Word abonnee

Atletiek

Anouk Vetter: ‘Ik was een zielig hoopje mens’

Iris Planting

Atletiek

Anouk Vetter: ‘Ik was een zielig hoopje mens’

door: Marlies van Cleeff
9 augustus 2021
16 tot 21 minuten lezen

Meerkampster Anouk Vetter (26) ging in 2019 door een diep dal. De Europees kampioene van 2016 en de bronzen medaillewinnares van de WK 2017 besloot haar zevenkamp bij de WK atletiek in oktober in Doha na zes onderdelen te staken. Inmiddels kan de atlete weer lachen. “Ik moest keihard op m’n bek gaan.”

“De bodem heb ik vorig jaar bereikt. Ik heb me nog nooit zo ongelukkig gevoeld en me zo geschaamd. Naar foto’s van m’n meerkamp op de WK kan ik niet kijken. Ik schrik van die enge, lege blik in mijn ogen. Soms denk ik: waarom heb ik het me zo moeilijk gemaakt, hoe kon mij zoiets nou overkomen? De WK in Doha waren de druppel. Maar ik was al een jaar lang niet gelukkig op de baan.

Mijn eeuwige twijfels waren de boos­ doener. Die kwamen na mijn Europese titel in 2016 in Amsterdam. Ik hoop niet dat ik een eendagsvlieg ben, dacht ik toen. Een jaar later won ik brons op de WK in Londen. Heel even was ik blij. En opgelucht. Ik was geen eendagsvlieg. Mijn carrière voelde als geslaagd. Maar dat gevoel was van korte duur. Al gauw wilde ik meer. Maar hoe ging ik zoiets in hemelsnaam nog een keer doen? Sommige mensen krijgen zelfvertrouwen van een goede prestatie. Ik werd er juist heel onzeker van.

Psycholoog

Alles veranderde vanaf de EK 2018 in Berlijn. Ik werd vijfde en was opgelucht toen het was afgelopen. Eindelijk mocht ik een stap terug doen, hoefde ik even geen stress meer te voelen. Maar toen begon het nieuwe seizoen. Vanaf die EK voelde ik een loodzware druk om nog een keer iets moois neer te zetten. Die druk legde ik mezelf op. Op trainingen werd ik nog kritischer. Niks wat ik deed, vond ik goed genoeg. Ik sloeg volledig door, het plezier was weg.

Ook buiten de baan was ik niet geluk­kig. Ik vond mezelf geen leuk persoon meer, was snel geïrriteerd en zag van alles en iedereen de negatieve kanten. Ik kon ook niet ontspannen. Rustig een keer op de bank een film kijken, ging niet. Er zat zoveel stress en spanning in m’n lijf. Mensen om me heen hadden het niet in de gaten. Ik kan prima de schijn ophou­den, voordoen dat het goed met me gaat. Mensen kennen me als een blije, vrolijke meid. Die act kon ik heel lang volhou­den, ook op trainingen.

Bij de EK indoor in maart 2019 speelde een oude voetblessure op na het hoog­springen. Na drie van de vijf onderdelen moest ik stoppen. Vlak daarna gingen we op stage in Amerika. Toen stortte ik voor het eerst écht in. Ik kon in trainingen niet meer tot het uiterste gaan. Mezelf leeg trainen was juist altijd mijn kracht, ik kon doorgaan als mijn spieren al verzuurd waren. Toen lukte dat niet. Daardoor werden mijn twijfels alleen maar groter. Ben ik nog wel zo goed?

Die twijfels sprak ik uit tegen mijn vader Ronald, die al jaren mijn coach is, en Charles van Commenée, onze hoofd­coach. Maar tegelijkertijd zette ik heel goede prestaties neer op de trainingen. Ronald had al vaker gezegd: ‘Anouk, wees nou niet zo kritisch, het is heel goed wat je doet.’ Hij filmde mijn trainingen weleens, zodat ik kon zien dat hij gelijk had. Ronald en Charles probeerden in Amerika tot me door te dringen: ‘Zie je nou echt niet hoe goed je bent?’ Op dat moment maakte ik me wel zorgen. Ik wilde het zo graag geloven, het beseffen, maar dat lukte niet.

Ik hield m’n gevoel voor mezelf. Thuis wilde ik sowieso niet meer over atletiek praten. Als mijn vader, moeder of zus erover begonnen, veranderde ik snel van onderwerp. Ik wilde niet laten zien dat het niet goed met me ging, speelde de leuke Anouk. Mijn ouders hebben zich vroeger nooit zorgen om mij hoeven maken. Als kind deed ik het goed op school, ik werd niet gepest en was goed in sport. Ik wilde dat ze zich ook geen zorgen hoefden te maken over een volwassen vrouw.

Op Papendal snapten mensen me sowieso niet. Ik was fysiek in orde, stond er goed voor, waarom zat ik te zeuren? Ik voelde me onbegrepen en schaamde me, dus ik praatte er niet over.
Na de eerste meerkamp van het jaar in juni in Talence, die ik ook niet had, afgemaakt, ben ik gaan praten met een psycholoog. Het kon zo niet langer. Ik deed alles op de automatische piloot en had er totaal geen plezier meer in. Het rare is dat ik wel goed presteerde. De ene atleet zal dan denken: nou en, dan ga je toch gewoon even door? Maar ik ben juist iemand die alles op gevoel doet. Ik moet het ervaren, om me heen kunnen kijken, kunnen genieten.

Erover praten hielp. Er werd tegen me gezegd dat ik de rest van het seizoen kon overslaan om alleen aan het mentale te werken. Maar een WK overslaan? Dat kon ik niet aan mezelf verkopen. Mijn voet was genezen en ik was fysiek goed, beter dan ooit. Ik moest dat alleen nog in m’n kop ervaren. De psycholoog hielp me naar mezelf te kijken. Na een paar gesprekken voelde ik me een stuk beter. Charles hield ik goed op de hoogte. De trainingen bleven goed gaan. Alles stond op groen. Ik twijfelde niet meer. Het zou goedkomen op de WK.

Bijzaak

Toen ik in Doha aankwam, voelde ik me anders dan op andere toernooien. Het was sowieso een raar WK. Dat von­den andere atleten ook. Bij de WK in 2017 zaten er tijdens de ochtendsessie al zestigduizend mensen in het stadion. In Doha was het leeg. Het hotel was enorm, had 33 verdiepingen, was oud en grauw. Sommige Nederlandse atleten zaten in andere torens, dus die zagen we nauwe­lijks. Het hele toernooi was sfeerloos.

Sifan Hassan deed het meteen al gewel­dig. Haar eerste goud, op de 10.000 meter, hebben we nog gevierd in een zaaltje van het hotel. Ik gunde het haar heel erg, dacht op dat moment ook niet aan mezelf. Twee dagen daarna moest ik pas in actie komen.

Voor mij begon het, zoals iedere zeven­kamp, met de 100 meter horden. Ik liep een prima tijd, maar raakte vijf horden. Dat overkwam me nooit. De eerste frustratie. Toen hoogspringen. Dat onderdeel ligt me sowieso al het minst. Het werd één grote struggle. Na twee onderdelen was ik al helemaal leeg. Ik had het gevoel dat ik op de verkeerde plek was en zei dat ook hardop: ik moet hier nu niet zijn.

Ik probeerde me nog op te peppen voor het kogelstoten, maar ik voerde een toneelstukje op. Als laatste onderdeel van de dag kwam de 200 meter. Ik was diepongelukkig, dacht: voor wie doe ik dit nou eigenlijk? Niet voor mezelf.

Na die eerste dag heb ik een paar uur lang heel hard gehuild in de kleedkamer. Alle atleten waren al weg. Ik was totaal ingestort. Ronald was heel lief, zei: ‘Ik weet dat ik je coach ben, maar nu ben ik je vader. Ik wil dat je gelukkig bent en ben trots op je.’ Vooral dat laatste was fijn om te horen. Ik vond dat ik hem al zolang had teleurgesteld. Terwijl Ronald juist al heel vaak had gezegd dat hij trots op me was en ik hem nooit zou teleur­stellen. Het liefst was ik meteen in het vliegtuig gestapt. Na een half uur in de kleed­kamer kwam de teamdokter bij me zit­ten. Ik heb nog twee uur lang gehuild en bij haar mijn hart gelucht. Pas om 2 uur ‘s nachts lag ik op bed.

De volgende ochtend dacht ik nog: als het verspringen heel goed gaat, krijg ik misschien een boost en kan ik m’n meer­ kamp goed afmaken. Ik sprong 6 meter 20. Prima. Tien centimeter onder mijn persoonlijk record. Maar ik had verwacht richting 6 meter 40 te springen. Het was dus weer een grote teleurstelling. Charles had inmiddels de coachrol overgenomen van Ronald. Hij pepte me op, stuurde me en gaf aanwijzingen. Hij zag ook wel dat ik erdoorheen zat. Voor het speerwer­pen zeiden Charles en Ronald iets dat bij mij volledig verkeerd viel: ‘Kom op, doe het voor de familie.’

Dat riepen ze omdat speerwerpen normaal gesproken een goed onderdeel van me is en mijn moeder vroeger een goede speerwerpster was. Ik vatte het op alsof ik het voor hen moest doen, dus deed ik het. Maar ik wilde het niet wéér voor iemand anders doen. Na het speerwerpen moest ik weer enorm huilen. Ik moest het toch doen voor de familie, riep ik. Zo hadden ze het dus helemaal niet bedoeld.

‘Ik heb heel hard gehuild in de kleedkamer. Ik was totaal ingestort. Ronald was heel lief, zei: ‘Ik weet dat ik je coach ben, maar nu ben ik je vader. Ik wil dat je gelukkig bent’’

Tekst gaat verder onder de foto

Anouk Vetter

Met alleen nog de 800 meter te gaan, stond ik zesde. Helemaal niet slecht. Maar ik kon niet meer, was ingestort en een zielig hoopje mens. Ik liep naar Ronald en zei: ik ben er helemaal klaar mee, ik doe het voor niemand meer. Ronald vond het goed dat ik stopte, hij herkende me nauwelijks meer. Charles sprak me nog even toe. Hij noemde de consequenties, zei: ‘Als je die 800 meter nog rent, sta je sowieso op de Spelen in Tokio, dan heb je ruimschoots de limiet gehaald.’ Maar dat kon me niks schelen.

Ik stond daar als het ongelukkigste meis­je van de wereld. Niks was dat waard. Ook andere mensen om me heen zeiden: ‘Kom op, nog een paar rondjes. Hier ga je spijt van krijgen.’ Maar ze hadden geen idee hoe ik me voelde. Ze zeggen toch niet voor niets dat sport de belangrijkste bijzaak in het leven is? Die bijzaak was nu even niet relevant.

Charles vertelde me later dat nadat ik het besluit had genomen om te stoppen, er binnen tien seconden weer kleur op mijn wangen zat en de twinkeling in mijn ogen terug was. Ik was zo opgelucht, was klaar met de atletiekbubbel in Doha, kon eindelijk naar huis.

Alleen de pers wachtte nog op een verklaring. In mijn hoofd had ik bedacht wat ik wilde vertellen. Ik zei dat het een mentaal probleem was. Ook dat was een opluchting. Ik was eindelijk eerlijk naar iedereen toe, dat was ik een jaar lang niet geweest. Die gekke blikken en vragen nam ik voor lief.

Surfen

De eerste twee weken na de WK wilde ik niemand zien en niks doen. Tegen mijn ouders had ik gezegd dat ik het zou aangeven als ik erover wilde praten. Afgelopen december vertelde ik ze pas dat ik me het hele jaar al niet meer had kunnen ontspannen, dat een film kijken me niet eens lukte. Ze schrokken ervan. Met mijn vader heb ik er veel over gesproken. Over Doha, maar ook over het hele jaar. Wat ik zou beslissen, of ik nou zou doorgaan of stoppen, hij was trots op me, zei hij. Met mijn moeder heb ik er ook wel over gesproken, maar die zei vaak net weer de verkeerde dingen. ‘Zet nog even door tot Tokio.’ Terwijl ze dat heel lief bedoelde.

Van andere sporters die met soortgelijke gevoelens te maken hebben gehad, heb ik heel lieve berichtjes gekregen. Dat hielp enorm, ik was blijkbaar geen aansteller. Een paar weken na Doha zat ik met Charles om de tafel. Wat ze zeiden vond ik heftig om te horen: ‘Moet je wel doorgaan? We hebben je zo ongelukkig gezien, je mag je nooit meer zo voelen.’ Ze zeiden dat ik naar mijn hart moest luisteren. Wat wilde ik nou echt, hoe wilde ik mijn leven indelen? Rationeel wist ik het wel.

Volgend jaar zijn de Spelen, natuurlijk moest ik niet stoppen. Na de WK nam ik afstand en besloot om in m’n eentje op vakantie te gaan. Ik wilde leren surfen in Sri Lanka en lag iedere dag in het water en hield een dagboek bij. Ik schreef op wat ik dacht en voelde, waar ik in het leven geluk­kig van word. Soms was dat emotioneel. En soms schreef ik: waarom heb ik de afgelopen tijd zo moeilijk tegen dingen aangekeken?

Na die eerste week wist ik het. Ik wilde nooit meer zo diep zinken, maar vanbin­nen voelde ik: dit is wat ik wil. Ik hou van bewegen, van trainen, van diep gaan. Zelfs in de shittijd wist ik dat ik nog gelukkig kon worden van atletiek. De beslissing kwam echt uit mijn hart. De rest van mijn vakantie voelde ik me zo goed. Ik had een paar meiden ont­ moet waar het goed mee klikte. Aan de rand van het zwembad riep ik: ik ben zo ontspannen, zo gelukkig. Dat relaxte gevoel had ik jarenlang niet gehad. Ik kwam als een ander mens thuis. Tegen mijn vriend had ik al verteld dat ik doorging. Tegen mijn vader zei ik: ik bel morgen Charles om te vertellen dat hij nog niet van me af is.

Tekst gaat verder onder de foto

Anouk Vetter

‘Van andere sporters die met soortgelijke gevoelens te maken hebben gehad, heb ik heel lieve berichtjes gekregen. Dat hielp enorm, ik was blijkbaar geen aansteller’

Wake-up call

Op Papendal keek iedereen me nog met zo’n blik vol medelijden aan. Dat vond ik vreselijk. Ik was niet zielig. Wat er gebeurd was, was kut, maar ik geloof echt dat ik even diep moest zinken. Anders was ik na de WK gewoon doorgegaan en was er niks veranderd. Ik kreeg een wake­up call. Ik moest even keihard op mijn bek gaan en met mijn neus op de feiten worden gedrukt.

Dit is zonder twijfel het zwaarste dat ik heb meegemaakt in mijn carrière. Al mijn andere blessures, en dat zijn er veel geweest, vallen hierbij in het niet. Het was makkelijker geweest als ik mijn hamstring had gescheurd. Die geneest weer, bij een mentaal probleem weet je dat ik de WK niet heb afgemaakt. Als ik het nooit.

Dat het zover heeft kunnen komen ligt voor een groot deel aan mijn persoonlijkheid.­ Ik wil altijd beter en meer. Atletiek stond altijd op de eerste plaats. Tege­lijkertijd lonkte voor het eerst ook het leven naast de atletiek: een studie volgen en terugverhuizen naar Amsterdam. Ik voelde me schuldig over die gedachten, schaamde me ervoor. Terwijl het gewoon hoort bij volwassen worden. Ik ben een atleet, maar wil meer zijn dan dat. Nu weet ik: het een hoeft het ander niet uit te sluiten.

Soms ben ik bang dat mijn ongelukkige gevoel weer terugkomt. Aan de andere kant: vorig jaar heeft het me overval­len, maar ik kan heus niet twee keer zo’n vloedgolf over me heen krijgen. Het helpt dat ik er nu over praat, ook met een psycholoog. Iemand die door me heen prikt, die me kan laten janken. Want als je mij laat gaan, houd ik de schijn op. Nu kijk ik met trots naar mijn eerdere prestaties, vooral naar mijn bronzen WK-medaille. Maar wat me nog trotser maakt, is hoe ik er nu mee omga en hoe ik hier nu zit.

Tijdens de kerstdagen heb ik vier kerstfilms achter elkaar gekeken. Mijn familie ziet me weer dansen en springen thuis, hoort me weer praten over sport. Ik heb er geen moment spijt van gehad dat ik de WK niet heb afgemaakt. Als ik die 800 meter wel had gelopen, wist ik zeker dat ik naar Tokio mocht. Nu moet ik me volgend jaar kwalificeren, in mei in Götzis een goede meerkamp draaien. Als ik me in mijn hoofd goed voel, moet dat lukken. Maar mijn belangrijkste doel is om daar met een glimlach te staan. Als het in Götzis niet lukt, kan ik me een paar weken later ook nog kwalificeren.

Aankomend jaar hoop ik aan drie meerkampen mee te doen. Die van Götzis, de Spelen in Tokio, en de EK in Parijs. Ik weet dat ik hoog kan eindigen in Tokio. De laatste jaren merkte ik in de winter dat mijn lichaam telkens sterker werd. Ze zeggen dat je op je 27ste op je best bent. Ha, dat mag ook wel na al die jaren.

Laatst zei iemand tegen me: ‘Na Tokio stop je zeker?’ Het ligt aan dit jaar. Als ik het nu voor het zeggen heb, ga ik door. Maar in september ga ik sowieso met een studie beginnen. En ik wil graag samenwonen met mijn vriend, het liefst in Amsterdam. Vlak voor oud en nieuw zei ik tegen hem: ik kijk nu echt terug op een rotjaar. ‘Helemaal niet,’ zei hij, ‘je bent juist enorm gegroeid als mens.’ Hij heeft gelijk. Een jaar geleden stond ik er veel slechter voor. Dit gesprek had ik toen niet durven voeren. Het maakt me kwetsbaar, dat is eng. Het is makkelijker om een muurtje om je heen te bouwen.”

Helden Magazine 50

Het verhaal van Anouk Vetter komt voort uit Helden Magazine nummer 50, waar op het moment van uitkomen een nieuw decennium is begonnen. Voor Helden een goed moment om jonge, nieuwe sporthelden te belichten. Sportman van 2019 Mathieu van der Poel draait alweer even mee, maar is net 25, wat jong is voor een wielrenner. De alleskunner siert de 50ste cover.

In deze editie is er uitgebreid aandacht voor Generatie Z. Er zijn al tal van voetballers die na de eeuwwisseling zijn geboren, zijn doorgebroken of op het punt staan dat te doen. Onder meer Orkun Kökcü, Mohamed Ihattaren en Myran Boadu komen aan het woord. Daarnaast blikten wij aan de hand van afbeeldingen terug met de assistent-trainer van Feyenoord, John de Wolf. Heeft oud-aanvoerster Mandy van den Berg het plezier in het voetbal weer teruggevonden én lees je over de cultclub van Andries Jonker en Co Adriaanse.

Verder in de 50ste editie van Helden gingen we langs bij schaatsster Esmee Visser en haar vriend Daan Olivier. Legden we het supertalent, Remco Evenepoel, negen namen voor én gaan we op wereldreis met baansprinter Theo Bos, die graag zijn carrière ‘rond’ wil maken. Daarnaast is de 21-jarige Griek: Stefanos Tsitsipas de nieuwe ster in het tennis, gaat Victoria Koblenko langs bij judoka Noël van ’t End én verteld Yara van Kerkhof, hoe haar wereld compleet instortte.

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: