Word abonnee

Helden in het nieuws

Wim Ruska: een vergeten kampioen

door: Jasper Boks
15 februari 2015

Tijdens de Spelen van 1972 won hij twee maal olympisch goud. Daarna haalden veel mensen de schouders op bij horen van de naam Wim Ruska. Zaterdag 14 februari overleed hij op 74-jarige leeftijd. De waardering die hij verdiende, kreeg hij bij leven nooit.

Door Jasper Boks

Wim Ruska en mijn vader waren zeilmaatjes. Na zijn judocarrière werd Ruska namelijk verliefd op het water. Geregeld kwam hij in de jaren tachtig bij ons thuis, op Texel, over de vloer.

Toen ik op de School voor je Journalistiek zat en bij hem aanklopte voor een interview, zei hij lachend: “Eigenlijk doe ik geen interviews. Maar voor jou maak ik een uitzondering. Dan ga ik proberen jou ervan te overtuigen geen journalist te worden.” De tweevoudig olympisch en wereldkampioen en winnaar van zeven Europese titels stond achter de bar van zijn Café Gladoor in Wormerveer. Zijn handen waren groot. Zo groot, dat de glazen er geheel in verdwenen en het leek of hij het bier in zijn hand tapte.

In de zomer van 2001 klopte ik opnieuw aan bij Ruska. Inmiddels was ik tegen zijn advies in toch sportjournalist geworden. Namens tijdschrift Sportweek wilde ik hem spreken, omdat er een WK in München in aantocht was, 29 jaar nadat hij in die stad twee keer olympisch kampioen werd. Drie gouden medailles won Nederland tijdens die besmette Spelen, wielrenner Hennie Kuiper won de derde. Hij schudde met zijn hoofd toen ik Café Gladoor binnen kwam lopen. “Wat vinden je vader en moeder er nou eigenlijk van dat je toch journalist bent geworden?”

Het gesprek ging over de Spelen van 1972, het hoogte- en dieptepunt van zijn loopbaan ineen. En over zijn grote rivaal Anton Geesink, die op 27 augustus 2010 op 76-jarige leeftijd overleed. Na afloop poseerde hij met de gouden olympische medailles. Daarna deed hij ze om de nek van twee van zijn vaste bezoekers. “Zie jij er ook nog een beetje knap uit,” zei hij er bij.

Tekst gaat verder onder de foto

Wim Ruska poseert in 2001 met zijn gouden olympische medailles in zijn Café Gladoor

Enkele maanden na het gesprek in 2001 werd de toen 61-jarige Ruska tijdens zijn vakantie getroffen door een herseninfarct, daarna was hij deels lichamelijk gehandicapt en zijn spraakvermogen was aangetast.

Afgelopen zaterdag, 14 februari 2015, overleed een van de grootste Nederlandse sporters ooit op 74-jarige leeftijd. De waardering die hij verdiende, kreeg hij bij leven nooit.

Dit is het interview uit Sportweek uit 2001.

'Door die achterlijke Palestijnen werden mijn prestaties doodgezwegen'

“Mijn hele leven heb ik tegen de prestaties van Anton Geesink opgebokst. Ik had er werkelijk alles voor over om uit zijn schaduw te treden. Toen ik op de Olympische Spelen in München mijn eerste gouden medaille in de wacht sleepte, had ik eigenlijk zijn prestaties geëvenaard. Maar er was een probleem. Anton was de eerste die goud haalde en dat onthoudt men beter. Ik moest dus doorgaan en nog een gouden plak winnen om definitief uit zijn voetsporen te treden. Dat deed ik ook, maar door die achterlijke Palestijnen werden mijn prestaties doodgezwegen.”

“Daardoor werden de Spelen niet wat ik ervan had verwacht. Bij Geesink en andere kampioenen waren altijd hordes mensen en pers aanwezig bij hun terugkomst op Schiphol. Toen ik terugkwam, stonden de buren met een bosje bloemen te wachten, verder niemand. Samen gingen mijn vrouw en ik naar huis. Daar stond nog een gratis taart van de bakker waar ik altijd mijn gebak haalde. Dat was alles.”

“Mensen zeiden tegen mij: ‘Dan ga je in Montreal over vier jaar toch weer gewoon voor goud?’ Iedereen deed daar heel makkelijk over. Zij wisten niet wat ik al die jaren had doorgemaakt. Wat er voor nodig was om op zo’n hoog niveau te komen. Ik stond op dat moment op eenzame hoogte en ik ben er ook van overtuigd dat ik die prestaties vier jaar later had geëvenaard. Maar ik kon het geestelijk niet meer opbrengen. Zes uur per dag, tien jaar lang, had ik alles opzij gezet. Trainen, trainen, trainen. Alles moest wijken voor dat ene toernooi. München moest de kroon op mijn carrière worden. Daarna wilde ik met mijn gezin gaan leven en gaan oogsten.”

Tekst gaat verder onder de foto

Ruska wint olympisch goud in de zwaargewicht-klasse door de Duitser Klaus Glahn te verslaan

“Op het moment dat ik de titel in de klasse zwaargewicht veroverde, had ik Geesink geëvenaard. Enkele dagen later wachtte de finale in de klasse alle categorieën. Die moest ik winnen om Anton te verbeteren. In de dagen daartussen gijzelden en vermoordden die Palestijnen elf Israëlische sporters. Ik hoorde dat de worstelcoach dood uit het raam werd gegooid, maar aan de lijve heb ik die hele zaak niet meegemaakt.”

“De hele wereld was in rouw gedompeld, ook de sporters in het olympisch dorp. Maar wij zaten daar nog wel, hadden allemaal die grote droom voor ogen, waar we zo lang naartoe hadden geleefd: presteren tijdens de Spelen.”

'Mede door de besluiteloosheid van het NOC werden de sporters die bleven door het thuisfront met de nek aangekeken'

“Terwijl het IOC had besloten dat de Spelen doorgingen, vond het NOC het nodig om daarna nog eens te vergaderen. Het NOC liet de sporters zelf beslissen of ze wilden blijven. Dat was hun grootste fout. Zij namen geen duidelijke stelling: stoppen of doorgaan. Typisch Nederlands natuurlijk, besluiteloos en angstig om in een verkeerd daglicht geplaatst te worden. Sommige Nederlanders gingen naar huis, anderen bleven. Degenen die vertrokken, waren de sporters die toch geen rol van betekenis zouden spelen bij de verdeling van de medailles. Mede door de besluiteloosheid van het NOC werden de sporters die bleven door het thuisfront met de nek aangekeken. Maar wat wil je, de Spelen waren voor veel sporters het hoogtepunt van hun loopbaan. Dat laat je niet zomaar schieten, hoe erg het ook was wat er is gebeurd.”

“Een ander gevolg van de besluiteloosheid van het NOC was dat de Nederlandse sporters door de pers werden gevraagd naar hun mening over de situatie in het Midden-Oosten. Dat moet je toch niet vragen aan een sporter? Die concentreert zich op zijn sport en houdt zich niet bezig met politiek. Ik weet nog dat meteen nadat ik Kuznetsov had verslagen mijn tweede goud had gewonnen, mijn mening over de situatie werd gevraagd. Ik had me daar nooit mee beziggehouden. Werd ik ineens als een politieke onbenul afgeschilderd.”

“Natuurlijk was ik het eens met de beslissing van het IOC om de Spelen door te laten gaan. Ook achteraf. Wanneer ze aan terreurdaden hadden gegeven, konden ze in de toekomst geen enkel groot evenement meer organiseren.”

“Ik bleef. Ik moest doorgaan, wilde absoluut Geesinks prestaties verbeteren. Door de jaren heen had hij mij zoveel streken geleverd, hadden we zoveel keren met elkaar overhoop gelegen. Het was gewoon lekker om hem een hak te zetten door zijn prestaties te verbeteren. Dat was mijn drijfveer. Ik dacht: wacht jij maar, mijn tijd komt nog wel.”

“Bovendien moest ik na de Spelen ook nog eens vrouw en kinderen onderhouden. Tegenwoordig krijgen sporters een goed inkomen van het NOC. Ik kreeg net genoeg om mezelf te onderhouden. Van welk geld moest ik dan mijn vrouw te eten geven? We hadden amper geld om een brood te kopen. Mij vrouw moest de Spelen bekijken via de tv. Ze kon niet mee, we konden dat niet betalen. Nadat ik goud had gewonnen, wilde ze Koste wat kost naar me toe. Ze is toen liftend naar München gekomen. Midden in de nacht stond ze voor de deur van m’n kamer. Zo’n bobo had er bezwaar tegen dat ze bleef en wilde haar wegsturen. Ik dreigde te vertrekken als dat moest. Gelukkig mocht ze toch blijven, kreeg ze zelfs een ticket om mee terug te vliegen naar Nederland.”

'Anton werd afgeschilderd als de sympathieke metselaar en ik als de vieze uitsmijter'

“Ik moest gewoon slagen in het judo. Na jaren van armoede en afzien, zou het geld binnenstromen. Er moest geoogst worden. Alleen, zonder de media lukte dat niet. Ik had ze nodig, maar alles wat met München te maken had, lieten ze links liggen. Ze wilden vergeten wat daar was gebeurd en er niet meer op terugkijken. Maar die medailles waren wel mijn reclamebord naar het bedrijfsleven toe. Daarmee kon ik een leuk zakcentje verdienen. Het gebeurde nogal eens dat je een baan aan die publiciteit overhield. Mijn reclamebord en inkomsten vielen dus weg. De publiciteit en erkenning die ik verdiende, heb ik nooit gekregen.”

“Eindelijk, na drie maanden, werd ik opgebeld. Ze hadden een gouden speldje voor mij klaarliggen op het gemeentehuis van Amsterdam. Maar daar zat wel wat achter. Ajax had net de wereldbeker gewonnen, moest worden gehuldigd. Herinnerden die bobo’s zich ineens dat ze Ruska helemaal waren vergeten. Mij hebben ze er toen maar bij betrokken. Mocht ik samen met die voetballers naar het gemeentehuis. Toen wilde de pers ook ineens met mij praten. Maar ze konden de pot op en dat heb ik jaren volgehouden.”

“Ik was hevig teleurgesteld in die journalisten. Toen ze na drie maanden nog eens een artikel over mij wilden schrijven, had ik daar geen trek meer in. Ik heb ook zo mijn eer. Op dat moment waren de Spelen al achter de rug en vergeten. Ik zei: ‘Ga maar een stukje schrijven over de sporter die nu belangrijk is. Ik heb mijn tijd uitgediend.’ Toen ik op het toppunt van mijn kunnen zat, was de pers er niet. Laat mij daarna ook maar met rust. Ik hoefde niet zo nodig meer met mijn kop in de krant.”

“Ik moest na de Spelen leven van tweeduizend gulden in de maand. Mijn gouden medailles leverden geen extra geld op en ook geen knappe baan. Na een sambo-worsteltoernooi kwam Joop de Vries op me af. ‘Hoeveel verdien jij nou als olympisch kampioen?’ ‘Krap twee rooie in de maand,’ zei ik. Waarop Zwarte Joop uitriep: ‘Willem, laat ze toch allemaal de kolere krijgen. Je krijgt een ton als je morgen bij mij komt werken.’ Ik werd voorzitter van twee casino’s, waaronder Club 26. Als die tent niet was afgefikt, had ik er nu nog met veel plezier gewerkt. Maar dat ik met De Vries omging en op de Wallen rondliep, was voor mijn naam niet zo geweldig. Anton werd afgeschilderd als de sympathieke metselaar en ik als de vieze uitsmijter. Maar ja, Joop was wel de enige die mij een goede baan aanbood.”

'Er is een periode van twintig jaar geweest dat Anton en ik elkaar voorbij liepen. Dat kwam door kunstjes die hij mij in het verleden heeft geflikt'

“De Spelen van München hebben mij dus niet gebracht waar ik op hoopte. Alleen dat ik Geesink eindelijk had overtroffen. Hij was natuurlijk een verschrikkelijk goede judoka. Hij was mijn grote voorbeeld als kampioen. Dankzij hem kon ik naar wedstrijden over de hele wereld. Zelf had ik daar het geld niet voor. Toch is er een periode van twintig jaar geweest dat Anton en ik elkaar voorbij liepen. Dat kwam niet van mij uit, maar door kunstjes die hij mij in het verleden heeft geflikt.”

“Geesink heeft er in 1964 voor gezorgd dat ik niet naar de Olympische Spelen in Tokio kon. Hij won daar later goud. Geesink en mijn toenmalige coach Jon Bluming konden elkaar niet uitstaan. Als Geesink hem via mij kon pakken, liet hij dat niet na. Tijdens de kwalificaties voor de Spelen van ’64 werd Anton eerste in de klasse alle categorieën en ik in de zwaargewicht-klasse. Wij zouden beiden worden uitgezonden. Plotseling moest ik nog een extra partij judoën om me te kwalificeren. Krankzinnig, maar ik deed het. Ik wist dat ik die partij toch wel zou winnen. Ik stond ook ruim voor in de wedstrijd, maar na afloop wezen de scheidsrechters de ander aan als winnaar. Ik wist niet wat ik meemaakte! Maar ik on de beslissing op geen enkele manier aanvechten, mocht dus niet naar de Spelen.”

Tekst gaat verder onder de foto

Begin 2010 komen Mark Huizinga, Ruska en Anton Geesink, de drie Nederlandse olympische judokampioenen, bijeen voor de presentatie van het boek ter ere van 70 jaar judobond Nederland

“Anton kon makkelijk in zijn eentje mijn uitzending dwarsbomen. Hij had veel vriendjes bij de bond. Daarnaast was Geesink Nederlands beste judoka. Zijn uitzending stond zo vast als een huis. Ik was maar een broekie, van mij dacht toch iedereen dat ik er in de eerste ronde uit zou vliegen.”

“Tijdens het After Olympics-toernooi in Japan werd ik eerste, terwijl Geesink, met zijn olympische titel, in de voorronden werd uitgeschakeld. Na afloop dronken we samen een borrel. Geesink had hem na een poosje aardig zitten en toen zei hij letterlijk: ‘Ik ben er de schuld van dat jij niet naar de Spelen ging.’ Dat was echt verschrikkelijk, helemaal als je beseft dat ik net de After Olympics had gewonnen. Ik had in Tokio dus een goede kans op goud gehad.”

“Ik was overdonderd door de bekentenis van Geesink. Ik kon het niet geloven. Voordat ik kwaad kon worden, bood hij mij ter compensatie een trainingsstage van een jaar aan in Japan. Ik moest dan wel voor zijn judoschool uitkomen.”

'Ik heb Anton nooit aangepakt voor datgene wat hij mij heeft geflikt. Ik onthield het wel, maar liet het rusten. Wraak nemen zit niet in mijn karakter'

“Dat deed ik ook nog. Toen leverde hij mij een andere streek. Tijdens de trainingen op zijn school won ik vaker van Anton dan hij van mij. Dat zat hem niet lekker. Hij werd jaloers. Ik wist van mezelf niet hoe goed ik was en dacht steeds dat ik nog niet toe was aan die stage. Totdat ik in 1967 wereldkampioen werd en iedereen heel simpel versloeg. Maar die stage in Japan is er nooit gekomen.”

“Het allerergste was nog dat hij mij tijdens de WK-finale van 1971 verkeerd coachte. Ik stond voor in die partij. Geesink zei dat ik moest aanvallen, omdat ik achter stond. Hij hoopte dat ik teveel risico’s zou nemen, waardoor ik alsnog kon verliezen. Op een gegeven moment deed ik net alsof ik door mijn enkel ging. Tegen de verzorger die op de mat kwam, zei ik: ‘Zeg tegen die grootkop dat hij van de rand van de mat oprot, want hij stoort me en coacht waardeloos.’ Na dit incident hadden we echt ruzie.”

“Inmiddels hebben Geesink en ik weer redelijk contact met elkaar , ik zou er ook geen problemen mee hebben als hij nu mijn café binnen komt lopen. Drie jaar geleden kwam ik hem tegen bij het WK. Hebben we samen een potje bier gedronken, want daar is Anton ook niet vies van. Maar verder hebben we geen contact. Ik heb Anton nooit aangepakt voor datgene wat hij mij heeft geflikt. Ik onthield het wel, maar liet het rusten. Wraak nemen zit niet in mijn karakter.”

Delen: