Wielrennen
Fabio Jakobsen (26) en Julius van den Berg (26) zijn wielrenners én ‘dikke maten’. Schrijver Menno Haanstra besloot hen vanaf hun achttiende te volgen. Door het bijna dodelijke ongeluk van Fabio in 2020 werd het boek halverwege ineens een thriller. Helden besprak met de hoofdpersonages passages uit het boek Fabio & Julius – Het jongensboek van Fabio Jakobsen en Julius van den Berg.
Vriendschap
‘Na afloop van het seizoen, in november 2015, trekken de twee op Fabio’s initiatief voor vijf weken naar Girona om te trainen. Inmiddels zijn ze, zoals Fabio het uitdrukt, ‘dikke maten’. Aanvankelijk trokken ze als vanzelf samen op omdat ze de enige Nederlandse eerstejaars van de ploeg waren, maar al bij het introductieweekend in Sittard bleek dat ze het sowieso uitstekend met elkaar kunnen vinden. De ploegleiding stelt ze bij veel wedstrijden samen op. Al snel hebben ze in de koers aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen.’ Fabio & Julius – Het jongensboek van Fabio Jakobsen en Julius van den Berg.
Wat zorgde voor die goede klik tussen jullie?
Julius: “Eigenlijk lag de basis van onze vriendschap in hetzelfde levensdoel hebben, namelijk prof worden.” Hetzelfde levensdoel was genoeg basis om te gaan samenwonen in Girona?
Fabio: “Nou, eigenlijk wel. En als je dan samen gaat wonen wordt die vriendschap vanzelf hechter. We verschillen qua karakter misschien wel, maar we zijn allebei wel van het ‘niet zeiken, gewoon trainen’. Dat is prettig. Toen we in Girona zaten, hadden we allebei geen vriendin en dat was ook handig. Niet dat we daarom op stap gingen of zo, maar juist omdat we daar waren om onze toekomst op te bouwen. In de kern waren we toen al wedstrijdrenners, coureurs.”
Julius: “Verder hebben we dezelfde humor. Dat is ook een goede basis voor een vriendschap.”
Fabio: “En de een is ook niet te beroerd om wat te doen voor de ander.”
Julius: “We zijn allebei types die gewoon alles zeggen. En we zijn ook niet snel op ons pikkie getrapt. Dat heb je met sommige vrienden, dat een negatieve opmerking meteen in het verkeerde keelgat schiet. Dat hebben wij niet.”
Fabio: “We kunnen slap ouwehoeren en we kunnen het over dingen hebben die wel ergens op slaan. Meestal doen we eerst het serieuze en daarna gaan we slap ouwehoeren.”
Het ongeluk
‘Donderdag 6 augustus 2020, 18.15 uur, St. Barbara ziekenhuis Sosnowiec, Polen. In het midden van een onwezenlijk groot aandoende steriel witte kamer, zonder ramen en zijdeuren, zien Sandra (moeder Fabio) en Delore (vriendin Fabio) Fabio van afstand liggen. Als ze dichterbij komen, is het eerste wat opvalt hoe groot en opgezet zijn hoofd is en hoe bleek zijn huid – zijn teint is nauwelijks donkerder dan het laken waaronder hij ligt. Zijn gezicht zit vol hechtingen, zijn hoofd is kaalgeschoren en overal op zijn lijf zijn plakkers aangebracht. Fabio’s neus lijkt te ontbreken en op zijn schedel zit een enorme bloeduitstorting. Met behulp van een canule in de hals is een beademingspijp in zijn luchtpijp gebracht.
Onafgebroken klinkt de regelmatige piep van de hartmonitor samen met het pompen van het beademingsapparaat, Fabio’s borst beweegt mee met het geluid. Bij het hoofdeinde staan monitoren, infuuspalen en een drain voor het afvoeren van hersenvocht. Stoelen zijn er niet, Sandra en Delore staan aan weerzijden van het bed, ieder met een hand voor hun mond van ontzetting, hun gezicht wazig van de tranen. Als Delore haar vriend wil aanraken komt de directeur aangestapt; ‘No, no, no!’’
Het boek neemt een bizarre wending door het ongeluk van Fabio in de Ronde van Polen. Julius, jij reed dezelfde koers. Was dat moeilijk voor jullie om terug te lezen?
Julius: “Ik vond het heftig om op die manier Fabio’s ongeluk te herbeleven, ja. Maar ook heel mooi door die verschillende verhaalperspectieven. Want je kent je eigen verhaal wel, maar je weet niet wat de familieleden van Fabio hebben doorgemaakt, bijvoorbeeld. Heel veel dingen wist ik niet. Ik bedoel, ik ga niet aan zijn vriendin Delore vragen: hoe heb jij alles toen precies beleefd eigenlijk? Of aan zijn ouders Sandra en Thijs. Maar ik wilde het wel heel graag weten, merkte ik.”
Hoe was dat voor jou, Fabio?
Fabio: “Dat geldt voor mij ook. Het was voor mij heel bijzonder om te lezen hoe bijvoorbeeld Julius of zijn vriendin Froukje alles hebben ervaren. Schrijver Menno Haanstra stuurde tussendoor steeds hoofdstukken op, en ik controleerde dan natuurlijk mijn eigen verhaal. Maar als hij dan die andere perspectieven stuurde, verslond ik die alsof ik een film keek. Het was natuurlijk best een soort luxe dat ik het gewoon allemaal op m’n gemak kon lezen.”
Dus veel van de verhalen waren voor jou ook nieuw?
Fabio: “Zeker, hoewel ik er – toen ik uit het ziekenhuis kwam – veel mensen naar heb gevraagd. Hoe was dat voor jullie? Wat waren jullie aan het doen toen je het hoorde? Ook omdat ik voelde dat mensen ermee zaten. Maar door het boek merkte ik toch dat ze zich in hebben gehouden voor mij. Dat ze het me wilden besparen. Zelfs mijn ouders hebben het nooit zo tegen mij verteld zoals het in het boek staat. Ik weet nu alle details. Waar ze stonden, wat ze zeiden en wat ze dachten. Echt heel bijzonder. Want ik lag in coma, had geen besef. Nu heb ik het idee dat ik er toch bij was.”
Fabio: 'Wat me het meest raakte, was het verhaal van Julius die kort na mijn ongeluk mijn vader en zusje trof in de lobby van het hotel in Polen. Echt vreselijk'
Stond er ook iets in het boek dat je misschien liever niet had geweten?
Fabio: “Nee. Ik vond alles wel mooi om te lezen eigenlijk, hoe pijnlijk ook. Omdat het de waarheid is. De minder leuke momenten zijn ook de momenten van binding. Wat me het meest raakte, was het verhaal van Julius die kort na mijn ongeluk mijn vader en zusje trof in de lobby van het hotel in Polen. Ik zag hem die dag daarvoor nog in datzelfde hotel. Ik kan me niet inbeelden hoe iedereen zich daar gevoeld moet hebben. Echt vreselijk.”
Paniekaanvallen
‘Julius keerde in paniek terug uit Polen, bang voor zijn eigen leven en dat van zijn vriend Fabio. De angst voor dat laatste nam af toen hij de volgende dag hoorde dat Fabio wakker was en buiten levensgevaar, en helemaal na zijn bezoek in Heukelum, twee weken later. De zorgen over zijn hart houden langer aan. Alle onderzoeken en groene lichten van een halfjaar geleden ten spijt, lukt het Julius maar niet om de angst voor een levensgevaarlijke hartafwijking van zich af te zetten.’
Parallel aan het verhaal van Fabio’s ongeluk loopt dat van jou, Julius. Jij worstelt soms met paniekaanvallen. Vond je dat lastig om naar buiten te brengen?
Julius: “Een beetje. Dat ineens iedereen m’n verhaal kan lezen en daar een mening over kan vormen, voelt gek. Maar ik heb tot nu toe geen enkele negatieve reactie gehad.”
Fabio: “Ik weet nog dat je een keer aan mij vroeg wat ik ervan vond dat de hele wereld straks kon lezen wat we hadden meegemaakt. Ik kon merken dat je daar een beetje tegenop zag. Dat snapte ik, maar ik zei toen wel tegen je: ik denk dat het wel goed ontvangen wordt. Omdat er veel aspecten van het leven als beroepsrenner worden belicht waar niemand vanaf weet. Ik denk dat het juist goed is om te delen dat het niet altijd leuk en geweldig is. Ik vind het ook fijn dat je in een boek zoveel meer kunt vertellen dan in een krantenartikel. Je kunt laten zien waar iets vandaan komt, hoe iets gegroeid is. Met veel context.”
Julius beschrijft dat hij worstelde met angst en dacht iets aan zijn hart te hebben. Hoeveel mensen wisten dat?
Julius: “Heel weinig mensen. Mijn ploeg wist het wel, want ik was zo bang voor hartfalen dat ik in samenwerking met hen ook allerlei tests heb gedaan. Maar de buitenwereld wist dat niet, nee.”
Hoe is het nu met die paniekaanvallen?
Julius: “Veel beter. Af en toe heb ik ze nog steeds, het is niet zo dat het helemaal weg is. Maar ik heb een manier gevonden die me helpt. Meditatie en ademhalingsoefeningen voor het slapen gaan. Dat werkt ontzettend goed om tot rust te komen. Want ik had ze vaak ’s avonds. En praten met een psycholoog.
Door al die dingen is het nu veel minder geworden. En verder heeft het ook een beetje te maken met in wat voor situatie je zit. In mijn geval was die periode heel stressvol. Ik kreeg een kind, Fabio kreeg dat ongeluk en mijn contract werd onzeker. Terwijl je op zo’n moment in je leven juist zekerheid wil hebben. Uit die stress ontstonden de problemen.”
Wist jij dat Julius hiermee worstelde, Fabio?
Fabio: “Pas heel laat. Ik heb het idee dat mensen in die periode echt heel veel shit van mij weghielden. Omdat ze waarschijnlijk dachten: Fabio heeft al genoeg aan zijn eigen sores. Niet alleen Julius hoor, echt veel mensen deden dat. Dat ze het tegen elkaar gingen wegstrepen, zo van: dat van mij is wel erg, maar Fabio moet nog revalideren, nog twee operaties ondergaan en kan misschien nooit meer fietsen, dus laat maar.”
Klopt dat Julius?
Julius: “Deels klopt dat wel, maar sowieso vertel ik dit soort dingen niet zo snel. Daarom is het bijzonder dat het in het boek staat. En als ik eerlijk ben, zou ik dat denk ik ook niet uit mezelf verteld hebben. Froukje is hier waarschijnlijk over begonnen, aangezien onze partners ook werden geïnterviewd.”
Fabio: “Ja, zo kwam het ook bij mij. Delore hoorde van Froukje dat Julius onderzoeken aan zijn hart had. Vervolgens vroeg ik hem ernaar en vertelde hij dat het eigenlijk al achter de rug was. Dat het gecheckt was en geen hartritmestoornis bleek, maar meer een soort paniekaanval. Dat hij daar hulp voor had en dat het al beter ging. En toen dacht ik: dat is dan oké zo.”
Julius. “Achteraf heb ik het wel een beetje gedownplayd, dat moet ik eerlijk zeggen. Voordat ik Froukje ontmoette, dacht ik altijd dat ik een open boek was. Totdat ze zei: ‘Maar vertel nou eens écht hoe je je voelt?’ En toen dacht ik: huh, ik vertel toch alles?”
Fabio: “En vervolgens kwam je erachter dat je alleen vertelde wat je zelf wilde vertellen...”
Julius, lachend: “Ja, precies.”
Fabio: ‘Wat me het meest raakte, was het verhaal van Julius die kort na mijn ongeluk mijn vader en zusje trof in de lobby van het hotel in Polen. Echt vreselijk’
De liefde
Jullie vrouwen spelen een belangrijke rol in het boek. Froukje en Delore lijken soms wat verstandiger in ‘de wedstrijd’ te zitten dan jullie.
Fabio: “Dat is sowieso waar.”
Ze zijn een beetje jullie gatekeepers.
Fabio: “Ook helemaal waar. Delore is mijn alles. En ook mijn agenda, zonder haar loopt alles in de soep.”
Julius: “Dat geldt ook voor mij en Froukje. Zonder hen zouden Fabio en ik elkaar ook veel minder zien.”
Fabio: “Ja, onze vrouwen zijn veel beter in dingen organiseren. Wij zitten negen van de tien keer met oogkleppen op aan onszelf te denken. Zij houden het overzicht voor ons.”
Julius: “Als we elkaar zien, is dat vaak met zijn vieren en dat is supergezellig.”
Wat handig dat zij ook vriendinnen van elkaar zijn.
Fabio: “Klopt, wij zijn alle vier maten van elkaar. Maar dat kan toch bijna niet anders? Mijn theorie is dat als ik goed met iemand kan opschieten, mijn vrouw dat waarschijnlijk ook kan met zijn vrouw.”
Ik ken wel een paar voorbeelden waarbij dat niet zo is...
Julius: “Maar het is volgens mij wel zo dat als een goeie maat van jou echt een heel rare vriendin heeft, je meestal wel weet dat dat geen blijvertje is.”
Fabio, jij bent afgelopen jaar getrouwd, hoe was dat?
Fabio: “Het was geweldig. Alles klopte: de plek, het weer, de sfeer. Het was een vrij grote bruiloft, ik had bijvoorbeeld ook de hele ploeg uitgenodigd, omdat dat de afgelopen vijf jaar ook mijn familie is geworden. Dat zoveel mensen vanuit heel Europa naar onze dag kwamen reizen om de liefde te vieren, was echt ontzettend speciaal.”
Hoe was die dag voor jou, Julius?
Julius: “Nou, ik was er echt een beetje door overdonderd. Het raakte me enorm, het was zó mooi. Ik had al eens eerder een bruiloft meegemaakt, maar die voelde niet zo. Het was een topdag, mooi weer en alleen maar leuke mensen, maar er was vooral zoveel liefde voelbaar. En ik gunde Fabio natuurlijk ook de wereld. Ik had serieus geen idee dat ik daar zo van zou kunnen genieten.”
Fabio: “Ik kon het aan Julius zien. Ik zag hem gewoon de hele dag glunderen. We hadden daar een boek liggen om in te schrijven en daar had hij rond één uur ’s nachts een heel verhaal in gezet. Jij was licht beschonken, zag ik aan je handschrift, maar ik kon het nog lezen. Hoe erg hij onder de indruk was van de dag, van alle liefde en dat hij ons de wereld gunde.
Ik dacht dat jij er de volgende dag niks meer van zou weten, maar de volgende dag stuurde je een appje met precies dezelfde inhoud. Toen wist ik dat het wel waar moest zijn.”
Het zal misschien ook extra emotioneel zijn geweest omdat al die mensen op jullie bruiloft op hetzelfde moment bang zijn geweest om jou te verliezen?
Fabio: “Ja, dat is waar, dat schept natuurlijk ook een soort band. Iedereen leek op die dag te beseffen wat er belangrijk was in het leven en wat niet, heel bijzonder voelde dat.”
Fabio, ik heb je horen zeggen dat je Julius het liefst in jouw ploeg zou hebben. Maar moet je wel in één ploeg met je beste vriend willen zitten?
Fabio: “Ik denk dat het in ons geval heel goed zou gaan. Als er iets speelt, gaan we in gesprek. En juist dat soort gesprekken liggen aan de basis van betere prestaties. Bij ons in de ploeg zijn alle ploegmaten sowieso gewend elkaar de waarheid te vertellen, dus Julius zou daar goed passen. En het zou gewoon heel gezellig zijn. Ik bedoel: je hebt genoeg ploeggenoten waar je niks mee hebt. Dan zit je met elkaar op een kamer en dan zeg je geen reet.
Hoe bijzonder zou het zijn om met je beste vriend te koersen, de wereld rond te reizen en alles te kunnen delen? Daarnaast is Julius een heel goede renner. Ik geloof er heilig in dat hij een grote klassieker kan winnen. Je hebt renners die heel jong op hun best zijn, maar Julius is een renner die rijpt door jarenlang uren te maken. Hoe meer grote rondes hij rijdt, des te sterker hij zal worden. Er zit echt een grote motor en een groot herstelvermogen in die jongen. Als hij elk jaar een procentje verbetert, zit hij over vijf jaar tegen de wereldtop aan. Ik geloof daar echt in, omdat ik weet waar we vandaan komen en waar we zijn gekomen. We zijn allebei 26, we groeien sowieso door tot ons dertigste.”
En andersom Julius, wat voor toekomst zie jij voor Fabio?
Julius: “Fabio is in wat hij nu doet al een van de besten, zo niet dé beste ter wereld. Voor hem is het zaak om daar te blijven. Hij wil zichzelf altijd verbeteren, maar als hij aan de top kan blijven is dat een megaprestatie. Het is voor hem zaak om ook de juiste mensen in je sprinttrein te hebben en dan in plaats van één rit in de Tour de France er drie te winnen.”
Fabio: “Dat is inderdaad mijn streven. Kijk, er is nu al een sprinter geboren die ooit sneller gaat zijn dan ik. Maar die moet ik zo lang mogelijk achter me zien te houden.”
Zou het verhaal rond zijn als Julius ooit een sprint aantrekt die jij afmaakt?
Fabio, lachend: “Dan zou het verhaal zeker rond zijn. Kleine kans, maar zeg nooit nooit.”
Dan moet er wel een extra hoofdstuk in het boek.
Fabio: “Klopt, schrijf dat maar op, dan weet Menno dat alvast.”
Helden Magazine 66
Het verhaal van Fabio Jakobsen en Julius van den Berg komt voort uit Helden Magazine 66. De 66ste editie staat in het teken van ‘nieuwe Helden’. Op zijn 28ste heeft Nyck de Vries een stoeltje in de Formule 1 bemachtigd. Helden ging bij hem langs in Monaco en sprak hem over het bizarre leven dat hij leidt.
In deze editie lees je ook een uitgebreid interview met duizendpoot Rico Verhoeven. Hij is al tien jaar wereldkampioen kickboksen, succesvol ondernemer, vader én acteur. Ook een gesprek met Daphne van Domselaar. Bij het EK van 2022 werd de doelvrouw van FC Twente gebombardeerd tot nieuwe held en is nu de eerste keeper van Nederland. Daarnaast spraken we met Xavi Simons, wie al sinds jongs af aan in the picture staat én breekt marathonloopster Nienke Brinkman record na record.
Verder in Helden 66 interviews met de trainer van Feyenoord: Arne Slot, de winnaar van het tennistoernooi van Rosmalen: Tim van Rijthoven, één van de kroonjuwelen van Ajax: Kenneth Taylor én paralympisch zwemkampioene: Chantalle Zijderveld.
José de Cauwer is oud-renner en wieleranalist van de VRT. Een gesprek over onder meer Mathieu van der Poel, Remco Evenepoel en Jonas Vingegaard. Klaas-Jan Huntelaar blikt terug op de koninklijke avond in Madrid. Victoria Koblenko spreekt paralympisch wielerkampioen Tristan Bangma. Als laatste verteld Nouchka Fontijn in ‘De dag dat alles misging’ dat ze dacht dat ze wereldkampioen was én Fenna Kalma is de aanstormende spits van de Oranjevrouwen.
Wil je het hele nummer lezen? Bestel Helden Magazine 66 via onze webshop. Geen inspirerende sportverhalen missen van jouw Nederlandse sporthelden? Kies het abonnement dat bij jou past en word abonnee.