Word abonnee

Volleybal

De dag dat alles misging: Maret Balkestein-Grothues

No Candy

Volleybal

De dag dat alles misging: Maret Balkestein-Grothues

door: Rob Willemse
24 juli 2017
10 tot 15 minuten lezen

Terwijl de Nederlandse volleybalvrouwen in Rio de Janeiro opstoomden richting olympische halve finale, kampte aanvoerster Maret Balkestein-Grothues met tegenslag.

In de tweede poulewedstrijd, tegen de Verenigde Staten, scheurde ze bij een landing twee buitenbanden en een binnenband van de rechterenkel af. De wedstrijden tegen Italië en Puerto Rico volgde ze vanaf de tribune, daarna – tegen Servië – kwam ze op het wedstrijdformulier en in de ook gewonnen kwartfinale tegen Zuid-Korea verscheen ze, met een zwaar ingetapete enkel en tegen alle verwachtingen in, weer binnen de lijnen.

De passer/loper leek net op tijd voldoende fit om haar aandeel te leveren in de jacht op een olympische medaille. In de halve finale wachtte China, ook tegenstander in de gewonnen openingswedstrijd. Weer waren er in deze wedstrijd winstkansen, maar die bleven onbenut. In de wedstrijd om de derde en vierde plaats kwamen de Nederlandse dames de Verenigde Staten opnieuw tegen. Na vier sets, waarvan Nederland de tweede won, bleken de Amerikaansen te sterk. Aan het einde van een knap olympisch toernooi stond Nederland, na twintig jaar weer aanwezig op de Spelen, net naast het podium. Een jaar later blikt Maret terug op haar toernooi.

“Als de nummer twee van Europa waren we niet naar Rio gekomen om de toerist uit te hangen. Van tevoren had ik ook al tegen mezelf gezegd dat het pas leuk zou worden als we het goed zouden doen. Als we niet zouden presteren, zou ik het een klote toernooi vinden. Eigenlijk was het niet zo anders dan andere toernooien en dat vonden we best opmerkelijk. Het grootste verschil: op andere toernooien hebben we dagelijks een wedstrijd en op de Spelen zit tussen de wedstrijden steeds een rustdag. Op die dagen hebben we getraind. Ook was het wel even wennen aan de vroege aanvangstijden van een aantal wedstrijden: half twaalf ’s ochtends tegen China en Amerika, tegen Servië zelfs half tien. Dat betekende om half zes opstaan en bij het ontbijt veel naar binnen stampen: gebakken eieren en brood. En intussen keken we elkaar aan en riepen zo vrolijk mogelijk: ‘Het is avond en we zijn heel blij en fit.’ In de zaal schreeuwde ik nog wat meer dan ik normaal al doe. Kom op! Of: mooie bal! Dat soort teksten. Zo maak ik mezelf altijd nog net even scherper. Ik ben absoluut geen ochtendmens. Maar als je gaat denken aan het rare, vroege tijdstip werkt dat alleen maar tegen je. En we wonnen, dus…

Tekst gaat verder onder de foto

Nou ja, behalve de tweede wedstrijd tegen Amerika waarin ik geblesseerd raakte. Net daarvoor had ik nog een mooi punt gescoord. Nog nooit had ik een bal zo hard geslagen en toen: knak, door m’n rechterenkel. Dat was me wel vaker overkomen, maar op dat moment wist ik meteen: dit is echt goed mis. Er is een foto dat ik op de grond lig te krimpen van de pijn. Verschrikkelijk beeld, het lijkt wel of ik aan het bevallen ben. Op dat moment stonden we met 2-1 voor in sets, twee punten achter in die vierde set en we voelden: we gaan ze pakken. Dus toen ik door die enkel ging, was dat niet alleen een klap voor mij, maar ook voor het team. Ingrid Paul, onze dokter, zei meteen: ‘Die enkel moet gebroken zijn.’ Nadat ik van het veld naar de kant was gedragen, heb ik alleen maar zitten hopen dat het mee zou vallen. Ik had nog nooit zo’n pijn gehad. Na de wedstrijd hebben we zo snel mogelijk een scan laten maken en even later stormde Ingrid op me af: ‘Maret! Het is niet gebroken!’ O, gelukkig! Maar afgescheurde enkelbanden, dat was natuurlijk ook niet goed.

Elke ochtend vroeg iedereen hoe het ging en of ik goed geslapen had. Ook in die periode heb ik me volwaardig onderdeel van het team gevoeld. Compliment aan de meiden, en typerend voor hoe we zijn en met elkaar omgaan. Ondertussen was ik de eerste dagen compleet afhankelijk van ze. Niets kon ik, zelfs niet lopen. Zelf naar de eetzaal lukte dus ook niet, zodat de meiden eten voor me mee moesten brengen. De hele dag zat ik in ons appartement en zesmaal per dag ging mijn been in de ijsmachine om het vocht uit mijn enkel te krijgen. Want dat was een eerste vereiste om weer iets te kunnen doen. Het vervelendst was het als de rest ging trainen en ik in het appartement moest achterblijven. Na drie dagen kwam er een besefmomentje, ik moest ineens huilen: waarom moest me dit uitgerekend hier, op de Spelen, overkomen? Kut! Ik wilde zó graag het veld op. O, ik was zo blij toen ik weer met krachttrainingen aan de gang kon.

‘Ik wist meteen dit is echt goed mis’

Verbaal ben ik altijd aanwezig geweest, ook in die periode. Als ik op het veld geen bijdrage kon leveren, dan maar op een andere manier. De eerste twee wedstrijden – tegen Italië en Puerto Rico – zat ik naast onze scouts op de tribune. Ik liep nog op krukken en kon natuurlijk niet op de bank gaan zitten. Maar tegen Servië stond ik weer op het wedstrijdformulier en kon ik er vanaf de bank weer echt bovenop zitten: de meiden van dichtbij aanmoedigen en dingen aangeven die je vanaf de kant nu eenmaal beter kunt zien dan in het veld. Dat was ook een reden waarom onze coach Giovanni Guidetti me ook weer zo snel mogelijk op dat wedstrijdformulier wilde hebben. Die wedstrijd heb ik zelfs nog een soort van warming-up gedaan.

En de volgende, de kwartfinale tegen Zuid-Korea, heb ik weer meegedaan. Die enkel was zo goed ingetapet, ik kon hem totaal niet bewegen en heb het risico genomen. Of dat verstandig was, is nog wel een discussiepuntje geweest. De dokter vond het onverantwoord: die enkel moest nog langer mee en als daar nog iets mis mee zou gaan, had ik echt een heel groot probleem. Maar ze zei ook dat het mijn lichaam en daarom mijn keus was. En omdat we op de Spelen waren en ik het team niet in de steek wilde laten, heb ik het risico genomen. Op een WK had ik ’t ook gedaan, op een EK waarschijnlijk niet. In het veld heb ik er door de wedstrijdadrenaline geen seconde aan gedacht dat ik op moest passen om er niet weer doorheen te gaan. Ik ben de rally’s vol aangegaan. Bij ballen aan mijn rechterkant kon ik niet met rechts afzetten en spelen, dus deed ik dat met links. Dat is geen natuurlijke beweging, maar de kronkel van de hersenen naar de enkel is blijkbaar heel snel aangepast. Zo vond ik een manier om die enkel zoveel mogelijk te ontzien. En ik was zo blij dat ik toch nog aan spelen toekwam en van waarde kon zijn, al verdienen de meiden alle lof dat ze mijn afwezigheid zo goed hadden opgevangen.

In de halve finale tegen China moest ik ook aan het net blijven staan en dan moet je dus springen. Met heel veel moeite kwam ik maar net van de grond. Maar ik moest het proberen. Bij een voorsprong in de eerste set gaven wij China – door zes fouten achter elkaar – de kans terug te komen in de wedstrijd. O, ik was zo boos; op iedereen. Door het zelf uit handen te geven, hebben we verloren. Zo stom. Anders hadden wij in de finale gestaan. Maar daar stonden we dus niet. Dan kun je bij de pakken neer gaan zitten, maar daar ga je geen brons mee winnen. Van Amerika hadden we in de tweede wedstrijd, waarin ik geblesseerd raakte, nipt verloren. Daardoor zaten we vol revanchegevoelens en hadden we vertrouwen dat het kon lukken. Laura Dijkema, mijn vaste kamergenootje, en ik zeiden ook tegen elkaar: ‘Eén ding: we gaan morgen niet als lulletjes dat veld af.’

De avond voor die halve finale heeft Gio tijdens de teammeeting een bord neergezet. Daarop moesten we allemaal in één woord ons gevoel voor de wedstrijd tegen Amerika beschrijven. Het mijne was ‘soldiers’, want we moesten strijden: over ons lijk, we gingen niet verliezen. En we hebben gestreden, maar toch verloren. Een tegenstander kan beter zijn. En in deze wedstrijd was dat zo, op alle fronten.

Natuurlijk baalde ik vreselijk; maar niet zo erg als van die verloren halve finale. Toen wonnen we de eerste set en toch zag je mensen in de denkstand schieten: o kut, ik heb die fout gemaakt, ik speel niet goed. Daarin blijven hangen heeft geen enkele zin. Die laatste bal kun je toch niet meer veranderen. Gewoon vooruitdenken: ik maakte een fout, volgende keer doe ik het anders en beter, klaar.

Toch hebben we aardig wat complimenten gehad over ons spel in Rio. ‘Jullie zaten er zo dicht tegenaan.’ En: ‘Jullie hebben boven verwachting gepresteerd.’ Tja, leuk om te horen, maar je koopt er niks voor. We waren er ook heel dichtbij. Wanneer gaat dat weer gebeuren? En natuurlijk hebben we enorme stappen gemaakt. Zilver op het EK 2015, vierde in Rio; wie had dat gedacht? Van tevoren had ik getekend om op de Spelen de halve finale te halen. Maar de te leren les is dus dat we verliezen op het moment dat het erop aankomt, waardoor we onszelf tekort doen. De EK-finale van 2015 in Ahoy verloren we: 3-0. En in Rio verloren we de halve finale en de strijd om brons. Dat is toch iets mentaals, denk ik. Die laatste stap moeten we nu gaan maken.

Die wedstrijd om het brons was zaterdag en maandagmiddag vlogen we terug. Nou, we zijn nog wel even goed gaan feesten. Maandagochtend waren we met een paar meiden om half acht thuis na een avondje stappen. Tijdens de vlucht naar Nederland is die enkel weer flink opgezwollen. Om dat te voorkomen, had mijn been gestrekt omhoog gemoeten. Maar ja, dat lukt alleen in de businessclass. En dat zat er helaas niet in. Na thuiskomst heb ik zes weken niets mogen doen en ook niks kunnen doen. Geen pretje. Maar die enkel was dik en het leek ook wel of ik een diabetesvoetje had: helemaal blauw en zwart. Een nasleep die te wijten was aan te vroeg beginnen met spelen. Maar ja, op de Spelen zit je in een roes en ga je door. Ik zou pas spijt hebben gehad als ik het niet geprobeerd had. Stel je voor: de halve finale en de wedstrijd om de derde en vierde plaats verliezen, terwijl ik me op de bank had zitten verbijten. Dan had ik zeker gedacht: hadden we ook verloren als ik wel had gespeeld? En dat bedoel ik niet arrogant. Geen spijt dus, totaal niet. Dat je er ook een prijs voor betaalt, realiseerde ik me nadat ik uit die olympische roes ontwaakt was. Al met al heeft het tot november, dus drie maanden, geduurd voor ik weer op niveau en pijnvrij was. Die enkel zit nog geregeld vast. Dan moet iemand hem lostrekken of ik moet hem zelf loswrikken. Dan hoor ik ‘knak’ en is het weer oké.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: