Word abonnee

Atletiek

Femke Bol: Niet te stuiten

John Kramer

Atletiek

Femke Bol: Niet te stuiten

door: Jasper Boks
19 januari 2021
19 tot 24 minuten lezen

Als iemand de titel ‘Doorbraak van het Jaar’ verdient, dan is het wel Femke Bol. Waar ze in 2020 de 400 meter horden liep, won ze. En dan te bedenken dat de 20-jarige atlete pas twee jaar geleden koos voor het hordelopen.

Tekst gaat verder onder de foto

Femke Bol

‘Femke heeft alles in zich om een groot kampioen te worden. Ze is een ideale atlete voor de 400 meter horden, haar profiel is perfect. Wie deze tijden neerzet op zo’n jonge leeftijd kan nog veel bereiken.’
Coach Laurent Meuwly in de Volkskrant

Stromen de huwelijksaanzoeken al binnen nu je zo hard bezig bent om naam te maken?
Lachend: “Zo erg is het niet. Maar het is wel een issue dat het zo goed met me gaat, hè? Ik merk dat ik steeds bekender word, krijg steeds meer volgers op Instagram. Maar het is niet zo dat als ik over straat loop mensen zeggen: ‘Ben jij niet die atlete?’ Mijn vriendinnen appen me wel altijd als ze me weer hebben gezien. Ik kom ook voorbij in de bus in Amersfoort, daar hangt geregeld een afbeelding in van mij. ‘Ik kwam je weer tegen,’ krijg ik dan over de app. Niet zo lang geleden keek ik altijd met grote ogen als ik Dafne Schippers op tv zag en nu kom ik zelf ook ineens voorbij. Blijft raar.”

Je werd gekozen als Europees atlete van de maand september en werd genomineerd voor de titel Beste vrouwelijke atlete van 2020. Alle wedstrijden die je afgelopen jaar liep, won je en niemand was sneller dan jij op de 400 meter horden. Waarom ben jij op dat onderdeel de ideale atlete?
“Dat komt mede door mijn lengte. Ik ben 1,84 meter en heb heel lange benen. In vergelijking met andere atleten zijn de horden daardoor voor mij wat minder hoog. Het is door mijn lengte ook wat eenvoudiger om een goede paslengte en een goed ritme aan te houden tussen de horden. Veel van mijn kleinere collega’s zie je voor de ene horde afzetten met het linker- en de volgende met het rechterbeen. Ik hoef door mijn paslengte niet bij elke horde van opzwaaibeen te wisselen. Dat is een groot voordeel. Ik ben daarnaast ook nog eens dun en licht, weeg rond de 64 kilo. Ik hoef niet zoveel massa mee te nemen richting de finish. Al met al zorgt het ervoor dat mijn lichaam heel goed past bij de 400 meter horden.”

Hoeveel pijn lijd je tijdens een race?
“Het eerste stuk gaat altijd makkelijk, dan voel ik nog niets. Na 300 meter verandert dat. Dan komt de verzuring om de hoek kijken en moet ik m’n pasritme aanpassen van vijftien naar zestien passen tussen de horden. Door die aanpassing moet ik de negende van de in totaal tien horden ook nog eens met m’n verkeerde been nemen, wat inhoudt dat ik met rechts opzwaai in plaats van links. Maar in vergelijking tot een gewone 400 meter dringt op de 400 meter horden de pijn en verzuring veel minder tot me door.

Mijn focus blijft voortdurend gericht op de volgende horde, ik ben bezig met mijn pasritme. Daardoor druk ik de verzuring en pijn naar de achtergrond. Pas als de laatste horde genomen is, voel ik dat m’n lijf niet meer wil. Maar dan is de finish dichtbij, komt de wil om te winnen om de hoek kijken. Die wil is sterker dan de pijn. Ik roep dan tegen mezelf: je moet blijven gaan, je moet blijven gaan! De ergste pijn voel ik eigenlijk pas achteraf, voor die tijd lijkt het wel of ik die pijn kan parkeren of blokkeren.”

Krijg je tijdens een race nog wat mee?
“Toen ik afgelopen zomer op Papendal het Nederlands record op de 400 meter horden aanscherpte tot 53,79 hoorde ik mijn coach roepen. Verder hoor ik weinig, maar op de een of andere manier hoor ik mijn coaches Laurent en Bram juist wel altijd. En mijn vader, die hoor ik ook altijd. Verder niemand.”

Moet je veel doen om op je ideale gewicht te blijven?
“Ik heb het geluk dat mijn lichaam niet veel vetten aanmaakt. Maar ja, ik ben ook pas twintig, hè. Ik zeg wel tegen mezelf dat ik op m’n voeding moet letten. De discipline opbrengen om eiwitshakes te nemen, maar ook om voldoende groente te eten. Ik ben afgelopen jaar op mezelf gaan wonen. In een topsporthuis, heel gezellig. Maar ik moest ook ineens voor mezelf gaan koken en dat vond ik moeilijk. Het was in het begin af en toe echt niet te eten wat ik maakte. Maar je ziet, ik heb m’n eigen kookkunsten overleefd. Gelukkig kan ik de hulp van voedingsdeskundigen en m’n coach inroepen.”

Tekst gaat verder onder de foto

Femke Bol

Volgens je coach ben jij de toekomstige olympisch en wereldkampioen. Wat doet dat jou?
“Het is af en toe maar moeilijk te begrijpen hoe snel het met me is gegaan. Pas anderhalf jaar geleden kwam ik erachter dat de 400 meter horden me heel goed lag. Ik dacht: hoe mooi zou het zijn om de olympische limiet voor Tokio te lopen? En nu duik ik steeds onder die tijd. Waar stopt dit? Ik werk er keihard voor, maar ik vind het nog altijd onwerkelijk dat ik zo hard kan lopen. Als ik voor een grote wedstrijd aan de start sta, schiet nog weleens door mijn hoofd: hoe kan het nou dat ik hier sta, dat ik dit kan?”

‘Als ik voor een grote wedstrijd aan de start sta, schiet nog weleens door mijn hoofd: hoe kan het nou dat ik hier sta, dat ik dit kan?’

‘Femke was bereid om veel te geven. Maar ze was in die tijd een heel dun meisje. Ze had amper spieren en droeg nog een brille­tje. Vijf jaar later zie je een sterke, volwassen vrouw staan. Ze is voor niemand bang en heel taak­ gericht.’
Assistent-coach Bram Peters in de Volkskrant

Is het genetisch bepaald dat jij het zo goed doet op de 400 meter horden?
“Nou, mijn ouders hebben elkaar leren kennen op het voetbalveld. Mijn broer Jeroen, die vierenhalf jaar ouder is dan ik, ging op atletiek toen ik acht was en ik dacht meteen: dat wil ik ook. Tot m’n vijftiende heb ik alles ook uitgeprobeerd. Het werd steeds serieuzer. Toen ik in Arnhem ging trainen, moesten mijn ouders ook offers brengen. Ze moesten me telkens naar de training brengen. Maar volgens mij heeft het atletiekvirus ook grip op hen gekregen. Ze vinden het leuk om te volgen, ook als ik niet aan de start sta.”

‘Ik was dun, mager en had een bril. Ik was een lange slungel. Maar je hoeft geen medelijden te hebben, hoor’

Hoe was je jeugd als kind met een brilletje en amper spieren?
Lachend: “Ja, ik was dun, mager en had een bril. Ik was een lange slungel. Maar je hoeft geen medelijden te hebben, hoor. Bewegen ging me goed af. Tijdens gym werd ik vaak als een van de eersten gekozen, omdat ik voor mijn leeftijd al lang was. Dat kwam goed uit met basketbal. En ik was fanatiek. Na school sportte ik veel met m’n vriendinnen, die bijna ook allemaal op atletiek zaten. Op m’n vijftiende werd m’n bril ingeruild voor lenzen. Dat was handiger toen ik veel meer ging sporten. M’n lenzen zijn wel essentieel, hoor. Veraf kan ik niet zo goed zien, dus dat zou niet handig zijn met hordelopen. Dan wordt alles een stuk vager en kan ik de tijden op het scorebord niet meer zien.”

Ik wil je niet beledigen, maar ik las ook dat je in de jeugd niet aan hordelopen deed omdat jouw groeiende ledematen veel te klunzig waren om over horden te springen…
Lachend: “Bram is heel direct, dat ben ik van hem gewend, hoor. En hij heeft gelijk, want ik ben best onhandig. Voordat ik met atletiek begon, zat ik op aanraden van de dokter op judo. Ik had bij een val tot twee keer toe mijn arm gebroken. Met judo zou ik valtechnieken leren, vertelde de dokter. Bram werd mijn trainer toen ik vijftien was, de grootste groeispurt had ik toen net achter de rug. Ik had nog niet zoveel beheersing over mijn nieuwe lichaam, was in die tijd al blij als ik een gewone ronde hard kon lopen zonder te vallen. Laat staan wat er was gebeurd als er horden op de baan hadden gestaan.”

Pas in 2019 waagde je je aan de horden. Besloot je dat zelf?
“We besloten tijdens de training ineens een keer de horden mee te nemen. Ik vond het meteen leuk en na overleg werd die training wat uitgebreid. Bram merkte dat mijn sprinttrainingen ook beter werden van de hordentraining en zo besloten we twee keer in de week een hordentraining toe te voegen aan mijn programma. Zo is het begonnen.”

Hoe kijk je nu naar jezelf in de spiegel?
“Ik ben een stuk gespierder geworden, zie mezelf nu als een echte atleet. Vroeger zag ik vooral een meisje. Nu zie ik iemand die heel hard heeft gewerkt aan haar lijf. Ik ben trots op het lichaam dat ik nu heb.”

Hoe kijken je vriendinnen naar je?
“Ik ben nog steeds Femke, hoor. Door het drukke programma zie ik hen wat minder vaak, ik zit vaak in het buitenland en woon nu in Arnhem, maar als ik ze zie is er niets veranderd. We hebben het nog gewoon lekker over de onnozele dingen in het leven, over series die we kijken. We raakten laatst bijvoorbeeld niet uitgepraat over de finale van Love Island. Over sport hebben we het amper. Ik vind het mooi om te zien hoe hun levens zich ontwikkelen. De meesten zijn bijna klaar met de universiteit.”

Snappen je vriendinnen wat je doet?
“Als ik naar Rome ga voor een Diamond League hebben ze nog weleens het idee dat ik lekker een paar daagjes op vakantie ga, terwijl ik niet heel veel van de stad zie. Maar ik merk tegelijkertijd dat ze proberen te begrijpen waar ik mee bezig ben. Vind ik fijn. Ze snappen heel goed dat ik soms ergens niet bij kan zijn of dat ik al vroeg weer weg moet.”

Is het moeilijk om feestjes over te moeten slaan?
“Ik weet dondersgoed waar ik de keuzes voor maak. Ik wil het maximale uit mijn sport halen en dat betekent dat ik concessies moet doen. Daar heb ik geen enkel probleem mee. Soms vind ik wel een middenweg. Dan kan ik bij een feestje zijn, maar ga ik eerder weg of kom ik wat vroeger. Ik heb niet het gevoel dat ik heel veel mis. En na het seizoen kan ik wel een keer tot het einde op een feestje blijven.”

Is er verder nog ruimte voor afleiding?
“Ik studeer communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Wageningen en dat doe ik in mijn eigen tempo. Het is lastig te combineren met mijn sport, maar ik wil me ook per se op dat vlak blijven ontwikkelen. En ik vind sudoku’s oplossen erg leuk. Even alles vergeten en alleen bezig zijn met die cijfertjes.”

Tekst gaat verder onder de foto

Femke Bol

‘Als je je laat opnaaien door wat iemand naast je doet, verlies je je focus en is het klaar. Je moet koel blijven. Dat doet Femke goed.’
Bram Peters in de Volkskrant

Ben jij van jezelf zo’n koele kikker?
“Helemaal niet! Ik ben van nature een denker en best wel een stresskip. Ik kan me over van alles en nog wat druk maken. Bram heeft me geleerd dat het geen zin heeft om me druk te maken over dingen waar ik zelf geen invloed op heb. Voorheen keek ik met atletiek vaak naar wat anderen deden. Zij zijn veel beter, dacht ik. Ik kon mezelf tegelijkertijd helemaal naar beneden praten. Mijn start was nooit mijn sterkste punt en vaak lag ik na 200 meter achteraan. Tijdens races kon ik dan een beetje in paniek raken. Maar ook als de wind anders stond dan ik had verwacht of als ik in een andere baan moest starten dan ik voor ogen had, kon ik van slag raken.

Doordat ik met allemaal van dit soort randzaken bezig was, ging het een tijdje niet zo lekker. Ik verspilde energie. Bram heeft me echt bijgebracht om heel taakgericht bezig te zijn, hij is eigenlijk ook mijn mental coach. Ik durf wel te zeggen dat ik tegenwoordig tijdens de wedstrijd mentaal best sterk ben. Ik laat me niet snel meer afleiden, ben puur bezig met datgene wat ik moet doen.

Sinds Bram me heeft geleerd van mezelf uit te gaan, geniet ik ook nog veel meer van mijn sport. Ik weet wat ik moet doen en hoe ik het moet doen. Doordat ik dingen heel goed inprent en visualiseer, voel ik me veel zekerder. Ik kan nu voor een wedstrijd ook echt even om me heen kijken in het stadion, genieten van de ambiance, de mensen in het stadion en de sfeer, en kijken hoe groot en mooi het stadion is waarin ik ga lopen. Dat het afgelopen jaar zo goed is gegaan, is voor een belangrijk deel ook te danken aan de mentale winst die we hebben geboekt.”

Had je voorheen faalangst?
“Dat niet. Ik was gewoon bang voor de 400 meter. Voor de tegenstanders. Maar ook voor de pijn die ik zou gaan voelen. Het rare is dat die pijn altijd meeviel. Ik was gewoon te snel geïntimideerd. Nu heb ik geleerd dat ik zodra ik het stadion betreed zelfverzekerdheid uit moet stralen. Ook op momenten dat ik wat minder in m’n vel steek, is het zaak dat ik dan maar acteer dat ik me goed voel. Kin omhoog. Zelfs als ik zelfvertrouwen acteer, merk ik al dat ik me beter voel dan wanneer ik het mindere gevoel toelaat.”

Bestaat er zoiets als koudeoorlogsvoering op de 400 meter horden?
“Het is bij ons niet zoals bij die sprinters die elkaar proberen te intimideren en hele toneelstukken opvoeren voor de start. Ik merk dat op de 400 meter horden de atleten elkaar het succes best wel gunnen. Het komt misschien ook omdat ik nog maar net kom kijken. Ik heb het nog niet echt op kunnen nemen tegen de Amerikaanse atleten. Door de coronapandemie hebben ze afgelopen jaar niet aan wedstrijden meegedaan. Ik ben benieuwd hoe ze gaan doen tegen mij als we elkaar tegenkomen.”

Merk je al dat er anders naar je wordt gekeken?
“Ik merkte vooral dat mijn tegenstanders zoiets hadden van: waar komt zij nou ineens vandaan? De beste seizoenstijden op de 400 meter horden werden allemaal door mij gelopen in 2020, dus dat zal hen hebben verbaasd. Ik werd voor zover ik weet niet met de nek aangekeken, ze vinden het eerder knap wat ik doe.”

‘Technisch valt er nog een hoop bij te schaven. Ze brengt te veel tijd in de lucht door. Omdat ze zo lang is zweeft ze er makkelijk, maar ook te hoog overheen. Soms wel dertig centimeter te hoog. Het moet allemaal nog wat agressiever en dichter op de horden.’
Laurent Meuwly in de Volkskrant

Het kan nog veel harder dan jouw pr van 53,79 dus.
“Ik ben nog maar twintig, waar je op de 400 meter horden doorgaans juist wat oudere meiden de snelste tijden ziet lopen. Het kan allemaal dus nog veel beter. Mijn techniek is echt nog voor verbetering vatbaar. Komt ook doordat ik nog niet zo lang bezig ben met hordelopen. Het ziet er allemaal nog niet zo mooi uit. Daar hamert Laurent ook veel op, we doen veel oefeningen om mijn techniek te verbeteren. Maar het is al veel beter dan vorig jaar, toen zweefde ik voor m’n gevoel minutenlang over die horden.

Wat helpt, is dat ik goed naar mijn trainingsmaatjes kan kijken. Ramsey Angela heeft echt een schitterende techniek. Met Bram en Laurent kijk ik ook geregeld naar video’s van mezelf. Het gevoel is vaak heel anders dan de werkelijkheid. Soms ben ik heel enthousiast, roep ik dat het heel goed ging. Bram zegt dan geregeld: ‘Kijk het maar even terug.’ En dan blijkt dat het helemaal niet zo goed was.”

Afgelopen tijd is er ook flink gesleuteld aan de eerste 200 meter van jouw race, toch?
“Klopt. Het voordeel van hordelopen is dat de race in heel veel stukjes te knippen is. De tijd tussen elke horde is te meten en je kunt dus precies zien waar het beter moet. Het is eigenlijk een grote puzzel die we proberen op te lossen. Een jaar geleden was in elk geval duidelijk dat ik vooral in de eerste fase van mijn race veel tijd liet liggen.”

Tekst gaat verder onder de foto

Femke Bol

Nadine Visser is ook een jonge Nederlandse hordeloopster die wereldtop is, weliswaar op de 100 meter. Heb je wat aan haar?
“Zij traint ook op Papendal, dus we komen elkaar veel tegen. We trainen niet samen omdat zij een sprintster is en dus anders traint dan ik, maar haar techniek is geweldig. Nadine wordt geregeld als voorbeeld gebruikt als we op filmpjes bekijken hoe je over de horden moet gaan. We komen elkaar niet alleen tegen op Papendal, maar ook tijdens wedstrijden. Maar het is niet zo dat we uitgebreid over techniek praten. Uit nieuwsgierigheid vertellen we elkaar wel waar we mee bezig zijn op de training, maar het is ook weer niet zo dat ik haar om hulp vraag.”

Je noemde net al even Dafne Schippers, naar wie je vroeger met grote ogen keek. Ook haar maak je nu van nabij mee.
“Ja, ik zie Dafne vaak op Papendal. We trainen niet in dezelfde groep, maar spreken elkaar wel geregeld. Dafne is een superlieve meid. Ze kwam meteen naar me toe toen ik op Papendal ging trainen, zei: ‘Als je ergens hulp bij nodig hebt of tips wilt hebben, zeg het dan tegen me. Want ik wil je altijd helpen. Ik heb alles meegemaakt en nog veel meer, dus je mag altijd naar me toe komen.’ Daar werd ik best een beetje stil van. Zo mooi.”

Dafne Schippers kwam meteen naar me toe, zei: ‘Als je ergens hulp bij nodig hebt of tips wilt hebben, zeg het dan tegen me. Want ik wil je altijd helpen.’ Zo mooi

‘Ze zal nooit de sterkste worden, het is geen sprintster. Maar ze kan wel iets meer spieren erbij gebruiken. Over twee tot drie jaar zal ze er een stuk sterker uit­ zien. We willen het niet te snel veranderen. Je moet wennen aan een nieuw lichaam. Eén kilo per jaar is genoeg.’
Laurent Meuwly in de Volkskrant

Komt het jou ergens wel goed uit dat de Olympische Spelen een jaar zijn uitgesteld?
“Als ik zie hoeveel ik de afgelopen maanden vooruit ben gegaan, dan denk ik dat ik ook de komende maanden nog progressie kan boeken. In dat opzicht is het dus wel mooi meegenomen. Ik hoop dat ik snel tegen de toppers uit Amerika en Jamaica kan lopen, om te zien waar ik sta in vergelijking met hen.”

Door je lange benen heb je maar vijtien passen nodig tussen de horden, waar de concurrentie er meestal zestien of zeventien nodig heeft. Doel is om naar veertien passen te gaan. Hoe ga je dat in godsnaam voor elkaar krijgen?
“Daarvoor moet ik in de eerste plaats nog wel wat sterker worden. Dan kan ik grotere passen gaan maken. Lea Sprunger, de Zwitserse Europees kampioen met wie ik vaak train, doet nu al veertien passen, en dat levert, als je het echt beheerst, energiewinst en dus meer snelheid op. Ik denk dat het in de toekomst mogelijk is, omdat vijftien passen tussen de hordes me nu eigenlijk best makkelijk af gaat. Er komt wel een flinke aanpassing bij kijken als ik naar veertien passen ga. Dan moet ik namelijk de hele tijd van been wisselen als ik over de hordes ga. Mijn mindere been moet ik dus ook eerst ontwikkelen. Die is al veel beter aan het worden, maar ik kan hem nu nog niet een hele race op volle snelheid gebruiken.”

Het wereldrecord van Dalilah Muhammad staat op 52,16. Heb je die tijd als een soort van heilige cijfercombinatie opgeslagen in je hoofd?
“Nee. Ik denk dat die tijd ook niet heel lang meer staat als wereldrecord. Ik denk dat de Amerikaanse toppers, naast Dalilah is dat Sydney McLaughlin, allebei binnenkort in de 51 gaan lopen. Zij zijn momenteel een klasse apart. Sydney is een half jaar ouder dan ik, werd al tweede op het WK en loopt nu al laag in de 52 seconden. Dat is anderhalve seconde onder mijn persoonlijk record. Bizar hard. Dalilah en Sydney zijn echt nog een stap verder dan ik. Mijn dromen zijn nu vooral heel realistisch. Nog niet zo lang geleden droomde ik van deelname aan de Spelen. Nu heb ik 53,7 als pr en kan ik over een olympische finale gaan dromen.”

Helden Magazine 55

Het eerste gedeelte van het verhaal van Femke Bol komt voort uit Helden Magazine nummer 55. De 55ste editie staat in het teken van Gouden duo’s. Kjeld Nuis en Joy Beune zijn naast collega’s ook geliefden. Over hun relatie was veel te doen. Voor het eerst doen ze samen hun verhaal.

Naast het verhaal van Kjeld Nuis en Joy Beune lees je veel meer interviews en reportages met én over jouw favoriete Nederlandse topsporters. Zo hebben Rafael van der Vaart en Theo Janssen veel gemeen. Ze zijn generatie genoten, linkspoten en levensgenieters. Daarnaast doet Dylan Groenewegen voor het eerst uitgebreid zijn verhaal over De Val, waarbij collega Fabio Jakobsen zwaargewond raakte en blikt Wilco Kelderman terug op de bloedstollende ontknoping van zijn derde plek in de Giro.

Ook in de 55ste editie van Helden spraken we vrienden en sinds kort weer ploeggenoten: Kai Verbij, Thomas Krol en Dai Dai N’Tab. Gingen we langs bij drievoudig olympisch kampioene, Jorien ter Mors over onder meer KiKa, Lara van Ruijven en de liefde. Is Tonny Vilhena gelukkig in Rusland bij FC Krasnodar en won Richard Krajicek 25 jaar geleden Wimbledon. Vandaag de dag heeft hij een andere uitdaging: toernooidirecteur van het ABN AMRO WTT zijn in coronatijd.

Verder maakte speler van Atalanta Bergamo en Oranje, Hans Hateboer de verschrikkingen van corona in het zwaargetroffen Bergamo van dichtbij mee. Wil Carsten Nienhuis naar de Olympische Spelen als alpineskiër en ziet paralympisch wielrenner Tristan Bangma bijna niets, maar door de nieuwste 5G-technologie kan hij ‘zien’ met zijn oren. In ‘de dag dat alles misging’ blikt Adelinde Cornelissen terug op de Spelen van 2016 en staan we stil met Aniek Nouwen in de ‘Leeuwinnen in het Rijks’.

Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.

Delen: