vloog voor een weekendje naar Japan om mij te kunnen zien. Mijn moeder is heel fanatiek, durft eigenlijk niet naar mijn wedstrijden te kijken. Ze vindt reizen geweldig, wil mee naar elk toernooi. Mijn vader is veel nuchterder. Hij vraagt altijd: ‘Heb je er nog plezier in? Gaat het goed? Is je coach nog een beetje aardig voor je?’ Als ik die drie vragen met ‘ja’ heb beantwoord, zegt hij: ‘Mooi.’ Maar hij is ook heel trots, hoor. En mijn broer is mijn grootste fan. Hij weet al m’n tijden uit z’n hoofd. Als ik iets niet weet, dan bel ik Ties. Hij dreunt zo alle informatie op. Als mijn moeder vraagt hoe laat ik moet lopen, antwoordt Ties vaak. Ties zorgt ook altijd dat de hele familie weet hoe ze me kunnen volgen via livestreams of op tv. Ties is volop student bos & natuurbeheer. Hij zegt vaak tegen me: ‘Als je wint, dan gaan we wat drinken met z’n allen.’ Als ik heb gewonnen, krijg ik vaak een filmpje dat hij en z’n vrienden een biertje achterovergooien. En dat zie ik dan, terwijl ik met mijn eiwitshakes in het rond loop.” Mijn guilty pleasure “Heel suf: crackers met boter en hagelslag. Kijk, ik kan ook een pak koek kopen, maar die gaat bij mij altijd in één keer op. Kan ik toch beter twee crackers nemen? En in Arnhem is een tentje waar je heel grote milkshakes kunt krijgen. Je kunt er ook eentje krijgen met de smaak van Maltesers. Het glas dippen ze eerst nog even in de Kinder Bueno chocolade. Zo lekker. Hun brownie met slagroom is ook geweldig. Twee keer per jaar beloon ik mezelf met een bezoekje aan dat tentje. Alleen buiten het seizoen. Natuurlijk let ik goed op wat ik eet, ik weet precies wat ik binnen moet krijgen wat betreft eiwitten en koolhydraten. Maar zo nu en dan iets lekkers nemen is niet verboden, hoor.” Mijn droom “Een gouden medaille op het WK. Iedereen droomt altijd van de Olympische Spelen, maar een wereldtitel lijkt me nog vetter. Een WK atletiek is wat intiemer of zo, de Spelen zijn zo groot. Ik ben nu nog heel erg aan het ontdekken hoe goed ik kan worden, ben zo nieuwsgierig naar wat ik de komende jaren zal kunnen. Ik heb in een boekje drie tijden genoteerd. Een tijd voor de 100, 200 en 400 meter. Ik vind het zo eng om die tijden hardop uit te spreken. Dat is iets van mezelf, niemand weet die tijden. Ik weet precies waar dat boekje met die drie tijden ligt. Af en toe kijk ik er even naar. Die tijden zijn mijn heilige doel. Het zou zo gaaf zijn als ik erin slaag om die op een dag te lopen. Af en toe bereken ik hoe ver ik nog bij die tijden vandaan zit en bedenk ik wat ik moet doen om weer wat dichter in de buurt te komen. Alles kan nog beter. In trainingen haal ik voor m’n gevoel ook nog zo vaak een ‘zesje’. Ik kom eigenlijk nog maar net kijken. Voor ik naar de training ga, denk ik geregeld: laat ik vandaag van die 6 eerst maar eens proberen een 6,1 te maken. En het is niet zo dat mijn leven een ramp is als ik die wereldtitel niet win, hoor. Ben je gek. Ik wil sowieso met een happy gevoel terugkijken op mijn carrière als die voorbij is. Die afspraak heb ik met mezelf gemaakt.” Helden Magazine Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Sifan Hassan: ‘Zonder espresso loop ik achteraan’

Sifan Hassan is een alleskunner. Op de Spelen [...]
Sifan Hassan is een alleskunner. Op de Spelen start ze op de 5000 en 10.000 meter en op beide afstanden geldt ze als favoriet voor goud. We spreken haar aan de hand van uitspraken die ze eerder deed in Helden over haar geheim, de liefde, het geloof en haar toekomst. ‘Met mijn rechterbeen maakte ik altijd een vreemde beweging. Bij Alberto Salazar willen ze dat aan gaan pakken, ze voor­spellen niet voor niets dat ik veel harder kan. Ik ga op een andere manier lopen, is de bedoeling. Mijn benen zijn te zwak, die willen ze veel sterker gaan maken.’ - Sifan in 2017 - “Aan die vreemde beweging heb ik heel hard gewerkt sinds ik in 2016 in Amerika ben gaan trainen. Het is lastig om iets af te leren waar ik me jarenlang vertrouwd bij heb gevoeld. Dat verander je niet zomaar, want je lichaam is ook ingesteld op die beweging. Een andere manier van lopen kan ook voor blessures zorgen. Het is een proces van jaren geweest: wennen aan de nieuwe loopbeweging, rustig opbouwen. Het is nu veel beter dan vijf jaar terug. Daarnaast ben ik inderdaad sterker geworden, vooral mijn rechterbeen is veel sterker.” Je hebt bij het WK in Doha in 2019 voor een unieke prestatie gezorgd door als eerste atlete op één WK zowel de 1500 meter als de 10.000 meter te winnen. Is het werken aan je rechterbeen de sleutel geweest? Sifan knikt: “Dat is heel belangrijk. Daarnaast doe ik sinds ik de overstap maakte naar Amerika veel meer aan krachttraining, gemiddeld drie keer per week. Dat is echt een verschil met toen ik in Nederland trainde. En op tactisch gebied ben ik ook heel erg vooruitgegaan. Vroeger kon ik me tijdens de wedstrijd van de wijs laten brengen. Ik hou me tegenwoordig goed aan het plan dat we vooraf hebben uitgestippeld. Ik heb meer ervaring, ben rustiger in mijn hoofd tijdens wedstrijden. Over het mentale deel heb ik veel gesproken met mijn coach Tim Rowberry. Ik was vaak te ongeduldig. ‘Met ongeduld bereik je niks,’ houdt Tim me altijd voor. Hij heeft me echt geleerd de rust te bewaren. Ik ben in Amerika echt volwassen geworden als atlete.” We hebben jou vreselijk ziek zien zijn na een nederlaag, kun je met tegenslagen ook beter omgaan? Lachend: “Ik kon zó boos worden als ik verloor of als ik een fout maakte. Die onvrede kwam ook doordat ik nog op zoek was. Ik maakte tactische fouten, wist ook nog niet hoe hard ik kon lopen. Ik had vaak het gevoel dat ik er niet uithaalde wat er in mij zat, dat zorgde voor die woede. Het is vreselijk als je voelt dat je kunt winnen, maar je weet niet hoe je dat moet doen. Nu is er veel meer berusting als ik verlies. Ik weet nu wat ik kan, sta goedgetraind aan de start en ga met een duidelijk plan de wedstrijd in. Als een ander beter is, kan ik gewoon eerlijk zeggen dat de ander beter was.” Hoeveel pijn voel jij tijdens een race? “In Doha, toen ik wereldkampioen werd, had ik geen pijn tijdens de 10.000 meter. De eerste drie kilometer vond ik zelfs een beetje saai. De laatste twee kilometer gingen fantastisch omdat het tempo flink omhoogging. Maar pijn? Nee, dat voelde ik ook toen niet. Ik was niet moe, kon volop genieten tijdens het lopen. Toen ik in oktober in Hengelo het Europees record verbrak, had ik ook geen pijn. Ik had alleen wat last van de kou. Mijn lichaam is gewoon heel goed ingesteld op de 10.000 meter, denk ik. De 1500 meter is een ander verhaal, dan voel ik echt wel pijn. Die afstand is veel moeilijker voor me. Het gaat veel harder, waardoor ik echt op m’n tanden moet bijten. Daarnaast is het mentaal ook zwaarder en tactiek speelt een belangrijkere rol. Het is echt vier ronden lang zo hard mogelijk lopen als je kunt. Je voelt de verzuring toenemen en hebt op een gegeven moment het gevoel dat je geen lucht meer krijgt. M’n longen! Na vierhonderd meter komt de pijn al en dan moet je nog bijna drie ronden. Het doet veel pijn, maar ik vind het wel geweldig om te doen.” Hoor jij nog iets tijdens een race? “Tijdens de 10.000 meter hoor ik de eerste vijf kilometer alles.Op de 1500 meter hoor ik van begin tot einde niets.” Praat je tegen jezelf tijdens een wedstrijd? “Tijdens de 1500 meter heb ik geen tijd om te denken, laat staan tegen mezelf te praten. Het is alleen maar zo hard als ik kan rennen, rennen, rennen. Op de 1500 meter is elke beslissing die ik neem ook instinctief.” Lachend: “Tijdens de 10 kilometer heb ik tijd om te chillen. Ik heb zoveel tijd om na te denken en tegen mezelf te praten. Dan vertel ik tegen mezelf: je gaat het halen, het komt goed. In de eerste kilometers gaat het vaak rustig, daardoor heb ik ook tijd om naar het publiek te kijken.” Jij hebt de dag na een race toch wel ongelooflijke spierpijn? “De dag na een 10.000 meter voel ik echt wel dat ik veel heb gevraagd van mijn lichaam. Dan ben ik zo moe, echt niet normaal. Ik slaap dan heel veel. Het kost me echt wel een paar dagen om mijn energieniveau weer op orde te krijgen. Bij de 1500 meter voel ik tijdens een race en meteen erna pijn. Soms denk ik dat ik doodga door het zuurstoftekort, maar een dag later heb ik lichamelijk veel minder last van de inspanning. Sterker: na een kwartiertje ben ik al redelijk hersteld. Een dag na de 1500 meter kan ik vaak alweer trainen.” Je beheerst zo’n beetje elke afstand tussen de 800 meter en de marathon. Wat vind je de leukste afstand? “De 1500 meter in combinatie met de 10.000 meter. De 1500 meter is zo stressvol, maar als ik die afstand win, ben ik zo verschrikkelijk blij. Omdat ik zoveel van mezelf vraag op tactisch, mentaal en fysiek vlak is de voldoening ook zo groot. En de 10.000 meter is zo fijn omdat het tijdens de race echt chillen is voor mij. Heerlijk om rond te lopen met het gevoel dat het vanzelf gaat. De blijdschap zit bij de 1500 meter dus vooral na een race en bij een 10.000 meter voel ik dat lekkere gevoel al tijdens een race. Dat maakt die combinatie zo mooi.” Die combinatie is dus uniek. Denk je weleens: Sifan, wat ben je allemaal aan het doen? “Voor mij is het niet zo’n big deal. Ik doe gewoon wat ik leuk vind en het is mooi dat het lukt. Maar ik merk natuurlijk wel dat mensen het bijzonder vinden dat ik die afstanden combineer. Dat ze zo verbaasd zijn, maakt mij ook wel een beetje trots en blij, hoor. Als mensen steeds zeggen dat ik het fantastisch heb gedaan, dan voelt dat ook... Ja... Ik word er een beetje verlegen en zenuwachtig van. Mijn vriendinnen beginnen er ook vaak over. Dan vragen ze: ‘Hoe doe je dat toch?’ Ik roep dan vaak: stop nou alsjeblieft.” Maar de vraag van jouw vriendinnen is natuurlijk wel terecht. We willen allemaal van je weten: hoe doe je dat? Lachend: “Ik weet het niet. Misschien omdat ik het leuk vind. En omdat ik er hard voor werk. Maar verder... Ik kan er geen antwoord op geven.” Jij gaf aan dat je de 1500 meter op het WK in Doha zo goed liep omdat je boos was door alles wat er was gebeurd met je ex-coach Salazar, die de dag na het goud op de 10.000 meter voor vier jaar werd geschorst wegens het overtreden van de dopingreglementen. Loop jij harder als je boos bent? “Nou, bij mij kan dat wel helpen. Als ik die woede in me houd, er niet over praat zoals tijdens dat WK, dan komt die boosheid eruit tijdens een wedstrijd en kan ik nog harder lopen en dieper gaan. Ik heb al vaker heel hard gelopen terwijl ik boos was. Ik moet niet eerst over mijn frustraties praten, het echt binnenhouden. Dan explodeer ik op de baan.” De grote vraag is dus hoe we jou bij de Olympische Spelen in Tokio boos kunnen maken. Lachend: “Dat zegt mijn coach Tim ook! Het is niet zo makkelijk om mij boos te maken, want dat ben ik niet zo snel.” Nadat je de 1500 meter had gewonnen op het WK zei je voor de camera meteen: ‘I am clean.’ Er waren door je samenwerking met Salazar ook meteen twijfels over jouw prestaties. “Daar word ik dus boos van! Het is niet logisch en niet eerlijk om dat te denken. Bij mensen die doping gebruiken, zijn de prestaties niet constant. Ze lopen veel harder als ze gebruikt hebben. En dan pakken ze je ook. Ik was al goed voordat ik naar Salazar ging. Ik moest alleen nog aan dingen werken, zoals mijn rechterbeen en ik kon tactisch nog beter worden. Maar het is niet zo dat ik in Amerika ineens omhoog ben geschoten. Met gerichte training komt het er nu alleen veel meer uit bij mij.” Tim Rowberry is sinds februari 2020 je coach in Amerika. Hoe verloopt de samenwerking? “Er is niet zoveel veranderd. Tim is jonger, in de dertig, was een goede 400 en 800 meterloper en een goede collegecoach. Hij is een slimme jongen. Hij heeft ook meteen ingezien dat ik met meer krachttraining nog beter kon worden en dat ik nog wat aan mijn snelheid kon doen, door zijn ervaringen als oud-atleet. Dankzij Tim ben ik echt weer een stuk sterker en explosiever geworden. En op mentaal vlak is hij dus ook heel goed.” Je zat in februari 2020 in Ethiopië toen het coronavirus de hele wereld in z’n greep kreeg. Je kreeg door de pandemie visumproblemen, kon een tijdlang niet terug naar Beaverton om bij je coach te zijn. Sterker, je kon vijf maanden lang Ethiopië niet meer uit. “Dat was heel moeilijk. Toen de Olympische Spelen ook nog eens niet doorgingen, was het lastig om gemotiveerd te blijven. Ik heb twee maanden weinig gedaan, had nergens zin in. Ik heb wel veel gebokst, daarin kon ik mijn boosheid over de hele situatie kwijt.” ‘Ik krijg nog steeds vaak de opmerking: ‘Je hebt zulk mooi haar, waarom loop je niet met je haar los?’ Ik ben toch geen model?’ In coronatijd heb je wel een Europees record op de 10.000 meter gelopen in Hengelo en het werelduurrecord verbeterd... “Ik heb mezelf herpakt. Ik kon veel minder trainen dan ik gewend was, maar tegelijkertijd kon mijn lichaam wel goed tot rust komen. Toen ik de training weer echt oppakte en ik wist dat ik wedstrijden kon gaan lopen, was ik meteen weer heel erg gemotiveerd. Ik had weer een doel. Maar als ik eerlijk ben, dan heb ik die records gelopen terwijl ik niet op mijn best was. Ik denk dat ik die goede tijden liep omdat ik zo dankbaar was dat ik weer lekker buiten kon lopen.” Grote vraag is natuurlijk: op welke afstanden ga je uitkomen op de Spelen? “De 1500 meter vind ik zo mooi, maar ja... Ik wil voor twee medailles gaan en de kans is het grootst als ik voor de 5000 en 10.000 meter ga, tussen die afstanden heb ik genoeg tijd om te herstellen. Tussen de finale van de 1500 meter en 10.000 meter zat bij het WK genoeg tijd, maar op de Spelen zit daar maar één dag tussen. Als ik voor de 1500 meter kies, dan is de kans groot dat ik veel minder energie heb voor de 10 kilometer. Het is dus beter om geen risico te lopen.” ‘Ik krijg geregeld de vraag waarom ik niet gewoon wedstrijden loop met mijn haar los. Het is niet dat ik me schaam, ik ben ook niet ontevreden als ik naar mezelf in de spiegel kijk, maar ik wil als hardloopster aandacht krijgen door mijn prestaties en niet door m’n haar.’  - Sifan in 2017 - Lachend: “Ik krijg nog steeds vaak de opmerking: 'Je hebt zulk mooi haar, waarom loop je niet met je haar los?’ Ik ben toch geen model? De aandacht moet gaan naar mijn lopen, niet naar mijn haar.” Hoe vaak heb je thuis je haar los? “Alleen als ik na het hardlopen ga douchen. En heel soms heb ik mijn haar los tijdens een training. Maar dat is nu al heel lang geleden.” Je kunt ook denken: als ik m’n haar los doe, val ik niet alleen op door mijn tijden, maar weet de mensheid nog beter wie ik ben. “Dat is waar, maar ik heb toch liever dat de focus op mijn prestaties gericht blijft. Ik vind: bij een wedstrijd maakt het niet uit hoe iemand eruitziet, het enige dat telt is de tijd die hij of zij loopt.” Of ben je bang dat je met los haar te veel luchtweerstand krijgt? Lachend: “Nee hoor, dat maakt niet uit. Ik denk eerder dat mijn tegenstanders er last van hebben. En misschien zullen de anderen denken: wat is dat voor een gek mens met dat losse haar?” Je hebt ook veel atleten die een ritueel hebben waardoor ze de aandacht op zich gericht weten. Usain Bolt is daar een goed voorbeeld van. Florence Griffith viel vroeger op door haar lange nagels en opvallende kleding op de baan... “Zoiets moet wel bij je passen en ik denk niet dat ik me er fijn bij zal voelen als iedereen over mijn haar zou beginnen. Dat wordt dan zo’n ding. Wil ik niet. Ik vind: het is hardlopen, geen modeshow.” Jij blijft dus lopen met vlechtjes in, dat is duidelijk. Hoort het doen van je haar ook bij je rituelen? “Nou, een ritueel zou ik het niet willen noemen. Ik doe het alleen omdat vlechtjes makkelijker zijn op de baan. Ik ben niet zo van de rituelen. Nou, ja... Eigenlijk heb ik er wel twee. Ik ga altijd douchen voor een wedstrijd, wil het lekker warm hebben. En ik móét koffie hebben voor een wedstrijd of training. Espresso het liefst. Zonder koffie loop ik achteraan.” Lachend: “Het is niet te hopen dat ze koffie ooit op de dopinglijst zetten, want dan kan ik wel stoppen.” Dus in Doha nam je nog even snel een espresso voordat je iedereen naar huis rende? “Een uur voor de wedstrijd een espressootje, even een warmingup en dan de baan op. Door de koffie krijg ik zoveel energie, gaat er ineens zoveel om in mijn hoofd. Nadat ik m’n espresso heb gehad, probeer ik altijd stil te blijven. Ik wil die energie opsparen voor op de baan. Ik zeg het laatste uur voor een wedstrijd dus bijna niets, kan genieten van die stilte en voel dan de energie in mij opborrelen. Het lijkt ook dat ik veel meer gefocust ben, me bewuster ben van wat ik aan het doen ben. Die energie komt vrij op het moment dat het startschot klinkt. Heerlijk!” Merk je dat je bekender bent nu je als wereldkampioene en wereldrecordhouder te boek staat? “Ik merk wel dat ik populairder ben. Vroeger vroeg iemand weleens heel voorzichtig: ‘Ben jij misschien Sifan?’ Nu vragen mensen het niet, maar komen ze meteen op me af en roepen ze m’n naam. Ik krijg ook veel brieven van fans. En kinderen willen veel vaker met me op de foto. Ik vind kinderen fantastisch, dus dat vind ik geweldig.” ‘In mijn leven is er geen ruimte voor een relatie, dat zorgt alleen maar voor problemen omdat ik zo vaak weg ben. Dan ben ik liever niet verliefd. Een relatie is voor mij toekomstmuziek.’  - Sifan in 2015 - Glimlachend: “Nou... Wat zal ik hier eens op antwoorden?” Er is zeker iets meer ruimte voor de liefde in je leven? Lachend: “Ehh, ja.” We weten al dat je harder loopt als je boos bent of koffie hebt gedronken. Loop je ook harder als je verliefd bent? “Lopen als je verliefd bent, is gewoon anders. Hoe moet ik dat zeggen... Het is een mooi gevoel. Maar of ik er harder door ga lopen, weet ik niet. Vijf jaar geleden dacht ik nog dat verliefdheid mijn hardlopen alleen maar in de weg zou zitten. Ik weet nu in elk geval dat dat niet zo is. Ik ben niet iemand die niets meer kan als ze verliefd is, hoor, ga niet roepen tegen een man dat ik alleen maar bij hem wil zijn.” Hoe vul jij je leven in als je in Amerika bent? “Als ik in Nederland ben, heb ik veel afspraken. Even bij die langs, dan nog even daarheen. In Amerika heb ik die afleiding veel minder, gaat al mijn tijd op aan trainen. Ik train twee keer per dag. Daar ben ik de hele dag druk mee. In Nederland is het: afspraak, nog een afspraak, een beetje hardlopen en daarna weer afspraken. In Amerika is het hardlopen, hardlopen en nog eens hardlopen.” ‘Vijf jaar geleden dacht ik nog dat verliefdheid mijn hardlopen alleen maar in de weg zou zitten. Ik weet nu in elk geval dat dat niet zo is’ Je verklapte een paar jaar terug dat je in Nederland geregeld eropuit ging om te shoppen. Is er buiten het hardlopen nog wel tijd voor andere dingen in Amerika? “In mijn vrije tijd kijk ik graag even tv of op social media. Of ik bel met m’n vriendinnen. Voordat ik het weet, moet ik alweer trainen. Ik moet veel meer doen om op het niveau te blijven wat ik nu heb. Ik train meer en heb veel minder tijd voor andere dingen dan toen ik in Nederland trainde.” ‘Het contact met m’n familie zal ik herstellen als de tijd er rijp voor is. Wellicht stel ik het uit tot na m’n carrière, maar eerlijk gezegd denk ik dat ik eerder contact op zal proberen te nemen.’  - Sifan in 2015 - “Ik heb weer contact met mijn familie, vier jaar geleden is die band hersteld. Zo fijn. Mijn moeder woonde eerst in Turkije, maar nu in Addis Abeba. Als er tijd is in mijn schema, dan probeer ik drie weken op bezoek te gaan bij mijn familie. Bij mijn moeder, maar ook bij mijn vader. Mijn vader en moeder waren niet gescheiden, maar woonden apart toen ik jong was en in Ethiopië woonde. Mijn vader ontmoette ik later. Hij is een lieve man, met wie ik een goede band heb. Hij is een groot fan van voetbal en atletiek en wat minder religieus dan mijn moeder.” Vijf jaar geleden maakte je je zorgen. Voor het hardlopen moest je korte kleding dragen, terwijl jij als gelovige moslima juist bedekt door het leven zou moeten gaan. Je was bang dat je moeder je dat kwalijk zou nemen. “Soms maak je jezelf van alles wijs, maar blijkt de realiteit heel anders te zijn. Ik was vijf jaar geleden heel bang voor een relatie, maar nu niet meer. Vijf jaar geleden was ik ook bang hoe mijn moeder zou reageren op mijn hardlopen, maar nu weet ik dat ze het niet erg vindt. Het is zo fijn om haar weer in mijn leven te hebben. Toen ik vorig jaar bij haar kwam, was ik heel gestrest door het hardlopen. Mijn moeder ging mijn haren doen en maakte me rustig. Dat was zo fijn. Mijn moeder weet niet zoveel van hardlopen, ik weet eigenlijk ook niet of ze mijn wedstrijden kijkt. We hebben het niet over sport. Heerlijk.” ‘Als ik wil winnen, kan ik niet precies zo leven als het volgens mijn geloof moet. Het is niet eenvoudig voor me.’  - Sifan in 2015 - “Ik vind het nog steeds lastig om mijn geloof te combineren met hardlopen. Als ik ben gestopt, trek ik ook zeker een mooie lange jurk aan. Toen ik klein was, droeg ik altijd broeken en toen ik ouder werd, ging ik jurken dragen en een hoofddoek. Ik vond het lastig om eraan te wennen om voor mijn sport een korte broek aan te trekken en geen hoofddoek meer te dragen.” Zes jaar geleden vreesde je dat je op een dag de tol zou moeten betalen voor het leven dat je leidt. Hoe belangrijk is het geloof nu nog voor je? “Misschien nog wel belangrijker dan vijf jaar terug. Ik probeer los van de atletiek een zo goed mogelijke moslima te zijn, bid net als iedere moslim vijf keer per dag. Het mooie van het geloof vind ik dat je er ook heel veel van leert. Je leert dankbaar en geduldig te zijn. Maar het belangrijkste: je leert controle over jezelf te krijgen. Het geloof zorgt voor discipline. Tenminste: dat is wat het geloof mij heeft gebracht.” ‘Ik vind het nog steeds lastig om mijn geloof te combineren met hardlopen. Als ik ben gestopt, trek ik ook zeker een mooie lange jurk aan’ Is het hardlopen te combineren met de jaarlijkse ramadan? “Ja, want vasten is fantastisch. Dat helpt me gedisciplineerd te leven. Tijdens de ramadan is het moeilijk om ook nog goed te lopen. Maar uiteindelijk word ik er veel sterker van. Na de periode van vasten train en loop ik juist vaak veel beter. Ik word er mentaal sterker van, ik kan nog dieper gaan. Ik denk dat vasten heel goed is voor elk mens.” Je stelde dat je na je carrière gesluierd door het leven wil gaan. Is dat nog steeds zo? “Het was een beetje dom om dat zo zeker te stellen, want ik denk niet dat ik na mijn atletiekcarrière alleen nog gesluierd door het leven zal gaan. Het is ook raar om te denken dat ik daarmee de tijd in kan halen of goed kan maken. Er bestaat niet zoiets als ‘het geloof inhalen’, denk ik nu.” ‘Nederland is waar ik oud wil worden.’  - Sifan in 2015 - “Als ik in Amerika of Ethiopië ben, mis ik Nederland. Nou, alleen niet als het erg koud is, dan mis ik Nederland niet.” Maar we zijn je straks toch niet kwijt? Je blijft toch niet in Amerika? “Nee. Ik vind Amerika ook fantastisch, maar zie mezelf daar niet oud worden.” Je bent eigenlijk een wereldreiziger, vertrok in 2008 op je vijftiende uit Ethiopië, bracht in Nederland eerst een tijd door in een asielzoekerscentrum, vond de weg in een land waar je niemand kende. Sta je te kijken wat je allemaal al mee hebt gemaakt in het leven? “Ja, het is een bijzondere reis. Soms ben ik weleens gestrest, maar dan helpt het om te denken: kijk eens wat je allemaal al achter de rug hebt.” Hoe ziet de toekomst eruit voor jou? “Ik vind het leuk om nog wel even hard te blijven lopen, denk ook dat ik in de toekomst me toe ga leggen op de marathon. Misschien loop ik op de Spelen in Parijs wel de marathon. Dat weet ik nog niet. Ik ben dan 31, kan ook nog heel goed op de baan lopen.” Glimlachend: “Of misschien kan ik de marathon en de baan wel combineren.” Helden Magazine 57 Het verhaal van Sifan Hassan komt voort uit Helden Magazine 57. Het dubbeldik zomernummer staat volledig in het teken van de Olympische Spelen in Tokio en het EK voetbal. In Helden Magazine 57 lees je een uitgebreid interview met Dafne Schippers en haar broer Derek over hun speciale band. Spraken we keepster en boegbeeld van de Nederlandse handbalsters: Tess Wester over trouwen, de liefde en het moederschap. En ook een gesprek met en over Mathieu van der Poel, het fenomeen debuteert dit jaar in de Tour de France en rijdt een maand later de olympische mountainbikerace. Met aanvoerder Georginio Wijnaldum, assistent-bondscoach Ruud van Nistelrooij, Denzelf Dumfries en Wout Weghorst blikken we uitgebreid vooruit op het EK. Hoe goed is daarnaast Frenkie de Jong? We vroegen het aan acht kenners. Verder in het EK-gedeelte een interview met Memphis Depay en John Bosman blikt terug op het EK van 1988. Ook in Helden Magazine 57 staat er geen maat op Annemiek van Vleuten meer sinds haar dramatische val tijdens de Spelen in Rio. Bespreekt chef de mission van de Nederlandse olympische ploeg: Pieter van den Hoogenbandde mensen die hem inspireren. Praat de stille kracht van de hockeysters: Eva de Goede over poseren voor Sports Illustrated en tafelvoetballen met Neymar én wint Marianne Vos minder vaak, maar is ze wel gelukkiger. Verder praten we met de vier krachtpatsers van het baansprinten: Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Jeffrey Hoogland en Harrie Lavreysen. Spreekt Vivianne Miedema openhartig over haar wens om ooit voor Feyenoord te spelen, zwaait Epke Zonderland in Tokio af, wist Arno Kamminga zelf lange tijd niet hoe goed hij was én pakten Alexander Brouwer en Robert Meeuwsen in 2016 de eerste Nederlandse olympische medaille in het beachvolleybal. Victoria Koblenko stapte daarnaast met Nicolas Heiner in de boot én staat Sarina Wiegman in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De serenade van Judith Leyster. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Derek Schippers: ‘Dafne kan iedereen weer verbazen’

Dafne en Derek Schippers houden [...]
Dafne en Derek Schippers houden privé en zaken níét gescheiden. Ze zijn broer en zus, maar ook partners in crime. Sinds vijf jaar is Derek de manager van zijn sprintende zus en spindoctor van het ‘merk’ Dafne. In aanloop naar de Spelen in Tokio ging Helden op familiebezoek. Je hoort vaak het advies privé en zaken gescheiden te houden. Dafne: “Toen ik in 2015 de overstap maakte van de meerkamp naar de sprint en bij het WK meteen de wereldtitel op de 200 meter en zilver op de 100 meter pakte, stond ineens de hele wereld op de stoep. Ik had een Duitse manager en mede door de afstand liep de samenwerking niet zo soepel. Derek zag dat en toen we bij onze ouders zaten, zei hij ineens: ‘Ik heb er goed over nagedacht en ik zou het heel leuk vinden om jou te helpen.’ Hij had geen ervaring in de wereld van de topsport, maar ik dacht desondanks meteen: waarom niet?” Derek: “We kunnen goed met elkaar overweg en ik ben een sportfanaat, heb op redelijk hoog niveau gevoetbald en volg veel sporten. Ik heb internationale betrekkingen gestudeerd, in het buitenland gezeten en daarna een commerciële functie gehad omdat ik merkte dat dat mij beter lag dan een overheidsomgeving. Ik was niet zo heel erg bang dat het niet zou werken tussen ons, maar het bleef natuurlijk een gok. Rond de Spelen van 2016 ben ik ingestapt en het heeft nooit gewrongen.” Dafne: “We spraken af het een paar maanden te proberen, maar ik merkte al snel dat dit de beste keuze was die ik kon maken.” Derek: “Ik vind het waanzinnig om dit samen met Dafne te doen en dit is ook voor mij een grote kans. Hoeveel mensen kunnen nou zeggen dat ze op zo’n hoog niveau kunnen instappen? Maar het is niet zo dat ik het heb gekregen van Dafne, ik moet me wel bewijzen. Er moet gewoon geld binnenkomen en de structuur en keuzes moeten wel professioneel zijn, zodat zij zich het allerbest kan focussen op haar sport. Het is ook gewoon een zakelijke overeenkomst.” Dafne: “Het is zo fijn om iemand om me heen te hebben die ik blindelings vertrouw. Er komt ontzettend veel binnen en Derek weet dondersgoed wat ik wel en niet prettig vind omdat hij me door en door kent.” Derek: “In het begin moest ik wel mijn weg zoeken, hoor. Er kwamen zo ongelooflijk veel mails en telefoontjes binnen per dag. Het was heel reactief. Ik was steeds aan het afwegen: met welke dingen val ik Dafne wel lastig en met welke niet?” Dafne: “Als het nodig is, zeg jij me ook echt wel waar het op staat. Al doe jij dat wel altijd op een rustige, prettige manier. Het fijne is: ik hoef me niet in te houden bij m’n broer. Soms kunnen we ook lekker botsen en tegen elkaar zeuren.” Derek: “Ik kan soms zeggen: ik weet dat je moe bent, maar dit moet gewoon gebeuren. Dat zijn momenten dat we soms even niet op één lijn zitten. Zulke discussies ga ik niet uit de weg, want dan doe ik m’n werk niet goed.” Dafne: “Veel irritaties zijn er niet, hoor. Het is ook gewoon gezellig om samen de hele wereld over te gaan. We zijn door onze samenwerking nog dichter naar elkaar toegegroeid.” Hoe was de band toen jullie nog thuis woonden? Dafne: “Ik ben de jongste en moest altijd opboksen tegen Derek en mijn zus Sanne. Ik probeerde met Derek de strijd ook fysiek weleens aan te gaan. Zonder succes. We schelen ook bijna vier jaar. En richting mijn zus moest ik met woorden altijd mijn best doen om niet onder te sneeuwen.” Derek: “Nou, jij kwam een eind, hoor. Bij ons thuis was iedereen behoorlijk mondig, dus moest Dafne ook al op jonge leeftijd haar mondje klaar hebben. Als jongste moet je toch van verder komen om mee te doen en te praten.” Komt daar dat competitieve vandaan bij jou, Dafne? Dafne: “Die strijd zit er bij ons thuis allemaal in. We willen allemaal graag winnen. Met discussies en sport.” Derek: “Als wij een doel hebben, worden we heel erg fanatiek en kunnen we ook fel uit de hoek komen. Ik herken de houding van Dafne als ze op de baan staat. Dan straalt ze uit: niemand maakt mij iets, ik pak ze.” Hoe zit jij op de tribune als Dafne in actie komt? Derek: “Het went nooit. Als ik mijn zusje in actie zie, dan ben ik nog steeds heel erg zenuwachtig. Bij elke wedstrijd ben ik bloedfanatiek en schreeuw ik af en toe flink vanaf de tribune. Dan zie ik mensen naar me kijken en denken: wat is dat voor gek? Dat emotionele kan ik niet uitschakelen. Vroeger niet en nu niet.” Schijnwerpers In 2015 werd je in één klap een beroemdheid. Ben je daar zes jaar later al wat meer aan gewend? Dafne: “Dat blijft een rare gewaarwording. Ik heb ook niet de persoonlijkheid om altijd op de voorgrond te willen treden. Ik heb de schijnwerpers nooit opgezocht. Dan is het wennen dat jouw naam ineens overal wordt genoemd en ook in verband wordt gebracht met de meest gekke verhalen. Dat hoort er blijkbaar bij. Eigenlijk wil ik dan heel hard roepen: dat klopt niet! Wennen zal het waarschijnlijk nooit, maar ik kan er steeds vaker om lachen als er een keer iets over me wordt geroepen wat niet klopt.” Derek: “Jij hebt vaak niet eens meer door hoe mensen je nakijken. Ik blijf dat wel altijd zien en denk geregeld: hoe lekker zou het voor jou zijn als je gewoon weer even anoniem kon zijn? In het begin vond je al die aandacht best lastig, maar inmiddels trek je je er niet heel veel meer van aan.” Heb jij weleens met Derek te doen? Dafne, lachend: “Ik heb nu het geluk dat ik alles door kan schuiven naar Derek. Als ik een verzoek krijg, zeg ik altijd: ga maar naar mijn manager. Derek krijgt veel op z’n schouders. Al die berichtjes die hij binnenkrijgt; niet normaal. Hij heeft met de jaren geleerd dat hij af en toe ook gewoon ‘nee’ moet verkopen. Maar het lukt hem wel om dat op een vriendelijke manier te doen, dat siert hem. Maar dat ‘nee’ verkopen is wat wij allebei van huis uit moeilijk vinden.” Derek: “Er zitten ook zoveel mooie verzoeken tussen. Vaak zitten er ook vragen tussen van goede doelen. Het blijft moeilijk om tegen heel mooie initiatieven ‘nee’ te zeggen, dat doet me echt wel wat. Met commerciële of mediaverzoeken afwijzen heb ik minder moeite. Dan kan ik superzakelijk zijn.” Dafne: 'Ik blijf altijd dicht bij mezelf, dan kan ik ook niet veel verkeerd doen. Als mensen daar een mening over hebben is dat prima, maar dat is dan gewoon wie ik be' Jij kreeg al snel de bijnaam ‘Chef Nee’ toen je met Dafne samen ging werken. Derek, glimlachend: “Klopt. Mijn taak is om een afweging te maken waar we op in kunnen gaan in haar spaarzame tijd. We moeten steeds keuzes maken. Maar ik ben niet alleen maar de man die overal een streep door zet, hoor. Het grootste gedeelte van de tijd ben ik juist pro-actief bezig. Ik maak strategische keuzes, behartig commerciële belangen, sluit contracten af, doe onderhandelingen met sponsors en wedstrijdorganisaties. Ik ben heel bewust bezig met het merk Dafne en haar imago. Steeds stel ik de vraag: wat is goed voor Dafne? Haar coaches zorgen ervoor dat ze het maximale uit haar sportieve kwaliteiten haalt en ik zorg ervoor dat we op andere vlakken het maximale eruit halen. Daarbij hoort bijvoorbeeld ook hoe Dafne zich op social media uit, daar denken we ook goed over na. Ook vind ik het belangrijk dat ze in samenwerkingen met sponsors actief betrokken is. Bijvoorbeeld als het gaat om bijdragen aan een actieve levensstijl en goede voeding. Voor Dafne is dat normaal, maar voor veel anderen geldt dat een stuk minder.” Over social media gesproken: tal van sporters hebben aan­ gegeven moeite te hebben met de publieke druk en alle meningen die ze dagelijks over zich heen gestort krijgen. Het kan zelfs tot een burn­out leiden. Snappen jullie dat? Dafne knikt: “Ik vond de eerste keren dat ik negatieve reacties kreeg ook heel vervelend. Je kunt wel beredeneren dat ze misschien uit verveling zo’n reactie posten, maar die berichten doen je toch altijd wat. Maar ik weet ook: hoe ik ook mijn best doe, die negatieve reacties krijg ik toch. Het lukt me tegenwoordig redelijk om die reacties van me af te laten glijden. Maar ik ben natuurlijk geen robot, de ene dag lukt dat makkelijker dan de andere. Als ik een zware dag heb gehad, komen zulke reacties op social media veel harder binnen.” Derek: “Twitter is in mijn ogen echt een stortplaats van negativiteit. Er zijn veel mensen die dat platform gebruiken om te zeuren of hun frustraties af te reageren. Wij hebben er heel bewust voor gekozen om wat minder aandacht aan Twitter te besteden. Instagram en Facebook zijn een ander verhaal. Mensen die Dafne volgen op die kanalen doen dat omdat ze echt geïnteresseerd zijn. We kunnen daarop ook meer mooie foto’s en video’s van trainingen kwijt. De volgers zijn ook veelal fans van Dafne, dus voor hen is het heel leuk dat ze Dafne in haar dagelijks leven kunnen volgen. Met het gevolg dat je daarop veel minder negatieve reacties krijgt. En begrijp me niet verkeerd: mensen mogen af en toe best kritisch zijn, maar het is wel fijn als dat met argumenten gebeurt.” Dafne: “En laten we wel zijn: social media horen er in deze tijd ook bij. Tegen sponsors kun je als sporter niet zeggen: ‘Ik doe er geen social media bij.’ Derek en ik denken er ook goed over na wat we posten.” Word jij kwaad als je zus wordt aangevallen op social media? Derek: “Soms kan ik echt boos worden, maar tegelijkertijd realiseer ik me dan dat ik niet de persoon ben die daar iets van moet gaan zeggen. Dan wordt het er niet beter op. Wat kan ik doen tegen de meningen van mensen? Niets. Als een professionele organisatie of medium iets schrijft wat feitelijk niet klopt, dan trek ik wel aan de bel.” Dafne: “Derek heeft wat social media betreft dezelfde ontwikkeling doorgemaakt als ik. Ik heb ook gemerkt dat jij je er in het begin veel drukker om maakte.” Jij loopt alweer wat jaartjes rond in het gekkenhuis, Dafne. Dafne, lachend: “Ja, en het verveelt geen moment. Ik heb meer meegemaakt dan de gemiddelde 28-jarige, schat ik zo in. Het is ook echt wel pittig geweest, maar het mooie gevoel overheerst.” Elk woord dat je zegt, wordt gewogen en geanalyseerd. Gaat dat ten koste van de spontaniteit? Dafne: “Ik denk wel wat langer na over dingen. Niet dat ik voorheen heel erg uitgesproken was, hoor. Maar ik hou er wel rekening mee hoe iets over kan komen. Ik blijf gewoon heel dicht bij mezelf, dan kan ik ook niet veel verkeerd doen. Als mensen daar een mening over hebben dan is dat prima, maar het is dan gewoon wie ik ben.” Derek: “Ik vind dat je enorm bent gegroeid in hoe je je presenteert. Daarnaast is het gelukt om gewoon de spontane Dafne te blijven die ik van jongs af aan ken. Ik hoor geregeld van je dat je net na een wedstrijd letterlijk zwart voor de ogen ziet en bijna niet rechtop kan blijven staan, maar je moet wel meteen tegenover een kritische journalist gaan staan die, als je niet hebt gewonnen, meteen vraagt: ‘Waar lag het nou aan?’ En dan kom je bijna altijd met een eerlijk, goed verhaal. Ik vind het mega-knap dat je dat kan.” Hoe vaak hebben jullie telefonisch contact? Dafne: “Vaak, sowieso dagelijks. En dan gaat het lang niet altijd over ‘werk’. We bellen elkaar ook vaak genoeg als broer en zus. Dan stuurt Derek een filmpje van zijn zoontje. Of ik stuur een foto van m’n hond. Alleen tijdens trainingskampen hebben we minder contact, dan gooi ik vaak m’n telefoon aan de kant. Ik wil dan volledig gefocust zijn op mijn trainingen en daarna wil ik goed uitrusten. Dat weet Derek ook. Als er iets heel dringends is, dan appt hij me dat hij echt een antwoord ergens op wil hebben.” Hoe leuk is Dafne als tante, Derek? Derek: “Superleuk! Ze kan zo goed met kinderen omgaan, kan zo makkelijk op een natuurlijke manier de connectie maken met die kleintjes. Of het nou een baby is of een meisje of jongetje van een jaar of tien, dat maakt niet uit. Als er iemand is aan wie ik m’n zoontje van bijna twee een dag mee zou geven, dan is het zonder twijfel Dafne.” Dafne: “Mijn zus heeft ook kinderen en ik vind die kids zo leuk. Afgelopen week was ik weer even aan het facetimen met het zoontje van Derek. Toen hij me zag, kwam meteen die glimlach tevoorschijn. Zo mooi om te merken dat hij me herkent. Dan smelt ik. Respons krijgen van kinderen vind ik het allermooiste wat er is, daar kan geen medaille tegenop.” Jonkies Veel Nederlandse atleten zijn afgelopen tijd internatio­naal doorgebroken op de loopnummers. Sifan Hassan en jij waren er al, maar daar zijn nu Nadine Visser op de 100 meter horden, Lieke Klaver op de 200 en 400 meter en Femke Bol op de 400 meter en de 400 meter horden bij gekomen. Ben jij je er bewust van dat je hen de ogen hebt geopend? Dafne: “Jawel. Als we op trainingskamp zijn, dan gaat er ook vaak een groep junioren mee. Ik weet dat ze tegen me opkijken en misschien nog wel meer dan ik me soms realiseer. Geregeld denk ik: waarom zeggen ze niets tegen me? Ik merk dat er een drempel is en dat ik vaak degene moet zijn die het eerste stapje zet. Dat doe ik dan ook. Ik hoop dat het dan een stuk minder eng is om de volgende keer een praatje met me te maken. Daarnaast wil ik tijdens zo’n trainingskamp ook laten zien hoe professioneel ik met mijn sport omga, omdat ik hoop dat ze daar wat van kunnen leren. Op het gebied van voeding laat ik zien wat ik eet en wat ik juist laat staan. Soms vragen ze me ook om tips rond een training. Ik vind het heel leuk om dan mijn ervaringen te delen, train soms ook mee met de junioren, zodat zij daar hopelijk ook wat van op kunnen steken. In die rol groei ik steeds een beetje meer.” Derek: “En wat je zegt: alleen door haar prestaties is ze nu al een grote inspiratiebron voor veel atleten. Dafne heeft laten zien dat je in een mondiale sport als atletiek als Nederlandse ook de top kunt halen. Wij komen uit een heel normaal gezin, waren niet obsessief met sporten bezig. Met hard werken, een doel voor ogen hebben en plezier hebben in wat je doet, kun je met het nodige talent de top bereiken. Dat werkt heel motiverend voor andere Nederlandse atleten.” Merk jij dat mensen groeien als je ze even een schouderklopje of een tip geeft? Dafne: “Bij de jonkies merk ik dat. Doordat ik nu wat meer rust heb vanbinnen, kan ik beter om me heen kijken. Een paar jaar geleden had ik net de overstap van de meerkamp naar de sprint gemaakt en had m’n handen meer dan vol aan mezelf.” Geef je toppers als Nadine Visser en Femke Bol ook nog tips? Dafne: “Zij maken zelf deel uit van de wereldtop en weten dondersgoed dat ze hartstikke goed bezig zijn, dat hoef ik hen niet te vertellen. Neemt niet weg dat ik Femke weleens spreek over dingen die ik ook heb meegemaakt en zij nu voor het eerst.” Femke Bol vertelde dat wat op haar grote indruk heeft gemaakt, is dat toen ze net bij de trainingsgroep kwam op Papendal jij meteen op haar afstapte en vertelde dat ze met vragen altijd bij jou aan kon kloppen. Dafne: “Dat is het eerste wat ik tegen haar heb gezegd, inderdaad. Maar ik ben niet iemand die daarna telkens gaat zeggen hoe iemand het moet doen. Als iemand iets wil weten, dan kan hij of zij altijd naar me toe komen. Ik help graag. En wat Femke betreft: ik herken heel veel van mezelf in haar. Hoe zij de dingen benadert. Hoe ze is als mens. De snelle ontwikkeling die ze doormaakt. De belangstelling die er ineens volop is voor haar. Doordat ik dat allemaal herken, denk ik bij Femke geregeld: haar kan ik echt een beetje helpen. De vrijheid om als ze het nodig vindt op me af te stappen, voelt zij ook en dat vind ik heel leuk om te merken.” In deze coronatijd is het belangrijk de jeugd te wijzen op voldoende beweging en gezond leven. Ben jij je ervan bewust dat jouw voorbeeldfunctie nog verder kan gaan dan alleen de atletiek? Dafne: “Dat is het leuke van de samenwerking die ik heb met Campina, die heel erg bezig is om mensen te wijzen op het belang van goede voeding, lichamelijke en mentale gezondheid. Als ambassadeurs dragen Epke Zonderland en ik bij aan bewustwording hoe iedereen in deze tijd gezond kan leven en kan werken aan de fysieke gezondheid. Ook zijn we betrokken bij de ontwikkeling van gezonde producten. Hopelijk zorgen Epke en ik met behulp van Campina er ook voor dat mensen actief blijven en blijven bewegen. Het is ook zo makkelijk om in deze tijd een kind op de bank te zetten met de tv aan of een iPad in handen. Derek, Sanne en ik zijn opgegroeid met buiten spelen. Wij baalden als de lantaarnpalen aan gingen, want dat was altijd het sein dat we naar binnen moesten.” Derek, jij hebt de afgelopen tijd gebruikt om jouw managementbureau First of All op te zetten, je begeleidt tegenwoordig meer sporters dan alleen Dafne. Derek: “In de vijf jaar dat ik nu met Dafne werk, heb ik zoveel meegemaakt. Ik dacht al een tijdje: het is zonde als ik met de kennis die ik heb opgedaan niet nog een paar talentvolle sporters probeer te helpen. Met skater Keet Oldenbeuving kwam ik in contact. Ze pakte mij meteen toen ik haar op een podium zag en al zo gevat en stoer antwoorden gaf op vragen. Daar stond een meisje met een petje op die ook nog bijdehand uit de hoek kon komen. Vond ik zo leuk en knap. Ik hou van sporters die zelfvertrouwen hebben, een beetje eigenzinnig zijn en op hun gebied een beetje schijt aan de wereld hebben. Nu help ik vooral sporters die zich in de extreme sports begeven. Ik vind dat visueel ook heel interessante sporten, het zijn sporten die populair zijn bij de jeugd, daar kun je in de toekomst heel veel mee. Het is ook een strategische keuze, want ik weet natuurlijk dat het IOC die sporten heeft omarmd. Ik ben ook samenwerkingen gestart met golfsurfster Eveline Hooft, skater Diego Broest en snowboarder Sam Vermaat.” Derek: 'Bij elke wedstrijd van Dafne ben ik bloedfanatiek en schreeuw vanaf de tribune. Dan zie ik mensen naar me kijken en denken: wat is dat voor gek?' Dafne: “Ik vind het goed dat Derek dit doet. Ik denk niet dat het saai wordt om met mij samen te werken, maar het werk wordt langzaamaan wel wat meer routine voor Derek. Het is alleen maar uitdagend om zo’n talent vanaf nul omhoog te helpen. Het is daarnaast goed dat Derek alvast verder kijkt, want mijn carrière zal niet eeuwig duren.” Waar staat het ‘merk’ Dafne op dit moment? Derek: “Het is best wel even zoeken geweest naar wat bij Dafne past. Ze is zowel een wereldtopper als de girl next door. Op de baan telt alleen het allerbeste, daar is ze een beest. Naast de baan is Dafne juist heel spontaan, toegankelijk en is ze Hollands nuchter. In de sponsoromgeving en hoe ze zich uit op social media is inmiddels goed zichtbaar dat ze twee in één is. Campina, Visa, Toyota, MBI en Adidas zijn merken die heel goed bij Dafne passen.” Begin dit jaar werd de opmerkelijke overstap van Nike naar Adidas gemaakt. Wat zit daarachter? Dafne: “Ik heb acht jaar lang bij Nike gezeten, maar merkte op het einde dat de rek een beetje uit de samenwerking was. Bij Adidas is alles weer nieuw en leuk, ik voel me heel erg welkom. Ik hoop dat ik met Adidas op een fijne en persoonlijke manier kan samenwerken tot het einde van mijn carrière.” Ik las dat Nike best veel eisen stelde. Dafne moest midden in het seizoen naar Oregon voor wedstrijden, zelfs als dat slecht uitkwam voor de planning. Derek: “Elke sponsor stelt eisen. Terecht. Het is allang niet meer zo dat sponsors zeggen: ‘Hier heb je een zak geld en doe er wat leuks mee.’ Een merk betaalt een sponsorbedrag om zichtbaar te zijn. Of dat nou in de media is, op social media of in wedstrijden. Voor de sportmerken is het belangrijk dat je presteert, daarom zitten in de contracten prestatiebonussen opgenomen. Het is niet zo dat Nike daar extreem in is. Het is ook niet raar dat sportmerken willen dat hun sporters meedoen aan wedstrijden waarbij ze al hun A-atleten op dezelfde plek kunnen krijgen. Begrijpelijk. Het enige lastige was dat Dafne voor die wedstrijd midden in het seizoen naar Oregon moest.” Dafne: “Elk sportmerk heeft zijn eigen wedstrijd, die van Adidas is in Boston. De wedstrijd in Oregon was pittig, omdat ik een tijdsverschil van negen uur moest overbruggen. Dat was de reden waarom de meeste Europese atleten er niet zo blij mee waren.” Toernooibeest Bij het WK in 2019 kon je je wereldtitel op de 200 meter niet verdedigen door een liesblessure. Daarna kwam corona en waren er rugproblemen. Waar sta je nu? Dafne: “Dat vind ik lastig in te schatten. Ik moet mijn informatie uit de trainingen halen en die gaan echt goed. Maar wat dat voor wedstrijden betekent, kan ik niet precies zeggen. Vorig jaar was er niet echt een doel om naartoe te werken en dat heb ik altijd wel nodig. Dit jaar is de druk van de Spelen er, dat motiveert enorm.” Hoe is het met het lichaam? Dafne: “Goed. Bij topsport is het normaal dat je altijd wel wat klachtjes hebt, pijnvrij ben je nooit. Ik ben heel blij met de progressie die ik het afgelopen jaar ook op fysiek gebied heb geboekt.” Er is sinds de vorige Spelen heel wat gebeurd. Je begon in maart 2017 een samenwerking met coach Rana Reider, maar eind 2018 besloot je terug te keren bij jouw ‘oude’ coach Bart Bennema. Heb je het gevoel dat je nu verder bent dan tijdens de Spelen van 2016? Dafne: “Weet ik niet. Ik merk wel dat ik in de trainingtijden loop die ik lange tijd niet heb gelopen. In aanloop naar de Spelen hoop ik die lijn in wedstrijden door te trekken. Als ik bij de eerste wedstrijden niet meteen toptijden loop, is er geen man overboord en hoeft niet iedereen meteen in paniek te raken. Dat hoort bij de opbouw, dit jaar staat alles in het teken van Tokio. Ik ben ook een enorm toernooibeest, kan tijdens wedstrijden net wat meer.” Je zegt dat je tijden loopt die je lange tijd niet hebt gelopen. Is het de aanpak van Bart Bennema die het verschil maakt? Dafne: “Bart kijkt heel erg naar de natuurlijke beweging van iemand, kijkt echt naar wat bij mij past. Het Amerikaanse systeem van Rana zat heel anders in elkaar. Hij werkte met een soort mal en daar probeerde hij mij in te krijgen.” Derek: “Ik ben natuurlijk geen coach, maar ik denk niet dat je Dafne met te veel opdrachten moet opzadelen. Dat de aanpak van Bart werkt bij Dafne, is behoorlijk gebleken, denk ik zo. Bart is iets meer no-nonsense, coacht misschien iets meer vanuit boerenverstand. Het is makkelijk om het achteraf te zeggen, maar de tijd heeft uitgewezen dat die aanpak Dafne beter ligt.” Dafne: “Het natuurlijke is mij best wel afgeleerd in die periode met Rana. We werkten aan een korte, krachtige pas. Ik moest anders lopen dan ik altijd gewend was. Terug bij Bart merk ik dat mijn passen weer steeds meer zijn hoe ik ze wil hebben. Het is dus: terug naar de aanpak en het gevoel van 2015 en 2016. Mijn paslengte is goed, ik kan mijn kracht daar weer echt in kwijt.” Derek: “Vorig jaar waren er ook al aanwijzingen dat het de goede kant op gaat. Je liep een Europees record op de 150 meter. Die 16,56 was een waanzinnige tijd.” Dafne: “Ik was vorig jaar nog veel meer aan het zoeken en toch liep ik die tijd. Ik denk dat ik nu alweer veel verder ben. Dus dat is hoopvol.” Derek: “Ik merk aan alles: De ‘oude’ Dafne komt er weer aan.” Derek: 'De geboorte van mijn zoontje is onvergetelijk natuurlijk, maar dat is die 21,63 op de 200 meter van Dafne ook. Die had ik voor geen goud willen missen' De trainingen en de tijden van Dafne worden bekeken met een vergrootglas. Staan wij Nederlanders af en toe te weinig stil hoe bijzonder het is wat ze doet? Derek: “In Nederland gaan we heel erg af op de laatste prestatie van een sporter. Als Dafne niet zo’n goede tijd loopt, wordt al snel de conclusie getrokken dat het niet goed gaat. Een momentopname wordt als norm gesteld. Dafne heeft echt wel de waardering en aandacht gekregen die ze verdient, hoor. Dat iemand uit Nederland zich heeft gevestigd in de mondiale sprinttop is uniek en daar krijgt ze de credits voor. Maar het is tegelijkertijd zo: voor je het weet, ben je afgeschreven en lopen we weer achter nieuwe kampioenen aan. In Amerika is het zo: eenmaal een held, altijd een held.” Dafne: “Ik heb de afgelopen jaren niet mijn beste tijden gelopen, maar ik zit volgens mij nog steeds op een heel behoorlijk niveau en zit nog steeds bij de wereldtop. Als je dan ziet hoe snel er over wordt gestapt naar iemand die voor het eerst een medaille wint... Heel knap en mooi, begrijp me niet verkeerd. Ook fantastisch voor onze sport dat de aandacht verdeeld wordt over meerdere atleten. Maar ik hoor of lees dan over een ‘nieuwe Dafne Schippers’. Dan denk ik: hallo, ik ben er ook nog gewoon, hoor.” Is dat voor jou de benzine om straks iedereen de mond te snoeren? Dafne: “Het zou natuurlijk wel lekker zijn als ik straks mensen verbaasd kan doen staan.” Wanneer kom jij met een tevreden gevoel terug uit Tokio? Dafne: “Uiteindelijk ga ik altijd voor de gouden medaille. Maar laat ik beginnen met het neerzetten van mijn allerbeste optreden van de laatste tijd, en het liefst mijn beste prestatie ooit. Daar doe ik elke dag alles aan.” Heb je stiekem een streeftijd voor de 100 en 200 meter in je hoofd zitten? Dafne: “Laat ik eerst maar eens een paar wedstrijden gaan lopen om te kijken hoe mijn niveau is. Ik heb nooit gedacht dat ik 21,63 kon lopen in de WK-finale van 2015 op de 200 meter. Dat overkomt je als je ‘je beste ik’ bent. Daar strijd ik voor. Als ik geef wat ik in me heb, dan komt die toptijd vanzelf. Mijn leven is ingericht om op het juiste moment mijn beste ik te vinden en te laten zien.” Derek: “Ik zat op de tribune toen Dafne die 21,63 liep. De sfeer in het stadion, die bizarre tijd. De geboorte van mijn zoontje is onvergetelijk natuurlijk, maar dat is die 21,63 van Dafne ook. Die had ik voor geen goud willen missen.” Wat zijn de lessen van de Spelen in 2016 die je meeneemt naar Tokio? Dafne: “Ik raakte destijds twee dagen voor de olympische finale op de 100 meter geblesseerd. De les die ik van Rio meeneem, is: zelfs met een blessure en zonder dat je je beste ik kan laten zien, zijn er toch nog mooie dingen mogelijk. Die zilveren medaille op de 200 meter is heel bijzonder als je weet waar ik vandaan moest komen.” Huilen Jullie vieren tijdens de Spelen ook dat jullie vijf jaar een team vormen. Wat zouden jullie tegen elkaar willen zeggen? Dafne: “Ik zeg nooit met zoveel woorden dat ik hem dankbaar ben, maar hij weet het wel. De herinneringen die wij samen opdoen, zijn ook zo ontzettend gaaf. Wat ik mooi vind aan Derek is dat hij er altijd voor me is, in goede en slechte tijden. Hij geeft me ook altijd spontaan complimenten, het doet me heel veel als hij af en toe zegt: ‘Dat deed je echt goed.’ Maar Derek biedt me ook een schouder om even op uit te huilen als ik die nodig heb. Ik hoop dat we nog een paar jaar samen zo door kunnen gaan.” Dafne: 'Respons krijgen van kinderen vind ik het allermooiste wat er is, daar kan geen medaille tegenop' Derek: “Ik ben ontzettend trots op haar. Hoe zij dit allemaal in haar eentje doet; ga er maar aan staan. Ze heeft alles zelf uit moeten vinden, heeft het kunstje van niemand af kunnen kijken, omdat ze de eerste is die dit flikt. Ondertussen houdt ze gelijktijdig zoveel ballen in de lucht. Waanzinnig. Als ze lekker in haar vel blijft zitten, gaan we samen nog heel mooie dingen beleven. Let maar op, dan kan Dafne iedereen weer verbazen.” Helden Magazine 57 Het verhaal van Dafne en Derek Schippers komt voort uit Helden Magazine 57. Het dubbeldik zomernummer staat volledig in het teken van de Olympische Spelen in Tokio en het EK voetbal. In Helden Magazine 57 lees je naast het interview van Schippers met haar broer Derek ook een interview met keepster en boegbeeld van de Nederlandse handbalsters: Tess Wester over trouwen, de liefde en het moederschap. Daarnaast ook een gesprek met en over Mathieu van der Poel, het fenomeen debuteert dit jaar in de Tour de France en rijdt een maand later de olympische mountainbikerace. Met aanvoerder Georginio Wijnaldum, assistent-bondscoach Ruud van Nistelrooij, Denzelf Dumfries en Wout Weghorst blikken we uitgebreid vooruit op het EK. Hoe goed is daarnaast Frenkie de Jong? We vroegen het aan acht kenners. Verder in het EK-gedeelte een interview met Memphis Depay en John Bosman blikt terug op het EK van 1988. Ook in Helden Magazine 57 staat er geen maat op Annemiek van Vleuten meer sinds haar dramatische val tijdens de Spelen in Rio. Praat Sifan Hassan over het geloof, de liefde, haar geheim, de toekomst en goede espresso. Bespreekt chef de mission van de Nederlandse olympische ploeg: Pieter van den Hoogenband de mensen die hem inspireren. Praat de stille kracht van de hockeysters: Eva de Goede over poseren voor Sports Illustrated en tafelvoetballen met Neymar én wint Marianne Vos minder vaak, maar is ze wel gelukkiger. Verder praten we met de vier krachtpatsers van het baansprinten: Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Jeffrey Hoogland en Harrie Lavreysen. Spreekt Vivianne Miedema openhartig over haar wens om ooit voor Feyenoord te spelen, zwaait Epke Zonderland in Tokio af, wist Arno Kamminga zelf lange tijd niet hoe goed hij was én pakten Alexander Brouwer en Robert Meeuwsen in 2016 de eerste Nederlandse olympische medaille in het beachvolleybal. Victoria Koblenko stapte daarnaast met Nicolas Heiner in de boot én staat Sarina Wiegman in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De serenade van Judith Leyster.. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Atletiek

Nadine Visser: ‘Vliegende Hollander’

Hordeloopster Nadine Visser (26) blijft boven [...]
Hordeloopster Nadine Visser (26) blijft boven zichzelf uitstijgen. Ze verbeterde haar eigen Nederlandse records, werd onlangs voor de tweede keer Europees indoorkampioen op de 60 meter horden en won daarvoor al WK-brons op die afstand. Wat is het geheim van haar succes? Amerikaanse of Jamaicaanse atleten zien er soms best extravagant uit. Waarom zien we de Nederlandse meiden nooit met knalrode lippenstift of dreadlocks in het haar aan de start verschijnen? Lachend: “Verzin maar iets leuks voor me. Alles is al eens gedaan en ik wil niemand na-apen. Ik doe mijn haar wel gewoon in een vlecht, dat vind ik genoeg.” Je bent wel met je uiterlijk bezig. Je doet een vlecht in, hebt een make-upje op... “Een vlecht in mijn haar vind ik gewoon praktisch, dan slaat het niet in mijn gezicht. Nadat ik dat voor het eerst had gedaan, zeiden mensen: ‘Dat staat je echt leuk.’ Dus dat blijf ik dan doen. Natuurlijk vind ik het belangrijk dat ik er leuk uitzie, maar ik ben niet van de heftige lippenstift of oogschaduw. Sommige meiden die er fantastisch uitzien op de baan staan ook uren eerder op. Daar heb ik geen zin in.” Wat zie je als je in de spiegel kijkt? “Dan denk ik: wat heb ik grote poten en billen gekregen. Mijn lichaam is best veranderd sinds ik me vanaf 2018 puur op het hordelopen heb gericht. Helemaal als ik het vergelijk met foto’s van nog verder terug. Ik was vroeger zo dun. De laatste jaren ben ik een stuk zwaarder geworden, maar ik heb minder vet en meer spieren. Het belangrijkste is dat ik sterk ben en lekker in mijn vel zit. Ik wil er afgetraind uitzien, zou minder zelfvertrouwen hebben als ik een minder strakke buik heb. Mijn lichaam is heel efficiënt. Ik ben sterk in de krachtruimte, maar niet lomp. Mijn snelheid heb ik nog.” Hoeveel pijn voel je na een wedstrijd? “De wedstrijd is te kort om te verzuren. Het is vooral een heel explosieve krachtsinspanning. Daarom heb ik wel pijntjes, maar dat is normaal. Mijn hamstring is altijd een gevoelige plek. Die kan heel stijf aanvoelen.” 'Ik krijg als commentaar vaak dat ik suf reageer na een wedstrijd. Ik ben echt wel blij, maar nooit zo uitbundig. Om prestaties van anderen kan ik wel janken, ik ben best emotioneel' Heb jij een ideaal lichaam voor het hordelopen? “Veel hordeloopsters zijn klein, ze zeggen dat dat ideaal is. Ik ben een van de grotere atleten, maar vergeleken met de Nederlandse meiden ben ik juist weer klein.” Moet je er veel moeite voor doen om er zo uit te zien? Weeg jij je eten bijvoorbeeld? “Nee, dat past totaal niet bij me. De afgelopen jaren heb ik goed geleerd wat ik moet eten, hoeveel en op welke momenten. Ik merk het meteen als ik aankom. Dan let ik er weer wat meer op.” Kun je zonder schuldgevoel een frietje naar binnen werken? “Vroeger kon ik er niet van genieten als ik iets slechts at, dat heb ik nu losgelaten. Ik probeer zo min mogelijk troep te eten, maar wat chocola op zijn tijd neem ik echt wel.” Krijg je veel aandacht van mannen? “Ik word bijna nooit herkend. Misschien ook omdat ik er in normale kleding best anders uitzie. Nadat ik begin maart Europees indoorkampioen in Polen werd, ging ik vanaf Schiphol met de trein terug naar Arnhem. Twee mensen feliciteerden me. En een daarvan zag het omdat mijn startnummer met naam nog op mijn tas stond. Op Instagram krijg ik wel veel privéberichten van mannen. Maar het is niet dat ik daar nou op inga. Ik ben al bijna negen jaar samen met mijn vriend Steven.” Evenwichtsbalk Ik begreep dat het weinig had gescheeld of je was de concurrent van turnster Sanne Wevers geweest... Lachend: “Nou, dat niet. Maar ik zat vroeger inderdaad op turnen. Ik kom uit Hoogkarspel in Noord-Holland en in mijn regio was ik wel goed, maar niet te vergelijken met het niveau dat je nodig hebt om de top te halen. Om echt goed te worden, had ik op jonge leeftijd nog veel meer uren moeten maken. Het onderdeel vloer vond ik het leukst, lekker salto’s maken. De evenwichtsbalk vond ik juist verschrikkelijk, daar kon je vanaf vallen. Voor een oefening op balk was ik veel zenuwachtiger dan dat ik nu ben voor een EK-finale. In het turnen kwam ik uiteindelijk op een punt dat het niet meer goed lukte om nieuwe dingen te leren. Ik kreeg er minder plezier in en wilde een nieuwe sport proberen.” En welke supervoorspeller heeft jou op je dertiende de atletiekbaan op gekregen? “Mijn moeder kwam met atletiek als suggestie, zij was zelf vroeger ook een goede atlete. Een vriendinnetje van me zat op atletiekvereniging SAV Grootebroek, met haar ben ik een keer meegegaan.” Hoe zag jouw jeugd eruit? “Die bestond vooral uit sport. Bij de atletiekvereniging kreeg ik ook een leuke groep vriendinnen. Nog steeds zien we elkaar veel. We speelden altijd buiten en waren actief bezig. Ik ben blij dat ik nog tot de generatie behoor die buiten speelde.” Is de hele familie Visser sportief? “Mijn moeder is sportief, maar mijn vader ook. Hij heeft op hoog niveau gevoetbald en is nu fanatiek met padel. Mijn oudere broer en vriend doen met hem mee. Mijn jongere broer heeft wat minder van onze sportgenen meegekregen.” Heb je nu nog wat aan je turnverleden? “Turnen en atletiek lijken best op elkaar. Je moet voor beide sporten lenig en soepel zijn, en enorm sterk. Wat dat betreft was turnen een goede basis voor de meerkamp atletiek.” Helden Magazine 56 Het eerste gedeelte van het verhaal van Nadine Visser komt voort uit Helden Magazine 56, waar bondscoach van het Nederlands elftal: Frank de Boer zich uitspreekt over het WK in Qatar, Virgil van Dijk, de kansen van ‘zijn’ Oranje, Louis van Gaal, Guus Hiddink en zijn rol als vader van drie dochters. In deze editie is er wederom aandacht voor turnterreur. Renske Endel, Suzanne Harmes, Verona van de Leur en Gabriëlla Wammes, de turnsters van de Sportploeg van het Jaar in 2001 en 2002, deden tien jaar geleden voor het eerst een boekje open over het gedrag van hun trainers Gerrit Beltman en Frank Louter. Na de bekentenis van geestelijke en lichamelijke mishandeling door Beltman afgelopen zomer is de bom gebarsten én delen de oud-turnsters nogmaals hun schokkende verhalen. Ook in Helden Magazine 56 een uitgebreid interview met oud-voetbalster Anouk Hoogendijk over de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal en een loodzware bevalling. Noa Lang maakte afgelopen zomer de overstap van Ajax naar Club Brugge. En met succes. We legden hem stellingen voor. Daarnaast was Tom Boonen jarenlang de koning van het voorjaar. We spraken hem over Tom Dumoulin, cocaïne, immense druk en de kick van autoracen. Verder blikt Stanley Menzo terug op een roerig leven. Is Chantal van den Broek-Blaak in grote vorm, maar heeft ze besloten volgend jaar te stoppen als wielrenster. Doet bokser Peter Müllenberg zijn verhaal en hoopt marathonloper Björn Koreman zicht te kwalificeren voor de Spelen. Judoka Roy Meyer deelt zijn levenslessen met Victoria Koblenko én Erben Wennemars is parkdirecteur tijdens De Droomzomer.  In ‘de dag dat alles misging’ blikt Rianne Schorel daarnaast terug op de Spelen van 2016 en staan we stil met Kika van Es in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’. Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.