Word abonnee

Wielrennen

Harrie Lavreysen: ‘Heel ziek wat ik heb gedaan’

Ferdy Damman

Wielrennen

Harrie Lavreysen: ‘Heel ziek wat ik heb gedaan’

door: Jasper Boks
9 november 2021
16 tot 21 minuten lezen

Harrie Lavreysen (24) is de koning van de sprint. Ook in 2021 hield hij weer huis. We schotelen de baanrenner, in Japan goed voor twee keer goud en één keer brons, uitspraken voor die hij een jaar geleden deed in Helden.

“Ik heb een fantastisch jaar gehad: twee keer goud en brons op de Spelen, twee Europese titels en drie wereldtitels in drie maanden tijd. Als kind droomde ik van olympisch goud. En nu heb ik het, dat is nog steeds een beetje onwerkelijk.
Het olympisch toernooi was heel raar. We deden mee aan de Spelen, maar het voelde alsof we er niet aan deelnamen. Wij zaten niet in het olympisch dorp, ons toernooi werd ver buiten Tokio gehouden.

Wat er verder op de Spelen gebeurde, kregen we alleen maar mee via onze telefoon en op tv. Voor mij begonnen de Spelen pas te leven toen Niek Kimmann goud won. Niek en ik zijn maatjes. We droomden er ooit allebei van om in 2020 olympisch kampioen BMX te worden. Drie jaar lang hebben we samen op Papendal gezeten. Doordat mijn schouders steeds uit de kom schoten, moest ik besluiten om met BMX’en te stoppen. Niek ging door. Dat het hem is gelukt, vind ik zo mooi. En vier dagen later pakten wij met de teamsprinters ook goud.

De druk voor de teamsprint was vreselijk hoog. We wonnen al jarenlang elke wedstrijd dus verwachtte iedereen van ons dat we goud gingen pakken. Ik trek me doorgaans nooit veel aan van hoge verwachtingen, weet niet anders dan dat die er bij mij altijd zijn. Bij mijn eerste WK, in 2017, won ik vanuit het niets zilver. Vanaf dat moment dacht iedereen: Harrie wint wel even. Maar op de Spelen was het anders, die druk was extremer. Ik kan me altijd afsluiten van de druk door heel erg in het moment te blijven en niet te veel vooruit te kijken, dat is een trucje dat ik mezelf heb aangeleerd.

Maar op de Spelen had iedereen het over die olympische titel op de teamsprint die wij gingen winnen, want dat kon toch eigenlijk niet misgaan. Daardoor had ik voor het eerst moeite om in het moment te blijven. Toen het goud op de teamsprint binnen was, voelde ik eerder opluchting dan blijdschap. Wat de impact van een olympische titel is, kreeg ik wel meteen mee. Ineens zag ik mijn vriendin Noor met mijn ouders bij Op1 en Humberto Tan zitten. Ik dacht wel: het is heel ziek wat er op dit moment gaande is in Nederland. Ik merkte toen ook dat olympisch kampioen worden van een andere orde is dan een wereldtitel pakken.”

Zelfs onze warming-up wordt vastgelegd. Maar eigenlijk ben ik niet zo bang voor de concurrentie. Ik denk niet dat als ze weten hoe we trainen, zij ineens net zo hard gaan rijden.’
“Wij hebben tot en met de Spelen alles gedaan om het maximale te halen uit onze aanpak. We hadden in Zwitserland een trainingskamp en sliepen op het middenterrein van de baan. We konden dus zo uit ons bed op de fiets stappen. Wekenlang hebben alleen maar de Spelen in mijn hoofd gezeten. Dat betekende: nooit lang blijven staan. Als ik ergens kwam, meteen gaan zitten. Of voor een verdieping naar boven of beneden de lift pakken. Ik had zes keer per dag een eiwitmoment. Maar ook mijn koolhydraten en vetten hield ik nauwkeurig bij.

‘Voor mij begonnen de Spelen pas te leven toen Niek Kimmann goud won. Wij droomden er ooit allebei van om in 2020 olympisch kampioen BMX te worden’

Ik heb ook een jetlagprotocol gevolgd. In Zwitserland ben ik begonnen met telkens een uur eerder naar bed te gaan en er ’s ochtends een uur eerder uit te komen. Toen we aankwamen in Japan was ik al gewend aan het tijdsverschil. We hebben niets aan het toeval overgelaten.

De voorsprong op de concurrentie is nog steeds groot. Wat mezelf betreft: ik ben nog jong, heb nog niet de leeftijd waarop een baanwielrenner normaal gesproken op zijn top zit. Baansprinters kunnen wel tussen de tien en vijftien jaar mee, bij mij staat de teller nu op vijf jaar.

Saai wordt het winnen nog niet. Ik geniet van elke sprint die ik rij. Sterker, het afgelopen EK en WK genoot ik er nog meer van dan ooit. Ik was zo ontspannen toen we na de Spelen nog het EK en WK moesten rijden, dacht: ik heb dit jaar toch al gewonnen wat ik wilde winnen. Ik voelde geen druk, heb daardoor ook echt kunnen genieten tijdens de races.

Op de teamsprint heersen we en op de sprint steken Jeffrey Hoogland en ik er met kop en schouders bovenuit. Ik vraag me weleens af hoe de tegenstanders naar onze finales kijken. Natuurlijk blijf ik om me heen kijken. Ik weet ook dat Niek Kimmann de ambitie heeft om in de toekomst de overstap te maken naar de baan. Na de Spelen in Parijs is hij 28, maar dat is denk ik niet te laat. Ik weet zeker dat hij heel goed zou kunnen worden op de baan. Dat zou wel een mooie strijd tussen ons kunnen opleveren.

Ik weet dat er een goede, jonge Rus aankomt. Hij en alle anderen gebruiken ons als benchmark. De andere landen weten wat ze moeten rijden om mee te kunnen gaan doen. Het is ook niet zo dat wij iets doen wat heel erg geheim is. Wij hebben een heel goede lichting. Elke dag er alles uit willen halen, dat is ons geheim. Met de teamsprint als basis.”

‘Van Noor hadden mijn bovenbenen wel een maatje kleiner gemogen.’
“Die bovenbenen zullen voorlopig niet een maatje kleiner worden, want ik ga dus nog wel een tijdje door. Noor is zo belangrijk voor me. Ze heeft tijdens de huldiging in mijn geboortedorp Luyksgestel op het podium voor al die mensen een speech gehouden voor mij. Zo mooi. Ik had het totaal niet verwacht.

In de ochtend was ze heel zenuwachtig, ik snapte niet waar ze zich zo druk om maakte. Dat begreep ik natuurlijk wel toen ze de microfoon pakte. Ze vertelde hoe trots ze op me is, hoe knap ze het vindt wat ik doe en dat ze altijd achter me staat. Ik wist natuurlijk al dat ze trots op me is, maar als ze dat publiekelijk uitspreekt, is dat heel speciaal.

Ik vertel Noor ook vaak hoe trots ik op haar ben. Het mooie is dat we de weg ook helemaal samen hebben afgelegd. Noor en ik kennen elkaar al sinds de middelbare school. Ze heeft meegemaakt dat ik goed was op de BMX, was erbij toen ik altijd geblesseerd was aan mijn schouders en toen ik de overstap maakte naar de baan en weer succesvol werd.

Ik vind het weleens lastig dat veel in haar leven om mij draait, wil ook dat Noor haar eigen leven leidt. Ik heb ervoor gekozen om topsporter te worden, dat is niet de keuze van Noor. Na een wedstrijd sta ik mentaal vaak een beetje op m’n kop, maar ik doe altijd heel erg m’n best om er dan wel voor Noor te zijn.

‘Sommige tegenstanders gaan expres tegen je aan zitten. Of ze gaan je boos aankijken vlak voor de start. Om dat soort dingen lach ik alleen maar.’
“Op de Spelen is het niet gebeurd dat tegenstanders me uit m’n concentratie probeerden te halen. Het heeft toch niet zoveel zin. Ik ben zo met mezelf bezig. Weet je wat ik vaak doe? Ik bekijk beelden van mijn races en bedenk dan manieren hoe ik mezelf had verslagen. Die informatie gebruik ik weer om me te verbeteren.

Tijdens een sprinttoernooi kijk ik ook altijd vol interesse naar de andere wedstrijden. Ik beeld me dan in dat ik de verliezer ben van de twee renners op de baan en bedenk wat ik had kunnen doen om te winnen. Door zo naar elke wedstrijd te kijken, train ik mezelf op tactisch gebied. Alle informatie sla ik op. Ik kijk ook wanneer een tegenstander omkijkt, omdat dat vaak het moment is waarop je iemand kunt verrassen. Ik maak bijna een studie van het baanwielrennen.

Tekst gaat verder onder de foto

Harrie Lavreysen

Er zijn zeker nog kansen om mij te verslaan, heb ik al gezien. Maar op welke manier ga ik natuurlijk niet vertellen. Ik kan wel verklappen dat het momenteel lastig is om mij te kloppen. Ik ben de snelste van iedereen. Als ik ervoor zorg dat ik tactisch in orde ben, is het daardoor heel lastig om mij voor te blijven. Of in de toekomst een goede coach in mij schuilt, weet ik nog niet. Maar het zou jammer zijn als alle informatie en kennis die ik heb verloren zou gaan. Als ik een sprintrit van een ander zie, ben ik bijna geneigd om hem te gaan helpen. Dan ligt op het puntje van mijn tong om te zeggen: als je het nou eens zo doet…”

‘Als ik van de baan kom, hou ik zeker rekening met de gevoelens van Jeffrey. Dan zijn we weer een team en ga
ik niet superblij doen. Maar we gaan gelukkig goed met de situatie om, het heeft geen invloed op onze band. Vooralsnog tenminste. Wellicht dat het na de Olympische Spelen anders is.’
“In aanloop naar de Spelen merkten Jeffrey Hoogland en ik al dat de strijd tussen ons nog meer werd uitvergroot en dat er meer spanning was tussen ons. Ik heb me voor de Spelen wel even afgevraagd of die strijd tussen ons in zou kunnen komen te staan. Jeffrey en ik waren tijdens de Spelen ook gewoon kamergenoten. We hadden een appartement met twee kamers. In de ene kamer lagen onze teamsprintmaatjes Roy van den Berg en Matthijs Büchli en in de andere Jeff en ik.

We waren dus eigenlijk de hele tijd met z’n vieren. Op wedstrijddagen deed iedereen zijn eigen ding. Het was dus niet zo dat Jeffrey en ik de hele dag op bed lagen en dat we elkaar telkens aankeken met het idee: hij is mijn vijand. Ter ontspanning keken Jeff en ik tijdens het trainingskamp in Zwitserland en in Japan allebei de tv-serie Suits.

Het moment kwam dat we naast elkaar lagen, terwijl we het de volgende dag in de olympische finale van de sprint tegen elkaar op moesten nemen. We hebben niet bedacht om voor één keer van kamer te wisselen met Roy of Matthijs, zijn normaal blijven doen tegen elkaar. Neemt niet weg dat we wat minder spraakzaam waren voor de sprintfinale. Het werd een bloedstollende, loodzware finale. We wisten allebei dat het moeilijk inhalen was op de olympische baan.

Normaal neemt Jeffrey tijdens een sprintduel graag de voorste positie in, terwijl ik juist liever vanuit tweede positie begin. Doordat we wisten dat die voorste positie belangrijk was, begonnen we vanaf de start bijna al te sprinten. De eerste rit kwam ik op kop en toen verraste Jeffrey me. Met anderhalve ronde te gaan, kwam hij op kop en daarna heb ik het niet goed gedaan.

Ik verloor nipt, baalde flink toen ik nog in de baan reed. Ik dacht: klote, ik heb de eerste rit van de olympische finale verloren door een domme fout. Maar ik had wel al meteen het gevoel dat ik op die baan Jeff in kon halen. Hugo Haak coachte mij en ik zei meteen: ik denk dat ik hem in kan halen. Hugo bevestigde dat het mogelijk was. Ik was daarna zo zelfverzekerd dat ik die tweede en derde heat ging winnen.

In de tweede rit ging ik vol vertrouwen van start. Ik begon weer als achterste, wilde de indruk wekken dat ik naar de koppositie wilde. Mijn idee was: ik push Jeff, zodat hij veel moet geven om in leidende positie te blijven, waardoor ik hem op het einde kan passeren. Maar Jeff reed me klem, waardoor ik alleen maar onder hem door kon sturen en de kop moest pakken. Ik wachtte op hem, dacht:wanneerkomthij?Jeffhaaldeme in en reed daarna vol door tot de finish. Ik heb vanaf dat moment gedaan wat ik moest doen: ik liet eerst een gaatje vallen, reed op hem af en ging hem voorbij op de streep. Het was nipt, pas op de finish wist ik dat het gelukt was.

Tussen de tweede en de derde en beslissende heat zat heel weinig tijd. We waren allebei kapot. Maar door de manier waarop ik de tweede rit won, wist ik dat ik hem mentaal had gebroken. Ik had Jeff ingehaald, terwijl de heersende gedachte was dat dit op die baan niet mogelijk was. Door die klap zou het voor hem heel moeilijk zijn zich nog een derde keer helemaal op te laden. Ik was ook dood, maar had het vertrouwen dat als ik zou geven wat ik nog in me had, het genoeg moest zijn. Dat gebeurde ook.

Tekst gaat verder onder de foto

Harrie Lavreysen

Gedurende de finale hadden we geen contact. Het eerste wat we na afloop tegen elkaar zeiden, was: wat was de rust tussen de tweede en derde heat kort, hè. Die korte pauze was niet het probleem, dat was de manier waarop wij hebben gesprint. Werkelijk van start tot finish gingen we los. Op die manier hadden we het nog nooit aangepakt. Dat maakte het zoveel zwaarder dan normaal.

We beseften ook dat we heel zieke ritten hadden gereden, hebben later ook de races met elkaar besproken, wisten tot in detail wat er gebeurd was. Ik moet zeggen dat Jeffrey het verlies sportief heeft opgenomen na de Spelen. Hoe hij met de hele situatie is omgegaan, zegt veel over hem als mens. Hij was oprecht blij voor mij. Misschien niet meteen na de finale, maar daarna wel. Na de Spelen was het tussen ons ook weer als vanouds.Of ik het weleens sneu vind voor Jeffrey? Nee. Maar ik hou wel rekening met zijn gevoelens, ga niet voor zijn neus staan juichen.”

‘Die pijn in m’n benen is vreselijk. Het is alsof iemand messen in m’n bovenbenen steekt.’
“Dat gevoel had ik ook na de sprintfinale. Mijn benen deden zoveel pijn. Normaal verhult de adrenaline de pijn na een overwinning. Toen niet. Ik was echt aan het doodgaan, was helemaal naar de tering. Ik kon niet eens meer rechtop gaan zitten om te juichen. Het lukte alleen om een handje in de lucht te steken. Het heeft drie kwartier tot een uur geduurd voordat de pijn zakte. Jeffrey en ik moesten ons ook nog omkleden, we moesten de podiumkleding aan voor de ceremonie. Ik kon helemaal niks meer. Tijdens de medailleceremonie konden we nog niet normaal lopen, enkel strompelen. Ik heb het allemaal pas nog teruggekeken.

Een dag na de sprintfinale, wachtte de keirin.Ikwasmentaalopgebrand,had veel meer moeite dan normaal om mijn focus te pakken. Ik had ook nog nooit zo lang achter elkaar en op zo’n hoog niveau moeten presteren. Het lukte me wel om de finale te halen. Het was kielekiele, ik heb geen enkele rit overtuigend gereden. Op dag zes was de finale van de keirin. Ik was op, maar ik kon nog steeds een derde gouden olympische medaille pakken. Tegen mezelf zei ik: nog één keer jezelf helemaal leegtrekken. Ik dacht ook: ik ben hier de snelste, dus deze is voor mij.

In de finale gebeurde er iets waar ik niets aan kon doen. De Brit Jason Kenny reed weg en de Australiër Matthew Glaetzer liet dat gebeuren. Ik kon eigenlijk niets meer doen. Had het gat dicht kunnen rijden naar Kenny, maar dan zouden de jongens achter me daarna over me heen komen. Ik ben er uiteindelijk toch maar achteraan gegaan. Het werd nog bijna zilver, maar daar gaf ik op dat moment niks om. Het goud was toch al weg. Het besef dat ik twee keer olympisch kampioen was geworden, won het al snel van de teleurstelling om brons op de keirin. Heel ziek wat ik heb gedaan.”

Helden Magazine 59

Het verhaal van Harrie Lavreysen komt voort uit Helden Magazine 59. Sifan Hassan is onze Held van het Jaar en siert de cover van het dubbeldik eindejaarsnummer. Ze kwam, zag en overwon. Hassan deed wat niemand voor haar deed: drie olympische medailles winnen op de middellange afstanden op dezelfde Spelen.

Heel bijzonder is ook het verzoek dat Barbara Barend kreeg van Bibian Mentel. Vlak voor haar overlijden, op 29 maart dit jaar, wilde Bibian nog een keer een groot interview geven met het verzoek het verhaal na haar overlijden te publiceren. In het verhaal spreekt zij nog één keer iedereen toe die haar lief hebben. 

In Helden Magazine 59 lees je een uitgebreid interview met Fabio Jakobsen en zijn aanstaande vrouw Delore. Ze blikken samen terug op de zware val in Polen, waarbij Fabio bijna het leven verloor én hoe hij zich dit jaar heeft teruggevochten. Daarnaast spraken we een van de sterkhouders van Ajax, Daley Blind in het bijzijn van zijn vrouw, dochter, moeder en twee zussen. Rolstoeltennisster Diede de Groot won dit jaar de Golden Slam. De dubbelvier zorgden voor het eerste olympische roeigoud bij de mannen in 25 jaar én Sjinkie Knegt vertelt over het leven na het ongeluk met de houtkachel.

Ook in Helden Magazine 59 hebben Jeffrey Hoogland en Shanne Braspennincx het mooi geflikt met z’n tweeën, beloonde Tom Dumoulin zijn terugkeer met olympisch zilver op de tijdrit en groeide Denzel Dumfries uit tot de Held van Oranje tijdens het EK. Overigens vertelt Frédérique Matla over haar weg naar de top en won Abdi Nageeye niet alleen olympisch zilver op de marathon, maar coachte hij ondertussen ook zijn maatje naar brons.

Verder zijn vrienden Niek Kimmann en Jelle van Gorkom allebei in het bezit van een olympische medaille. Dai Dai N’tab was ooit een feestbeest, nu is hij een van de snelste schaatsers van het land. Sanne van Dijke won olympisch brons, maar verloor in aanloop naar de Spelen haar broer en daarna haar trainingsmaatje. Reshmie Oogink blikt in ‘De dag dat’ terug op het moment dat ze in Tokio te horen kreeg dat ze corona had. Victoria Koblenko ontmoet daarnaast olympisch kampioen Kiran Badloe én Caitlin Dijkstra staat in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’ stil bij De Liefdesbrief.

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: