Word abonnee

Wielrennen

Theo Bos: ‘Geen poespas, gewoon rammen’

Stef Nagel

Wielrennen

Theo Bos: ‘Geen poespas, gewoon rammen’

door: Jasper Boks
8 februari 2020
9 tot 14 minuten lezen

Hoewel zijn pensioen aanstaande is, wil Theo Bos (36) graag nog voor een zesde keer wereldkampioen op de baan worden. Het zou zijn carrière ‘rond’ maken. In aanloop naar de WK baan (26 februari-1 maart) in Berlijn gaan we met de baansprinter op wereldreis.

Pratend wedpaard in Japan

“Het is niet zo dat iedere Japanner weet wie Theo Bos is. Ik ben daar lang niet zo beroemd als kickboksers Remy Bonjasky, Peter Aerts, Ernesto Hoost of Sem Schilt, die daar echt heel bekend zijn. Maar binnen de Japanse keirinwereld weet iedereen wel wie ik ben. Afgelopen jaar heb ik er ook weer iets van zes maanden gezeten. Japan is eigenlijk mijn tweede thuis. Ik ben in 2003 voor het eerst naar Japan gegaan om mee te doen aan de keirin. Die is daar heel groot en er wordt flink op gewed. Tijdens de wedstrijden gaan we in quarantaine, worden we afgesloten van de hele wereld. Telefoons, computers en andere communicatiemiddelen zijn een paar dagen verbo­den, alles om matchfixing te voorkomen. Drie dagen lang kan ook mijn vriendin Anne me dan niet bereiken.

Het is een eigen wereldje waar ik deel van uitmaak in Japan. Eigenlijk ben ik een pratend wedpaard. Met het publiek, veel­ al gokkers, heb ik eigenlijk geen contact. We komen de baan op, doen ons ding en worden daarna weer afgeschermd van iedereen. Er staan weleens mensen te wachten voor een hand­tekening. Ik mag dan soms nog even een krabbel zetten, maar dat is het dan ook wel.”

Levert het nog wat op om in te zetten op jou?
“Nee, dat is niet heel lucratief. Als je een euro inzet op mij, krijg je er anderhalve euro voor terug. Vergeleken bij de veelal Japanse renners tegen wie ik het daar op moet nemen, ben ik nog wel een klasse apart.”

Ik neem aan dat je er ook nog wat aan overhoudt…
“Het is eigenlijk broodfietsen wat ik daar doe, mijn jaarsalaris fiets ik daar in een half jaar bij elkaar. Ik denk dat ik het een stuk minder leuk zou vinden om jaarlijks zes maanden in Japan te zitten als ik er niet zo goed mee zou verdienen, zo eerlijk ben ik dan ook wel weer.”

The Boss in Bordeaux

“Bij de WK in Bordeaux in 2006 was ik op mijn top. Ik won met overmacht de sprint en de keirin, reed echt superhard.”

Je werd The Boss genoemd, werd gekozen als Sportman van het Jaar. Alles wat je in die tijd aanraakte, veranderde in goud.
“Klopt, maar tegelijkertijd wist ik dat ik een niveau had neer­ gezet waar de concurrentie naartoe zou gaan werken. Om hen voor te blijven, moest ik er een schepje bovenop doen. Dat deed ik ook en het jaar erop reed ik weer wat harder. Ik prolongeerde op Mallorca mijn wereldtitel op de sprint, maar zag ook dat de concurrentie dichterbij kwam. Ik wist toen al: dit niveau is waarschijnlijk niet goed genoeg om in Peking olympisch kampioen te worden en ben weer harder gaan trainen.”

Was de WK in Bordeaux het mooiste moment uit deel één van je wielercarrière?
“Dat was heel erg mooi, maar ik kies toch voor mijn eerste wereldtitel. Ik pakte goud op de sprint bij de WK in Melbourne in 2004, een paar maanden voor de Spelen. Een Nederlander die wereldkampioen werd op de sprint, dat kwam zo onverwachts. Ik had nooit gedacht dat ik dat kon worden. Sprinters waren allemaal van die enorme beulen. Liep ik daar rond met mijn spillebeentjes tussen die gasten met enorme dijbenen en opgepompte lichamen. Ik was eigenlijk iemand die het best tot z’n recht kwam op de kilometertijdrit, maar klopte ineens al die krachtpatsers. Hoorde ik ineens in het rijtje Arie van Vliet, Jan Derksen, Piet Moeskops en Leijn Loevesijn, mannen over wie ik als jochie boeken had gelezen.”

Tekst gaat verder onder de foto

Theo Bos

Tranen in Peking

“Daar had het voor mij moeten gebeuren, maar uitgerekend op de Spelen in Peking ging er van alles fout. Ik weet niet eens meer dat ik in tranen was, maar mijn droom viel daar in duigen.”

Destijds was je zo beduusd dat je niet wist wat er precies mis was gegaan. Weet je dat inmiddels wel?
“Ik werd bij de WK van 2008, in Manchester, op een paar millimeter geklopt door de latere olympisch kampioen Chris Hoy, terwijl ik daar ook weer harder reed dan in 2006 en 2007. Ze hadden aansluiting gevonden bij mij. Meteen na dat WK ben ik nog harder gaan trainen. Ik dook het krachthonk in om in die laatste maanden te proberen toch nog sterker te worden, ging nog beter op mijn voeding letten. Tot op de minuut probeerde ik alles te regisseren. Dat gold ook voor mijn sprintmaatjes Teun Mulder en Tim Veldt. We legden onszelf een spartaans regime op.

Ik ben te extreem aan de slag gegaan, kan ik achteraf zeggen. Ik kwam te vermoeid aan op de Spelen. Met de kennis van nu was het juist beter geweest om na dat WK meer rustmomenten in te bouwen. Ach, wisten wij veel. Bondscoach Peter Pieters had het Nederlandse baanwielrennen bij de hand genomen in het najaar van 1998, voor die tijd was er niks. Wij waren aan het pionieren.”

Raakte je in paniek nadat je werd geklopt door Hoy een paar maanden voor de Spelen?
“Het was niet zozeer paniek. Het probleem was eerder dat we nog niet in die situatie hadden gezeten. Tim, Teun en ik bedachten zelf onze trainingsprogramma’s, waren zelf het wiel aan het uitvinden. En eerlijk, we wisten eigenlijk niet eens wat we aan het doen waren. De steun en kennis waar de baan­ sprinters van nu gebruik van kunnen maken, ontbraken in die tijd. En we moesten het opnemen tegen de Britten, waar op de achtergrond een heel team met deskundigen en wetenschappers bezig was en waar de financiële middelen onuitputtelijk waren. Zij waren op alle vlakken een stap verder, waren er in 2008, met de Spelen van 2012 in Londen in het achterhoofd, klaar voor om het baanrennen te gaan domineren.

En tegelijkertijd draai­de het met de hele Nederlandse baanploeg voor geen meter in Peking. Peter Pieters werd keihard onderuit gefietst door Levi Heimans. Dat had heel slecht af kunnen lopen. Niki Terpstra kwam op weg naar de baan ten val en brak allebei zijn armen. Tal van renners kwamen niet vooruit, waaronder ik op de team­ sprint en sprint. Mijn enige kans op een medaille was de keirin. Daarin viel in de halve finale iemand voor me die ik niet meer kon ontwijken waardoor ik meteen was uitgeschakeld. Het was één groot drama.”

Maar denk je dat je in 2008 een olympische plak had gewonnen als je die derde manche in de sprint niet op een paar millimeter van Hoy had verloren bij de WK in Manchester?
“Ik was het niet gewend om te verliezen, daar baalde ik flink van. Maar ik denk niet dat het invloed heeft gehad op het resultaat in Peking. Eigenlijk heb ik twee jaar te vroeg mijn piek gehad en daarmee de concurrentie, met name de Britten, laten zien naar welk niveau ze toe moesten gaan werken.”

Na de Spelen besloot je de overstap naar de weg te maken. Was dat een vlucht?
“Ruim voor de Spelen dacht ik al: ik zou het een keer willen proberen op de weg. Maar wat bij mijn beslissing zeker invloed had, was dat ik zag hoe dominant de Britten waren op de baan. En die dominantie zou niet veranderen tot en met de Spelen in eigen land in 2012. Van hen zou ik het niet gaan winnen, ik zou hooguit derde kunnen worden, beredeneerde ik. En de voorspelling dat de Britten zouden gaan huishou­den in Londen kwam ook uit. Sterker, het plan dat de Britten hadden uitgerold op de baan, met Sky als geldschieter, hebben ze vanaf 2010 ook meegenomen naar de weg en ook daarop werden ze dominant.

‘Eerst was ik Theo de baanrenner en daarna Theo de wegrenner. Je moet het zien als iemand die ontslag heeft genomen en aan een andere baan is begonnen’

Nadat ik overstapte werd de Duitse oud­topsprinter René Wolff bondscoach in Nederland en hij heeft eigenlijk voor het eerst een echt sprintprogramma ontwikkeld. Hoewel René nu weg is, heeft de generatie Nederlandse baansprinters die het nu zo goed doet, daar nog dagelijks profijt van. Als wij iemand als René erbij hadden gehad, dan waren we een stuk verder geweest. Had ik maar in de toekomst kunnen kijken…”

Helden Magazine 50

Het eerste gedeelte van het verhaal van Theo Bos komt voort uit Helden Magazine nummer 50, waar op het moment van uitkomen een nieuw decennium is begonnen. Voor Helden een goed moment om jonge, nieuwe sporthelden te belichten. Sportman van 2019 Mathieu van der Poel draait alweer even mee, maar is net 25, wat jong is voor een wielrenner. De alleskunner siert de 50ste cover.

In deze editie is er uitgebreid aandacht voor Generatie Z. Er zijn al tal van voetballers die na de eeuwwisseling zijn geboren, zijn doorgebroken of op het punt staan dat te doen. Onder meer Orkun Kökcü, Mohamed Ihattaren en Myran Boadu komen aan het woord. Daarnaast blikten wij aan de hand van afbeeldingen terug met de assistent-trainer van Feyenoord, John de Wolf. Heeft oud-aanvoerster Mandy van den Berg het plezier in het voetbal weer teruggevonden én lees je over de cultclub van Andries Jonker en Co Adriaanse.

Verder in de 50ste editie van Helden gingen we langs bij schaatsster Esmee Visser en haar vriend Daan Olivier én legden we het supertalent, Remco Evenepoel, negen namen voor. Daarnaast kan meerkampster Anouk Vetter weer lachen, nadat ze in 2019 door een diep dal ging, is de 21-jarige Griek: Stefanos Tsitsipas de nieuwe ster in het tennis, gaat Victoria Koblenko langs bij judoka Noël van ’t End én verteld Yara van Kerkhof, hoe haar wereld compleet instortte.

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: