Word abonnee

Schaatsen

‘Het lijkt net of mijn leven een groot interview is’

Lars van den Brink

Schaatsen

‘Het lijkt net of mijn leven een groot interview is’

door: Jasper Boks
26 januari 2019
16 tot 21 minuten lezen

Kai Verbij wilde vlammen in Pyeongchang, maar de wereldkampioen sprint van 2017 raakte in aanloop naar de Spelen geblesseerd. Weg medaille. Daarna wist hij het even niet meer. In aanloop naar de WK afstanden (7-10 februari, Inzell) en het WK sprint (23-24 februari, Heerenveen) lucht de Europees kampioen sprint van 2019 van Team Reggeborgh zijn hart.

“Ja, Kjeld was heel erg goed op de Spelen,” zegt Kai Verbij als hij de eindejaarseditie van Helden ziet met twee­voudig olympisch kampioen Kjeld Nuis op de cover. “Ik vind het niet moeilijk om hem op de cover te zien. Kjeld heeft heel sterk gereden op het moment dat het echt moest. Terechte winnaar. Wat weleens door m’n hoofd schiet: hoe was het geweest als ik topfit was geweest op de 1000 meter in Pyeongchang? Had ik het Kjeld moeilijk kunnen maken? Ik denk het wel, had zeker een medaille gepakt. Dat was een makkie geweest. Maar ja, dat is ‘wat als’. Ik heb pech gehad. Het heeft geen zin om mezelf verwijten te maken, het was niet mijn schuld.” Kai kijkt naar de beeltenis van de man die een jaar terug de olympische 1000 en 1500 meter won en op slag bestempeld werd als ‘Held Kjeld’.

Hij tikt met z’n vingers op tafel. “Die Spelen waren voor mij bijna een obsessie. Alles draaide om goed zijn in Pyeongchang. Dat gevoel is er eigenlijk bij Jong Oranje al ingeslepen. Alle talenten droomden van datzelfde doel: op een dag olympisch kampioen worden. Ik ben erin gaan geloven dat het in schaatsen alleen om die gouden olympische medaille draait. Ik kon me er ook achter verschuilen, altijd zeggen: in 2018 moet ik er echt staan. Dat haalde tegelijkertijd wat druk en stress weg bij de andere wedstrijden.”

Het ging snel met Kai, hij werd in 2017 op 22-jarige leeftijd wereldkampioen en Europees kampioen sprint, pakte brons op de 1000 meter bij de WK afstanden. “Dat vond ik allemaal vanzelfsprekend. Na die wereldtitel was ik blij, hoor, maar echt uit mijn dak gaan, nee, dat deed ik niet. Ik dacht toen: het is niet zo raar dat het winnen van die olympische titel ook gaat lukken. Mensen zagen me als favoriet als ik ergens verscheen en dat snapte ik ook wel. Maar ja, ik had toen nog geen echte tegenslag gekend.”

Die kreeg hij voor zijn kiezen tijdens het Olympisch kwalificatietoernooi, eind 2017 in Heerenveen. Bij de start van de 500 meter voelde hij een pijnscheut in z’n rechterlies. “Ik dacht: die pijn trekt wel weg. Maar dat gebeurde niet. Na twintig meter wilde ik eigenlijk stoppen, maar ik bedacht me meteen dat de Spelen er dan helemaal niet meer in zouden zitten. Want ik wist ook wel dat starten op de 1000 meter bij het OKT er niet meer in zou zitten. Ik had heel veel pijn, maar zei steeds tegen mezelf: doorrijden, anders heb je niks. Ik reed de 500 meter vooral op m’n linkerbeen en wist me toch te kwalificeren. Een wonder. Er zit een engeltje op m’n schouder, dacht ik. Dit is een teken, ze willen dat ik naar de Spelen ga, het gaat goed komen met me. Dat veranderde toen ik de artsen sprak en de scan zag. Ik had een flinke scheur in m’n lies. Topfit op de Spelen verschijnen was er niet meer bij.” Kai kwalificeerde zich voor de 500 meter in Zuid-Korea en kreeg een aanwijsplek voor de 1000 meter. Hij zegt geen moment overwogen te hebben om de startbewijzen af te staan. Hij knikt driftig met z’n hoofd, de lange donkere haren wapperen heen en weer voor z’n ogen. Hij veegt ze aan de kant, zegt: “M’n vriendin zegt al een tijd dat ik naar de kapper moet, had ik voor vandaag ook willen doen. Maar ja…”

Hij kijkt opzij, naar vriendin Eveline die mee is gekomen en een tafeltje verder in gesprek is. Daarna gaat hij in op de vraag. “Zelfs als ik niet helemaal fit was, vond ik mezelf altijd nog beter dan de jongens die achter mij waren geëindigd op de 500 meter bij het OKT. Ik wilde dolgraag voor het eerst naar de Spelen en ergens van binnen geloofde ik nog in een wonder.” Kai gaat achterover zitten, legt z’n handen op z’n dijbenen. “Het klinkt misschien een beetje idioot, maar weet je dat door die blessure er ook een soort rust over me heen kwam? Ineens was ik helemaal niet met mijn hoofd bij de Spelen, de focus verschoof volledig naar mijn herstel. Dat was lekker. Ik had niet de stress die de andere schaatsers wel hadden. Weg was die druk van het per se moeten presteren. Het draaide om beter worden, om de Spelen zien te halen. En ik hield mezelf voor: als er iemand rond kan rijden met pijn, dan ben jij het Kai. En: als ik in Pyeongchang nog pijn heb, dan tape ik mezelf desnoods helemaal in, dan ga ik door de pijngrens en zorg ik er hoe dan ook voor dat ik finish.” Uiteindelijk werd Kai negende op de 500 meter en zesde op de 1000 meter. “Het waren mijn eerste races na het OKT, negen weken was ik er uit geweest. Mijn beste race schaatsen was simpelweg onmogelijk. Op de 1000 meter zat ik toch maar 0,38 seconden van het brons af.”

Zwart gat
Er waren tal van mensen die hem probeerden te troosten met de woorden: ‘Over vier jaar weer een kans.’ Goed bedoeld, maar het irriteerde ook. “Wie zegt me dat ik over vier jaar goed genoeg ben om voor goud te gaan? Tijdens de volgende Spelen ben ik alweer 27, het is maar de vraag waar ik dan sta als mens. Ik moet nu weer vier jaar van mijn leven weggeven en had, als ik met een voldaan gevoel terug was gekomen van de Spelen, ook voor een ander leven kunnen kiezen. Dan was ik nu misschien aan een studie of een eigen bedrijfje begonnen.” Kai ging na de Spelen op vakantie naar Japan, het land waar een deel van zijn roots liggen. Om even te ontsnappen aan het schaatsen. Hij werd deels vergezeld door zijn vriendin en deels door oud-ploeggenoot Thomas Krol. “Ik kwam wel een beetje in een zwart gat. Ik had geen houvast, dat vond ik lastig. Ik word een beetje gek als ik niet volgens een schema kan leven. Ik begon aan alles te twijfelen. Wat wil ik? Maak ik de juiste keuzes?”

Kai zocht hulp. Hij wist niet of hij opnieuw vier jaar alles opzij kon zetten voor de sport. “Doordat de Spelen niet werden wat ik ervan had verwacht, had ik heel sterk het gevoel dat ik onvoldoende werd beloond voor alles wat ik in de sport stopte. Ik heb het besproken met m’n vriendin en vrienden, maar ook met Stefan Groothuis.” Groothuis zat in 2011 in een depressie, kwam ijzersterk terug, werd in 2012 wereld­kampioen sprint en wereldkampioen op de 1000 meter om in 2014 de olympische titel op de kilometer te pakken. “Stefan heeft het veel zwaarder gehad dan ik, hij was depressief en zo zou ik mezelf niet bestempelen. Ik zat in een mentale dip. Fijn om met iemand te praten die begreep wat ik doormaakte. Ik weet zeker dat ik niet de enige topsporter ben die met zulke twijfels rondliep. Maar je merkt dat het een beetje een taboe is in de sport om daar openlijk over te praten. Sport is zo monotoon. De levensstijl althans. Die wereld is klein en je wilt daar af en toe uit kunnen breken. Het voelt als gevangen zitten. Alles moet gepland worden. Even tijdens de feestdagen langs bij vrienden en familie en lekker blijven hangen, gaat dus niet. En iedereen moet zich tijdens feestdagen aan mij aanpassen.”

‘Hoe was het geweest als ik topfit was geweest op de 1000 meter in Pyeongchang? Had ik het Kjeld Nuis moeilijk kunnen maken? Ik denk het wel’

Zijn familie, vrienden en vriendin wonen allemaal in Zuid-Holland, waar Kai ook vandaan komt. Voor het schaatsen zit hij ‘opgesloten’ in Heerenveen. “Ik ga Eveline straks naar de trein brengen, zij gaat weer terug naar Zuid-Hol­land. De mensen die heel belangrijk voor me zijn, leiden een heel ander leven dan ik. Waar ik soms best mee zit, is dat ik me voor mijn gevoel sociaal niet ontwikkel. Ik schiet op dat vlak tekort, merk ik. Ik vind het moeilijk om een gesprek met iemand aan te knopen die ik niet ken, ben zo gewend dat ik in het middelpunt van de belangstelling sta. Iedereen stelt mij altijd vragen, ik hoef bijna nooit vragen te stellen. Het lijkt net alsof mijn leven een groot interview is. Dat heeft me gevormd en daar ondervind ik geregeld last van. Ik heb moeite om mensen goed te leren kennen, ben gewend dat alles op me afkomt en ben op sociaal vlak een beetje lui geworden. Mijn familie, vriendin en vrienden beginnen dat ook te merken. Zij sturen mij altijd berichtjes, maar ik doe dat nooit naar hen uit mezelf. Als ik word gebeld, bel ik niet terug. Dat soort dingen. Ik vind het jammer dat het erin is geslopen.”

Hij kijkt even opzij, naar zijn vriendin. “Eveline geef ik wel altijd antwoord, hoor. Anders heb ik ruzie en dat wil ik niet. Maar feit is dat mensen altijd heel betrokken zijn bij mij, terwijl ik omgekeerd minder interesse toon in hun levens. Het past helemaal niet bij me dat ik me zo gedraag. Ik ben iemand die juist het beste met mensen voorheeft, wordt ook wel een ‘pleaser’ genoemd. Ik ben iemand die ruzie en conflicten uit de weg gaat.” Kai, kind van een Japanse moeder en Nederlandse vader, vertelt over zijn karakter. “Voor een Nederlander ben ik introvert, maar voor een Japanner juist extravert. Japanners zijn heel beleefd, maar als je ze leert kennen, worden ze losser. Zo is het met mij ook. De eerste indruk die mensen van mij hebben is die van een heel beleefde, nette jongen. Maar als je me beter leert kennen, dan merk je dat ik toch wat arroganter word en een grotere bek krijg. Mijn team­genoten zeggen altijd: ‘In het eerste jaar was het alleen maar ja en amen, en nu heb je zo’n grote bek.’ Ik ben ook iemand die veel kan klagen. Dat is een Japans trekje. Ik merk wel dat mensen mij niet serieus nemen als ik klaag, die denken: komt hij weer. Komt ook doordat je het tegelijkertijd niet aan me ziet als ik ergens mee zit

Pissig
Juist in de periode dat hij al in een dip zat, werd duidelijk dat iskate, de overkoepelende organisatie waar ook Team Plantina onder viel, ophield te bestaan. Kai maakte zich aanvankelijk weinig zorgen. Justlease was achter de schermen bezig om samen met Plantina en Clafis een nieuwe ploeg op te zetten en Kai wist dat ze hem ook op de radar hadden. Ireen Wüst maakte in die periode wereld­kundig dat zij niet in de plannen voorkwam, dat ze ondanks haar vijf gouden olympische plakken te oud werd bevonden. Een storm van verontwaardiging brak los, waarop de leasemaatschappij besloot uit het schaatsen te stappen. “Ik snap dat Ireen pissig was toen ze het idee kreeg dat er een spelletje werd gespeeld. Ze reed en rijdt nog heel hard in de rondte, dus het was best een vreemd besluit. Maar het gevolg van haar interview was tegelijkertijd dat een grote groep schaatsers een mooie ploeg door de neus geboord zag worden.”

Niet veel later trok ook Plantina zich terug als sponsor. “Ineens had ik geen inkomsten meer, ik moest naar het UWV,” zegt Kai. De KNSB en het NOC*NSF zorgden ervoor dat Kai en zijn gedupeerde collega’s nog wel gebruik konden maken van de faciliteiten. “We reden rond in zwarte pakken, zonder sponsorlogo’s. Er kwam geen geld bij, het liep er alleen maar uit. Ik moest mijn spaarcentjes aanspreken. Het was een stressvolle periode, maar op teamgenoten en coaches die ook nog een gezin hadden, had het veel meer impact. Ik heb natuurlijk ook het verhaal gehoord van Jorien ter Mors die veel geld te goed had en daarom haar huwelijk uit moest stellen. Zo heftig was het bij mij niet. Ik heb mijn salaris uitgekeerd gekregen. Het enige wat ik niet heb gekregen, waren m’n bonussen.”

De start van het seizoen kwam dichter en dichterbij. Kai zag dat collega’s die in hetzelfde schuitje zaten wel een nieuwe ploeg of sponsor vonden. “Ik werd onrustig, omdat het ons niet lukte. We zijn met z’n allen geregeld om de tafel gaan zitten. We wisten dat we er met z’n allen de schouders onder moesten zetten, die sponsor kwam niet zomaar naar ons toe. We moesten allemaal helpen zoeken. ”Coach Gerard van Velde kon in november pas bekendmaken dat er witte rook was. Investeringsmaatschappij Reggeborgh verbond zich tot en met de Spelen van 2022 aan de ploeg. “Binnen twee weken waren de contracten getekend. En Reggeborgh wil ons ook over een langere periode ondersteunen, waardoor we de komende jaren in alle rust naar de Spelen toe kunnen werken. Geweldig.”

Achterdocht
Een moeilijke periode is afgesloten, getuige zijn Europese titel sprint in januari. Voor een leven zonder schaatsen is het nog veel te vroeg, heeft Kai afgelopen maanden gemerkt. Toen hij weer begon te trainen, verdwenen de twijfels. “Schaatsen vind ik hartstikke leuk. Dat het een super technische en lastige sport is, vind ik juist zo mooi. Ik word daardoor altijd uitgedaagd. Het reizen vind ik ook leuk, de mensen die ik leer kennen. Het is een grote familie. Ik ga weer alles opofferen voor het schaatsen. Of het uiteindelijk loont… ik hoop het.” Het moet richting de Spelen van 2022 in Beijing anders, minder obsessief, daar is Kai wel achter. “Mijn droom is nog altijd een medaille op de Spelen. Maar ik weet nu ook dat die Spelen in feite een momentopname zijn. De schaatser die over vier jaar tijd gemeten de beste is geweest, hoeft niet per se naar huis te gaan met olympisch goud. Ik moet beseffen dat andere wedstrijden ook mooi en belangrijk zijn. Maar ja, olympisch goud, dat is wat mensen voor altijd onthouden, hè.

‘Ja, Koelizjnikov… Waar rook is, is vuur. Als ik zie hoe sterk hij is, dan frustreert me dat best wel. Ik zet door zijn verleden voortdurend m’n vraagtekens bij hem’

Met een wereldtitel is dat toch anders, daar is er elk jaar weer een nieuwe van.” Maar goed, hij wil zich dus niet doodstaren op de Spelen die pas in 2022 zijn. Dit jaar richt hij zich op de WK afstanden in Inzell van 7 tot en met 10 februari en het WK sprint, dat op 23 en 24 februari wordt gehouden in Thialf, en waar hij na brons in 2016, goud in 2017 en brons in 2018 voor zijn vierde medaille op rij gaat. De naam van Pavel Koelizjnikov valt. “Het wordt lastig om de wereldtitel sprint te winnen als hij erbij is, hij is echt de guy to beat.” De Rus werd in 2012 twee jaar geschorst wegens dopinggebruik en in 2016 werd het verboden medicijn meldonium bij hem aangetroffen. Net als bijna al zijn landgenoten werd hij uitgesloten van deelname aan de Spelen.

“Ja, Koelizjnikov… Waar rook is, is vuur. Als ik zie hoe sterk hij is, dan frustreert me dat best wel. Ik zet door zijn verleden voortdurend m’n vraagtekens bij hem. Dat is z’n eigen schuld en die van alle Russen. Maar goed, ik hoop dat hij schoon is. Doping, experimenteren met medicatie… Sporters zijn bereid de grens op te zoeken, durven gezondheidsrisico’s te nemen. Denk aan het schildklierhormoon Thyrax dat ook door Nederlandse schaatsers werd gebruikt. Als je nou last hebt van je schildklier, dan snap ik nog dat je dat neemt. Dat experimenteren baart me zorgen. Ik vind het heel jammer dat ik die achterdocht heb, weet ook zeker dat veel andere sporters er net zo over denken als ik. Er wordt weinig over die twijfels gesproken. Vind ik jammer. Het is politiek. Je mag wat je denkt niet zeggen, omdat het niet netjes is. We willen bijna allemaal dat onze sport schoon is, maar als we zaken aan de kaak stellen met als doel de sport schoner te maken, dan moet je tegelijkertijd heel erg letten op wat je zegt. Ik vind een schone sport heel belangrijk, mede daarom ben ik ook ambassadeur van ‘Samen voor een schone sport’ geworden, een initiatief van de Nederlandse Dopingautoriteit.”

Killing
Voor ontspanning buiten het schaatsen heeft hij de muziek. Kai pakt zijn telefoon en laat een door hem gemaakte remix van Careless Whisper horen van George Michael. Hij zit geregeld in zijn huisje in Heerenveen achter de pc om remixen te maken of eigen nummers te componeren. Het is de bedoeling dat hij samen met een maat binnenkort drie nummers af heeft. “Ik ben er nu zeven jaar mee bezig, we maken moderne elektronische muziek. We zijn niet slecht, hebben connecties opgebouwd met mensen in de business. Ook met de baas van een label, die blijkbaar iets in ons ziet. Anders zou hij er niet voor openstaan dat we nu drie nummers maken. De muziek is een goede afleiding. Alleen in wedstrijd­weken moet ik er niet mee bezig zijn. Als ik er lekker in zit, dan mag ik eigenlijk niet stoppen. Dat is killing. Ik ben weleens tot half vier ’s nachts door­gegaan, terwijl ik om half tien de volgende ochtend moest trainen. Kan niet. Dus ik heb met mezelf afgesproken dat ik tijdens het seizoen bijna niet met m’n muziek bezig ben. Ik kan niet twee dingen half doen.”

Misschien ligt zijn toekomst in de muziek. Kai staat op, hij gaat zijn vriendin naar het station van Heerenveen brengen. “Wat ik versta onder geluk?” herhaalt hij de laatste vraag, “dat weet ik eigenlijk niet. Als je me nu vraagt of ik gelukkig ben, dan is dat vaag. Af en toe wel en soms ook niet. Ik voel als schaatser altijd die druk, dat is pittig. Altijd is dat vergrootglas erop gericht. Anderen gaan daar veel beter mee om dan ik. Als ik naar een wedstrijd toeleef, dan ben ik niet gelukkig. Dan twijfel ik enorm aan mezelf. En als ik goed gereden heb, dan ben ik echt blij. Ik mag geen fouten maken, dat is het gewoon. Het fijnst voel ik me als ik bij mijn vriendin, familie en vrienden ben. Dan heb ik even geen zorgen. Over niets. Geluk is voor mij: geen zorgen hebben.”

Delen: