Word abonnee

Voetbal

‘Er is meer dan het aardse leven’

Jasper Faber

Voetbal

‘Er is meer dan het aardse leven’

door: Barbara & Frits Barend
22 juni 2017
23 tot 28 minuten lezen

Ruud Gullit (54) is een van de iconen van het Nederlands voetbal. Hij is nog altijd een graag geziene gast. Een gesprek over zijn trainersambities, rol als vader, Johan Cruijff, Marco van Basten, Frank Rijkaard, Hans van Breukelen en – bovenal – zichzelf. “Ik heb geleerd drollen door te slikken. Ik kan teleurstelling goed en snel vergeten.”

“Hoelang deed het Joodse volk erover om bij het beloofde land te komen? Tachtig jaar? Bij mijn weten is het vanuit Egypte iets korter en je had ook nog een shortcut omdat God de Rode Zee opende. Ik vind het leuk om over dat soort dingen na te denken. Ik geloof dat er meer is dan het aardse leven. Toeval bestaat niet. Alles hee een reden. Soms ga ik even rustig in een kerk zitten, niet om te bidden, maar om mijn dankbaarheid te tonen, aan God, aan het universum. Het kan trouwens net zo goed een moskee of een synagoge zijn. Het gaat me niet om de religie, maar om de rust die ik daar vind. Ik heb de Bijbel niet gelezen, ben ook alleen geïnteresseerd in het Oude Testament, in de verhalen. Het Nieuwe Testament is er alleen om mensen bang te maken.”

Tekst gaat verder onder de foto

Aan het woord is Ruud Gullit, tweemaal wereldvoetballer en één keer Europees voetballer van het jaar. Hij heeft even ervoor zijn fiets geparkeerd in de binnenstad van Amsterdam en begint als altijd meteen na binnenkomst enthousiast te praten. Ruud was aanvoerder van het enige Oranje dat ooit een prijs won. Hij won met AC Milan tweemaal de Europa Cup 1 en de wereld­ beker voor clubs. Op zijn manier was deze Nederlandse icoon een atypische verschijning in de voetbalwereld. Als je hem zag voetballen, leek het alsof hij ook aan de top volledig op zijn gevoel afging. Toch relativeert hij zijn intuïtieve rol.
“Ik was een verdediger die aanvaller werd, dat komt bijna nooit voor. Meestal is het andersom, dat spelers beginnen als aanvaller en eindigen als verdediger. Ik heb echt moeten aanleren aanvaller te zijn. Feyenoord haalde me als rechtsbuiten, maar bij PSV werd ik weer laatste man. Scoorde ik vij ien goals. In de laatste tien wedstrijden moest ik weer in de spits, maakte ik er ook tien. Ik heb altijd veel rollen in het el al gespeeld en dat is eigenlijk niet goed. Bij AC Milan speelde ik afwisselend rechtshalf, rechtsbuiten en ook wel in de spits.”

In het Nederlands elftal speelde je ook rechtsbuiten.
“Ja, en daardoor voelde ik zowel bij Milan als in het Nederlands el al nooit de vrijheid die ik nodig had om mijn echte kwaliteiten te tonen. Ik heb te vaak in een regime moeten spelen. Ik weet nog heel goed dat die linksback van Duitsland bij het EK in 1992 bijna linksbuiten speelde. Als iemand achter mij hem opvangt, dacht ik, krijg ik vrijheid. Mocht niet, ik moest zelf achter mijn back aan. Later hoorde ik van die Duitsers hoe blij ze waren dat ik geen vrijheid had en mezelf als rechts­ buiten neutraliseerde. Ik moest me altijd aanpassen aan de tactiek en het teambelang en heb daardoor bij het Nederlands elftal en later bij Milan eigenlijk nooit het beste uit mijn spel kunnen halen. Alleen het eerste jaar bij Milan toen ik in de spits speelde, kreeg ik die vrijheid wel. Vind ik achteraf wel jammer. Mede daardoor maakte ik bij AC Milan nooit meer dan negen goals per seizoen. Ik moest altijd in een bepaalde rol spelen. Ik denk dat ik daardoor niet heb laten zien wat ik kon. Dat gevoel werd bevestigd bij Sampdoria. Daar had ik vrijheid in de spits zoals het eerste jaar bij Milan. Bij een veel minder el al als Sampdoria maakte ik zestien goals. Ik heb een prachtige carrière gehad, maar ik had meer speelplezier kunnen hebben en doelpunten kunnen maken. Daarom zeg ik altijd dat spelen in AC Milan en Oranje werk was. Had ik het achteraf niet moeten doen? Had ik me minder plooibaar moeten op­ stellen? Ik deed dingen in het belang van het elftal. Pas bij Sampdoria en later ook bij Chelsea merkte ik hoeveel plezier ik had gemist.”
Had je als speler nog meer dingen anders moeten doen?
“Ik had na mijn eerste seizoen Sampdoria in 1994 nooit terug moe­ten keren naar AC Milan, maar bij Sampdoria moeten blijven. Ik was veranderd, had mijn vrijheid gevonden en paste niet meer in dat strakke regime van Milan. Ik was in bloedvorm, scoorde in de beker­ nale voor Sampdoria ook nog de winnende tegen AC Milan. Maar mijn ego was toch gestreeld toen ze me terugvroegen.”

En daarna ben je door de achterdeur vertrokken bij AC Milan?
“Ja, eigenlijk wel. Ik voelde me in de steek gelaten door Milan. Twee jaar later hadden we de afscheidswedstrijd van Demetrio Albertini van AC Milan. Ik had net met Chelsea de FA Cup gewonnen, kwam met de pik en de borst vooruit binnen. Ik voelde dat sommigen oog­ contact met me zochten om met me te gaan praten. Silvio Berlusconi hield een toespraak, wilde weggaan en ik zag uit een ooghoek dat hij naar me keek. Hij kwam op me af, zei dat we uiteindelijk bij AC Milan één grote familie waren, dat we het verleden moesten verge­ten. Toen hebben we elkaar omhelsd en heb ik die drol ook weer doorgeslikt. Ze konden me veel verwijten, maar niet dat ik niet altijd mijn best heb gedaan.”
Wat was je mooiste voetbaltijd?
“AC Milan was uiteindelijk door de successen de mooiste tijd, maar het was ook heel hard werken. Ik kon nooit even genieten, want elke wedstrijd en elke prijs moest worden gewonnen. Dat was niet alleen fysiek, maar ook mentaal heel zwaar.”
Je was toch een speler die ondanks het harnas van de tactiek ook wel je intuïtie volgde?
“Klopt. Er is iets heel geks. In het veld deed ik het wel, maar in mijn privéleven liet ik dat achterwege. Ik kreeg heel vaak signalen dat ik privé iets niet moest doen, maar ik negeerde ze. Ik geloof niet in toeval, heb te veel meegemaakt om te denken dat dingen toevallig zijn gebeurd, alles hee in mijn optiek een reden. Ik ben ook heel spiritu­eel. Ik had een periode dat ik elke nacht rond een uur of vier wakker werd. Dan ging ik maar een film kijken. Tot iemand zei dat ik moest onthouden waarover ik droomde of waaraan ik dacht als ik wakker werd. Kort daarna werd ik weer wakker, ging in de woonkamer op de bank een lm kijken en daarna weer naar bed. Zie ik op de trap sleutels liggen. Ineens dacht ik: verrek, ik droomde van sleutels toen ik wakker werd. Vanaf dat moment is er een groot avontuur begonnen, zijn er dingen gebeurd die voor mij een openbaring waren. Maar die zijn zo privé, dat ik ze niet publiekelijk wil delen.”

‘Ik moest altijd in een bepaalde rol spelen bij Milan en Oranje. Ik denk dat ik daardoor niet echt heb laten zien wat ik kon’

De lessen van Cruijff
In 1983 werd je als speler van Feyenoord ploeggenoot van Johan Cruijff.
“Ik ben bij hem thuis geweest, bij de begrafenis van zijn moeder, heb met Danny en hem gegeten, veel met hem gegolfd. Ik heb hem dus in een andere hoedanigheid dan alleen als voetballer meegemaakt. Ik was echt aangeslagen na zijn overlijden, maar besefte het nog niet helemaal tot ik bij de Laureus Awards in Berlijn een eerbetoon aan Johan Cruijff mocht inleiden. Jordi was daar ook en was oprecht blij dat hij bij zo’n beladen avond een bekende tegenkwam. Toen Jordi op het podium het woord nam en de beelden van Johan verschenen, drong het pas echt tot me door. Kort daarna was het Dunhill golf­ toernooi in Schotland waar we altijd samenspeelden. Daar is hij heel mooi herdacht. Johan was een goede, maar geen geweldige golfer. Hij vond het vooral heel leuk. Ik herinner me een keer dat hij Danny bijna vermoordde met een afzwaaiende bal. Dus ik zei: ‘Johan, dat je een hekel hebt aan Danny, oké, maar zo erg hoe toch ook niet?’ Ze hield net haar paraplu omhoog, dat was haar redding.”
Lachend: “Ging hij die bal helemaal analyseren, waarom hij afzwaai­de. Geweldig. Danny was altijd zo relaxed, ze was helemaal niet bezig met voetballen, ze vulde Johan goed aan. En een echte Jordanese, dochter van Cor Coster. Geweldige mensen, die Costers, mensen die Johan precies nodig had. Ze konden allemaal vreselijk fitten op el­ kaar, maar uiteindelijk konden ze niet zonder elkaar.

Spelen met Johan was een godsgeschenk. Voetbal is het herkennen van patronen en daarop anticiperen. Hij zag alles van tevoren en had ook nog de vaardigheid en techniek om tegenstanders compleet te verrassen. Ook iets: hij was bijna nooit zwaar geblesseerd terwijl hij schoppen hee gekregen, niet te geloven. Ik had het geluk dat ik Johan in het begin van m’n carrière heb mee­gemaakt, bij Feyenoord. Hij maakte spelers beter, heeft me mede gevormd en gewezen op wat me zou overkomen aan de top. Hij zei aan het eind van ons gezamenlijke seizoen bij Feyenoord in 1984: ‘Ruud, je moet hogerop, maar als je weggaat bij Feyenoord, zul je veel over je heen krijgen, ze gaan je uitschelden, verguizen. Ik heb het meegemaakt en daarop moet jij ook voorbereid zijn.’ Hij zei ook dat ik, als ik een echte topspeler wilde worden, andere spelers beter moest maken. Dat was nieuw voor me, had ik nooit bij stilgestaan.
Toen ik twee seizoenen later bij PSV speelde, realiseerde ik me pas wat hij bedoelde. Ik weet nog goed dat Johan in 1985 trainer was geworden van Ajax. Alles wat Ajax onder Johan deed, was geweldig. Ajax speelde iedereen weg, had een prachtige oefencampagne. Het kon niet op. Al vroeg in het seizoen moesten we tegen Ajax. Toen we met PSV bij het Olympisch Stadion aankwamen, lachte iedereen ons uit. Wonnen we wel even met 4­2, Gijp twee keer en ik twee keer. Dat was zo’n lekker gevoel, ze hadden weer even te veel praatjes. Ik was toen talent af, moest het zelf gaan doen, gaan presteren. Dus ik had maar één doel: winnen. En dat deden we, twee keer van Ajax dat seizoen. Die overwinning was voor mij een mijlpaal. Ajax maakte de meeste doelpunten, Marco van Basten werd topscorer, maar wij werden kampioen. Dus ik had de lessen van Johan goed begrepen.” Jullie waren ploeggenoten toen Feyenoord met 8-2 van Ajax verloor. “Ja, kijk die wedstrijd nog maar eens terug, we speelden echt beter. Johan was na afloop ook helemaal niet in paniek Hij zei in de kleed­kamer meteen dat wij kampioen zouden worden. In datzelfde seizoen wonnen we thuis van Ajax en knikkerden we Ajax uit de be­ker. Maar dat herinnert niemand zich meer. En we werden kampioen. Ik heb Johan in zijn laatste jaar meegemaakt, toen hij 37 was. Hij was zo goed, dat ik weleens dacht: hoe goed zal hij niet zijn geweest toen hij nog 25 was? Ik nam alles gretig in me op. Hij was in alles uniek, ook in het bietsen van sigaretten. Bij Feyenoord stonden ze in de gang als een gek te roken, maar hij had nooit sigaretten bij zich.” Met een grote glimlach: “Later heb ik wel gemerkt dat hij een zwak had voor spelers die bij Ajax hadden gespeeld. Ik had het dan wel gemaakt, maar bleef voor Johan toch een beetje de buitenstaander. Uiteindelijk ben ik heel dankbaar dat ik hem heb gekend. Hij heeft een heel grote invloed op mijn carrière gehad, al was het alleen maar met zijn opmerking dat ik andere spelers beter moest maken als ik een echte topper wilde worden. Hij heeft toch de weg voor ons geplaveid in de hele wereld.”

Hij had Marco van Basten, Frank Rijkaard en later ook Dennis Bergkamp graag naar Barcelona gehaald. Alleen Ronald Koeman en Richard Witschge gingen. Hee hij jou ook benaderd?
“Nee. Dat bedoel ik met de Ajax­clan waartoe ik niet behoorde. Daar zat ik niet bij, maar ik zat er ook niet mee. Toen hij in 1986­ 1987 coach van Ajax was, wilde hij al die Ajacieden van hem in het Nederlands elftal. Stanley Menzo moest erin voor Hans van Breuke­ len, Sonny Silooy voor Berry van Aerle. Ik zorgde er altijd voor dat ik met die Amsterdammers zat te kaarten en dan gooide ik er bomme­tjes in. ‘Jullie willen Menzo in de goal, hè? Nou, dat gaat even niet gebeuren, zolang ik speel,’ zei ik. Ik waarschuwde ze niet echt, maar ik gaf zo wel voortdurend speldenprikjes.”
Toch besprak je in 1989 voor de wedstrijd om de Super Cup in Barcelona tussen Barcelona en AC Milan in het geheim samen met Ronald Koeman en Marco van Basten de strategie hoe Cruijff in 1990 bij het WK in Italië bondscoach kon worden in plaats van Thijs Libregts.
“Klopt. Johan was op dat moment de enige die de spelers kon temmen. Na 1988, nadat we Europees kampioen waren geworden, gingen jongens die normaal nooit iets zeiden ineens hun mond open­ doen. De hele hiërarchie was weg. Daarom wilden wij Johan en dat hadden we neergelegd bij Rinus Michels die daar toen over besliste. Toen kwam Michels ineens met Leo Beenhakker. Die kon er op zich niets aan doen, want hij was er alleen neergezet omdat Michels als de dood was dat Johan het beter zou gaan doen dan hij in 1988, dat Johan met ons wereldkampioen zou worden. Dat voelden wij ook.”

Tekst gaat verder onder de foto

Gekrenkt door Van Breukelen
Je ambitie vorig jaar assistent-bondscoach van Danny Blind te worden na het vertrek van Dick Advocaat geeft aan dat je nog altijd graag trainer wilt worden,
“Klopt, en ik weet ook dat ik het kan, omdat ik het zie. Mijn zoon Maxim, die bij me woont, zegt altijd dat ik nog een keer trainer moet worden. Als er iets moois komt, zal ik het doen. Daarnaast wil ik er zijn voor Max, probeer ik mijn werk op hem af te stemmen. Mede daardoor waren er aanbiedingen die ik moest afzeggen, behalve dat assistent­bondscoachschap. Dat had ik graag gedaan, maar ik ben achteraf blij dat ik het niet heb gedaan.”
Je kreeg door die aanbieding ruzie met de toen net benoemde technisch directeur van de KNVB, Hans van Breukelen. Je hebt bij PSV en het Nederlands el al veel met hem gedeeld. Zover wij Van Breukelen kennen, is hij toch niet onbetrouwbaar of oneerlijk?
Ruud denkt lang na en zegt dan: “Laat ik het zo zeggen: ik had meer vertrouwen van zijn kant naar mij verwacht. Vertrouwen is de basis van een relatie. We kennen elkaar, zoals jullie terecht opmerken, al heel lang. Als ik iets weet, dat ik alleen in vertrouwen aan jullie wil vertellen en ik vertrouw jullie, dan zeg ik het. Hans wist iets, wat ik niet mocht weten, maar wat ik wel moest weten. Sterker, als je net doet alsof er niets speelt, dan vertrouw je mij dus niet. Marco van Basten wist dat ik was benaderd, mijn mogelijke komst was bespro­ ken binnen de staf van het Nederlands elftal. Dat lijkt me ook logisch.
Marco vertrouwde me wel en had me daarom in strikt vertrouwen gezegd dat hij zou stoppen als assistent van Danny Blind en naar de FIFA zou gaan. Van Breukelen deelde dat niet met mij. Dat zegt mij genoeg, dan wil ik niet meer met jou werken. We hebben namelijk ook een verleden, Hans en ik. Toen Van Breukelen na dat bekende ‘polletje’ in De Kuip een dag later na de training, waar hij natuurlijk werd gedold, huilend naar huis reed en het niet meer zag zitten, ben ik naar zijn huis gereden. Hij had het gevoel dat de hele wereld tegen hem was. ‘Hans,’ zei ik toen, ‘je weet dat Cruijff Menzo in het Nederlands elftal wil en dat iedereen Johan nu helemaal gelijk zal geven. Dan kun je twee dingen doen: je kunt opgeven en je hier thuis opsluiten, of je kunt keihard terugknokken. Doe je dat niet, dan wordt Menzo keeper van het Nederlands elftal. Ik zorg ervoor dat we je bij PSV steunen, maar je moet het wel zelf doen.’ Ik vond dat mijn plicht als collega, als ploeggenoot. Door dertig jaar geleden meteen naar zijn huis te rijden had ik nu als ex­collega iets meer credits van hem verwacht. We waren niet alleen oud­collega’s, er was in mijn ogen nog iets meer. En die credits kreeg ik niet. Marco snapte het wél. Later zei Hans dat hij me niets kon zeggen omdat hij dat had beloofd. Pardon, dat had hij beloofd aan zichzelf, dan heb je alleen aan jezelf gedacht en niet aan mij. Hij was moreel verplicht me in vertrouwen te nemen. Dat heeft me in menselijk opzicht gekrenkt, dat ik niet belangrijk genoeg was.
Daar moet ik mee leven, ik heb geleerd drollen door te slikken. Dat is mijn karakter, ik kan daar heel goed mee omgaan. Ik kan teleur­stellingen goed en snel vergeten. Maar tegelijk ben ik daardoor ook een heleboel leuke dingen in mijn leven vergeten. En dat is ook weleens jammer. Blijkbaar was die functie als assistent­bondscoach niet voor me weg­ gelegd, zo redeneer ik dan. Ik weet dat ik een keer tegen Ted Troost (haptonoom en begeleider van Gullit in de jaren tachtig en negentig, red.) zei dat ik zoveel vergat en me graag wat meer wilde herinneren. ‘Nee,’ zei Ted, ‘niet doen. Wees blij dat jij niet al je emoties opslaat, want een mens slaat vooral zijn negatieve emoties op. En jij bent ze juist meteen kwijt. Wees blij.’”

Je bent coach geweest van Chelsea, Newcastle United, Feyenoord, Los Angeles Aztecs en Terek Grozny. Wat was je leukste tijd als trainer?
“Chelsea. Daar had ik vrijheid van handelen en wonnen we in mijn eerste jaar de FA Cup.”
Feyenoord lijkt op weg naar de eerste landstitel sinds 1999. Jij was er in het seizoen 2004-2005 trainer.
“Bij Feyenoord was geen geld en moest ik spelers nemen bij gebrek aan een keus. We draaiden in het begin hartstikke goed. Ik werd wakker toen mijn assistent Zeljko Petrovic op tv bij VI werd uitgeno­digd. Leuk, dacht ik, totdat ik zag dat hij alleen was gevraagd om vol­ledig geslacht te worden. Waarom deden ze dat? Daar zit een plan achter, dacht ik. Toen kregen we die onverwachte doordeweekse nederlaag uit bij FC Den Bosch en begon het uit mijn handen te glippen. We hadden geen topelftal, maar best een aardig team. Als Gábor Babos die bal in zijn handen had gehouden in de halve finale tegen PSV hadden we de finale van de beker gespeeld. Sommige dingen hadden niet mogen gebeuren. Ik zette ook Salomon Kalou, die bij Excelsior speelde omdat hij toen niet goed genoeg was voor Feyenoord, en Dirk Kuijt samen in de spits, maar over goede dingen hoor je mensen niet.
En ik weet ook heel zeker dat je als trainer zo goed bent als je spelers. Als je geen spelers hebt, lukt het niet. Bovendien, je kunt niet altijd succes hebben. Een el al bij elkaar kopen, is ook niet makkelijk. Dat heb je aan Louis van Gaal gezien, die mocht bij Manchester United kopen wat hij wilde. Maar is hij daarom een slechte trainer? Nee, hij is wel een moeilijke persoonlijkheid, roept altijd agressie op. Als het goed gaat, slikt iedereen zijn gedrag, maar als het niet goed gaat, is het meteen over. Dat is jammer, want hij is echt een goede trainer.”

Ben jij een goede trainer?
“Ja, ik denk het wel, ik heb verstand van voetbal, zie het spel en weet echt wel wat trainen en coachen is. Ik zit heel veel in het buitenland, kijk met een buitenlandse blik naar Nederland. Voor het buitenland zijn wij toch de eigenwijze betweters. Ik weet ook wat ik tekort kom, heb naast mij een zogenaamde leraar nodig, iemand die het kan over­ brengen en trainingen kan uitzetten. Ik moet alleen maar letten op de details die het verschil kunnen maken en die zie ik heel goed. Door de ruzie tussen Louis van Gaal en Johan Cruij zijn er twee kampen ontstaan en daar moeten we vanaf. Johan had niet helemaal gelijk, maar Louis ook niet. Louis ging alleen maar leraren aannemen en Johan wilde dat alleen ex­topvoetballers de top zouden trainen. Giovanni van Bronckhorst doet het goed bij Feyenoord, maar had toch even Dick Advocaat nodig.
Hetzelfde geldt voor Phillip Cocu bij PSV, die had Guus Hiddink even nodig. Wat is daar op tegen? We hebben elkaar allemaal nodig, de leraar hee de voetballer nodig, de voetballer de leraar.”
Frank Rijkaard wil nooit meer trainer worden, jij wel.
“Frank heeft genoeg bij elkaar geharkt als trainer, hee de Champions League en landstitel gewonnen met Barcelona. Als er iets leuks komt, ga ik het doen. Als er geen club komt, dan is het blijk­ baar niet voor mij, maar voor een ander weggelegd.”
Hoe kijk jij naar het Nederlandse voetbal op dit moment?
“Als klein landje hebben we het heel goed gedaan. Ik ben echt trots op Nederland als voetballand. We hebben iedereen in onze keuken laten kijken, maar nu zijn we in de war. Ook technisch leggen we het af, wij zijn de meesters in het kaat­sen geworden. De principes die we hebben zijn oké, maar balbezit is doel geworden in plaats van middel. Wij zijn een gevaar als we de bal hebben. Wat wij maar niet begrijpen is dat de tegenstander alleen maar valletjes opzet om ons fouten te laten maken. Ja, zeggen we dan, als we die fouten niet maken, dan…. Maar we maken die fouten juist elke keer wéér! Voor het spel dat wij nog steeds willen spelen, heb je een heel hoog niveau nodig. Dat niveau missen we, we hebben geen bepalende middenvelders meer, die met een man in de rug een bal kunnen aannemen en meteen kunnen opendraaien. Koeman heeft zich aangepast, heeft bij Ajax, Feyenoord en PSV en in het buiten­land gewerkt en teleurstellingen meegemaakt. Daarom vond ik hem ook de ideale coach voor het Nederlands elftal, omdat hij als enige van de buitenkant naar Nederland kan kijken. Hij snapt hoe ze Nederland willen bestrijden. Als je alleen in Nederland hebt gewerkt, ben je blind voor wat er buiten de grenzen gebeurt.”

‘Ik vind Ronald Koeman de ideale coach voor het Nederlands el al, omdat hij als enige van de buitenkant naar Nederland kan kijken’

Rijkaard en Van Basten
Je bent net als Rijkaard 54, wordt licht grijs. Hoe kijk jij terug op je leven?
“Ik ben heel dankbaar voor alles wat ik heb meegemaakt. Ik vind het ook helemaal niet erg om grijs te worden. De positieve dingen zijn mooi, maar de negatieve dingen horen erbij en zijn achteraf misschien nog wel een mooiere ervaring geweest. Die hebben me gevormd tot wie ik ben. Daardoor leer ik mezelf kennen en daar ben ik nog het meest dankbaar voor. Als het moeilijk gaat, moet je initiatieven nemen om dat te veranderen. Problemen bestaan niet, mensen bestaan en die veroorzaken problemen. Mijn moeder was altijd heel vrolijk, nooit chagrijnig, heel pragmatisch en overtuigd atheïst. Mijn vader was ook altijd vrolijk en hongerig naar kennis, wilde altijd lezen. Ik ben veel meer spiritueel, ben heel erg geïnteres­seerd in de Inca’s, Maya’s en het oude Egypte. Wat ze toen al wisten, ongeloo ijk. In die tijd zijn al zoveel ontdekkingen gedaan, was er al zoveel cultuur. Maar helaas waren er altijd weer religies die alles vernietigden om de mensheid dom te houden. In de middeleeuwen is veel ontdekt, maar ook heel veel vernietigd.

In mijn spiritualiteit bestaat wel een God, maar geen pater, dominee, rabbijn of imam. Niemand hoe mij te vertellen wat te doen of wat goed is. Laat ik het zo zeggen: sommige dingen zijn te toevallig om echt toevallig te zijn. Daar moet een bedoeling achter zitten. Er is veel gebeurd in mijn leven. Ik ben tevreden met het leven dat ik nu leid, en dankbaar. Als ik zie hoe ik nu fulltime vader kan zijn voor Max, ja, dat is mooi. Ik ga nu ook naar ouderavonden. En als ik op reis moet, is hij bij zijn oma, mijn ex­schoonmoeder. Dat gaat ook prima.”
Frank Rijkaard is tegenwoordig, bij wijze van spreken, fulltime vader…
“Ja, weet ik. Ik ken Frank natuurlijk al heel lang, maar ik heb hem in lange tijd niet zo gelukkig gezien. Frank was een denker, een peinzer, liet nooit het achterste van zijn tong zien. Nu is hij bijna extravert, terwijl hij altijd heel introvert was. Praten liet hij aan een ander over. Wij zijn totaal andere karakters: Frank is de weegschaal, wikken en wegen, ik ben veel impulsiever. Maar hij is nu totaal anders, leuk om te zien. Frank is ook een filosoof. Als hij een borrel op heeft, wordt hij aanhankelijk, gaat hij aan me hangen, komt hij los. Prachtig.”
En Marco van Basten?
“Om Marco moet ik altijd lachen. Marco heeft een heel stugge buitenkant, Frank en ik kunnen ook tot zijn binnenkant door­ dringen. We kunnen met z’n drieën in een deuk liggen. Marco is een geweldige gozer. Als hij niet had gescoord, stond hij in het veld tegen me te schreeuwen, maar ik deed net of ik hem niet hoorde. Riep hij in de kleedkamer nog eens: ‘Je hoorde me wel!’ Ik bleef heel kalm. ‘Als jij voor die goal blijft en ik zie je vrijstaan, dan krijg je hem heus wel,’ zei ik. Als hij dan had gescoord, zag je dat gluiperige lachje weer van hem. Daar kon ik echt van genieten, dan kon ik hem wel opvreten. Ik houd van hem. Ja, hij is absoluut de beste speler met wie ik heb gespeeld. Als ik voor de goal stond, dan kon ik hem er weleens inschieten. Maar als ik hem aan Marco gaf, wist ik zeker dat hij zat. Dan won ik toch ook.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: