Word abonnee

Wielrennen

Wielrennen in oorlogstijd: ‘Je wist niets, je fietste’

ANP

Wielrennen

Wielrennen in oorlogstijd: ‘Je wist niets, je fietste’

door: Frits Barend
23 maart 2020
21 tot 26 minuten lezen

Met baansprinters Roy van den Berg, Matthijs Büchli, Jeffrey Hoogland en Harry Lavreysen heeft Nederland goud in handen. Tijdens de Spelen in Tokio wordt veel van hen verwacht. Het is te hopen dat ze nooit voor dezelfde dilemma’s komen te staan als hun illustere voorgangers Cor Wals, Arie van Vliet, Jan Derksen, Gerrit Schulte en Kees Pellenaars. Frits Barend en Henk van Dorp deden voor Vrij Nederland onderzoek naar wielrennen in de oorlog.

Toen Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenviel, verbleven wielrenners Jan Derksen, Arie van Vliet en Cor Wals in Milaan voor het WK op de baan. Derksen was net wereldkampioen geworden bij de amateursprinters, toen de Internationale Wielerunie UCI de overige onderdelen van het kampioenschap besloot te annuleren. De beroemde sportjournalist Joris van den Bergh schreef tien dagen na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog optimistisch: ‘Wat de wielersport betreft, houd ik zelfs rekening met de mogelijkheid dat er winst in kan zitten door het organiseren van wedstrijden waar ze tot nu toe niet zijn gehouden.’ In 1939 al had elk nadeel, in dit geval een wereldoorlog, zijn voordeel.

Cor Wals (1911-1994)

Henk van Dorp en ik besloten in 1979 ons onderzoek naar sport in de oorlog voor Vrij Nederland te beperken tot voetballen en wielrennen. Iedere wielerdeskundige begon meteen over Cor Wals. Hij was in 1939 in Milaan de grote favoriet voor de wereldtitel achter grote motoren. Wals had maling aan de duvel en z’n mallemoer, maar was vooral een fantastische baanwielrenner. In 1930 won hij, nog geen twintig, met zijn matje Jan Pijnenburg de zesdaagsen van Parijs, Berlijn, Amsterdam, Antwerpen, Brussel en Frankfurt. Als wielerlegende is hij echter niet de geschiedenisboeken ingegaan. Cor Wals waagde het namelijk op 20 juni 1941 gekleed in een shirt met SS-tekens in een vol Olympisch Stadion deel te nemen aan het NK achter grote motoren. En hij werd kampioen van Nederland in dat shirt. Het zou zijn verdere leven bepalen.

Met lood in de schoenen zochten Henk en ik hem begin 1979 op in zijn fraaie bungalow in het Belgische Lommel. We werden gastvrij ontvangen, maar hadden ons voorgenomen niets aan te nemen van een ex-SS’er. Zakelijk wilden we Wals zijn verhaal laten doen.

“Ik leefde alleen om te fietsen. Ik wist niets, was stom. Wielrenners deden niet aan politiek,” zei hij. En: “Ik was in 1939 zeker wereldkampioen bij de profstayers geworden. Ik had in de serie de snelste tijd gereden. Toen brak de oorlog uit en moesten we meteen uit Milaan naar Nederland terugkeren. Ik heb er op dat moment nooit bij stilgestaan dat er ook in Nederland oorlog zou komen.”

En toen viel Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnen. Het werd stil in de kamer. Cor Wals keek zijn vrouw Anneke vragend aan. Zij zei tegen haar man: “We hadden afgesproken dat je niet over politiek zou praten. We hebben het er al moeilijk genoeg mee gehad. Maar ik zie aan je ogen dat je er toch over wilt praten.”

Wals: “Ja, ik wil erover praten, maar dan moeten jullie me één ding beloven: dat jullie er in ieder geval bij schrijven dat ik er vreselijke spijt van heb, dat ik nog altijd niet kan begrijpen hoe ik zo stom heb kunnen zijn. Ik ben stom geweest, stom, stom, stom.”

Hij sloeg met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd toen hij zei. “Ik ben volkomen terecht na de oorlog gestraft, vreselijke spijt heb ik ervan, ook van het verdriet dat ik mensen heb aangedaan.”

Achter zijn huis in Tilburg hoorde de razend populaire wielrenner in de meidagen van 1940 de pantserwagens van de Duitsers over de weg ratelen. “Ik had toen nog geen flauw vermoeden dat ik een van hen zou worden. Ik heb zoals gewoonlijk vreselijk impulsief gehandeld. Eind 1940 ben ik er pas bijgekomen, bij die club, bij de SS. Ik kreeg mijn opleiding in Arnhem en vervolgens in Klagenfurt.”

Anneke Wals: “Cor, stop. Verder ga je niet.” Wals ging wel verder. “Als je in Berlijn won – en ik won nogal eens – dan kreeg je een lint met een hakenkruis. Alle Nederlanders uit mijn tijd hebben weleens met zo’n lint een ereronde gereden. Ik verdiende 1200 gulden per week, was razend populair en nooit heb ik gedacht: ze gebruiken mijn populariteit. Daar was ik veel te stom voor. Na de oorlog, in het interneringskamp, ben ik pas gaan nadenken, als vent van over de veertig. Ik zat daar gevangen met allerlei soorten mensen: professoren, arbeiders, artsen.

Toen realiseerde ik me: ik ben letterlijk ingepakt door het propaganda-apparaat, ben er met open ogen ingevlogen. Nu zie ik ook in dat Hitler de Olympische Spelen van 1936 heeft gebruikt. De neger Jesse Owens, de winnaar van de 100 meter, gaf hij geen hand en de Nederlander Tinus Osendarp – Osendarp was overtuigd SS’er – die derde werd, wel.” We vroegen hem naar Albert Richter. Wals was erbij toen de Duitse toprenner, die als overtuigd tegenstander van de nazi’s consequent weigerde de Hitlergroet te brengen, werd opgepakt op weg naar Zwitserland. “Ik zag hem eind 1939 uit de trein gehaald worden. Toen was Duitsland Nederland nog niet binnengevallen. Een week later las ik in de krant dat Richter bij een skivakantie was omgekomen.”

Op 5 januari 1940 wijdde het officieel orgaan van de Duitse Wielerbond, Der Deutsche Radfahrer, een kort bericht aan de wereldkampioen sprint van 1932. ‘Albert Richter heeft een misdaad begaan waarvan de Duitse wielersport in haar geheel niet genoeg afschuw kan hebben. Richter heeft voor een Keulse Jood verschillende malen, een, ditmaal godzijdank, mislukte poging ondernomen om grote geldbedragen naar Zwitserland te smokkelen.

Daardoor heeft hij zich vrijwillig en met voorbedachten rade uit de Duitse volksgemeenschap en vanzelfsprekend ook uit de Duitse gemeenschap gesloten. Daaruit heeft hij de enige, mogelijke consequentie getrokken en zelfmoord gepleegd. Wij allen betreuren het dat hij die eens een van de onzen was, op dezen wijze zijn vaderland, dat op het ogenblik uiterst moeilijke uren beleeft, verraden heeft. Zijn naam is voor altijd uit ons leven verdwenen.’

Wals: “Pas nu dringt het allemaal tot me door. Richter (die in 1995 een soort eerherstel kreeg toen de wielerbaan van Keulen naar hem werd vernoemd, red.) is daar ter plekke geëxecuteerd.”

Het gesprek kwam op het SS-shirt dat hij droeg tijdens het NK van 1941. “Een week voor dat NK trainde ik op de baan in Zürich. Een paar studenten hadden gehoord dat ik lid van de SS was geworden. Ze wilden met me wedden om honderd gulden dat ik niet in zo’n shirt het kampioenschap durfde te rijden. Dat ik iets niet durfde, moest je nooit tegen me zeggen. De vrouw van de directeur van de baan in Zürich, mevrouw Keller, heeft de avond voor mijn vertrek de tekens op mijn shirt genaaid. Ik heb het absoluut niet gedaan om reclame te maken voor die beweging.

Niemand zei iets toen ik het aantrok, niemand riep: ‘Niet doen.’ Niet dat ik iemand iets verwijt. Ach, mensen, wat heb ik toch een spijt, wat moet ik toen veel mensen pijn hebben gedaan. Ik wilde ook niet provoceren. Ik ben terecht gestraft. Je kunt van mening verschillen over de lengte van de straf als je ziet wat er na de oorlog allemaal is doodgezwegen. Ik heb de staat benadeeld, maar ik heb nooit iemand verraden.”

Henk en ik wilden weten hoe Cor Wals het NK in dat SS-shirt had ervaren. “Toen ik mijn jas uit deed en het shirt zichtbaar werd, is er vreselijk gefloten. Tijdens de race vloog de ketting van mijn fiets. Onder luid applaus stond ik beneden in de baan. Op zulke momenten was ik niet meer kapot te krijgen, wist ik zeker dat ik zou winnen. Belachelijk als ik er nu aan denk, maar ik heb expres de ereronde gereden. Duizenden kussentjes zijn er naar me gegooid. Ik zou kort na de wedstrijd in Amsterdam in Eindhoven rijden. De nacht voordat ik moest rijden, zijn op de baan allerlei leuzen over mij gekalkt.

Een van de directeuren vroeg me: ‘Cor, je rijdt toch niet in dat shirt?’ Natuurlijk niet. Na dat NK ben ik meteen gestopt met wielrennen. Jammer dat niemand me probeerde te overtuigen van mijn fout. Ik denk dat ik te overtuigen was.”

Wals vertrok in 1941 naar het gevreesde Oostfront. “Ik nam afscheid van mijn eerste vrouw, stapte in de trein en ineens flitste door me heen: Cor, je geeft twaalfhonderd gulden in de week op, je weet niet wat je te wachten staat, behalve dat je wordt opgeleid tot soldaat. Maar ik kon niet meer terug, durfde niet meer terug. Mijn sportcarrière was die dag voorgoed ten einde. In Klagenfurt had je twee opleidingen: een voor kampbewaker en een voor frontsoldaat. Ik werd frontsoldaat. Ik was Rottenführer, een soort sergeant. Je raakte weleens verzeild in een situatie van man tegen man, dan was het hij of ik. Vreselijk.

Op onze terugweg moesten we alles in brand steken: huizen, graanschuren, hooi, de zogenaamde tactiek van verschroeide aarde die de Amerikanen later in Vietnam hebben toegepast.” In 1943 schreef Het Volk dat Cor Wals dood was en De Telegraaf schreef een heuse necrologie na een overlijdensbericht in de Deutsche Zeitung in den Niederlanden. Op 24 december 1943, een dag voor kerst, werd duidelijk dat hij toch nog leefde.

In 1944 trad Wals in dienst van een zwager die in Polen als aannemer werkte voor de Duitsers. Volgens de procesvoering zou hij daar een schrikbewind hebben gevoerd onder de arbeiders. In 1979 zei hij daarover: “Ik weet dat mij alles wat slecht is in de schoenen is geschoven. Dat schrikbewind is een pertinente leugen. Er was wat met een jongen die een Pools meisje had aangerand. Die heb ik een keer laten marcheren.”

Ineens zei hij: “Als ik niet dáár had gezeten, had ik bij het verzet gezeten, want zo was mijn karakter. Dan was ik nu dood geweest. Nu leef ik, maar ik heb er duur voor betaald. Het ergste vind ik nog dat ik onderdeel ben geweest van een systeem dat bij volle verstand Joodse mensen heeft weggehaald en uitgeroeid. En niemand durfde iets tegen me te zeggen. In Nederland was iedereen die me niet goed kende bang. Logisch.

Alleen de directeur van de baan in Eindhoven heeft met me over de SS gesproken, althans over dat shirt. Daar ben ik hem dankbaar voor. Natuurlijk heb ik hem niet aan de Duitsers verraden, daar was hij bang voor. Ben je gek. Adrie Zwartepoorte, die niet heeft gereden in de oorlog, is verstandig geweest, de verstandigste. Hij was een kleine renner, had geen klasse maar blijkbaar wel veel hersens. Had ik dat maar gedaan.”

In 1945 keerde Wals terug in Nederland. In Tilburg kwam hij de bekende wielersoigneur Jan van Dinteren tegen. “Ik wist tot dat moment niets van de razzia’s en jodentransporten, was me van geen kwaad bewust. Ik heb me vrijwillig in Vught gemeld, liep naar de schildwacht die de wacht hield en zei: ik ben Cor Wals, kom me melden. Voor mijn gevoel had ik niets gedaan behalve het uitoefenen van vreemde krijgsdienst.”

Hij toonde ons een foto van zichzelf in gestreepte gevangeniskleding achter tralies met als onderschrift: ‘Eens toegejuicht door duizenden, daarna weggehoond en uitgefloten, en nu eenzaam achter de tralies. De bekende zesdaagse renner Cor Wals in het kamp Vught.’ Wals: “Ik heb niet vrijwillig voor de foto geposeerd. Wat je niet kunt zien, is dat ik een geweer in mijn rug had.”

Kees Pellenaars, ex-koppelgenoot van Wals en later bekende ploegleider, vertelde ons dat Wals boos werd toen Pellenaars een keer ‘die koleremoffen’ riep.

Voor het eerst die middag reageerde hij boos. “Pel zei dat? Juist hij? Ik zal jullie vertellen hoe het zat. Ik zat gevangen in kamp Vught toen iemand naar me toe kwam en vroeg: ‘Was Pellenaars lid van de SS? Hij ontkent het namelijk, maar staat wel ingeschreven.’ Toen dacht ik: laat ik hem redden, want misschien kan hij mij later ook nog eens helpen. Ik zei dus: ik heb hem lid gemaakt zonder het hem te vertellen.”

We vertelden dat in de biografie van Pellenaars staat dat Wals hem tegen zijn zin een SS-blad liet toesturen. “Dat is van A tot Z gelogen. Net als in mijn proces ook is gelogen dat ik meerdere keren in een SS-shirt heb gereden. Dat was precies één keer. Dat is erg genoeg, maar dan moeten ze er niet meer van maken. Pellenaars en ik vormden samen een koppel, we waren beiden niet geïnteresseerd in politiek. Hij liegt ook als hij suggereert dat ik al voor de oorlog sympathiseerde met de NSB of met de Duitsers. Ik ben er pas in het najaar van 1940 bijgekomen en dat weet Pellenaars dondersgoed. Er is maar één waarheid.

Toen we visa voor buitenlandse reizen moesten aanvragen en ik ze moeiteloos kreeg, zoals ik ook probleemloos benzine voor mijn auto kreeg, zei ik tegen Pellenaars: Kees, jij moet ook lid worden, dan hebben we nooit problemen met visa. Kees zei: ‘Oké, doe maar.’ Toen heb ik hem ondersteunend lid gemaakt van de Germaanse SS in Nederland. Ik heb hem eind 1940 in Utrecht aangemeld, dus hij wist precies waarom hij dat blad kreeg opgestuurd. Hij heeft zich niet op eigen initiatief aangemeld, ik zal ook niet zeggen dat hij sympathiseerde met de Duitsers of de SS, maar hij is vanaf 1940 met zijn eigen goeddunken lid geweest.”

We vroegen Wals of hij ook tijdens zijn proces in 1947 spijt had betuigd, zoals hij dat tijdens ons gesprek had gedaan. “Ik heb mijn eis tot vijftien jaar mogen aanhoren, heb niets mogen zeggen. Ik moest hoe dan ook zwaar worden gestraft. Dat ik ben gestraft, vind ik niet erg. Wel vind ik het erg dat ik geen eerlijke rechtszaak heb gehad. Begrijpelijk voor die tijd, maar niet eerlijk. Maar ja, wat zeur ik. Ik ben stom geweest.

Ik ben tot twaalf jaar veroordeeld, onder andere omdat ik door het rijden in een SS-shirt tijdens een Nederlands kampioenschap een slecht voorbeeld ben geweest voor de jeugd. Ik ben in 1952 vrijgekomen en alleen dankzij mijn tweede vrouw ben ik er bovenop gekomen.”

Kees Pellenaars (1913-1988)

Hij vormde vanaf 1938 dus een koppel met Wals op de baan. Ook Kees Pellenaars was een graag geziene Nederlandse renner op de Duitse wielerbanen tijdens de oorlog. Hij reed veel in Berlijn. Tot 15 januari 1943, toen bij een Britse luchtaanval het dak van de Deutschlandhalle in brand vloog, waardoor de koepel instortte. “Ik heb in het begin niets gemerkt van de NSB-sympathie van Wals,” vertelde Den Pel in 1979. “We moesten in 1941 een keer met de auto de Moerdijkbrug over.

Toen we daar een tijdje stonden te wachten omdat er weer zo’n Duitse controlepost was, zei ik: die koleremoffen. Wals zei: ‘Ho, ho, je moet me niet beledigen Kees, want ik hoor daar ook bij.’ Toen voelde ik wel dat ik moest oppassen. Wals, had ik wel gemerkt, kon altijd iets regelen.”

Ook Pellenaars wist of merkte niets van concentratiekampen of deportaties als hij door Duitsland reisde. “Je was alleen maar bezig met wielrennen. Ik verdiende goed de kost. Hadden we dan moeten stoppen met wielrennen? In Duitsland was niets te merken. Het enige dat ik me kan herinneren, was dat we volop te eten hadden. Wat ik in de oorlog heb gedaan, was gewoon fietsen voor mijn brood. De rest kon me niet schelen. Moeten jullie je eens indenken: sliepen we in een wachtkamer op een betonnen vloer, hartstikke druk, omdat al die soldaten uit Leningrad terugkwamen. Moest je nog oppassen ook, want die mensen zaten onder de luizen. Je zag soms krijgsgevangenen lopen, maar daar lette je niet op.”

In zijn biografie, geschreven door Pierre Huyskens, was Pellenaars de ‘good guy’ tegenover ‘bad guy’ Cor Wals. Pellenaars durfde naar eigen zeggen niet te breken met Wals. “Bang als ik was dat ‘ie me zou flikken. En dat hij daartoe in staat was, heeft hij herhaaldelijk laten blijken ook.” Voor zover bekend heeft Wals geen mensen verraden.

Jan Derksen (1919-2011)

Hij werd in 1939 wereldkampioen en bleef dat vervolgens zes jaar lang doordat er geen WK’s werden gereden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook Jan Derksen stond ons te woord. “We zijn in 1939 meteen per trein uit Milaan via Basel, Frankfurt en Keulen teruggereisd naar Nederland. Kort daarna vloog ik over zee naar Kopenhagen, omdat de treinen niet via Duitsland mochten rijden en de vliegtuigen niet over Duitsland mochten vliegen. In de winter van 1939-1940 heb ik onder enorme belangstelling verscheidene wedstrijden gereden in de Deutschlandhalle in Berlijn. De sfeer was geweldig, zonder meer. Ook in ’41 en ’42 was het er qua sport geweldig.”

Ook Derksen herinnerde zich zijn vermoorde collega Albert Richter. “Een heel fijne renner. Ik weet nog dat hij is doodgeschoten omdat hij bezittingen van zijn manager, Berliner, een jood, naar Zwitserland wilde brengen. Hij was verraden, is uit de trein gehaald en gefusilleerd.” Anno 1979 besefte Derksen dat sport voor de Duitsers een reclamemiddel was om te laten zien dat het leven gewoon doorging. We vroegen hem of hij tijdens zijn reizen door Duitsland iets van de oorlog merkte. “Als we met de trein uit Zwitserland kwamen, gooiden we bij Freiburg vaak sigaretten naar krijgsgevangen die daar aan het spoor stonden te werken. Dat mocht absoluut niet.”

En moeite met de wedstrijden in Duitsland, het land waarmee Nederland in oorlog was? Derksen: “Tja, je leefde helemaal voor de sport. Ik vond dat gedoe altijd wel vreselijk: visum aanvragen, uren wachten in de rij voor één wedstrijdje. Maar aan de andere kant was je blij dat het kon.

Het voordeel dat je door die sport had, was enorm. Je was jong en greep de mogelijkheden die de sport je bood met beide handen aan. Ik zie het ook absoluut niet als iets verkeerds als ik terugkijk op wat wij hebben gedaan. Dat wij in Duitsland, Zwitserland en zelfs in Parijs mochten rijden, dat was een voorrecht dat je niet zomaar liet schieten. Wat Cor Wals heeft gedaan, dat kon natuurlijk niet. Cor dacht: die Duitsers winnen de oorlog en dan ben ik de man. Dom natuurlijk, je moet dat soort zaken niet bij de sport halen.”

Arie van Vliet (1916-2001)

Hij behoorde met Jan Derksen voor, tijdens en na de oorlog jarenlang tot de beste baansprinters ter wereld. Trok baanwielrennen voor de oorlog nauwelijks publiek, in de oorlog zaten de tribunes bomvol, aldus Arie van Vliet. “De mensen waren blij met de afleiding die wij ze boden.”

Van Vliet, winnaar van goud op de 1-km tijdrit bij de Spelen van Berlijn in 1936, veelvoudig wereldkampioen sprint en in 1953 sportman van het jaar, ontving bij wedstrijden in Berlijn in stadions vol hakenkruisvlaggen in 1942, 1943 en 1944 na een overwinning kransen met een hakenkruis. “Aan die vlaggen was je gewend. Tijdens de Olympische Spelen van Berlijn in 1936 hing naast de vlaggen van alle landen in het stadion ook de hakenkruisvlag. Daar lette je niet op. Tijdens de wereldkampioenschappen in 1938 in Amsterdam hingen die vlaggen ook in het Olympisch Stadion. Ze zeggen nu wel: nicht gewusst. Maar zo was het ook.”

Over de verdiensten in de oorlog, vertelde Arie van Vliet: “We verdienden goed, reden tijdens het NK op recettebasis, dat was voor de oorlog ontstaan toen er weinig publiek was. In het tweede oorlogsjaar zaten er 40.000 mensen op de tribune. Ik won twee titels en verdiende 9000 gulden. Voor wedstrijden in Duitsland beurden we gauw zeven- à achtduizend mark, plus de reis- en verblijfskosten. We reisden vaak met de auto en als ik door Duitsland reed, had ik nooit enig idee wat er aan de hand was. Ik heb wel kampen gezien en ook krijgsgevangenen, maar verder wist ik niets. Ik luisterde veel naar Radio Oranje (het radiostation van de regering in ballingschap in Londen, red). Daar werd ook nooit iets gezegd over vergassingen.”

Daar had Van Vliet een punt. Na de oorlog is met name koningin Wilhelmina verweten dat ze in mei 1940 niet alleen meteen naar Londen vluchtte en haar landgenoten in de steek liet, maar ook dat ze in haar wekelijkse radiopraatjes via Radio Oranje nauwelijks tot geen aandacht vroeg voor de deportaties van de 105.000 Joden naar de vernietigingskampen.

Van Vliet: “Het verstand van nu is niet te vergelijken met het verstand van 1942. Toen wist je niets, je fietste.”

Gerrit Schulte (1916-1992)

“In Berlijn had ik al het gevoel dat er rottigheid zou komen,” vertelde Gerrit Schulte, die in 1936 meedeed aan de Spelen. “In het Olympisch dorp merkten we dat de conciërge van ons gebouw veel minder te eten kreeg dan wij. ‘Er staat hier iets te gebeuren,’ zei hij me al. Toen ik hem een keer extra eten gaf, reageerde hij heel geschrokken. Hij was bang dat hij gesnapt zou worden. Zo was de sfeer toen al.”

Door een schorsing reed Schulte aanvankelijk nauwelijks in de eerste oorlogsjaren, tot de Sport- und Pressereferent van de Rijkscommissaris voor bezet Nederland, Herman Harster, er persoonlijk voor zorgde dat Schulte terugkeerde op de piste.

In 1944 reed Schulte nog in Dortmund. “De Nederlanders reden daar zo goed dat we de concurrentie binnen de kortste keren op rondes achterstand hadden gereden. Machtig was dat, dat kunnen jullie je voorstellen. En het publiek was erg sportief.”

Schulte had er nooit aan getwijfeld of fietsen in Duitsland wel kon tijdens de oorlog. “Een sportman bemoeit zich niet met politiek. Daarom is het nooit in me opgekomen om te weigeren wedstrijden in Duitsland te rijden. Ik was bang voor bombardementen, maar verder was het al met al een leuke tijd. Ik heb ook fijne Duitse collega’s leren kennen.

Als we met de groep Nederlandse renners in de trein door Duitsland reden, zaten we te zingen en lekker wit brood te eten met dik roomboter erop. Die Duitsers zeiden dan: ‘Mensch, halten Sie doch die Schnauze, wir haben es so schwer in Leningrad.’ Dan riep ik: ach, lik m’n reet. Want politiek interesseerde me niets.

Geloof me, je lette echt niet op de vlaggen in 1942 in de Deutschlandhalle. Het klinkt misschien raar voor jullie, maar het enige waar je mee bezig was, was wielrennen en nog eens wielrennen. Er is nog nooit iemand geweest die mij kwalijk heeft genomen dat ik in Duitsland heb gereden. De mensen vormden in die tijd een eenheid, ze stonden naast en achter elkaar, ze waren tolerant. Nu hangen ze elkaar op, gunnen ze elkaar niets.

Het is niet te hopen dat deze generatie met een oorlog wordt geconfronteerd. Ik geloof niet dat ze erin zouden slagen om zich er zo doorheen te slaan als wij dat in de oorlog hebben gedaan. Weten jullie waarom ik na de oorlog nooit een centje last heb gehad? Omdat ik de mensen met wielrennen veel plezier heb geschonken, ik heb ze iets gegeven.”

Het allerlaatste Nederlandse kampioenschap onder de bezetters werd verreden in Valkenburg in 1944 en gewonnen door Gerrit Schulte.

Adrie Zwartepoorte (1917- 1991)
De Nederlandse wielrenners hadden niet te klagen over de medewerking van de bezetter, de nazi’s hadden niet te klagen over het vertier dat toppers als Van Vliet, Pellenaars, Derksen, Schulte en tot zijn vertrek naar het oosten ook Wals het publiek in Europa boden. Overal waren ze graag geziene gasten.

Een van de renners die in de oorlog weigerde in ruil voor veel geld te blijven fietsen, was Adrie Zwartepoorte: nationaal kampioen profstayers in 1940, voor Schulte en Wals. Ook hem zochten we op. “Ik voelde er niets voor in Duitsland te gaan rijden, om daar geld te gaan verdienen. Dat ging me te ver. Ik heb er nooit met mijn collega’s over gesproken waarom zij wel in Duitsland hebben gereden. Het had geen zin.

Mijn vader was voor de oorlog lid van de SDAP. Hij heeft me ook aangeraden te stoppen met wielrennen. Toen ik heel klein was, zei hij al dat ik niet te veel met Duitsers moest omgaan. Die opvoeding is van invloed geweest. Ik heb natuurlijk wel gewerkt in de oorlog, heb vier kinderen in die tijd gekregen.”

Zwartepoorte stopte in 1940 met wielrennen, kreeg in 1943 een oproep PTT- beambte in Berlijn te worden, weigerde, dook onder en werd actief in het Amsterdamse verzet. Geëmotioneerd dacht hij terug aan de dag dat hij met twaalf vrienden door de Valkenburgerstraat in de Amsterdamse Jodenbuurt liep.

Uit een naderende overvalwagen werd plotseling geschoten. Drie verzetskameraden stierven. “Als ik had gewild, had ik in die tijd veel kunnen verdienen met wielrennen. Bijna alle jongens die in Duitsland reden, kregen behalve hoge gages alle kans in hun stuur, in hun banden, in al- les wat zich daar maar voor leende, geld te smokkelen. Die jongens hebben veel geld verdiend. Zoiets moet je kunnen, ik kon het in elk geval niet.”

Helden Magazine

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: